Ingenieurs op vakantie Stefan Aerts en Bouworde vzw Met de vakantiemaanden voor de deur, wordt het tijd om eens wat aandacht te besteden aan enkele ingenieurs die hun vakantie op een originele manier invullen. De meeste Belgen brengen die paar vrije weken door op een wit (overbevolkt) strand of in de bergen, of gaan op zoek naar een cultureel, historisch hoogtepunt of laten zich eens goed gaan tijdens een avontuurlijke tocht. Hier en daar vind je een witte raaf die het over een andere boeg gooit en het aangename aan het nuttige probeert te koppelen. Stefan Aerts, bio-ingenieur in de landbouwkunde (promotie 2002) is zo’n uitzondering. Al enkele jaren gaat hij mee met de Bouworde. Een microbe die hem niet snel zal loslaten. In den beginne
The legend continues
Het hele verhaal begon eigenlijk tijdens mijn eerste jaar aan onze faculteit. Ergens tijdens de juniexamens vroeg iemand mij ‘of ik al iets te doen had in juli’. Dat was niet het geval en zo kwam het dat deze jongedame mij meetroonde op weg naar wat het eerste van mijn 5 bouwkampen zou zijn. Juli 1998, weer één van die momenten die achteraf een keerpunt in je leven blijken te zijn. Op dat ogenblik had ik amper een idee van wat Bouworde eigenlijk was en waar ze als vereniging voor stond (en nog steeds staat). Een aantrekkelijke combinatie van reizen, avontuur en misschien ook wel het idee om iets nuttigs te doen, meer was er op dat ogenblik zeker niet. Villafranca, een klein dorpje in de buurt van Turijn, was het doel van onze reis. Ik zou er nog drie keer terugkeren.
Wat is die Bouworde nu? Voor velen is ze waarschijnlijk geen onbekende, als ik hoor hoeveel landbouw- en bio-ingenieurs er door de jaren heen mee op kamp zijn geweest. Bouworde vierde vorig jaar haar 50e verjaardag hier in Leuven, o.a. met een academische zitting in de promotiezaal van de K.U.Leuven. Het werd een aangenaam weerzien met een groot aantal oud-vrijwilligers. Van een pure hulporganisatie in de jaren ‘50 en ‘60 werd Bouworde door de jaren een erkende landelijke jeugdvereniging die haar vrijwilligers wil bewustmaken van de bestaande (kans)armoede in Vlaanderen en de wereld en vooral van het feit dat daaraan wel degelijk gewerkt kan worden. Met de blote hand als het moet. Op dat punt zijn we nog steeds wie we waren 50 jaar geleden. In die zin zijn we eigenlijk nog steeds uniek; hoe belangrijk ook die verwezenlijkingen zijn op de projecten, hoeveel er ook letterlijk gebouwd wordt, minstens even belangrijk voor ons is het feit dat onze vrijwilligers er iets van meedragen, hoe lang het ook geleden is. Ze hebben zichzelf minstens evenveel vorm gegeven als het project waaraan ze werkten. Onze vereniging heeft een bewogen geschiedenis achter de rug. Het grote succes van de vroege jaren (‘50-‘60) werd niet vervolgd in de jaren ‘80 en ook tijdens het laatste decennium van de vorige eeuw daalde het aantal vrijwilligers stilaan maar zeker. Toch gingen in de zomer van 2001 (het jaar met het laagste aantal vrijwilligers ooit) nog steeds 450 jongeren met Bouworde op kamp. Ongetwijfeld zijn allerlei oorzaken verantwoordelijk voor de afname van het deelnemersaantal, maar het steeds groter wordende aanbod aan mogelijkheden voor de jeugd zijn hier zeker niet vreemd aan. In ieder geval drong een ommezwaai zich op en die is er dat najaar dan ook gekomen. Een nieuwe ploeg, nieuwe projecten die dichter aansloten bij de mogelijkheden van de vrijwilligers die zich aanboden (die minder en minder praktische kennis in huis hadden), een nieuw elan. Het aandeel sociale en ecologische projecten is sindsdien stevig toegenomen. Ook op dat vlak valt er in de wereld nog heel wat te ‘bouwen’.
Bredero Bouworde is ondertussen een stevig deel van mijn leven geworden. In 1999 kwam ik piepen in wat nu onze ‘kernploeg’ is, een groep van vrijwilligers die het jaar rond de werking van de vereniging draaiende houden. We zorgen voor promotie op allerlei festivals en beurzen, we begeleiden de nieuwe vrijwilligers tijdens de verschillende vormingsmomenten die georganiseerd worden, we zorgen voor de nodige evaluaties, we zorgen dat de instuif (na het kampseizoen) swingt, organiseren een eetfeest, bevolken allerlei werkgroepen. De werkpaarden van Bouworde, in iedere positieve zin van het woord. Ondertussen ook een hechte vriendengroep die ieder jaar weer nieuwe enthousiastelingen mag verwelkomen. In het najaar van 2002 zette ik echter een stap waardoor Bouworde toch net iets meer werd dan een vrijblijvende tijdsbesteding. Ik ging namelijk in op de vraag om deel uit te maken van de Algemene Vergadering. Een opstapje, zo bleek, naar de Raad van Bestuur, waar ik mijn intrede deed in het najaar van 2003. Een jonge snaak tussen de grote jongens. En ondanks alle ‘veldwerk’ van de jaren daarvoor, is het toch even wennen als je daar zit en ook daadwerkelijk ja (of nee) moet zeggen als het erop aan komt. Het laatste stapje zette ik in januari van dit jaar toen ik verkozen werd tot ondervoorzitter. Het kan verkeren, zei u?
Voor het eerst sinds twintig jaar trok Bouworde ook weer naar Afrika. Samen met de stad Leuven werd er een project opgezet in Nakuru (Kenia), en ook in 2004 zal er daar een bouwkamp plaatsvinden. Een en ander had tot gevolg dat we in 2002 een groei van 44 % in vrijwilligers optekenden. Een opsteker van formaat. In 2003 en 2004 hebben we geprobeerd om deze nieuwe lijn door te trekken, met als resultaat dat we dit jaar aanwezig zullen zijn in 19 Europese landen (klassiekers als Roemenië 23
en nieuwkomers als Litouwen en Oekraïne) en 4 Afrikaanse landen (Kenia, Marokko, Senegal en Zuid-Afrika). Nu al (mei 2004) zijn veel van de beschikbare plaatsen op de 120 projecten bijna volzet. Bouworde, klaar voor nog eens 50 zomers?
We hebben een project waarbij we in het dorpje Tigouga (op 1 800 m hoogte in de Atlas) de irrigatiekanalen en het waterreservoir gaan herstellen. In Tamri pakken we de wegen aan die geregeld wegspoelen (wanneer het voor de verandering dan toch eens regent) en in Taroudannt (een stad ter grootte van Leuven) herstellen we het sanitair in een weeshuis. Het meest uitdagende kamp is nochtans het vierde, het ‘vakantiekamp’. Een beetje een misleidende naam misschien … We gaan namelijk met kinderen uit het weeshuis én het blindenhuis van Taroudannt op vakantiekamp naar de kust. We, dat zijn dan 9 Vlaamse jongeren waar ik het allergrootste respect voor heb. Zelf zal ik vooral bezig zijn met het irrigatieproject in Tigouga, toevallig (?) samen met nog 3 andere (bijna-)bioingenieurs. Het bloed kruipt enz.?
Ingenieur op vakantie Na mijn vier kampen in Italië en twee kamploze jaren is het deze zomer tijd voor een nieuwe uitdaging. Marokko. Tijdens een prospectie in oktober hebben we 4 projecten geselecteerd die we deze zomer willen steunen, samen met onze vrijwilligers. Deze projecten liggen allemaal in het arme Berber-gebied bij Agadir. Geen strandvakantie voor ons. Nochtans … de meesten trekken een heel stuk het binnenland in, voor wat ‘een intens inleefverblijf’ belooft te worden. Een maand zonder elektriciteit, laat staan moderne voorzieningen. Samen met 22 andere vrijwilligers trek ik in augustus een kleine maand naar dat bloedhete gebied. Dat besef begint meer en meer door te dringen. Het zal dus niet het gemakkelijkste kamp van de reeks worden, daar kan ik al wel zeker van zijn. Het meest uitdagende daarentegen ongetwijfeld wel. Gelukkig hebben we ter plaatse een contactpersoon die een groot deel van de voorbereiding uit onze handen kan nemen. Het organiseren van 4 zulke verschillende kampen op 4 totaal verschillende lokaties is bijna onmogelijk van hieruit. Organisatorisch, maar ook administratief komt er heel wat bij kijken.
De weg naar Tigouga, terugblik halfweg. Stiekem had ik gehoopt om daar op die hoogte een beetje de hitte te kunnen ontvluchten. Blijkt dat het daar in augustus nog steeds gemakkelijk 40-45 °C is. ‘Als er tenminste geen hittegolf is.’ Een uitdaging op zich, maar het maakt er de motivatie niet kleiner op. De anderen zitten op zeeniveau, maar ik ben er zeker van dat zelfs daardoor hun enthousiasme niet zal wegsmelten. We zijn ondertussen druk bezig om de nodige financiering te zoeken voor die projecten. De filosofie van Bouworde bestaat erin dat de vrijwilligers zelf hun reiskosten, verzekering enz. betalen, dus daar hoeven we ons geen zorgen over te maken. De laatste jaren is het voor de projecten wel steeds moeilijker om zelf voor de materialen en het verblijf en het eten van onze jongeren te zorgen. Daarvoor moet Bouworde dus zelf een (stevige) inspanning doen, een inspanning waarvoor onze subsidie als jeugdvereniging niet bedoeld en lang niet toereikend is. Onze werkgroep Promotie & Fund Raising (PFR voor de vrienden) heeft ondertussen maar weer eens
V.l.n.r.: dorpsoudste Tamri, contactpersoon Marokko, ikzelf bij een bezoek aan een profisorisch herstelde weggespoelde weg bij Tamri. 24
gemerkt dat het vinden van geld niet zo eenvoudig is. En toch, iedere druppel koelt die plaat weer wat af. Op de steun van de wandelhappening ‘Dwars door Brakel’ mochten we dit jaar in ieder geval al rekenen. Dat we daarvoor dankbaar zijn, kunnen mijn voeten u getuigen …
Virus of verslaving Wat dat nu is met die Bouworde, ik weet het nog altijd niet. We lachen wel eens dat je moet opletten of dat je eraan verslaafd geraakt. Het bouwordevirus. Bouworde trouworde. Een grapje, misschien, maar toch. Hoe lang het ook geleden is, 5, 10, 20 of 40 jaar, als je met een oud-vrijwilliger over zijn of haar kamp spreekt, steeds hebben ze die twinkeling in de ogen. Daarom is het ook spijtig dat we het contact met zoveel van die oud-vrijwilligers door de jaren kwijtgeraakt zijn. Indien iemand contactgegevens heeft van mensen die ooit met de Bouworde meegingen, zijn die dan ook steeds welkom. Als ik op mijn persoonlijke ervaring op de faculteit mag afgaan, dan moeten dat er toch heel wat zijn zo ondertussen. In ieder geval, draagt u Bouworde een warm hart toe of wil u wat meer informatie, stuur gerust een mailtje of loop even langs, op de faculteit in Leuven of deze zomer in Marokko … Stefan Aerts
[email protected] Bouworde vzw vzw
[email protected] Tiensesteenweg 157 3010 Leuven (Kessel-Lo) 016 25 91 44 KBC 431-7100231-92
Huidig irrigatiesysteem van Tigouga, met wat locals en de plaatselijke huizen.
Els Coolen en Bart Van Asten leven in functie van Safier Het verhaal van Els Coolen (promotie 1999) en Bart Van Asten (promotie 2002) kan je nog moeilijk ‘vakantie’ noemen. Bij hen staat Indonesië centraal zodat hun verblijf en hun activiteiten in België zich helemaal afstemmen op hun buitenlands project. Els en Bart liggen mee aan de basis van Safier, Sustainable Agriculture and Forestry for International Environmental Rehabilitation. Dit project slorpt al hun vrije tijd en vakantie op. In België is dat gemiddeld 25 à 30 uur per week. Nu er meer vrijwilligers bijkomen, wordt er gelukkig al heel wat uit hun handen genomen. Tot nu toe verbleven ze elk jaar een half jaar in Indonesië, maar nu alles daar redelijk vlot verloopt kan het wat minder. Els heeft al 2 keer bij prof. Erik Mathijs (afdeling Landbouw- en Milieueconomie) op een kort project gewerkt, maar daar is nu niks voorhanden. Bart heeft altijd in de Via Via (een reiscafé in Heverlee) gewerkt en Els vorig jaar ook. Ze moeten dus wel telkens op zoek naar nieuw werk. De meeste jobs werken met contracten van minstens een jaar, wat niet zo interessant is. Bart wil nu het onderwijs in, zodat ze toch elke zomer 2 maanden naar ginds kunnen. Els is nog op zoek naar een job waar ze gemakkelijk verlof zonder wedde kan nemen. Bio-ingenieurs op vakantie kan je ons niet echt noemen. Echt vakantie lijkt nu al eeuwen geleden. Gelukkig geeft Indonesië toch wel die rust die je normaalgezien bij een vakantie verwacht. Indonesië, het was niet eens één van onze droombestemmingen. Om eerlijk te zijn sprak heel Azië ons niet echt aan. Afrika, of Zuid-Amerika, daar wilden we naartoe, liefst zelfs om te gaan werken. Tot dat voorstel kwam van
IAAS. Of er niet iemand naar Indonesië wou om het Village Concept Project daar mee te gaan uitwerken. En het hart was verloren. Die schitterende natuur, de ongelooflijke gastvrijheid van de mensen, dit was een land om vaker naartoe te trekken. Toen dan ook het Village Concept Project niet van de grond bleek te komen omdat de Indonesische lokale comités het niet eens raakten over waar het project zou 25
komen, was er al een nieuwe reis naar Indonesië gepland om informatie te verzamelen voor Els haar eindwerk bij Cultures and Development Studies. En die reis trok naar Kalimantan, een van de minder bezochte eilanden en zogezegd nog vol oerwoud. Enkele tips van de vele Indonesische vrienden die we ondertussen hadden, voerden ons langs idyllische plaatsen in Zuid- en Centraal-Kalimantan en zo kwamen we uiteindelijk terecht in Tanjung Puting National Park. Toeristische trekpleister omwille van de orang-oetangs, maar jammer genoeg ook een trekpleister voor de vele houthakkers, die het waardevolle tropisch hardhout en masse uit het park sleepten. We maakten er ook kennis met enkele Indonesische organisaties die zich bezig hielden met de rehabilitatie van orangoetangs en die toch ook iets wilden doen voor de mensen die aan het park leefden. Wij, met onze bio-ingenieuropleiding, DGOS-cursus gevolgd en dan die aanvullende opleiding, hebben die kans met beide handen gegrepen … en een half jaar later was Safier geboren.
boek aan het lezen, neemt er wel iemand het boek uit je handen om het dicht te slaan en naar de omslag te kijken. Of gewoon om over je schouder mee te lezen in een taal die ze niet kennen. En gewoon al het ‘s avonds op een terrasje zitten met een frisse pint ... iets waar wij Belgen toch niet zonder kunnen, is hier een verre droom. Iedereen vraagt ook constant waar je naartoe gaat of vanwaar je komt, terwijl je hier toch niet echt ver kunt gaan. Iets bij je hebben lokt ook gegarandeerd de vraag uit ‘Wat zit er in je zak?’. Weinig mensen kunnen zich het leven hier voorstellen. Je moet er echt geweest zijn om het te weten. Maar we zullen eens een poging doen het te beschrijven. Om in Tanjung Harapan, ‘ons’ dorp, te geraken, moet je vanuit Kumai, een havenstadje, een klotok nemen. Een klotok is een soort grote kano met een motor die genoemd is naar het geluid dat die maakt. Over de rivier Sekonyer is het een uurtje varen. Langzaam vaar je langs Nipah-palmen het nationaal park binnen. De vegetatie gaat gestaag over in oerwoudvegetatie en vaak zie je groepen neusapen in de bomen neerkijken op het verkeer op de rivier. Of je hebt geluk en ziet een krokodil zonnen op de oevers. Het dorp zelf heeft 2 aanlegsteigers: eentje aan het Ecolodge hotel, een van de hotels voor toeristen die het park bezoeken, en eentje verderop. Het dorp bestaat uit 2 aarden paden waarlangs de huizen liggen, een 70-tal in totaal. Een beek loopt langs de paden. Tussen de 2 paden, die in een hoek van ongeveer 90° liggen, liggen de rijstvelden met irrigatiekanaaltjes. De meeste huizen zijn van hout, sommigen nog met daken van palmblaren. Veel gebeurt er niet op een dag. ‘s Morgens gaan de kinderen naar de lagere school die het dorp rijk is, de vrouwen doen de was in de beekjes en de mannen gaan naar het veld of gaan vissen.
Nu zijn we al 4 jaar verder. Waarvan we in totaal toch al meer dan een jaar in Indonesië hebben doorgebracht. En we zijn er nu weer. Langzamerhand is Safier uitgegroeid tot een redelijke organisatie, met een team van 16 vrijwilligers in Leuven en die 2 zotten die telkens weer een paar maanden per jaar hun job opzeggen om de boel in Indonesië draaiende te houden. Want hoewel we in die 4 jaar al serieus gegroeid zijn, blijft het in België voorlopig onmogelijk om te kunnen leven van dit vzw-werk, zeker niet als we spreken over Indonesië, dat niet tot de federale noch Vlaamse partnerlanden behoort. Dus ploeteren we zo maar even voort. We werken er hard aan dat ze het hier volledig zelfstandig kunnen laten draaien en dat lukt voorlopig aardig. Ondertussen hebben we hier nu een eigen leven opgebouwd, we hebben onze eigen kamer bij Ian, die ons elk jaar weer verwelkomt in zijn eigen huis. We hebben onze vrienden, onze bezigheden. Maar zo stilaan komt nu ook het besef dat we hier niet voor altijd zouden willen zitten. De lokroep van andere plaatsen roept. Dit jungle-dorp heeft wel veel van de dingen waar we zo vaak van droomden, maar het mist toch iets …vrije tijd. In een gemeenschap die zo is afgesloten van de rest ben je elke minuut van de dag bezig met je werk. Hoe vorderen de projecten, hoe denken ze erover? Privacy en vrije tijd zijn begrippen die ze hier niet echt kennen. Als we eens even met ons tweeën alleen willen zijn, om iets te bespreken, of om gewoon nog eens samen te zitten, zit er gegarandeerd binnen de 5 minuten iemand bij. Ben je een 26
Veel vis zit er echter niet meer in de rivier, want deze is zwaar vervuild door kwik uit de naburige goudmijnen. Tussen 11 en 14 is het veel te warm en ligt iedereen te slapen. Om 16 uur komt het hele dorp samen aan het volleybalplein om te spelen of te kijken. De vrouwen zitten ‘s namiddags in groepjes bij elkaar aan de winkel om de laatste roddels uit te wisselen (en dat zijn er hier nogal wat!). Het geloof in magie is enorm groot in deze gemeenschap, waardoor er elke week wel ergens een rituele maaltijd is om de slechte magie te verdrijven. De sleur wordt hier enkel doorbroken door een geboorte, een huwelijk, een sterfgeval, of een tochtje naar de stad om inkopen te doen. Wij hebben het bij onze gastheer gelukkig goed getroffen. Hij heeft een badkamertje gebouwd waar we ons kunnen wassen zonder aan de blikken van voorbijgangers blootgesteld te zijn. Ook qua eten zorgt hij er nu voor dat we een gevarieerder menu krijgen dan de gewoonlijke rijst met noedels. Als we aardappelen meebrengen van de markt, bakt zijn vrouw zelfs heerlijke frietjes. Het leven in het oerwoud brengt natuurlijk ook andere problemen met zich mee. Je moet voortdurend op je hoede zijn voor slangen en ander ongedierte en we hebben elk toch al een 4-tal keren in bed gelegen met malaria. Het feit dat hier weinig blanken komen, maakt ook dat we in heel de provincie bekend zijn. Als we in Palangkaraya, de provinciale hoofdstad waar we 1 à 2 keer per jaar naartoe moeten om ons visum te verlengen, uit de bus stappen, is er steeds wel iemand die ons kent en ons bij onze naam roept. Als we hier na 6 maanden in België terug aankomen, is het vaak alsof we nooit zijn weggeweest, dan vragen ze ons gewoon waar we zolang hebben gezeten.
eens zijn, zullen pas naar boven komen na een tijd en direct wrevel oproepen. Dus is het belangrijk om daarop te anticiperen. Via verschillende wegen proberen te weten te komen wat ze nu echt denken, en natuurlijk hen zoveel mogelijk zelf aan het woord laten. Dat we hun taal spreken is dan ook onmisbaar. De nuances van een gesprek kunnen bijna nooit volledig vertaald worden naar het Engels, een taal die trouwens maar enkelen een beetje meester zijn. Gelukkig hebben we dankzij onze opleiding een brede achtergrond die ons in staat stelt zowel de technische als de sociale problemen structureel aan te pakken. Dat structurele is iets waar we bijvoorbeeld onze Indonesische medewerker serieus in moeten opleiden. Er wordt hier meestal niet op lange termijn gedacht, wat toch noodzakelijk is voor duurzaamheid. En hen het principe van duurzaamheid bijbrengen, is net hetgene dat gemeenschappen vooruithelpt. Zonder dat wij ons te veel moeten bemoeien.
Heel die vertrouwdheid maakt natuurlijk ook dat wat we hier willen verwezenlijken, ook echt lukt. Langzaamaan is er dankzij onze inspanningen een sterke coöperatieve opgericht die nu al een jaar op volle toeren draait. Onze bedoeling is om alternatieven uit te bouwen zodat diegenen die uit de illegale houtkap willen stappen, andere opties hebben. En dat werkt: de coöperatieve werkt rond toerisme, viskweek en landbouw en de betrokkenheid bij de houtkap is binnen de gemeenschap al sterk verminderd. En nu willen we die werking uitbreiden naar andere dorpen in de regio. Dat betekent weer heel wat reizen (openbaar vervoer is hier niet zo vanzelfsprekend) en gesprekken voeren. Onderscheid kunnen maken tussen mensen die geld willen zien en zij die vooruit willen door te werken, een eigenschap die hier onmisbaar is. Indonesiërs zijn immers nooit 100 % open en zullen nooit volledig hun gedacht zeggen. Dingen waar ze het niet mee
Het is belangrijk dat deze werking een belangrijke plaats krijgt binnen de faculteit. Safier is immers een organisatie, opgericht binnen de faculteit, die enerzijds zelfstandig een degelijke projectwerking in Indonesië heeft uitgebouwd en die anderzijds aan studenten van de faculteit de kans biedt om ervaring op te doen in ontwikkelingssamenwerking. Hierbij behoort zowel de Zuidwerking als de noodzakelijke Noordwerking, die gaat van sensibilisering en educatie tot de administratieve rompslomp en het opstellen van subsidiedossiers. Hier krijgen studenten de kans om te leren wat ontwikkelingssamenwerking inhoudt voordat ze de NGO-wereld binnenstappen, waar een te groot idealisme vaak tot teleurstellingen kan leiden. Met ons team van 16 vrijwilligers zijn we er dit jaar in geslaagd om zowel voor studenten als voor leerlingen van lager en middelbaar onderwijs een aantal leuke activiteiten uit te bouwen zoals ‘De Wereld in je Park’, een inleefspel over illegale houtkap en kwikvervuiling, en allerhande lezingen. Els Coolen en Bart Van Asten - SAFIER Leuterweg 51, 3630 Maasmechelen http://www.safier.be
[email protected]
27