PROCESRAPPORTAGE
1
2
Inhoud
8.1.
Selectie deelnemers ......................................................................... 18
1.
Definitie..................................................................................................4
8.2.
In hoeverre zijn de verwachtingen uitgekomen .................................. 18
1.1.
Vraagstelling ......................................................................................4
8.3.
Mening agrariërs over samenwerking met het waterschap ................ 19
1.2.
Methode .............................................................................................4
8.4.
Wat moet het vervolg zijn? ............................................................... 19
1.3.
Leeswijzer ................................................................................. 4
8.5.
Wetenschappelijk versus praktijkgericht ............................................ 20
Kort de opzet van het project Landbouw op Peil ......................................5
8.6.
Participatief meetnet ........................................................................ 20
2.1.
Doel en instrumenten..........................................................................5
8.7.
De menselijke maat .......................................................................... 20
2.2.
Organisatie ........................................................................................6
9.
2.
Beleidsvorming .................................................................................... 22
Motivatie binnen de waterschappen ........................................................7
10.
Communicatie .................................................................................. 23
3.1.
Bestuurlijke opdracht ..........................................................................7
11.
Positieve feedback en Nu? ............................................................... 24
3.2.
Betrokkenheid bestuur ........................................................................7
11.1.
Algemeen ........................................................................................ 24
3.3.
Betrokkenheid ambtelijke organisatie ..................................................7
11.2.
Bewustwording, kennis vastleggen en gebruiken? ............................. 24
3.4.
Betrokkenheid LTO .............................................................................8
11.3.
Praktijk proeven en Participatieve monitoring .................................... 24
3.5.
Betrokkenheid overige partijen ............................................................8
11.4.
Een sectorale aanpak volstaat niet meer. .......................................... 25
Momentum en tijdsgeest .........................................................................9
11.5.
Sneeuwbal effect.............................................................................. 25
Ommekeer binnen de landbouwsector ................................................9
11.6.
Vertrouwen en loslaten ..................................................................... 25
3.
4. 4.1. 5.
Interne evaluatie waterschappen........................................................... 10
5.1.
Verschillende aanpak ....................................................................... 10
5.2.
Doen versus Denken ........................................................................ 11
5.3.
Realisatie van innovaties binnen de organisatie ................................ 12
5.4.
Snelheid en druk op de uitvoering ..................................................... 12
6.
Interne organisatie LOP projectteam ..................................................... 14
7.
Het toepassen van het instrument BWHP .............................................. 16
8.
Verwachtingen deelnemende agrariërs ................................................. 18
3
1.
Definitie
1.2. Methode
Het project Landbouw op Peil is van 2011 tot en met 2013 uitgevoerd in de regio Rijn-Oost. Het project is geïnitieerd vanuit de behoefte om als regio de mogelijkheden verkennen van een klimaatbestendigere landbouw in relatie tot het toekomstig waterbeheer. Hiervoor zijn (innovatieve) maatregelen nodig in het (lokale) watersysteem, de bodem, teelten en verandering in de wijze van landgebruik en bedrijfsvoering. Daarnaast is ook adaptatie en acceptatie door zowel agrarische ondernemers als de waterbeheerders nodig om gezamenlijk te werken aan een klimaatbestendigere landbouw en waterbeheer. Met het project zijn vanuit de praktijk ontstane wensen uit de agrarische sector en effecten van maatregeleninzichtelijk gemaakt. Met projecten als zoals ‘Landbouw op Peil’ krijgen de waterbeheerders voeding voor mogelijke beleidsaanpassingen in de toekomst.
De ervaringen en bevindingen zijn door middel van interviews, evaluatiegesprekken en schriftelijke vragen aan de deelnemers, het projectteam en overige betrokken personen geïnventariseerd. De ervaringen en bevindingen uit de interviews zijn beschreven in de procesevaluatie LOP, Alterra 2013. Deze evaluatie is gebruikt als basis voor deze over-all procesrapportage.
1.3. Leeswijzer Deze procesrapportage beschrijft een meer ‘over-all’ evaluatie van het project Landbouw op Peil. In deze evaluatie zijn de ervaringen en bevindingen van de verschillende deelnemende partijen beschreven en vertaald naar leerpunten. De eerste 4 hoofdstukken geven een inzicht in de opzet van het project en de betrokkenheid van de partijen. In hoofdstuk 5 en 6 is ingezoomd op de verschillen van werkwijze van de onderlinge waterschappen binnen het projectteam. Hoofdstuk 7 gaat in op het gebruik van het instrument Bedrijfswaterhuishoudingsplan (BWHP). De ervaringen van de agrarische ondernemers of deelnemers op het project zijn beschreven in hoofdstuk 8. Het project heeft input gegeven voor de uitwerking van nieuw beleid (H9) en nieuwe kennis die gecommuniceerd is met de landbouw- en watersector (H10). Een algemene doorkijk naar leerpunten en een mogelijk vervolg is beschreven in hoofdstuk 11.
In ‘Landbouw op Peil’ gaat het niet alleen om natuurwetenschappelijke kennis (o.a. modellering van grondwater en gewasproductie, peilbeïnvloeding, experimenten met nieuwe gewassen), maar ook nadrukkelijk om sociaalwetenschappelijk aspecten (o.a. beleving van klimaatinvloed en communicatie) en de onderlinge samenwerking tussen waterschap en agrarische ondernemers. In deze procesrapportage zijn de bevindingen geëvalueerd en vertaald naar leerpunten voor de toekomst. Deze leerpunten kunnen gebruikt worden in vervolgtrajecten of nieuwe programma’s zoals het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) en het uitvoeringsplan van het project Zoetwatervoorziening Oost Nederland (ZON).
1.1. Vraagstelling De achterliggende vraag van dit procesrapport is: Wat zijn de leerpunten voor de realisatie van het tot uitvoering brengen van een klimaatbestendige landbouw in regio Oost? Met de volgende deelvragen: • Hoe is het proces verlopen? • Wat was een succes en wat niet?
4
2.
Kort de opzet van het project Landbouw op Peil Het project is opgeknipt in drie fasen: 1. Voorbereiding en opstellen projectplan 2. Selectie maatregelen en opstellen bedrijfswaterhuishoudingsplan 3. Uitvoering en monitoring
2.1. Doel en instrumenten Het doel van Landbouw op Peil is: • Kennis vergaren over, en ervaring opdoen met, het handhaven van een vitale landbouwfunctie bij een als gevolg van klimaatverandering veranderend grond- en oppervlaktewaterregime. • Een betere uitwisseling tussen inzichten en kennis uit de praktijk van de agrarische bedrijfsvoering en waterbeheer met beschikbare en zich ontwikkelende (academische) kennis. • De landbouwsector en de waterbeheerder weer dichter tot elkander te brengen. • Bureaudeskundigen en Praktijkdeskundigen effectiever samen laten werken. • Bijdragen aan een meer klimaatbestendige landbouw op de hogere zandgronden in Oost-Nederland.
Deze procesrapportage heeft betrekking op fase 2 en 3.
1 Projectplan 2 Selectie maatregelen 3 Uitvoering monitoring
De instrumenten die in het project zijn ingezet zijn: bewustwording door kennisoverdracht en participatie, intensieve samenwerking tussen agrarische ondernemers en waterschappen, onderzoek naar effecten van kansrijke maatregelen en weersomstandigheden en in de praktijk (in het veld) ervaren van deze veranderingen. De brede uitwisseling van kennis naar de landbouwsector is een belangrijk aspect binnen Landbouw op Peil. Het project moet dienen als een vliegwiel om de discussie over de problematiek in gang te zetten. Hiervoor zijn centrale bijeenkomsten en regionale bijeenkomsten bij de deelnemers op de boerderij georganiseerd. Ook heeft communicatie en publicatie over het project bijgedragen aan het uitdragen van de opgedane kennis. Op 15 agrarische bedrijven verspreid over het gebied zijn in overleg met de agrarische ondernemer maatregelen getroffen om (toekomstige) effecten te
Nevendoel is het gebruiken van ervaringskennis over agrarische bedrijfsvoering bij de verbetering van beleid en beheer voor de toekomst. 5
P
beperken (zie ook H8). De maatregelen zijn gericht op zowel te droge als te natte omstandigheden.
2.2. Organisatie Landbouw op Peil is een samenwerking van meerdere overheden en LTO-Noord. De projectgroep werkt in opdracht van het Sectoroverleg Rijn Oost en de regie en dagelijkse projectleiding van het project ligt bij het waterschap Regge en Dinkel (WRD). Het project is uitgevoerd in de stroomgebieden van waterschap Rijn en IJssel (RIJ), waterschap Reest en Wieden (RW), waterschap Velt en Vecht (VV) en waterschap Regge en Dinkel (WRD). Het waterschap Groot Salland participeert door inbreng van kennis van uit haar eigen project ‘Salland-waterproof’ en het waterschap Vallei en Veluwe (later aangeschoven) is agenda-lid. De provincie Overijssel neemt deel van uit haar trekkersrol van het project Zoetwatervoorziening Oost Nederland (ZON). De provincies Drenthe en Gelderland zijn agendaleden. Het ministerie van EZ neemt deel als subsidient en levert input van uit de nationale beleidsvorming omtrent het thema zoetwater. LTO-N heeft als belangenbehartiger van de landbouwsector een actieve rol in de terugkoppeling naar haar achterban.
6
3.
Motivatie binnen de waterschappen
3.2. Betrokkenheid bestuur Bij de waterschappen is er vanuit het bestuurlijke veel betrokkenheid, interesse en waardering voor Landbouw op Peil. De ervaringen in de samenwerking met de landbouwsector en innovatieve toepassingen zijn op de voet gevolgd. Over de voortgang van het project is periodiek teruggekoppeld binnen de Dagelijkse Besturen. Op tussentijdse bijeenkomsten zijn de bestuurders van de waterschappen en de provincie aanwezig geweest en ze hebben zij actief gediscussieerd met de deelnemers over thema’s als particulier waterbeheer, verschillen tussen waterschappen, effectiviteit van maatregelen en de interpretatie van de tussentijdse monitoringsresultaten. Daarnaast zijn de Algemene Besturen geïnformeerd over de projectresultaten. Tijdens die bijeenkomsten zijn in meer of mindere mate relaties gelegd tussen het project Landbouw op Peil en andere onderwerpen zoals de Zoetwatervoorziening Oost-Nederland (ZON), het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid en de vraag of het waterschap haar systeem meer vanuit de productieketenbenadering zou kunnen benaderen. De informatievoorziening naar de bestuurders is goed verlopen, dat blijkt vooral uit de grote waardering voor dit project, zowel bestuurlijk als ook ambtelijk.
3.1. Bestuurlijke opdracht Verschillende bestuurlijke discussies hebben de totstandkoming van Landbouw op Peil aangejaagd. De motivatie binnen de waterschappen om deel te nemen aan het project is gebaseerd op deze punten: • Er bestond een steeds terugkerende discussie over de juistheid van
• •
de modelberekeningen voor grond- en oppervlaktewaterpeilen en daarvan afgeleide o inrichting van het watersysteem, o ervaringen en percepties van de betrokken agrarische bedrijven over schade en opbrengstdervingen. Het bestaande kennis- ervaringshiaat over de rol en invloed van de waterbeheerder op de agrarische bedrijfsvoering. Daarnaast speelde mee dat veel bestuurders het waterschap te groen vonden (vinden) met te weinig aandacht voor de agrarische wensen
en problemen. Bestuurders gaven aan dat het gat tussen waterschap en landbouwsector verkleind moest worden. • De discussie over de effecten van klimaatveranderingen op lokaal niveau. En de vraag met welke kansrijke praktische, mitigerende, adaptieve maatregelen binnen de bedrijfsvoering kunnen worden ingepast om de effecten op de landbouw te beperken. • Landelijke discussies omtrent actualiseringsbehoefte van de landbouwschadefuncties (HELP-tabellen). De bestuurders van de waterschappen hebben aansluiting gezocht bij andere beleidsthema’s zoals Zoetwatervoorziening, Waterveiligheid en de versterking van de concurrentiepositie en verduurzaming van de landbouw. Hierdoor zijn ook Rijk en provincies aangesloten. Vervolgens is de opdracht binnen de eigen organisatie uitgezet.
3.3. Betrokkenheid ambtelijke organisatie Binnen de waterschappen zijn de medewerkers op een aantal manieren betrokken bij het project Landbouw op Peil. Enerzijds direct door een functioneel verzoek uit het project maar het meerderdeel indirect waar gesproken werd over verwante onderwerpen zoals ZON en het DAW. Binnen de waterschappen zijn de medewerkers geïnformeerd door: • Het organiseren van voorlichting tijdens speciale bijeenkomsten of via reguliere overleggen. • Informatie in nieuwsbrieven en via intranet en via de koppeling naar de site van Landbouw op Peil. •
Het organiseren van een clusterbijeenkomsten.
Het resultaat van deze activiteiten is dat vanuit beleid, programmering, beheer en facilitaire diensten een aantal medewerkers op de hoogte zijn van het project en de doelstelling. Deze betrokken medewerkers hebben ondervonden wat de betekenis kan zijn van de klimaatproblematiek voor de werkzaamheden
Door aan te haken bij de lopende discussies is op zowel bestuurlijk en ambtelijk niveau veel draagvlak ontstaan voor het project.
7
3.5. Betrokkenheid overige partijen
van het waterschap en de eigen werkzaamheden. De medewerkers van beheer en onderhoud zijn intensief betrokken bij de aanleg en het beheer van de maatregelen. Zij hebben samen met de projectleider regelmatig contact gehad met de deelnemers. Andere betrokken afdelingen/clusters zijn vergunningen en kennis en beleid.
De overige partijen, provincie Gelderland en Drenthe en het ministerie van Economische Zaken hebben een rol op de achtergrond gespeeld. Uitzondering hierop is de provincie Overijssel die actief betrokken geweest is bij de uitvoering. Mede ook van uit haar verantwoordelijkheid als trekker van het project Zoetwatervoorziening Oost-Nederland (ZON). De provincie is tijdens het project op zoek geweest naar voorbeelden van uit de praktijk. Deze praktijkvoorbeelden heeft zij getoetst en visa versa, aan haar strategie ZON, vertaald in de trits Sparen, Aanvoer en adapteren en accepteren. De praktijkgerichte kennis en ervaringen van uit LOP hebben bijgedragen aan de voorbereiding van het uitvoeringsplan ZON (zie Hoofdstuk 9).
Een groot deel van de medewerkers is echter minder op de hoogte, dat is ook niet altijd nodig, en komt mede door de omvang van een organisatie als het waterschap. Daarbij speelde de korte tijd om procedures voor de aanleg van maatregelen te doorlopen een rol. Een bijkomend motief voor de betrokkenheid, met name voor de collega’s van beheer, is dat de LOP maatregelen hebben geleid tot oplossen van bestaande knelpunten in het peilbeheer. Hier was de pilot dus een mogelijkheid om “werk met werk” te maken. Een bijkomend effect hiervan was echter dat de pilot soms gezien werd als mogelijkheid om bestaande problemen op te lossen in plaats van meer fundamenteel onderzoek naar klimaatbestendige landbouw.
Leerpunten Aansluiten op lopende discussies is een belangrijke motivatie voor alle partijen Vroegtijdig betrekken van medewerkers beheer en onderhoud bij het uitvoeringsgerichte project Voor een grotere betrokkenheid en snelheid van uitvoering is het wenselijk om bij de start van het project een duidelijke toelichting te geven
3.4. Betrokkenheid LTO
van de doelstelling en
LTO-Noord is nauw betrokken geweest bij de opzet en uitvoering van het project. Het motief van deze organisatie in duidelijk. De (bestuurlijke) focus van uit LTO heeft in het begin van het project gelegen op ‘te nat’. Met name voor een aanpak van de wateroverlast situatie was binnen de achterban veel draagvlak. Gedurende het project is deze focus gedraaid naar meer bestuurlijke aandacht voor ‘te droog’. Deze verschuiving is als gevolg van de gebeurtenissen en de aandacht voor de zoetwaterproblematiek (zie Hoofdstuk
verwachte resultaten binnen de hele organisatie (en bij de leden)
4 momentum). Echter bij de achterban staat dit onderwerp nog minder op de agenda. De LTO bestuurders staan positief tegenover het project en dragen dit ook uit. Het is daarom opvallend dat van uit de deelnemers is aangegeven dat LTO weinig zichtbaar was binnen het project. Misschien waren de verwachtingen anders of is het project vooral op bestuurlijk niveau besproken?
8
4.
Momentum en tijdsgeest
4.1. Ommekeer binnen de landbouwsector
De projectdefinitie en voorbereidingen zijn in 2009 gestart. De uitvoering van het project LOP is in 2011 gestart. Gedurende de looptijd van het project hebben een aantal gebeurtenissen en ontwikkelingen voorgedaan: Weersomstandigheden o Hevige neerslag (2010 en 2013) o Droogteperiode (2010 en 2013) Beleidsontwikkelingen zoals, o Europese nitraatrichtlijn en mestbeleid o Start KRW-proces (2015-2021) o Deelprogramma Zoetwater van het Deltaprogramma (waaronder ZON) o Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) door LTO
Tijdens het project is binnen de landbouwsector op bestuurlijk niveau meer aandacht gekomen voor het onderwerp droogte en zoetwatervoorziening. Dit gespreksonderwerp was een aantal jaren geleden nog niet bespreekbaar binnen de sector. Ook de deelnemers zijn zich in toenemende mate bewust van de droogte problematiek, met name in de gebieden zonder aanvoermogelijkheden. Tijdens de start van het project was het opvallend dat bijna alle deelnemers problemen kenden van ‘te nat’ en ‘te droog’.
Mede door deze gebeurtenissen is gedurende het project van uit de waterbeheerders meer aandacht ontstaan voor het aspect duurzame bodem (LOP heeft hieraan een bijdrage geleverd). De bodem is de basis voor het boerenbedrijf en daarmee is een gezamenlijk doel ontstaan.
Leerpunten Aansluiten of aanhaken bij gebeurtenissen (weersomstandigheden en aandacht voor het onderwerp op de politieke agenda) geeft het project een extra gewicht en creëert draagvlak. Zeker binnen de landbouwsector is het relevant op recente gebeurtenissen aan te sluiten
Een andere ommekeer bij de deelnemers is de eigen mogelijkheden om bij te dragen aan het oplossen van de problematiek. ‘We dachten dat we al veel deden, maar er is nog veel meer mogelijk op ons bedrijf’. Door de weersomstandigheden en opgedane kennis van het watersysteem zijn de deelnemers anders naar hun rol gaan kijken. Niet alleen van uit de maatschappelijke context maar ook omdat de maatregelen positief bijdragen aan het bedrijfsresultaat.
Binnen het project Zoetwatervoorziening Oost-Nederland is de strategie zelfvoorzienendheid ontwikkeld. Hiermee geeft de regio expliciet aan te streven naar een duurzaam, haalbaar en betaalbaar voorzieningenniveau. Door aan te geven wat niet kan is het besef gegroeid dat iedereen ook zelf een verantwoordelijkheid heeft binnen het waterbeheer. Deze gebeurtenissen en ontwikkelingen hebben invloed gehad op de aandacht voor de problematiek van het project binnen de waterschapswereld en de landbouwsector. Het project heeft gebruik gemaakt van het momentum en de aandacht voor bovenstaande onderwerpen. Op bestuurlijk niveau is hierdoor ruimte ontstaan voor het gesprek. Alhoewel voor veel agrariërs op lokaalniveau nog steeds geldt dat: Het waterschap verantwoordelijk is voor het waterbeheer Water zo snel mogelijk moet worden afgevoerd Extreme buien de grootste bedreiging vormen binnen het waterbeheer Droogteschade is geen acuut probleem.
Het momentum is goed geweest om deze problematiek onder de aandacht te brengen en de discussie te starten. Daarbij heeft onze Koning in zijn troonrede ook nog eens verwezen naar een ‘Participatieve samenleving’.
9
Aangeven van de grenzen en onmogelijkheden is een impuls voor bewustwording
5.
Interne evaluatie waterschappen.
voor het opstellen van een projectplan in het kader van de Waterwet was voor sommige medewerkers nieuw, maar verliep zonder problemen. Om de procesgang te versoepelen is gebleken dat het wenselijk is een toelichting te geven op het doel en de werkwijze van het project LOP tijdens een gezamenlijke bijeenkomst. Enerzijds om de bedoeling van de pilot duidelijk te maken en anderzijds om tips en suggesties te ontvangen over de uitvoering van de pilot. • Contact met de deelnemers De projectleider van waterschap Velt en Vecht heeft zelf veel contact gehad met de deelnemende agrariërs. Bij andere waterschappen verliep het contact met de deelnemers veelal via de veldmedewerkers. Het directe contact van de projectleider met de deelnemende agrariërs heeft bij (VV) geleid tot: o Snelle acties op gebeurtenissen (zoals aanpassing van het stuwpeil) en korte lijntjes naar het waterschap. o Inhoudelijk beter op de hoogte van de tussenresultaten en problemen. o Directere aansturing werkzaamheden in het veld. • Aanleg maatregelen door waterschap of deelnemers Waterschap Velt en Vecht, waterschap Reest en Wieden en waterschap Regge en Dinkel (deels) hebben de aanleg van de werkzaamheden in beheer van de deelnemer laten uitvoeren (met supervisie van het waterschap). De andere waterschappen en waterschap Regge en Dinkel (deels) hebben de aanleg onder eigen beheer uitgevoerd. Verder zijn bij een deelnemer van waterschap Regge en Dinkel maatregelen gecombineerd met een ander project Klimaat Adaptieve Drainage (KAD). De wijze van uitvoering heeft bij de waterschappen geleid tot: o Synergie door werk met werk te maken o een goedkopere uitvoering • Afstemming met de omgeving van de deelnemer Waterschap Rijn en IJssel en waterschap Velt en Vecht hebben voorafgaande aan de uitvoering met de omgeving gesproken, hetzij via een bezoek of via de vergunningsaanvraag. Waterschap Regge en Dinkel en waterschap Reest en Wieden hebben niet gestuurd op afstemming met de buren. Hier is afgesproken dat de deelnemers zelf het initiatief tot
Bij het project zijn meerdere afdelingen//clusters van het waterschap betrokken. Zo zijn de afdeling/clusters beleid (projectleiding, planning), kennis (voorbereiding en effect bepaling), handhaving en vergunningen (vergunningverlening maatregelen), onderhoud en beheer (realisatie en beheer) betrokken bij de uitvoering van het project. De waterschappen hebben op verschillende wijze het project uitgevoerd van pragmatisch tot formeel.
5.1. Verschillende aanpak De waterschappen hebben het project op verschillende manieren aangepakt. De verschillen zijn op het vlak van: • Voorbereiding uitvoeringswerkzaamheden o Waterschap Rijn en IJssel heeft de verwachte effecten van de maatregelen voorafgaand aan de uitvoering beoordeeld en lokaal bijgesteld. De andere waterschappen hebben het bedrijfswaterplan als basis genomen. Dit laatste heeft bij (RIJ) geleid tot:een afgewogen locatiekeuze voor de maatregelen o een bijgestelde uitvoering van maatregelen o vertraagde aanleg van de maatregelen • Aanvraag vergunning maatregelen De waterschappen hebben het reguliere vergunningentraject doorlopen voor de aanleg van de maatregelen. Dit heeft geleid tot: o vertraagde aanleg van de maatregelen als gevolg van het doorlopen procedure. o betere afstemming met de omgeving door procedure o meer betrokkenheid van de afdeling handhaving en vergunningen Waterschap Regge en Dinkel is een uitzondering en heeft gedurende de pilot een tijdelijke toestemming aangevraagd voor de maatregelen. Hierdoor zijn de maatregelen versneld uitgevoerd. Het is vooraf niet altijd bekend welke vergunningen noodzakelijk zijn, welke procedures doorlopen moeten worden en welke ondersteunende processen aan de orde zijn. Dat wordt al doende duidelijk. De procedure
10
een betere relatie tussen veldmedewerker waterschap en deelnemer en hierdoor adequatere reactie of overleg over het peilbeheer (kortere lijntjes tussen agrariër en contactpersoon waterschap) Op bedrijfsniveau is particulier waterbeheer toegestaan bij waterschap Velt en Vecht en waterschap Rijn en IJssel. Op perceelsniveau is dat bij alle waterschappen toegestaan. Dit heeft geleid tot: o Informatie- en kennisuitwisseling over gehanteerd peilbeheer o Een ander peilbeheer bij de deelnemers De wens van de agrariërs om als particulier het water te beheren heeft tot een discussie binnen de waterschappen geleid. De discussie is tevens met bestuurders tijdens een deelnemersbijeenkomst gevoerd.
bespreking met de buren zouden nemen. Dat dit niet altijd gebeurd is, ondanks de gemaakte afspraken. Dit heeft geleid tot: o Afspraken voorafgaande aan de uitvoering over het beheer tussen buren. o Gewijzigde afwatering voor een buurman o Bezwarenprocedure buurman en na overleg medewerking aan de maatregel. o Actieve participatie aan de monitoring van het project. o Bezwarenprocedure naderhand. De aanleg van de maatregelen heeft bij de omgeving gezorgd voor positieve en negatieve reacties. De positieve reactie: Bij een van de deelnemers van waterschap Rijn en IJssel heeft de buurman actief geparticipeerd in de monitoring van de effecten op zijn percelen. Aangewakkerd door het bezoek van het waterschap en vanuit eigen interesse in het onderwerp heeft hij zelf het initiatief genomen om deel te nemen. Wat begon als een bezwaar bij een van deelnemers van waterschap Regge en Dinkel is door een goed gesprek met bezwaarmaker en waterschap omgebogen tot een positieve deelname. Door een kleine ingreep kan de bezwaarmaker nu ook ‘profiteren’ van de maatregel. In veel gevallen zijn in goed overleg met de buren, afspraken gemaakt over het beheer van de maatregelen. De maatregelen hebben ook geleid tot negatieve reacties bijvoorbeeld bij waterschap Regge en Dinkel. Hier heeft de buurman, benedenstrooms, een procedure aangespannen tegen het waterschap. • Mate waarin particulier waterbeheer wordt toegestaan Het beheren van kunstwerken in leggerwaterlopen is een lastig punt geweest tijdens het project. De waterschappen hebben deze kunstwerken zelf bediend vanuit haar taak voor het waterbeheer en het bewaken van het algemene belang. Wel is gehoor gegeven aan de wensen van de deelnemers door adequaat te reageren op verzoeken voor peilwijzigingen of aanvoerbehoeften. Dit heeft geleid tot: o enkele deelnemers hadden graag geëxperimenteerd met het beheer van deze stuwen.
o
Als gevolg van de uitvoering van het project door 5 waterschappen zijn de verschillen in aanpak niet onopgemerkt gebleven bij de deelnemers. De discussie over deze verschillen zijn dan ook binnen de projectgroep samen met bestuurders en deelnemers gevoerd. Dit heeft opgeleverd dat de projectleiders van de verschillende waterschappen onderling de werkwijze (voor- en nadelen) hebben besproken. Elk waterschap blijft een eigen entiteit met eigen afspraken en procedures. Wel is er binnen de regio Rijn-Oost steeds meer afstemming over het te voeren beleid. De invulling van dit beleid is afhankelijk van de cultuur en de medewerker.
5.2. Doen versus Denken De waterschapscultuur en het karakter van de medewerker hebben een belangrijke rol gespeeld in de uitvoering en de communicatie naar de deelnemers en overige agrariërs toe. De pragmatische werkwijze van waterschap Velt en Vecht is door de boeren gewaardeerd. De terughoudende benadering van waterschap Rijn en IJssel (t.a.v. stuwbeheer door derden) stuitte in het begin van het project op onbegrip echter door de afstemming zijn mogelijke problemen door deze aanpak voorkomen. De doelgerichte en directe benadering van waterschap Regge en Dinkel waarin ook goede initiatieven na de start worden ondersteund wordt door de agrariërs gewaardeerd echter binnen dit waterschap heerst ook een dubbel gevoel vanwege betrokkenheid
11
bij Natura 2000. Bij waterschap Reest en Wieden is een deel van de uitvoering vertraagd uitgevoerd in verband met overleg en discussie met de deelnemers.
Innovaties vragen om ruimte en afwijking van standaard procedures en regels. Een eerste terughoudende kritische reactie is natuurlijk, echter vervolgens moet er ook ruimte zijn voor experiment/ de ontwikkeling van nieuwe maatregelen. In de huidige organisatie is veel weerstand voor afwijkingen van standaarden op de werkvloer, waardoor innovaties stranden. Als gevolg van het doorzettingsvermogen van de medewerkers zijn binnen Landbouw op Peil enkele innovaties wel gerealiseerd. Ook de agrariërs ondervinden deze weerstand (zie Hoofdstuk 8). Dat binnen het project enkele innovatieve maatregelen toch gerealiseerd zijn, heeft bijgedragen aan de positieve uitstraling bij agrariërs (‘kijk, het kan!’).
Landbouw op Peil is een project voor en door de landbouwsector. In het project is gebleken dat deze sector een andere benadering vraagt van het waterschap dan bijvoorbeeld (natuurorganisaties of terreinbeheerders). De praktische benadering van de problematiek en hands-on mentaliteit van de agrarische ondernemers vragen om een vergelijkbare handelingswijze van het waterschap. Het vraagt van het waterschap: o om snel te schakelen en beslissingen te nemen; o een praktische en pragmatische benadering van de problemen; o onderhandelen; o direct contact met de agrarische ondernemer. Het vraagt ook van de medewerkers enige affiniteit met de landbouwsector. In het project hebben de meeste direct betrokken medewerkers deze affiniteit en is dit aangevuld met inhuur van externe expertise. Voor vervolgprojecten is deze affiniteit en handelingswijze een aandachtspunt omdat binnen het waterschap de landbouwkundige kennis schaars is of ‘wegvloeit’.
5.4. Snelheid en druk op de uitvoering De uitvoering van de maatregelen zijn gecoördineerd door 1 medewerker binnen het waterschap van de afdeling Beheer en Onderhoud. Dat heeft goed gewerkt mede ook wanneer de medewerker de deelnemers regelmatig heeft
De projectleiding heeft gestuurd op snelheid van uitvoering vanwege de beperkte doorlooptijd van het project. Hierdoor is in eerste instantie vooral aan de interne ambtelijke communicatie in de uitvoeringsfase voorbijgegaan. Zo zijn sommige medewerkers van beheer en onderhoud (inclusief de peilbeheerders) die met de uitgevoerde maatregelen buiten in het veld ‘geconfronteerd’ werden te laat geïnformeerd. Deze achterstand is later ingehaald maar had vooraf en met meer consideratie uitgevoerd kunnen worden. Enerzijds veel afdelingen betrekken bij een proces kan het proces verstoren (iedereen moet er dan wat van zeggen). Anderzijds, een gering aantal
bezocht.
5.3. Realisatie van innovaties binnen de organisatie In het project zijn enkele innovatieve maatregelen uitgevoerd. Voor de uitvoering van de maatregelen zijn veel verschillende afdelingen dwars over het waterschap betrokken geweest. Voorbeeld van een dergelijke innovatie is het gebruik van effluent van de RWZI voor infiltratie in het drainagesysteem van een maïsperceel. Door de sectorale organisatie van de waterschappen, meerdere meningen en de ‘ja maar houding’ is het proces stroperig verlopen (dit is overigens niet alleen specifiek bij de waterschappen een aandachtspunt) .
12
Leerpunten Afstemming tussen de waterschappen over beleid en de uitvoering van het beleid binnen de regio wordt als positief ervaren Landbouw gerelateerde projecten vragen om een praktische sturing en hands-on mentaliteit tijdens de uitvoering van het project Affiniteit met de landbouwsector is noodzakelijk voor draagvlak bij de agrariërs De huidige structuur is veelal een belemmering om van uit de private sector innovaties te realiseren. Hiervoor is ruimte om te ondernemen nodig
afdelingen betrekken heeft tot gevolg dat snel gehandeld kan worden maar het is mogelijk dat je vergeet afdelingen mee te nemen in het proces. Dit kan later in het proces het project verstoren.
13
6.
Interne organisatie LOP projectteam
Wat betreft urenbesteding van de projectmedewerkers zijn de werkzaamheden
Waterschap Regge en Dinkel is opgetreden als trekker binnen het project waardoor het projectmanagement en de projectbeheersing bij één projectleider en de ondersteunende diensten van Regge en Dinkel (financiële administratie en communicatie) lag. In het projectteam zijn alle deelnemende waterschappen vertegenwoordigd, de provincie Overijssel en het ministerie van EZ. Provincie Gelderland en Drenthe zijn agendalid. Het projectteam heeft tweemaandelijks overleg gevoerd aangevuld met minimaal 2 keer per jaar deelnemersbijeenkomsten. Tijdens deze overleggen zijn naast de voortgang ook nieuwe beleidsontwikkelingen en voorbereidingen,
door “zuunig schrijven” binnen de gebudgetteerde uren uitgevoerd. Bij waterschap Rijn en IJssel heeft een lichte overschrijding plaatsgevonden. Gelet op de geleverde producten, verkregen kennis en ervaringen en verbeterde samenwerking met de landbouwsector is dat het zeker waard geweest. Geld: De financiering van het project is via verschillende stromen verlopen. Door de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst Landbouw op Peil (19-042011) hebben de waterschappen Regge en Dinkel, Reest en Wieden, Rijn en
kansen, en kennis gedeeld. De projectleiding van het project heeft gestuurd op snelheid van handelen, budget, betrokkenheid, innovatie en synergie. Het project is ondersteund door de combinatie van Aequator Groen & Ruimte, Livestock Research (LSR) en de Bakelse Stroom.
IJssel en Velt en Vecht zich gecommitteerd om de projectkosten te dragen. Hierbij is uitgegaan van de uitgaven en inkomsten uit het gezamenlijk projectvoorstel. Op dat moment had de provincie Overijssel reeds toegezegd een financiële bijdrage te leveren. Voor de verdere dekking van de projectkosten is tenslotte POP-subsidie aangevraagd. Dit was uitsluitend mogelijk voor de kosten die gemaakt zouden worden ten behoeve van de deelnemende agrariërs in de provincies Overijssel en Drenthe. Op de subsidieaanvragen is respectievelijk op 31-05-2011 (Overijssel) en 2-12-2011 (Drenthe) positief gereageerd. De subsidie vanuit Provincie Gelderland is via
Tijd: Door een strakke aansturing op de planning is het project grotendeels uitgevoerd zoals vooraf gepland. De uitvoering van maatregelen heeft enige vertraging opgelopen vanwege, langere vergunningsprocedures, de start van het groeiseizoen met gewassen op het veld, de weersomstandigheden, discussie met deelnemers over maatregelen en budget. Verder zal het afsluitende symposium niet voor eind 2013 gehouden worden maar in het voorjaar van 2014 worden georganiseerd. Dit vanwege de verkiezingen bij twee deelnemende waterschappen en vanwege de presentatie van de resultaten (die niet eerder dan eind 2013 bekend zijn) en om een zo groot mogelijk publiek te bereiken. Leerpunt voor uitvoering van maatregelen is om meer rekening te houden met het groeiseizoen.
waterschap Rijn en IJssel verlopen. Naast de kosten zoals opgenomen in het projectvoorstel hebben de deelnemende partijen verder afgesproken de additioneel benodigde interne uren op te vangen binnen de eigen exploitatiebegrotingen. Waterschap Regge en Dinkel is opgetreden als penvoerder binnen het project. Dit betekende dat alle inkomsten (bijdragen en subsidie) door Regge en Dinkel zijn ontvangen en dat alle uitgaven door Regge en Dinkel zijn gedaan. In de praktijk verliep dit niet altijd soepel. Het groot aantal partijen, subsidieverlening door twee provincies, het tempo van uitvoering en de wijze waarop werkprocessen binnen de waterschappen zijn georganiseerd hebben geleid tot veel extra afstemming en een extra tijdsbesteding. Met de waterschappen en provincie Overijssel zijn afspraken gemaakt over het moment en de wijze van
Verder hebben de projectgroepoverleggen relatief veel tijd gekost en ook de zoektocht naar de wijze waarop de projectresultaten optimaal uitgenut zouden kunnen worden.
14
betaling. Tevens zijn op vaste momenten de voortgang en financiën
Met de externe uitvoerende partij is de
gerapporteerd aan de subsidiënten.
informatie gedeeld tijdens de projectteam overleggen en veelvuldig bilateraal (via email of telefonisch contact) met de projectleider en projectgroep. De ‘lijntjes’ zijn kort gehouden.
Ten opzichte van het projectvoorstel is er in de laatste fase van het project slechts een lichte afwijking te zien qua financiën. Door strakke sturing op de kosten voor de uitvoering van maatregelen is er sprake van een lichte onderschrijding van de projectkosten. Dit betekent automatisch dat ook niet alle inkomsten gerealiseerd zullen worden aangezien de subsidie afhankelijk is van de uitgaven.
Leerpunten Houdt voor de aanleg van maatregelen meer rekening
Organisatie: Door de gekozen projectorganisatie is het voor iedereen mogelijk geweest om invloed uit te oefenen op de richting en uitvoering van het project. Door alle partijen is dit erg gewaardeerd. Dit heeft de aansturing, controle en financiële verantwoording vergemakkelijkt. De mix van medewerkers uit verschillende afdelingen en karakters (praktisch en dichtbij de uitvoering tot meer beleidsmatig en strategisch) heeft ook een positieve invloed gehad op de uitvoering. Het projectteam heeft geleerd van de verschillen in de aanpak van ieder waterschap en van elkaars kwaliteiten.
De aanpak en de uitvoering van het monitoringplan is wat moeizaam verlopen. Dit kan deels verklaard worden doordat de focus meer ligt op het bedenken van uitvoeren van
met het groeiseizoen
maatregelen, dan nauwgezet onderzoek naar de effectiviteit en anderzijds door het feit dat binnen het project slechts een beperkt budget en een korte periode is voorzien voor monitoring.
subsidiënten vraagt om (te)
Het groot aantal betrokkenpartijen en veel afstemming De extra aandacht voor publiciteit heeft bij gedragen aan het brede draagvlak voor
Het projectteam heeft de samenwerking en kennisuitwisseling als nuttig ervaren. Om deze reden wil het projectteam onafhankelijk van een vervolg het komende jaar informatie en kennis over gerelateerde projecten blijven uitwisselen.
Informatie: Tijdens de regelmatige projectgroepoverleggen is veel informatie uitgewisseld. Via de website en op deelnemersbijeenkomsten is de informatie met de deelnemers gedeeld. Daarnaast is er veel bilateraal overleg tussen het projectteam geweest. De projectleider en het projectteam hebben veel oog gehad voor communicatie over het project via de media. Er is op aangestuurd om de publiciteit op te zoeken. Door de juiste contacten met organisaties en media heeft het project en wat ermee beoogd wordt vrij veel in de belangstelling gestaan. Verder zijn enkele werkzaamheden door medewerkers van andere waterschappen uitgevoerd (waaronder monitoring).
15
het project Uitwisseling van kennis en aanpak tussen de afzonderlijke waterschappen is waardevol
7.
Het toepassen van het instrument BWHP
besproken waarna de maatregelen zijn
In het project is voor het eerst gebruik gemaakt van het instrument Bedrijfswaterhuishoudingsplan BWHP voor elk landbouwbedrijf afzonderlijk. Het doel van het opstellen van een BWHP is drieledig: 1. Per bedrijf inzichtelijk maken van problemen en kansen 2. Overzicht van kansrijke maatregelen en monitoring op bedrijfsniveau 3. Onderbouwing van de keuze voor maatregelen
uitgevoerd. De uitgevoerde maatregelen zijn grotendeels conform de plannen uitgevoerd. Het instrument BWHP is bij zowel de agrariërs als het waterschap als een waardevol instrument ervaren. Het bijbehorende veldbezoek, de maatwerkoplossingen, praktische insteek en vertaling naar
in de bedrijfsvoering is een keuze gemaakt voor enkele kansrijke maatregelen. De keuze van de deelnemer is hierin uiteindelijk doorslaggevend geweest om het draagvlak te behouden. Vervolgens is het plan met het waterschap
16
Het BWHP is een nuttig instrument voor een eerste aanzet voor water- en bodemmanagement binnen de
herkenbare parameters voor de deelnemers hebben gezorgd voor een goede basis voor de uitvoering. De verwachte baten van de maatregelen die modelmatig berekend en beschreven zijn vormen een goede motivatie om het gesprek met de agrarische ondernemer aan te gaan. Het gevoel van de ondernemer bij de maatregel is echter belangrijker. Het
agrarische sector
plan vormt dus een goede basis om het gesprek aan te gaan tussen de deelnemer en de waterschappen over kansrijke maatregelen en verwachte effecten. In het project is in het BWHP uitvoerig ingegaan op de onderbouwing van de problematiek en verwachte effecten. De deelnemers geven aan dat een afgeslankte versie met een korte beschrijving van kansrijke
volgende onderwerpen:
maatregelen en verwachte effecten op de bedrijfsvoering voldoende is. Eventueel aangevuld met het waardevol ervaren veldbezoek. Vaak waren de boeren tijdens het gesprek met de adviseur reeds overtuigd over de wenselijkheid van de voorgestelde maatregelen. Het maken van een bedrijfsplan voor water (en bodem) op bedrijfsniveau ziet
Het BWHP is in nauw overleg met de deelnemer opgesteld aan de hand van 2 (veld)bezoeken. De kansrijke maatregelen zijn deels door de deelnemer en deels door de adviseur voorgesteld. Na discussie over effectiviteit en inpassing
Leerpunten
Het BWHP moet een praktische insteek hebben met herkenbare parameters voor de agrariër Het BWHP bevat minimaal de kansrijke maatregelen + verwachte effecten op de bedrijfsvoering Tijdens het gesprek over effectiviteit en inpassing van maatregelen kan beperkt worden gestuurd in de keuze. Deze kan alleen beïnvloed worden door aan de voorkant kennis en ervaringen te delen
LTO Noord ook als een eerste aanzet binnen de agrarische sector om wateren bodemmanagement op bedrijfsniveau beter onder de aandacht te laten komen van de ondernemer. Het instrument is daarom ook opgenomen binnen het DAW en ingebracht binnen POP. Voor de toekomst is het interessant om te verkennen of het instrument naast op individueel niveau ook op gebiedsniveau kan worden ingezet (met een aantal ondernemers gezamenlijk). Met een gebiedsgerichte aanpak van de problematiek wordt naar verwachting de effectiviteit van de maatregelen groter.
17
8.
Verwachtingen deelnemende agrariërs
boerenpraktijk wordt gemaakt. Dit moet ook zichtbaar zijn. Deze zichtbaarheid had nog groter kunnen zijn. Meer gericht op thema’s als verbetering van de bedrijfsvoering en het rendement. Hier is wel aandacht aan besteed maar dit had meer uitgedragen kunnen worden.
8.1. Selectie deelnemers De 15 deelnemers zijn door de waterschappen samen met LTO-Noord voorgedragen. De deelnemers zijn te benoemen als voorlopers en geïnteresseerden in water vanuit verschillende invalshoeken. De deelnemers zijn veelal gedreven door ervaringen uit het verleden (denk hierbij bijv. aan wateroverlast najaar 2010) dan wel bestuurlijke verbintenis met water vanuit het verleden. De bedrijven zijn representatief voor het gebied, de deelnemers hebben interesse in de problematiek en staan open voor nieuwe kennis en innovaties. De bedrijven van de deelnemers zijn verspreid over het gebied van
De deelnemers zijn in het project gegroeid en zijn ambassadeurs van het project geworden. LTO Noord ziet deze groei en inzet van deze ambassadeurs als een succes. Slechts enkele hebben een beperkte bijdrage geleverd aan het project.
Rijn-Oost en verschillen in kenmerken, zowel: • • • • • • •
Zand, klei, veen Veehouderij als akkerbouw als gemengd Groot, gemiddeld en klein oppervlak Te nat en te droog Verschillende leeftijden (jonge en oudere ondernemers) Regulier en biologisch Wateraanvoergebied als geen aanvoer mogelijk
8.2. In hoeverre zijn de verwachtingen uitgekomen Ongeveer de helft van de agrariërs is aan het project begonnen met lage verwachtingen (‘Er zal altijd verbetering mogelijk zijn’) en de andere helft had duidelijke ideeën over maatregelen die ze wilden uitvoeren of problemen die ze
De differentiatie is positief geweest voor het project met name in de kruisbestuiving van de kennis en ervaringen tussen de deelnemers onderling. Nadeel was de grote reisafstand en de verschillen in gebiedskenmerken waardoor resultaten moeilijk vergelijkbaar zijn. De keuze voor de grote spreiding is tevens ingegeven door de wens om een grote groep van overige agrariërs te bereiken. Dat is in het project slechts ten dele benut.
wilden aanpakken. De agrariërs met lage verwachtingen zijn allemaal tevreden of vinden dat Landbouw op Peil boven verwachting heeft uitgepakt voor hen. Van agrariërs met specifiekere verwachtingen zijn niet alle verwachtingen uitgekomen. Iedereen is wel in meer of mindere mate tevreden over de uitgevoerde maatregelen (die iedereen wil voortzetten). Toch valt het sommige agrariërs tegen hoeveel effect de maatregelen hebben in een (extreem) droog jaar, als het op hun bedrijf niet mogelijk is om water aan te voeren. Bij extreem droog weer vallen sloten achter stuwen uiteindelijk droog en werkt
Na de start van het project hebben andere agrariërs aangegeven aan het project te willen deelnemen. Deze aanvragen zijn niet gehonoreerd omdat dit geen duidelijke meerwaarde had voor het project en het beperkte budget.
samengestelde drainage niet meer. Bij agrariërs die wel wateraanvoer hebben, zijn over het algemeen de verwachtingen over de maatregelen uitgekomen. Een aantal agrariërs had graag andere of meer maatregelen uitgevoerd en vindt het jammer dat dit niet mogelijk was binnen het project. Toch zijn er ook maatregelen uitgevoerd die ze zelf niet hadden uitgevoerd als ze het zelf
Belangrijk argument vanuit de sector voor deelname en het vinden van deelnemers dat voorop staat dat er een praktische vertaalslag met de
18
hadden moeten bekostigen. Omdat de maatregel praktisch moeilijk in te
uitdragen aan buren. De agrariërs zouden graag in de toekomst zien dat de
passen is of omdat het effect daar niet groot genoeg voor is. Een aantal boeren had verwachtingen over het verbeteren van samenwerking met het waterschap en het verkrijgen van meer kennis over bodem en water. Deze verwachtingen zijn in het project uitgekomen.
samenwerking met het waterschap op dezelfde wijze wordt voortgezet.
8.4. Wat moet het vervolg zijn? Landbouw op Peil is uitgevoerd op 15 agrarische bedrijven verspreid over de regio. Door regionale bijeenkomsten en een kennisbijeenkomst met de buren van deelnemers en geïnteresseerden is aandacht gevraagd voor de problematiek en kansrijke oplossingen. Ook heeft het project in combinatie met het project Salland waterproof een vervolg gekregen in het Vechtdal, Boeren in het Vechtdal. Ook is er een toenemende interesse ontstaan in de rol en effect van bodembeheer. Bij Waterschap Rijn en IJssel gaat mede daarom het
Alle agrariërs geven aan van het project nieuwe dingen geleerd te hebben. Ongeveer de helft van de agrariërs heeft maatregelen op hun bedrijf uitgevoerd die ze zelf van tevoren nog niet kenden. Ze hebben veel geleerd door bij elkaar op het bedrijf te kijken en naar elkaar te luisteren. Hierdoor heeft iedereen nog meer kennis gekregen van mogelijke maatregelen waar ze in de toekomst mee bezig zouden kunnen gaan. Dit wordt door de agrariërs zelf aangegeven als één van de meest positieve aspecten van het project. Door bij elkaar op het bedrijf te kijken en met elkaar te discussiëren is de aanpak heel praktijkgericht. Naast kennis over nieuwe maatregelen, is het belang van een goede waterhuishouding en bodemconditie op hun bedrijf, goed onder de aandacht gebracht. De meeste agrariërs die zelf gemonitord hebben zeggen dat ze daar niet echt wat aan hebben gehad, maar vertellen vervolgens wel dat ze anders naar het watersysteem zijn gaan kijken.
programma “De Vruchtbare Kringloop” van start. Ook is het instrument Bedrijfswaterhuishoudingsplan, door LTO en de waterschappen omarmd en wordt voorgesteld in het kader van het DAW en de realisatie van POP3 doelen. Aandachtspunt dat de helft van de agrariërs aangeeft is dat ze gemerkt hebben dat er binnen het waterschap verschillend wordt gedacht over deze samenwerking (vanuit wantrouwen). Als de positieve samenwerking vanuit het project met agrariërs wordt opgeschaald, zullen de waterschappen dat intern goed met de organisatie moeten afstemmen.
8.3. Mening agrariërs over samenwerking met het waterschap Alle agrariërs zijn positiever tegen het waterschap aan gaan kijken. Sommigen wat meer dan anderen. Van tevoren had ongeveer de helft van de agrariërs een negatief beeld van het waterschap. Daarbij was het overheersende beeld dat het waterschap alleen met natuur bezig was. Ook werd door sommigen het waterschap als afstandelijk of geldverslindend gezien. Het heeft veel agrariërs blij verrast dat er een goede samenwerking met het waterschap mogelijk was. Hier zijn ze vooral blij mee omdat ze dat zien als een ommekeer van het
Een aantal agrariërs noemt het project Landbouw op Peil pas succesvol als de aandacht voor bodem en water en de goede samenwerking met het waterschap verdere uitrol krijgt naar collega-agrariërs. Ook geven zij aan om ook erfbetreders, loonwerkers, drainagebedrijven en ketenbedrijven te betrekken en een actieve rol te laten vervullen.
waterschap. Dat ze niet meer alleen gezien worden als lastige boeren en een probleem voor het bereiken van KRW doelstellingen, maar dat zij en hun productiegrond serieus worden genomen en samen doelen nagestreefd kunnen worden. Voor een aantal van hen is die verandering ook de boodschap die ze
project geworden. Deze rol willen ze ook na het project blijven vervullen, de opgedane kennis van de problematiek en kansrijke maatregelen willen ze graag delen met collega agrariërs. De deelnemers willen laten zien wat de effecten zijn van de maatregelen (hard via metingen en zacht op gevoel en ervaring), op welke wijze de maatregelen zijn in te passen in de reguliere
De deelnemers hebben een voortrekkersrol en zijn ambassadeur van het
19
8.6. Participatief meetnet
bedrijfsvoering of welke maatregelen nog meer mogelijk zijn. De deelnemers
Het monitoren van de effecten van de maatregelen door de deelnemers heeft voor de deelnemers weinig toegevoegde waarde. Dit is enerzijds vanwege het tijdsbeslag en anderzijds vanwege de interesse voor het onderwerp. Zij werken op gevoel en zijn niet gewend aan een meer wetenschappelijke aanpak. Nut en noodzaak voor het uitvoeren van metingen is onduidelijk en past niet bij de
geven aan dat het verhaal niet alleen door een deskundige moet worden verteld maar juist door een collega agrariër. De agrariërs moeten eerst bewust worden van de problematiek en vervolgens openstaan voor nieuwe maatregelen of samenwerking. Deze bewustwording kost tijd en geduld. Via studieclubs of via lokale bijeenkomsten kan de kennis worden gedeeld en collega agrariërs worden bereikt. In het project is gebleken dat participatieve monitoring (zelf monitoren om de werking van het systeem beter te leren kennen) door de deelnemers alleen met intensieve begeleiding en kennisoverdracht zin heeft. In Landbouw op Peil is hier te weinig aandacht voor geweest. De agrariërs zijn praktische en pragmatische ondernemers die een duidelijke meerwaarde in de activiteiten moeten zien om ze ook uit te voeren.
8.5. Wetenschappelijk versus praktijkgericht De deelnemers geven aan dat zij veel op gevoel ondernemen, vanuit de onderbuik. De maatregel past of past niet in de bedrijfsvoering of bij het karakter van de agrariër. De deelnemers geven aan dat ze door wetenschappelijk onderzoek, kennis en resultaten geïnteresseerd raken voor een Echter oplossingsrichting of methode. Pas na eigen onderzoek en of gesprekken met collega agrariërs of adviseurs zullen ze daadwerkelijk stappen ondernemen. Belangrijk voor dit proces is dat ze door collega agrariërs overtuigd worden, door het horen van zijn ervaringen en resultaten. Vervolgens wil de agrariër de maatregel zelf uitproberen en dan zien wat het resultaat is, immers zien is geloven.
Leerpunten De deelnemers zijn ambassadeurs geworden voor het project. Zij zijn een belangrijke schakel in de uitrol van het gedachte goed
praktijkgericht ondernemen. Toch geven zij indirect aan er wel van geleerd te hebben. In het begin van het project wist de grote meerderheid de actuele grondwaterstand niet te benoemen. Na het project is men zich meer bewust van de actuele grondwaterstanden en past de opgedane kennis op een ‘eigenzinnige manier’ toe. Sommige bijzonder geïnteresseerde
Voer een gesprek met lokale
deelnemers hebben veel tijd geïnvesteerd in de monitoring en het opdoen van de kennis door middel van een wekelijkse ‘farmwalk”. Uit het project is naar voren gekomen dat participatieve monitoring vraagt om meer begeleiding (meettechniek, dataverzameling en analyse) om optimaal gebruik te maken van dit instrument.
Participatieve monitoring
agrariërs over bewustwording van de problematiek en maatwerkoplossingen De differentiatie in bedrijven en deelnemers geeft een positieve kruisbestuiving
vraagt om veel begeleiding en kennisdeling Om agrariërs te overtuigen moet aangesloten worden bij het gevoel van de ondernemer Een lokale benadering van de
Verder geven de deelnemers aan dat het gedachtegoed van LOP niet alleen 8.7. De menselijke maat
door een deskundige of waterschapsmedewerker moet worden uitgedragen maar vooral door de collega-agrariërs zelf. De gekozen methode van regionale bijeenkomsten is dan ook de juiste.
De deelnemers geven aan dat de afstand van het waterschap tot de agrariër steeds groter wordt. Dit is enerzijds het gevolg van de
20
problematiek is nodig om aan te sluiten bij de agrarische sector
schaalvergroting van de waterschappen en anderzijds de andere politieke wind in het bestuur (meer natuur). De deelnemers waarderen LOP omdat het project gericht is op de landbouwsector. Door op lokaal niveau en heel praktijkgericht, het gesprek aan te gaan met de agrariër, wordt beter aangesloten op zijn belevingswereld.
21
9.
Beleidsvorming
vullen ze de ervaringen met LOP goed aan. De
De waterbeheerders op regionaal en nationaal niveau en LTO zijn alle aangehaakt bij het project. Het project heeft de afgelopen jaren een bijdrage geleverd aan de discussie over het toekomstig regionale waterbeheer en beleidsvorming omtrent de Zoetwatervoorziening op de zandgronden, het nieuwe waterbeheerplan van de waterschappen, Plattelands OntwikkelingsProgramma (POP) en het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer van LTO. Daarbij is expliciet gezocht naar de verbinding tussen praktijk en beleid door de input uit het praktijkgerichte project Landbouw op Peil te gebruiken.
uitgevoerde maatregelen binnen LOP zijn vooral gericht op de waterkwantiteitsopgave en op waterkwaliteit. Dit was ook het doel van het project echter het projectteam is van mening dat in een vervolg een integrale benadering gewenst is.
Nationaal Landbouw op Peil heeft naast inzicht in de effecten van maatregelen ook informatie opgeleverd voor regionale en nationale beleidsvorming. De aanpak en eerste resultaten van LOP zijn betrokken bij de ontwikkeling van nationaal beleid voor water, natuur en mest. Het heeft bijgedragen aan de opvatting dat met regionaal maatwerk de nodige stappen gezet kunnen worden om de nog resterende beleidstekorten voor wateropgaven (waterkwaliteit en waterkwantiteit) effectief te kunnen dichten. De LOP-resultaten hebben ook bijgedragen aan het besef dat goed bodemmanagement op
maatregelen en het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW). Deze lijst vormt de basis voor beleidsmakers ten aanzien van de formulering van Groen-Blauwe diensten en een gebiedsgerichte aanpak van de wateropgave.
landbouwpercelen positieve effecten heeft op het watersysteem en inliggende watergangen. Daarmee is er draagvlak ontstaan voor het opnemen van bodemmanagement op landbouwpercelen als maatregel in het POP3 en de catalogus voor Groenblauwe diensten.
beleidsthema’s:
Tevens zijn de uitgevoerde maatregelen opgenomen op een ‘lijst’ voor POP3
Tijdens het project is discussie gevoerd met bestuurders en deelnemers over de volgende • • •
Regionaal Verder heeft Landbouw op Peil informatie opgeleverd over de mate waarin lokaal maatregelen in het landelijke gebied genomen kunnen worden in het
• •
Particulier waterbeheer. Afstemming waterschappen Rijn-Oost. Voorzieningenniveau en zelfvoorzienendheid. Gedeelde verantwoordelijkheid. Reguliere waterbeheer en onderhoud.
De discussie over deze thema’s is door de
kader van de Zoetwatervoorziening Oost Nederland (ZON). De vraag naar effecten op een meer regionaal niveau van deze maatregelen is niet volledig beantwoord. De informatie is gedeeld met Zuid-Nederland, het project Deltaplan Hoge Zandgronden (DHZ). Tijdens het gezamenlijk symposium in Arnhem in 2011 is veel informatie gedeeld en uitgewisseld. Binnen DHZ zijn de maatregelen meer gericht op bodemkwaliteit en wateroverlast. Om deze reden
waterschappen opgepakt en wordt in het opstellen van het nieuwe waterbeheerplan meegenomen.
22
Leerpunten Door actief de verbinding tussen praktijk en beleid op te zoeken wordt de discussie tijdig gestart en het beleid sluit beter aan bij de praktijk De effectiviteit van de lokale maatregelen en doorwerking op regionale schaal is nog onvoldoende duidelijk. Particulier waterbeheer agrariërs zijn enthousiast, de waterschappen nog niet. Op bedrijfsniveau zijn de eerste ervaringen positief. Door kennisdeling en samenwerking met regio Zuid (DHZ) is synergie ontstaan
10. Communicatie
De regionale gebiedsbijeenkomsten
Communicatie is een belangrijk onderdeel van Landbouw op Peil. De projectleiding heeft expliciet gestuurd op een uitgebreide communicatie naar waterschapsmedewerkers en –bestuurders en vooral de landbouwsector. Doel van het project is dan ook het breed delen van de opgedane kennis en ervaringen en aandacht vragen voor de problematiek binnen de ‘conservatieve’ sector. Om deze reden zijn de volgende communicatie activiteiten uitgevoerd:
georganiseerd vanuit LOP in samenwerking met LTO Noord is een methode om dichterbij andere geïnteresseerden te komen. De bijeenkomsten in het veld voor geïnteresseerden hebben wisselende belangstelling laten zien.
-
Het is erg lastig om bijvoorbeeld jonge agrariërs te interesseren voor dergelijke bijeenkomsten. Jonge ondernemers beredeneren veelal vanuit de gedachte, wat levert het mij (direct) op? Dit geldt zowel voor deelname als voor het bezoeken van bijeenkomsten.
Website, www.landbouwoppeil.nl Artikelen en persmomenten (Nieuwe Oogst, de Boerderij, RTV-Oost) Presentaties op symposia (KRW, STOWA, ZON-DHZ, Bodembreed) Informatieborden op het bedrijf van de deelnemers Nieuwsbrieven (tijdens bijeenkomsten) Regiobijeenkomsten (voor collega agrariërs) Inzet participatieve monitoring (kennisdeling en –verspreiding)
Leerpunten Actief opzoeken van de publiciteit heeft bijgedragen aan de bekendheid van het LOP Ondanks de vele communicatie activiteiten en positieve reacties blijft het moeilijk om de lokale (jonge) ondernemers te bereiken
Aan het begin van het project is een communicatieplan opgesteld waarin naast de communicatie over doel, voortgang en resultaten van de projectactiviteiten vooral gecommuniceerd is over de opgedane ervaringen van de deelnemende
Binnen het project is als het ware een eerste aanzet gegeven of een start gemaakt met het uitdragen van de ervaringen en opgedane kennis. De merknaam Landbouw op Peil kan in de uitrol van de kennis en informatie worden gebruikt mede vanwege de positieve uitstraling binnen de sector. Ook is het project genomineerd voor de jaarlijkse Waterinnovatie prijs. De nominatie is mede te danken aan de (nieuwe) manier van samenwerking tussen waterschap en de sector. Daarnaast heeft het de MVO award van de Nederlandse Waterschapsbank gekregen.
agrariërs. Door de juiste contacten met organisaties en media heeft het project en wat ermee beoogd wordt vrij veel in de belangstelling gestaan. De reacties zijn uitsluitend positief geweest. Ook aan de bestuurlijke kant wordt het project veelvuldig gebruikt als goed voorbeeld van samenwerking tussen partijen met in de basis verschillende belangen. LOP heeft zich ontwikkeld tot een positieve merknaam in de sector. Dit helpt om het goede voorbeeld van LOP uit te dragen in gebiedsprocessen en gebieden met knelpunten met water. Ondanks de positieve reacties is het verkrijgen van interesse voor de problematiek een opgave die veel inspanning vraagt. Vanuit LTO Noord is zeer regelmatig aandacht besteed aan LOP. Middels interviews met deelnemers en achtergrond informatie over de opzet van het project en de uitvoering in Nieuwe Oogst en andere agrarische bladen. Ook zijn waterportefeuillehouders van LTO Noord actief benaderd. 23
De betrokkenen zijn verrast van het positieve succes en de merknaam LOP. Er is geen plan om deze positieve ´vibe´ na afronding voort te zetten
11. Positieve feedback en Nu?
lange termijn. Het (blijven) informeren/scholen van medewerkers van de verschillende betrokken organisaties is essentieel. Bij de waterschappen kan dat bijvoorbeeld een plek krijgen in het beleid rond vergunningen en handhaving. Of door in de keur maatregelen te ontmoedigen of stimuleren. Ook kan gedacht worden om de kennis te verwerking in databases en modellen zoals relatie tussen opbrengst en grondwaterstand.
11.1. Algemeen Met Landbouw op Peil is een positieve impuls gegeven en een start gemaakt met het onder de aandacht brengen van de mogelijke effecten van klimaatsveranderingen op water en bodem in de landbouw. Er is een start gemaakt met het omdenken van afvoer naar sparen, aanvoer van water en
Voor de landbouwsector geldt dat de kennis uitgedragen moet worden bijvoorbeeld door voorlichting en de maatregelen moeten worden toegepast vanuit het besef dat ze kosteneffectief zijn. Daarnaast moeten ook
adapteren en deels accepteren. Daarbij dient de ommekeer te komen naar meer participatief waterbeheer, zelfvoorzienendheid en van (chemische) compensatie naar meer duurzaam beheer van de bodem. Naast Landbouw op
erfbetreders, loonwerkers, drainagebedrijven en ketenbedrijven betrokken worden bij het proces en een actieve rol gaan vervullen. Het is dan ook goed om te merken dat grotere ketenpartijen als Friesland-Campina te eerste stappen zetten. Dit biedt kansen om binnen de regio aan te haken bij deze initiatieven.
Peil zijn verspreid over Nederland vergelijkbare onderzoeken uitgevoerd binnen het spectrum water-bodem-landbouw. Er zijn verschillen in focus, doelstelling en aanpak, maar ook veel overeenkomsten. Deze overeenkomsten benadrukken de urgentie van het onderwerp. Zoals ook in Landbouw op Peil is er nog een lange weg te gaan voordat de meerderheid van de agrariërs het belang van goed water- en bodembeheer inziet en de kansrijke maatregelen volledig overneemt. Hiermee wordt het belang onderstreept om tijdig te beginnen en het proces te blijven voeden.
Het omdenken binnen de landbouwsector en ook de waterschapswereld kan door de overheden gestimuleerd worden door blijvend aandacht te geven aan de problematiek. Al hoewel verbetering van het bedrijfsresultaat en continuïteit de belangrijkste incentives zijn voor de agrarische ondernemer.
11.2. Bewustwording, kennis vastleggen en gebruiken?
Het gericht organiseren van onderzoek en maatregelen is nog steeds nodig. De belangrijkste onderzoeksvragen zijn: Wat zijn de effecten van de maatregelen na een uitrol over een groot aantal bedrijven? en Is particulier peilbeheer wenselijk, zo ja, hoe kunnen we dat vormgeven? Verder zijn door een groter wordend besef van de problematiek ook meer innovaties ontstaan waardoor nieuwe onderzoeksvragen worden geformuleerd.
Een belangrijke les uit LOP is dat de basis voor verandering wordt gelegd bij de bewustwording van de problematiek vanuit zowel de agrarische ondernemers als bij de waterschappers. Door in gesprek te gaan met elkaar, aan te sluiten op elkaar belevingswereld en kennisoverdracht wordt gezamenlijk gewerkt aan deze bewustwording. Het fundament voor deze samenwerking is vertrouwen en gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen. De belangrijkste schakel in het verspreiden van de opgedane kennis en ervaring zit in een consistente lange termijn aanpak. Kennis is niet effectief als
11.3. Praktijk proeven en Participatieve monitoring In het project is gebruik gemaakt van de instrumenten praktijk proeven en participatieve monitoring. Deze instrumenten kunnen goed ingezet worden bij de bewustwording van de problematiek. Beide vragen echter om een intensieve en langdurige investering om optimaal rendement te behalen.
het niet gedeeld wordt. Bij vrijwel alle partijen leeft de gedachte dat ‘we de tijd van pilots nu wel gehad hebben’. Om werkelijk vooruitgang te boeken, moeten de LOP resultaten in samenhangend beleid verwerkt worden, gericht op de 24
De pragmatische uitvoering van het project is voor de monitoring misschien doorgeschoten met betrekking tot de opzet en duur. Achteraf gezien had een uitgebreidere aanpak naar verwachting meer rendement kunnen opleveren.
11.4. Een sectorale aanpak volstaat niet meer. De integrale benadering van LOP (water en bodem en bedrijfsvoering) heeft bijgedragen aan het behaalde succes. Ook binnen het projectteam LOP en de deelnemers was een brede vertegenwoordiging van allerlei vakgebieden aanwezig. Deze kruisbestuiving is nodig om elkaar te overtuigen en los te rukken uit ‘de vertrouwde omgeving’.
11.5. Sneeuwbal effect In LOP heeft de focus gelegen op de 15 bedrijven van de deelnemers en is de kennis gedeeld en verspreid door de deskundigen, waterschapsmedewerkers en deelnemers. Er is geen aandacht uit gegaan naar erfbetreders, loonwerkers en de keten. Door ook deze partijen te betrekken in de bewustwording over de problematiek en de kansrijke maatregelen kan een sneeuwbal effect ontstaan. Belangrijke randvoorwaarde voor succes is een integrale benadering van de problematiek in de voornamelijk sectorale sector.
11.6. Vertrouwen en loslaten Ook binnen het waterschap en de landbouwsector zijn inzichten verkregen over de kansrijke win-win situatie, gezamenlijke verantwoordelijkheid en mogelijke samenwerking bij de realisering van de wateropgaven. Er zijn nog steeds veel kritische geluiden over deze samenwerking. Deze hebben enerzijds betrekking op activiteiten of afspraken uit het verleden die niet altijd zijn nagekomen, de slechte voorbeelden die het verpesten voor de anderen, argwaan naar elkaar toe Uiteindelijk is samenwerking gebaseerd op vertrouwen en loslaten.
25
26