Informatie 1ste opgraving Archeologische Vereniging ‘Philips van Horne’ 19 juli – 02 augustus 2008 OUDENBURG BELGIË
1
STE
OPGRAVINGSCAMPAGNE 2008
ARCHEOLOGISCHE VERENIGING ‘PHILIPS VAN HORNE’
OUDENBURG INLEIDING Met gepaste trots nodigt het bestuur van de Archeologische Vereniging ‘Philips van Horne’ jullie uit voor de eerste opgravingscampagne van deze nieuwe vereniging. Tegelijkertijd is dit ook de 31
ste
opgraving van ‘onze club’. De opgraving vindt dit jaar plaats in Oudenburg. Het kampterrein is op het prachtige terrein van de biologische geitenhouderij de Klokhofstede in Oudenburg.
DE VERENIGING De Archeologische Vereniging ‘Philips van Horne’ is opgericht op 31 maart 2008. De eerste Algemene Ledenvergadering had plaats op 18 mei 2008. Deze vereniging is het officiële vervolg op de voormalige Werkgroep Archeologie ‘Philips van Horne’, die 30 jaar lang onder leiding stond van geschiedenisleraar Gerrit Hasendonckx en verbonden was aan de scholengemeenschap Philips van Horne te Weert (Limburg, Nederland). Onlangs ontving Gerrit Hasendonckx uit handen van Koningin Beatrix de Zilveren Anjer van het Bernard Cultuurfonds als blijk van waardering voor zijn vele activiteiten op het gebied van archeologie, met name de verspreiding en passie voor archeologie bij jongeren. De werkgroep heeft jarenlang meegewerkt aan opgravingen van het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE). Dit Instituut staat onder leiding van Sonja Vanblaere. De nieuwe Archeologische Vereniging zet deze traditie voort, zij het dat de opgravingscampagne is teruggebracht van drie naar twee weken. Het doel van de kersverse vereniging is het beoefenen van de archeologie, onder meer door het deelnemen aan een archeologische opgraving, archeologie in al zijn aspecten belichten en toegankelijk maken voor alle leeftijden.
Dit archeologisch werk vraagt grote verantwoordelijkheidszin van iedere deelnemer. Op de eerste plaats is een opgraving een wetenschappelijke activiteit met een strak omlijnd doel, budget en tijdsplan. Opgraven is tegelijkertijd vernietigen en dus eenmalig. Vanwege dit alles is het erg belangrijk goed te luisteren naar ervaren krachten en je volledig in te zetten. Ten tweede is het vaak zwaar en gevaarlijk werk. Ook dit vraagt om de juiste instelling. Daarnaast willen we iedereen een aangename vakantie bezorgen. Daarom is er ook voldoende tijd voor het leren kennen van elkaar, voor genieten van de fraaie Belgische omgeving en van culinair België, en voor sport en vrije tijd.
Het bestuur van de vereniging bestaat uit: Twan van Rooij (voorzitter), Ardine de Wit (Penningmeester), Lisette van Erp (secretaris), Germie van den Berg, José Salhi-Vossen en Rianne de Wit.
2
OPGRAVING EINDVERANTWOORDELIJKHEID De opgraving staat onder leiding van Wouter Dhaeze, die in dienst in van de stad Oudenburg. Hij draagt eindverantwoordelijkheid op het opgravingsterrein. De leden van de Archeologische Vereniging ‘Philips van Horne’ van 16 jaar en ouder gaan graven en volgen te allen tijde de aanwijzingen van Wouter Dhaeze op. Het archeologisch onderzoek in Oudenburg wordt bekostigd door de stad Oudenburg en wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband van de stad Oudenburg en het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE).
DE CAMPAGNE VAN DIT JAAR De opgraving van 2008 te Oudenburg richt zich op zowel Romeinse als middeleeuwse resten. Oudenburg behoort tot de oudste steden van België. De stad is ontstaan uit een Romeinse vestiging. Dit castellum werd tussen 180 en 250 na Chr. gebouwd als een verdediging tegen de invallende Saksische zeerovers. En de burgerlijke nederzetting werd verbouwd tot militaire versterking. De grillige kustlijn grensde in die tijd nog aan de zoom van de latere stad. De vierkante structuur van het fort tekent zich nog duidelijk af in de huidige dorpskern. Ook in de Middeleeuwen speelde Oudenburg een niet onaardige rol in Vlaanderen. In 1084 werd er de Sint-Pietersabdij gesticht door de H. Arnoldus. Oudenburg groeide uit tot een bloeiende stad, zeker op het gebied van de lakenindustrie. Een walgracht, de ‘Stedebeek’ werd in 1128 gegraven. Deze omsloot het vroegere castellum. De bodem is rijk aan middeleeuwse resten.
Op dit moment wordt er in Oudenburg gegraven langs de Ettelgemsestraat. Aanleiding is de bouw van een nieuw bejaardenzorgcentrum naast het huidige rusthuis Riethove. Op de volgende pagina’s staat een artikeltje aan van de archeologen Wouter Dhaeze, Jan Decorte en Sofie Vanhoutte over het project Riethove.
3
Sporen aan de rand van de Romeinse nederzetting van Oudenburg. De opgravingen langs de Ettelgemsestraat (project Riethove). Wouter Dhaeze, Jan Decorte & Sofie Vanhoutte
Inleiding Na de campagne op de site Spegelaere ter hoogte van de zuidwesthoek van het castellum en een tweetal opgravingen van middeleeuwse sites langs de Stationsstraat en bij het oude abtsgebouw (2006), wordt er alweer opgegraven in Oudenburg. Langs de Ettelgemsestraat, meer bepaald bij het rusthuis Riethove, vindt sedert juli 2007 archeologisch onderzoek plaats. Aanleiding is de bouw van een nieuw rusthuis en serviceflats. De resultaten van het proefonderzoek wezen op een intense occupatie van de site in zowel de Romeinse als de middeleeuwse periode. De Romeinse sporen maakten deel uit van de nederzetting die zich uitstrekte rond het castellum. De site bevindt zich op ongeveer 300 m ten zuidoosten van de zuidoostelijke hoek van het castellum. De middeleeuwse periode is vooral vertegenwoordigd langs de Ettelgemsestraat, waar uitbraaksporen en vloertjes van laat- tot postmiddeleeuwse woonhuizen werden aangesneden. Deze woningen staan afgebeeld op de kaart van Sanderus (1641). De opgravingen worden uitgevoerd door de Stad Oudenburg, in samenwerking met het VIOE.
Het archeologisch onderzoek Sinds enkele weken heeft het opgravingsteam de eerste werkput afgewerkt. Momenteel wordt de tweede werkput volop onderzocht. In beide werkputten werden hoofdzakelijk Romeinse sporen aangesneden. Deze omvatten karrensporen, grachten, greppels, paalgaten, waterputten, kuilen, karrensporen en inhumatiegraven. De verschillende oriëntatie van de sporen, de talrijke oversnijdingen en de vondsten laat ons toe minstens drie fasen te onderscheiden. De oudste Romeinse sporen zijn NNW-ZZO georiënteerde karrensporen die misschien in verbinding stonden met de voor het kustgebied belangrijke Zeeweg. De meerderheid van de sporen horen thuis in het laatste kwart van de tweede eeuw en de eerste helft van de derde eeuw. Tot deze fase kunnen de greppels, grachten, kuilen en waterputten gerekend worden. De greppels en grachten die vaak haaks op elkaar staan, maakten deel uit van een percelering aan de rand van de Romeinse nederzetting. Deze greppels en grachten omsloten vierkante of rechthoekige percelen waarop bijvoorbeeld vee kon worden gehouden. Een van de greppels was afgeboord door een afrastering in hout die we over een lengte van 42 m hebben kunnen volgen. Daarnaast troffen we drie waterputten aan met een vierkante bekisting in eik. De eerste waterput had een bekisting opgebouwd uit hoekpijlers, planken en dwarsstutten op de bodem. In de vulling ervan werd een Romeinse schoen aangetroffen. Een zware koperen munt gevonden in de aanlegtrechter zal een mooie terminus post quem leveren voor de constructie van de waterput. De tweede waterput bestaat uit twee bekistingen die min of meer boven elkaar werden aangelegd: de onderste bekisting bestaat uit twee rijen planken waarvan de uiteinden in elkaar grijpen; de bovenste bekisting volgt dezelfde constructiewijze als de eerste waterput. Op de bodem van de bovenste bekisting werd naast een schoen een femur (dijbeen) aangetroffen. De derde waterput, die veel minder diep lag dan de eerste twee, had een bekisting met in elkaar grijpende planken. Deze waterput stond in relatie met een rechthoekige kuil van 2 op 2,5 m en had een rechte bodem en rechte 4
wanden. Een derde groep van sporen zijn de kuilen waarvan er talrijke exemplaren werden aangesneden. De meerderheid kan als afvalkuil worden geïnterpreteerd. In de vulling ervan werd naast het gebruikelijke aardewerk regelmatig slachtafval aangetroffen. Sporen van gebouwen werden vooralsnog niet aangetroffen. De eigenlijke bewoning bevond zich vermoedelijk dichter bij het castellum. Het beeld dat de hierboven besproken archeologische sporen oplevert, sluit perfect aan bij wat Y. Hollevoet in de jaren 1990-1992 langs de Bekestraat aantrof (Hollevoet 1992). Ook daar bevond men zich op de rand van de nederzetting. Tot de recentste Romeinse sporen behoren vier inhumatiegraven. Deze bevonden zich op verschillende plaatsen in de werkput en hadden een variërende oriëntatie. De skeletten zijn deze van vier volwassen mannen. De vier werden op de rug geplaatst, waarbij de handen werden samengebracht op het bekken. In één geval werden resten van een houten kist aangetroffen. Grafgiften ontbreken volledig. Deze individuen werden begraven op een moment dat er ter plaatse geen bewoning meer was. Er zullen van het bot C14 stalen genomen worden om de ouderdom van deze graven te bepalen. Dergelijk type van graven werd ook aangetroffen in het vlakbij gelegen grafveld lans de Bekestraat, waar ze in tegenstelling tot de crematiegraven een minderheid vormen (Hollevoet 1993).
Bibliografie HOLLEVOET Y., 1992. Speuren onder het sportveld. Romeinse en middeleeuwse sporen ten zuiden van de Stedebeek te Oudenburg (prov. West-Vlaanderen). Interimverslag 1990-1992, Archeologie in Vlaanderen II, 195-207. HOLLEVOET Y., 1993. Ver(r)assingen in een verkaveling. Romeins grafveld te Oudenburg (prov. West-Vlaanderen). Interimverslag, Archeologie in Vlaanderen III, 207-216.
5
KAMP KAMPTERREIN Het kampterrein bevindt zich op een enorme wei bij de boerderij van de biologische geitenboer Johan Devreese en zijn vrouw Nadia Meziane. Het is een geweldige, rustige plek. Het kampterrein is goed bereikbaar en ligt op vier kilometer van het opgravingsterrein. Op de site www.klokhofstede.be krijg je een indruk van de plek. De Klokhofstede is een bio geitenbedrijf in Westkerke, een zeer mooi boerenhof. Oude en gerenoveerde schuren, een nieuwe geitenstal en een boerderijwoning maken de setting uit. De naam ‘Klokhofstede’ verwijst naar de klok op het boerenhuis. De geitenhouderij heeft meer dan 400 geiten die elk een slordige 850 liter geitenmelk per jaar geven. Op 26 hectare aan landerijen groeien ruwvoederteelten – witte en rode klaver en diverse kruiden – voor de geiten.
LEIDING De dagelijkse leiding en eindverantwoordelijkheid op het kamp berust bij de bestuursleden van de vereniging, te weten Twan van Rooij, Ardine de Wit, Lisette van Erp, Germie van den Berg, José SalhiVossen en Rianne de Wit. Het bestuur zorgt er voor dat gedurende de volledige twee weken van de campagne altijd minimaal twee bestuursleden aanwezig zijn.
DAGPROGRAMMA Om het kamp goed te laten verlopen, is gekozen voor een vaste dagindeling. Ook hierin zet de vereniging de traditie van de voormalige werkgroep voort. Op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag: 07.30 uur
opstaan
08.00-08.30 uur
ontbijt
08.30-12.00 uur
archeologie / kinderprogramma
12.00-13.30 uur
middageten en -pauze
13.30-17.00 uur
archeologie / kinderprogramma
17.00-18.30 uur
vrij
18.30-20.00 uur
avondeten
20.00-????? uur
vrij
Woensdag en zaterdag: - graven en kinderprogramma tot 13.00 uur, - de gehele middag is vrij; er is dan onder meer gelegenheid tot douchen. Zondag is de gehele dag vrij.
KINDERPROGRAMMA Een nieuw element is het kinderprogramma. Van alle kinderen van 4 t/m 15 jaar wordt verwacht dat zij hieraan deelnemen. Dit kinderprogramma ‘draait’ op dezelfde tijden dat de gravers graven. Uitgangspunten zijn: per vijf kinderen één volwassen begeleider, de begeleiders zijn leden van de vereniging die deelnemen aan het kamp en dagelijks kunnen de volwassen kampleden zich via de traditionele takenlijst opgeven als kinderkampbegeleiders voor de volgende dag. De bedoeling is om de kinderen een gevarieerd programma te bieden, van knutselen tot speurtocht, van spetteren in een badje tot Romeins koken met de koks. 6