2
Tien columns van Kees Halsen [2016]
1
Biljarten op vakantie
Ik was al voor de zesde keer op vakantie in Griekenland, maar had daar nog nooit een biljarttafel gezien. Af en toe een pooltafel, die vaak buiten stond tussen de olijfbomen en de donker rode kruiken van terra cotta met prachtige bloemen (de gele orchis op Lefkas) of exotische kruiden voor in de keuken (Majoraan en Salie). Nee, in Griekenland had je vooral boten en lang niet allemaal in het water. Op elk terras langs de boulevard lag wel een oude houten sloep, half schuin of op zijn kop, met bladderende verf waaraan je nog net kon zien dat de oorspronkelijke kleuren helder wit en blauw moesten zijn geweest; de kleuren van het oude Hellas. Maar op Zakynthos vond ik voor het eerst een biljarttafel, een echte zonder gaten. Wij vonden hem tijdens een tochtje naar het meest afgelegen dorpje op het eiland. Op de hoogvlakte waar je alleen met de auto kon komen en waar de weg dood liep. In het centrum, of wat daar voor door moest gaan, stond een klein kapelletje, twee huizen met wit pleisterwerk en rode gebakken dakpannen en een winkeltje annex kroeg. Voor de winkel stonden wat kisten met meloenen en in de winkel, naast de bar dus dat biljart. Een kolossaal biljart, gemaakt van een soort mahonie met zware bolvormige poten in een totaal andere kleur en een smoezelig wit biljartlaken. Op het biljart slag een zwarte slapende kat. We namen wat te drinken en als echte biljarters vroegen we ons af of je ook op die tafel mocht biljarten. Niet dat we ook maar ergens een keu of iets van een biljartklok hadden gezien, maar je wist het maar nooit. Onze vraag in het Engels werd niet begrepen; de eigenaresse met opgestoken haar en een blauw-wit schort om, bleef ons vriendelijk aankijken en probeerde ons, heel gastvrij maar in het Grieks, ervan te overtuigen om toch vooral door te vragen. Ons Grieks beperkte zich echter tot enkele standaard uitdrukkingen als kali mera (goede morgen) en efgaristo (bedankt), maar daar kwamen we geen stap mee verder. Ik liep op de biljarttafel af en maakte een stootbeweging zonder keu in mijn handen. Ik moet bij haar overgekomen zijn als een idioot die luchtgitaar stond te spelen, althans dat zei mijn vrouw proestend na afloop van ons bezoek. Hoe dan ook, na een korte “lucht” serie Americain begreep de vrouw mij ineens, schudde wild met haar hoofd en trok tot onze verbijstering (en die van de poes die lag te slapen) het witte laken van het biljart. Daaronder geen leiplaat, maar een houten klep van oude planken met een soort gietijzeren handvat. Ze opende de klep, pakte uit de diepte een biljartkeu om de klep open te houden en liet ons haar “voorraadkelder” zien. Een soort doos van Pandora met gerookte worsten, gedroogde olijven, een kratje Mythos, broden, flessen olijfolie en azijn, gedroogde vis, nog meer meloenen en... een beschimmeld doosje met drie biljartballen ! We knikten verbijsterd en schudden ook ons hoofd; nee, geen partijtje vandaag. We gaven haar een veel te grote fooi en vluchtten de enige biljartlokaliteit van Griekenland uit; we konden niet meer van het lachen.
3
Tien columns van Kees Halsen [2016]
2
Ouders langs de lijn
Ik had mijn zoon van 7 eindelijk zover gekregen dat hij woensdagmiddag na school op biljarten ging. Dat had wat overredingskracht gekost. Hij vond het in het begin maar niks; veel te donker in onze prachtige biljartzaal, teveel oude mensen om hem heen en hij had moeite met het onthouden van de exacte afmetingen van de drie soorten biljarttafels die we in den lande gebruiken als ik hem overhoorde op zijn kennis van onze reglementen. Die moest hij van mij verplicht uit zijn hoofd leren. Pas toen ik hem dreigde op zijn zakgeld te korten, ging hij overstag en vond hij het toch wel leuk. Mijn pedagogische aanpak in deze was weer eens geslaagd; kinderen weten in eerste instantie nooit wat leuk is in het leven. Je moet ze daarin consequent stimuleren en geen acht slaan op hun natuurlijke afkeer van iets nieuws; tenslotte heb ik hem ook zover gekregen dat hij spruitjes lekker vindt. Zijn eerste officiële voorwedstrijden in de 7e klasse jeugd, was op een warme zaterdagmiddag in juni. Op die dag was hij ook door zijn vriendje uitgenodigd om te gaan zwemmen, maar vanzelfsprekend kon dat niet doorgaan. Hij moest dat van mij zelf afzeggen; daar worden ze sterk van. Ik had mezelf aangeboden om te tellen, zodat ik hem goed in de gaten kon houden en hem continu kon adviseren om de carambole net even anders te nemen dan hij oorspronkelijk van plan was. De weken daarvoor hadden we elke ochtend twee uur getraind (voordat hij naar school moest) en ons daarbij alleen maar geconcentreerd op het verzamelen. Keer op keer legde ik de ballen weer precies in de uitgangspositie terug totdat hij het patroon tien keer achter elkaar exact kon maken; als hij miste, begonnen we opnieuw te tellen. Ik was ervan overtuigd dat hij er op deze manier ontzettend veel plezier aan ging beleven; als hij maar zijn best bleef doen. De acquite was voor zijn tegenstander; een meisje van negen die er totaal niets van kon. Dat zou ook niets worden, dat zag je meteen. Veel te veel plezier aan die tafel en gegiechel met haar vriendinnetjes die even waren komen kijken. Haar vader gaf haar zelfs een complimentje als ze miste; niet te geloven. Met heel veel mazzel maakte ze 21 caramboles en miste toen op een simpele driebander; die lag “met z'n bek open” om het maar eens in vakjargon te zeggen. Mijn kanjer liep naar de tafel, maar liet zijn krijtje vallen. Dat rolde onder het biljart en hij kon 'm niet vinden. “Onder het biljart”, siste ik ongeduldig. Hij dook onder het biljart en vond na wat graaiwerk tussen de vele keu-koffers en een stofzuiger zijn krijtje. Bij het opstaan, stootte hij hard zijn hoofd tegen de tafel en de tranen stonden in zijn ogen. “Niet huilen”, riep ik hem
4
Tien columns van Kees Halsen [2016]
toe, “mannen huilen niet!” Hij keek me vernietigend aan en pakte zijn krukje om boven de tafel uit te komen. Tja, hij was nogal klein van stuk, van zijn moeder hè, en daar pestten we hem wel eens mee, maar daar worden ze alleen maar sterker van. “Piqueren”, riep ik hem toe en ik trok me niets aan van de vermanende opmerking van de arbiter. Tot mijn genoegen zag ik dat mijn zoon inderdaad de juiste houding aannam. Keu omhoog, linkerhand stevig op het biljart, steunend op 3 vingers (daar krijg ik altijd zo'n kramp van had hij wel eens geklaagd als we daar tijdens de lessen twee uur op hadden geoefend) en de rechterhand losjes om de keu heen, precies op de juiste plek waar ik een rood stukje tape had geplakt. De stoot was in principe goed, prima door de bal heen, maar helaas ook door het laken. Ik hoorde een hard schurend geluid en daarna het rinkelen van brekend glas toen mijn zoon zijn keu van schrik te snel naar boven haalde en de lamp boven het biljart aan diggelen sloeg. De consternatie was groot en het spel werd stilgelegd. Mijn zoon kwam echter, totaal niet uit het veld geslagen, resoluut en zelfverzekerd op mij af. Goede houding, vond ik, jaren op getraind. “Pap” “Ja knul” “Mag ik op Judo ?”
5
Tien columns van Kees Halsen [2016]
3
Balgevoel
Uit diverse onderzoeken blijkt dat mensen al dan niet een “gevoel voor de bal” hebben. Dat schijn je nauwelijks te kunnen leren; dat moet je in je hebben net zoals je al dan niet een wiskundeknobbel hebt. Ik heb kinderen van 6 een vrije trap zien nemen bij de F-jes, rechtstreeks afgekeken van Wesley Sneijder en ik heb kinderen van 6 jaar op tennisles gezien die tijdens de jeugdles van een uur niet éénmaal de tennisbal met hun racket hebben geraakt (tot groot ongenoegen van hun ouders aan de zijlijn overigens). Mensen met een balgevoel maakt het niet zoveel uit welk balspel ze beoefenen; ze kunnen net zo goed voetballen als handballen en vaak ook een behoorlijk potje biljarten als ze daar zin in zouden hebben. Meestal hebben ze dat niet; met voetballen kun je meer verdienen (denken ze). Het probleem is echter dat de meeste mensen (vooral mannen) denken dat ze balgevoel hebben, terwijl de buitenstaander onmiddellijk ziet dat dat niet waar is (doch wijselijk zijn mond houdt). Hele sportcomplexen worden in het weekend bevolkt met voetbalelftallen waarvan de spelers er geen hout van bakken. Zelfs in onze voetbalclubs in de eredivisie lopen tal van spelers rond, bij gebrek aan beter (zeg maar: bij gebrek aan geld), die de basis van het spelletje niet onder de knie hebben, zodat 80 a 90% van hun passes niet aankomen en de bal voor open doel hoog (maar dan ook echt hoog) wordt overgeschoten. Geen controle, geen balgevoel. Ook bij het biljarten kunnen we rustig stellen dat 80% van de leden van de KNBB geen balgevoel hebben, ook na 30 jaar biljarten niet boven een moyenne van 1,50 komen, elke bal te hard spelen en geen flauw benul hebben hoe je moet overhouden. Maar waarom blijven we dan voetballen, tennissen en biljarten? Als we ooit op een saxofoon hebben mogen blazen en er kwam geen noot uit, dan gaven we het instrument terug en hebben het daarna nooit meer aangeraakt. Geen muzikaal gevoel; geen saxofoon dus (of viool, gitaar, piano of welk instrument we ook kunnen bedenken). Maar bij geen balgevoel werkt dat anders. We blijven lid van de voetbalclub, schreeuwen ons schor tegen onze medespelers tijdens de wedstrijd, omdat “zij” verkeerd staan, niet dekken en niet “in de ruimte” lopen. We blijven ook biljarten totdat we 80 zijn en menig overleden biljarter met een moyenne van 1,50 wil met zijn keu in de kist begraven worden. Waarom doen wij dat; waar komt dat masochisme vandaan? We vroegen het aan prof. dr. Henkjan van Droeschelen van de Volksuniversiteit van Aarschot (vlak bij Leuven), gespecialiseerd in onlogisch gedrag van de mens met specialisme de biljarter. Volgens Henkjan is het simpel te verklaren uit een combinatie van evolutionaire wetmatigheden, genetische toevalligheden en maatschappelijke dogma's. Het gemis aan balvaardigheid komt vooral voor bij mannen en de grootschalige ontkenning daarvan ook. Ontstaan in de oertijd toen “de bal” nog niet bestond en de toenmalige voetbal-elftallen geen wedstrijden speelden, maar direct bij elkaar kwamen in de kantine met een groot vat gerstenat. Dit gevoel van onmacht werd er door de toenmalige echtgenotes nog eens extra
6
Tien columns van Kees Halsen [2016]
ingewreven met de opmerking dat hun mannen “geen ballen” hadden, als ze na de jacht weer eens terugkwamen met een halve kip in plaats van met een heel varken. In de daarop volgende eeuwen stond het leven van de man in het teken van “zoek de bal”. Het wiel werd uitgevonden, de eerste letters op een klei-tablet, de kano, het vuur en de pijl en boog, maar niet de bal! Die werd uitgevonden door de Maya's zo'n 3.000 jaar geleden. Een teleurstelling die de westelijke man niet meer te boven is gekomen; hij heeft gefaald! En de gebruikelijke reactie op falen is ontkennen uit lijfsbehoud en behoud van waardigheid. Met andere woorden: als u niet kunt biljarten, maar u doet het toch, dan ligt dat aan de Maya's en aan de Neanderthalers; niet aan u.
7
Tien columns van Kees Halsen [2016]
4
Chindogu
Ze zeggen wel eens dat biljarten te vergelijken is met darten. Beide spelletjes vragen om concentratie, behendigheid en talent om mee te kunnen doen met de top. Dat is juist, maar niet volledig. Bij biljarten speelt er namelijk nog een aspect, dat bij darten volkomen ontbreekt, en dat is creativiteit. Ik zeg niet dat een darter niet creatief kan zijn (misschien is die heel goed met kurk) of dat elke biljarter creatief is (integendeel als je naar de gemiddelde gemiddelden kijkt), maar zonder creativiteit bij het darten kun je makkelijk een 9-darter gooien, terwijl je zonder creativiteit bij het biljarten nooit de Masters driebanden kunt winnen. Natuurlijk heeft de darter de keuze om de resterende 17 punten uit te gooien met 1 en dubbel 8 of 5 en dubbel 6, maar om dat nu creativiteit te noemen, gaat me te ver. Alle combinaties zijn bekend, staan in fraaie lijsten op Internet en in het geheugen gegrift van elke darter op niveau. Als darter moet je wel kunnen rekenen en meestal kunnen ze dat beter uit hun hoofd dan de grootste drukkers in ons biljartlandje, die vaak een zakjapanner nodig hebben om uit te rekenen hoeveel beurten ze minimaal nodig hebben om 0,01 onder de promotiegrens te blijven. Wij moeten dus creatief zijn, maar zijn we dat ook? Nou dat valt tegen; we zijn er in ieder geval niet dol op. Als de ballen achter elkaar rollen, leidt dat weliswaar tot enige opwinding, maar niet vanwege de unieke kans om daar op een buitengewoon creatieve manier een oplossing voor te verzinnen, maar meer omdat we van slag raken door zoveel “pech” en daar eerst uitgebreid over staan te mopperen voordat we onze grijze hersencellen in beweging zetten. Ook onze hele houding voor, tijdens en na de wedstrijd, getuigt van weinig creativiteit. Onze tegenstander krijgt voor de wedstrijd beleefd een hand en het komt niet in ons op om hem eens even te vragen hoe het nu met 'm gaat na al die nare berichten over een afgebroken spiegel van zijn splinternieuwe auto en dat schooladvies voor zijn jongste kind op VMBOniveau, terwijl beide ouders hadden ingezet op Gymnasium. Ook tijdens de wedstrijd bieden we niemand wat te drinken aan, terwijl we thuis elke willekeurige bezoeker al een kop koffie in zijn handen hebben gedrukt voordat die zijn jas heeft uitgetrokken. Na afloop zijn we ook niet creatief. We hebben twee standaard zinnen, die enkel afhangen van het feit of we gewonnen of verloren hebben. Als we gewonnen hebben, melden we de tegenstander, om zijn verlies er nog even lekker in te wrijven, dat die een “prima partij” heeft gespeeld en als we verloren hebben, vragen we onze tegenstander ook voor ons een Staatslot te kopen, omdat we zelden iemand met zoveel “geluk” zijn tegengekomen. Maar er is hoop! In Japan is er een bepaald soort creativiteit ontstaan: Chindogu. Dat is creativiteit die tot waanzinnige oplossingen leidt, echter zonder enig praktisch nut. Laten we daar eens mee beginnen. Ik stel voor om een laser-gestuurde biljartkeu te ontwikkelen, die zelfs in de handen van een beginneling nooit meer mist. Briljant, maar volstrekt nutteloos, omdat bij algemeen gebruik daarvan elke partij, in één beurt voor beide spelers, tot remise leidt. Grote voordeel: niemand wint meer en niemand verliest meer, hetgeen tot een hechte familieband onder de biljarters zal leiden. Niemand hoeft meer te mopperen en niemand kan meer opscheppen over zijn of haar uitzonderlijke prestaties. Aan de bar gaat het nog maar over één belangrijk aspect van onze sport: wie betaalt dit rondje ?
8
Tien columns van Kees Halsen [2016]
5
Een lesje intuïtie
Kun je aan een wildvreemd persoon zien dat deze persoon biljarten als sport of hobby heeft? Op het risico af dat we beschuldigd worden van “stigmatisering” (iemand op onjuiste gronden in een hokje plaatsen of een etiketje opplakken), beantwoorden we deze vraag volmondig met ja. Ja, dat kun je zien, maar dan moet je wel heel goed opletten. In de eerste plaats gaat een biljarter niet naar het toilet wanneer die daar zin in heeft, maar alleen op reglementair omschreven tijdstippen en strikt gelimiteerd tot exact 4 minuten. Dat hoeft alleen tijdens een wedstrijd op de club, maar dat zit er zo ingebakken dat alle bijeenkomsten, voorstellingen en zelfs werktijden in twee gelijke delen worden ingepland met een verplichte pauze van 4 minuten halverwege. Verder kun je het meteen zien als een biljarter zich in een stressvolle situatie bevindt; dan trekt hij met zijn been en dan zegt ie “shit”. Bingo: dat is een biljarter. De volgende kenmerken zijn slechts ondersteunend aan de twee belangrijkste kenmerken als hiervoor genoemd. Zo is een biljarter een kei in het de schuld geven aan iets of iemand anders. Een groot arsenaal aan voorwerpen en personen staan tot zijn beschikking: lampen, ballen, lakens, arbiters, te luide muziek, geen muziek, verkeerde muziek, tegenstanders, het vroege tijdstip, het late tijdstip, een ongunstige indeling, altijd veel te veel te maken caramboles en vooral heel veel pech. Vooral dat laatste is kenmerkend voor de biljarter. Natuurlijk heeft ieder mens op deze aarde wel eens pech, maar nooit zoveel als een biljarter. Natuurwetten en statistische verdelingen gelden niet voor biljarters; die hebben eigen wetten. Vreemde wetten, want ze gelden alleen voor de biljarter die slecht speelt, nooit voor zijn tegenstander die beter speelt. Biljarters herken je ook aan het feit dat ze tegen dode dingen praten. Aan de biljarttafel worden te snel gestoten ballen met een “ho ho maar” tot rust gemaand en te traag gestoten ballen met een “kom maar, kom maar” aangemoedigd tot nog wat extra energie. Waar die extra energie vandaan moet komen, is volstrekt onduidelijk en sinds de oerknal 14 miljard jaar geleden is dat ook nooit meer gebeurd, maar daar heeft de biljarter geen boodschap aan. Die neiging om tegen dode materie te praten (hetgeen de meesten van ons na ons vierde jaar hebben afgeleerd doordat onze verstandige ouders de poppen en teddyberen rigoureus in de kliko deponeerden) merk je bijvoorbeeld als je met een biljarter in de auto voor een stoplicht moet wachten. De biljarter zal daar ook tegen praten en het stoplicht wijzen op het feit dat “wij nu wel aan de beurt zijn". Typerend voor een biljarter; je haalt ze er zo uit. Twijfelt u nog ? Breng het gesprek dan eens op biljarten en probeer na 2 minuten het onderwerp weer te veranderen in vakantie, nieuwe auto's of voetballen. Lukt dat niet, dan heeft u voor 100% met een biljarter te maken. Noot: het bovenstaande is alleen van toepassing op mannelijke biljarters. Vrouwelijke biljarters herken je aan hun optimisme en relativerende vermogen.
9
Tien columns van Kees Halsen [2016]
6
Vroeger was alles veel beter
Bij het voetballen bleef iedereen na een doelpunt gewoon zitten en werd de doelpuntenmaker gefeliciteerd door zijn teamgenoten met een ferme handdruk en door het publiek beloond met een beschaafd applaus. Tegenwoordig geeft de doelpuntenmaker eerst een demonstratie acrobatiek weg, bouwen zijn teammaten een soort apenheul met de naar adem snakkende doelpuntenmaker onderop in de getatoeëerde spelersberg en slopen de supporters het complete stadion, of, als dat van beton is, de aanhang van de tegenpartij. Bij de 24 uursrace van Le Mans reden de coureurs met een piloten-pet en een bril, haalden elkaar beleefd toeterend in en alleen als daar ruimte voor was en zwaaiden even vriendelijk als ze een paar bekenden langs de baan zagen staan. Een baan die was afgezet met hooibalen met als enige doel de auto te beschermen tegen schade als die uit de bocht vloog door een lekke band of door te hard remmen voor een overstekende hond. Tegenwoordig worden de coureurs in een brandwerend astronautenpak gehesen, kunnen ze de 3 minuten voor de start alleen overleven als een pitch-poes met een parasol naast hun bolide staat, communiceren ze live via een satellietverbinding met minstens zeven mecaniciens die op afstand de bougies kunnen schoonmaken en zijn zo gewend om met 300 km/h op hun voorganger te knallen dat ze dat bij winst nog eens dunnetjes overdoen met enkele flessen champagne van minstens 200 euro per fles. Bij de kruidenier en op de markt ging het er gemoedelijk aan toe. Terwijl de suiker en de bruine bonen werden afgewogen, was er tijd voor een praatje over het weer of de schaamteloze danspraktijken van onze kinderen op de verderfelijke muziek van Elvis Presley of the Beatles. Tegenwoordig bestellen we werkelijk alles vanuit onze luie stoel op internet, waarbij het de gewoonste zaak van de wereld is om 25 T-shirts in verschillende maten en kleuren te laten bezorgen om er vervolgens de dag erna weer 24 terug te sturen in retourdozen met retourstickers die standaard bij de goederen worden afgeleverd. Sinds de opkomst van Bol.com zijn we onze buren weer wat beter leren kennen omdat uit onderzoek is gebleken dat mensen hun bestellingen in 80% van de gevallen bij de buren moeten ophalen. Bij het biljarten ging het er gemoedelijk aan toe. Menig wedstrijd ging erom wie de meeste caramboles in één beurt kon maken en series americaine van dik boven de 2000 caramboles waren aan de orde van de dag. Elke kroeg had minimaal één biljart en wie niet kon biljarten werd aangezien als iemand uit een ver en onderontwikkeld land, toen nog immigranten genoemd. Tegenwoordig beginnen we pas met biljarten als we gepensioneerd zijn, laten we de serie americaine over aan een handvol fanatiekelingen verspreid over het land en mopperen we op de wedstrijdleiders als we in deze tijd van auto's, bussen en treinen meer dan 25 km moeten reizen naar een lokaliteit voor onze voorwedstrijden. Vroeger ja, toen was alles veel beter, toch?
10
Tien columns van Kees Halsen [2016]
7
Biljarten onder extreme omstandigheden
Een van mijn kleinkinderen vroeg me laatst: "Opa, kun je ook biljarten op de maan?" Een goeie vraag en ik ga ervan uit dat u zich dat ook wel eens afvraagt. Het antwoord is volmondig "Ja", maar er zijn wel enkele beperkingen als je het negatief beschouwt of voordelen als je het positief benadert. Even wat inleidende opmerkingen. Het feit dat we hier op aarde kunnen biljarten is direct het gevolg van de zwaartekracht. Zonder zwaartekracht blijven de ballen niet op het biljart liggen, en erger, blijft het hele biljart niet op de grond staan. Dat is lastig. Ook het stoten zelf gaat tamelijk ongecontroleerd in een omgeving van gewichtloosheid, omdat elke voorwaartse beweging van uw arm een noodzakelijke tegenreactie oproept die u achterover doet tuimelen, zodat een botsing met de zwevende arbiter naast u onvermijdelijk is. Nu weten we waarschijnlijk allemaal wel dat de zwaartekracht afhankelijk is van de massa van de planeet of maan waar je je op dat moment bevindt. Als we de zwaartekracht op aarde even voor het gemak op 10 zetten, dan is die op de maan 1,6 en op andere planeten als Mars bijvoorbeeld 3,7 en op Jupiter zelfs een dikke 24,8. We zetten de situatie waarmee u geconfronteerd wordt als u op de Maan of op Jupiter landt, eens even op een rijtje. Op de Maan heeft u een biljart nodig van 7,00 x 14,00 meter, drie ballen met een doorsnee van 37 cm en een keu van zo'n 7 meter lengte. Alleen dan heeft u het gevoel op dezelfde manier te kunnen afstoten als hier op aarde in uw stamcafé. Houden we namelijk de normale formaten aan, dan vliegen de ballen na een flinke stoot zo'n 180 meter door de lucht, rakelings langs de patrijspoorten van uw ruimtecapsule om zelfs na al dat geweld volkomen geluidloos op het maanoppervlakte neer te ploffen. De arbiter kent op de Maan dan maar één annonce, namelijk "uitspringende bal" en is vooral bezig om al huppelend de ballen weer te verzamelen voor de tegenstander die na elke stoot alle tijd heeft voor een ruime plas- of rookpauze. De enige troost is dat u na enkele maanden dermate verzwakt bent, dat het stoten steeds beter gaat (steeds slechter moeten we eigenlijk zeggen), zodat u uw beste partij speelt als u totaal uitgeput uw keu nauwelijks meer kunt vasthouden en de partij over maximaal 5 beurten gaat. Tenslotte: op de maan gelden strenge kledingvoorschriften. Een ruimtepak is verplicht, want de maan heeft geen atmosfeer en de straling is na enkele weken zonder bescherming dodelijk. Er zijn geen gevallen bekend van biljarters die zich niet aan de kledingvoorschriften hielden. Op Jupiter ligt de situatie geheel anders. Uw gewicht is daar namelijk 2,5 keer zo groot als op aarde, dus met 80 kilo op de bank voor de TV voelt dat op Jupiter als 200 kilogram. Dat is (voor de meeste van ons) even wennen, zeker bij een luchtdruk die 100 keer zo dicht is als hier, een temperatuur van 160 graden onder nul en een stevige bries met windsnelheden van meer dan 540 km per uur. Na enige jaren flink trainen en veel vruchtensap, kunt u eindelijk een uurtje overeind komen van uw "overlevingsstoel" en u naar het biljart begeven dat slechts 50 x 100 cm groot is met een mini-uitgave van wat snookerballetjes en een keutje van 60 cm lang die u normaliter alleen bij Bolwerk '81 aantreft. Waren het biljart en de ballen van normaal formaat, dan zou het u waarschijnlijk nooit lukken om de acquitstoot te maken vanwege de dichte atmosfeer, de windsnelheden en het gebrek aan kracht om een bal
11
Tien columns van Kees Halsen [2016]
het hele biljart te laten rondgaan. De meest gebezigde annonce van de arbiter op Jupiter is dan ook "nul, noteren de heer Andre Kuipers, nul". (Die naam Andre Kuipers is slechts een voorbeeld. Ik ken Andre alleen van de televisie en het zou zomaar kunnen dat de arbiter op aarde die bij Andre staat te tellen, na elke stoot dezelfde annonce zou gebruiken) Mijn kleinzoon had aandachtig naar mijn uiteenzetting geluisterd. "Dat dacht ik al", zei hij tot mijn verbazing, om daar aan toe te voegen: "ik ga later ook niet biljarten, maar voetballen. Kun je ook voetballen op de zon?" Tja, dat is weer een heel ander verhaal en dat kunt u lezen in de Nieuwsbrief die door Feyenoord wordt verspreid.
12
Tien columns van Kees Halsen [2016]
8
Taalmanipulaties
Taal is een prachtige manier om te communiceren. Er zijn meer manieren om te communiceren, maar we mogen gerust stellen dat de ontwikkeling die de mens heeft doorgemaakt tot het rationeel denkende (en ook emotioneel gevoelige) wezen van nu, voor een belangrijk deel te wijten is aan het feit dat we enkele miljoenen jaren geleden tegen elkaar zijn gaan brabbelen. Tegenwoordig "vragen" we iemand ten huwelijk; vroeger kreeg de vrouw een klap op haar kop met een knuppel en werd ze aan haar haren de grot in gesleept. Die communicatie werkte wel, maar die beoordelen we nu als minder verfijnd. Echter, het feit dat we in staat zijn om woorden achter elkaar uit te spreken, wil nog niet zeggen dat elke zin ook betekenis heeft. De vraag: "Wat eet rood?" is snel gesteld, er is geen woord verkeerd aan, maar de zin als geheel heeft geen enkele betekenis. In dit voorbeeld is dat volstrekt duidelijk; niemand maakt zich daar druk om en we verwerpen deze zin als pure onzin. Toch zijn we regelmatig slachtoffer van ons eigen taalgebruik, omdat we denken dat een zin een bepaalde betekenis heeft, doch bij nadere ontleding blijkt dat niet het geval te zijn. Een mooi voorbeeld daarvan is de paradox: "Kan God een steen maken die Hij zelf niet kan optillen?" Dat lijkt een goede zin en de "betekenis" daarvan moet ons doen geloven dat God dus niet almachtig kan zijn, want óf Hij kan die steen niet maken óf Hij kan 'm niet optillen. De ontleding van de paradox geeft aan dat de vraag van hetzelfde kaliber is als de vraag "wat eet rood"; betekenisloos dus. In de paradox moeten we namelijk eerst nogal wat aannames doen. Waar "staat" God als Hij die steen zou moeten optillen? Is dat bijvoorbeeld op onze aarde en verwachten we dan dat God op deze aarde een steen kan optillen die bijvoorbeeld 10 keer zo zwaar is als de aarde? Verwachten we dan dat God tegen alle natuurwetten in op deze aarde kan blijven staan en er niet doorheen zakt? Of verwachten we dat God eerst een steen maakt van alle materie die er in het hele heelal aanwezig is om er vervolgens nog een soort tweede universum bij te verzinnen zodat er tenminste nog sprake kan zijn van "iets optillen" ? Een situatie dus die geen enkele betekenis meer heeft voor ons, omdat we zelf geen idee hebben hoe dat eruit ziet en welke natuurwetten daarbij gelden. Kortom, een zin is snel uitgesproken, maar naar de werkelijke betekenis daarvan moeten we soms wat dieper graven. Andersom gaat grappiger wijze ook op: we zeggen iets dat naar de letter onzin is, maar we geven er wel een zinnige betekenis aan. Een paar voorbeelden: Een wielrenner "ligt" op kop, maar "zit" natuurlijk op zijn fiets. Een schaker "staat" voor, maar ook hij "zit" meestal op zijn stoel. Met onze nieuwe auto "vliegen" we vooruit en gaan we als een speer. Onze zoon "valt" op in de klas, "staat" bij het rekenen zijn mannetje, "ligt" goed bij zijn vriendjes en "loopt" voor met taal. Mooie zinnen allemaal, maar naar de letter volstrekte onzin. In ons biljartlandje kunnen we er ook wat van: Ik had heel veel pech. Voor "mijn" specifieke situatie kloppen de reglementen niet. Oké, de carambole is mis, maar ik had 'm perfect afgestoten. Oké, ik heb te laat betaald, maar waarom krijg ik geen aanmaning? Oké, ik heb een ander e-mail adres, maar dat kun je toch gewoon vragen aan mij?
13
Tien columns van Kees Halsen [2016]
Oké, dat moet volgens de reglementen volgens jou, maar waar staat dat dan? Nee, natuurlijk kan ik niet tellen vanavond; je "weet" toch dat mijn schoonmoeder dan jarig is? Bondsraad, Bondsbestuur en Bondsbureau, dat is toch allemaal hetzelfde? Al die "nieuwigheden" van Internet hoef ik niet; dat hadden we vroeger toch ook niet? Hoe kan het nou dat een arbiter iets anders ziet dan ik? Ik kan zo tien leden aanwijzen, die best wel eens wat meer voor onze vereniging zouden kunnen doen. Het kan best zo wezen dat alle regels netjes zijn toegepast, maar volgens mij hoort deze speler niet in deze klasse. Waarom is drukken onsportief?
Ach, we maken ons er zelf ook wel eens schuldig aan; niets menselijks is ons vreemd. Wij kenmerken ons nu eenmaal als mens vanwege het rationele en het emotionele aspect daarvan. Misschien kunnen we alleen afspreken de volgende vraag wat minder te stellen: "Geldt dit ook voor mij?", want het antwoord is namelijk altijd "Ja".
14
Tien columns van Kees Halsen [2016]
9
Kort maar krachtig
Geduldig Ze was nog maar net begonnen, of de arbiter noteerde: “Dat was een vuile bal en ook nog de verkeerde”. Zij knikte beleefd en leunde geduldig op het laken, En vroeg de arbiter om die vuile bal even schoon te maken.
Miss Pool In een uiterste poging om toch nog wat te raken Miste ze de bal, maar niet het groene en nieuwe laken. In een schrikreactie trok ze haar keu te ver omhoog, Zodat ook de lamp uit de fitting vloog. Door het glasgerinkel nu totaal verward, Trok ze pardoes alle banden van het poolbiljart. Naar de uitbater was haar excuus: ik moet nog heel veel leren, En misschien was u toch al van plan om winterbanden te monteren?
Geduld In China kun je pas na drie uur bij de Totalisator gokken op wie de biljartpartij zal winnen, Omdat Chinezen in het eerste uur al buigend de ander probeert te overtuigen dat hij mag beginnen.
Thermostaat In Ethiopië werd het een latertje voor de Europese kadetten, Omdat men de avond daarvoor vergeten was de biljartkoeling aan te zetten.
Opgeruimd staat netjes Jij hebt vroeger zeker gebiljart, zei de voetbaltrainer na een poosje, Want hier stoppen we de ballen in een net en niet met z’n drieën in een doosje.
15
Tien columns van Kees Halsen [2016]
Oud Een licht dementerende biljarter liep ferm naar de tafel, maar vergat daarbij zijn keu, Kan iedereen gebeuren, maar om dan toch te stoten, is wel wat sneu. Dus zei de arbiter in een goede bui: u mag het nog een keer proberen. Nee agent, zei de biljarter, ik ben nog niet aan het dementeren, Alleen vergeet ik wat vaker mijn stok als steuntje bij het lopen, Als ik een weekendretourtje voor de trein ga kopen. Maar u bent aan het biljarten, zei de arbiter ontdaan, dat is toch uw ding ? Welnee conducteur, ik reis tegenwoordig eerste klas naar de Efteling. Kortom, de man werd afgevoerd en liefdevol verzorgd door broeders en door nonnen. Daar vroeg hij laatst aan de zuster of hij nu wel of niet de trekstoot had gewonnen. De zuster snapte hem niet en riep ‘m aan tafel om te eten, U raad het al, hij ging wel aan tafel, maar was weer zijn keu vergeten.
Dubbel De biljartster was de arbiter ineens helemaal beu, Die riep veel te snel: “u maakt biljardé !” Ze gaf de verschrikte man een mep met haar keu, En riep kwaad, “Oké, en dat zijn er dan twee !”
Verwarring “Ik wil piqueren, kunt u de lamp even opzij doen”, vroeg Elleke, “Natuurlijk”, zei de arbiter, “als u ook even aangeeft welleke”.
Schooltrauma Ik zag een leiplaat en een krijtje, toen ik langs een biljarttafel liep, En dacht: Da’s niks voor mij, ik kan absoluut niet tegen dat gepiep.
16
Tien columns van Kees Halsen [2016]
10
Sportmuseum
Het is tijdens een fraaie dag in september 2025, ik ben dan 76 jaar oud, dat ik met mijn kleinzoon van 16 het zojuist geopende Sportmuseum in Nieuwegein bezoek. Mijn kleinzoon, Daniel, is namelijk gefascineerd door oude sporten, die al lang niet meer beoefend worden, maar die hij kent van mijn verhalen en zijn handige zoektochten op Google en Wikipedia. Met een plattegrond in mijn handen, wijs ik hem op dure racefietsen achter glas, die ooit gebruikt werden in een sport die aan doping ten onder is gegaan. We zien wassen beelden van kickboksers naast opgezette hanen en pitbulls in de categorie "verboden vechtsporten" en we bekijken foto's van skiërs op pistes en springschansen in de categorie "verdwenen wintersporten" vanwege het definitief verdwijnen van de gletsjers en de sneeuw op onze recent zo aangenaam verwarmde aardbol. Naarmate we verder lopen in het relatief kleine museum, krijg ik steeds meer het idee dat ik hier vroeger al eens geweest ben. Uiteraard staan er nu allemaal vitrines op de vloer en kasten langs de wanden, maar de indeling komt me vaag bekend voor en de enige suppoost die hier rondloopt trouwens ook. Ik word afgeleid door Daniel die aan mijn mouw trekt. In een van de kleine zalen staat een mahoniehouten kast tegen de muur, bijna verscholen in een donkere nis. Ik had de kast niet eens gezien, maar mijn kleinzoon wel. "Opa, opa", roept hij, "kom eens gauw hier. Wat is dat in hemelsnaam?" en hij wijst met zijn vinger naar een nauwelijks verlicht voorwerp achter de glazen deur van de kast; een half verscholen kast met daarop een bordje "curiosa en rariteiten". Ik buig me naar voren, zet mijn bril op m'n voorhoofd om beter te kunnen zien en roep verbaasd uit: "Dat is een biljartkeu!" In de kleine kantine van het museum nemen we een glas fris en een gevulde koek om bij te komen van de schrik. De suppoost, noem mij maar Ruud had ie gezegd, had mij even apart genomen en mij nadrukkelijk in overweging gegeven de rampzalige geschiedenis van de biljartsport niet met te jonge kinderen te delen. Voordat dit kantoorgebouw, want dat was het oorspronkelijk, tot museum was verbouwd, had Ruud hier nog zelf gewerkt voor de NBB, de Nederlandse Biljart Bond. Het kantoor had twee jaar voor een symbolisch bedrag van één euro op Marktplaats te koop gestaan, voordat het door Dirk Scheringa voor 50 cent werd overgenomen. Ik vroeg hem waar de "K" van Koninklijk was gebleven. Ruud vertelde mij dat hij van Ad had gehoord (die het weer van Jaap had), dat WA hemzelf, op verzoek van het toenmalige NOC*NSF, het predicaat "Koninklijk" aan onze biljartbond ontnomen had wegens herhaaldelijke overschrijding van de post juridische adviezen met meer dan 100.000 euro per jaar vanaf 2014. Ik knikte; de verschrikkingen uit dat jaar, die ik met veel psychologische hulp krampachtig had verdrongen, kwamen weer langzaam naar boven. Ik bedankte hem voor de tip, vroeg hem de groeten te doen aan Arjan en Marcel en keek naar mijn slimme en leergierige kleinzoon achter zijn glas Cola Light en besloot hem het hele verhaal te vertellen " ter leering ende vermaeck".
17
Tien columns van Kees Halsen [2016]
Maar waar moest ik beginnen? In het jaar 2014 toen we het tij nog hadden kunnen keren? Of in 2019, vijf jaar later, toen bij gebrek aan voldoende leden de avondcompetitie werd opgeheven, alle districten werden samengevoegd en de discipline 10 over rood in de plaats van het kader kwam? Of nog een jaar later, toen de laatste snookerspeler de bond verliet en de resterende 295 caramboleleden voor het eerst aan hun bestuur vroegen wat er aan de hand was binnen hun bond? "Vroeger", zei ik tegen Daniel, "werd er nog gebiljart in kroegen". "Wat zijn kroegen?", vroeg Daniel en ik begreep dat het een zwaar gesprek zou worden. Na anderhalf uur had ik, zo goed en kwaad als ik kon, mijn kleinzoon de teloorgang van de biljartsport uitgelegd. Ik vertelde hem over de toenmalige computers die vastliepen op de veel te ingewikkelde reglementen, over de organisatie waarbij 500 snookerspelers bepaalden wat 20.000 carambole leden niet mochten doen, over het aantal van 30 bestuursleden in 4 secties met daarboven nog een bondsbestuur en een bondsraad van 16 personen. Over de gemiddelde leeftijd van de biljarters (68,5 jaar) en de afschaffing van de kilometervergoeding voor bestuursleden waar een tegemoetkoming in de aanschaf van een rollator voor in de plaats kwam. Over de krampachtige pogingen om de 200.000 andere biljarters in Nederland, die niet lid waren van de KNBB, bij de stoffige bond onder te brengen voor een schamel bedrag van 2,5 euro, die ze de maand daarna weer teruggestort kregen. “Oké”, zei Daniel, “ik snap het. Als spreekbeurt heb ik het een keer gehad over de teloorgang van V&D; daar lijkt het wel een beetje op. Die bestuurders waren ook het gevoel met de markt kwijtgeraakt”. Ik keek hem verbaasd aan; slimme kleinzoon had ik (maar ja, dat kon ook niet anders natuurlijk). “Je hebt helemaal gelijk”, zei ik en ik wilde verder gaan. “Maar wat is nu een kroeg?”, vroeg Daniel. Dat was waar ook. Ik legde hem uit dat wat we nu een “Taveerne” noemen, zo’n horecagelegenheid waar je kunt eten, gamen en darten, vroeger een kroeg heette: daar kon je drinken, roken en biljarten. Dat ging Daniel te ver. Roken? Drinken? En niet gamen? Dat kon niet waar zijn. “Was biljarten dan ook illegaal?” vroeg hij. Ik moest hartelijk lachen. “Nee”, zei ik, “biljarten was toen in de mode, nu helaas niet meer”. Daniel keek me fronsend aan. “Voetballen was vroeger ook in de mode”, zei hij enigszins denigrerend; “daar verlangen we toch ook niet meer naar terug?” Ik gaf hem gelijk om geen ruzie met zijn ouders te krijgen. Die avond keek ik stiekem nog een keer terug naar een uitzending van SBS-36 die ik in 2019 zorgvuldig op een CD-rom had gebrand. Het was een uitzending waarin voor het laatst het woord “biljarten” was gevallen. In de TV-gids stond namelijk: De 10 minst beoefende sporten van de jaren twintig. Biljarten stond gelukkig op één.