PLEIDOOI VOOR WATERRIJK HANDELEN inhoudelijk verhaal achter de maquette “Meesurfen op de zondvloed” vervaardigd voor de Tweede Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam 2005
TWEEDE EDITIE 1
INHOUD
1
VOORWOORD
2
SAMENVATTING
3
VOORGESCHIEDENIS
4
POSITIONERING ONDERWERP
5
FOCUS VAN DE OPGAVE
6
VOORSTEL
7
ZORGEN DAT HET WERKT
8
COLOFON
3
1 VOORWOORD Deze publicatie beschrijft de inhoudelijke argumentatie bij een voorstel voor een complete herziening van het watersysteem van WestNederland. Dit voorstel heeft de vorm van de maquette “Meesurfen op de zondvloed” die is gemaakt voor en tentoongesteld op de Tweede Architectuur Biënnale Rotterdam 2005. Het vormt een onderdeel van het Waterrijk van de Vereniging Deltametropool en formuleert een antwoord op de constatering dat de klimaatwijziging significant andere eisen stelt aan het waterbeheer in de Deltametropool. Hiervoor moet het watersysteem drastisch worden omgebouwd om aan die nieuwe, aanzienlijk hogere, eisen te kunnen voldoen. Als centrale doel geldt de hoogst mogelijke, economisch haalbare en duurzame garantie op een droge (bewoonbare) Deltametropool. Er is consensus over het probleem, West-Nederland ligt beduidend onder het niveau van de zee (NAP) en het watersysteem wat dit mogelijk maakt is nooit ‘berekend’ op het verwerken van al het extra water dat onder andere de klimaatverandering over deze delta uitstort. Ondanks de erkende urgentie is er geen erkende oplossing, noch een verantwoordelijke of probleemeigenaar. Deze paradox is hardnekkig. De communicatie - via de maquette en deze bijbehorende argumentatie - moet de uiteindelijke eigenaar en gebruiker van het watersysteem, de inwoner van Deltametropool worden bereikt. Daartoe moet een hels complex vraagstuk hanteerbaar worden gemaakt voor deze gebruiker. Het in deze publicatie beschreven voorstel dient eveneens als fundament voor het verbeelden van de mogelijke uitkomst (handelingsperspectief). Het Waterrijk voorziet dat de grootscheepse verbouwing van het watersysteem wordt gebruikt als vector (drager met een richting en een snelheid) voor de ombouw van de door verstedelijking bedreigde
Metropolitane parksystemen Historische voorgangers Waterrijk Parijs (1650-1700) Wörlitz (1760-1830) Boston (1878-1895)
groene ruimte, die vervolgens wordt omgevormd tot een aantrekkelijk metropolitaans parklandschap. Dit parklandschap wordt geplaatst binnen de context van het “Holland Festival van het landschap” waarop nu driftig wordt gestudeerd: de inrichting en gebruik van het parklandschap met een cultureel aspect (archeologie), historische artefacten van vormen van (verleden) ruimtegebruik, recreatieve en economische uitbating van dit parklandschap. Momenteel wordt er op alle ambtelijke en bestuurlijke niveaus nagedacht over haalbare oplossingen. Die oplossingen op de korte en op de lange termijn verschillen wezenlijk. Het gekozen korte termijnperspectief is een dominant technische oplossing; meer pompen om de (tegenwoordige) ontoereikendheid van de buffercapaciteit te compenseren. Dit gaat ten koste van een lange termijn ruimtelijke oplossing, die voorziet in een opslagcapaciteit (buffer) die het mogelijk maakt het te veel aan water tijdelijk te bergen en daardoor met minder pompcapaciteit, wel een adequate peilbeheersing te realiseren. Door nu te mikken op de korte termijn, zonder dat een investering in de korte termijn kan dienen als een voorinvestering op de lange termijn, is het manco aan een integraal perspectief en een integrale lange termijnoplossing garant voor een desinvestering. Het Waterrijk mikt juist wel op een integrale en duurzame lange termijnoplossing, ‘verpakt’ in een metropolitaan parksysteem. Het Waterrijk neemt deze paradigmashift naar het technisch imperatief als gegeven aan en voorziet in de aanleg, op termijn, van een herinrichting van het watersysteem. De functie van deze Holland Boezem is wateropslag, recreatieruimte, aan- en afvoerkanaal van overtollig regenwater (vooral vanuit de stad) en schoon water in droge perioden. Donald van Dansik, agent
5
2 SAMENVATTING Ontwikkelingen in Europa en de wereld zorgen dat ook in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland veranderingen zullen en moeten plaatsvinden. Als het economische kerngebied van Nederland zal het stedelijk netwerk in het Westen van Nederland als één metropolitaan gebied moeten gaan functioneren, om een sterke internationale concurrentiepositie te verwerven dan wel te behouden. Door de ligging van dit stedelijk netwerk in de delta van Rijn en Maas, een Deltametropool, is waterbeheer van existentieel belang. Dit voorstel richt zich op het regionale watersysteem in de Deltametropool. Op een aantal punten is het regionale systeem ‘aangehaakt’ op het hoofdsysteem van grote rivieren en zee. Het regionale systeem bevat het netwerk van boezemwateren waaraan de lokale systemen van polders en steden zijn aangehaakt. Er zijn allerlei veranderingen aan de hand met vraag en aanbod van water. Omdat dit een pleidooi is voor een herinrichting van het regionale watersysteem, is de focus van de opgave het teveel aan regenwater in natte tijden en het tekort aan schoon zoet water in droge tijden. Anders gezegd, het regent steeds harder in kortere tijd, en er is minder aanbod van en meer vraag naar agrarisch en stedelijk bruikbaar water in droge tijden. Hier speelt mee dat de oorspronkelijke flexibiliteit van het boezemsysteem, om deze pieken in vraag en aanbod op te vangen, meer en meer is afgenomen. Hierdoor is de bufferende functie van de boezem niet meer toereikend bij plotselinge en hevige verschillen in vaag en aanbod van water. Dit heeft verschillende oorzaken. Ten eerste is het verhard oppervlak sterk toegenomen, waardoor regenwater veel sneller afstroomt en via de lokale watersystemen op de boezem wordt afgewaterd. Ten tweede is sinds de jaren ’50 de flexibiliteit van de polders als
Oorzaken waterberging verdwenen. De watertrappenkaart van 1953 laat goed zien (in paars en blauw) dat in het winterhalfjaar het water tot in of net onder het maaiveld kon komen. West-Nederland was 1 grote spons die in het neerslagrijke halfjaar enorm veel water kon opvangen. Deze spons is radicaal verwijderd. In de jaren 50, 60 en 70 is de landbouw door middel van landinrichting en ruilverkaveling gemoderniseerd, ondermeer door haar vaste winteren zomerpeilen te bieden op een veel diepere ontwateringsbasis. De landbouw dankt er zijn succes aan, maar tegelijkertijd heeft het diep malen, samen met het uitdijend stedelijk oppervlak, er voor gezorgd dat de vroegere flexibiliteit om water tijdelijk te bergen, volledig is verdwenen.
Verhard oppervlak
Tot nog toe losten de waterschappen de problemen op met het plaatsen van steeds zwaardere gemalen. Zowel aan de kant van de polder als aan de kant van het hoofdsysteem. Als de totale capaciteiten maar bleven kloppen. Daar geldt langzamerhand de wet van de verminderde meeropbrengst. Nog zwaarder gemalen bieden relatief minder soelaas. Er moet iets anders gaan gebeuren: het is tijd voor ‘groot onderhoud’ aan het watersysteem in de Deltametropool. Dit is een pleidooi voor hoe dit zou kunnen worden aangepakt door hiervoor een concreet voorstel te doen. De energie en investeringen die met dit ‘groot onderhoud’ gemoeid zijn, zorgen tegelijkertijd voor een vergroting van de aantrekkelijkheid van de Deltametropool als vestigingsmilieu door deze te combineren met ingrepen ter vergroting van de kwaliteit van het landschap om in te wonen, werken en recreëren. Dit draagt bij aan een verbetering van de internationale concurrentiepositie. Een waterrijke omgeving een groot voordeel dat beter kan worden benut. Hoewel dit voorstel zich richt op het watersysteem, moet het worden gezien als een bouwsteen voor integrale oplossingen en ontwerpen voor het landschap in de Deltametropool. In het voorstel wordt extra capaciteit voor piekberging van regenwater aan het boezemsysteem gehangen. Dit gebeurt door in de diepe droogmakerijen (waar
watertrappenkaart in 1953
Watertrappen 1953 ^ Natte component verdwenen
hoofdsysteem en boezem
zoutberging
piekberging (inclusief zoutberging)
voorraadberging
nou eenmaal de grootste peilfluctuaties kunnen worden opgevangen) “bergboezems” te realiseren. Dit zijn bedijkte gebieden van een behoorlijke omvang waar afvoerpieken tijdelijk kunnen worden geparkeerd. Om de gebieden niet al te groot te maken in de drukke Deltametropool – waar ruimte schaars wordt – moeten ze flinke peilfluctuaties aankunnen. Een paar keer per jaar komen deze boezems half vol, eens per 10 jaar helemaal vol te staan. Combinaties met recreatie liggen voor de hand bij deze bergboezems voor piekberging. Om het vraagstuk van vraag naar schoon water in droge tijden het hoofd te bieden worden de volgende ingrepen geïntroduceerd. Aan de oostkant van het systeem (Markermeer, en door het in ere herstellen van de Hollands-Utrechtse waterlinie) wordt in natte tijden relatief schoon water ingelaten en opgeslagen als zogenaamde voorraadberging. In tijden van droogte wordt deze voorraad ter hoogte van de Oude Rijn van oost naar west door het systeem en vervolgens naar het zuiden richting Schie- en Delfland en naar het noorden richting de Rijnlanden afgebogen. Om de verzilting van het water, en daarmee de behoefte om weer door te gaan spoelen, tegen te gaan stellen we voor de zoute kwel te isoleren in omkade bergingsgebieden. Vanzelfsprekend daar, waar de zoute kwel het sterkst is, namelijk op een aantal plekken in de diepe droogmakerijen als zogenaamde zoutberging. Hier wordt het zoute water in de zomer vastgehouden. Als de eerste buien zijn gevallen aan het begin van het natte halfjaar, wordt het brakke water geloosd. Zo komen deze bergingen tijdig vrij om mee te doen in het systeem van piekberging in het natte winterhalfjaar. Piek- en zoutberging overlappen elkaar dus. De afgelopen jaren is al driftig op dit vraagstuk gestudeerd. Deze publicatie bevat hiervan, voor de meest recente periode, een kort overzicht. Sinds de oprichting van de Vereniging Deltametropool in 2000 heeft zij zich actief bezig gehouden met het
7
zoeken en formuleren van oplossingen op dit vlak, juist ook omdat het van existentieel belang is voor een metropool in een delta. Dit voorstel kan worden gezien als een ‘update’ in deze reeks, èn als een oproep tot handelen. Sinds enige tijd is er een algemene consensus in Nederland dat er een andere benadering in het waterbeheer van Nederland nodig is. In plaats van de technische ingrepen van de afgelopen eeuw (meer pompen) vragen de omstandigheden om meer ruimte voor water, zoals ook in dit voorstel wordt aangereikt. Het rapport Waterbeheer in de 21e Eeuw (Commissie Tielrooij, 2000) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (waterbeheerders, 2002) zijn hiervan exponenten. Maar in de daadwerkelijke besluitvorming over projecten en uitvoering in zowel waterbeheer als ruimtelijke ordening is van deze nieuwe benadering niet veel te merken. Nog steeds word vooral gekozen voor technische ingrepen waarbij wordt gekozen voor oplossingen met grote pompen en waarbij het bestaande systeem wordt gehandhaafd. De ruimtelijke oplossingen (meer ruimte voor water) waarover algemene consensus leek te bestaan komen niet van de grond. In de huidige praktijk is er dus een verschil tussen preek en handelen. Dit wordt veroorzaakt door de spanning tussen korte en lange termijn. De korte termijn met vooral technisch oplossen door meer pompen, en de lange termijn waar duidelijk is dat er meer ruimte voor water zal moeten komen, wat vervolgens ruimtelijke integrale oplossingen zal betekenen. Hier doorheen speelt de ‘verzuiling’ van de sectoren, zoals waterbeheer, ruimtelijke ordening en economie. Elk kent haar eigen wetgeving, normeringen, middelen en niet onbelangrijk bestuurders. De ‘ouders van de maquette’, Vereniging Deltametropool, Leven met Water en H+N+S Landschapsarchitecten, willen onder andere met deze maquette en de bijbehorende publicatie de discussie opgang brengen die leidt tot daadwerkelijk waterrijk handelen.
totaalbeeld
3 VOORGESCHIEDENIS
Water in de Deltametropool
De maquette “Meesurfen op de zondvloed” is geen op zichzelf staande actie, maar past in een reeks van initiatieven en onderzoeken waarin water, het watersysteem en de wateropgave in de Deltametropool het onderwerp zijn. Hieronder een dwarsdoorsnede van deze ‘voorlopers’ waarop de maquette mede is gebaseerd. Het Waterrijk van de Deltametropool Auteur: Teun Koolhaas Associates in 1998 Opdrachtgever: Vereniging Deltametropool (voorloper) Het rapport is een cartografische inventarisatie, met als doel een indruk te krijgen van de rol van het landschap in de Deltametropool. Naast oppervlaktewater, waterpeil en waterwegen worden ook natuur, cultuurhistorie, recreatie gebieden, kapitaal en kennisintensieve landbouw en bodem cartografisch geïnventariseerd. Op basis van dit basiskaartmateriaal op de schaal van de gehele Deltametropool wordt een schets gemaakt van een mogelijke structurele opzet van het Waterrijk. Water in de Deltametropool, een toekomstverkenning van de waterhuishouding in de Deltametropool Auteur: Iwaco & H+N+S in 2000 Opdrachtgever: Vereniging Deltametropool In dit rapport wordt het tussenboezem-idee geïntroduceerd: “een nieuw en zelfstandig systeem met flexibel peilbeheer en een bijzondere waterkwaliteit”. Er worden vervolgens twee ruimtelijke ontwikkelingsrichtingen uitgewerkt, namelijk het ringmodel en het netwerkmodel. In het ringmodel worden de retentiemogelijkheden vooral aan de binnenring van de Randstad gezocht, in het netwerkmodel verspreid door de gehele Deltametropool. Het zijn modellen die
ontwikkelingsrichtingen aangeven en daarbij de mogelijkheden voor combinaties met andere functies als recreatie, natuur en wonen illustreren. Waterkansen in het Groene Hart Auteur: Arcadis in 2000 Opdrachtgever: waterbeheerders in het Groene Hart De kwaliteit en vooral de kwantiteit van de watervraag en het wateraanbod in het Groene Hart worden in dit rapport geïnventariseerd. Het bevat een grondige analyse van het regionale watersysteem en de knelpunten hierin. Vervolgens wordt een overzicht gegeven van mogelijk oplossingsrichtingen en te hanteren strategieën, waarbij de kwalitatieve en kwantitatieve gevolgen worden gegeven. Verder dan een concept eindrapport is het helaas nooit gekomen. Water in de Deltametropool Auteur: Werkgroep Waterrijk, ondersteund door H+N+S in 2001 Opdrachtgever: Vereniging Deltametropool Op basis voorstellen uit eerdere studies, zoals het ring- en netwerkmodel, en expertise van de waterschapsleden van de Vereniging Deltametropool wordt een vrij gedetailleerd inrichtingsvoorstel gedaan voor het watersysteem in de Deltametropool in 2050. Hoofdonderdelen zijn twee nieuwe ‘aanvoerlijnen’ van relatief schoon water vanuit het oosten naar voorraadberging in enkele droogmakerijen gelegen midden in de Deltametropool.
9
Waterrijk, verkenning van een metropolitaan parksysteem Auteur: Vereniging Deltametropool in 2002 Opdrachtgever: Vereniging Deltametropool Het inrichtingsvoorstel van Water in de Deltametropool wordt in deze studie gecombineerd met de aspecten cultuurhistorie, landschap, recreatie, natuur en landbouw. Resultaat is een ontwerpmethode of concept voor een integraal metropolitaan parksysteem in de Deltametropool. Kern van de zaak is dat het landelijk gebied, net als het stedelijk gebied, bestaat uit onderdelen die verschillen in grootte, verschijningsvorm, gebruik, kwaliteit etc., maar onderling worden verbonden door netwerken van waterwegen en recreatieverbindingen. Deze twee laatste netwerken dienen in hoofdlijn op metropolitaan niveau ontworpen te worden, op niveau van deelgebieden kunnen gebiedsgerichte ontwerpen gemaakt worden. Deelstroomgebiedsvisies Auteur: diverse adviesbureaus in 2002-2003 Opdrachtgever: regionale waterbeheerders in Nederland Om te zorgen voor de regionale inbreng bij het Nationaal Bestuursakkoord Water hebben de regionale waterbeheerders (in casu waterschappen en provincies) deelstroomgebiedsvisies gemaakt. Deze schetsen een beeld van de waterproblematiek en de richting waarin (ruimtelijke) oplossingen gezocht moeten worden om deze het hoofd te bieden. In de Deltametropool zijn vooral de deelstroomgebiedsvisies Midden-Holland en Amstelland relevant.
WATERRRIJK VERKENNING VAN EEN METROPOLITAAN PARKSYSTEEM
regionaal recreatiesysteem
4 POSITIONERING ONDERWERP In deze paragraaf wordt het onderwerp van het voorstel, namelijk het regionaal watersysteem in de Deltametropool, geplaatst in zijn context. Op deze manier wordt in grote lijnen duidelijk gemaakt welke functies dit regionaal watersysteem heeft en hoe het functioneert.
schematische weergave input-poutput van water in Nederland
schematische weergave van regionaal watersysteem in de context van nationale wateren
Het bestaan van Nederland is verbonden met water, gegeven de geografische ligging aan de Noordzee in het deltagebied van Rijn, Maas en Schelde. Van oudsher heeft de mens de waterhuishouding beïnvloed, om te zorgen voor beveiliging tegen overstromingen, afvoer ten behoeve van landbouw(ontginningen) en aanvoer ter bestrijding van droogte en zout en voor doorspoeling tegen en verbetering van de waterkwaliteit. Het waterhuishoudkundige hoofdsysteem bestaat uit een zoet en een zout deel. Het zoute deel beslaat Noordzee, Waddenzee en Westerschelde. Grofweg bestaat het zoete deel uit de grote rivieren, de grote kanalen (Nieuwe Waterweg, Noordzeekanaal, Amsterdam-Rijnkanaal) en het IJsselmeergebied.
De boezem is een afwisselend, meer en minder fijnmazig netwerk van waterwegen, waarop de polders uitwateren. Dit boezemsysteem in de Deltametropool is op een aantal hoofdpunten aangetakt op het hoofdsysteem. In het Oosten functioneert de Oude Rijn als inlaat. In het Zuiden wateren de Rotte, Schiekanaal en Hollandse IJssel uit op de Nieuwe Maas en Waterweg. In het Noorden wateren de Amstel, het Spaarne en de ringvaart van de Haarlemmermeer uit op het Noordzeekanaal. Tussen de Nieuwe Waterweg en het Noordzeekanaal heeft de Deltametropool een ‘eigen’ uitwaterpunt’ direct op de Noordzee. Dit is het gemaal bij Katwijk, waar de Oude Rijn in de Noordzee uitmondt. Poders zijn er en alle soorten en maten, in het gebied van de Deltametropool zijn er: veenpolders waarden droogmakerijen uiterwaarden oud bedijkt land afgegraven land aandijkingen landfill en aanplempingen
De Rijn is de overgrote ‘leverancier’ van water in Nederland. Zowel neerslag en verdamping als kwel en inzijging houden elkaar in evenwicht. Er stroomt dus evenveel water Nederland binnen vanuit het continent via de grote rivieren als er in het Westen in de Noordzee stroomt. Dit gebeurt op natuurlijke wijze of via gemalen. Het regionaal watersysteem in de Deltametropool Waterhuishoudkundig gezien is de Deltametropool zo’n beetje begrensd door het Noordzeekanaal, Markermeer en IJmeer in het Noorden, het Amsterdam-Rijnkanaal in het Oosten, de grote rivieren in het Zuiden en de Noordzee in het Westen (dijkring 14).
11
5 FOCUS VAN DE OPGAVE Veranderingen in klimaat, in combinatie met intensiever gebruik van het land en vermindering van de acceptatie van wateroverlast, zorgen ervoor dat er steeds hogere eisen aan het watersysteem moeten worden gesteld. Het landijs op de Zuidpool smelt net als dat van gletsjers, het regent harder in kortere tijd en regenwater wordt door de toename van verhard oppervlak steeds sneller afgevoerd. Grofweg zijn er vier categorieën ‘watervraagstukken’, die elk een ander onderdeel van het watersysteem belasten. hoofdsysteem: 1. Zeespiegelrijzing en bodemdaling zorgen er voor dat de primaire waterkering langs de kust aan hogere eisen moet voldoen. Het verhelpen van de zwakke schakels langs de kust zijn versterkingen van het bestaande systeem. Het aanleggen van een kustlocatie (bijvoorbeeld een strook land voor de kust tussen Hoek van Holland en Scheveningen) is voorbeeld van een wijziging van het systeem zelf. 2. Verhoogde rivierafvoer, en vooral de vergroting van pieken in deze afvoer, nopen tot de voor de hand liggende oplossing van versterking en verhoging van rivierdijken. Deze dijkverzwaring zijn ingrepen binnen het bestaande systeem. De strategie ‘ruimte voor rivieren’ (voormalige uiterwaarden en nevengeulen worden teruggegeven aan de rivier) is gericht op het aanpassen van het systeem zelf. regionaal systeem: 3. Meer regenwater in kortere tijd, extreme neerslag, en vraag naar water in droge tijden zorgen voor een hogere belasting van het regionale systeem. Extra pompen om het regenwater af te voeren en de aanvoer van water van elders (gebiedsvreemd) in droge tijden zijn aanpassingen binnen het bestaande systeem. Het maken van ‘ruimte voor water’ zodat er binnen het systeem zelf voorraad- en piekberging plaats kan vinden, betekent verandering van het
systeem zelf. 4. Verontreiniging door zoute en verontreinigde kwel is een probleem omdat de eisen voor en omvang van de vraag naar schoon water toenemen door steeds intensiever agrarisch gebruik. Het vergroten van de doorspoeling met ‘vers’ water is een geijkte oplossing binnen het bestaande systeem zelf. Het vasthouden en daarmee lokaliseren in een diepgelegen droogmakerij waar deze van zoute kwel optreedt is een verandering van het systeem zelf. Omdat het onderwerp van dit voorstel het regionale systeem betreft, ligt hier de focus, namelijk (3) grotere pieken in de verwerking van regenwater in natte tijden en vraag naar water in droge tijden en (4) verzilting. Op de lange termijn zal met enkele aanpassingen van het bestaande systeem door middel van extra en grotere pompen onvoldoende zijn. Veranderingen in het systeem zelf zodat dit meer robuust wordt en pieken kan opvangen, zijn daarom nodig. Hieronder
is een tabel afgebeeld met de kwantitatieve inschattingen van deze watervraagstukken in de Deltametropool. Het is duidelijk dat ze onderling moeilijk vergelijkbaar zijn door verschillen in gebruikte categorieën en termen. Bovendien lopen er bij de verschillende waterbeheerders verscheidene onderzoeken, zoals bijvoorbeeld de onderzoeken die moeten leiden tot het vaststellen van de stroomgebied-beheerplannen eind 2008. De exacte grootte van de regionale opgave is niet voorhanden, desalniettemin blijft helder dat de regionale opgave bestaat en hoe dan ook een substantiële claim op de ruimte zal leggen. In de Deltametropool is het nu zaak hierop te anticiperen en minimaal tot reserveringen te komen, de wateropgave is immers niet de enige opgave met een claim op de ruimte.
jaar
naam, titel
driedimensionaal
2000
Waterrijk Deltametropool Bron: Iwaco & H+N+S iov Vereniging Deltametropool
Seizoensberging (+/- 1 m): 370 milj. m
2000
Waterkansen in het Groene Hart Bron: Arcadis iov Bestuurlijk Platform Groene Hart
Waterbehoefte: 682 milj.m - flexibel peilbeheer (3 cm): 15 milj.m3 3 - conserveren (2 m): 330 milj.m - aanvoer: 337 milj.m3
50.000 ha 16.500 ha
66.500 ha
2001
Water in de Deltametropool Bron: “kaart Van der Does”
Hoofdfunctie Water Nevenfunctie Water
29.000 ha 40.000 ha
69.000 ha
2003
Deelstroomgebiedsvisies Bron: Midden-Holland (feb. 2003), Amstelland (dec. 2002)
Midden-Holland 3 - Wateroverlast: 15,5 milj.m - Waterbehoefte: 145 milj.m3 Amstelland - calamiteitenberging (0,5-1 m): 800 ha - zoekgebied nieuwe plas (1 m): 3750 ha - piekberging: 800 ha
2005
Surfen op de zondvloed Bron: H+N+S
Piekberging voorraadberging
3
tweedimensionaal sub totaal 40.000 ha
3
21.000 ha (een inschatting van H+N+S)
20.000 ha 10.000 ha
30.000 ha
6 VOORSTEL boezem Het voorstel verbeeld in de maquette “Meesurfen op de zondvloed” formuleert een antwoord op de regionale wateropgave in de Deltametropool. Dit voorstel bestaat uit vier onderdelen die elk een ander aspect van de opgave aanpakken. Boezem Het voorstel gaat grotendeels uit van het bestaande boezemstelsel dat als een verbindend netwerk functioneert. In natte tijden slaan polders en steden overtollig water uit op deze boezem, in droge tijden laten ze water in vanuit de boezem. In tegenstelling tot eerdere voorstellen om onafhankelijk van de boezem enkele nieuwe aan- en afvoerlijnen te construeren, zogenaamde tussenboezem, wordt hier de huidige boezem gebruikt. Maar dit wordt wel geoptimaliseerd, waarbij twee concrete onderdelen worden genoemd. Ten eerste het verbinden van de noordelijke punt van de Rotte met de Gouwe in het westen en de Noord Aa juist ten Noorden van Zoetermeer. Dit maakt het mogelijk voor de Rotterdamse regio om aanvoer van schoon water via de Rotte te laten lopen. Bovendien lost het een missing link op als recreatieve vaarroute. Een nieuw meer ten noordwesten van Leiden is een tweede toegevoegd element. Het gaat hier om een droogmakerij die is gelegen in een omgeving van andere plassen die eveneens onderdeel zijn van de boezem, zoals de Kager Plassen en de Braassemermeer. Het unieke hieraan is dat het waterpeil dus op boezem hoogte ligt en zonder sluizen vanuit het netwerk bevaarbaar is. Zoutberging Een kwalitatief aspect van de regionale wateropgave is de toename van het doordringen van zoute kwel. Dit is het gevolg van diepe grondwaterstromen vanuit de Noordzee naar het laaggelegen West-
13
Nederland. Dit verontreinigen van het oppervlakte water met mineralen treedt vooral op in diepgelegen droogmakerijen. Eén strategie is om deze verzouting te accepteren en gebruik van water en daarmee land op deze nieuwe situatie aan te passen. Het telen van gewassen die tegen zout kunnen is hier een voorbeeld van. Een andere strategie is gericht op het lokaliseren van de grootste zoutbronnen en zoveel mogelijk uitschakelen. Door deze polders aan te wijzen als zoutberging en in de zomer niet door te spoelen met schaars en dus kostbaar schoon water, hoeft er niet worden gepompt en geloosd op de boezem. In de zomer hoopt het zoute water zich dus op in deze zoutbergingspolders. Door nu in deze polders, of delen daarvan, continu een waterpeil van bijvoorbeeld 1,5 meter te handhaven worden twee vliegen in één klap geslagen. Ten eerste werkt deze waterschijf als een stop door de tegendruk die het geeft aan de zoute kwel. Daarnaast beidt het mogelijkheden voor waterrecreatie. Bovenop de waterschijf van 1,5 meter is dan zo’n 1,5 meter beschikbaar om het water met zoute kwel op te slaan. Na de zomerperiode kan het peil weer teruggebracht worden tot 1,5 meter door water gecontroleerd via de boezem af te voeren naar zee. Op basis van informatie uit de deelstroomgebiedsvisies Midden-Holland en Amstelland zijn de polders met de meeste zoute kwel gelokaliseerd en aangemerkt als zoutberging. Hier dient opgemerkt te worden dat de invoering van de Europese Kaderrichtlijn Water in de nabije toekomst zal zorgen voor aandacht en ingrepen met betrekking tot het kwalitatieve aspect van de wateropgave. Voorraadberging In droge tijden is er vraag naar zoet en schoon water. Zoals in de paragraaf “Focus van de opgave” staat beschreven is geen eenduidige exacte omvang van deze opgave in Deltametropool beschikbaar. In de huidige situatie wordt water uit de boezem ingelaten, die weer wordt aangevuld met water uit het hoofdsysteem, namelijk de grote rivieren.
zoutberging
voorraadberging
Door verminderen van de hoeveelheid water die de rivieren in de zomer afvoeren, dringt het zout vanuit de Noordzee steeds verder door naar het oosten, de zogenaamde zouttong. Gecombineerd met de verminderde beschikbaarheid van zoet water in de zomer zorgt deze zouttong ervoor dat het doorspoelen van de polders en steden in de zomer meer en meer problematisch wordt. Dit voorstel bevat extra ruimte voor voorraadberging van 10.000 hectare. Met een gemiddelde waterschijf van 1,5 meter betekent dit een capaciteit van 150 miljoen m3. Deze hoeveelheid schoon zoet water is in de zomer beschikbaar en vermindert dus de hoeveelheid water dat uit het hoofdsysteem moet worden ingelaten. Ter illustratie; de Waterkansenkaart van het Groene Hart spreekt van een waterbehoefte van een kleine 700 miljoen m3. Vanwege de zouttong in de grote rivieren is het zaak zo veel mogelijk bovenstrooms, dus oostelijk, af te tappen van de rivieren. Ook de lokatie van de voorraadberging zelf moet buiten bereik van de zouttong liggen. Er is gekozen voor nieuwe voorraadberging ten zuid-oosten van de Deltametropool, waar in verband met de Nieuwe Hollandse Waterlinie van oudsher inundatiegebieden zijn bedacht. Ten noord-oosten van de Deltametropool is het Markermeer een bestaande voorraadberging. Vanuit zowel de noord-oostelijke als de zuid-oostelijke voorraadberging kan het boezemsysteem worden gebruikt om het water in droge tijden naar het westen aan te voeren. Piekberging Een belangrijk aspect van de regionale wateropgave is het teveel aan water. Het regent steeds harder in kortere tijd, er is steeds meer verhard oppervlak dat de afvoer van dit regenwater versnelt terwijl ook de acceptatie van natte voeten of een ondergelopen weiland neemt af. Het ruimte maken voor deze pieken in de aanvoer van water geeft hierop een antwoord. De eerder genoemde zoutberging kan voor dit doel
15
worden gebruikt. In het voorstel wordt deze aangevuld tot een totaal van 20.000 hectare, bij een gemiddelde peilfluctuatie van 1 meter levert dat een capaciteit van 200 miljoen m3. Wanneer als rekenvoorbeeld een neerslaghoeveelheid van 100 mm in 24 uur wordt gebruikt, levert dat in de Deltametropool (400.000 ha) een wateropgave van 400 miljoen m3. In potentie ontlast de piekberging het regionale watersysteem door ‘de helft van deze regenbui op zicht te nemen’. Het betreft een theoretisch rekenvoorbeeld zonder nuance in geografie, capaciteiten in boezem etc. In het zuidelijk deel, ten zuiden van de Oude Rijn, van de Deltametropool is sprake van een sterke ruimtelijke fragmentatie. Hierdoor wordt de ruimte voor piekberging vooral in de resterende marges gezocht, op strategische lokaties nabij de stad. Logisch gevolg is aan te sluiten op lopende en geplande ingrepen. Voorbeelden zijn de GroenBlauwe Slinger, de Nieuwe Driemanspolder en de Eendragtspolder in de Rottewig. Het gebied ten Noorden van de Oude Rijn laat een ander beeld zien. Hier liggen de lokaties van zoutberging relatief dichter bij de grote steden, daar waar het regenwater het snelst afstroomt en het minst natuurlijke berging en acceptatie vindt. Deze zijn aangevuld met inundatiegebieden van de Stelling van Amsterdam. In zijn algemeenheid is bij het zoeken naar nieuw oppervlaktewater voor alle soorten berging gezocht naar zo groot mogelijke aaneengesloten eenheden. Hierdoor ontstaat een schaalgrootte die gemeenschappelijke voorzieningen zoals sluisjes mogelijk maken. Deze schaalgrootte maakt het ook aantrekkelijk voor recreatief commerciële activiteiten.
piekberging (blauw), inclusief zoutberging (paars)
7 ZORGEN DAT HET WERKT Bij velen leeft de vraag waarom er in de huidige praktijk weinig tot niets is te zien van ‘ruimte voor water’, terwijl dit adagium toch algemeen geaccepteerd is. Maar er zijn ook geluiden te horen die dit beeld nuanceren. Vooralsnog in deze paragraaf een voorpublicatie van een artikel over dit onderwerp dat in de voorjaarseditie 2006 van het Hollandblad verschijnt, een periodiek van de Vereniging Deltametropool. Samen met de andere twee ‘ouders van de maquette’, Leven met Water en H+N+S Landschapsarchitecten, richt de vereniging zich nu op dit onderwerp. PARADOX IN DE WATERWERELD en de nuance in deze schijnbare tegenstelling Sinds het verschijnen van het rapport “Waterbeheer in de 21e eeuw” van de commissie Tielrooij in 2000 leek het waterbeheer van Nederland te gaan veranderen. Verandering in klimaat en grondgebruik noopten tot een fundamentele verandering: meer ruimte voor water. En wie kent niet de ‘trits vasthouden-bergenafvoeren’. Alleen…. er is weinig te merken van dit ‘andere’ waterbeheer. Wat we zien zijn vooral technische oplossingen: meer en grotere pompen. De ruimtelijke oplossingen van meer ruimte voor water komen maar niet van de grond. John Steegh, dagelijks bestuurder van het Hoogheemraadschap van Rijnland, geeft verklaringen voor deze paradox in de waterwereld, maar brengt ook nuance aan. De paradox verklaard Het watersysteem is sterk versnipperd en van de principes van de commissie Tielrooij is nog weinig zichtbaar. Steegh geeft aan dat dit te maken heeft met de doorlooptijd van ruimtelijke plannen. In Nederland nemen projecten van start tot oplevering minstens tien
jaar in beslag. Besluiten van de afgelopen periode zijn nu dan ook nog niet zichtbaar. De besluiten die worden uitgevoerd en nu zichtbaar zijn, zijn tien jaar oud. Het zijn ‘pre-commissie Tielrooij’ projecten. Naast deze praktische doorlooptijd is er een verschil tussen korte en lange termijn. Besluiten op de korte termijn zijn vaak technisch: meer en grote pompen om overtollig water snel weg te krijgen. Op zich is hier niets mis mee: we zullen immers altijd blijven pompen. Maatregelen voor ‘ruimte voor water’ spelen juist op de lange termijn. Dit versterkt het beeld dat ‘ruimte voor water’ niet van de grond komt. Vergeleken met andere delen van Nederland is ruimte in de Deltametropool schaars. ‘Ruimte voor water’ betekent natuurlijk gewoon een claim op ruimte. Naast deze claim zijn er claims voor woningbouw, snelwegen, de ecologische hoofdstructuur etc. Juist in de Deltametropool is het een drukte van jewelste met deze ruimteclaims. In andere delen van Nederland zijn ontwikkelingen van ‘ruimte voor water’ wel zichtbaar, zoals “ruimte voor de rivier”, beekherstel in Oost-Nederland en slootverbreding in Noord-Holland. In het volledig ingerichte Nederland betekent een claim op de ruimte dat deze ten koste moet gaan van bestaand ruimtegebruik. Dat betekent meestal dat het ten koste gaat van agrarisch areaal. En boeren zijn goed vertegenwoordigd binnen de waterschappen, wat maatregelen in het kader van ‘ruimte voor water’ niet eenvoudig maakt: niemand wil inleveren als het (ook nog) anders lijkt te kunnen. Met dit laatste bevindt zich op het regionale niveau van het waterschap een bestuurlijke drempel, maar ook op nationaal niveau is dit het geval. De rijksoverheid benadert het vraagstuk namelijk vooral als een puur financiële kwestie. Men berekent de kosten van een verplaatsing van geplande ruimtelijke ontwikkelingen (vooral stedelijke uitbreiding) op een onlogische plek naar een meer logische plek vanuit
17
waterstaatkundig oogpunt gezien. Deze vergelijkt men sec met de kosten van het plaatsen van extra of grotere pompen. Zo wint de technische oplossing het altijd van de ruimtelijke. Daarnaast hebben de waterbeheerders van Nederland in 2002 een Nationaal Bestuursakkoord Water gesloten. Daarin is afgesproken dat de historische achterstand in de voor water noodzakelijke ruimte op stedelijk en op regionaal niveau voor rekening van de waterschappen komen. De relatief hoge kosten van het toepassen van ‘ruimte voor water’ in het regionale waterbeheer van de Deltametropool komen daarmee volledig voor rekening van de waterschappen. Tenslotte lossen waterschappen bij voorkeur en van oudsher problemen zelf op, dat zijn ze gewend. De kosten van maatregelen van ‘ruimte voor water’ zouden potentieel ook mede gefinancierd kunnen worden door andere sectoren. Combinatie van een waterberging, uiteindelijk toch een plas water, met recreatie ligt bijvoorbeeld erg voor de hand. Maar ook wonen op en aan water en drijvende kassen zijn bekend. Maar mede door dit wat introverte karakter van waterschappen komen deze combinaties niet vanzelf van de grond. Bovendien is de relatie lastig met de potentiële bondgenoten, zoals de sectoren recreatie, milieu, natuur, landbouw. Bij de daadwerkelijke uitvoering blijken verschillen in doelstelling en aanpak niet de voor samenwerking nodige synergie op te leveren. Een piekberging voor wateropslag bij hevige regen moet bij voorkeur zo leeg mogelijk blijven om zoveel mogelijk te kunnen opvangen wanneer dit nodig is. Voor waterrecreatie is het echter pas aantrekkelijk als er te allen tijden minimaal anderhalve meter water staat. Ook zijn sectoren vaak slecht georganiseerd, vooral bij recreatie is dat het geval. Bij de kassen zie je dat dure combinaties met water alleen van de grond komen als het water echt tot de lippen staat, zoals het in Westland.
Maar al deze verklaringen voor het (nog) niet zichtbaar zijn van maatregelen voor ‘ruimte voor water’ laten onverlet dat er wel degelijk veel in de pijplijn zit. Zo zijn er het ABC-project van het hoogheemraadschap van Delfland, de Tweemanspolder in Schieland en de Nieuwe Driemanspolder en de voorgenomen waterberging in de Haarlemmermeer binnen Rijnland: 4 projecten waarmee het goede voorbeeld wordt geven. Voor alle vier geldt, dat de oplossing wordt gezocht in een combinatie van bergen én malen en in maximale functiecombinaties met bufferzones tussen steden, ecologische hoofdstructuur en recreatie. Daardoor is de weerstand tegen deze projecten ook aanzienlijk kleiner en zien bestuurders en bewoners vooral de voordelen van meer open water. Een ander goed voorbeeld is de watertoets bij stedelijke uitbreiding. Dit houdt in dat er ‘waterneutraal’ gebouwd moet worden, een uitbreidingswijk moet waterhuishoudkundig zijn broek kunnen ophouden. Hiervoor is door de provincies de norm van ±10% gesteld, één tiende van het totale oppervlak moet ruimte voor water bieden. Kleinschalig komt het principe van ‘ruimte voor water’ van de grond, grootschalig blijkt lastiger. De ontwikkeling van het concept van de nieuwe polder kan ook in dit licht worden gezien, ook al is het nog sterk in ontwikkeling. Op lokaal (polder)niveau zou één waterpeil moeten worden ingesteld in plaats van meerdere peilvakken die nu in een polder bestaan. Omdat het grondoppervlak van een polder nooit helemaal vlak is, zullen er zo droge en natte plekken ontstaan. Op droge plekken zijn er mogelijkheden om te boeren, op natte plekken is ruimte voor water en bijbehorende natuur. Dit principe wordt ‘functie volgt peil’ genoemd. Als principe juist, het zorgt namelijk voor een ontsnipperen van het watersysteem, maar als concreet voorstel volstrekt irrealistisch, aldus Steegh. Rijnland hanteert het principe wel in de verschuiving
van lokale peilbesluiten naar watergebiedsplannen. Dit zijn besluiten over een groter gebied in plaats van afzonderlijke poldertjes. Resultaat is meer open water in de polder en een robuuster systeem. Kortom, ‘ruimte voor water’ is dus in de planvorming al zichtbaar, veranderingen in de praktijk zullen volgen. Herijking van de wateropgave Volgens Steegh is er ook een kentering zichtbaar in de houding ten opzicht van de kwantificering van de ruimte die voor water moet worden gemaakt, ook wel de wateropgave of waterclaim genoemd. Bij het bepalen van de wateropgave, waarover bijvoorbeeld werd gesproken in de zogenaamde Waterkansenkaart van het Groene Hart (2000) en de Waterrijk-studie van de Vereniging Deltametropool (2001), ging men uit van het principe van volledige zelfvoorziening. Dat houdt in: alle overtollig water in eigen gebied op kunnen slaan en altijd genoeg zoet en schoon water in eigen gebied te hebben, ook in heel droge periodes. Dus geen afwenteling bij een te veel aan water in het najaar en de winter, en geen inlaat in de zomer. Vooral de maatregelen voor voorraadberging die nodig zijn voor dit principe van zelfvoorziening, vergen achteraf gezien zoveel ruimte dat de kosten niet in verhouding staan tot de vermeden kosten bij een daadwerkelijk watertekort in een droge zomer. Het is dan efficiënter om de kosten bij een watertekort te aanvaarden, en eventueel te vergoeden, en/of aanvoer van elders te accepteren en te bekostigen. Er is dus een herijking van de wateropgave nodig. Het vermindert in ieder geval fundamenteel de ruimtebehoefte voor de wateropgave in de Deltametropool!
Ruimtelijke minstens zo belangrijk is inmiddels de waterkwaliteit, vanwege de Europese Kaderrichtlijn Water. Deze richtlijn eist resultaten, besteed voor het eerst systematisch aandacht aan ecologische kwaliteit en creëert een ‘level playing field’ in Europa. Overal dient men zich te houden aan dezelfde normen, zodat het onmogelijk is om (productie)kosten te besparen door deze af te wentelen op het milieu. Ook de resultaatsverplichting en de verbetering van de ecologische waterkwaliteit vereisen herinrichting en meer ruimte. De kwantitatieve wateropgave en de kwalitatieve Kaderrichtlijn hebben dus veel met elkaar te maken, of zouden dat in ieder geval moeten hebben. Het wordt spannend bij de vaststelling van de “stroomgebiedbeheerplannen” eind 2008! Gesprek met John Steegh, hoogheemraad van het Hoogheemraadschap van Rijnland, door Jan Willem Kooijmans, Vereniging Deltametropool, 10 feb. ‘06
Dat de indruk bestaat dat de waterbeheerders aan het rekenen blijven aan de wateropgave, is tot op zekere hoogte juist. Aan de andere kant moet de claim voor ruimte voor water ook echt hard kunnen worden maken, anders werkt ze averechts.
19
7 COLOFON Uitgave van de Vereniging Deltametropool Eerste editie: 30 exemplaren - februari 2006 Tweede editie: 200 exemplaren - maart 2006 Postbus 2885 2501 CW Delft T 015 2153011 F 015 2153018 E
[email protected] I www.deltametropool.nl tekst: Jan Willem Kooijmans ouders van de maquette “Meesurfen op de zondvloed”, vervaardigd voor de Tweede Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam 2005:
Vereniging Deltametropool
Leven met Water
H+N+S Landschapsarchitecten