Avonturen op vakantie
Hoofdstuk 1
Avonturen op vakantie
Que trouverez-vous dans les différentes parties du chapitre ? Parties 1-2-3 : Les situations mobilisatrices, qui vont favoriser l’apprentissage 1 Que peut-on faire durant ses vacances ? Des brochures donnent des idées. Plus intéressant encore sont les témoignages de participants qui racontent ce qu’ils ont fait et ce qu’ils en pensent ! 2 Le centre Bloso ‘Kattevenia’ de Gand offre beaucoup d’opportunités pour les amateurs de sports. La lecture de son siteweb nous permet d’élargir le vocabulaire spécifique aux loisirs sportifs. 3 Pour situer des événements dans le fil d’une journée, un vocabulaire spécifique est indispensable ainsi que la maîtrise de la façon de dire l’heure. C’est l’objet de cette leçon. Parties 4, 5, 6 : L’installation de ressources indispensables pour progresser rapidement 4 L’imparfait (de OVT) de ‘hebben’ et ‘zijn’ 5 Les pronoms personnels compléments 6 Le passé composé (de VTT) – l’emploi de ‘hebben’ et ‘zijn’
Hoofdstuk
1
Dans ce chapitre, tu entends des jeunes parler de leurs vacances d’été. Ils parlent du déroulement d’une journée passée dans un camp de sport, d’aventure ou durant un stage de langue. L’objectif final de ce chapitre est que tu puisses parler de la formule de vacances que tu préfères, que tu puisses raconter ce que tu as fait durant un camp ou un stage. Tu pourras aussi parler des sports que tu pratiques. Tu seras aussi capable de rechercher des informations utiles dans une brochure et les communiquer à d’autres personnes.
Inhoudstafel 1
Wat ga je doen in de vakantie?
12
2
Hou jij van sport?
27
3
Wanneer spreken we af?
40
4
Had jij een leuke vakantie?
52
L’imparfait (OVT) de ‘zijn’ et ‘hebben’
5
Ga je mee?
57
Les pronoms personnels compléments
6
Wat heb jij tijdens de vakantie gedaan?
64
Le passé composé (VTT)
7
Test jezelf: grammatica
74
8
Test jezelf: woordenschat en taalgebruik
79
9
Eindtaak
86
10 Checklist
91
elf elfde
WE ONTHOUDEN! • Les conjonctions de coordination : en, of, maar, want 20 • Comment dire l’heure ? 44 • L’imparfait de ‘zijn’ et ‘hebben’ 54 • Les pronoms personnels compléments58 • La place du pronom personnel complément61 • La formation du participe passé 66 • L’emploi des temps 67 • La formation du VTT 68 • L’emploi de ‘zijn’ et ‘hebben’ 69 • Certains verbes ont un participe passé en (E)N. 69
11
DATABANKEN • Positief gevoel / Negatief gevoel 17 • Doe jij aan sport? 30 • De momenten van de dag 42 WOORDENSCHAT EN TAALGEBRUIK • Mini-dialogen • Zin in een taalkamp? • Welk kamp kiezen we? • Welke sport doe jij graag? • Ben jij sportief? • Hoe laat is het? • Wat doe jij vandaag?
22 34 48
• Woorden en zinnen in context • Wat ga je doen in de vakantie? 23 • Hou jij van sport? 35 • Wanneer spreken we af? 49 EINSTEIN Studietips bij de mindmaps ‘Woorden en zinnen in context’ 23, 35, 49 As-tu remarqué ? • ‘zijn’ et ‘hebben’ ont seulement deux formes à l’imparfait 54 • ‘zijn’ et ‘hebben’ sont de verbes irréguliers.54 • Certains verbes, contrairement au français, s’utilisent toujours avec une préposition.63
11
1
Wat ga je doen in de vakantie? Observation de trois brochures présentant des formules de camps de vacances.
Déroulement de la séquence : 1 Première approche du sujet de la leçon : observation et analyse de trois brochures (pages 12-14). 2 Deuxième approche : deux auditions de participants à des camps de vacances (pages 15 et 16) 3 Exploitation de la deuxième audition: repérage de phrases de conversation courante (exercice 9), questions-réponses sur le contenu (exercice 10), interprétation de la conversation (exercice 11). 4 Découverte de la databank et exploitation de celle-ci (exercices 12 et 13). 5 Découverte de l’utilité des conjonctions de coordination en jouant un dialogue (exercice 14). 6 Analyse du contenu du dialogue (exercice 15). 7 Exploitation du tableau We onthouden! (exercices 16 à 18).
1
Wat ga je doen in de vakantie?
1 http://www.bouwmee.be
bouw mee
•••• HOME
KAMPEN
WORKSHOPS
15-17 jaar
WIE ZIJN WE
18-30 jaar
Groepen
Beleef° meer! Wil je de wereld° ontdekken°? Wil je mensen helpen? Wij organiseren actieve vakanties voor jongeren tussen 15 en 25 jaar. We hebben projecten in Afrika, Azië, Europa en Latijns-Amerika. Tijdens onze kampen werk je als vrijwilliger° samen met andere jongeren. Twee weken huizen bouwen in Roemenië? In Polen klaslokalen schilderen? Weeskinderen° in Marokko amuseren? Kijk snel naar het programma!
DOE MEER
MEDIA
FAQ
Langdurig vrijwilligerswerk
Volg ons op Facebook
CONTACT
ACCOUNT
Short Break
Contact
Periode Locatie
Marokko 4/07 – 18/07 Taroudant Je slaapt in een tent.
Wat moet je kunnen? Prijs
• Frans spreken. • Kinderen amuseren. € 540
Polen 8/07 – 22/07 Piskorzyna Je logeert bij een Pools gezin. • Duits spreken. € 230
Roemenië 4/08 -18/08 Moldovita Je slaapt in een school. • Duits spreken. • Handig° zijn € 320
(inclusief busreis en maaltijden)
° beleven: vivre, faire l’expérience de wereld: le monde ontdekken: découvrir de vrijwilliger: le volontaire het weeskind: l’orphelin handig: débrouillard
2 http://www.lecrayonbe/splash ZOEK JE TAALKAMP
Nederlands ı français Uw lidnummer
Uw e-mailadres
Lidnummer vergeten?
Lidnummer aanvragen
Talencentrum 'SPLASH'
Home Splash Taalkampen Foto's
Aanbod Praktisch ContactNews
FAQ
SPLASH
Duik° in ons taalbad° Hou je van water? Wil je op een leuke manier Nederlands leren? Kies dan voor ons taalkamp. De taallessen combineer je met watersporten. Droom je van kiteboarden, surfen, zeilen … ? Het kan bij ons! Duik tijdens dit kamp in ons taalbad Nederlands.
Like
1042
• Locatie Bloso-centrum - Blankenberge • Logies Kamers van 2, 3 en 4 personen. Alle kamers hebben een lavabo, douche en toilet. • Periode 17/07 – 22/07 • 2/08 – 7/08 Voorwaarde Voor dit kamp moet je kunnen zwemmen.
Prijs: € 180
° duiken: plonger het taalbad: l’immersion
12
12
twaalf twaalfde
1 • Avonturen op vakantie
Objectifs 1 2
Observer les brochures. Donner son avis à son voisin (sa voisine)
3 http://www.xladventures.be
XL-ADVENTURES
Jeugdvakanties – Reacties
Schrijf je snel in! Het aantal plaatsen is beperkt°.
Avonturenkamp Hier beleef je een week vol avontuur. Elke dag testen we jouw conditie! Teambuilding vinden we belangrijk. Je kampeert op een kampplaats midden in het bos.
We slapen in tenten of we liggen gewoon onder de sterrenhemel.° Je kookt op een kampvuur en wast af in de rivier. Back to basics!
Wat staat er op het programma? • een dagtocht • een vlot bouwen° • rotsen beklimmen° • een deathride • speleologie • een gps-zoektocht
Leeftijden 15 tot 18 jaar
Periode
••••••••••••••••••
6 t/m 13 juli 20 t/m 27 juli 3 t/m 110 augustus 3 t/m 110 augustus
Prijs € 325,-
Locatie Namen
° een vlot bouwen: construire un radeau rotsen beklimmen: escalader des rochers de sterrenhemel: le ciel étoilé beperkt: limité
1
Lees de drie brochures aandachtig.
2
Werk per twee. Bespreek samen de volgende vragen. 1 2 3 4
TÂCHE 1
Rassurez les élèves en leur disant qu’il ne leur est pas demandé de tout comprendre. Les documents servent de point de départ. Il s’agit d’introduire le sujet de la leçon. Rappelez-leur l’une ou l’autre stratégie de lecture, en particulier l’attention aux titres, aux photos.
Welk kamp kies jij? Welk kamp kies je zeker niet? Waarom ga je graag / niet graag op kamp? Waar ga jij graag op kamp?
TÂCHE 2 Ce premier échange se limitera aux quatre questions proposées et ne devrait durer que quelques minutes. 1 • Wat ga je doen in de vakantie?
dertien dertiende
13
13
1
Wat ga je doen in de vakantie?
(suite)
• Deuxième approche des documents de la page 12, cette fois à la recherche de certains détails. Appropriation de quelques mots-clés. • Quatre activités de vacances sont évoquées dans le document enregistré. Conversation entre trois participants durant un camp de vacances.
3
Lors de la correction, faites lire la partie de la brochure où l’information recherchée se trouvait. TÂCHE 3
Zoek het antwoord in de teksten. Noteer het in de tweede kolom. Duid daarna aan in welke brochure de informatie staat. BROCHURE 1 BROCHURE 2 BROCHURE 3
1
Wie organiseert het avonturenkamp?
XL-Adventures
2
Waar kun je op taalkamp gaan?
Blankenberge
3
Wat bouw je in Roemenië?
huizen
4
Hoelang duurt het avonturenkamp?
een week
5
Welke activiteiten doe je tijdens het taalkamp?
watersporten, taallessen
6
Waar slaap je in Polen?
bij een gezin
7
Wat moet je zeker kunnen om aan het taalkamp te mogen deelnemen?
zwemmen
4
L’exercice permet de s’approprier sans difficultés quelques mots-clés. TÂCHE 4
speleologie
kamperen
kiteboarden
X X X X
klimmen
schilderen
2
kiteboarden
5
zeilen
14
X
zeilen
1
kamperen
veertien veertiende
X
Wat doe ik? Bekijk de foto’s. Schrijf bij elke foto een woord uit de keuzelijst. gps-zoektocht
14
X
3
klimmen
6
speleologie
4
schilderen
7
gps-zoektocht
1 • Avonturen op vakantie
Media
Objectifs 3 4 5 6 7
Lire pour trouver certaines informations. Associer des mots aux photos correspondantes. Comprendre de quel type de vacances ils parlent. Ecouter avec le texte sous les yeux. Ecouter une conversation sans le texte et cocher ce qui est pertinent.
5
Luister goed naar de jongeren die zich voorstellen. Plaats bij elke foto een passend kamp. Jasper
–
2
TÂCHE 5
1
Stien
Bas
1
Concentrer l’attention des élèves sur ce qui leur est demandé.
Kato
Dire aux élèves que les textes se trouvent juste en dessous. een avonturenkamp 6
een kamp in Roemenië
een taalkamp
een kamp in Marokko
Beluister de gesprekken opnieuw terwijl je de tekst leest.
TÂCHE 6 Ecouter avec le texte sous les yeux est loin d’être du temps perdu. Cela permet aux élèves de constater comment certains mots sont écrits.
1
Ik ben Kato. Ik ben bijna zestien jaar. Heel de maand juli babysit ik op de kinderen van mijn zus. Ik spreek drie talen: Nederlands, Frans en Duits. In augustus wil ik een stukje van de wereld zien. 1 Hallo, ik ben Stien. Ik hou veel van watersporten. In augustus ben ik vrij. Ik wil op een leuke manier Nederlands leren. 3
Dag allemaal. Ik heet Bas. Ik ben erg handig. Thuis spreek ik Frans en Nederlands. Ik wil andere mensen helpen. Op 24 juli vertrek ik met de scouts op kamp. 2
Mijn naam is Jasper. Ik hou van de natuur. Gevaarlijke° sporten vind ik supertof. Op 24 juli vertrek ik samen met Bas op scoutskamp. In augustus ben ik ook niet vrij. Dan werk ik in een restaurant. Ik spaar voor een bromfiets. 4 ° gevaarlijk: dangereux
7
Luister naar het gesprek van enkele jongeren tijdens een kamp. Duid de juiste activiteit aan.
Thomas
Sofie
Lucas
VOORMIDDAG
NAMIDDAG
AVOND
☐☐ ☐ X☐ ☐☐ ☐ X☐ ☐☐ ☐☐ ☐☐ ☐☐ ☐ X☐
☐☐ ☐ X☐ ☐☐ ☐ X☐ ☐☐ ☐☐ ☐☐ ☐ X☐ ☐☐
☐☐ ☐☐ ☐ X☐ ☐☐ ☐ X☐ ☐☐ ☐ X☐ ☐☐ ☐☐
een dagtocht een gps-zoektocht rotsen beklimmen een dagtocht rotsen beklimmen koken een dagtocht speleologie een vlot bouwen
1 • Wat ga je doen in de vakantie?
een dagtocht een deathride speleologie een dagtocht speleologie rotsen beklimmen een dagtocht een deathride rotsen beklimmen
TÂCHE 7 Les élèves seront tentés de chercher le texte. Aussi, nous l’avons placé à la page suivante. En réalisant la tâche demandée, les élèves réaliseront qu’ils sont capables de comprendre l’essentiel. Cela devrait les encourager !
2
wandelen quizzen nachtspel kampvuur nachtspel vroeg gaan slapen naar de sterren kijken nachtspel kampvuur
vijftien vijftiende
Script Le texte se trouve à la page suivante.
15
15
1
Wat ga je doen in de vakantie?
(suite)
• Ecoute de la conversation avec le texte sous les yeux. • Repérage de quelques phrases-clés de la conversation (tâche 9), transfert dans un jeu de questions-réponses (tâche 10) • Lecture à haute voix de la conversation.
8
L’objectif est de mieux comprendre la conversation en constatant comment ce qui est dit est écrit. Si nécessaire, procédez à une explication de ce qui est inconnu. TÂCHE 8
Beluister het gesprek opnieuw terwijl je de tekst leest. THOMAS SOFIE THOMAS SOFIE THOMAS SOFIE THOMAS SOFIE THOMAS SOFIE THOMAS SOFIE THOMAS SOFIE THOMAS SOFIE THOMAS LUCAS THOMAS LUCAS THOMAS LUCAS THOMAS LUCAS THOMAS
Goedemorgen. Goed geslapen? Als een marmot! En jij? Pff, niet zo geweldig. In een bed slaap ik beter dan in een tent. Ben je in vorm voor vandaag? Ja, dat moet wel. Vandaag maken we een dagtocht. Vanavond moeten we in Andenne zijn. Andenne? Dat is bijna twintig kilometer van hier. Smeer je benen maar in.° Ja, dat ga ik zeker doen. En wat doe jij vandaag? Deze voormiddag staat er een gps-zoektocht op het programma. Misschien moeten we jullie wel zoeken. Dat denk ik niet. Wij hebben een kaart en een kompas. Wat doe je deze namiddag? Na het middagmaal staat er een deathride op het programma. Echt? Dat durf ik niet. Ik hou van gevaarlijke sporten. Vanavond doe ik mee aan het nachtspel. Dat is leuk. Vanavond speel ik ook mee met het nachtspel. Dat wordt spannend!° Tof! Zullen we vanavond misschien afspreken?° Oké. Wacht ik op jou aan de ingang van het kamp of aan de tenten? Ik zal op jou wachten aan de ingang. Zie ik je om kwart over zeven? Prima. Tot dan. Lucas! Lucas! Hier zitten we. Te lang geslapen? Nee hoor, er staat een lange rij aan de douches. Ga je deze voormiddag ook op zoektocht? Nee, ik ga een vlot bouwen. Vanmiddag doe ik mee met de deathride. Leuk! Wat doe je vanavond? Sofie en ik spelen het nachtspel. Vanavond ga ik samen met Emma naar de sterren kijken. Olala, romantisch! Misschien …, maar nu moet ik vertrekken. Mijn monitoren wachten niet graag. Tot straks. Veel plezier vandaag! Dank je wel. Het wordt een geweldige dag. ° je benen insmeren: se frictionner /se frotter les jambes spannend: passionnant afspreken: se donner rendez-vous
16
16
zestien zestiende
1 • Avonturen op vakantie
2
Media
Objectifs 8 9 10 11
Ecouter la conversation avec le texte sous les yeux. Repérer comment cela est dit dans le texte. Répondre à des questions ciblées. S’approprier la conversation en interprétant un rôle.
9
2
Hoe wordt het in het gesprek gezegd? 1
TÂCHE 9 Insistez pour que les élèves recherchent dans la conversation comment les phrases sont formulées en néerlandais. Evitez la traduction qui souvent conduit à des erreurs.
Bien dormi ?
Goed geslapen? 2
Aujourd’hui, nous faisons une randonnée de jour.
Vandaag maken we een dagtocht. 3
Nous avons une carte et une boussolle.
We hebben een kaart en een kompas. 4
Que fais-tu cet après-midi ?
Wat doe jij deze namiddag? 5
On peut peut-être se donner rendez-vous ce soir ?
6
Je t’attendrai à l’entrée.
7
Je te vois à 19 h 15 ?
8
Ça va être une journée formidable.
Zullen we vanavond misschien afspreken? Ik zal op jou wachten aan de ingang. Zie ik je om kwart over zeven? Het wordt een geweldige dag. 10
Beantwoord de vragen mondeling in het Nederlands. 1 2 3 4 5
11
TÂCHE 10
Wat doet Sofie vandaag? Wat staat er bij Thomas op het programma? Waarom is Lucas later? Wat doet Lucas vanavond? Om hoe laat spreken Thomas en Sofie vanavond af?
Donner un temps de préparation aux élèves avant de procéder à un jeu de questions-réponses mené par vous.
Werk per drie. Lees het gesprek van oefening 8 hardop. Wissel telkens van rol.
Inviter les élèves à écrire leurs réponses.
Databank Positief gevoel -
Negatief gevoel -
Het is geweldig!
Het is niet zo tof.
Het lijkt leuk.
Het lijkt saai / vervelend.
Het is superleuk.
Het is vreselijk.
Het is prettig.
Het is niet prettig.
Het spreekt me aan.°
Het spreekt me niet aan.
Dat is iets voor mij.
Dat is niets voor mij.
Ik ben dol op … .
Ik heb een hekel aan … .
Ik vind dat … .
Ik vind dat niet … .
Ik voel me … .
Ik voel me niet … .
TÂCHE 11 Apportez beaucoup d’importance à cet exercice. Après un temps réservé au travail en groupes de trois, faites venir l’un ou l’autre groupe au tableau. Pourquoi ne pas évaluer la prestation par l’ensemble de la classe. Ce n’est pas du temps perdu.
° Het spreekt me aan.: Cela me plaît.
1 • Wat ga je doen in de vakantie?
zeventien zeventiende
17
17
1
Wat ga je doen in de vakantie?
(suite)
• Appropriation de la databank • Découverte des mots liens qui n’influencent pas l’ordre des mots, les conjonctions de coordination
12
L’objectif est d’exploiter ce qui a été rassemblé dans la databank, plus précisément les expressions pour donner un avis positif ou négatif. Insistez pour que les élèves utilisent une majorité des expressions proposées. TÂCHE 12
Werk per twee. Kies een activiteit. Vertel wat je ervan vindt. Gebruik de databank om je mening te geven. VOORBEELD:
Ik vind lezen superleuk. Vind jij dat ook? Nee, ik vind het vreselijk!
koken
een bosspel
op avonturenkamp gaan
dansen
kiteboarden
kajakken
een boottocht maken
fietsen
een rots beklimmen
balsporten
wandelen
quizzen
op taalkamp gaan
13
Ce que les élèves doivent cocher est une réaction logique à la question qui est posée. Bien comprendre la question est donc indispensable. TÂCHE 13
18
18
achttien achttiende
2
kamperen
een nachtspel
Reageer op de juiste manier. 1
Heb je goed geslapen?
☐ X ☐ ☐
Als een marmot! Ik durf dat niet. Dat is iets voor mij.
2
Ben je in vorm voor vandaag?
☐ ☐ X ☐
Dat is niet waar, hé! Ja hoor, ik voel me geweldig. Het wordt leuk.
3
Hou jij van gevaarlijke sporten?
☐ X ☐ ☐
Nee, daar heb ik een hekel aan. Nee, dank u. Nee, ik ga vanmiddag tennissen.
4
Slaap jij graag in een tent?
☐ ☐ ☐ X
Ja, ik lig graag in mijn bed. Ja, ik ben moe. Ja, dat vind ik heel fijn.
5
Wat doe jij deze vakantie?
☐ X ☐ ☐
Ik ga op taalkamp. Een kamp spreekt mij niet aan. Ik ben dol op vakantie.
6
Wat denk je van een nachtspel?
☐ ☐ X ☐ X
Ik ga vroeg slapen. Dat is niets voor mij. Dat vind ik superleuk.
1 • Avonturen op vakantie
Media
Objectifs 12 Exploiter la databank – Utiliser les expressions pour exprimer un sentiment positif ou négatif. 13 Cocher les expressions qui répondent avec pertinence aux questions posées. 14 Jouer un dialogue. 15 Cocher les bonnes réponses.
14
2
Speel de dialoog met een klasgenoot. Verander nadien van rol. Gebruik de tweede keer je mica. SAM WOUT SAM WOUT SAM WOUT SAM WOUT
TÂCHE 14
Faire jouer le dialogue d’abord sans le mica, ensuite avec le mica. De cette manière, les élèves s’approprient les conjonctions de coordination qui seront rassemblées dans le tableau We onthouden! de la page suivante. Le dialogue est inspiré de ce que les élèves viennent de travailler. Ce ne sera donc pas difficile pour eux.
Wat doe jij deze vakantie? Ik ga op taalkamp, want ik wil Nederlands leren. Heb jij zin° om mee te gaan? Ik wil wel Nederlands leren, maar ik hou nog meer van sport. Dan kun je met mij mee, want tijdens het taalkamp kun je ook veel sporten. Geweldig! Welke sporten kun je doen? Je kunt zeilen en surfen, want we logeren aan zee. Dan ga ik mee. Wanneer vertrekken we? Is het in juli of is het in augustus? Ik kan enkel° in augustus, want in juli ga ik met de scouts op kamp. ° zin hebben: avoir envie enkel: seulement, uniquement
15
Beantwoord de vragen over de dialoog. 1
2
3
4
Lire de suite le tableau We onthouden!.
Waarom gaat Wout op taalkamp? ☐ X ☐ Hij wil Nederlands leren. ☐☐ Hij wil sporten. ☐☐ Hij wil de zee zien.
TÂCHE 15 En cochant les bonnes réponses, les élèves montrent leur bonne compréhension du contenu du dialogue.
Wat doet Wout in juli? Hij gaat op taalkamp. Hij gaat op sportkamp. Hij gaat op scoutskamp.
☐☐ ☐☐ ☐ X☐
Wanneer gaan Wout en Sam op taalkamp? in juli in augustus in juli of augustus
☐☐ ☐ X☐ ☐☐
Wat zullen Wout en Sam op taalkamp doen? Nederlands leren. surfen en zeilen Nederlands leren, surfen en zeilen
☐☐ ☐☐ ☐ X☐
1 • Wat ga je doen in de vakantie?
negentien negentiende
19
19
1
Wat ga je doen in de vakantie?
(suite)
• Le cadre synthèse à propos des conjonctions de coordination. • Trois exercices d’appropriation.
DATABANK L’emploi des conjonctions de coordination ne pose pas de difficultés en néerlandais, puisque celles-ci ne provoquent pas de changement dans l’ordre des mots de la seconde proposition. Insistez sur le fait que, comme en français, on fait souvent appel à ces petits mots pour combiner des propositions. Précisez-en la signification.
We onthouden! Les conjonctions de coordination : ‘en, of, maar, want’
Comme en français, pour relier plusieurs propositions, le néerlandais fait appel à des conjonctions de coordination. Ces petits mots n’ont aucune influence sur l’ordre des mots dans la proposition qui suit. Il s’agit de ‘en’, ‘of’, ‘maar’, ‘want’. En français : et, ou, mais, car. Je kunt kiezen voor avontuur en je doet ook veel aan sport. Tu peux choisir l’aventure et tu fais aussi beaucoup de sport. Ga je in juli of ga je in augustus? Tu vas en juillet ou tu vas en août ? Ik hou van avontuur, maar ik hou nog meer van sport. J’aime l’aventure, mais j’aime encore plus le sport. Dit kamp is cool, want je kunt er kiezen voor avontuur en sport. Ce camp est cool, car tu peux choisir l’aventure et le sport. ‘Maar’ et ‘want’ sont toujours précédés d’une virgule. 16
Insistez pour que les élèves lisent plusieurs fois les phrases avant d’introduire une conjonction. Le tout doit avoir du sens ! TÂCHE 16
Kies uit ‘en, of, maar, want’ om de twee zinnen te combineren. 1
Is Arne vijftien,
2
Filip is zenuwachtig, hij gaat voor de eerste keer kiteboarden.
of want
is hij zestien jaar?
3
Ik ben sportief
4
Vanavond ga ik vroeg° slapen,
5
Ik wil wel koken,
6
Wil je quizzen,
7
In Polen gaat hij lokalen schilderen hij nieuwe mensen ontmoeten.
8
Zij wil helpen,
en want maar of en
ik wil een taal leren. ik ben moe.
ik wil niet afwassen. wil je uitgaan? gaat
maar
ze is niet handig.
° vroeg: tôt
17
Plusieurs combinaisons sont possibles. L’essentiel est de faire de bonnes combinaisons sans bouger l’ordre des mots. TÂCHE 17
Kies twee zinnen. Maak er één zin van. Gebruik ‘en, of, maar, want’ slechts één keer.
Ik ga graa g op ka m
p. s leren. Ik wil Nederland
Hij sport graag.
n ontmoeten. Hij wil nieuwe mense
op kamp? Ga je in augustus
Ga je in juli op
Mijn ouders
kamp?
duur. vinden het te
burg. Ik verhuis naar Lim
20
20
twintig twintigste
1 • Avonturen op vakantie
Objectifs 16 Utiliser la conjonction qui a du sens dans la phrase. 17 Combiner des phrases en utilisant une conjonction de coordination. 18 Utiliser des mots-liens pour combiner des phrases ou parties de phrases.
Ik ga graag op kamp, maar mijn ouders vinden het te duur. Ik wil Nederlands leren, want ik verhuis naar Limburg. Ga je in juli of augustus op kamp? Hij sport graag en hij wil nieuwe mensen ontmoeten. Andere mogelijkheden: Ik ga graag op kamp en ik verhuis naar Limburg. Ik ga graag op kamp en ik wil Nederlands leren. 18
Vul de antwoorden aan met: ‘of, en, maar, want’. Kijk naar het voorbeeld. Gebruik je mica om te oefenen. VOORBEELD:
A B A
TÂCHE 18 Dans les phrases 1A, 3A, le mot ‘of’ ne relie pas des phrases, mais des parties de phrases. Idem pour ‘en’ à la dernière phrase de l’exercice. C’est l’autre emploi fréquent de ces mots.
Wil je een appel of wil je een peer? Ik wil een appel eten, want dat is gezond. Dat is waar, maar ik lust liever een peer.
1
of
A B A
Waar wil jij slapen? In een tent of in een hotel? Ik wil in een hotel slapen, want in een tent slaap ik niet goed. En jij? Ik slaap liever in een tent, want ik hou van de natuur en ik geniet van de stilte.
2
of
A B A
Waar gaan we naartoe? Gaan we naar de bergen of gaan we naar de zee? Ik wil naar de bergen, maar ik vind de zee ook leuk. Ik wil ook naar de bergen, want ik hou van actieve vakanties.
3
of
A B A B
Wat doe jij op het strand? Lezen of volleyballen? Ik wil graag volleyballen, want ik lees niet graag. En jij? Nu wil ik lezen, want het is heel warm. Goed, dan vraag ik Eva en Stijn om mee te spelen.
1 • Wat ga je doen in de vakantie?
eenentwintig eenentwintigste
21
21
1
Wat ga je doen in de vakantie?
(suite)
• Deux mini-dialogues. • La mind map ‘Wat ga je doen in de vakantie?’
Suggestion d’exploitation • Pour des raisons d’efficacité, ne faites pas travailler les deux mini-dialogues le même jour. • En situation de classe, les élèves joueront les dialogues par deux en cachant les mots à utiliser avec leur transparent. Tous les mini-dialogues sont enregistrés à deux vitesses. Les élèves peuvent ainsi s’entrainer à domicile à leur rythme. Cependant, dites-leur que l’objectif est d’atteindre la vitesse SNEL qui est la vitesse normale d’un débit de parole.
Woordenschat en taalgebruik Minidialogen MD 1 - Zin in een taalkamp?
Envie d’aller à un stage de langue ?
CD
3
– Heb je zin om mee op taalkamp te gaan?
– As-tu aussi envie d’aller à un stage de langue ?
• Een taalkamp? Is dat niet saai?
• Un stage de langue ? N’est-ce pas ennuyeux ?
– Helemaal niet! Ik vind zo’n kamp heel tof.
– Pas du tout ! Je trouve ce style de stage très chouette.
• Waarom vind je het leuk?
• Pourquoi trouves-tu cela gai ?
ag
4
– Ik vind een nieuwe taal leren interessant en – Je trouve intéressant d’apprendre une ik hou van sporten. nouvelle langue et j’aime les sports. • Sporten? Je wilt toch op taalkamp gaan? Vergis je je niet?
• Les sports ? Tu veux pourtant aller à un stage de langue ? Tu ne te trompes pas ?
– Nee hoor, een taalkamp is net zo fijn omdat je sporten en een taal leren combineert.
– Non tu sais, un stage de langue est aussi chouette parce que l’on combine les sports et l’apprentissage d’une langue.
• Dat is al interessanter. Sporten vind ik wel leuk.
• C’est déjà plus intéressant. Je trouve vraiment gai de faire du sport.
MD 2 - Welk kamp kiezen we?
– Kijk, hier heb ik enkele brochures. Welk kamp spreekt je het meeste aan?
Quel camp choisissons-nous ?
CD
5
– Regarde, voici quelques brochures. Quel camp t’intéresse le plus ?
• Pff … het zijn allemaal sportkampen. Ik hou • Pff … ce sont tous des camps de sports. niet zo van sporten. Ik heb hier een ander Je n’aime pas tellement faire du sport. voorstel. Jai une autre proposition ici. – Oei, ik hoop dat het iets leuks is.
– Oh, j’espère que c’est quelque chose de gai.
• Natuurlijk! Wat vind je van dit jongerenkamp aan zee?
• Bien sûr ! Que penses-tu de ce camp pour jeunes à la mer ?
– Ja, … het ziet er niet slecht uit … Wat staat er – Oui, … cela n’a pas l’air mal … Qu’y-a-t-il tout allemaal op het programma? au programme ? • Elke dag kun je kiezen uit verschillende activiteiten. Wat je niet leuk vindt, kies je niet.
• Chaque jour, tu peux choisir parmi plusieurs activités. Ce que tu ne trouves pas gai, tu ne le choisis pas.
– Dit lijkt me perfect.
– Ceci me semble parfait.
• Wat? Je bent absoluut niet naar de activiteiten aan het kijken.
• Quoi ? Tu ne regardes absolument pas les activités.
– Zie je het dan niet? Deze groep mooie meisjes.
– Tu ne le vois pas ? Ce groupe de jolies filles.
• Nu je het zegt … het kan deze zomer heel plezierig worden.
• Maintenant que tu le dis … cela peut devenir très agréable.
– Perfect, dit kamp wordt het. Ik ben dol op … – Parfait, ce sera ce camp-ci. Je suis fou … avonturen. d’aventures.
22
22
tra
tweeëntwintig tweeëntwintigste
1 • Avonturen op vakantie
tra
ag
6
Media 3
5
kamperen een taalkamp volgen een sportkamp volgen werken als vrijwilliger een avonturenkamp volgen
• • • • •
• • • •
in het buitenland in België in de Ardennen aan de kust
• • • •
leuk OR saai / vervelend superleuk OR oersaai gezellig OR ongezellig interessant OR oninteressant
Wat ga je doen?
Wat ga je doen in de Woorden en zinnen in een context vakantie?
Wat vind je van … ? Het is … OR Het is niet … Het lijkt … OR Het lijkt niet … Ik vind het … OR Ik vind het niet … Het spreekt me (niet) aan. Dat is iets / niets voor mij. Heb je zin om …
• • •
Wat verwacht je?
6
Aussi, prenez le temps nécessaire pour expliquer le pourquoi de cette mind map, montrer les possibilités d’exploitation tant en expression écrite qu’en expression orale.
• Ik ben dol op • Ik heb een hekel aan
Suggérez l’exploitation de la woordenbank de la page suivante et l’utilisation de conjonctions de coordination.
• • •
STUDIETIP
• La mind map ci-dessus te permet d’organiser ce que tu as découvert dans les pages précédentes. Entraîne-toi à t’exprimer en exploitant les différentes suggestions données en réponses aux questions. • Tu es libre de répondre à la question inscrite au centre comme tu le souhaites. Tu choisis ce qui te convient. Veille cependant à répondre à toutes les questions. R Pour étoffer ton vocabulaire, consulte la Woordenbank de la page suivante.
1 • Woordenschat en taalgebruik
–
4
Le pourquoi de la rubrique Woorden en zinnen in context La page ci-contre a été conçue pour donner l’occasion à l’élève de montrer ce qu’il est capable d’exprimer à la fin d’une séquence. Cette phase dans l’apprentissage est l’aboutissement des activités réalisées précédemment. Elle permet à l’élève de valoriser ce qu’il a acquis au niveau du lexique et des fonctions langagières. Elle est la réponse à la question ‘Pourquoi ai-je dû faire tous les exercices précédents ? Elle est l’étape indispensable pour pouvoir réaliser sans difficultés les situations finales de fin de chapitre et surtout être à l’aise pour réagir avec efficacité dans des situations de la vie courante.
Woorden en zinnen in context
Waar verblijf je?
–
drieëntwintig drieëntwintigste
23
23
1
Wat ga je doen in de vakantie?
(suite)
• La woordenbank : une sélection de mots à exploiter librement. • Trois exercices pour découvrir le sens des mots dans un contexte.
L’utilité de la woordenbank l La woordenbank contient des mots en relation avec le sujet développé dans la leçon. Encouragez les élèves à enrichir leur expression écrite ou orale en insérant l’un ou l’autre mot dans leur production. Autre suggestion : leur demander de faire des petites phrases dans lesquelles les mots ont du sens.
Woordenbank Transparante woorden
Mots transparents
foutief
fautif
humoristisch
humoristique
simpel
simple
sympathiek
sympathique
interessant
intéressant(e)
plezant
plaisant(e)
Tegenstellingen
eenvoudig OR ingewikkeld
simple OR compliqué
gemakkelijk OR moeilijk
facile OR difficile
fijn OR storend
chouette OR ennuyeux
goed OR slecht
bon OR mauvais
grappig OR flauw
gai OR moche
juist OR fout
vrai OR faux
leuk OR vervelend
gai, amusant OR ennuyeux
lief OR gemeen
gentil OR commun
mooi OR lelijk
beau OR laid
spannend OR saai
captivant OR ennuyeux
Tegenstellingen met -on
veilig OR onveilig
24
24
Contraires
Contraires
sûr OR dangereux
gezellig OR ongezellig
sympa / agréable OR désagréable
interessant OR oninteressant
intéressant OR inintéressant
eerlijk OR oneerlijk
honnête OR malhonnête
aangenaam OR onaangenaam
agréable OR désagréable
bekend OR onbekend
connu OR inconnu
sympathiek OR onsympathiek / antipathiek
sympathique OR antipathique
vierentwintig vierentwintigste
1 • Avonturen op vakantie
Objectifs 19 Cocher les phrases qui conviennent. 20 Donner le contraire des mots en gras. 21 Supprimer les mots qui sont hors contexte.
19
Duid de zinnen aan die bij de foto passen.
☐☐ ☐ X☐ ☐ X☐
TÂCHE 19 Les photos créent le contexte auxquelles certaines phrases peuvent se rapporter. Ne dites pas de suite aux élèves que plusieurs réponses sont possibles. Dégager ce qu’exprime une photo est un réel défi à relever pour certains élèves. Cela fait aussi partie de l’apprentissage.
De kinderen vinden het kampvuur vervelend. Kampvuur is leuk. Het lijkt gezellig.
1
☐ X☐ ☐☐ ☐☐
Vakantie is heerlijk. Vakantie is saai. Vakantie is moeilijk.
☐ X☐ ☐☐ ☐☐
Deze les is ingewikkeld. Deze les is grappig. Deze les is mooi.
2
☐ X☐ ☐☐ ☐ X☐
Cliff diving lijkt me gevaarlijk. Cliff diving is een veilige sport. Cliff diving vind ik leuk.
3
4
20
Maak de tekst positief. Vervang elk vetgedrukt woord door een tegenstelling.
TÂCHE 20 Faites référence à la woordenbank, notamment sur la signification du préfixe ‘on-‘. L’accord de l’adjectif sera traité au chapitre deux. Ne vous y arrêtez pas maintenant.
Gent vind ik een (1) lelijke stad. De oude gebouwen zijn (2) oninteressant. De stad is ook (3) ongezellig. De mensen zijn er (4) onsympathiek en (5) gemeen. Het verkeer is er (6) onveilig. 1 2 3 21
mooie interessant gezellig
4 5 6
sympathiek lief veilig
Schrap de woorden die niet bij de foto passen.
boeiend
saai
eenvoudig
gemakkelijk
1 • Woordenschat en taalgebruik
grappig
plezierig
ingewikkeld simpel
TÂCHE 21 Lors de la correction, demandez aux élèves ce qui leur a permis de trouver les adjectifs à garder. Autre suggestion : demander d’associer chaque adjectif à un substantif qui a du sens.
gevaarlijk
vervelend veilig
moeilijk
vijfentwintig vijfentwintigste
25
25
1
Wat ga je doen in de vakantie?
(suite)
• Une activité ludique pour jongler avec les mots. • Présentation d’un centre sportif sur la page d’ouverture de leur site.
22
Avec le soutien de la woordenbank, trouver les contraires sera facile. TÂCHE 22
Plaats in het kruiswoordraadsel de tegenstelling van het opgegeven woord. 1 2
G
G
E
M A
K
K
E V
Z
E
L A
N
U
S
V
W
T
O
O
U
R
D
E N
6
E
F
E 4
5
3
G
O
E
D A
L
I
J
L
I
G
K
G
A 7
O
N
A
A
N
G
E
N
E
L
I
J
K
U
I
S
T
A M
R 8 9
S
A
A
L I
10
J
11
L
E
U
K
Horizontaal 2 ongezellig 5 moeilijk 6 slecht 7 aangenaam 8 mooi 9 spannend 10 fout 11 vervelend
26
26
zesentwintig zesentwintigste
Verticaal 1 grappig 3 ingewikkeld 4 fijn 5 veilig
1 • Avonturen op vakantie
Hou jij van sport?
2
Objectifs 22 Trouver les contraires pour compléter les mots croisés. 23 Lire une page web.
2
Hou jij van sport? 23
Lees de tekst.
TÂCHE 23
http://www.springeruit.be
Bloso-centrum
Suggestion Avant de réaliser les exercices de cette leçon, donnez le temps aux élèves de parcourir la pageweb du site. Créer la surprise en demandant aux élèves de parler de ce qu’ils ont devant eux sans leur donner de consigne précise. Dans le cas où ils parlent peu, utilisez les questions suivantes: 1 Waar vind je zo’n document? 2 Waarover gaat het? 3 Wat verneem je over het Bloso-centrum ‘Kattevenia’ in Genk? 4 Welke maanden van het jaar worden precies vermeld ? 5 Wat kan je daar allemaal doen?
‘Kattevenia’ in Genk
Kattevennen 15 • 3600 Genk • Tel. 089 86 91 33 • e-mail:
[email protected] Contact
Binnenland
Buitenland
Paardrijden
Ski & Snowboard
Dansen
Monitoren
Mountainbiken
Sporta
Schermen
Kortingen Dieren Koken Kleuterkampen Ontdek Funknaller
Actie & Avontuur
Geboortejaar:
Beachvolleybal
Atletiek
Gymnastiek
Tennis
Show & Crea Taal
Ik ben geboren in …
Sport
Vakantieaanbod:
To Walk Again
Ik wil een …
G-sport Cursussen
Dit Bloso-centrum ligt midden in de natuur. Het treinstation vind je in Genk (3 km).
Infrastructuur
Grote sporthal met een klimmuur, een polyvalente zaal, een atletiekpiste, voetbalen tennisvelden, een groot zwembad, fitnesszaal en sauna.
Logies
Kamers voor 2, 3 en 4 personen – alle kamers beschikken over lavabo, douche en toilet.
Sport
Periode
Leeftijd
beachvolleybal 14/07 – 18/07 14 – 17 jaar
Prijs
(verblijf met overnachting)
€ 170
gymnastiek
03/07 – 10/07 12 – 18 jaar
€ 210
dans
04/08 – 09/08 16 – 18 jaar
€ 150
mountainbiken 28/07 – 01/08 14 – 18 jaar
€ 150
paardrijden
€ 250
30/06 – 05/07 12 – 18 jaar
atletiek
25/08 – 29/08 16 – 18 jaar
€ 120
tennis
18/08 – 22/08 12 – 16 jaar
€ 190
Externaat Buitenland Ski & Snowboard
Like
3050
ZOEKEN
Sport op school Bloso organiseert ook sportdagen voor scholen. Tijdens deze sportdagen kom je in contact met verschillende sporten.
Je kunt kiezen uit:
watersporten: surfen, zeilen, kajakken; avontuurlijke sporten: mountainbiken, klimmen, skaten; gevechtsporten: judo, karate, worstelen;° strandsporten: beachvolleybal, frisbee, petanque; teamsporten: voetbal, volleybal, basketbal, baseball. Voor meer info: zie contact.
° het worstelen: la lutte
2 • Hou jij van sport?
zevenentwintig zevenentwintigste
27
27
2
Hou jij van sport?
(suite)
Les élèves élargissent leur vocabulaire relatif aux activités sportives.
24
Après la première découverte du document comme suggéré à la page 27, faire le Vrai ou faux sera facile. TÂCHE 24
Zijn de uitspraken juist of fout? Verbeter de fouten mondeling. JUIST FOUT
Corrections des phrases fausses. 1 Bloso organiseert ook kampen in het buitenland. 4 Het ligt midden in de natuur. 7 Alle kamers beschikken over lavabo, douche en toilet. 8 Er zijn kamers voor 2,3 en 4 personen.
25
X
1
Alle kampen vinden plaats in België.
2
Op de website kun je het adres van Bloso - Genk vinden.
3
Alle kampen vinden plaats tijdens de zomervakantie.
4
Het sportcentrum ligt in het centrum van Genk.
5
Bloso organiseert ook sportdagen voor scholen.
6
In de winter kun je met Bloso gaan skiën.
7
De kamers hebben geen douche.
8
De sporters slapen thuis.
X X X X X X X
Hoe noem je de sporter die deze sport beoefent? de atleet / de atlete
de tafeltennisser / de tafeltennisster
de voetballer / de voetbalster
de tennisser / de tennisster
de zwemmer / de zwemster
TÂCHE 25
1
de zwemster het badpak het zwembad
2
de voetballer het voetbalveld de voetbal
4
de tafeltennisser de bat de pingpongtafel
28
28
achtentwintig achtentwintigste
3
de tennisster het tennisracket het tennisveld
5
de atleet de atletiekpiste de horde
1 • Avonturen op vakantie
Objectifs 24 25 26 27
Lire la page web, dire ce qui est correct et corriger ce qui est faux. Faire les bonnes combinaisons (le sportif – la photo correspondante). Associer ce qui est illustré avec les sportifs de l’exercice 25. Compléter l’exercice 25 en sélectionnant les mots qui conviennent.
26
Wat hebben de sporters van oefening 25 nodig? Plaats bij elk voorwerp het juiste cijfer van een sporter.
5
TÂCHES 26 ET 27 Les deux exercices ont pour finalité de regrouper des mots qui appartiennent à la même famille.
1
2 3 2
3 4 1
5
27
Plaats de woorden uit de keuzelijst bij oefening 25. de atletiekpiste het badpak
2 • Hou jij van sport?
de bat
de horde
het tennisveld
de pingpongtafel
het voetbalveld
het tennisracket
het zwembad
de voetbal
negenentwintig negentwintigste
29
29
2
Hou jij van sport?
(suite)
• Les élèves élargissent leur vocabulaire relatif aux activités sportives.
28
Invitez les élèves à lire les phrases complètement avec attention. Trouver le mot à insérer devient alors facile. TÂCHE 28
Vul de zinnen aan met een woord uit de keuzelijst. atletiek
avontuurlijke
vechtsporten
teamsporten
watersporten
kajakken
windsurfen
1 In de winter is het veel te koud om buiten te
La databank rassemble les expressions les plus courantes pour parler du ou des sports que l’on pratique. Les exercices qui suivent permettront de les utiliser correctement.
klimmen
zeilen
.
2 Judo en karate zijn
.
3 Thomas houdt van en skydiven.
sporten zoals kiteboarden
4 In Wallonië kun je
op de Lesse.
5 Om te
en te
heb je wind en water nodig.
6 100 m sprint doe je op een 7 Frisbee en beachvolleybal zijn 8 Als je wil
strandsporten
zwemmen
piste. .
, moet je lenig° en sterk zijn.
9 Hou je van
zoals voetbal of basketbal?
10 Ik ben bang in het water.
zijn niets voor mij.
zwemmen vechtsporten avontuurlijke kajakken zeilen / windsurfen atletiek strandsporten klimmen teamsporten Watersporten ° lenig: souple
Databank Doe jij aan sport? Beoefen jij een sport?
aan sport doen een sport beoefenen
– Ja, ik tennis. – Ja, ik speel tennis.
sportwerkwoord spelen + de sport
2
Sport jij graag?
sporten + graag
3
Welke sport doe je graag? Welke sport beoefen je graag?
graag doen graag beoefenen
– Ik speel graag voetbal. – Ik voetbal graag. – Mijn lievelingssport is voetbal.
spelen + graag + de sport sportwerkwoord + graag lievelingssport + is + de sport
1
30
30
dertig dertigste
1 • Avonturen op vakantie
Objectifs 28 29 30 31
Insérer le mot qui convient en fonction du contexte de la phrase. Faire des phrases à l’aide des données de la databank. Jouer un dialogue. Mémoriser quelques mots-clés. Jouer un dialogue en incluant des données personnelles.
29
Werk per twee. Vertel aan je buur over je sportactiviteiten. Maak drie verschillende zinnen. Gebruik de databank.
30
Lees de dialoog samen met een klasgenoot. Verander nadien van rol. Gebruik de tweede keer je mica.
Bart
TÂCHE 29 L’objectif est clairement d’utiliser la databank. TÂCHE 30 Cette fois, les élèves utilisent les expressions de la databank dans un contexte. Rappelez l’efficacité du mica qui permet de mémoriser des phrases-types.
Seppe
Wat zijn je hobby’s? Ik sport graag. Ja? Welke sporten doe je graag? Ik doe vooral graag teamsporten. Speel je volleybal? Nee, ik voetbal en badminton liever. En jij? Welke sporten beoefen jij? Ik hou meer van watersporten. Ik zwem en ik speel waterpolo. Leuk! Waterpolo vind ik ook leuk, maar het zwembad is te ver. Jammer! Ik voetbal bijna elke dag. 31
Werk per twee. Kies een sport en praat erover. Bart
TÂCHE 31 Les élèves peuvent maintenant utiliser l’expression qui leur convient le mieux. Ils passent d’une reproduction à une réelle production personnelle.
Seppe
Wat zijn je hobby’s? Ja? Welke sporten je
je
Ik
graag.
Ik
vooral graag
? .
? Nee, ik en liever. jij? En jij? Welke sporten
Ik hou meer van
. Ik
en ik
. Leuk!
2 • Hou jij van sport?
vind ik ook leuk. Ik
veel.
eenendertig eenendertigste
31
31
2
Hou jij van sport?
(suite)
• Un exercice d’expression orale qui oblige à réactiver les expressions spécifiques à la présentation en incluant cette fois le volet sport. • Lecture d’un texte relatif à une activité sportive.
L’exercice oral est volontairement ouvert pour permettre une variété de productions. Invitez les élèves à être orignaux. TÂCHE 32
4
32
Vertel aan de klas over jouw favoriete sport. Baseer je op de volgende voorbeelden.
Dag allemaal. Ik heet Sara. Ik woon in Mechelen. Ik heb twee zussen en een hond. Mijn zussen heten Emma en Jana. Ons gezin is erg sportief. Mijn ouders gaan elke avond joggen. Mijn zussen en ik beoefenen vooral zaalsporten. Elke dinsdag en vrijdag vind je ons in de sporthal. Emma speelt badminton en ik volleybal. Jana doet aan judo. Tijdens het weekend maken we samen met onze ouders een fietstocht.
Hallo, ik ben Jens. Ik woon samen met mijn moeder en mijn broer Sieben in Kortrijk. Mijn broer is een echte° atleet. Hij doet aan veldrijden.° Als hij op zijn fiets zit, is hij in vorm! Zijn idool is Sven Nys. Ik sport ook graag, maar hou meer van balsporten. Op woensdagnamiddag voetbal ik samen met mijn beste vriend bij KVK. Ik ben keeper. Ik kijk ook graag naar sport op tv. Mijn broer en ik supporteren voor de Rode Duivels. ° echt: authentique, véritable het veldrijden: le cyclo-cross
Les trois parties de l’exercice sont conçues pour lire le texte à différents niveaux : d’abord, une compréhension globale, ensuite la recherche de quelques informations très ciblées pour terminer par le repérage de quelques phrases-clés. TÂCHE 33
3
33
Lees eerst de tekst. Beantwoord daarna de vragen. Seppe Van Holsbeke houdt van schermen. Hij schermt sinds zijn twaalf jaar. Hij wil van zijn sport zijn beroep° maken. Hij wil voor ons land naar de Olympische Spelen. Schermen is een sierlijke,° snelle en tactische gevechtssport. De sporter moet niet sterk zijn. Een goede schermer moet snel reageren. Hij moet zich ook kunnen concentreren. Schermen is geen gevaarlijke sport. ‘En garde’ betekent ‘hou je klaar’. Het is de basishouding° van het schermen. Vanuit deze positie begint elke beweging.° Bij het schermen kun je drie wapens° gebruiken. Je kunt met een floret, een sabel en een degen deelnemen
aan een wedstrijd. Bij het begin van een wedstrijd begroeten de schermers elkaar, de scheidsrechter en het publiek. De schermers spelen op een piste. Ze staan tegenover elkaar.° Na enkele minuten kan er al een winnaar° zijn. ° het beroep: la profession sierlijk: élégant, gracieux de basishouding: l’attitude de base de beweging: le mouvement het wapen: l’arme tegenover elkaar: face-en-face l’un de l’autre de winnaar: le vainqueur
32
32
tweeëndertig tweeëndertigste
1 • Avonturen op vakantie
Objectifs 32 Se présenter à la classe en disant quel type de sportif on est. 33 Montrer sa compréhension d’un texte présentant l’activité sportive de Seppe Van Holsbeke.
1
Juist of fout? Verbeter de foute zinnen mondeling.
TÂCHE 33 JUIST FOUT
2
1
Seppe is twaalf jaar.
2
Seppe wil naar de Olympische Spelen.
3
Schermen is gevaarlijk.
4
Een schermer kan vier wapens gebruiken.
5
Een wedstrijd is erg kort.
X X X X
Corrigé de la partie 1 1 Seppe schermt sinds zijn twaalfde. 3 Schermen is geen gevaarlijke sport. 4 drie
X
Beantwoord de vragen met een zin uit de tekst. 1
Wat moet een goede schermer kunnen?
Een goede schermer moet snel kunnen reageren. Hij moet zich ook kunnen concentreren. 2
Welke wapens kan een schermer gebruiken tijdens een wedstrijd?
Je kunt met een floret, een sabel en een degen deelnemen aan een wedstrijd. 3
Hoe begint een wedstrijd?
Bij het begin van een wedstrijd begroeten de schermers elkaar, de scheidsrechter en het publiek. 4
Wat betekent ‘en garde’?
‘En garde’ betekent ‘hou je klaar’.
3
Hoe staat het in de tekst? 1
Le sportif ne doit pas être costaud.
2
Après quelques minutes, il peut déjà y avoir un vainqueur.
De sporter moet niet sterk zijn. Na enkele minuten kan er al een winnaar zijn. 3
Un bon escrimeur doit réagir vite.
Een goede schermer moet snel reageren. 4
Il doit aussi pouvoir se concentrer.
Hij moet zich ook kunnen concentreren.
2 • Hou jij van sport?
drieëndertig drieëndertigste
33
33
2
Hou jij van sport?
(suite)
• Deux mini-dialogues. • La mind map ‘Hou jij van sport?’
Suggestion d’exploitation • Pour des raisons d’efficacité, ne faites pas travaillez les deux mini-dialogues le même jour. • En situation de classe, les élèves joueront les dialogues par deux en cachant les mots à utiliser avec leur transparent. Tous les mini-dialogues sont enregistrés à deux vitesses. Les élèves peuvent ainsi s’entrainer à domicile à leur rythme. Cependant, dites-leur que l’objectif est d’atteindre la vitesse SNEL qui est la vitesse normale d’un débit de parole.
Woordenschat en taalgebruik Minidialogen MD 1 - Welke sport doe jij graag?
Quel sport aimes-tu faire ?
– Welke sport doe jij graag? • Ik doe vooral graag watersporten. En jij?
– Quel sport aimes-tu faire ? • J’aime surtout les sports d’eau. Et toi ?
– Ik verkies teamsporten.
– Je préfère les sports d’équipe.
• Waarom hou je van teamsporten?
• Pourquoi aimes-tu les sports d’équipe ?
– Ik vind het leuk om samen met mijn ploeg te sporten.
– Je trouve amusant de faire du sport ensemble avec mon équipe.
• Welke sport beoefen je?
• Quel sport pratiques-tu ?
– Ik basketbal drie keer per week. En jij? Hoe vaak zit jij in het water?
– Je joue au basket trois fois par semaine. Et toi ? Combien de fois es-tu dans l’eau
• Elke dag. Mijn trainer verwacht dat ik elke dag mijn baantjes zwem. Moet jij vaak trainen?
• Chaque jour. Mon entraîneur attend de moi que je fasses mes longueurs chaque jour. Dois-tu t’entrainer souvent ?
– Dat valt wel mee. Ik heb drie keer per week een training. Maar ik moet wel elke dag enkele kilometers gaan lopen om in vorm te blijven.
– Cela peut aller. J’ai un entrainement trois fois par semaine. Mais je dois aussi chaque jour aller courir quelques kilomètres pour rester en forme.
MD 2 - Ben jij sportief?
Es-tu sportif ?
CD
7
9
– Es-tu sportif ?
• Ja hoor, ik sport heel graag. Sporten is mijn hobby. En jij, ben jij sportief?
• Oui bien sûr, j’aime beaucoup faire du sport. Faire du sport est mon hobby. Et toi, tu es sportif ?
– Nee, ik ben niet zo sportief. Ik ben een passieve sporter: ik volg de sportwedstrijden op televisie.
– Non, je ne suis pas tellement sportif. Je suis un sportif passif : je suis les rencontres sportives à la télévision.
• Welke wedstrijden volg je?
• Quelles rencontres suis-tu ?
– Ik kijk vooral naar de voetbalmatchen van – Je regarde surtout les matchs de football de mijn favoriete voetbalploeg. Hou jij ook van mon équipe de football favorite. Aimes-tu voetbal? aussi le football ? • Ja, ik voetbal heel graag.
• Oui, j’aime beaucoup jouer au football.
– Zit je in een ploeg?
– Fais-tu partie d’une équipe ?
• Ja, ik voetbal zelfs bij twee ploegen. Elke woensdagnamiddag speel ik met de ploeg van onze school en op dinsdag en zaterdag voetbal ik bij A-ploeg van R. Cappellen FC.
• Oui, je joue même (au football) dans deux équipes. Chaque mercredi après-midi, je joue avec l’équipe de notre école et le mardi et le samedi, je joue avec l’équipe A de R.Cappellen FC.
– Dan ben jij wel heel sportief. Misschien moet – Alors, tu es vraiment très sportif. Peutik toch ook een sport beoefenen. Dat lijkt être que je dois aussi pratiquer un sport. mij leuker dan tv-kijken. Cela me semble plus gai que regarder la télévision. • Zeker weten. Sport is tof!
34
34
vierendertig vierendertigste
• Bon à savoir. Le sport est chouette !
1 • Avonturen op vakantie
ag
8
CD
• Ben jij sportief?
tra
tra
ag
10
Media 7 9
sporten + (niet) graag graag doen OR niet graag doen spelen + graag + de sport aan sport doen een sport beoefenen sportwerkwoord + graag
• • • • • •
balsport watersport vechtsport wielersport atletiek wintersport
Sport je graag?
Hou jij van sport?
Woorden en zinnen in een context Wanneer sport je? individueel • in een ploeg • met vrienden •
Met wie doe je aan sport?
–
8 10
Le pourquoi de la rubrique Woorden en zinnen in context La page ci-contre a été conçue pour donner l’occasion à l’élève de montrer ce qu’il est capable d’exprimer à la fin d’une séquence. Cette phase dans l’apprentissage est l’aboutissement des activités réalisées précédemment. Elle permet à l’élève de valoriser ce qu’il a acquis au niveau du lexique et des fonctions langagières. Elle est la réponse à la question ‘Pourquoi ai-je dû faire tous les exercices précédents ?’ Elle est l’étape indispensable pour pouvoir réaliser sans difficultés les situations finales de fin de chapitre et surtout être à l’aise pour réagir avec efficacité dans des situations de la vie courante.
Woorden en zinnen in context Welke sport doe je? • • • • • •
–
Aussi, prenez le temps nécessaire pour expliquer le pourquoi de cette mind map, montrer les possibilités d’exploitation tant en expression écrite qu’en expression orale.
• elke dag / dagelijks moet ik trainen • elke week / wekelijks • elk weekend speel ik een match / wedstrijd • enkele keren per week • af en toe • nooit
Suggérez l’utilisation de la woordenbank de la page 35.
2 • Woordenschat en taalgebruik
STUDIETIP
À l’aide de la mind map ci-dessus, structure tes idées pour répondre à la question posée au centre. Choisis ce qui te convient dans les suggestions données. Sois créatif ! R Pour étoffer ton vocabulaire, consulte la Woordenbank de la page suivante.
vijfendertig vijfendertigste
35
35
2
Hou jij van sport?
(suite)
• La woordenbank : une sélection de mots à exploiter librement. • Deux exercices pour regrouper des mots en familles.
L’utilité de la woordenbank l La woordenbank contient des mots en relation avec le sujet développé dans la leçon. Encouragez les élèves à enrichir leur expression écrite ou orale en insérant l’un ou l’autre mot dans leur production.
Woordenbank Werkwoord
Verbe
duiken – Ik duik. zwemmen – Ik zwem. boksen – Jij bokst. zeilen – Hij zeilt. skiën – Zij skiet. fietsen – Wij fietsen. schaatsen – Jullie schaatsen. worstelen – Zij worstelen.
faire de la plongée – Je fais de la plongée. nager – Je nage. faire de la boxe – Tu fais de la boxe. faire de la voile – Il fait de la voile. skier – Elle skie. rouler en vélo – Nous roulons en vélo. patiner – Vous patinez. faire de la lutte – Ils font de la lutte.
spelen + substantief (= de sport)
Ik tennis. Jij voetbalt. Hij basketbalt.
jouer + substantif (= le sport)
Ik speel tennis. Je joue au tennis. Jij speelt voetbal. Tu joues au football. Hij speelt basketbal. Il joue au basket.
doen aan + werkwoord
faire du + verbe
Ik doe aan wielrennen. Jij doet aan veldrijden. Hij doet aan hoogspringen. Wij doen aan speerwerpen. Jullie doen aan schermen.
Je fais du cyclo. Il court en vélo. Tu fais du cyclo-cross. Il fait du saut en hauteur. Nous faisons du javelot. Vous faites de l'escrime.
Opgelet!
paardrijden R Ik rijd paard.
34
Les illustrations sont très explicites. L’exercice d’appariement sera d’autant plus facile ! TÂCHE 34
faire de l’équitation R Je fais de l’équitation.
Schrijf onder elk pictogram de naam van de sport. basketballen boksen duiken fietsen hoogspringen
kajakken schaatsen schermen skiën snowboarden
speerwerpen sprinten surfen tennissen veldrijden
voetballen wielrennen worstelen zeilen zwemmen
balsport
voetballen
36
36
zesendertig zesendertigste
tennissen
basketballen
1 • Avonturen op vakantie
Objectifs 34 Associer un nom de sport avec la bonne illustration. 35 Donner le nom qui désigne la famille sportive.
watersport
kajakken
surfen
kitesurfen
zwemmen
zeilen
duiken
vechtsport
boksen
karate
schermen
worstelen
wielersport
wielrennen
veldrijden
mountainbiken fietsen
atletiek
hoogspringen 35
speerwerpen
sprinten
Plaats daarna een woord uit de keuzelijst in de blauwe vlakken. atletiek
balsport
2 • Woordenschat en taalgebruik
vechtsport
watersport
TÂCHE 35 Pour éviter la recherche, nous donnons les mots à utiliser.
wielersport
zevenendertig zevenendertigste
37
37
2
Hou jij van sport?
(suite)
Trois exercices de fixation du vocabulaire.
TÂCHE 36 L’exercice ne devrait que prendre que quelques instants !
36
37
Donnez un peu de temps pour que les élèves comprennent le contexte décrit par la phrase. Trouver le verbe recherché sera d’autant plus facile ! TÂCHE 37
Welke sport herken je op de foto’s?
surfen
schaatsen
zwemmen
hoogspringen
worstelen
honkballen
Vervolledig de zinnen. 1
Ga je mee naar het zwembad? Ik wil gaan
2
Het is heel koud. Het water van de vijver° is bevroren. Ga je mee
3
schaatsen rijden paard
?
We hebben vier paarden. Mijn zus en ik elke dag
4
zwemmen
.
.
Ik mag van mijn ouders niet leren boksen. Ze houden niet van
.
5
Wij gaan in de winter op vakantie. We houden van
6
Na het startschot
de atletiekers naar de eindmeet.
.
vechtsporten wintersporten sprinten ° de vijver: l’étang
38
38
achtendertig achtendertigste
1 • Avonturen op vakantie
Objectifs 36 Nommer les activités sportives montrées par les images. 37 Trouver le mot qui convient en fonction du contexte. 38 Choisir les mots pour compléter les mots croisés.
38
TÂCHE 38 Ne sous-estimez pas la difficulté de cet exercice. Il n’est pas simple pour tous les élèves !
Welke sport zoeken we? Kijk naar de sportbenodigdheden. 1
K
A J A 2
B
K
D
O
K
U
B
E
3
4
5
D
F
I 6
S
I
E
T
K C
H
C
E
S
E
N
L R
M
N
E
N
E
U
Ë
S
N
W 7
Z
E
I
L
E
N
N
N
I
S
R P 8
T
E
S
E
N
N Horizontaal
Verticaal
5
1
6
2
7
3
8
4
2 • Woordenschat en taalgebruik
negenendertig negendertigste
39
39
3
Wanneer spreken we af? • Programme des activités d’une journée dans un centre sportif. • Deux participants à un stage parlent des activités prévues pour eux.
3 TÂCHES 39 ET 40
Wanneer spreken we af? 39
Lees het programma aandachtig.
Aider les élèves à utiliser la bonne stratégie de lecture d’un tel document, en particulier le mode de présentation en quatre colonnes, les mots mis entre parenthèses, les renvois vers les notes de bas de page. Après cette lecture du document, donner les réponses aux questions de l’exercice 40 sera facile.
Dagprogramma • donderdag 12 juli Groep A
Groep B
Groep C
9 u.
ontbijt
ontbijt
ontbijt
10 – 11 u.
voetbal* (Stef)
waterpolo** (Kristin)
judo*** (Arne)
11 – 12 u.
badminton*** (Arne)
volleybal* (Stef)
basketbal* (Kristin)
12 – 14 u.
middagmaal + vrije tijd
middagmaal + vrije tijd
middagmaal + vrije tijd
14 – 15 u.
hiphop* (Kristin)
mountainbike*** (Elias)
zwemmen** (Stef)
15 – 16 u.
zwemmen** (Stef)
mountainbike*** (Elias)
badminton*** (Arne)
16 – 16 u.
vieruurtje
vieruurtje
vieruurtje
16 – 18 u.
judo*** (Arne)
zwemmen** (Stef)
hiphop*** (Kristin)
18 – 18 u.
vrije tijd
vrije tijd
vrije tijd
18 – 20 u.
avondmaal
avondmaal
avondmaal
20 – 23 u.
waterquiz **
nachtspel *
detectivespel ***
* afspraak° aan de sportvelden ** afspraak aan de ingang van het zwembad *** afspraak aan de sporthal ° de afspraak: le rendez-vous
40
Beantwoord daarna de vragen. 1
Hoe heten de monitoren?
Stef, Kristin, Arne, Elias 2
Welke sporten kun je beoefenen in de voormiddag?
voetbal, badminton, waterpolo, volleybal, judo, basketbal 3
Waar spreken de voetballers af?
aan de sportvelden
40
40
veertig veertigste
1 • Avonturen op vakantie
Objectifs 39 40 41 42
Observer le programme et repérer les différentes activités proposées. Répondre à des questions en observant le document de l’exercice 39. Cocher les informations correctes en fonction du programme de la page 40. Lire un dialogue et repérer à quel groupe appartiennent Lander et Lisa.
41
Duid het juiste antwoord aan. 1
2
3
4
42
TÂCHE 41 L’exercice permet de découvrir un peu plus les différents moments de la journée.
Waar vind je groep A tussen 11 en 12 u.? ☐☐ op het voetbalveld ☐☐ op het volleybalveld ☐ X ☐ op het badmintonveld Wat doet groep B in de voormiddag? mountainbiken waterpolo en volleybal hiphop en zwemmen
☐☐ ☐ X☐ ☐☐
Wanneer eet je een vieruurtje? in de voormiddag op de middag in de namiddag
☐☐ ☐☐ ☐ X☐
Wanneer vind je groep C in het zwembad? in de voormiddag in de namiddag ‘s avonds
☐☐ ☐ X☐ ☐☐
Werk per twee. a Oefen de dialoog. Wissel één keer van rol. b Duid aan bij welke groep Lander en Lisa horen. Lander hoort bij groep … . Lisa hoort bij groep … . LISA LANDER LISA LANDER LISA LANDER LISA LANDER LISA LANDER LISA LANDER
☐ ☐ X
A A
☐ X ☐
B B
☐ ☐
TÂCHE 42 Pour garder les élèves en activité, nous privilégions l’interaction en leur demandant de jouer un dialogue entre deux participants parlant des activités sportives prévues pour la journée.
C C
Goedemorgen! Alles in orde? Ja hoor. Wat doe jij vandaag? In de voormiddag ga ik voetballen en badmintonnen / badminton spelen. Wat ga jij doen? In de voormiddag ga ik eerst waterpolo spelen. Daarna ga ik volleyballen. Wat doe je in de namiddag? In de namiddag doe ik eerst hiphop en daarna ga ik zwemmen. En jij? Ik ga de hele namiddag mountainbiken. Dat staat bij mij morgen op het programma. Wat doen jullie vanavond? Vanavond spelen we een nachtspel. Ik ben benieuwd! Ik ga na de quiz vroeg slapen. Morgen staat er veel op het programma. Ah ja, wat dan allemaal? ’s Voormiddag gaan we mountainbiken. Blijkbaar is het een zwaar parcours van 25 km. ’s Namiddag krijg ik mijn eerste judoles. Spannend! Onze groep gaat eerst klimmen en ’s namiddags gaan we paardrijden.
3 • Wanneer spreken we af?
eenenveertig eenenveertigste
41
41
3
Wanneer spreken we af?
(suite)
• Tableau de synthèse sur le découpage classique d’une journée • Premier apprentissage de l’heure.
TÂCHE 43 L’utilisation du mica permettra d’exploiter les données nouvelles propres à quatre autres participants.
43
Werk per twee. Kies een personage en verander de dialoog van oefening 42. Vervang de oranje woorden door activiteiten uit de tabel. Gebruik je mica.
Vandaag
Suggestion Créez la databank au tableau les livres fermés. Placez par exemple le mot middag et demandez ce qui peut le précéder et ce qui peut le suivre dans la ligne du temps. Ensuite, faites découvrir la databank, document qui servira de point de repère pour l’élève lorsqu’il aura un doute.
Morgen
JASPER
NOOR
LEONIE
PIETER
’s voormiddags
zwemmen
dansen
paardrijden
skaten
’s namiddags
voetballen
volleyballen
boksen
atletiek
’s avonds
quiz
karaoke
kampvuur
nachttocht
’s voormiddags
boksen
klimmen
turnen
worstelen
’s namiddags
kajakken
fietsen
kajakken
basketballen
Databank De momenten van de dag • Pour dire que quelque chose se passe le matin, l’après-midi … on emploie : in de morgen = ’s morgens; in de namiddag = ’s namiddags; tijdens de avond = ’s avonds; tijdens de nacht = ’s nachts. • Pour parler précisément de ce matin, ce midi … on emploie ‘deze’ ou ‘van’: deze morgen = vanmorgen; deze middag = vanmiddag; deze avond = vanavond; deze nacht = vannacht. 44
Pour placer les mots, on tient compte principalement des heures indiquées. TÂCHE 44
Plaats een tijdsbepaling bij de foto’s. de avond
de middag
de nacht
de namiddag
07:55
12:05
1
2
3
de ochtend 10:34
42
de middag
15:50
4
de voormiddag
tweeënveertig tweeënveertigste
de voormiddag
05:00
de nacht
42
de ochtend
22:15
5
de namiddag
6
de avond
1 • Avonturen op vakantie
Objectifs 43 44 45 46 47
Interpréter le dialogue en modifiant les noms et activités Insérer les moments de la journée au bon endroit. Combiner les différents ensembles. Parler de ses activités durant une journée. Apprendre à dire l’heure.
45
Verbind de juiste woordenreeksen met elkaar.
TÂCHE 45 Demandez aux élèves de vous indiquer l’élément qui caractérise chaque ensemble de mots.
de morgen / de ochtend, de voormiddag, de middag, de namiddag, de avond, de nacht …
ce matin, cet après-midi, ce soir, cette nuit, …
vanmorgen, vanmiddag, vanavond, vannacht …
le matin, la matinée, l’après-midi, le soir, la nuit, …
deze morgen / deze ochtend, deze voormiddag, deze middag, deze namiddag, deze avond, deze nacht …
ce matin, cet après-midi, ce soir, cette nuit, …
46
Geef een overzicht van je activiteiten. Gebruik de tabel van oefening 43. • Wat doe je 's morgens? • Wat doe je deze namiddag? • Wat doe je morgen? • …
47
Werk per twee. a Lees de dialoog. b Kies een personage en oefen de dialoog in. Wissel daarna van rol. Gebruik je mica. STIJN MARIE
TÂCHE 46 L’exercice est volontairement ouvert : les élèves se limitent aux activités sportives ou parlent de leurs activités durant une journée ordinaire. TÂCHE 47 En lisant le dialogue, les élèves découvrent une première fois comment on dit l’heure en néerlandais. En utilisant le mica, ils s’entraînent à dire l’heure. Les activités sportives mentionnées peuvent être changées. L’essentiel est l’apprentissage de l’heure.
Wat doe je vandaag? In de voormiddag om 10:00 tien uur ga ik mountainbiken en vanmiddag om 13:45 kwart voor twee ga ik kajakken. En jij?
STIJN
Om 11:20 twintig over elf ga ik windsurfen en vanmiddag om 13:30 halftwee ga ik kajakken.
MARIE STIJN
Tof! En hoe ziet je programma voor morgen eruit? Even denken. Oh ja, ’s morgens om 8:50
tien voor negen ga ik zwemmen
en ’s namiddags om 15:15 kwart over drie ga ik zeilen. MARIE
Leuk! Dan zie ik je morgen in het zwembad. Ik speel ’s ochtends om 09:30 halftien waterpolo.
3 • Wanneer spreken we af?
drieënveertig drieënveertigste
43
43
3
Wanneer spreken we af?
(suite)
• Dire l’heure en suivant les aiguilles d’une horloge • Repérer les heures mentionnées.
We onthouden! Comment dire l’heure ?
We onthouden! Dans le langage courant, les néerlandophones disent l’heure de plusieurs manières. Ceci perturbe souvent les élèves lors des premiers contacts. Nous nous limitons ici volontairement à la façon standard de dire l’heure.
Pour indiquer l’heure, on utilise deux prépositions, soit ‘over’, soit ‘voor’. Ils s’utilisent en référence à l’heure ou la demi-heure. Pour exprimer la demi-heure, on mentionne l’heure suivante : cinq heures trente R halfzes. Il existe deux possibilités pour exprimer l’heure avant et après la demi-heure.
TÂCHE 48 Faites écouter l’enregistrement plusieurs fois. Reconnaître l’heure donnée n’est pas évident pour tout le monde.
1 heure
één uur
1 h 30
halftwee
1 h 5
vijf over één
1 h 35
vijfentwintig voor twee
1 h 10
tien over één
1 h 40
twintig voor twee
1 h 15 (quart)
kwart over één
1 h 45
kwart voor twee
1 h 20
twintig over één
1 h 50
tien voor twee
1 h 25
vijfentwintig over één
1 h 55
vijf voor twee
vijf over halftwee
TÂCHE 49 Faites indiquer les réponses dans le cadre en dessous. Ainsi, l’exercice peut être fait plusieurs fois.
vijf voor halftwee Dans les communiqués de service ou d’horaires, par exemple dans les gares, les aéroports …, on dit généralement l’heure comme en français. De trein met bestemming De Panne vertrekt om zes uur vijftien. Le train à destination de De Panne part à 6 h 15. On écrit ‘16.20 u.’, mais on dit ‘vier uur twintig’ ou ‘twintig over vier’. Si on souhaite être plus précis, on ajoutera un complément de temps comme ‘ ’s middags, ’s morgens’, … Hij neemt de trein iedere dag om 4 uur ’s morgens. Il prend le train chaque jour à 4 heures du matin.
44
44
vierenveertig vierenveertigste
1 • Avonturen op vakantie
Media
Objectifs 48 Reconnaître l’heure mentionnée dans un enregistrement. 49 Associer les phrases et les illustrations.
11
–
18
Script Dialoog 1 • Excuseer, meneer, mag ik u iets vragen, a.u.b.? • Natuurlijk. Vraag maar op. • Hoe laat is het, a.u.b.? • Het is 10 voor 8. • Dank u wel. • Graag gedaan. 48
1
a
b
5
a
a
b
6
a
b
3
a
b
7
a
b
a
b
8
11-18
b
2
4
49
Dialoog 2 • Jan, hoe laat is het, a.u.b.? • Kwart voor 3. • Bedankt!
Luister en omcirkel de letter van de juiste klok.
a
Dialoog 3 • Excuseer, mevrouw, mag ik u iets vragen, a.u.b.? • Natuurlijk. Vraag maar op. • Hoe laat is het, a.u.b.? • Het is 25 over 2. • Dank u wel. • Geen dank. Dialoog 4 • Kyra, hoe laat is het, a.u.b.? • Halfvier. • Bedankt!
b
Dialoog 5 • Els, hoe laat is het nu? • Het is 20 over 10. • Oké. Dan is het nu pauze!
Schrijf de juiste letter bij elke klok. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Het is middernacht. Het is bijna halfvijf. Het is vijf over halfzes. Het is halfacht. Het is vijfentwintig (minuten) over negen. Het is tien voor twaalf. Het is halfelf ’s avonds. Het is acht (minuten) over tien. Het is kwart voor één in de namiddag. Het is kwart voor vier.
E
J
3 • Wanneer spreken we af?
F
A
G
1
2
3
H
I
G A J
4
5
Dialoog 6 • Excuseer meneer, hoe laat vertrekt de volgende bus? • Om 5 over 9, mevrouw.- Dank u wel, meneer. • Graag gedaan.
B
C
D
H
I
6
7
8
9
Dialoog 7 • Excuseer, mevrouw hoe laat vertrekt de trein naar Oostende? • Om halfzes, meneer. • Dank u wel, mevrouw. • Graag gedaan, meneer.
10
C E F D B
vijfenveertig vijfenveertigste
45
Dialoog 8 • Excuseer, meneer, mag ik u iets vragen, a.u.b.? • Natuurlijk. Vraag maar op. • Hoe laat is het, a.u.b.? • Het spijt me, mevrouw. Ik kan u niet helpen, want ik heb geen uurwerk. • Ho, geen probleem, meneer. Toch bedankt.
45
3
Wanneer spreken we af?
(suite)
Diverses activités pour apprendre à demander ou dire l’heure.
TÂCHE 50 Ecrivez ou faites écrire les réponses au tableau en veillant à la présence de ‘s.
50
51
L’exercice vise à apprendre la façon normale de dire l’heure. Il ne s’agit pas d’annonces par haut-parleur dans un aéroport. Il s’agit d’un dialogue. TÂCHE 51
1
16:15
2
12:00
3
23:30
4
04:20
5
07:55
Het is kwart over vier ’s namiddags. Het is twaalf uur ’s middags. Het is halftwaalf ’s nachts. Het is twintig over vier ’s morgens. Het is vijf voor acht ’s morgens.
Werk met twee. Kijk goed naar het informatiebord. Eerst vraagt persoon A wanneer het vliegtuig naar … vertrekt. Persoon B antwoordt. Keer daarna de rollen om. VOORBEELD:
Wanneer vertrekt het vliegtuig naar Beijing? R Het vliegtuig stijgt op° om tien voor twee ’s middags / in de namiddag. ° opstijgen: décoller
46
46
Hoe laat is het? Schrijf het uur. Gebruik het dagelijkse taalgebruik. Wees precies: schrijf ook het moment van de dag.
zesenveertig zesenveertigste
1 • Avonturen op vakantie
Objectifs 50 Ecrire les heures en précisant le moment de la journée. 51 Lire l’heure sur le tableau d’un aéroport. 52 Demander ou donner l’heure
52
Speel per twee zoals in het voorbeeld. Kies daarna andere gegevens. Gebruik jullie mica. VOORBEELD:
TÂCHE 52 Les possibilités d’exploitation du dialogue sont nombreuses. Imposez l’utilisation du mica. En final, prenez un duo au hasard pour jouer le dialogue devant toute la classe.
– Excuseer (1), meneer (2), hoe laat is het, alstublieft? – Het is kwart over twee (3). • Oei! Ik ga mijn bus (4) missen. Bedankt (5), meneer (2)! – Excuseer – Sorry – Mag ik u iets vragen?
1
– meneer, – mevrouw, – juffrouw,
2
– 12.30 u. – 20.15 u. – 06.25 u.
3 • Wanneer spreken we af?
– 10.35 u. – 08.50 u. – 14.45 u.
3
– de voetbalmatch op tv – mijn afspraak met Lara – mijn tennisles / muziekles / dansles – mijn lievelingsserie op tv – mijn judotraining 4 – – – –
Bedankt! Dank u! Dank u wel! Hartelijk dank!
5
zevenenveertig zevenenveertigste
47
47
3
Wanneer spreken we af?
(suite)
• Deux mini-dialogues. • La mind map ‘Wanneer spreken we af?’
Suggestion d’exploitation • Pour des raisons d’efficacité, ne faites pas travaillez les deux mini-dialogues le même jour. • En situation de classe, les élèves joueront les dialogues par deux en cachant les mots à utiliser avec leur transparent. • Tous les mini-dialogues sont enregistrés à deux vitesses. Les élèves peuvent ainsi s’entrainer à domicile à leur rythme ; cependant, dites-leur que l’objectif est atteindre la vitesse SNEL qui est la vitesse normale d’un débit de parole.
Woordenschat en taalgebruik Minidialogen MD 1 - Hoe laat is het?
Quelle heure est-il ?
CD
19
– Zeg Emile, hoe laat is het?
– Dis Emile, quelle heure est-il ?
• Het is tien voor / over één. Waarom moet je dat weten?
• Il est 12 h 50 / 13h 10. Pourquoi dois-tu savoir cela ?
– Om halfdrie heb ik een afspraak met de dokter.
– À 13 h 30, j’ai un rendez-vous chez le médecin.
• Was die afspraak niet deze voormiddag? – Ja, maar gisteren veranderde de dokter de afspraak.
• Ce n’était pas ce matin, ce rendez-vous ? – Si. Mais hier, le docteur a changé le rendezvous.
• Zie ik je deze namiddag nog op school? – Ja hoor, de zwemles wil ik niet missen.
• Est-ce que je te vois encore cet après-midi à l’école ? – Oui bien sûr, je ne veux pas rater la leçon de natation.
• Spreken we daarna bij mij thuis af? – Oei, dat lukt niet. Ik ga vanavond bij oma eten.
• Se donne-t’on ensuite rendez-vous chez moi à la maison ? – Oh, cela ne marche pas. Je vais manger chez grand’mère ce soir.
MD 2 - Wat doe jij vandaag?
– Dag Louis, wat doe jij vandaag?
Que fais-tu aujourd’hui ?
– Bonjour Louis, que fais-tu aujourd’hui ?
• Deze voormiddag ga ik naar de bibliotheek. • Ce matin, je vais à la bibliothèque. Sais-tu Weet jij wanneer de bibliotheek open is? quand la bibliothèque est ouverte ? – Je zal je moeten haasten. ’s Morgens is de bib open tussen 10 en 12 en je moet een kwartier voor sluitingstijd binnen zijn.
– Tu vas devoir te dépêcher. Le matin, la bibliothèque est ouverte de 10 à 12 et tu dois être à l’intérieur un quart d’heure avant l’heure de fermeture.
• Oei, dat lukt me nooit. Zou ik er vanmiddag • Oh, cela n’ira jamais. Pourrais-je y aller cet naartoe kunnen? après-midi ? – Dat denk ik wel. ’s Namiddags kun je er – Je pense bien. L’après-midi, tu peux y entrer terecht tussen 15 en 18 uur. Zullen we samen entre 15 et 18 heures. Allons-nous ensemble ? gaan? Ik wil daarna nog even gaan winkelen. – Je veux encore faire un peu les magasins ensuite. • Prima, maar ik moet wel op tijd naar huis. We eten vroeg vanavond.
48
48
achtenveertig achtenveertigste
• Excellent, mais je dois bien être à l’heure à la maison. Nous mangeons tôt ce soir.
1 • Avonturen op vakantie
ag
20
CD
21
tra
tra
ag
22
Media 19 21
’s morgens, ’s middags ’s avonds, ’s nachts in de voormiddag, in de namiddag vandaag, morgen, overmorgen vorige week volgende week …
•
Waar spreken we af? • bij mij thuis • in het winkelcentrum • op de hoek van de straat
• • • • •
Wanneer spreken we af?
Woorden en zinnen in een context Hoe laat spreken we af?
sporten winkelen naar de bioscoop gaan op restaurant gaan
• • • •
• • • •
22
Aussi, prenez le temps nécessaire pour expliquer le pourquoi de cette mind map, montrer les possibilités d’exploitation tant en expression écrite qu’en expression orale.
om ... uur om half … om kwart voor / over … om … voor / over …
Suggérez l’utilisation de la woordenbank de la page 50. Wat gaan we doen?
STUDIETIP
Lorsqu’on prépare un événement, il est bon de ne rien oublier. La mind map ci-dessus peut t’aider à organiser tes idées. Veille à aborder chaque sujet dans ta présentation. R Pour étoffer ton vocabulaire, consulte la Woordenbank de la page suivante.
3 • Woordenschat en taalgebruik
–
20
Le pourquoi de la rubrique Woorden en zinnen in context La page ci-contre a été conçue pour donner l’occasion à l’élève de montrer ce qu’il est capable d’exprimer à la fin d’une séquence. Cette phase dans l’apprentissage est l’aboutissement des activités réalisées précédemment. Elle permet à l’élève de valoriser ce qu’il a acquis au niveau du lexique et des fonctions langagières. Elle est la réponse à la question ‘Pourquoi ai-je dû faire tous les exercices précédents ?’ Elle est l’étape indispensable pour pouvoir réaliser sans difficultés les situations finales de fin de chapitre et surtout être à l’aise pour réagir avec efficacité dans des situations de la vie courante.
Woorden en zinnen in context
Wanneer spreken we af?
–
negenenveertig negenenveertigste
49
49
3
Wanneer spreken we af?
(suite)
• Derniers exercices à propos de l’heure et des moments de la journée.
L’utilité de la woordenbank l La woordenbank contient des mots en relation avec le sujet développé dans la leçon. Encouragez les élèves à enrichir leur expression écrite ou orale en insérant l’un ou l’autre mot dans leur production.
Woordenbank Wanneer?
eergisteren / gisteren / vandaag / morgen / overmorgen
Quand ?
avant-hier / hier / aujourd’hui demain / après-demain
vorige / verleden week OR volgende week la semaine dernière OR la semaine prochaine
50
50
vijftig vijftigste
twee dagen geleden binnen / over twee dagen
il y a deux jours dans deux jours
twee jaar geleden
il y a deux ans
over 14 dagen
dans quinze jours
een dag
une journée
de morgen / de ochtend
le matin
de voormiddag
la matinée
de middag
le midi
de namiddag
l’après-midi
de avond
le soir
de nacht
la nuit
om middernacht
à minuit
vandaag
aujourd’hui
deze morgen / vanmorgen deze ochtend / vanochtend
ce matin
deze voormiddag
ce matin
deze middag
= vanmiddag
ce midi
deze namiddag
= vanmiddag
cet après-midi
deze avond
= vanavond
ce soir
deze nacht
= vannacht
cette nuit
’s morgens / ’s ochtends = in de morgen
le matin
’s voormiddags
= in de voormiddag
le matin
’s middags
= op de middag
le midi
’s namiddags
= in de namiddag
l’après-midi
’s avonds
= in de avond
le soir
’s nachts
= in de nacht
la nuit
1 • Avonturen op vakantie
Objectifs 53 Ecrire les heures en précisant le moment de la journée. 54 Préciser le moment où cela se passe ou s’est passé. 55 Cocher les phrases qui ont du sens.
53
54
Noteer het juiste uur in woorden. Geef ook het moment van de dag. 1
om kwart voor negen ‘s morgens
2
om halfzeven ‘s avonds
3
om vijf voor twaalf ‘s middags
4
om één minuut voor middernacht
5
om acht minuten over een uur ‘s nachts
6
om vier uur in de namiddag
Vervolledig de zinnen een tijdsbepaling. 1
zie je sterren en de maan.
2 3
55
TÂCHE 53 Ecrivez ou faites écrire les réponses au tableau en veillant à la présence de ‘s.
eet ik mijn boterhammen op in de kantine. Wat eet jij
bij je ontbijt?
4
15
5
Op woensdag
6
De zon komt
7
Heb je
was jij een baby. is de school gesloten. op.
goed geslapen? Je ziet er nog moe uit.
TÂCHE 54 Donnez un temps de préparation avant de passer à la correction.
‘s Nachts Vanmiddag ‘s morgens jaar geleden namiddag ‘s morgens vannacht
Kruis de juiste zinnen aan. 1 2 3 4 5 6 7
☐ ☐ X ☐ ☐ ☐ X ☐ X ☐
TÂCHE 55 Faites remarquer qu’il s’agit de trouver les phrases qui ont du sens. Grammaticalement, elles sont toutes correctes !
Ik ontbijt elke dag om middernacht. ’s Morgens en ’s avonds poets ik mijn tanden. ’s Nachts, na school, wandel ik met de hond. Om vier uur ’s morgens eindigt de school. We sporten in de voormiddag. ’s Middags eet ik boterhammen. Vanavond sta ik vroeg op.
3 • Woordenschat en taalgebruik
eenenvijftig eenenvijftigste
51
51
4
Had jij een leuke vakantie? • Première approche des temps passés avec les verbes ‘zijn’ et ‘hebben’.
4
Had jij een leuke vakantie?
L’imparfait (OVT) de ‘zijn’ et ‘hebben’
56
Veillez à ce que les élèves ne brûlent pas les étapes. Une première lecture est utile avant de raliser les trois exercices qui suivent. TÂCHE 56
Lees de postkaarten.
Vlieland
a T US US
G
K OK O
25 AU
Tot binnenkor t, Jori s
R
op Ik ben met vrienden nd° is het eila dit Op d. lan Vlie heel rustig. ig. Je hebt wel een fiet s nod n.° ode verb hier Aut o’s zijn . De Gel ukkig zijn we in vorm kou d. erg wel is e nze dde Wa
M A
•
•
Hoi Piet er
Piet er Cla eskens 1 Lieven Gevaer tlaan 2 390 0 Overpelt
b
Dag Mats Het weer is hier super! Het zeewater is lekker warm. De golven° zijn wel hoog. Dat is moeilijk tijdens de surfl es. Morgen ga ik naar Cannes. Hopelij k Mats Van Horenbeeck heb ik een beetje geluk. Ik wil immers een filmster° zien. Zaterdag rijden Gasthuisstraat 25 we terug naar België. 2300 Turnhout Tot volgende week, Leen M A
25 AU
USTUS G
•
25 AU
Sara en Jeroe n
M A OK KO
Groet jes,
•
R
Dag alle maa l sen Wat is Den Haa g moo i. De men hier zijn Er lijk. nde vrie heel zijn veel fiets ers. De win kels in de hote l is Prin sens traa t zijn leuk . Ons heel een en hebb We . rum in het cent t op de leuk e kam er. We hebb en zich dat erg grac hten.° Vooral ‘s avon ds is echte rom anti sch. Deze stad is een aan rade r.°
•
c
OK KO
G
R
USTUS
•
Fam. Cooyman s Veld stra at 83 2060 Ant werpen
aag De n H
° het eiland: l’ île verboden: interdit de golf: la vague de filmster: la vedette de cinéma de grachten: les canaux de aanrader: est à voir absolument
52
52
tweeënvijftig tweeënvijftigste
1 • Avonturen op vakantie
Objectifs 56 57 58 59 60
Lire des cartes postales. Répondre oralement à des questions simples sur les textes de cartes postales. Faire les bonnes combinaisons. Repérer des phrases dans les textes. Souligner les verbes conjugués. Distinguer les verbes à l’OVT et ceux au VTT.
57
Beantwoord de vragen mondeling. 1 2 3 4 5
58
TÂCHE 57 Utilisez les questions pour un échange avec le groupeclasse.
Welke postkaarten komen uit Nederland? Wie logeert in Frankrijk? Wie bezoekt een stad? Waarom heb je op Vlieland een fiets nodig? Schrijf jij kaartjes op vakantie?
c
a
Den Haag was mooi. De mensen waren heel vriendelijk. Er waren hier veel fietsers. De winkels in de Prinsenstraat waren leuk. Ons hotel was in het centrum. We hadden een leuke kamer. We hadden zicht op de grachten. Vooral ’s avonds was dat erg romantisch. Deze stad is een echte aanrader.
Ik was met vrienden op Vlieland. Op dit eiland was het heel rustig. Je had wel een fiets nodig. Auto’s zijn hier verboden. Gelukkig waren we in vorm. De Waddenzee was wel erg koud.
59
TÂCHE 58 Les trois personnes parlent de leurs vacances. C’est l’occasion d’introduire l’imparfait des verbes ‘zijn’ et ‘hebben’.
b Het weer was super! Het zeewater was lekker warm. De golven waren wel hoog. Dat was moeilijk tijdens de surfles. In Cannes had ik geen geluk. Er waren geen filmsterren.
Hoe staat het in de teksten? 1
Sur cette île, il fait très calme.
Op dit eiland is het heel rustig. 2
Les gens sont très gentils.
De mensen zijn heel vriendelijk. 3
Tu as besoin d’un vélo.
Je hebt wel een fiets nodig. 4
Nous avons une chambre agréable.
We hebben een leuke kamer. 60
Correction. 1 Kaarten 1 en 3 2 Leen 3 Leen, Jeroen en Sara 4 Auto’s zijn er verboden.
Drie mensen vertellen over hun vakantie. Lees de teksten. Combineer elke persoon met een postkaart van oefening 56.
TÂCHE 59 Pour trouver les bonnes formulations, il est indispensable de relire les textes des cartes postales ainsi que ceux de l’exercice 58.
Sur cette île, il faisait très calme.
Op dit eiland was het heel rustig. Les gens étaient très gentils.
De mensen waren heel vriendelijk. Tu avais besoin d’un vélo.
Je had wel een fiets nodig. Nous avions une chambre agréable.
We hadden een leuke kamer.
Onderstreep de persoonsvormen in de Nederlandse zinnen.
4 • Had jij een leuke vakantie?
TÂCHE 60 Expliquez ce que veut dire ‘persoonsvormen’. Ce sera sans doute utile pour certains.
drieënvijftig drieënvijftigste
53
53
4
Had jij een leuke vakantie?
(suite)
• Tableau de synthèse sur l’OTT et l’OVT de ‘zijn’ et ‘hebben’. • Exercices d’appropriation.
We onthouden! L’imparfait (OVT) de ‘zijn’ et ‘hebben’
Zijn
Hebben
OTT
OVT
OTT
OVT
Ik
ben
was
heb
had
Jij / Je / U
bent
was
hebt
had
Hij / Zij / Het
is
was
heeft
had
Wij / We
zijn
waren
hebben
hadden
Jullie
zijn
waren
hebben
hadden
Zij / Ze
zijn
waren
hebben
hadden
As-tu remarqué ? • ‘Zijn’ et ‘hebben’ ont seulement deux formes à l’imparfait : une pour le singulier et une pour le pluriel. • ‘Hebben’ en ‘zijn’ sont des verbes irréguliers. zijn – was / waren hebben – had /hadden 61
Insistez pour que les élèves réécrivent la totalité des textes et pas uniquement les verbes. Ecrire les mots correctement n’est pas nécessairement évident pour tous. TÂCHE 61
a T US US
M A
•
G
K OK O
25 AU
???????
Da
G
•
25 AU
Er waren hier veel skipistes. Er was nog veel sneeuw. De skimonitors waren leuk. We hadden hier een hele fijne tijd. Dikke kus, Jolien
M A
USTUS
•
OK KO
g opa ? ?????? Ik wa ? Zwitserland. s in ??? ???
R
vierenvijftig vierenvijftigste
•
R
Dag opa Ik ben in Zwitserland. Er zijn hier veel skipistes. Er is nog veel sneeuw. De skimonitors zijn leuk. We hebben hier een hele fijne tijd. Dikke kus, Jolien
54
54
Schrijf de tekst opnieuw. Gebruik ‘zijn’ en ‘hebben’ in de OVT.
1 • Avonturen op vakantie
Objectifs
Media
61 Mettre les verbes à l’imparfait. 62 Compléter par la forme correcte de ‘zijn’ et ‘hebben’ à l’OVT. 63 Vérifier les réponses apportées à l’exercice précédent.
1
Audio-CD leerkracht (kleur + track volgt bij volgende proef)
b T US US
G
•
25 AU
Spij??? ? je hier niet was! tig dat ??? Dit sco utsk ? amp was megacool! ??? ???
M A
USTUS
•
G
•
We hadden een heel groot kampeerterrein. Het was vlak bij een riviertje. Het was hier heel warm. Dan was koud wat er heerlijk. Het eten was niet zo lekker. Gelukkig hadden we een voorraad snoep. Volgende week vertel ik je alles! Groetjes, Bart
OK KO
25 AU
62
? ??? Hey??? Joppe
R
Bar t
M A
K OK O
Groetjes,
•
R
Hey Joppe Spijtig dat je hier niet bent! Dit hebben scoutskamp is megacool! We Het ein. terr peer kam een heel groot heel hier is Het rtje. rivie is vlak bij een Het rlijk. hee r wate koud is Dan warm. kkig eten is niet zo lekker. Gelu p. hebben we een voorraad snoe ! alles je ik el Volgende week vert
Vul de tekst aan met een vorm van ‘zijn’ of ‘hebben’. heb
hebt
heeft
hebben
had
hadden
ben
bent
is
zijn
was
TÂCHE 62 L’exercice peut sembler facile. Il ne l’est pas pour tous les élèves. Il s’agit de choisir la forme ‘singulier’ ou ‘pluriel’ du présent ou de l’imparfait en fonction du contexte et du sujet de la phrase.
waren
hebben veel mensen vakantie. Dat is voor heeft iedereen heel leuk. Dan iedereen tijd om leuke dingen te doen. Ik was tijdens de maand juli enkele dagen met vriendinnen in Genk. Daar was het erg leuk. Daarna had ik enkele weken niets te doen. In augustus waren we met de familie tien dagen in Normandië. Daar is heel veel te ontdekken. Het weer was niet zo goed. We hadden onze paraplu vaak nodig. De sfeer was gelukkig wel geweldig. Hoe was jouw vakantie?
In juli en augustus
63
Luister aandachtig. Controleer of je bij oefening 62 de juiste woorden en tijden invulde.
4 • Had jij een leuke vakantie?
TÂCHE 63 La correction de l’exercice précédent se fera à l’écoute du texte. Donnez les explications nécessaires en cas d’erreur.
vijfenvijftig vijfenvijftigste
55
55
4
Had jij een leuke vakantie?
(suite)
• Trois exercices sur l’emploi de l’OTT et l’OVT de ‘zijn’ et ‘hebben’. • Un dialogue pour montrer comment dans une conversation certains mots sont remplacés par des pronoms personnels compléments pour éviter la répétition.
Speel de dialoog met een klasgenoot. Verander nadien van rol. Gebruik de tweede keer je mica. ANN SOFIE
ANN SOFIE ANN
SOFIE ANN
Faites relire les textes des cartes postales de l’exercice 56 qui serviront d’exemples. TÂCHE 65
4
65
Dag Sofie. Hoe was jouw vakantie? Mijn vakantie was heel leuk. Ik had zoveel leuke momenten! Mijn oom en tante hebben een caravan aan zee. Daar was ik enkele weken met mijn familie. Had jij ook een leuke vakantie? In juli was het heel leuk. Ik was een week in La Roche. Daar waren we met twintig meisjes op kamp. We hadden heel veel plezier. Augustus was minder leuk … Oei, waarom was de laatste vakantiemaand niet leuk? Al mijn vriendinnen waren op vakantie. Ik had heel veel klusjes. We hebben net een nieuw huis. Mijn ouders hadden nog veel werk. Ik moest helpen. Dat was niet zo fijn. Dat is inderdaad niet leuk. Had je het me maar verteld. Dan hadden we samen iets kunnen doen. Daar is het nu te laat voor. De vakantie is voorbij. Waarom zijn alle vakanties altijd zo kort?
Denk aan de voorbije vakantie. Schrijf zelf een postkaartje naar een vriend of vriendin. Gebruik een vorm van ‘zijn’ of ‘hebben’ in de OTT.
G
K OK O
T US US
M A
25 AU
TÂCHE 66 Faites relire les textes de l’exercice 58 qui peuvent servir de modèles.
4
56
56
66
R
•
•
64
Rappelez l’efficacité de l’utilisation du mica pour favoriser la mémorisation. TÂCHE 64
Hoe was jouw vakantie? Vertel het aan een klasgenoot. Gebruik een vorm van ‘zijn’ of ‘hebben’ in de OVT.
zesenvijftig zesenvijftigste
1 • Avonturen op vakantie
Ga je mee?
5
Objectifs 64 65 66 67
Jouer un dialogue. Ecrire une carte postale au présent. Raconter ses vacances à l’imparfait. Répondre aux questions directes concernant la conversation entre Sofie et Bram.
Ga je mee? 67
Les pronoms personnels compléments
5
Lees de tekst.
Hallo, met Sofie.
Ik weet iets leuks! Tom en ik gaan vanavond naar de film. Wil je mee met ons?
TÂCHE 67 Donnez un peu de temps aux élèves pour découvrir l’objet de la conversation entre Sofie et Bram.
Hey Sofietje, met Bram. Wat ben je aan het doen?
Tof idee! Ik heb jullie al een tijdje niet meer gezien. Wanneer vertrekken jullie?
Ik lees een boek. Ik ben blij dat je me redt.° Het is zo saai! Doe jij iets leuks?
We nemen de bus om tien voor zeven. De film begint om 20.30 u.
Oei, dat wordt nipt.° Ik moet om zes uur mijn zusje ophalen° bij haar vriendin en haar naar oma brengen. Wachten jullie op mij aan de ingang? Koop jij voor mij een ticket? Ik zal het later aan jou terugbetalen.
Dat is de verrassing!° Ik heb de tickets al. Ik kreeg ze van mijn ouders. Ik werkte de hele dag samen met hen een in de tuin van oma.
Oké, bedank me vanavond maar. Dan bel ik nu naar Tom en zeg hem dat het in orde is. We wachten op jou aan de ingang. Het wordt steeds leuker. Wat ben je toch een geweldige vriend.
68
Antwoord mondeling op de vragen. 1 2 3 4 5 6
Tot straks.
TÂCHE 68 Posez ensuite des questions. Elles ne doivent pas nécessairement être les mêmes que celles proposées dans l’exercice.
° redden: sauver nipt: tout juste ophalen: aller chercher de verrassing: la surprise
Waarom is Sofie blij met het telefoontje? Waar gaan de jongens vanavond naartoe? Wanneer vertrekken ze? Waarom vertrekt Sofie niet samen met haar vrienden? Waar spreken de vrienden af? Waarom kreeg Bram de filmtickets?
5 • Ga je mee?
zevenenvijftig zevenenvijftigste
57
Réponses 1 Ze vindt haar boek erg saai. 2 naar de film 3 om 18 u 50 4 Ze moet haar zusje ophalen en naar oma brengen. 5 aan de ingang 6 Hij hielp zijn ouders.
57
5
Ga je mee?
(suite) • Trois exercices pour comprendre l’utilité des pronoms personnels compléments.
69
L’exercice permet de faire prendre conscience de l’utilité des pronoms personnels compléments. TÂCHE 69
In de tekst staan enkele woordjes vetgedrukt. Welke woorden vervangen ze? 1 me
=
2 het
=
3 ons
=
4 jullie =
Cadre ‘We onthouden’ Le tableau est relativement ‘chargé’ et ce n’est pas simple pour les élèves. Aussi, dans un premier temps, limitez-vous à l’essentiel. Commentez les points plus difficiles lorsque l’occasion se présente.
5 haar = 6 mij
=
Sofie het boek Bram en Tom Bram en Tom mijn zusje Sofie
7
het
=
8
jou
=
9
ze
= =
10
hen
11
hem =
12
jou
=
het filmticket Bram de tickets de ouders van Bram Tom Sofie
We onthouden! Les pronoms personnels compléments
Ik
mij / me
Je houdt veel van mij / me.
Jij / je, u
jou / je, u
Ik kijk naar jou / je, u.
Hij
hem
We zien hem niet.
Zij / ze
haar / ze
We zien haar / ze niet. Ik vind ze niet. Ik praat met haar.
Het
het
We zien het niet.
Wij / we
ons
Jullie helpen ons.
Jullie
jullie
Zij wachten op jullie.
Zij / ze
hen / hun
Ze helpt hen / ze. Ik zoek ze. Ze denkt aan hen.
(pour des personnes) (pour des choses, des animaux) (pour une personne après une préposition)
(pour des personnes) (pour des choses, des animaux) (pour des personnes après une préposition)
À la 3e personne du pluriel, quand il n’y a pas de préposition, tu peux toujours utiliser ‘ze’, pour les choses comme pour les personnes. S’il y a une préposition, tu dois utiliser ‘hen’ pour les personnes. Le pronom ‘hun’ est utilisé comme complément indirect du verbe au pluriel sans préposition. Hij toont hun de weg. = Hij toont de weg aan hen. Dans les expressions telles que « Tom et moi, Jan et toi … », on doit utiliser le pronom personnel sujet en néerlandais. Tom et moi R Tom en ik gaan naar de bioscoop. Jan et toi R Jan en jij waren daar. Lea et lui R Lea en hij zijn vrienden.
Tom et moi allons au cinéma. Jan et toi étaient là. Lea et lui sont des amis.
‘Elkaar’ est le pronom réciproque. Il peut s’utiliser pour toutes les personnes au pluriel. We ontmoeten elkaar iedere dag. Nous nous rencontrons chaque jour. Kennen jullie elkaar? Vous vous connaissez ? Ze kennen elkaar. Ils se connaissent.
58
58
achtenvijftig achtenvijftigste
1 • Avonturen op vakantie
Objectifs 69 Trouver le ou les mot(s) que remplace le pronom personnel complément. 70 Trouver le pronom personnel complément qui convient. 71 Cocher la bonne réponse.
70
71
Vervolledig de zin met een pronom personnel complément. 1
Ik ga in Gent een taalkamp volgen. Ga je met
2
Mevrouw, kan ik even met
3
Anne is jarig. Ik heb een geschenk voor
u
TÂCHE 70 Donnez du temps aux élèves pour bien comprendre le sens de chaque phrase. Le choix du pronom correct sera d’autant plus facile.
mee?
praten?
haar
ze
4
Weet je mijn sleutels liggen? Ik vind
5
Saar en ik gaan tennissen. Gaan jullie met
elkaar
me . niet.
ons
mee?
6
Mijn vriend en ik zien
7
Mijn vrienden spreken Nederlands. José spreekt Spaans. Hij verstaat
elke dag.
hen
niet.
Wat vervangt de ‘pronom personnel complément’? Duid aan. 1
2
3
4
5
6
5 • Ga je mee?
TÂCHE 71 Les photos et la bonne compréhension de la phrase permettent de trouver facilement le mot que remplace le pronom personnel complément.
We wensen hen proficiat met de overwinning. ☐☐ het team ☐ X ☐ de meisjes ☐☐ de ploeg
Ze dragen hem naar het water. de kajak de jongens het team
☐ X☐ ☐☐ ☐☐
Het team vangt haar op. de val het meisje de meisjes
☐☐ ☐ X☐ ☐☐
Hij brengt hem naar beneden. de geblesseerde skiër de sneeuw de slee
☐ X☐ ☐☐ ☐ X☐
Kun jij het ook zo goed? skiën snowboarden springen met je snowboard
☐☐ ☐☐ ☐ X☐
Ik zie ze vaak lopen. het meisje de jongen het meisje en de jongen
☐☐ ☐☐ ☐ X☐
negenenvijftig negenenvijftigste
59
59
5
Ga je mee?
(suite) • Trois exercices pour montrer l’emploi des pronoms personnels compléments.
72
Avec un peu de réflexion, les élèves trouveront facilement le(s) mot(s) que remplace(nt) le pronom personnel complément. TÂCHE 72
Wie of wat vervangt het ‘pronom personnel complément’? Volg het voorbeeld. VOORBEELD:
1
Je schopt hem in de goal om te winnen. hem:
2
de sportschoenen
Als een sporter pijn voelt, gaat hij naar hem. hem:
5
het team / de sportlui / de spelers, etc.
Waar zijn mijn sportschoenen? Ik ben ze kwijt. ze:
4
de voetbal
De trainer geeft hun duidelijke° instructies. hen:
3
De koning geeft hem een gouden medaille. R hem: de winnaar
de dokter / de kinesist
Voor een scheidsrechter° zijn spelregels belangrijk. Ken jij ze goed? het:
de spelregels ° duidelijk: clair de scheidrechter: l’arbitre
73
Faites remarquer que même dans les SMS, on utilise des pronoms personnels compléments.
Vul de sms’jes van Sofie, Bram en Tom aan met pronoms personnels compléments.
TÂCHE 73
Gsm van Sofie
Gsm van Tom
19.28 u.
19.52 u.
Ik heb naar mijn ouders gebeld en
Jongens, ik wacht op
ze / hun
gevraagd mijn zus op te
jullie Gsm van Bram
halen. Ik laat
ze / haar
met even
ons
.
Tof hé, ik vind
19.32 u.
alleen en haast me.
Prima. Ik ben ook later.
Tot zo!
Ik vond de tickets niet meer. Ik heb
. Kaat
is hier ook. Ze komt mee
ze
ze / haar
zo
knap … Haast jullie niet! ;-)
terug. Ik sms Tom en zeg
hem ons
dat hij op
moet wachten.
60
60
zestig zestigste
1 • Avonturen op vakantie
Objectifs 72 Trouver le ou les mot(s) vers le(s)quel(s) revoit le pronom personnel complément. 73 Compléter des SMS par des pronoms personnels compléments. 74 Répondre à des questions en remplaçant un mot par un pronom personnel complément.
We onthouden!
Point d’arrêt important : le pronom personnel complément n’occupe pas la même place dans la phrase qu’en français ! De plus, il faut tenir compte du cas de l’inversion.
La place du pronom personnel complément 1
Règle générale : directement après le verbe conjugué
Ik bel haar morgen. Je lui téléphone demain. We hebben hem op avonturenkamp ontmoet. Nous l’avons rencontré au camp d’aventures. 2
En cas d’inversion : directement après le sujet
Gisteren heeft ze mij nog lang gebeld. Morgen komt mijn vriend me in het ziekenhuis bezoeken. 3
Si le verbe s’utilise avec une préposition : derrière cette préposition
Ik wacht op hem. Hij kijkt naar ons. 74
Hier, elle m’a encore téléphoné longtemps. Demain, mon ami vient me rendre visite à l’ hôpital. Je l’attends. Il nous regarde.
Werk per twee. Leerling A stelt een vraag. Leerling B antwoordt en gebruikt een ‘pronom personnel complément’. Volg het voorbeeld. VOORBEELD:
1
TÂCHE 74 Attirez l’attention des élèves sur la place du pronom personnel complément sans préposition : directement après le verbe conjugué.
– Gaat Ellen met Stien kamperen? • Ja, in Ierland. R Ja, ze gaat met haar in Ierland kamperen.
– Brengt vader Ellen en Stien naar de luchthaven?°
• Ja, overmorgen.
Ja, hij brengt hen overmorgen naar de luchthaven. 2
– Wachten we op Katrien aan de lift?
• Nee, aan de ingang.
Nee, we wachten op haar aan de ingang. 3
– Zal Ellen het vertrekuur controleren?
• Ja, morgenavond.
Ja, ze zal het morgenavond controleren. 4
– Zoekt Stien haar slaapzak?
• Ja, op zolder.
Ja, ze zoekt hem op zolder. 5
– Geeft je moeder de katten eten als jij niet thuis bent? • Nee, de buurvrouw.
Nee, de buurvrouw geeft ze eten. 6
– Vind je reizen leuk?
• Ja, heel leuk.
Ja, ik vind het heel leuk. ° de luchthaven: l’aéroport
5 • Ga je mee?
eenenzestig eenenzestigste
61
61
5
Ga je mee?
(suite) • Deux exercices sur l’emploi des pronoms personnels compléments. • Un exercice de traduction.
75
L’exercice se fait en deux étapes: * d’abord, souligner les mots qui sont répétés, * ensuite, jouer le dialogue à deux en utilisant des pronoms personnels compléments. TÂCHE 75
Dek de rechterkolom af met je mica. a Lees de dialogen. Onderstreep de herhalingen. b Herlees het gesprek per twee, maar vervang nu de herhalingen door een ‘pronom personnel’.
Dans un troisième temps, on utilisera le mica pour vérifier si on est capable de trouver le pronom correct.
1
– Ken je die jongens? Nee, ik ken die jongens niet. Maar ik heb wel al van die • Nee, ik ken ze / hen niet. Maar ik heb jongens gehoord. wel al van hen gehoord.
2
– Filip, neem je je boeken? • Ja, mevrouw, ik wil wel, maar ik vind mijn boeken niet meer. – Wel, zoek je boeken dan verder!
• Ja, mevrouw, ik wil wel, maar ik vind ze niet meer. – Wel, zoek ze dan verder!
– Vind je deze sweater mooi? • Zeker! Ik heb deze sweater juist gekocht. Ik zal deze sweater vanavond op het feest van Thomas dragen.
• Zeker! Ik heb hem juist gekocht. Ik zal hem vanavond op het feest van Thomas dragen.
3
76
Exigez que les élèves soulignent les mots répétés. Vous éviterez ainsi quelques surprises ! TÂCHE 76
4
– Ik zou graag met de directrice spreken! Weet u waar de directrice is? – Weet u waar ze is? • Nee, sorry, ik heb de directrice vandaag • Nee, sorry, ik heb ze / haar vandaag nog niet gezien. nog niet gezien.
5
– Hebben jullie de foto’s aan jullie vrienden getoond? • Nee, we hebben nog geen tijd gehad om • Nee, we hebben nog geen tijd gehad om de foto’s aan onze vrienden te tonen. ze (aan) hen / hun te tonen.
Lees de zinnen en vervang de herhaling door een ‘pronom personnel complément’. Herschrijf alleen de tweede zin. 1
Ik kies voor tennis. Ik vind tennis leuk.
Ik vind het leuk. 2
Lien komt onmiddellijk. Wacht even op Lien.
Wacht even op haar. 3
Mijn vrienden zijn te laat. Ik ga mijn vrienden bellen.
Ik ga ze / hen bellen. 4
Het venster is open. Doe het venster dicht.
Doe het dicht. 5
Vicky en ik gaan naar het zwembad. Ga je mee zwemmen met Vicky en mij?
Ga je mee met ons zwemmen?
62
62
tweeënzestig tweeënzestigste
1 • Avonturen op vakantie
Objectifs 75 Trouver le ou les mot(s) que remplace le pronom personnel complément. 76 Remplacer le mot commun par un pronom personnel complément. 77 Traduire des phrases en veillant à placer les pronoms personnels au bon endroit.
77
Vertaal de volgende zinnen. 1
TÂCHE 77 Cet exercice de synthèse pourrait être fait à domicile ou individuellement avant correction en groupe-classe.
Ce garçon, je ne l’écoute pas. Il parle trop.
Naar die jongen luister ik niet. Hij praat te veel. 2
Tu téléphones maintenant à Katrien ? Non, je lui téléphone à 10 h.
Telefoneer je nu naar Katrien? Nee, ik bel haar om 10 u. 3
Sara est super ! Je l’aime.
Sara is super! Ik hou van haar. 4
Où est mon livre ? Je ne le trouve pas.
Waar is mijn boek? Ik vind het niet. 5
Ne parle pas avec lui !
6
On ne les attend plus.
7
Je lui dis toujours tout.
Praat niet met hem! We wachten niet meer op hen. Ik zeg hem altijd alles. As-tu remarqué ? Certains verbes, contrairement au français, s’utilisent toujours avec une préposition. aimer : houden van écouter : luisteren naar
5 • Ga je mee?
attendre : wachten op regarder : kijken naar
drieënzestig drieënzestigste
63
63
6
Wat heb jij tijdens de vakantie gedaan? Le passé composé est très utilisé tant en français qu’en néerlandais. Aussi, nous abordons le VTT avant de traiter l’OVT (chapitre 3). Nous commençons par une découverte de son utilisation dans une page du blog de Fiebe qui raconte sa dernière aventure.
6
Wat heb jij tijdens de vakantie gedaan?
Le passé composé (VTT)
78
Lees de blog van Fiebe.
http://www.bouwmee.be HOME
TÂCHE 79 Les réponses à donner sont courtes. L’exercice vise à vérifier la compréhension globale du mail.
Corrigé 1 In Taroudant (Marokko) 2 drie dagen 3 Ze werd gewekt door een minaret. 4 Frans en een beetje Arabisch. 5 voetballen 6 ballen 7 dansen, zingen, plezier maken 8 Ze is tevreden en ze is blij dat ze zich ingeschreven heeft.
64
CONTACT
LOG IN
° de vlucht: le vol
79
Beantwoord de vragen mondeling. 1 2 3 4 5 6 7 8
TÂCHE 80 En découvrant les trois affirmations fausses, les élèves montrent leur bonne compréhension du document.
Corrigé 1 Ze reden vanuit Agadir met een jeep naar hun bestemming. 3 Ze spreekt Frans en een heel klein beetje Arabisch. 4 Ze kent een paar woordjes Arabisch.
MY BLOG
Drie dagen geleden is ons avontuur gestart. Op de luchthaven van Casablanca hebben we ongeveer twee uur op onze vlucht° naar Agadir gewacht. Hier hebben we onze gids voor de eerste keer gezien. Hij heeft ons met een jeep naar Taroudant gebracht. Onze eerste nacht heeft niet lang geduurd. De gids heeft ons heel vroeg gewekt. Tijdens het ontbijt (met verse muntthee!) hebben we met de andere vrijwilligers gepraat. Ik heb al een hele tijd Frans gesproken. Ik heb ook al enkele Arabische woorden geleerd. ‘s Middags zijn we naar ons weeshuis gewandeld. We hebben met de oudste weeskinderen gevoetbald. Met de jongste kinderen hebben we spelletjes gespeeld. We hebben de ballen uit België aan de kinderen gegeven. Ze waren heel blij! Gisteren waren we op een traditioneel feest. Wauw, wat een sfeer! We hebben veel gedanst en gezongen. We hebben ontzettend veel plezier gemaakt! Gelukkig hebben we vanmorgen iets langer geslapen. Die paar uurtjes extra deden ons goed. Tot nu toe heb ik me al goed geamuseerd. Tot later. Volg ons op Facebook Contact Fiebe
80
Waar is Fiebe? Hoelang is Fiebe hier al? Waarom kon Fiebe de eerste nacht niet lang slapen? Welke talen leert Fiebe? Wat deden de vrijwilligers met de oudste kinderen? Wat heeft Fiebe aan de weeskinderen gegeven? Wat deed Fiebe op het feest? Wat vindt Fiebe van het kamp?
Lees de tekst opnieuw en duid aan: juist of fout. De fouten verbeter je mondeling. JUIST FOUT
64
1
Vanuit Casablanca zijn ze met een jeep naar hun kampplaats gereden.
2
Bij het ontbijt heeft Fiebe muntthee gedronken.
3
Fiebe heeft met de weeskinderen Nederlands gesproken.
4
Fiebe spreekt goed Arabisch.
5
Fiebe heeft samen met de oudste kinderen gevoetbald.
6
Fiebe heeft gedanst en gezongen op een feest.
vierenzestig vierenzestigste
X X X X X X
1 • Avonturen op vakantie
Objectifs 79 80 81 82 83 84
Répondre à des questions directes sur le contenu du mail. Vrai ou faux ? Justifier oralement ce qui est faux. Trouver la bonne formulation dans le texte. Souligner les participes passés dans le texte. Compléter le tableau en donnant l’infinitif et la forme du verbe au présent. Classer les participes passés en trois catégories.
81
Hoe zegt Fiebe het? 1
TÂCHE 81 En repérant comment les phrases sont formulées dans le texte, les élèves découvrent les différents types de participes passés.
Il y a trois jours, notre aventure a commencé.
Drie dagen geleden is ons avontuur gestart. 2
Notre première nuit n’a pas duré longtemps.
Onze eerste nacht heeft niet lang geduurd. 3
Il nous a conduit en jeep à Taroudant.
Hij heeft ons met de jeep naar Taroudant gebracht. 4
J’ai déjà parlé français un bon bout de temps.
Ik heb al een hele tijd Frans gesproken. 5
Nous avons beaucoup dansé.
We hebben veel gedanst. 82
Onderstreep in de blog van Fiebe alle voltooide deelwoorden.
83
Vul de tabel aan. INFINITIEF
84
starten
OTT
OVT
ik
start
wachten
ik
leren
TÂCHE 82 L’exercice amène les élèves à tirer des conclusions à partir de ce qu’ils ont découvert. VTT
ik
startte
ik ben gestart
wacht
ik
wachtte
ik heb gewacht
ik
leer
ik
leerde
ik heb geleerd
wandelen
ik
wandel
ik
wandelde
ik heb gewandeld
zien
ik
zie
ik
zag
ik heb gezien
spreken
ik
spreek
ik
sprak
ik heb gesproken
TÂCHE 83
Avertissement A ce stade de l’apprentissage, les élèves ne pourront pas compléter la colonne de l’OVT. Ce sera pour le chapitre 3.
Rangschik alle voltooide deelwoorden uit de tekst in de juiste kolom. REGELMATIGE WERKWOORDEN (LES VERBES RÉGULIERS) GE + RADICAL + T
GE + RADICAL + D
ONREGELMATIGE WERKWOORDEN (LES VERBES IRRÉGULIERS)
gestart
geduurd
gezien
gewacht
geleerd
gebracht
gewekt
gewandeld
gesproken
gepraat
gevoetbald
gegeven
gedanst
geamuseerd
gezongen
TÂCHE 84 Aboutissement des activités liées à la découverte des différents types de participes passés.
geslapen
6 • Wat heb jij tijdens de vakantie gedaan?
vijfenzestig vijfenzestigste
65
65
6
Wat heb jij tijdens de vakantie gedaan?
(suite)
• Formation du participe passé : tableau de synthèse • L’emploi des temps
Le tableau se limite à la formation du participe passé et aux règles d’orthographe. L’emploi des auxiliaires hebben ou zijn sera traité plus loin.
We onthouden! La formation du participe passé Infinitif
spelen
werken
Radical
speel
werk
Participe passé
gespeeld
gewerkt
Formation 1
Tu prends le radical du verbe (infinitif moins -en).
2
Tu mets GE- devant le radical du verbe.
3
Tu ajoutes -T ou -D au radical du verbe.
4
Tu ajoutes -T si le radical se termine par une des consonnes suivantes : F, K, P, S, T, CH. Tu ajoutes -D dans les autres cas. Pour retenir les lettres concernées, mémorise la phrase suivante : FranKlin Prend Son Thé Chaud. Ce sont les premières lettres de chaque syllabe. Hij heeft het gezegd.
Il l’a dit.
Hij heeft de hele namiddag gesurft. Ze hebben lang gewerkt. Hij heeft de muziek gestopt. Ze hebben de hele nacht gedanst. Hij heeft alle documenten geprint. Ze hebben buiten geluncht.
Il a fait de la planche à voile tout l’après-midi. Ils ont travaillé longtemps. Il a stoppé la musique. Ils ont dansé toute la nuit. Il a imprimé tous les documents. Ils ont pris le lunch dehors.
On ne trouve jamais deux fois la même consonne à la fin d’un mot. Donc, si le radical se termine déjà par T ou D, tu n’ajoutes rien, ni T ni D. gepraat
geantwoord
Si le verbe se termine par -VEN ou -ZEN, tu formes la 1e personne du présent et tu ajoutes D. leven reizen
leef reis
geleefd gereisd
Lorsque tu modifies un mot, tu dois respecter la longueur des sons et tu adaptes donc l’écriture. spelen maken
speel maak
gespeeld gemaakt
Certains verbes ont une forme particulière au participe passé. Ce sont des irréguliers. Tu trouveras la liste à la rubrique 26 de la ‘Grammaire de Sirocco 2’. zijn hebben doen spreken
66
66
zesenzestig zesenzestigste
geweest gehad gedaan gesproken
1 • Avonturen op vakantie
Objectifs 85 Souligner les verbes au passé composé. 86 Former les participe passés des infinitifs.
85
Lees de zinnen en onderstreep de werkwoorden in de VTT.
TÂCHE 85 Limitez-vous à la recherche des verbes au passé composé. C’est l’occasion de faire constater que le participe passé commence toujours par le préfixe -ge et que l’auxiliaire est soit ‘zijn’, soit ‘hebben’.
We zijn met vrienden op skivakantie. Het weer is heerlijk. De zon heeft al elke dag geschenen. In de voormiddag krijgen we snowboardles. Wat hebben we al gelachen. Gelukkig is de sneeuw zacht. Vallen doet niet zoveel pijn. Jules is nog geen enkele keer gevallen. Hij is een echt talent. De après-ski is al heel gezellig geweest. We hebben nieuwe vrienden uit Nederland leren kennen. Gisteren zijn we ’s avonds samen een pizza gaan eten. Superlekker! We zijn wel te laat gaan slapen. Vanmorgen was iedereen nog moe. Onze leraar had geen medelijden° en liet ons hard werken. Jammer° voor ons.
A propos de l’emploi des temps Suggestion Profitez de cette rubrique pour réaliser une ligne du temps au tableau avec le verbe ‘spelen’ par exemple. • We hebben veel gespeeld (passé). • We spelen (présent) • We gaan voetbal spelen/We zullen voetbal spelen/Morgen spelen we voetbal (futur)
° het medelijden: la pitié jammer: dommage
We onthouden! L’emploi des temps
86
1
Le participe passé permet de former le passé composé, appelé le VTT en néerlandais. Ce temps est utilisé pour parler d’événements qui ont eu lieu dans le passé.
2
L’indicatif présent (appelé ‘l’OTT ’en néerlandais) permet de parler de ce qui se déroule maintenant.
3
Pour parler du futur, tu peux soit utiliser gaan + infinitif, ‘zullen’ + infinitif ou le présent.
Waarom zijn de mensen moe? Gebruik in het antwoord het voltooid deelwoord van de infinitieven. 1
Hij heeft lang studeren.
gestudeerd
2
Ze hebben veel tennissen.
getennist
3
Ze heeft het hele huis poetsen.
gepoetst
4
Hij heeft hard fuiven.
gefuifd
5
Ze hebben veel winkelen.
gewinkeld
6
De baby heeft de hele nacht wenen.
geweend
7
Hij heeft vannacht slecht slapen.
geslapen
8
Ze hebben lang sporten.
gesport
6 • Wat heb jij tijdens de vakantie gedaan?
zevenenzestig zevenenzestigste
TÂCHE 86 Faites référence au cadre ‘We onthouden !’ lors de la correction. Signalez que le verbe ‘slapen’ est un irrégulier et montrez l’endroit dans la grammaire où la liste des verbes irréguliers est disponible.
67
67
6
Wat heb jij tijdens de vakantie gedaan?
(suite)
• L’emploi des auxiliaires ‘zijn’ et ‘hebben’.
87
Donnez du temps aux élèves pour réaliser l’exercice avant de passer à la correction. TÂCHE 87
Herschrijf de zinnen in de OTT. VOORBEELD:
Ik heb getennist. R Ik tennis.
1
Ik heb elke dag gezwommen.
2
Jeroen heeft geschaatst.
3
Heeft Bart zondag gevoetbald?
4
De jongens hebben gemountainbiked.
5
Karlien heeft dansles gevolgd.
6
Ben jij van die hoogte gedoken?
Ik zwem elke dag. Jeroen schaatst. Voetbalt Bart zondag? De jongens mountainbiken. Karlien volgt dansles. Duik jij van die hoogte?
We onthouden! La formation du VTT
Pour former le passé composé, nous avons besoin d’un participe passé et d’un auxiliaire, soit ‘zijn’ soit ‘hebben’. Le participe passé se place en fin de proposition.
68
68
Ik
heb
op het strand
gespeeld.
Je
hebt
op het strand
gespeeld.
Hij / zij
heeft
op het strand
gespeeld.
We / jullie / ze
hebben
op het strand
gespeeld.
Ik
heb
in de tuin
gewerkt.
Je
hebt
in de tuin
gewerkt.
Hij / zij
heeft
in de tuin
gewerkt.
We / jullie / ze
hebben
in de tuin
gewerkt.
Ik
heb
een cadeau
gegeven.
Je
hebt
een cadeau
gegeven.
Hij / zij
heeft
een cadeau
gegeven.
We / jullie / ze
hebben
een cadeau
gegeven.
Ik
ben
naar het centrum
gefietst.
Je
bent
naar het centrum
gefietst.
Hij / zij
is
naar het centrum
gefietst.
We / jullie / ze
zijn
naar het centrum
gefietst.
achtenzestig achtenzestigste
1 • Avonturen op vakantie
Objectifs 87 Mettre les phrases au présent.
We onthouden!
Si l’emploi de zijn est relativement facile à expliquer dans le cas des verbes de mouvement, il n’en est pas de même pour la série de verbes que nous mentionnons. Rappelez aux élèves que les cadres We onthouden! sont conçus comme des repères. En cas de doute, qu’ils n’hésitent pas à les consulter ou à consulter la grammaire en fin de manuel.
L’emploi de ‘zijn’ ou ‘hebben’
En règle générale, l’auxiliaire est ‘hebben’. Toutefois, on utilise ‘zijn’ dans les cas suivants. • Avec les verbes de mouvement (‘wandelen, lopen, stappen, fietsen, zwemmen, rijden, …’), lorsque la direction du mouvement ou le point d’aboutissement du mouvement est indiqué. Ze zijn naar het centrum gefietst. Ze zijn tot aan de toren gewandeld.
Ils ont roulé en vélo vers le centre. Ils se sont promenés jusqu’à la tour.
Mais Hij heeft lang gefietst. Ze hebben twee uur gewandeld.
Il a roulé longtemps en vélo. Ils se sont promenés deux heures.
• Avec les verbes suivants : zijn worden
Hij is lang op de fuif geweest. Hij is de leider geworden.
Il a été longtemps à la fête. Il est devenu le chef.
komen gaan blijven vertrekken
Hij is ook gekomen. Ze is met haar vriendin gegaan. Hij is lang gebleven. Hij is laat vertrokken.
Il est aussi venu. Elle est allée avec son amie. Il est resté longtemps. Il est parti tard.
opstaan gebeuren vallen
Hij is vroeg opgestaan. Het is gisteren gebeurd. Hij is gevallen.
Il s’est levé tôt. C’est arrivé hier. Il est tombé.
beginnen vergeten
Ze is met taak één begonnen. Hij is zijn boek vergeten.
Elle a commencé par l’exercice 1. Il a oublié son livre.
We onthouden! Quelques verbes ont un participe passé en (E)N. En voici quelques-uns. Ce sont des verbes irréguliers. Il faudra les apprendre par cœur.
gaan
Ze zijn naar buiten gegaan.
zwemmen
Ze hebben in de zee gezwommen.
vallen
Iemand is in het water gevallen.
eten
Ze hebben frietjes gegeten.
drinken
Ze hebben een cola gedronken.
spreken
Ze hebben Nederlands gesproken.
blijven
Ze zijn daar lang gebleven.
doen
Ze hebben boodschappen gedaan.
geven
Ze hebben hun vriend een boek gegeven.
zingen
Voor zijn verjaardag hebben ze gezongen.
slapen
Ze hebben niet veel geslapen.
rijden
Ze zijn naar huis gereden.
komen
Ze zijn laat thuisgekomen.
6 • Wat heb jij tijdens de vakantie gedaan?
negenenzestig negenenzestigste
69
69
6
Wat heb jij tijdens de vakantie gedaan?
(suite)
• Reconnaître une phrase au VTT. • Ecrire des phrases au VTT.
TÂCHE 88 Vous pourriez aussi demander de lire les phrases qui situent un événement dans le futur ! TÂCHE 89 A l’écoute, repérer les phrases au VTT demande un peu plus de concentration !
88
Lees de zinnen en onderstreep de werkwoorden in de VTT.
Script 1 Jullie hebben een tennismatch gespeeld. 2 Vanavond speelt Bob voetbal. 3 We eten graag pannenkoeken. 4 Ik ben veertien jaar oud. 5 Ellen heeft haar les aardrijkskunde geleerd. 6 Deze zomer is hij met judo gestopt. 7 Ga je mee voetballen ? 8 Ze draagt een T-shirt zonder mouwen. 9 Tom en Ines hebben in Charleroi gewoond. 10 Hebben jullie het nieuws gehoord ?
We hebben in een hotel geslapen. Wanneer bezoeken jullie Rotterdam?
Morgen nemen we de trein naar Lier.
We hadden veel plezier op kamp.
Hebben jullie zelf gekookt?
Speel geen basketbal in huis! 89
Luister naar de zinnen en kruis aan wanneer je de VTT hoort. 1
x
90
2
1 2 3 4 5 91
4
5
x
6
x
7
8
9
x
10
x
spelen leren stoppen wonen horen
☐ X ☐ X ☐ ☐ X ☐ X
D D D D D
☐ ☐ ☐ X ☐ ☐
T T T T T
Noteer in de linkerkolom de infinitief van de VTT.
Script 1 Jullie hebben een tennismatch gespeeld. 2 Ellen heeft haar les aardrijkskunde geleerd. 3 Deze zomer is hij met judo gestopt. 4 Tom en Ines hebben in Charleroi gewoond. 5 Hebben jullie het nieuws gehoord ? TÂCHE 91
70
3
Luister een tweede keer. Nu hoor je slechts de zinnen in de VTT. a Geef de infinitief van de werkwoorden die je hoort. b Kruis dan aan hoe het voltooide deelwoord eindigt: op D of op T?
Faites remarquer que la terminaison du participe passé ne s’écrit pas toujours comme il est prononcé. C’est très difficile pour un francophone !
70
Wat deed jij op vakantie?
Joris heeft in Nederland gesurft.
TÂCHE 90
L’exercice porte principalement sur des participes passés irréguliers. La recherche de l’infinitif ne devrait cependant pas poser de problème !
Ik zal het je vertellen.
Ik ben met de fiets naar Antwerpen gereden.
zeventig zeventigste
INFINITIEF
VTT
1
hebben
Heb jij een leuke vakantie gehad?
2
zijn
Ja, ik ben naar mijn tante in Parijs geweest.
3
reizen
Heb je met de Thalys gereisd?
4
rijden
Nee, ik ben er met de auto naartoe gereden.
5
doen
Wat heb je in Parijs gedaan?
6
spreken
Ik heb er met mijn nichtjes Frans gesproken.
7
bezoeken
Leuk! Heb je de Eiffeltoren bezocht?
8
wandelen
Natuurlijk. En ik heb langs de Seine gewandeld.
1 • Avonturen op vakantie
Objectifs 88 89 90 91 92 93
Media
Trouver les verbes au passé composé. A l’audition, repérer les verbes au passé composé. Retrouver la forme infinitive à partir d’un participe passé. Retrouver l’infinitif des participes passés. Mettre des phrases au passé composé. Traduire en veillant à placer le participe passé en fin de phrase.
92
1
Audio-CD leerkracht (kleur + track volgt bij volgende proef)
Herschrijf de zinnen in de VTT. 1
TÂCHE 92 Etant donné la complexité de l’exercice (les verbes sont à l’OVT), faites l’exercice avec les élèves. Expliquez comment on reconnait les verbes irréguliers dans les phrases données. Dites-leur que l’OVT sera traité dans le chapitre 3.
We waren op vakantie aan zee.
We zijn op vakantie aan zee geweest. 2
We kampeerden op een leuke camping.
We hebben op een leuke camping gekampeerd. 3
Mijn zus en ik fietsten veel.
Mijn zus en ik hebben veel gefietst. 4
Onze ouders wandelden vaak op het strand.
Onze ouders hebben vaak op het strand gewandeld. 5
Op de dijk aten we elke dag een ijsje.
Op de dijk hebben we elke dag een ijsje gegeten. 6
Mijn zus had pech.
Mijn zus heeft pech gehad. 7
Ze viel met haar skateboard.
Ze is met haar skateboard gevallen. 8
Ze brak haar been.
Ze heeft haar been gebroken. 9
Een knappe dokter verzorgde haar.
Een knappe dokter heeft haar verzorgd. 93
Vertaal de volgende zinnen. 1
TÂCHE 93 Rassurez les élèves en leur disant qu’ils ont rencontré tous les mots dans les leçons précédentes. L’exercice leur est donc accessible. Le travail pourrait aussi se faire par groupes de deux. Lors de la correction, insistez sur la place du participe passé.
J’ai suivi un stage de langue en août.
Ik heb in augustus een taalkamp / taalstage gevolgd. 2
J’y ai parlé néerlandais toute une semaine.
Ik heb er een hele week Nederlands gesproken. 3
Mais nous avons aussi fait beaucoup de sport.
Maar we hebben ook veel gesport. 4
J’ai fait du surf en j’ai nagé.
Ik heb gesurft en gezwommen. 5
Le soir, nous avons regardé des films ou joué un jeu.
‘s Avonds hebben we films bekeken of een spel gespeeld.
6 • Wat heb jij tijdens de vakantie gedaan?
eenenzeventig eenenzeventigste
71
71
6
Wat heb jij tijdens de vakantie gedaan?
(suite)
• Lire le planning d’un stage de langues et compléter le compte-rendu de qui s’est réellement passé. • Parler de ce que l’on a fait durant un stage.
94
Avec les verbes donnés entre parenthèses, l’exercice est plus simple qu’il n’en a l’air. En complétant les heures en toutes lettres, les élèves réactivent ce qu’ils ont vu à la leçon 3 de ce chapitre. TÂCHE 94
Kaat is op taalstage in Hoogstraten geweest. Vertel de klas over haar dagindeling. Vervoeg de werkwoorden en vul het juiste uur (in letters) van de verschillende activiteiten in op de blauwe lijnen.
50 JAAR TAAL EN ONTSPANNING
> TAALSTAGES > OVER WIAMS > INSCHRIJVEN > PRAKTISCHE INFO > FOTO’S > VEELGESTELDE VRAGEN > CONTACTEER ONS > WORD MEDEWERKER > BROCHURE
Engels voor 11 tot 18-jarigen augustus > Overzicht
> Hoe werken we?
Dagindeling
Deze dagindeling kan verschillen afhankelijk van centrum of periode. 8 u. 8.20 u. 8.40 u. 10 u. 11 u. 12.30 u. 13 u. 14 u. 15 u. 16 u. 16.15 u. 17.30 u. 18.30 u.
Schrijf je
hier in voor deze taalstage.
opstaan ontbijt les ontspanning (sport en spel) les middageten rust – vrije tijd (briefwisseling, lectuur, babbeltje slaan, …) les ontspanning (sport en spel) vieruurtje les ontspanning (sport en spel) avondeten
Engels voor 11 tot 18-jarigen, augustus, Hoogstraten Klein Seminarie van Hoogstraten Vrijheid 234, 2320 HOOGSTRATEN Van dinsdag 16 augustus tot en met donderdag 25 augustus Prijs: € 595
heeft Kaatje een taalstage Engels gevolgd . (volgen) De organisatie heeft een dagindeling gemaakt . (maken) In de voormiddag heeft ze samen met haar klasgenoten Engels geleerd . (leren) Tijdens de pauze hebben de monitoren allerlei spelletjes en georganiseerd sporten . (organiseren) hebben Elke dag om halfeen ze het middagmaal gegeten . (eten) hebben gerust Na de maaltijd ze . (rusten) Kaat heeft elke dag om vier uur een vieruurtje gegeten . (eten) halfzes is Rond ze met haar vrienden naar het ontspanningscentrum gestapt . (stappen) Iedereen heeft daar veel gesport . (sporten) Na het sporten zijn ze naar de refter gegaan (gaan) om er halfzeven om het avondmaal te eten.
1 In Hoogstraten 2 3 4 5 6 7 8 9 10
72
72
tweeënzeventig tweeënzeventigste
1 • Avonturen op vakantie
Objectifs 94 Compléter en mettant les verbes au passé composé et en inscrivant les heures données dans le dépliant Wiams. 95 Ecrire un récit. Ecouter le récit de quelqu’un d’autre.
4
95
Werk per twee. Voer de opdrachten uit.
TÂCHE 95 L’exercice se fait en deux temps. Un moment de préparation en classe ou à domicile est indispensable !
CONTEXTE
Tu as passé une journée au centre ‘The Outsider’ avec un(e) ami(e). Mais vous n’étiez pas dans le même groupe. Raconte-lui ce que tu y as fait et écoute ensuite ce que lui / elle y a vécu. TÂCHE
Test jezelf A la fin de chaque chapitre, l’élève est invité à évaluer dans quelle mesure il/elle maîtrise les connaissances découvertes dans les différentes leçons. Elles sont de deux types : d’une part, les nouveautés en grammaire – d’autre part, le vocabulaire, les expressions appropriées aux contextes abordés, ce que nous avons appelé Woordenschat en Taalgebruik. Cette rubrique est suivie d’un document à écouter et d’un texte de lecture en extra. L’objectif de cette partie, comme son nom l’indique, est de permettre à l’élève de s’autoévaluer. Aussi, nous donnons le corrigé. Nous pensons qu’il/elle est suffisamment conscient de l’enjeu des exercices proposés qu’il/elle n’a recours aux solutions qu’au stade final ou comme aide occasionnelle. Insistez pour qu’il en soit ainsi en mettant les élèves face à leurs responsabilités.
Tu choisis la fiche 1 et ton ami(e) la fiche 2. Utilise le passé composé (VTT) et, afin de structurer ton message, emploie des mots tels que ‘eerst, dan, om tien uur, daarna, ’s morgens, in de voormiddag, …’. N’oublie pas que ces mots sont alors suivis par une inversion du sujet et du verbe. Écris ton texte ci-dessous. Quand tu es prêt(e), lis ton texte à ton ami(e) et puis écoute le sien.
Fic he 1
Fic h e 2
kaas eten
• om 8 u. een broodje met • mountainbikes huren fietsen • tot op de top van de duin n doe • een deathride nden in de duinen • lunchen met nieuwe vrie rt vaa de • kajakken op • een douche nemen • koken in de openlucht • •
• om 8 u. ee n broodje m et jam eten • strandspel spelen • een vlot bo uwen met an dere jonger • ’s middags en op het strand picknicken • een cola dr inken • de rest van de middag su rfen • na 17.00 u.
samen met vrienden ee organiseren n quiz • een halfuur op de oude rs wachten •
•
6 • Wat heb jij tijdens de vakantie gedaan?
drieënzeventig drieënzeventigste
73
73
7
Text jezelf: grammatica
7
Test jezelf: grammatica L’imparfait (OVT) de ‘zijn’ et ‘hebben’ 1
1
Vul de zinnen aan met de OVT van hebben en zijn. Kies tussen: had / hadden en was /waren.
was
Mijn vriend Iedereen Het
Het
had
waren
koud en
er ook.
hadden
een paraplu bij zich. Ze
was
Gisteren
was
gisteren aan de kust. Het weer
regenachtig. Zijn zus en haar vriendin
2
4
het koud.
niet leuk!
waren
Mattheo en Salma in de Ardennen voor een tocht.
was
hadden
heerlijk warm. Voor die tocht
ze stevige
wandelschoenen nodig. 3
was
Toen ze klein Ze
was
Linde en Hajar Ze
2 1
hadden
Vorig jaar
74
had
veel vrienden.
mooi.
waren
al jaren vriendinnen.
samen altijd veel plezier.
zijn hebben
ben
heb
Gisteren hij
74
was
Verleden week
Ik 3
Sylvie lang haar.
‘Is geweest’ of ‘heeft gehad’? Vervolledig de zinnen met de VTT van hebben of zijn.
prachtig, we 2
had
altijd heel vrolijk en
Alles in haar leven 4
,
is
vierenzeventig vierenzeventigste
we naar Gent geluk
geweest
gehad
ik naar de VS
.
geweest
daar echt de tijd van mijn leven
heeft
mijn broer een straf gemeen
geweest
. Het weer was
.
gehad
gehad
!
, want
tegen een kameraad.
1 • Avonturen op vakantie
3
Vul de zinnen aan met een vorm van ‘hebben’ of ‘zijn’ in de OVT. Vorige week
waren
we drie dagen in Antwerpen. We
het centrum van de stad een hotel. Zo we
hadden
was
hadden
in
alles dichtbij. Gelukkig, want
had
veel op onze planning staan. Mijn papa
heel veel
had . Mijn geld was snel op! De kathedraal was indrukwekkend. De toren is 123 meter hoog! Rond de kathedraal zijn er heel veel terrasjes. Dat was heel gezellig. We waren ook in het MAS. Dat is een museum van wel 60 meter hoog. Op het dak hadden we ogen te kort. We hadden aan alle kanten een mooi zicht over de stad. Onze citytrip was veel te kort. We hadden nog zo veel te doen! informatie. Ik wist niet dat Antwerpen zoveel winkels
Lees de brief van Bart. Vul hem aan met een vorm van ‘zijn’ of ‘hebben’.
USTUS
M A
G
OK KO
25 AU
al heel leuk. hadden we een fietstocht op het had en er Gist ik g we er nd O . an sta a m m had progra de ig kk elu G .° nd ba een lekke rstellen. ch om mijn band te he leider materiaal bij zi was mijn fiets weer je rt tie ar kw n ee a N was zwaar. t ch to ets fi e D . de in or hadden ilijk parcours van een moewas We iedereen r. ’s Avonds 50 kilometezijn snel gaan slapen, want moe. We hebben iteiten. we opnieuw veel activ g aa vand Groetjes, Bart
•
R
Dag oma en opa was Het sportkamp
Koksijd
•
4
e
° de lekke band: le pneu crevé
7 • Test jezelf: grammatica
vijfenzeventig vijfenzeventigste
75
75
7
Text jezelf: grammatica (suite)
Les pronoms personnels compléments 5
5
Vervang de onderstreepte woorden door een ‘pronom personnel complément’. 1
Sara gaat op vakantie met haar broer en een vriendin.
2
Ze gaan logeren bij tante Kristin.
3
Herken je Sara’s broer?
4
De auto is van vader en moeder.
5
De drie jongeren mogen de auto gebruiken.
hen haar hem hen hem
Le passé composé (VTT) 6
6
Welke tijden herken je: OTT, OTkT of VTT? Zet een kruisje in de juiste kolom. OTT
OTKT
X
1 Ik vul een Lottoformulier in.
X
2 Zal ik winnen?
X
3 Zenuwachtig controleer ik de cijfers.
X
4 Joepie! Ik heb 1 miljoen euro gewonnen!
X
5 Wat zal ik doen met al dat geld?
X X
6 Ik pak meteen mijn koffers in. 7 Een bikini en een zonnebril… Meer heb ik niet nodig. 8 Op de witte stranden hebben we genoten van de zon. 9 We hebben ook een kaartje naar België gestuurd. 10 Hierop hebben we geschreven: ‘Vele groeten uit het paradijs.’
76
76
zesenzeventig zesenzeventigste
VTT
X X X
1 • Avonturen op vakantie
7
Zet de zinnen in de OTT. 1
Hebben jullie de tafel gedekt?
Dekken jullie de tafel? 2
Vader heeft frietjes gebakken.
Vader bakt frietjes. 3
Moeder heeft voor een lekker dessert gezorgd.
Moeder zorgt voor een lekker dessert. 4
Jasper heeft niet veel gegeten.
Jasper eet niet veel. 5
Hij heeft te veel gesnoept.
Hij snoept te veel. 8
Zet de werkwoorden in de VTT. Schrijf de hele zin over. 1
We zijn in Italië.
We zijn in Italië geweest. 2
Mijn vriend en ik huren een Vespa.
Mijn vriend en ik hebben een Vespa gehuurd. 3
We hebben veel plezier.
We hebben veel plezier gehad. 4
We bezoeken kleine stadjes.
We hebben kleine stadjes bezocht. 5
Soms eet ik een ijsje.
Soms heb ik een ijsje gegeten. 6
Na een week keren we terug naar huis.
Na een week zijn we terug naar huis gekeerd.
7 • Test jezelf: grammatica
zevenenzeventig zevenenzeventigste
77
77
7
Text jezelf: grammatica (suite)
9
Zet de werkwoorden in de VTT en vervolledig de zin. Let op! Dit zijn werkwoorden van beweging. 1
zwemmen – naar het strand Jeroen
2
rennen – naar zijn fiets
is naar zijn fiets gerend.
Hij 3
is naar het strand gezwommen.
fietsen – naar de eindmeet Samen met zijn ploeg
4
trainen – in Brussel Jeroen en zijn broer
5
hebben in Brussel getraind.
brengen – tot aan het station Vader
10
is hij naar de eindmeet gefietst.
heeft
me
tot aan het station gebracht.
In haar dagboek spreekt Naïma over haar klasuitstap. Vervoeg de werkwoorden in de VTT.
Liefste dagboek
Ik (eten) heb
Gisteren (maken) hebben
de klas een uitstap gemaakt
We (gaan) zijn
gegaan
we met .
met de bus . Op de bus
(luisteren) hebben
we naar
muziek geluisterd
.
Om halftien waren we in het avonturenkamp. Eerst (maken) hebben
met quads gemaakt Die (duren) heeft uur geduurd
we een rit
chocolade gegeten
een broodje met , want ik ben
dol op chocolade! (Maar dat weet je al, hé?!) In de namiddag (bouwen) hebben
we een vlot voor op de rivier gebouwd
Natuurlijk (vallen) zijn
leerlingen in het water gevallen
er veel
Gelukkig (kwetsen) heeft niemand zich gekwetst
.
Alle leerlingen en leraren (amuseren)
. ongeveer twee
.
hebben
zich mega geamuseerd .
Ik zal die dag nooit vergeten!
Daarna (picknicken) heeft
de hele groep gepicknickt .
78
78
achtenzeventig achtenzeventigste
.
Naïma
1 • Avonturen op vakantie
.
Text jezelf: woordenschat en taalgebruik
8
8
Test jezelf: woordenschat en taalgebruik Wat ga jij doen op vakantie? 1
1
Vervang de pictogrammen in de zinnen door woorden of woordgroepen uit de keuzelijsten. het is (niet) het spreekt me (niet) aan dat is (n)iets voor mij ik ben dol op ik heb een hekel aan
fout – gevaarlijk – lelijk – moeilijk – oninteressant – saai – slecht – stom
gemakkelijk – goed – grappig – interessant – leuk – lief – mooi – tof
1
Vind jij sporten?
2
Ja, ik atletiek.
3
Atletiek? Moet je dan veel lopen? Dat lijkt me erg.
4
Lopen hoort erbij, maar er zijn ook andere disciplines.
5
Hoogspringen is! Welke sport beoefen jij?
6
Ik aan sport.
7
Waarom vind jij sporten?
8
Ik ben in sport. Ik ben niet in vorm.
9
Dat is! Zullen we samen trainen?
leuk / tof ben dol op saai / stom leuke / toffe iets voor mij heb een hekel stom slecht niet goed
Hou jij van sport? 2
2
Vul de zinnen aan. 1
Zwemmen doe je in het water.
2
Elke zaterdag ga ik fietsen.
3
Tennissen en volleyballen doe je met een bal.
4
Je skiet in de winter.
5
Gymnastiek doe je in een turnzaal°.
een watersport Fietsen is een wielersport Het zijn balsporten
.
een wintersport Gymnastiek is een zaalsport
.
Zwemmen is
. .
Skiën is
.
° de turnzaal: la salle de gymnastique
3
Plaats bij de pictogrammen een passende sporttak.
1
watersport
2
wintersport
8 • Test jezelf: woordenschat en taalgebruik
3
balsport
4
vechtsport
5
wielersport negenenzeventig negenenzeventigste
79
79
8
Text jezelf: woordenschat en taalgebruik (suite)
Wanneer spreken we af? 4
3
Plaats de volgende woorden op de juiste plaats rond een van de klokken: voormiddag, avond, morgen, middag, middernacht, namiddag, ochtend, middernacht.
DAG
NACHT
middernacht
middag voormiddag
nacht
6
2 5 1 3 4
namiddag
morgen = ochtend 5
7
avond
Duid het passende tijdstip aan. 1
2
3
Bijna alle mensen slapen. Het is donker. Ik zie sterren. ’s morgens ☐ ’s avonds ☐ X ’s nachts
☐
Ik kom thuis van school. Mijn ouders moeten nog een uurtje werken. Ik neem een vieruurtje. ☐ in de voormiddag ☐ op de middag ☐ X in de namiddag De wekker rinkelt° veel te vroeg. Ik wil nog even slapen. Mama roept: ‘Opstaan.’° ‘s morgens ☐ ‘s avonds ☐ ‘s nachts
☐ X
4
Na een lange schooldag kijk ik uit naar de voetbaltraining. Over een uurtje zie ik mijn ploeg. ☐ ’s morgens ☐ ☐ ’s nachts X ’s avonds
5
De fuif was leuk. Ik kom stilletjes binnen. Mijn ouders slapen. Over enkele uurtjes moet ik opstaan.° ☐ ☐ ’s avonds ☐ X ’s morgens X ’s nachts
6
Ik heb honger. Gelukkig is het pauze. Samen met mijn klasgenoten eet ik mijn boterhammen° op. ☐ in de voormiddag ☐ ☐ in de namiddag X op de middag ° rinkelen: sonner opstaan: se lever de boterham: la tartine
80
80
tachtig tachtigste
1 • Avonturen op vakantie
6
Combineer. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1
7
Het is halftwaalf. Het is twintig over zes. Het is vijf over tien. Het is middag. Het is kwart over twee. Het is kwart voor negen. Het is tien voor vijf. Het is vijf voor halftwee. Het is kwart voor acht. Het is middernacht.
2
3
5
6
7
G H E F D
I
B C
F
B
G
C
H
D
I
E
J
8
9
10
J A
Noteer het juiste uur in cijfers. VOORBEELD:
8
4
A
Het is kwart voor twee in de namiddag. R 13.45 u.
1
Het is vijf over halfzes ’s avonds.
2
Het is twintig voor negen in de ochtend.
3
Het is kwart over één in de namiddag.
4
Het is tien voor tien ’s ochtends.
5
Het is vijfentwintig voor elf in de voormiddag.
17.35 u. 8.40 u. 13.15 u. 9.50 u. 10.35 u.
Noteer het juiste uur in woorden. VOORBEELD:
1
1:15
2
15:20
3
00:00
4
7:40
5
19:30
13:45
Het is kwart voor twee in de namiddag.
Het is kwart over een ’s nachts. Het is twintig over drie in de namiddag. Het is middernacht. Het is twintig voor acht ’s morgens. Het is halfacht ’s avonds.
8 • Test jezelf: woordenschat en taalgebruik
eenentachtig eenentachtigste
81
81
8
Text jezelf: woordenschat en taalgebruik (suite)
Extra 3
9
Kijk en luister aandachtig. Beantwoord daarna de vragen. 1
Waarom zeggen duikers dat hun sport niet gevaarlijk is?
Er gebeuren heel weinig ongevallen. 2
In welke stad volgde de reporter een training?
In Mechelen 3
Wat is een buddy bij het duiken?
Dat is de partner met wie hij duikt. 4
Wanneer mag je pas duiken?
Je mag pas duiken na een opleiding en na een controle door de dokter. 5
Welke regels moet elke duiker naleven?
Geen alcohol voor het duiken, niet te snel stijgen, nooit alleen duiken en regelmatig trainen.
82
82
tweeëntachtig tweeëntachtigste
1 • Avonturen op vakantie
Sirocco online
3
10
Lees de tekst en beantwoord de vragen.
Sportief Vlaanderen Onderzoekers onderzochten hoe sportief Vlamingen zijn. In het onderzoek werd er rekening gehouden met het geslacht, de leeftijd, de woonplaats en de sporten die beoefend worden. HOE VAAK SPORT JE? Jongens uit het secundair onderwijs zijn sportiever dan meisjes. ‘Zeer actief zijn’ betekent in deze grafiek meer dan 6 uur sporten per week. Wie minder dan drie uur per week sport, is ‘niet tot matig sportief’. De onderzoekers telden het aantal uren sport op school mee. Dat betekent dat de helft van de jongens en bijna tweederde van de meisjes na schooltijd niet meer sport. In deze lijst staan de sporten die jongeren het vaakst beoefenen na schooltijd. De traditionele sporten – voetballen, zwemmen, tennissen en basketballen – blijven in de top 5 staan. Als je de jongens met de meisjes vergelijkt, merk je dat meisjes vaker kiezen voor een elegante sport. Dansen staat bijvoorbeeld niet in de lijst van de jongens. Bij de meisjes staan er in het lijstje drie dansstijlen (jazzdans, moderne dans en ballet).
Vlaanderen telt iets meer dan 200 zwembaden en bijna 600 sporthallen. Als je dit vergelijkt met het aantal inwoners per provincie, dan kun je besluiten dat WestVlaanderen en Limburg het beste scoren.
Bron: De Standaard
8 • Test jezelf: woordenschat en taalgebruik
drieëntachtig drieëntachtigste
83
83
8
Text jezelf: woordenschat en taalgebruik (suite)
1
Zijn de onderstaande beweringen juist of fout? Verbeter de foute beweringen. JUIST FOUT
1
X
Jongens en meisjes zijn even sportief.
Jongens zijn sportiever dan meisjes. 2
De meeste jongeren sporten enkel op school.
X
3
Er zijn meer jongens die basketbal spelen dan meisjes.
X
4
Jongens zwemmen meer dan meisjes.
X
Meisjes zwemmen meer dan jongens. X
5
Vechtsport is niet populair bij meisjes.
6
In het Brussels Gewest zijn er 99 zwembaden en 39 sporthallen.
39 zwembaden en 99 sporthallen. 2
X
Welke sporten worden vaker door meisjes gekozen dan door jongens? Geef een concreet voorbeeld.
Meisjes kiezen vaak een elegante sport. Bijvoorbeeld dansen. 3
Waarmee hebben de onderzoeker rekening gehouden?
leeftijd, geslacht, woonplaats, sport die beoefend wordt 4
Wanneer ben je – volgens het onderzoek – actief bezig met sport?
Als je na schooltijd meer dan 6 uur per week sport.
84
84
vierentachtig vierentachtigste
1 • Avonturen op vakantie
Oplossingen
Test jezelf: grammatica 1 1 2 3 4
was – was – waren – had – hadden – was waren – was – hadden was – had – was – had – was waren – hadden
2 1 2 3
zijn – geweest – hebben – gehad ben – geweest –heb – gehad heeft – gehad – is – geweest
3 waren – hadden – was – hadden – had – had – was – was – zijn – was – waren –hadden – hadden – was – hadden 4 was – hadden – had – had – was – was – hadden – was – zijn – hebben 5 1 2 3 4 5
hen haar hem hen hem
6 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
OTT OTKT OTT VTT OTKT OTT OTT VTT VTT VTT
7 1 2 3 4 5
Dekken jullie de tafel? Vader bakt frietjes. Moeder zorgt voor een lekker dessert. Jasper eet niet veel. Hij snoept te veel.
8 1 2 3 4
5 6 9 1 2 3 4 5
Soms heb ik een ijsje gegeten. Na een week zijn we terug naar huis gekeerd. is naar het strand gezwommen is naar zijnfiets gerend is hij naar de eindploeg gefietst hebben in Brussel getraind heeft – tot aan het station gebracht
10 hebben – gemaakt – zijn – gegaan – hebben – geluisterd – hebben – gemaakt – heeft – geduurd – heeft – gepicknickt – heb – gegeten – hebben –g ebouwd – zijn – gevallen – heeft – gekwetst – hebben – geamuseerd
We zijn in Italië geweest. Mijn vriend en ik hebben een Vespa gehuurd. We hebben veel plezier gehad. We hebben kleine stadjes bezocht.
Oplossingen Test jezelf: woordenschat en taalgebruik 1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 2 1 2 3 4 5 3 1 2 3 4 5 4 1 2 3 4 5 6 7
leuk / tof ben dol op saai / stom leuke / toffe iets voor mij heb een hekel stom slecht niet goed een watersport een wielersport balsporten een wintersport een zaalsport watersport wintersport balsport vechtsport wielersport voormiddag middag namiddag morgen = ochtend nacht middernacht avond
5 1 2 3 4 5 6
‘s nachts in de namiddag ‘s morgens ‘s avonds ‘s nachts op de middag
6 1g, 2h, 3e, 4f, 5d, 6i, 7b, 8c, 9j, 10a 17.35 u. 8.40 u. 13.15 u. 9.50 u. 10.35 u.
8 1 2 3 4 5
Het is kwart over een ’s nachts. Het is twintig over drie in de namiddag. Het is middernacht. Het is twintig voor acht ’s morgens. Het is halfacht ’s avonds.
5
5 6 2
7 1 2 3 4 5
9 1 2 3 4
10 1 1 2 3 4
3 4
fout R jongens zijn sportiever dan meisjes. juist juist fout R Meisjes zwemmen meer dan jongens. juist fout R 39 zwembaden en 99 sporthallen. Meisjes kiezen vaak een elegante sport. Bijvoorbeeld dansen. leeftijd, geslacht, woonplaats, sport die beoefend wordt Als je na schooltijd meer dan 6 uur per week sport.
Er gebeuren heel weinig ongevallen. In Mechelen Dat is de partner met wie hij duikt. Je mag pas duiken na een opleiding en na een controle door de dokter. Geen alcohol voor het duiken, niet te snel stijgen, nooit alleen duiken en regelmatig trainen.
8 • Test jezelf: woordenschat en taalgebruik
vijfentachtig vijfentachtigste
85
85
9
Eindtaak Les élèves sont maintenant prêts à réaliser des tâches finales plus complexes, dans des situations réalistes. Pour cela, ils devront faire appel à ce qu’ils ont appris dans cette unité. Il ne s’agit pas de tests, mais d’une occasion de s’entraîner. Les élèves sont donc toujours en phase d’apprentissage. Ces tâches leur donneront un éclairage sur ce qu’ils sont capables de faire. Elles seront utiles dans le cadre d’une évaluation formative, qui est elle-même une étape vers l’évaluation certificative. C’est dans cette optique qu’un recours à l’aide proposée par Einstein est toujours possible, même s’il ne doit pas être systématique. Expliquez à vos élèves que l’objectif est qu’ils soient capables d’effectuer ces tâches sans son intervention. En travaillant avec Einstein, les élèves atteignent le niveau 3 – en travaillant en totale autonomie, ils atteignent le niveau 4 attendu en évaluation certificative.
Précaution à prendre Insistez pour que les élèves prennent le temps de lire la situation avec beaucoup d’attention. C’est déterminant pour réussir l’épreuve. Dites-leur aussi que l’analyse des profils est indispensable pour pouvoir trouver les arguments.
9
Eindtaak Dans ce chapitre tu as appris à parler des sports que tu pratiques et à raconter ce que tu as fait lors d’un camp ou d’un stage. Tu peux aussi rechercher des informations utiles dans une brochure et les communiquer à d’autres personnes. Bientôt, ton professeur testera ton niveau d’acquisition dans une situation finale plus complexe. Tu en trouves ici quelques exemples.
Situation finale 1 Pour trouver la formule de vacances idéale, la consultation de pages spécialisées sur internet aide beaucoup. C’est ce que font Valérie et Tom.
Tâche – Compréhension à la lecture Lis d’abord ce qu’écrivent Valérie et Tom. Ils racontent ce qu’ils ont envie de faire durant les prochaines vacances. Consulte ensuite les pages web ci-dessous pour trouver la formule de vacances qui leur convient. Explique pourquoi. Hallo. Ik heet Valérie. Ik woon in Hasselt. Ik ben 17 jaar oud. Ik heb twee broers en één zus. Ik hou van actieve vakanties. Ik ben gek op kinderen, wilde dieren en reizen. Volgend jaar wil ik een verre reis maken. Daarom wil ik deze zomer vakantiewerk doen. Het lijkt me leuk om in het buitenland met kinderen te werken.
Ik ben Tom. Ik ben, net als Valérie, 17 jaar. Valérie en ik wonen al heel ons leven in dezelfde straat. We fietsen elke dag samen naar school. Mijn hobby’s zijn basketbal en jeugdbeweging. Volgend jaar word ik Chiroleider. Deze zomer ga ik niet op reis. Ik ga in juli wel op kamp met de Chiro. We gaan dit jaar naar Lille. In augustus ga ik aan de kust werken. Ik zal er ijsjes verkopen. Hopelijk wordt het heel warm. Dan hebben veel mensen zin in ijs. Tussen het kamp en het vakantiewerk wil ik graag iets bijleren. Ik kan niet naar het buitenland. Daarvoor moet ik eerst nog wat sparen.
86
86
zesentachtig zesentachtigste
1 • Avonturen op vakantie
http://www.mambo.nl INLOGGEN OP REIS MET LEEFTIJDSGENOTEN
DUURZAAM REIZEN • GROEPSREIZEN OP MAAT MAMBO GROEPEN • LEEFTIJDSGROEPEN
ZOEK EEN REIS Thema
Soort vakantie
Land
Bestemming
Mambo jongerenreizen°
Leeftijdscategorie
Mambo organiseert actieve en avontuurlijke vakanties voor jongeren naar de mooiste bestemmingen. Wie met ons op reis gaat, beleeft een onvergetelijke° vakantie. Bij Mambo ontmoet je jongeren van over de hele wereld. Wil je nieuwe mensen ontmoeten? Dan is een Mambo-vakantie zeker iets voor jou. Alle deelnemers zijn tussen 16 en 21 jaar oud. Een groep bestaat uit maximum 20 personen. Zo leer je snel iedereen kennen. Omdat we jongeren uit de hele wereld ontvangen, wordt er op vakantie enkel Engels gesproken.
Vertrek
ZOEKEN
Welke activiteiten bieden we aan? ✔ raften in de Sloveense Alpen ✔ surfen in Portugal ✔ wandelen in Zwitserland ✔ een citytrip naar Oslo
STR AND EN
JONG EREN
ACTIE VE VAK
ANTIE S
RE IZE N
° de jongerenreis: le voyage pour les jeunes onvergetelijk: inoubliable
http://medewerkers.kazou.be
Log in
MEDEWERKERS GEZOCHT Elk jaar trekken duizenden kinderen en jongeren met ons op vakantie in binnen- en buitenland. Voor elke leeftijd plannen° we een fantastische vakantie met heel wat uitdagende° activiteiten. Ben je te vinden voor actie en avontuur, lachen en af en toe wat troosten?° Organiseer je graag activiteiten voor kinderen? Dan ben jij de monitor die we zoeken. Word je dit jaar 17 jaar, dan kun je mee op cursus. Tijdens deze week leer je hoe je kinderen moet begeleiden.° Je leert op deze cursus ook nieuwe mensen kennen.
Op het einde van de week krijg je een brevet. Met dit brevet mag je ons helpen bij het organiseren van kampen. Je beleeft bij ons een actieve vakantie!
Regio
Datum
Locatie
Antwerpen
5/07 – 12/07
Herentals
West-Vlaanderen 3/07 – 10/07
Brugge
Vlaams-Brabant
15/07 – 22/07
Leuven
Limburg
1/08 – 7/08
Maasmechelen
° plannen: programmer uitdagend: stimulant (avec un défi à relever) troosten: consoler begeleiden: accompagner
9 • Eindtaak
zevenentachtig zevenentachtigste
87
87
9
Eindtaak (suite) Le recours à l’aide proposée par Einstein ne devrait pas être automatique. Dites clairement aux élèves que l’objectif est qu’ils soient capables d’effectuer les tâches demandées sans son intervention. Donc, demandez-leur de cacher ce qu’il dit s’ils se sentent prêts à relever le défi en totale autonomie. Dans ce cas seulement, ils atteignent le niveau attendu en fin de chapitre.
http://www.vakantiewerkspot.be
vakantiewerkspot.be
HOME
Wat?
Functie, trefwoord of bedrijf
ALLE VACATURES
Waar?
Plaats
CONTACT
Log in
ZOEK VACATURE
Animators gezocht voor onze camping in Frankrijk (Normandië)
Voor onze kinderanimatie zoeken wij enthousiaste medewerkers.° Op onze camping logeren vooral° Nederlandse en Vlaamse kinderen. Ben je minimaal 17 jaar? Kun je goed met kinderen overweg?° Heb je veel leuke ideeën om kinderen te amuseren? Spreek je ook Frans om de Franstalige kinderen op te vangen?° Dan ben jij de man of vrouw die we zoeken. Je logeert vier werken gratis op onze camping. Je werkt 6 dagen per week. Je verdient 12 euro per uur. Ben je geïnteresseerd? Stuur ons dan een mailtje waarin je jezelf voorstelt.
° de medewerker: le collaborateur vooral: surtout met iemand goed overweg kunnen: bien s’entendre avec quelqu’un iemand opvangen: accueillir quelqu’un, s’occuper de quelqu’un
http://www.projects-abroad.be/nl Bel ons:
Français ı Blog ı FAQ ı Pers ı Site map ı Contact ı Internationale websites
0032 (0) 38083052
Nieuwsbrief
Gratis brochure
Video's
Foto's
Ervaringsverhalen
[email protected] Like
Over ons
✔
Zoeken
My projects
9589
Waarom Projects A broad?
✔
Projecten
✔
L anden
✔
Prijzen
✔
A anmelden
Voor wie is Projects Abroad?
Vrijwilligerswerk met reuzenpanda’s Waar? Chengdu – China
Accommodatie?
• Wat is jouw taak? Je geeft eten aan de panda’s en je observeert de panda in zijn natuurlijke° omgeving. Om deel te nemen aan deze vakantie moet je van dieren houden.
Je slaapt in tenten in het natuurreservaat.°
Hoe oud moet je zijn om deel te nemen?
Let op! Voor China heb je een visum nodig.° Jongeren onder de 25 jaar mogen niet langer dan 30 dagen in China verblijven.°
• 16 jaar of ouder
° natuurlijk: naturel het natuurreservaat: la réserve naturelle nodig hebben: avoir besoin verblijven: séjourner
Besoin d’aide ? Dresse d’abord le profil de chaque jeune. Liste ce qui les caractérise. Lis ensuite les pages web et coche sur ta liste ce qui est proposé dans chaque formule de vacances. Retiens celle qui est la plus appropriée pour chacun.
88
88
achtentachtig achtentachtigste
1 • Avonturen op vakantie
Media 1
Audio-CD leerkracht (kleur + track volgt bij volgende proef)
Situation finale 2 Qu’aimerais-tu faire durant les vacances ?
Tâche – Expression orale Choisis une des propositions présentées dans les documents ci-dessus. Raconte durant deux minutes pourquoi tu as retenu cette proposition.
Situation finale 3 Je m’appelle Manu et j’ai participé à un camp de sports. Voilà ce que j’ai fait.
Tâche – Compréhension à l’audition Écoute le récit de Manu et note l’horaire des activités auxquelles il a participé.
Besoin d’aide ? Note les noms des sports. Utilise le databank.
9 • Eindtaak
Script Manu: Hey, dag Esther, alles goed met je? Esther: Jawel prima. k ben aan het nadenken wat ik ga doen tijdens de vakantie. Manu: Dan heb ik een aanrader voor je. Ik ben juist terug van sportkamp. Het was echt de max! Esther: O ja? Vertel eens. Manu: Wel ’s morgens na het eten is er elke dag een ochtendspel. Dat is met de hele groep samen. Alle leeftijden door elkaar. Daarna beginnen de eigenlijke activiteiten per groep. Wij waren met 12 man in onze groep. Dat is ideaal om in twee ploegen te verdelen. In de voormiddag zijn er telkens twee blokken. In het eerste blok balsporten. In het tweede blok atletiek. Daarna is het vrij spel tot aan het middageten. Na de middag krijgt iedereen een uurtje tijd om te rusten. Daarna staan watersporten op het programma. Het kamp is gelegen aan de rand van een groot meer. Ideaal dus. Je weet dat ik kick op watersporten. We hebben echt van alles gedan: waterskiën, surfen, waterpolo, duiken, kajakken … Voor het avondeten is het opnieuw vrij spel. Ik heb vooral ping pong gespeeld. Er waren een paar meisjes die in een club spelen. Ik heb echt veel bijgeleerd. En na het avondeten is er elke dag nog avondspel. Dat is meestal ook weer met de hele groep samen. Ken je “dikke berta”? Echt een cool spel. Je moet van de ene kant van het terrein naar de andere kant proberen te lopen. En zij die in het midden staan, moeten proberen om je te pakken en op te heffen. Als ze je kunnen opheffen, ben je er aan en moet je ook in het midden staan. Wie overblijft is de winnaar. Raad eens wie er twee keer als laatste overbleef?
Esther: Ja, ja dat is niet moeilijk om te raden. Maar dat kamp lijkt echt wel iets voor mij. Ik negenentachtig ga me informeren of er voor volgende maand negenentachtigste 89 nog plaats is.
89
9
Eindtaak (suite)
De l’importance de faire remplir la checklist par les élèves Il n’est pas facile pour les élèves de se rendre compte de ce qu’ils ont réellement appris, de ce qu’ils sont capables de faire à la fin d’un chapitre. La fiche d’auto-évaluation a été conçue pour les aider à mettre le doigt sur les micro-objectifs qu’ils ont atteint au fil des apprentissages du chapitre. Ils sont de deux types : d’une part tout ce qui concerne les compétences, tant réceptives que productives; d’autre part les acquis au niveau du vocabulaire et de la grammaire. C’est la raison pour laquelle nous avons découpé la matière en deux grands volets : en haut, la maîtrise des compétences; en bas, le degré de connaissance de la langue tant en qui concerne le vocabulaire et les expressions que la grammaire. Mode d’emploi de la fiche d’auto-évaluation Les smileys permettent aux élèves de se situer. Dans la colonne de droite, ils trouveront le numéro de la partie du chapitre où le point cité a été traité. Ceci facilitera leur recherche au cas où une étude complémentaire est nécessaire. Pour ce qui concerne le vocabulaire et les expressions, nous renvoyons aux pages de la partie Woordenschat en Taalgebruik. Rappelons aussi les outils à la disposition des élèves pour améliorer leurs performances : l’utilisation du transparent rouge, les enregistrements et Sirocco online.
90
Situation finale 4 Tu as participé à une des activités proposées plus haut durant les vacances.
Tâche – Expression écrite Tu écris un récit dans lequel tu racontes tout ce que tu as fait.
Besoin d’aide ? Dans ton texte, veille à répondre aux questions suivantes : • Quand es-tu parti(e) en vacances ? • Où es-tu allé(e) ? • Qu’as-tu appris de nouveau ? • Qu’est-ce qui t’as plu ? • Qu’est-ce qui était moins agréable ? • Qui as-tu rencontré ? • Pour quelles raisons conseillerais-tu ce type de vacances ?
90
negentig negentigste
1 • Avonturen op vakantie
Checklist
10
10
Checklist Complète la grille d’auto-évaluation pour savoir où tu en es. Si tu n’es pas certain(e) de bien connaître quelque chose, relis les pages concernées du chapitre. La maîtrise des compétences : je suis capable de, je peux …
Auto-évaluation
comprendre à la lecture / à l’audition
1 des informations dans une brochure, sur internet pour trouver la formule de vacances (camp ou stage) qui convient le mieux. 2 des jeunes qui échangent à propos de ce qu’ils vont faire durant la journée et disent ce qu’ils pensent du programme proposé. 3 des jeunes qui parlent de leur sport favori. 4 des personnes qui parlent du lieu de leurs vacances. 5 des personnes qui racontent ce qu’ils ont fait durant leurs vacances.
1
1
2 2 4-6
parler/écrire
1 parler de ce que j’aime faire durant les vacances. 2 dire ce que je pense d’une proposition de vacances. 3 parler des sports que je pratique et dire quel genre de sportif je suis. 4 dire ce que je vais faire durant une journée et à quel moment. 5 parler du lieu où j’ai passé mes vacances. 6 écrire une carte postale pour parler de mes vacances (lieu, activités, impressions) La connaissance de la langue.
1 1 2 3 4 4-6
Auto-évaluation
Je connais le vocabulaire, les expressions nécessaires pour m’exprimer dans les contextes suivants :
1 Wat ga je doen in de vakantie? • Positief gevoel OR Negatief gevoel • Zin in een taalkamp? • Welk kamp kiezen we? 2 Vertel waarom je wel of niet graag sport.
17 22 22
• Sport • Welke sport doe jij graag? • Ben jij sportief? 3 Wanneer spreken we af?
30 34 34
• De momenten van de dag • Hoe laat is het? • Wat doe jij vandaag?
42 48 48
1
J’ai découvert et connais les points grammaticaux suivants
1 Les conjonctions de coordination 2 L’heure 3 L’imparfait (de OVT) de ‘zijn’ et ‘hebben’ 4 Les pronoms personnels compléments 5 Le passé composé (VTT)
10 • Checklist
3 4 5 6
eenennegentig eenennegentigste
91
91