20 januari 2016
INFOFICHE: Pragmatische verduidelijking van het handhavingsbeleid inzake de ATG-certificaten voor installateurs in het kader van de na-isolatie van spouwmuren – Vaststellingen tijdens bouwplaatscontroles en bijbehorende sancties Inhoudstabel 1.
INLEIDING ..........................................................................................................................................3
2.
ALGEMENE CONTEXT ..........................................................................................................................3
3.
TYPES VAN CONTROLES, VASTSTELLINGEN EN ACTIES ..........................................................................5 3.1 3.2
4.
Types van controles ................................................................................................................5 Types van vaststellingen .........................................................................................................5
CONTROLE OP BOUWPLAATSEN EN DESKTOPCONTROLE .......................................................................6 4.1 Aandachtspunten ....................................................................................................................6 4.1.1 Niet luchtdicht binnenspouwblad in onbewoonde ruimtes ..................................................6 4.1.2 Gevel is langer/hoger dan 12m (resp. 6m) zonder aanwezigheid van een uitzettingsvoeg 7 4.1.3 Gevel afgewerkt met dampopen crepi ................................................................................8 4.1.4 Vaststelling van lokale fenomenen (kleine scheurtjes, waterlekken t.h.v. dakgoten, ...) t.h.v. het buitenspouwblad ...............................................................................................................8 4.2 Niet-conformiteiten ..................................................................................................................9 4.2.1 Uitvoeringsparameter – onvoldoende (tijdige) registratie van de opgemeten spouwbreedte ..................................................................................................................................9 4.2.2 Uitvoeringsparameter – onvoldoende (tijdige) registratie van de waterabsorptietest ..... 11 4.2.3 Uitvoeringsparameter – waterabsorptieproef is bij te sturen ........................................... 11 4.2.4 Uitvoeringsparameter – waterabsorptieproef is uit te voeren op elke werf ..................... 12 4.2.5 Uitvoeringsparameter – onvoldoende (tijdige) registratie van de controle van de machine-instellingen ..................................................................................................................... 13 4.2.6 Uitvoeringsparameter – endoscoop niet aanwezig .......................................................... 14 4.2.7 Uitvoeringsparameter – endoscoop niet bruikbaar .......................................................... 14 4.2.8 Uitvoeringsparameter – grondstoffen zijn onvoldoende traceerbaar op de bouwplaats . 15 4.2.9 Uitvoeringsparameter – onvoldoende grondstofcontrole ................................................. 16 4.2.10 Uitvoeringsparameter – geen adequaat werfverslag voorhanden .............................. 17 4.2.11 Uitvoeringsparameter – foutieve informatie op het werfverslag .................................. 18
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 1 of 86
20 januari 2016
4.2.12 Uitvoeringsparameter – geen of onvoldoende registratie van na-calculatie op het werfverslag .................................................................................................................................... 18 4.2.13 Uitvoeringsparameter – machine is niet voorzien van unieke identificatie .................. 19 4.2.14 Uitvoeringsparameter – naam van gekwalificeerde uitvoerder onvoldoende duidelijk 19 4.2.15 Inspectie – onvoldoende detaillering van de opmeting van de te isoleren oppervlakte 20 4.2.16 Inspectie – geen adequaat inspectieverslag voorhanden ........................................... 21 4.2.17 Inspectie – inspectieverslag onvolledig en/of incorrect ingevuld................................. 22 4.2.18 Inspectie – inspectieverslag niet of slechts deels aanwezig op de bouwplaats .......... 23 4.2.19 Inspectie – inspectieverslag niet volledig aanwezig in de databank ........................... 24 4.2.20 Inspectie – naam van gekwalificeerde inspecteur onvoldoende duidelijk ................... 24 4.2.21 Inspectie – andere gekwalificeerde inspecteur dan vermeld ...................................... 25 4.2.22 Planning – niemand aanwezig op de bouwplaats ....................................................... 26 4.2.23 Planning – andere erkende machine aanwezig .......................................................... 27 4.2.24 Planning – andere gekwalificeerde uitvoerder aanwezig ............................................ 27 4.2.25 Planning – niet doorgeven van wijziging nummerplaat/aanpassing erkende machine 28 4.2.26 Planning – adres foutief opgegeven ............................................................................ 29 4.2.27 Planning – slechts opgave van een deel van de volledige planning ........................... 29 4.3 Zwaarwegende niet-conformiteiten ...................................................................................... 30 4.3.1 Uitvoeringsparameter - te smalle spouw ......................................................................... 31 4.3.2 Uitvoeringsparameter – niet uitvoeren van spouwbreedte-metingen .............................. 32 4.3.3 Uitvoeringsparameter – afwezigheid van verticale borstels/spouwafdichtingen ............. 34 4.3.4 Uitvoeringsparameter – afwezigheid van horizontale borstels/spouwafdichtingen ......... 35 4.3.5 Uitvoeringsparameter – afwezigheid van borstels rond rolluikkasten ............................. 36 4.3.6 Uitvoeringsparameter – geen gekwalificeerde uitvoerder aanwezig ............................... 37 4.3.7 Uitvoeringsparameter – voorafgaandelijk invullen van uitvoeringsparameters op het werfverslag .................................................................................................................................... 39 4.3.8 Uitvoeringsparameter – spouw niet gevuld over volledige hoogte .................................. 40 4.3.9 Uitvoeringsparameter – herhaaldelijk verkeerd opgeven van planning ........................... 41 4.3.10 Uitvoeringsparameter – geen of gecorrodeerde spouwankers ................................... 42 4.3.11 Uitvoeringsparameter – te veel puin in de spouw ....................................................... 43 4.3.12 Uitvoeringsparameter – onvoldoende uitvoering van endoscopische inspectie ......... 44 4.3.13 Boor-en vulpatroon – overschrijding maximale boorafstanden ................................... 46 4.3.14 Boor-en vulpatroon – overschrijding maximale boorafstanden t.h.v. obstakels .......... 47 4.3.15 Boor-en vulpatroon – kops inblazen ............................................................................ 49 4.3.16 Boor-en vulpatroon – afwijking voorgeschreven vulpatroon ....................................... 49 4.3.17 Boor-en vulpatroon – niet respecteren van volgorde boren/inblazen ......................... 50 4.3.18 Machine – verkeerde machine-instellingen ................................................................. 51 4.3.19 Machine – niet uitvoeren van machinekalibratie ......................................................... 53 4.3.20 Machine – onvoldoende uitvoeren van machinekalibratie .......................................... 55 4.3.21 Machine – niet uitvoeren van machinekalibratie voor 1ste injectie in de spouw .......... 56 4.3.22 Machine – grote fluctuaties in resultaat ....................................................................... 57 4.3.23 Machine – onvoldoende onderhoud ............................................................................ 58 4.3.24 Machine – werken bij te hoge/lage temperatuur ......................................................... 59 4.3.25 Machine – afwezigheid van thermometer.................................................................... 60 4.3.26 Machine – gebruik van niet-erkende machine ............................................................ 61 4.3.27 Inspectie – mortel met zavel/fijn zand/vorstgevoelige mortel ...................................... 62 4.3.28 Inspectie – ijzerpitten/vochtgevoelige inclusies ........................................................... 64 4.3.29 Inspectie – (dampdichte) gevelbekleding .................................................................... 65 4.3.30 Inspectie – geglazuurde/geëmailleerde baksteen ....................................................... 67 4.3.31 Inspectie – niet-vorstbestendig en/of vochtdoorlatend metselwerk ............................ 68 4.3.32 Inspectie – vorstschade/vochtschade/scheuren/... ..................................................... 70 4.3.33 Inspectie – gebrek aan gekwalificeerde inspecteur .................................................... 72 4.3.34 Inspectie – incorrecte/niet opgeladen Verslag van Voorafgaande Inspectie .............. 73 4.3.35 Inspectie – niet-luchtdichte binnenspouwbladen ......................................................... 75 4.3.36 Inspectie – schouw / rookgasafvoeren ........................................................................ 76 4.3.37 Inspectie – te hoog gebouw ........................................................................................ 77 4.3.38 Inspectie – geen spouwafsluiting bovenaan ............................................................... 78 Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 2 of 86
20 januari 2016
4.3.39 4.3.40 4.3.41 4.3.42 4.3.43 4.3.44 4.3.45
Inspectie – (deels) geïsoleerde spouwmuur................................................................ 79 Inspectie – geen steenachtige spouwbladen .............................................................. 80 Inspectie – incorrecte oppervlaktebepaling ................................................................. 81 Product – geen melding van vervaldatum ................................................................... 82 Product – vervallen product ......................................................................................... 83 Product – gebruik van andere producten .................................................................... 84 Product – overplakken van oorspronkelijke etiketten .................................................. 85
1. Inleiding Het beschreven handhavingsbeleid in het huidige Toepassingsreglement voor de certificatie m.b.t. na-isolatie van spouwmuren door in-situ vullen van luchtspouw met isolatieproducten (TRA BAG/BA/BAI 552 t.e.m. 556) – en met name voor wat betreft de ATG-certificatie voor installateurs - wordt in deze infofiche verder geoptimaliseerd tot een gedetailleerdere en specifiekere set van regels, opdat de uniforme beoordeling van elke installateur verduidelijkt kan worden. Het is tevens de bedoeling om te verduidelijken dat de controles van BCCA tot doel hebben om de bekwaamheid van de installateur om volgens de algemene regels der kunst en goed vakmanschap, de verwerkingsrichtlijnen van één of meerdere goedkeuringsteksten en de eisen opgelegd door BCCA te werken, te verifiëren. In deze eerste infofiche wordt met name gefocused op de bouwplaatscontroles, uitgevoerd door de BCCA inspecteur tijdens de uitvoering van na-isolatiewerken door de installateur. De mogelijkse vaststellingen en de ermee gepaard gaande sancties voor de installateur worden uitgebreid toegelicht. Dit is slechts een onderdeel van de controle uitgevoerd door BCCA in het kader van de ATG-certificatie voor installateurs. De andere controles (o.a. kantooraudits, monsternames,...) maken geen deel uit van onderhavige infofiche. Hiervoor wordt integraal verwezen naar het Toepassingsreglement TRA BAG/BA/BAI 552 t.e.m. 556.
2. Algemene context De BUtgb/BCCA aanpak voor kwaliteitsverklaringen voor producten bestemd voor de naisolatie van spouwmuren wordt o.a. beschreven in: - Het toepassingsreglement voor de certificatie m.b.t. na-isolatie van spouwmuren door in-situ vullen van luchtspouw met isolatieproducten (TRA BAG/BA/BAI 552 t.e.m. 556) - Het informatieblad “Opvatting van kwaliteitsverklaringen voor na-isolatie van spouwmuren” en baseert zich eveneens op bepalingen beschreven in: - STS 71-1 “Na-isolatie van spouwmuren door insitu vullen van de luchtspouw met een nominale breedte van ten minste 50mm” - TV 246 “Na-isolatie van spouwmuren door het opvullen van de luchtspouw” In het algemeen wordt er voor dit kwaliteitssysteem gewerkt volgens onderstaand schema (zie ook figuur 1): - BCCA Certificatie van grondstoffen of componenten - Technische goedkeuringen ATG voor producten voor de na-isolatie van spouwmuren - ATG Certificatie van installateurs
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 3 of 86
20 januari 2016
De ATG certificatie van installateurs verwijst steeds naar één of meerdere technische goedkeuringen van de producten. De ATG certificatie van installateurs geeft onder meer aanleiding tot controles op de bouwplaats en tot monsternemingen voor een aantal belangrijke prestaties, waarvan tenminste de technische prestaties, na statistische onderbouwing, in de goedkeuringstekst opgenomen worden.
Figuur 1: Principe van de schema's van kwaliteitsverklaring met certificatie voor producten voor de naisolatie van spouwmuren
Het ATG-certificaat voor de installateur verwijst naar: - de ATG-tekst(en) van het gebruikte syste(e)m(en) - de erkenning van elke gekwalificeerde uitvoerder door de ATG-houder - de gebruikte apparatuur - het verwerkingsproces De controles van de installateur door BCCA zijn gebaseerd op 3 pijlers: - controle(s) in het atelier m.b.t. kwaliteitsdocumentatie - controle(s) op de zelfregistratie door de installateurs m.b.t. de uitgevoerde werken in een daarvoor door BCCA opgezette databank - controle(s) op de bouwplaatsen, met inbegrip van monsternemingen De controles door BCCA worden uitgevoerd ter bevestiging van het respect van de procedures, werkwijzen,... die de installateur in staat hebben gesteld om een ATG-certificaat voor installateur te bekomen. In principe moet uitgegaan kunnen worden van het feit dat er geen vaststellingen zullen worden gedaan die dit niet bevestigen. Wanneer er toch (een) niet-conformiteit(en) vastgesteld word(t)(en), kan BCCA overgaan tot het opleggen van één of meerdere bijkomende inspecties, desgevallend per ploeg en/of (een) Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 4 of 86
20 januari 2016
bijkomende kantooraudit(s). Wanneer (een) ernstige inbreuk(en) vastgesteld word(t)(en), kan dit aanleiding geven tot opschorting of intrekking van het certificaat. Bij vaststelling dat het ATG-certificaat van een installateur opgeschort of ingetrokken moet worden, leidt dit tot het schrappen van de installateur van de lijst van erkende installateurs. De controles op de bouwplaatsen hebben geen relatie met de individueel uitgevoerde werken, vermits BCCA: - slechts steekproefsgewijze monsters neemt van de producten voor de na-isolatie van spouwmuren en er geen uitspraak gedaan wordt over de prestaties van de spouwmuur op desbetreffende bouwplaats en - slechts steekproefsgewijs de activiteiten van de installateur controleert, zonder na te gaan of de activiteiten van de installateur ervoor zullen zorgen dat de uitvoering van de na-isolatie van de spouwmuur in overeenstemming is met de bepalingen van het bestek voor desbetreffende bouwplaats; het betreft louter de overeenstemming van de activiteiten van de installateur met de algemene regels der kunst en goed vakmanschap, de verwerkingsrichtlijnen voorzien in de goedkeuring en eventuele bijkomende gedetailleerde voorzieningen van de goedkeuringshouder en eisen opgelegd door BCCA. Indien er ten gevolge van de vaststelling van de zwaarwegende niet-conformiteiten geen blanco Verklaring van Overeenkomstigheid voor een bepaald individueel werk ter beschikking gesteld kan worden, dan is deze beslissing een certificatiemaatregel in het kader van het ATGcertificaat van de installateur en niet een conformiteitsbeslissing door BCCA dat betrekking heeft op het individuele werk waarbij de vaststelling werd gedaan. De conformiteitsbeslissing van elk individueel werk blijft de verantwoordelijkheid van de installateur die de werken heeft uitgevoerd en dient door de installateur formeel verklaard te worden door de ondertekening van de blanco Verklaring van Overeenkomstigheid dat via het BCCA extranet werd opgemaakt.
3. Types van controles, vaststellingen en acties 3.1 Types van controles Een overzicht van de verschillende types van controles wordt weergegeven: -
Controle in het bedrijf Controle op bouwplaatsen, tijdens uitvoering Desktopcontrole Controle op basis van monsternames
3.2 Types van vaststellingen Er wordt onderscheid gemaakt tussen zwaarwegende niet-conformiteiten, niet-conformiteiten en aandachtspunten. Elk van deze niet-conformiteiten hebben een ander belang en leiden bijgevolg tot een ander gevolg. Mogelijke gevolgen zijn: - Het niet kunnen opmaken van de Verklaring van Overeenkomstigheid voor een bepaalde bouwplaats Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 5 of 86
20 januari 2016
-
De noodzaak tot het verlenen van bijkomende informatie / schriftelijke bewijzen De noodzaak tot het invoeren van corrigerende maatregelen De opschorting van het ATG-certificaat De intrekking van het ATG-certificaat ...
4. Controle op bouwplaatsen en desktopcontrole Jaarlijks vinden per ploeg in principe 4 bouwplaatscontroles plaats bij de installateur met een ATG-certificaat voor installateur ter verificatie van de correcte opvolging van de procedures, alsook de inzet van gekwalificeerd personeel en erkende uitrustingen. Er vindt op geregelde tijdstippen eveneens een databankcontrole plaats, waarbij de correctheid van het invullen van de gegevens in de databank wordt geverifieerd.
4.1 Aandachtspunten Aandachtspunten zijn specifieke vaststellingen op de bouwplaats die niet leiden tot het vaststellen van niet-conformiteiten, maar die niettemin de nodige aandacht verdienen. Het betreft o.a. bouwplaatsgebonden vaststellingen, zoals bijvoorbeeld: melding dat het gebouw nog volop in renovatie is, maar dat de noodzakelijke bepleisteringswerken van het binnenspouwblad nog zullen gebeuren tijdens deze renovatiewerken,.... Andere vaststellingen die kunnen gecatalogiseerd worden als ‘aandachtspunten’ worden hieronder uiteengezet. Deze opsomming is niet-exhaustief.
4.1.1 Niet luchtdicht binnenspouwblad in onbewoonde ruimtes Welke zijn de vaststellingen? Garage en/of (onbewoonde) binnenspouwblad.
zolder(toppen)
heeft/hebben
geen
luchtdicht
Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om deze vaststelling te beschouwen als een aandachtspunt? Cf. TV 246: “Het binnenspouwblad dient voldoende luchtdicht afgewerkt te zijn om te vermijden dat er vochtproblemen zouden ontstaan. De luchtdichtheid wordt gewoonlijk verzekerd door een bepleistering aan de binnenzijde van het binnenspouwblad. Wanneer het binnenspouwblad daarentegen uit zichtbaar gelaten metselwerk bestaat, wordt de luchtdichtheid in de regel gewaarborgd door een cementering aan de spouwzijde van het binnenspouwblad. In sommige gevallen is er enkel in de garage of de onbewoonde zolder(toppen) van het gebouw geen binnenbepleistering aanwezig. In voorkomend geval kunnen de gevels toch in aanmerking komen voor na-isolatie, voor zover men rekening houdt met het feit dat er bij een sterke blootstelling occasioneel vochtvlekken kunnen ontstaan aan de binnenzijde. Gelet op het gebruik van voornoemde ruimten, levert dit doorgaans echter weinig problemen op.” Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een aandachtspunt is?
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 6 of 86
20 januari 2016
Visuele vaststelling (en/of bevestiging van de bewoner van het pand) dat garage en/of (onbewoonde) zolder(toppen) geen luchtdicht binnenspouwblad heeft/hebben. Indien het echter gaat over bewoonde ruimte van het gebouw (of een deel ervan), dan zal deze vaststelling leiden tot een zwaarwegende niet-conformiteit (zie verder). De bewoonde ruimte wordt gedefinieerd als “ruimte dat deel uitmaakt van het beschermde volume van het gebouw en dus alle lokalen in een gebouw, inclusief de circulatieruimten, die men thermisch wil beschermen tegen warmteverliezen naar de buitenomgeving, naar de grond en naar naburige ruimten”.
4.1.2 Gevel is langer/hoger dan 12m (resp. 6m) zonder aanwezigheid van een uitzettingsvoeg Welke zijn de vaststellingen? Gevel bestaande uit metselwerk uit baksteen of natuursteen is langer of hoger dan 12m zonder dat er een (verticale of horizontale) uitzettingsvoeg is voorzien in het metselwerk. Gevel bestaande uit metselwerk uit granulaatbeton is langer of hoger dan 6m zonder dat er een (verticale of horizontale) uitzettingsvoeg is voorzien in het metselwerk. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om deze vaststelling te beschouwen als een aandachtspunt? Cf. TV 246: “Bij lange doorlopende gevels of geveldelen moeten er voldoende uitzettingsvoegen aanwezig zijn om de grotere thermische bewegingen van het metselwerk na het isoleren van de spouw op te vangen. Bij de bepaling van hun maximale tussenafstand dient men rekening te houden met het type metselwerk en de eventueel aanwezige gevelopeningen. De norm NBN EN 1996-2 en zijn nationale bijlage geven een overzicht van de tussenafstanden die aanbevolen worden voor nieuwe gebouwen en waarop men zich kan inspireren bij een risicoanalyse voor bestaande gebouwen waarin grotere tussenafstanden aangehouden werden. Bij bestaande gebouwen is de afstand tussen de uitzettingsvoegen vaak groter. Hoewel dit de na-isolatiewerken niet uitsluit, dient men in voorkomend geval wel rekening te houden met bijkomende thermische spanningen die aanleiding kunnen geven tot thermische scheurtjes in het gevelmetselwerk. Scheurtjes die het gevolg zijn van de verhinderde thermische beweging van het buitenspouwblad (bv. t.h.v. een aangestorte latei) kunnen zich na het isoleren meer beginnen af te tekenen ten gevolge van de sterkere thermische belastingen van het buitenspouwblad. Op deze plaatsen is de aanwezigheid van oordeelkundig geplaatste voegen nog belangrijker. Indien er extra voegen noodzakelijk zijn, dient men erop toe te zien dat de stabiliteit van het metselwerk verzekerd blijft. Bij nieuwe, hoge gebouwen kunnen er ook in verticale richting op regelmatige tussenafstanden uitzettingsmogelijkheden voorzien worden, die normaalgesproken aangevuld worden met een spouwonderbreking en –drainering.” Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een aandachtspunt is? Men stelt vast dat de gevel bestaande uit metselwerk uit baksteen of natuursteen langer of hoger is dan 12m zonder dat er een (verticale of horizontale) uitzettingsvoeg is voorzien in het metselwerk en zonder dat er een specifieke risicoanalyse is uitgevoerd voor de desbetreffende gevel dat aantoont dat het risico beperkt is. Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 7 of 86
20 januari 2016
Men stelt vast dat de gevel bestaande uit metselwerk uit granulaatbeton langer of hoger is dan 6m zonder dat er een (verticale of horizontale) uitzettingsvoeg is voorzien in het metselwerk en zonder dat er een specifieke risicoanalyse is uitgevoerd voor de desbetreffende gevel die aantoont dat het risico beperkt is.
4.1.3 Gevel afgewerkt met dampopen crepi Welke zijn de vastgestelde problemen? Het buitenspouwblad is bepleisterd met een dampopen crepi. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een aandachtspunt? Cf. TV 246: “Bij bepleisterde gevels dient men vóór de na-isolatie van de spouwmuur na te gaan of de bestaande bepleistering op het buitenspouwblad in goede staat verkeert, een goede hechting aan het onderliggende metselwerk vertoont en over voldoende dampdoorlatende eigenschappen beschikt. Bij bepleisterde buitenspouwbladen is het risico op thermische scheurtjes reëel. Dit risico neemt nog toe na de isolatie van de gevel.” Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een aandachtspunt is? Men stelt vast het buitenspouwblad bepleisterd is en men kan aantonen (via de technische fiche of via een test i.v.m. de diffusieweerstand, cf. de Künzelcriteria) dat deze bepleistering voldoende dampopen is. Wanneer de bepleistering een onvoldoende dampopenheid heeft, zal deze vaststelling zelfs leiden tot een zwaarwegende niet-conformiteit (zie verder).
4.1.4 Vaststelling van lokale fenomenen (kleine scheurtjes, waterlekken t.h.v. dakgoten, ...) t.h.v. het buitenspouwblad Welke zijn de vastgestelde problemen? Er zijn lokale fenomenen vast te stellen ter hoogte van het buitenspouwblad die niet meteen de geschiktheid van de spouwmuur voor uitvoering van na-isolatiewerken in het gedrang brengen, maar die niettemin (mogelijks) behandeld moeten worden. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een aandachtspunt? Cf. TV 246: “Gevels die tekenen van vochtschade vertonen, mogen niet zonder meer geïsoleerd worden. Gebrekkig hemelwaterafvoeren, dakranden en muurkappen moeten hersteld worden.” Cf. TV 246: “Gevels waarvan het buitenspouwblad aanzienlijke scheuren vertoont, moeten hersteld worden, zelfs wanneer er binnenshuis geen vochtdoorslag is.” Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een aandachtspunt is? Men stelt vast dat er minieme scheurtjes zichtbaar zijn in het buitenspouwblad, men heeft vastgesteld dat de oorzaak hiervan niet langer schade zal veroorzaken en men zal – indien noodzakelijk – het nodige doen opdat er via deze scheuren geen waterinfiltratie in de spouw kan gebeuren.
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 8 of 86
20 januari 2016
Men stelt vast dat er een lokale waterlek is t.h.v. een kapotte regenwaterafvoer, dakrand of muurkap. Men zal het nodige doen om dit euvel te verhelpen. Men stelt vast dat er lokaal (een) verweerde/uitgestoten voeg(en) aanwezig is/zijn, maar men heeft vastgesteld dat de oorzaak geen globalere schade zal veroorzaken, aangezien deze ondertussen verholpen is. Men zal het nodige doen opdat de geleden schade hersteld wordt. Indien de oorzaak van de vaststelling niet voor de hand ligt, niet lokaal van aard is en/of niet schriftelijk gemeld wordt aan de klant, zal deze vaststelling leiden tot een zwaarwegende niet-conformiteit (zie verder).
4.2 Niet-conformiteiten Niet-conformiteiten zijn vaststellingen die niet rechtstreeks een impact hebben op de evaluatie van de bouwplaats waar ze werden vastgesteld. Ze zijn eerder gelinkt aan administratieve en procedurele niet-conformiteiten dan aan technische niet-conformiteiten. Hoewel ze dus niet rechtstreeks een impact hebben op een bepaalde bouwplaats zal een overzicht van alle vastgestelde niet-conformiteiten worden bijgehouden per installateur en zal er op geregelde tijdstippen een expliciete communicatie van BCCA uit gedaan worden over de evolutie van de vastgestelde niet-conformiteiten. Op advies van de Certificatieraad “In-situ isolatie” van BCCA kunnen aan dit overzicht en de vastgestelde evolutie consequenties gekoppeld worden, o.a.: -
Noodzaak tot het stellen van een deadline waarin de corrigerende maatregelen tot effectieve resultaten moeten kunnen leiden, zodat er een gunstige evolutie van de vastgestelde niet-conformiteiten kan worden vastgesteld
-
Individuele bespreking bij BCCA tussen installateur en BCCA ter verbetering van de vastgestelde situatie
-
Opschorting / intrekking ATG-certificaat als problemen niet worden opgelost
Onderstaande opsomming is niet-exhaustief.
4.2.1 Uitvoeringsparameter – onvoldoende (tijdige) registratie van de opgemeten spouwbreedte Welke zijn de vastgestelde problemen? Op het werfverslag is de registratie van de spouwbreedte nog niet gedaan, terwijl men deze gevel reeds nageïsoleerd heeft of bezig is met naïsoleren. Op het werfverslag is de registratie van de spouwbreedte tijdig genoteerd, maar er zijn onvoldoende metingen uitgevoerd en/of geregistreerd. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Men kent onvoldoende het belang van de correcte registratie van de opgemeten spouwbreedten (1 meting per 10m² per gevel met minstens 3 metingen per gevel en verdubbeling van het aantal metingen wanneer er spouwbreedtes tussen 40mm en Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 9 of 86
20 januari 2016
50mm worden vastgesteld), waardoor men verkeerdelijk veronderstelt dat het voldoende is om na de werken geschatte waarden van de spouwbreedten te noteren, zolang men tijdens de meting maar gemeten heeft dat de spouwbreedte groter is dan 50mm. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? De niet-conformiteit kan worden vastgesteld per gevelvlak. Bij minerale wol dient de spouwbreedte van elk gevelvlak exact te worden nagemeten, aangezien deze metingen mede de basis vormen voor het uitvoeren van de zogenaamde na-calculatie. Bij de na-calculatie berekent men op basis van het opgemeten spouwvolume (in m³) per gevelvlak (op basis van de spouwbreedte per gevelvlak (in mm) en de geïsoleerde geveloppervlakte (in m²)) en op basis van het verbruikte isolatiemateriaal (in kg) de werkelijk gerealiseerde densiteit in de spouw (in kg/m³). Er bestaat een gekende correlatie tussen de gerealiseerde densiteit en de gerealiseerde lambda-waarde, waardoor de na-calculatie dienst doet als controle voor de gerealiseerde lambda-waarde van het uitgevoerde na-isolatiewerk. Bij alle isolatiematerialen dient de spouwbreedte van het gevelvlak voldoende nauwkeurig te worden opgemeten en geregistreerd om te kunnen nagaan of er is voldaan aan de noodzakelijke voorwaarde dat de gemiddelde spouw per gevelvlak minstens 50mm is. Cf. TV 246: “Bij een te geringe spouwbreedte bestaat het risico dat de spouw overbrugd zou worden door onregelmatigheden en verontreinigingen, zoals mortelresten. Daarnaast vertonen smallere spouwen het nadeel dat het, naargelang het type isolatieproduct en de kwaliteit van uitvoering van de spouw, moeilijker wordt om het isolatieproduct correct te verdelen, waardoor de isolatieprestaties kunnen verminderen. Bovendien neemt de warmteweerstand van de isolatielaag af naarmate de spouwbreedte kleiner wordt.” In alle gevallen is de traceerbaarheid van de correct uitgevoerde controle van de spouwbreedte en de al dan niet homogeniteit van de spouwbreedte per gevel van belang. Cf. TV 246: - “Per zone van 10m² wordt er een regel in één van de gelijkmatig over het geveloppervlak verdeelde vulopeningen aangebracht tot deze het binnenspouwblad raakt. Zodoende verkrijgt men de totale breedte van de spouw en het buitenspouwblad (tot op 1mm nauwkeurig), waarvan men vervolgens de dikte van het buitenspouwblad aftrekt. - Per gevelvlak moeten er minstens 3 dergelijke metingen uitgevoerd worden. - Wanneer tijdens de uitvoering van de metingen vernauwingen tussen 40mm en 50mm vastgesteld worden, dient men het aantal meetpunten te verdubbelen (1 meting per zone van 5m²). - De werken worden beschouwd als conform voor zover er in minder dan 20% van de metingen een spouwbreedte van minder dan 50mm vastgesteld wordt. De op deze punten gemeten spouwbreedte mag bovendien nooit kleiner zijn dan 40mm en het binnenoppervlak van een van beide spouwbladen moet afgestreken zijn. De gemiddelde spouwbreedte, bepaald aan de hand van alle voor het beschouwde gevelvlak uitgevoerde metingen, moet minstens 50mm bedragen.” Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 10 of 86
20 januari 2016
Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? Op het werfverslag is de registratie van de spouwbreedte nog niet gebeurd, terwijl men deze gevel reeds nageïsoleerd heeft of men bezig is met deze gevel na te isoleren en/of op het werfverslag is er onvoldoende registratie van de spouwbreedte per gevel. Bij gerede twijfel over het effectief uitvoeren van de spouwbreedte-metingen, zal dit zelfs leiden tot een zwaarwegende niet-conformiteit (zie verder).
4.2.2 Uitvoeringsparameter waterabsorptietest
–
onvoldoende
(tijdige)
registratie
van
de
Welke zijn de vastgestelde problemen? Op het werfverslag is de registratie van het resultaat van de waterabsorptieproef (bij MW) nog niet gebeurd, terwijl men reeds begonnen is aan de na-isolatiewerken. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Men kent onvoldoende het belang van de controle van de waterabsorptieproef vóór de start der werken en de registratie hiervan. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? De waterabsorptietest geeft een indicatie van het gedrag van het gebruikte lot aan MW-vlokken voor wat betreft de waterabsorptie. Hiervoor dienen vóór de eigenlijke start van de na-isolatiewerken op de desbetreffende bouwplaats 10 vlokken gelijkmatig over een wateroppervlak (in een bekerglas, emmer of dergelijke) worden verspreid, waarbij de vlokken voorzichtig uit de massa werden geplukt zonder te worden platgedrukt of platgeknepen. De vlokken dienen los op het wateroppervlak te zijn verdeeld en mogen niet boven elkaar liggen. Na 30 minuten moet worden beoordeeld of de vlokken nog drijven. Indien er een percentage van de vlokken is gezonken (op de bodem van het bekerglas, emmer of dergelijke ligt) of indien er een percentage vlokken inzinking vertoont (i.e. een zich gedeeltelijk boven en gedeeltelijk onder de waterspiegel bevindende vlok of een zwevende vlok), dan kan men vermoeden dat de vlokken onvoldoende waterafstotende eigenschappen bezitten. De waterafstotende (of beperkt waterabsorberende) eigenschappen van de MWvlokken zijn cruciaal voor de beperking van het risico op vochtdoorslag naar het binnenspouwblad. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? Op het werfverslag is de registratie van het resultaat van de waterabsorptieproef (bij MW) nog niet gedaan, terwijl men reeds begonnen is aan de na-isolatiewerken.
4.2.3 Uitvoeringsparameter – waterabsorptieproef is bij te sturen Welke zijn de vastgestelde problemen? De waterabsorptieproef wordt uitgevoerd, maar zij voldoet niet aan de gestelde voorwaarden: er wordt een prop MW-vlokken op het wateroppervlak gegooid; het Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 11 of 86
20 januari 2016
wateroppervlak is onvoldoende groot voor het aantal MW-vlokken dat men erop legt; het bekerglas/fles/emmer... dat men gebruikt is onvoldoende groot in diameter; de MW-vlokken zijn platgeknepen of platgedrukt;... Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Onzorgvuldigheid en/of onvoldoende kennis over de correcte uitvoering van de waterabsorptietest. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? De waterabsorptietest geeft een indicatie van het gedrag van het gebruikte lot aan MW-vlokken voor wat betreft de waterabsorptie. Hiervoor dienen vóór de eigenlijke start van de na-isolatiewerken op de desbetreffende bouwplaats 10 vlokken gelijkmatig over een wateroppervlak (in een bekerglas, emmer of dergelijke) worden verspreid, waarbij de vlokken voorzichtig uit de massa werden geplukt zonder te worden platgedrukt of platgeknepen. De vlokken dienen los op het wateroppervlak te zijn verdeeld en mogen niet boven elkaar liggen. Na 30 minuten moet worden beoordeeld of de vlokken nog drijven. Indien er een percentage van de vlokken is gezonken (op de bodem van het bekerglas, emmer of dergelijke ligt) of indien er een percentage vlokken inzinking vertoont (i.e. een zich gedeeltelijk boven en gedeeltelijk onder de waterspiegel bevindende vlok of een zwevende vlok), dan kan men vermoeden dat de vlokken onvoldoende waterafstotende eigenschappen bezitten. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? Men stelt vast dat de MW-vlokken op het wateroppervlak elkaar overlappen en/of men stelt vast dat de MW-vlokken zijn platgeknepen of platgedrukt.
4.2.4 Uitvoeringsparameter – waterabsorptieproef is uit te voeren op elke werf Welke zijn de vastgestelde problemen? Men voert de waterabsorptieproef niet uit op de bouwplaats zelf, maar in het atelier of op een vorige bouwplaats. Men ‘her’gebruikt een waterabsorptieproef, waarbij MW-vlokken van een andere batch/productiedatum wordt getest dan deze die op de bouwplaats gebruikt worden voor de eigenlijke na-isolatiewerken en/of MW-vlokken die men reeds op een andere locatie op het water heeft gelegd. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Onvoldoende besef van de consequenties bij een falende waterabsorptieproef. Men gaat ervan uit dat het voldoende is dat de fabrikant deze test reeds steekproefsgewijs heeft uitgevoerd tijdens de productie van de MW-vlokken, dat de installateur zelf deze test al steekproefsgewijs heeft uitgevoerd bij de ontvangst van de levering van de grondstoffen, dat de uitvoerders deze test diezelfde dag of de vorige dag reeds hebben gedaan tijdens het uitvoeren van een voorgaande bouwplaats,... Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit?
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 12 of 86
20 januari 2016
De waterabsorptietest geeft een indicatie van het gedrag van het gebruikte lot aan MW-vlokken voor wat betreft de waterabsorptie. Hiervoor dienen vóór de eigenlijke start van de na-isolatiewerken op de desbetreffende bouwplaats 10 vlokken gelijkmatig over een wateroppervlak (in een bekerglas, emmer of dergelijke) worden verspreid, waarbij de vlokken voorzichtig uit de massa werden geplukt zonder te worden platgedrukt of platgeknepen. De vlokken dienen los op het wateroppervlak te zijn verdeeld en mogen niet boven elkaar liggen. Na 30 minuten moet worden beoordeeld of de vlokken nog drijven. Indien er een percentage van de vlokken is gezonken (op de bodem van het bekerglas, emmer of dergelijke ligt) of indien er een percentage vlokken inzinking vertoont (i.e. een zich gedeeltelijk boven en gedeeltelijk onder de waterspiegel bevindende vlok of een zwevende vlok), dan kan men vermoeden dat de vlokken onvoldoende waterafstotende eigenschappen bezitten. De eenvoudige test, uit te voeren op het lot van grondstoffen dat men effectief zal gebruiken voor het uitvoeren van de na-isolatiewerken op de desbetreffende bouwplaats, kan grote financiële en andere schade voorkomen. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? Men voert de waterabsorptieproef niet uit op de bouwplaats zelf of men voert de waterabsorptieproef niet uit op het lot van grondstoffen dat men effectief zal gebruiken voor de eigenlijke na-isolatiewerken.
4.2.5 Uitvoeringsparameter – onvoldoende (tijdige) registratie van de controle van de machine-instellingen Welke zijn de vastgestelde problemen? Op het werfverslag is de registratie van het resultaat van de controle op de machineinstellingen nog niet gedaan, terwijl men reeds begonnen is aan de na-isolatiewerken. Men maakt gebruik van meerdere machines op dezelfde bouwplaats, maar men registreert slechts de instellingen van één van deze machines. Men maakt gebruik van een machine dat gebruik maakt van meerdere vulpistolen, maar men registreert slechts het resultaat van één van de gebruikte vulpistolen. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Men kent onvoldoende het belang van de noodzakelijke traceerbaarheid van de exacte controle van de machine-instellingen. Men neemt aan dat – in het geval waarbij er weinig instellingen kunnen gebeuren met de machine – er daarom geen ‘onvoldoende/ontoereikende/gebrekkige’ resultaten kunnen bekomen worden met de machine. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? In de technische goedkeuring ATG wordt steeds een bepaalde lambda-waarde gedeclareerd door de ATG-houder. De voorafgaande controle, uit te voeren a.d.h.v. een testbox of voorafgaande test (gewicht in testbox voor MW, bindmiddelenopbrengst voor EPS en celstructuur voor PUR), is bepalend voor de verificatie van de behaalde karakteristieken van het in te blazen/spuiten/gieten isolatieproduct in de spouwmuur. De voorafgaande testbox/test dient om op voorhand te kunnen aantonen dat het in-situ ingebrachte product zal voldoen aan de gestelde
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 13 of 86
20 januari 2016
vereisten in de ATG-tekst. Het exact bepaalde, specifieke resultaat geeft bovendien een verdere indicatie over de exacte, gerealiseerde lambda-waarde. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? Op het werfverslag is de registratie van het resultaat van de controle op de machineinstellingen nog niet (of onvolledig) gedaan, terwijl men reeds begonnen is aan de naïsolatiewerken. Bij gerede twijfel over het effectief (tijdig) uitvoeren van de voorafgaande controle(s) op de machine-instellingen zal dit zelfs leiden tot een zwaarwegende niet-conformiteit (zie verder).
4.2.6 Uitvoeringsparameter – endoscoop niet aanwezig Welke zijn de vastgestelde problemen? Er is geen endoscoop aanwezig op de bouwplaats tijdens de volledige uitvoering van de werken. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Men gaat ervan uit dat de gekwalificeerde inspecteur reeds het nodige endoscopisch onderzoek heeft uitgevoerd en men is er zich onvoldoende bewust van dat de gekwalificeerde uitvoerders ook een grote rol spelen bij het endoscopisch nazicht van de spouw. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? Het gebruik van een endoscoop tijdens de uitvoering van de werken is noodzakelijk om o.a. volgende vaststellingen te kunnen doen, die mogelijks niet tijdens de voorafgaande inspectie gebeurd zijn wegens te weinig boorgaten: o Puin in de spouw o Doorlopen van tussenvloerplaten, lintelen,… en dus plaatselijke afsluitingen van de spouw o Verificatie op doorlopen van de spouw naar naburige gevelvlakken die niet mee nageïsoleerd worden o Localisatie van plaatselijke vernauwingen in de spouw o Aanwezigheid van spouwankers en staat van deze spouwankers (corrosie?) o ... Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? Er is tijdens de controle van BCCA geen endoscoop aanwezig op de bouwplaats.
4.2.7 Uitvoeringsparameter – endoscoop niet bruikbaar Welke zijn de vastgestelde problemen? De batterij van de aanwezige endoscoop is plat. Het lampje van de endoscoop is stuk. De endoscoop voldoet niet aan de vereisten dat hij in de dwarsrichting in de spouw moet kunnen kijken en/of voor voldoende sterke verlichting moet zorgen opdat de spouw tot ongeveer 50cm ver kan geïnspecteerd worden. Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 14 of 86
20 januari 2016
Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Onvoldoende reserve-batterijen bij om opgebruikte batterijen te kunnen vervangen. Onvoldoende reserve-lampjes bij om kapotte lampjes te kunnen vervangen. Onvoldoende aandacht bij aankoop van de endoscoop aan de gestelde vereisten i.v.m. mogelijkheid om in dwarsrichting te kunnen kijken en om ver genoeg te kunnen kijken. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? Het gebruik van een endoscoop tijdens de uitvoering van de werken is noodzakelijk om o.a. volgende vaststellingen te kunnen doen, die mogelijks niet tijdens de voorafgaande inspectie gebeurd zijn wegens te weinig boorgaten: o Puin in de spouw o Doorlopen van tussenvloerplaten, lintelen,… en dus plaatselijke afsluitingen van de spouw o Verificatie op doorlopen van de spouw naar naburige gevelvlakken die niet mee nageïsoleerd worden o Localisatie van plaatselijke vernauwingen in de spouw o Aanwezigheid van spouwankers en staat van deze spouwankers (corrosie?) o ... Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? Tijdens de controle terplaatse stelt men vast dat men de endoscoop niet naar behoren kan gebruiken omdat hij niet voldoet aan de gestelde vereisten, omdat de batterij plat is, omdat het lampje stuk is,...
4.2.8 Uitvoeringsparameter – grondstoffen zijn onvoldoende traceerbaar op de bouwplaats Welke zijn de vastgestelde problemen? Het batchnummer en/of de leverancier van de gebruikte producten is onbekend op de bouwplaats, maar kan wel achterhaald worden via telefonisch contact met het atelier van de installateur. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? PUR-componenten en EPS-componenten worden veelal in grotere IBC’s aangeleverd. Om deze producten te vervoeren naar de uit te voeren bouwplaats wordt er materiaal vanuit de grotere IBC’s overgetapt naar kleinere vaten. Bij dit ‘overtappen’ van grondstoffen noteert men op het kleinere vat geen enkele specificatie van de overgetapte grondstof. Ook op het werfverslag, dat op de bouwplaats verder ingevuld dient te worden, wordt geen enkele specificatie van de te gebruiken grondstof genoteerd. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? Een ATG-certificaat voor installateur geldt slechts voor een bepaald systeem/product. De te respecteren karakteristieken om met dit systeem/product op een correcte wijze de na-isolatiewerken te kunnen uitvoeren, zijn opgenomen in de technische Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 15 of 86
20 januari 2016
goedkeuring ATG en zijn uitsluitend correct voor de in deze ATG vermelde (combinatie van) grondstoffen. De leverancier van de gebruikte grondstoffen levert dus cruciale informatie op. Het batchnummer van de gebruikte grondstoffen is cruciaal om de traceerbaarheid van de grondstoffen te kunnen garanderen, voor het geval er later een probleem zou blijken te zijn met de gebruikte grondstoffen. Ook de houdbaarheidsdatum van de grondstoffen is een cruciaal gegeven, omdat deze enerzijds gelinkt is aan het batchnummer van de gebruikte grondstof en anderzijds aan de specificaties zoals vermeld in de technische goedkeuring ATG. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? Op de bouwplaats kan op geen enkele manier (noch via een etiket op het vat, noch via registratie op het bijbehorende werfverslag) vastgesteld worden wat het batchnummer is en wie de leverancier is van de gebruikte grondstoffen. Na telefonisch contact met het atelier kan men wel achterhalen welke grondstof exact er werd gebruikt op de desbetreffende bouwplaats. Bij gerede twijfel over de werkelijke leverancier van de gebruikte grondstoffen kan dit zelfs leiden tot een zwaarwegende niet-conformiteit (zie verder).
4.2.9 Uitvoeringsparameter – onvoldoende grondstofcontrole Welke zijn de vastgestelde problemen? Tijdens de uitvoering van de werken wordt vastgesteld dat de labels/etiketten op de grondstoffen (MW zakken, EPS- of PUR-vaten) onleesbaar zijn of eenvoudigweg ontbreken. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Er is een fout opgetreden tijdens de productie van de MW-grondstof. Aangezien er veelal geleverd wordt o.v.v. x-tal zakken per pallet wordt tijdens de levering van de grondstoffen onvoldoende aandacht besteed aan de controle van deze labels op elke individuele zak en wordt meer aandacht besteed aan de geleverde kwantiteit. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? De labels op de MW-zakken garanderen de traceerbaarheid van de grondstof en melden productiedatum, productielijn,... Indien er later een probleem zou blijken te zijn met de grondstof is het label een cruciaal gegeven om de oorzaak van dit probleem te kunnen achterhalen. Bovendien is het voor bouwplaatsen die worden uitgevoerd met MW-vlokken noodzakelijk om per zak een label bij te houden als unieke identificatie van de gebruikte MW bij de uitvoering van de na-isolatiewerken. Op basis van het aantal labels (en dus het aantal gebruikte zakken) en op basis van de opgemeten en geregistreerde spouwbreedte en geveloppervlakte per gevel dient er een nacalculatie te worden uitgevoerd om een inschatting te bekomen van de werkelijk gerealiseerde densiteit in de spouw. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? Tijdens de uitvoering van de werken met MW wordt vastgesteld dat de labels op de MW-zakken onleesbaar zijn of eenvoudigweg ontbreken. Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 16 of 86
20 januari 2016
4.2.10 Uitvoeringsparameter – geen adequaat werfverslag voorhanden Welke zijn de vastgestelde problemen? De template van het werfverslag dat wordt ingevuld, bevat niet alle noodzakelijke verificaties, data,... Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Men hecht onvoldoende belang aan detail-traceerbaarheid van de uitgevoerde werken. Men neemt aan dat bepaalde gegevens impliciet verondersteld moeten worden, of dat het ‘logisch’ is dat men bepaalde zaken doet/respecteert zonder dat men dit expliciet dient te noteren. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? Noodzakelijke registraties op een werfverslag omvatten: o Naam + adres van gecertificeerde installateur o Naam van gekwalificeerde uitvoerder (voluit geschreven) o Adres van de bouwplaats o Datum van uitvoering (incl. uur van aankomst en vertrek) o Aanwezigheid kopie van verslag van voorafgaande inspectie + naam van gekwalificeerde inspecteur (voluit geschreven) + bevestiging dat werf conform de inhoud van het verslag werd aangetroffen (of dat de gekwalificeerde inspecteur expliciet gecontacteerd werd) o Naam van gebruikt systeem (+ leverancier van de grondstoffen + batch- of lotnummers van de gebruikte grondstoffen, incl. houdbaarheidsdatum van de grondstoffen – indien van toepassing) o Unieke identificatie van de gebruikte machine(s) (incl. type machine, serienummer, nummer vrachtwagen,...) o Per gevel: geïsoleerde oppervlakte (in m²) + alle registraties van de noodzakelijke metingen van de spouwbreedte (in mm) + berekening van gemiddelde spouwbreedte (in mm) o Effectief toegepaste boordiameter (in mm) en diameter vulpistool (in mm) + effectief toegepast boorpatroon (in cm) o Omgevingstemperatuur (in °C) o Resultaten van alle controleactiviteiten: verschillende controles van de machine-instellingen, waterabsorptietest (bij MW),... o Bevestiging dat controle dmv endoscoop werd uitgevoerd o Na-calculatie (bij MW) + bevestiging dat de unieke labels van de MW-zakken worden bijgehouden in het specifieke dossier van deze bouwplaats o Eventuele bijkomende opmerkingen/werken nog uit te voeren door de opdrachtgever o Bevestiging dat de werf werd uitgevoerd conform STS 71-1 Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? De template van het werfverslag dat wordt ingevuld, bevat niet de mogelijkheid om alle bovenvermelde items adequaat te registreren.
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 17 of 86
20 januari 2016
4.2.11 Uitvoeringsparameter – foutieve informatie op het werfverslag Welke zijn de vastgestelde problemen? Men noteert informatie op het werfverslag dat niet overeenkomt met de werkelijke uitvoering/specificaties van de werken. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Menselijke fout waarbij men verkeerde informatie overneemt op het verslag: bv. facturatie-adres van de klant i.p.v. adres van de bouwplaats. Op kantoor reeds voorafgaand aan de werken invullen van bepaalde data op het werfverslag ter administratieve verlichting van de gekwalificeerde uitvoerders op de bouwplaats: bv. naam van de gekwalificeerde uitvoerder, aanduiding van de gebruikte machine, aanduiding van een product/systeem,...; waarbij men vergeet deze data aan te passen bij latere wijzigingen. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? Een werfverslag dient de weergave te zijn van de werkelijk uitgevoerde naisolatiewerken. Dit bevordert zowel de traceerbaarheid van de uitgevoerde werken als de (interne) evaluatie van de uitgevoerde werken. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? Er worden terplaatse bepaalde vaststellingen gedaan die men nadien niet terugvindt op het gefinaliseerde werfverslag. Een niet-conformiteit wordt vastgesteld als geen van deze vaststellingen te klasseren zijn als een zwaarwegende niet-conformiteit. In het andere geval leidt dit tot een zwaarwegende niet-conformiteit (zie verder).
4.2.12 Uitvoeringsparameter – geen of onvoldoende registratie van na-calculatie op het werfverslag Welke zijn de vastgestelde problemen? Men registreert de na-calculatie van de uitgevoerde werken (MW) niet op het werfverslag. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? De na-calculatie wordt vaak gedaan door andere personen dan de gekwalificeerde uitvoerders op de werven die instaan voor de effectieve uitvoering van de werken. Men vergeet bijgevolg deze controle bij te noteren op het desbetreffende werfverslag (dat tevens opgeladen wordt in het BCCA extranet). Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? De na-calculatie van een bouwplaats dat werd nageïsoleerd met MW is van belang voor de verificatie van o.a. de bepaling van de thermische prestaties en de werkelijk geïnstalleerde densiteit van de MW in de spouw. Bij de na-calculatie berekent men op basis van het opgemeten spouwvolume per gevelvlak (in m³) (op basis van de spouwbreedte per gevelvlak en de geïsoleerde geveloppervlakte (in m²)) en op basis
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 18 of 86
20 januari 2016
van het verbruikte isolatiemateriaal (in kg) de werkelijk gerealiseerde densiteit in de spouw (in kg/m³). Op elke bouwplaats dient een voldoende grote, maar niet té grote densiteit gerealiseerd te zijn, conform de richtlijnen in de technische goedkeuring ATG. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? Het gefinaliseerde werfverslag bevat geen registratie/berekening van de na-calculatie van de uitgevoerde werken met MW. Dit gefinaliseerde verslag dient ook integraal te worden opgeladen in het BCCA extranet. Wanneer vastgesteld wordt dat de na-calculatie niet voldoet aan de vereisten, opgesteld door de desbetreffende ATG-houders, dan zal dit leiden tot een zwaarwegende niet-conformiteit (zie verder).
4.2.13 Uitvoeringsparameter – machine is niet voorzien van unieke identificatie Welke zijn de vastgestelde problemen? De machine(onderdelen) zijn niet voorzien van een unieke (leesbare) identificatie. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Gezien de grootte van de meeste installateurs heeft men zelf intern een goed zicht op het aantal machines dat men gebruikt en heeft men niet specifiek nood aan een unieke identificatie om een bepaalde machine (of machineonderdeel) te kunnen identificeren. Bovendien zijn bepaalde machines vaak permanent geïnstalleerd in een vrachtwagen met een bepaalde nummerplaat, waardoor de zin van een unieke identificatie van de machine zelf de installateur ontgaat. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? De scope van het ATG-certificaat voor installateurs omvat bepaalde, vooraf bekende machine(onderdelen) waarmee men de na-isolatiewerken mag uitvoeren. Om te kunnen nagaan of er wijzigingen zijn opgetreden, dient elke machine(onderdeel) uniek identificeerbaar te zijn. De nummerplaat van de vrachtwagen waarin de machine zich bevindt, is onvoldoende, aangezien men steeds de mogelijkheid heeft om de machine te verplaatsen naar een andere vrachtwagen. Ook wanneer men effectief – bij panne van een bepaalde vrachtwagen of vervanging van een bepaalde vrachtwagen – de machine wenst te verplaatsen, kan met behulp van de unieke identificatie van de machine zelf nagegaan worden of de machine effectief behoort tot de scope van de ATG-certificatie. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? De machine(onderdelen) zijn niet voorzien van een unieke identificatie: bv. plaatje met notatie van serienummer ontbreekt,... In het geval er echter gerede twijfel bestaat dat de desbetreffende machine niet erkend is onder het ATG-certificaat zal dit zelfs leiden tot een zwaarwegende niet-conformiteit (zie verder).
4.2.14 Uitvoeringsparameter – naam van gekwalificeerde uitvoerder onvoldoende duidelijk
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 19 of 86
20 januari 2016
Welke zijn de vastgestelde problemen? Op het werfverslag geeft men een interne identificatie aan elke gekwalificeerde uitvoerder in dienst van de desbetreffende installateur. Vaak wordt dit gedaan met behulp van de initialen van deze persoon. Op het werfverslag noteert men slechts de voornaam van de gekwalificeerde uitvoerder, of de eerste letter van de voornaam en de achternaam,... Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Verkorte schrijfwijze en verlichting van de administratieve last. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? Als extern controleorganisme is het onmogelijk om initialen, voornamen,... te koppelen aan één bepaalde persoon, waardoor het niet altijd mogelijk is om éénduidig vast te stellen of de persoon die de uitvoering doet effectief een gekwalificeerde uitvoerder is. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? Op het werfverslag wordt de gekwalificeerde uitvoerder aangeduid via zijn initialen, voornaam of andere verkorte notatie. Wanneer er gerede twijfel bestaat over de kwalificaties van uitvoerend personeel kan dit zelfs leiden tot een zwaarwegende nietconformiteit (zie verder).
4.2.15 Inspectie – onvoldoende detaillering van de opmeting van de te isoleren oppervlakte Welke zijn de vastgestelde problemen? Op het voorafgaand inspectieverslag, op het werfverslag en/of via opgave in de BCCA databank wordt een totaaloppervlakte van de te isoleren gevels gegeven voor de volledige woning. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende gevels, noch wordt er het onderscheid gemaakt tussen ‘bruto oppervlakte’ (i.e. zonder aftrek van gevelopeningen groter dan 0,5m²) en ‘netto oppervlakte’ (i.e. inclusief aftrek van gevelopeningen groter dan 0,5m²). Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Men heeft de indruk dat voldoende detaillering een grotere administratieve last met zich mee zou brengen. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? De spouwbreedte dient per gevel gemeten te worden, waarbij het aantal noodzakelijke metingen afhangt van de grootte van het te isoleren geveloppervlak. Cf. TV 246: - “Per zone van 10m² wordt er een regel in één van de gelijkmatig over het geveloppervlak verdeelde vulopeningen aangebracht tot deze het binnenspouwblad raakt. Zodoende verkrijgt men de totale breedte van de spouw en het buitenspouwblad (tot op 1mm nauwkeurig), waarvan men vervolgens de dikte van het buitenspouwblad aftrekt. Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 20 of 86
20 januari 2016
- Per gevelvlak moeten er minstens 3 dergelijke metingen uitgevoerd worden. - Wanneer tijdens de uitvoering van de metingen vernauwingen tussen 40mm en 50mm vastgesteld worden, dient men het aantal meetpunten te verdubbelen (1 meting per zone van 5m²).” Bij discussie over een conforme uitvoering van een bepaald gevelvlak is het noodzakelijk om de details te kennen over de effectief te isoleren oppervlakte van dit gevelvlak. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? Op het voorafgaand inspectieverslag, op het werfverslag en/of via opgave in de BCCA databank wordt een totaaloppervlakte van de te isoleren gevels gegeven voor de volledige woning i.p.v. de geveloppervlakte per gevelvlak. Wanneer vastgesteld wordt dat de vermelde geveloppervlakte sterk (i.e. meer dan 5%) verschilt van de werkelijk geïsoleerde geveloppervlakte, zal dit leiden tot een zwaarwegende niet-conformiteit (zie verder).
4.2.16 Inspectie – geen adequaat inspectieverslag voorhanden Welke zijn de vastgestelde problemen? De template van het voorafgaand inspectieverslag dat wordt ingevuld, bevat niet alle noodzakelijke verificaties, data,... Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Men hecht onvoldoende belang aan detail-traceerbaarheid van de uitgevoerde werken. Men neemt aan dat bepaalde gegevens impliciet verondersteld moeten worden, of dat het ‘logisch’ is dat men bepaalde zaken doet/respecteert zonder dat men dit expliciet dient te noteren. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? Noodzakelijke registraties op een voorafgaand inspectieverslag omvatten: o Naam + adres van gecertificeerde installateur o Naam van gekwalificeerde inspecteur (voluit geschreven) o Adres van de bouwplaats o Datum van uitvoering van voorafgaande inspectie o Per gevel: te isoleren oppervlakte (in m²) + gefundeerde inschatting van gemiddelde spouwbreedte (in mm) o Resultaten van alle controleactiviteiten: Terreinruwheidscategorie (incl. maximale hoogte gevel) Binnenklimaatklasse Specificaties gevelmetselwerk (‘open/gesloten’ structuur) Specificaties gevelsteen (type, vorstschade, afschilfering,...) Specificaties gevelafwerking (type, dampopenheid, staat,...) Specificaties stelmortel (vorstschade, zwelling, scheurtjes,...) Specificaties voegmortel (vorstschade, uitgestoten voegen,...) Aanduiding vochtproblemen, scheuren,... Controle luchtdichtheid binnenspouwblad
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 21 of 86
20 januari 2016
o o o o
Controle luchtspouw (properheid, aanwezigheid contactbruggen, aanwezigheid + staat spouwankers,...) Controle op aanwezigheid rolluiken (afdichting nodig?), kanalen/leidingen doorheen de spouw (afdichting nodig?), andere openingen in spouwbladen (afdichting nodig?),... Controle op te dichten stootvoegen (verluchting) Controle op spouwafsluiting aan bovenzijde Controle op nabijheid van een schouw/rookgasafvoeren/... Bevestiging dat controle d.m.v. endoscoop werd uitgevoerd Controle op bereikbaarheid van de gevels Eventuele bijkomende opmerkingen/werken nog uit te voeren door de opdrachtgever Bevestiging dat de werf kan worden uitgevoerd conform STS 71-1 en dat de spouwmuren geschikt zijn bevonden voor na-isolatie van spouwmuren
Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? De template van het inspectieverslag dat wordt ingevuld, bevat niet de mogelijkheid om alle bovenvermelde items adequaat te registreren. Deze veronachtzaming heeft in het desbetreffende geval niet geleid tot het geschikt verklaren van spouwmuren voor na-isolatie wanneer deze spouwmuren in werkelijkheid niet geschikt zijn (zonder het nemen van de nodige maatregelen). In het andere geval betreft het een zwaarwegende niet-conformiteit (zie verder).
4.2.17 Inspectie – inspectieverslag onvolledig en/of incorrect ingevuld Welke zijn de vastgestelde problemen? De inhoud van het voorafgaand inspectieverslag is niet correct in vergelijking met de werkelijke toestand van het gebouw (bv. scheuren aanwezig, gevelafwerking aanwezig,...) en noodzaakt de gekwalificeerde uitvoerder om contact op te nemen met de gekwalificeerde inspecteur. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Onvoldoende grondige analyse. De job van gekwalificeerde inspecteur wordt ook vaak gecombineerd met de job van ‘verkoper’, waardoor bepaalde vaststellingen niet vermeld worden. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? De voorafgaande inspectie dient om de geschiktheid van de spouwmuur te evalueren ter verificatie of de spouwmuur in aanmerking komt om na te isoleren. Deze evaluatie dient uitgevoerd te worden door iemand die daarvoor de nodige kwalificaties heeft en dus de nodige kennis, m.n. de gekwalificeerde inspecteur. Hoewel tijdens de uitvoering de gekwalificeerde uitvoerder zelf ook een evaluatie van het gebouw dient te doen, is de kennis die hij hiervoor nodig heeft beperkter en minder diepgaand. Ook al dient deze persoon een algemene kennis te hebben om na te gaan of de spouwmuur effectief geschikt is voor na-isolatie, is het niet aan hem om de finale beslissing te nemen over het al dan niet uitvoeren van de werken. Hij dient zich hiervoor ook grotendeels te baseren op het Verslag van Voorafgaande Inspectie die door de gekwalificeerde inspecteur is opgesteld. Hij moet er m.a.w. dan ook op
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 22 of 86
20 januari 2016
kunnen vertrouwen dat alle informatie zich in dit verslag bevindt en dat deze informatie ook correct is. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? Tijdens de controle op de bouwplaats en/of tijdens de uitvoering van de werken wordt vastgesteld dat de inhoud van het voorafgaand inspectieverslag niet correct is of onvolledig is in vergelijking met de werkelijke toestand van het gebouw (bv. scheuren aanwezig, gevelafwerking aanwezig,...). Enkel de verschillen die effectief een invloed kunnen hebben op de al dan niet geschiktheid van de spouwmuur voor na-isolatie komen in aanmerking voor de vaststelling van een niet-conformiteit. Deze veronachtzaming heeft in het desbetreffende geval echter niet geleid tot het geschikt verklaren van spouwmuren voor na-isolatie wanneer deze spouwmuren in werkelijkheid niet geschikt zijn (zonder het nemen van de nodige maatregelen). In het andere geval betreft het een zwaarwegende niet-conformiteit (zie verder).
4.2.18 Inspectie – inspectieverslag niet of slechts deels aanwezig op de bouwplaats Welke zijn de vastgestelde problemen? De gekwalificeerde uitvoerders hebben geen beschikking over het Verslag van Voorafgaande Inspectie of hebben slechts de beschikking over het besluit/korte samenvatting van het volledige Verslag van Voorafgaande Inspectie. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Om de leesbaarheid te verhogen en om de administratieve last van het uitvoerend personeel te verlichten, wordt het volledige Verslag van Voorafgaande Inspectie ‘in het net’ (en/of digitaal) samengevat door het administratief personeel van het bedrijf en bevat nog slechts het besluit van de volledige evaluatie of een verkorte samenvatting. Soms gaat men ervan uit dat de gekwalificeerde inspecteur zijn werk volledig goed heeft uitgevoerd, dat er sinds de evaluatie geen wijzigingen meer zijn opgetreden aan het bouwwerk en dat het uitvoerend personeel zelf niet geschikt is voor de grondige evaluatie van het gebouw, waardoor hij dus ook geen nood zou hebben aan het Verslag van Voorafgaande Inspectie. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? De voorafgaande inspectie dient om de geschiktheid van de spouwmuur te evalueren ter verificatie of de spouwmuur in aanmerking komt om na te isoleren. Deze evaluatie dient uitgevoerd te worden door iemand die daarvoor de nodige kwalificaties heeft en dus de nodige kennis, m.n. de gekwalificeerde inspecteur. Dit betekent echter niet dat de gekwalificeerde uitvoerder niet verantwoordelijk is om na te gaan of alle gedane vaststellingen door de gekwalificeerde inspecteur overeenkomen met de werkelijkheid van het gebouw dat zij zullen na-isoleren: ofwel doordat de gekwalificeerde inspecteur zijn werk onvoldoende correct heeft gedaan, ofwel doordat er vaststellingen worden gedaan die door de gekwalificeerde inspecteur niet gedaan konden worden tijdens de voorafgaande inspectie, ofwel doordat er sinds de evaluatie bepaalde veranderingen zijn opgetreden aan het gebouw,... Om dit te kunnen doen, heeft hij echter de beschikking nodig over het volledige (en leesbare) Verslag van Voorafgaande Inspectie die door de gekwalificeerde inspecteur is opgesteld. Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 23 of 86
20 januari 2016
Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? De gekwalificeerde uitvoerders op de werf beschikken niet over een Verslag van Voorafgaande Inspectie (of over een onleesbare kopie of slechts over een zeer korte samenvatting van het volledige verslag), zodat zij geen basisdocument hebben om na te gaan of deze voorafgaande inspectie volledig en correct is uitgevoerd t.o.v. de werkelijkheid van het gebouw waar zij zich voor geplaatst zien. Deze veronachtzaming heeft in het desbetreffende geval niet geleid tot het uitvoeren van de na-isolatie van spouwmuren die in feite niet geschikt zijn voor na-isolatie (zonder het nemen van de nodige maatregelen). In het andere geval betreft het een zwaarwegende niet-conformiteit (zie verder).
4.2.19 Inspectie – inspectieverslag niet volledig aanwezig in de databank Welke zijn de vastgestelde problemen? Het Verslag van Voorafgaande Inspectie dat wordt opgeladen in het BCCA extranet bevat slechts het besluit of een verkorte samenvatting van de effectief uitgevoerde voorafgaande inspectie. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Om de leesbaarheid te verhogen, wordt het volledige Verslag van Voorafgaande Inspectie ‘in het net’ samengevat door het administratief personeel van het bedrijf. Om de administratieve last van dit personeel te verlichten, neemt men het besluit van de volledige evaluatie of een verkorte samenvatting ervan over alvorens dit verslag op te laden in het BCCA extranet. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? De voorafgaande inspectie dient om de geschiktheid van de spouwmuur te evalueren ter verificatie of de spouwmuur in aanmerking komt om na te isoleren. Als extern controleorganisme is het noodzakelijk dat de volledige inhoud van het verslag kan nagegaan worden om te kunnen verifiëren of het Verslag van Voorafgaande Inspectie rekening houdt met alle te controleren items, of het verslag correct werd ingevuld (in vergelijking met de werkelijkheid tijdens de uitvoering van de werken bij een eventuele steekproefsgewijze controle op de werf),... Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? Het Verslag van Voorafgaande Inspectie dat wordt opgeladen in het BCCA extranet bevat slechts het besluit of een verkorte samenvatting van de effectief uitgevoerde voorafgaande inspectie. Indien er gerede twijfel bestaat over het feit of er wel degelijk een voorafgaande inspectie is uitgevoerd en of dit gebeurde door een gekwalificeerde inspecteur, zal deze vaststelling zelfs leiden tot een zwaarwegende niet-conformiteit (zie verder).
4.2.20 Inspectie – naam van gekwalificeerde inspecteur onvoldoende duidelijk Welke zijn de vastgestelde problemen?
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 24 of 86
20 januari 2016
Op het Verslag van Voorafgaande Inspectie geeft men een interne identificatie aan elke gekwalificeerde inspecteur in dienst van de desbetreffende installateur. Vaak wordt dit gedaan met behulp van de initialen van deze persoon. Op het Verslag van Voorafgaande Inspectie noteert men slechts de voornaam van de gekwalificeerde inspecteur, of de eerste letter van de voornaam en de achternaam,... Op het Verslag van Voorafgaande Inspectie noteert men niet de naam van de persoon die de voorafgaande inspectie heeft uitgevoerd. Er wordt echter wel een naam ingegeven op het BCCA extranet. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Verkorte schrijfwijze en verlichting van de administratieve last in de eerste 2 gevallen. Vergetelheid in het laatste geval. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? Als extern controleorganisme is het onmogelijk om initialen, voornamen,... te koppelen aan één bepaalde persoon, waardoor het niet altijd mogelijk is om éénduidig vast te stellen of de persoon die de inspectie heeft uitgevoerd effectief een gekwalificeerde inspecteur is. In het geval er geen naam wordt genoteerd op het eigenlijke verslag is het onmogelijk om na te gaan of de persoon die opgegeven wordt via het BCCA extranet effectief de persoon is die de voorafgaande inspectie heeft uitgevoerd. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? Op het Verslag van Voorafgaande Inspectie wordt de gekwalificeerde inspecteur aangeduid via zijn initialen, voornaam of andere verkorte notatie. Op het Verslag van Voorafgaande Inspectie staat geen naam van gekwalificeerde inspecteur, maar in het BCCA extranet wordt wel een naam gemeld. Bij gerede twijfel over de kwalificaties van de persoon die de voorafgaande inspectie heeft uitgevoerd, zal dit zelfs leiden tot een zwaarwegende niet-conformiteit (zie verder).
4.2.21 Inspectie – andere gekwalificeerde inspecteur dan vermeld Welke zijn de vastgestelde problemen? In de databank en/of het Verslag van Voorafgaande Inspectie noteert men een andere naam bij de gekwalificeerde inspecteur dan de naam van de persoon die effectief de voorafgaande inspectie heeft uitgevoerd. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? De verslagen van voorafgaande inspectie worden intern in sommige bedrijven nog eens administratief gescreend vooraleer zij opgeladen worden in het BCCA extranet. In deze gevallen noteert men soms de naam van het controlepersoneel als gekwalificeerde inspecteur i.p.v. de naam van de persoon die effectief de voorafgaande inspectie heeft uitgevoerd. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 25 of 86
20 januari 2016
Het is belangrijk om te kunnen nagaan welke persoon effectief de voorafgaande inspectie heeft uitgevoerd. Enerzijds om te kunnen nagaan of deze persoon over de benodigde kwalificaties beschikt. Anderzijds om een statistische evaluatie te kunnen doen van het geleverde werk door deze personen. Indien alleen het controlepersoneel en/of hoofdverantwoordelijke elk Verslag Van Voorafgaande Inspectie ondertekent, is er geen traceerbaarheid meer van de persoon die de voorafgaande inspectie effectief heeft uitgevoerd, noch over de kwalificaties van deze persoon. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? Op de bouwplaats wordt bevestigd dat de persoon die de voorafgaande inspectie heeft uitgevoerd niet dezelfde persoon als degene die wordt gemeld op het Verslag van Voorafgaande Inspectie en/of in het BCCA extranet. Afgaand op het aantal Verslagen van Voorafgaande Inspectie die op naam staan van één bepaalde persoon is het quasi onmogelijk dat deze persoon effectief heeft ingestaan voor de uitvoering van elk van deze voorafgaande inspecties. Bij gerede twijfel over de kwalificaties van de persoon die de voorafgaande inspectie heeft uitgevoerd, zal dit zelfs leiden tot een zwaarwegende niet-conformiteit (zie verder).
4.2.22 Planning – niemand aanwezig op de bouwplaats Welke zijn de vastgestelde problemen? Bij aankomst van de BCCA inspecteur op de bouwplaats voor een onaangekondigde, steekproefsgewijze controle blijkt dat er niemand aanwezig is op de bouwplaats. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Laattijdige wijziging van de planning door externe factoren zoals: klant belt af, machine is niet beschikbaar voor uitvoering van de werken door reparatie/..., gekwalificeerde uitvoerder is niet beschikbaar voor uitvoering van de werken door ziekte/... Vergetelheid om de oorspronkelijke planning in het BCCA extranet te wijzigen bij interne wijziging van de planning en/of vergeten om een mail te sturen naar
[email protected] bij laattijdige wijziging. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? Het behoud van het ATG-certificaat hangt af van de toezichtscontrole dat BCCA uitvoert op het respect en de hantering van de noodzakelijke vereisten en richtlijnen door de installateur. Hiertoe behoort o.a. de steekproefsgewijze controle tijdens uitvoering van de werken en dit in principe jaarlijks 4 maal per ploeg. Bij ongemelde (laattijdige) wijzigingen in de planning zal een BCCA inspecteur mogelijks de verplaatsing doen naar de desbetreffende bouwplaats, hoewel de toezichtscontrole niet zal kunnen plaatsvinden doordat er op dat moment geen werken worden uitgevoerd. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? Bij aankomst van de BCCA inspecteur op de bouwplaats voor een onaangekondigde, steekproefsgewijze controle blijkt dat er niemand aanwezig is op de bouwplaats. Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 26 of 86
20 januari 2016
Bovendien werd een eventuele laattijdige planningswijziging door de installateur evenmin gesignaleerd via mail (
[email protected]) of rechtstreeks via het BCCA extranet. Bij herhaaldelijke vaststelling van dit fenomeen zal dit zelfs leiden tot een zwaarwegende niet-conformiteit (zie verder).
4.2.23 Planning – andere erkende machine aanwezig Welke zijn de vastgestelde problemen? Tijdens de uitvoering van de werken stelt men vast dat er een andere erkende machine aanwezig is dan degene die is aangemeld via het BCCA extranet. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Onvoldoende besef dat deze aanpassing wel degelijk invloed kan hebben op de planning van de BCCA inspecteurs, alsook beperking van de eigen administratieve last. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? Het behoud van het ATG-certificaat hangt af van de toezichtscontrole dat BCCA uitvoert op het respect en de hantering van de noodzakelijke vereisten en richtlijnen door de installateur. Hiertoe behoort o.a. de steekproefsgewijze controle tijdens uitvoering van de werken en dit in principe jaarlijks 4 maal per ploeg (i.e. machine). Bij ongemelde (laattijdige) wijzigingen van in te zetten machine zal een BCCA inspecteur mogelijks de verplaatsing doen naar de desbetreffende bouwplaats, hoewel de toezichtscontrole voor die bepaalde machine niet zal kunnen plaatsvinden doordat er op dat moment een andere machine wordt ingezet. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? Tijdens de uitvoering van de werken stelt men vast dat er een andere erkende machine aanwezig is dan degene die is aangemeld via het BCCA extranet.
4.2.24 Planning – andere gekwalificeerde uitvoerder aanwezig Welke zijn de vastgestelde problemen? Tijdens de uitvoering van de werken stelt men vast dat er een andere gekwalificeerde uitvoerder aanwezig is dan degene die is aangemeld via het BCCA extranet. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Onvoldoende besef dat deze aanpassing wel degelijk invloed kan hebben op de planning van de BCCA inspecteurs, alsook beperking van de eigen administratieve last. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? Het behoud van het ATG-certificaat hangt af van de toezichtscontrole dat BCCA uitvoert op het respect en de hantering van de noodzakelijke vereisten en richtlijnen Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 27 of 86
20 januari 2016
door de installateur. Hiertoe behoort o.a. de steekproefsgewijze controle tijdens uitvoering van de werken en dit in principe jaarlijks 4 maal per ploeg. Bij ongemelde (laattijdige) wijzigingen van het in te zetten personeel zal een BCCA inspecteur mogelijks bepaalde gekwalificeerde uitvoerders niet aan het werk kunnen zien, zodat er ook geen statistische evaluatie kan geschieden van het werk van de verschillende gekwalificeerde uitvoerders die tewerk zijn gesteld bij de desbetreffende installateur. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? Tijdens de uitvoering van de werken stelt men vast dat er een andere gekwalificeerde uitvoerder aanwezig is dan degene die is aangemeld via het BCCA extranet.
4.2.25 Planning – niet doorgeven van wijziging nummerplaat/aanpassing erkende machine Welke zijn de vastgestelde problemen? Tijdens de uitvoering van de werken met MW wordt vastgesteld dat de nummerplaat van de vrachtwagen waarin de machine wordt vervoerd gewijzigd is zonder voorafgaande verwittiging van BCCA. Tijdens de uitvoering van de werken met EPS of PUR wordt vastgesteld dat de nummerplaat van de vrachtwagen waarin de machine gemonteerd is gewijzigd is of dat er een andere wijziging is doorgevoerd aan de machine zonder voorafgaande verwittiging van BCCA. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Onvoldoende besef dat dit gegeven een invloed kan hebben op de scope van het ATG-certificaat en van het belang dat deze informatie teruggekoppeld wordt naar BCCA. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? Binnen de scope van het ATG-certificaat wordt slechts een specifiek aantal machines erkend. Voordat deze machines erkend worden dienen zij eerst ingezet te worden op een bouwplaats waar een initiële werfcontrole plaatsvindt door BCCA en dient deze controle met goed gevolg te zijn doorlopen. Dit is noodzakelijk, aangezien elke machine zijn eigen specificaties heeft en zijn eigen werking. Ook binnen eenzelfde type van machines zijn er onderlinge verschillen tussen de machines merkbaar. Bij bepaalde wijzigingen aan de machine kan dit bijgevolg rechtstreeks invloed hebben op de erkenning van deze machine om ingezet te kunnen worden onder het ATG-certificaat. Mogelijks is een nieuwe initiële werfcontrole noodzakelijk om de erkenning van de machine te kunnen behouden. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? Tijdens de uitvoering van de werken met MW wordt vastgesteld dat de nummerplaat van de vrachtwagen waarin de machine wordt vervoerd gewijzigd is zonder voorafgaande verwittiging van BCCA. Uit het serienummer van de machine blijkt echter dat er aan de machine zelf geen wijzigingen zijn gebeurd. Tijdens de uitvoering van de werken met EPS of PUR wordt vastgesteld dat de nummerplaat van de vrachtwagen waarin de machine wordt vervoerd gewijzigd is of Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 28 of 86
20 januari 2016
dat er een andere wijziging (bv. vervanging van een losse compressor) is doorgevoerd aan de machine zonder voorafgaande verwittiging van BCCA. Deze wijziging heeft echter geen invloed op de eigenlijke werking van de gekende (erkende) machine. In het andere geval zal deze vaststelling leiden tot een zwaarwegende nietconformiteit (zie verder).
4.2.26 Planning – adres foutief opgegeven Welke zijn de vastgestelde problemen? Het opgegeven adres via het BCCA extranet komt niet overeen met het werkelijke adres van de bouwplaats waar de werken effectief doorgaan. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Typefouten bij het doorgeven van het adres (foutieve straatnaam, foutieve gemeente,...) In sommige gevallen geeft men foutief het facturatieadres van de klant op als bouwplaatsadres. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? Het behoud van het ATG-certificaat hangt af van de toezichtscontrole dat BCCA uitvoert op het respect en de hantering van de noodzakelijke vereisten en richtlijnen door de installateur. Hiertoe behoort o.a. de steekproefsgewijze controle tijdens uitvoering van de werken en dit in principe jaarlijks 4 maal per ploeg. Om deze steekproefsgewijze controle te kunnen uitvoeren, is het noodzakelijk om de correcte gegevens i.v.m. de planning door te geven. Deze noodzakelijke gegevens bevatten o.a. het correcte adres waar de werken zullen doorgaan. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? Het opgegeven adres via het BCCA extranet komt niet overeen met het werkelijke adres van de bouwplaats waar de werken effectief doorgaan.
4.2.27 Planning – slechts opgave van een deel van de volledige planning Welke zijn de vastgestelde problemen? Tijdens de steekproefsgewijze controle van de bouwplaats wordt vastgesteld dat slechts een deel van de werken op de doorgegeven datum zullen plaatsvinden: bv. spreiding van boorwerken en eigenlijke na-isolatiewerken, spreiding van de naisolatiewerken over meerdere dagen wegens de grote omvang van het werk,... Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? In het BCCA extranet is het momenteel slechts mogelijk om 1 datum op te geven als uitvoeringsdatum. Men geeft dan veelal enkel de datum door waarop men de gevel effectief navult, zonder rekening te houden met de voorafgaande boorwerken, of men geeft slechts de begindatum door van de werken die over meerdere dagen worden gespreid.
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 29 of 86
20 januari 2016
Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een niet-conformiteit? Tijdens de steekproefsgewijze controle van de uitvoering van de werken terplaatse wordt het geheel van de werken bekeken, dat zowel de boorwerken, de voorafgaande controles, de eigenlijke na-isolatiewerken als bepaalde aspecten van de nazorg omvat. Indien er systematisch slechts een bepaald luik van de na-isolatiewerken kan geverifieerd worden, kan de BCCA inspecteur geen volledig overzicht krijgen van de werking van de installateur en of deze werking in conformiteit is met de gestelde vereisten van het ATG-certificaat. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een niet-conformiteit is? Tijdens de steekproefsgewijze controle van de bouwplaats wordt vastgesteld dat slechts een deel van de werken op de doorgegeven datum zullen plaatsvinden: bv. spreiding van boorwerken en eigenlijke na-isolatiewerken, spreiding van de naisolatiewerken over meerdere dagen wegens de grote omvang van het werk,...
4.3 Zwaarwegende niet-conformiteiten De zwaarwegende niet-conformiteiten hebben rechtstreeks impact op de evaluatie van de bouwplaats waar ze werden vastgesteld. Er worden 3 types van zwaarwegende niet-conformiteiten onderscheiden: -
ZNC0: Zwaarwegende niet-conformiteit dat tot gevolg heeft dat er geen blanco Verklaring van Overeenkomstigheid kan opgemaakt worden voor de desbetreffende bouwplaats, aangezien de niet-conformiteit van dien aard is dat er technische tekortkomingen werden vastgesteld tijdens de uitvoering van de werken. Deze technische tekortkomingen resulteren in het voorkomende geval met grote waarschijnlijkheid tot een niet-kwaliteitsvol uitgevoerd werk.
-
ZNC1: Zwaarwegende niet-conformiteit dat tot gevolg heeft dat er geen blanco Verklaring van Overeenkomstigheid kan opgemaakt worden voor de desbetreffende bouwplaats TENZIJ er corrigerende maatregelen kunnen worden voorgelegd door de installateur om dit type van zwaarwegende niet-conformiteiten in de toekomst te vermijden. De opmaak van de blanco Verklaring van Overeenkomstigheid wordt tijdelijk ‘on hold’ gezet, totdat men schriftelijk heeft kunnen aantonen dat de vastgestelde nietconformiteiten met grote waarschijnlijkheid niet hebben geleid tot een niet-kwaliteitsvol uitgevoerd werk EN totdat men schriftelijk correctieve maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat deze niet-conformiteit zich in de toekomst nog zal manifesteren.
-
RISC: Zwaarwegende niet-conformiteit dat tot gevolg heeft dat er geen blanco Verklaring van Overeenkomstigheid kan opgemaakt worden voor de desbetreffende bouwplaats TOTDAT de installateur een bewijs van schriftelijke melding aan de klant kan overmaken waarin men de klant op de hoogte stelt van de risico’s verbonden aan het na-isoleren van de specifieke bouwplaats. De opmaak van de blanco Verklaring van Overeenkomstigheid wordt tijdelijk ‘on hold’ gezet, totdat men schriftelijk heeft kunnen aantonen dat men de eindklant (i.e. de bewoner van het pand/de gebouweigenaar) adequaat en voorafgaandelijk heeft ingelicht over de risico’s verbonden aan het uitvoeren van de na-isolatiewerken en over de noodzakelijke
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 30 of 86
20 januari 2016
maatregelen die te treffen zijn nadat de na-isolatiewerken zijn uitgevoerd en dat deze nadien nog steeds akkoord is gegaan met het uitvoeren van de werken. Er zal bovendien een strafpunt toegekend worden aan de desbetreffende installateur voor elke bouwplaats waar één of meerdere ZNC0’s en/of ZNC1’s werden vastgesteld én er zal een extra factureerbaar bezoek door BCCA ingelast worden bij de desbetreffende ploeg van de installateur. In wat volgt zullen specifieke vaststellingen van zwaarwegende niet-conformiteiten verder worden gedetailleerd en geclassificeerd. Onderstaande opsomming van zwaarwegende nietconformiteiten is niet-exhaustief.
4.3.1 Uitvoeringsparameter - te smalle spouw Welke zijn de vastgestelde problemen? Men meet spouwbreedtes die kleiner zijn dan 50mm. Ondanks deze vaststelling isoleert men de spouwmuur na en wordt de oppervlakte van dit geveldeel mee opgenomen in de blanco Verklaring van Overeenkomstigheid. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Men wenst op vraag van de klant toch gevels na te isoleren ondanks de te smalle spouw en ondanks de risico’s die hieraan verbonden te zijn. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Cf. TV 246: “Bij een te geringe spouwbreedte bestaat het risico dat de spouw overbrugd zou worden door onregelmatigheden en verontreinigingen, zoals mortelresten. Daarnaast vertonen smallere spouwen het nadeel dat het, naargelang het type isolatieproduct en de kwaliteit van uitvoering van de spouw, moeilijker wordt om het isolatieproduct correct te verdelen, waardoor de isolatieprestaties kunnen verminderen. Bovendien neemt de warmteweerstand van de isolatielaag af naarmate de spouwbreedte kleiner wordt.” Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? De zwaarwegende niet-conformiteit kan worden vastgesteld per gevelvlak. De zwaarwegende niet-conformiteit wordt vastgesteld als vóór de eigenlijke start van de na-isolatiewerken niet voldaan is aan het onderstaande. Cf. TV 246: - “Per zone van 10m² wordt er een regel in één van de gelijkmatig over het geveloppervlak verdeelde vulopeningen aangebracht tot deze het binnenspouwblad raakt. Zodoende verkrijgt men de totale breedte van de spouw en het buitenspouwblad (tot op 1mm nauwkeurig), waarvan men vervolgens de dikte van het buitenspouwblad aftrekt. - Per gevelvlak moeten er minstens 3 dergelijke metingen uitgevoerd worden. - Wanneer tijdens de uitvoering van de metingen vernauwingen tussen 40mm en 50mm vastgesteld worden, dient men het aantal meetpunten te verdubbelen (1 meting per zone van 5m²).
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 31 of 86
20 januari 2016
- De werken worden beschouwd als conform voor zover er in minder dan 20% van de metingen een spouwbreedte van minder dan 50mm vastgesteld wordt. De op deze punten gemeten spouwbreedte mag bovendien nooit kleiner zijn dan 40mm en het binnenoppervlak van een van beide spouwbladen moet afgestreken zijn. De gemiddelde spouwbreedte, bepaald aan de hand van alle voor het beschouwde gevelvlak uitgevoerde metingen, moet minstens 50mm bedragen. Het plaatselijke karakter van de aanwezige vernauwingen dient bevestigd te worden door middel van een endoscoop.” Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien het gevelvlak een te smalle spouw heeft, maar deze niet wordt opgenomen in het uitvoeringsverslag als zijnde ‘conform met de STS 71-1’. Desalniettemin wordt dit gevelvlak toch opgenomen in de Verklaring van Overeenkomstigheid omdat men niet per mail doorgeeft aan BCCA dat het gevelvlak (dat reeds in het BCCA extranet is opgenomen) geen deel uitmaakt van het project waarvoor men aangeeft dat deze conform aan de STS 71-1 is uitgevoerd. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat het niet-conforme gevelvlak niet opgenomen wordt in de Verklaring van Overeenkomstigheid. ZNC0 indien het gevelvlak een te smalle spouw heeft en deze desalniettemin wordt opgenomen in het uitvoeringsverslag als zijnde ‘conform met de STS 71-1’.
4.3.2 Uitvoeringsparameter – niet uitvoeren van spouwbreedte-metingen Welke zijn de vastgestelde problemen? Men voert geen (exacte) spouwbreedte-metingen uit, maar verklaart desondanks dat elk gevelvlak een gemiddelde spouwbreedte van minstens 50mm heeft. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Men ‘schat’ en/of gaat na dat elke ‘meting’ van de spouwbreedte groter is dan 50mm zonder een exacte meting uit te voeren (bv. om op deze manier tijd te besparen). Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Bij minerale wol dient de spouwbreedte van elk gevelvlak exact te worden nagemeten, aangezien deze metingen mede de basis vormen voor het uitvoeren van de zogenaamde na-calculatie. Bij de na-calculatie berekent men op basis van het opgemeten spouwvolume per gevelvlak (in m³) (op basis van de spouwbreedte per gevelvlak en de geïsoleerde geveloppervlakte (in m²)) en op basis van het verbruikte isolatiemateriaal (in kg) de werkelijk gerealiseerde densiteit in de spouw (in kg/m³). Er bestaat een gekende correlatie tussen de gerealiseerde densiteit en de gerealiseerde lambda-waarde, waardoor de na-calculatie dienst doet als controle voor de gerealiseerde lambda-waarde van het uitgevoerde na-isolatiewerk. Bij alle isolatiematerialen dient de spouwbreedte van het gevelvlak voldoende nauwkeurig te worden opgemeten om te kunnen nagaan of er is voldaan aan de Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 32 of 86
20 januari 2016
noodzakelijke voorwaarde dat de gemiddelde spouw per gevelvlak minstens 50mm is. Cf. TV 246: “Bij een te geringe spouwbreedte bestaat het risico dat de spouw overbrugd zou worden door onregelmatigheden en verontreinigingen, zoals mortelresten. Daarnaast vertonen smallere spouwen het nadeel dat het, naargelang het type isolatieproduct en de kwaliteit van uitvoering van de spouw, moeilijker wordt om het isolatieproduct correct te verdelen, waardoor de isolatieprestaties kunnen verminderen. Bovendien neemt de warmteweerstand van de isolatielaag af naarmate de spouwbreedte kleiner wordt.” Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? De zwaarwegende niet-conformiteit kan worden vastgesteld per gevelvlak. De zwaarwegende niet-conformiteit wordt vastgesteld als vóór de eigenlijke start van de na-isolatiewerken niet voldaan is aan het onderstaande. Cf. TV 246: - “Per zone van 10m² wordt er een regel in één van de gelijkmatig over het geveloppervlak verdeelde vulopeningen aangebracht tot deze het binnenspouwblad raakt. Zodoende verkrijgt men de totale breedte van de spouw en het buitenspouwblad (tot op 1mm nauwkeurig), waarvan men vervolgens de dikte van het buitenspouwblad aftrekt. - Per gevelvlak moeten er minstens 3 dergelijke metingen uitgevoerd worden. - Wanneer tijdens de uitvoering van de metingen vernauwingen tussen 40mm en 50mm vastgesteld worden, dient men het aantal meetpunten te verdubbelen (1 meting per zone van 5m²). - De werken worden beschouwd als conform voor zover er in minder dan 20% van de metingen een spouwbreedte van minder dan 50mm vastgesteld wordt. De op deze punten gemeten spouwbreedte mag bovendien nooit kleiner zijn dan 40mm en het binnenoppervlak van een van beide spouwbladen moet afgestreken zijn. De gemiddelde spouwbreedte, bepaald aan de hand van alle voor het beschouwde gevelvlak uitgevoerde metingen, moet minstens 50mm bedragen. Het plaatselijke karakter van de aanwezige vernauwingen dient bevestigd te worden door middel van een endoscoop.” Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 voor het werken met MW: n.v.t. ZNC1 voor het werken met EPS/PUR indien men de exacte spouwbreedte-meting per gevelvlak niet uitvoert en er kan aangetoond worden dat de spouwmuur toch wel degelijk voldoet aan de vereisten van minimale, gemiddelde spouwbreedte en dat eventuele vernauwingen voldoende lokaal van aard zijn. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat met voldoende zekerheid kan aangetoond te worden dat de spouwmuur voldoet aan de gestelde vereisten inzake minimale, gemiddelde spouwbreedte en de beperkingen gesteld aan vernauwingen. Bijkomende noodzakelijke voorwaarde voor EPS/PUR: er dient wel exact aangetoond te kunnen worden dat de minimum spouwbreedte van 50mm gerespecteerd wordt. Indien dit niet het geval is, dan wordt de vaststelling per definitie gelijk gesteld aan een zwaarwegende niet-conformiteit ZNC0. Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 33 of 86
20 januari 2016
ZNC0 voor het werken met MW indien men de exacte spouwbreedte-meting per gevelvlak niet uitvoert (ongeacht het feit of de gemiddelde spouwbreedte effectief groter is dan 50mm) ZNC0 voor het werken met EPS/PUR indien men de exacte spouwbreedte-meting per gevelvlak niet uitvoert en er kan aangetoond worden dat de spouwmuur effectief niet voldoet aan de vereisten van minimale, gemiddelde spouwbreedte en/of de vernauwingen niet lokaal van aard blijken te zijn.
4.3.3 Uitvoeringsparameter – afwezigheid van verticale borstels/spouwafdichtingen Welke zijn de vastgestelde problemen? Doorlopende spouwen (bv. bij rijhuizen waarbij de spouw van de voor- en achtergevel doorloopt over meerdere huizen) waarbij slechts één van de huizen wordt nageïsoleerd en waarbij geen verticale borstel/spouwafdichting wordt geplaatst ter hoogte van de scheiding tussen beide huizen of waarbij de verticale borstel/spouwafdichting na de werken weer wordt verwijderd. Het niet voorzien van een verticale borstel/spouwafdichting ter hoogte van de scheiding tussen de te isoleren en de niet te isoleren geveldelen (bv. aan de grens tussen woning en garage of aan de grens tussen het te isoleren gevelvlak en de buitenmuur van een aangebouwde veranda). Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Het plaatsen van verticale borstels/spouwafdichtingen is een bijkomende moeilijkheid bij het uitvoeren van de werken en vertraagt de werken. Het plaatsen van verticale borstels/spouwafdichtingen creëert mogelijks lokaal een thermische koudebrug t.o.v. de naastliggende geïsoleerde spouw. Men is van plan om – op een later tijdstip – het huis/geveldeel ernaast eveneens na te isoleren. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Wanneer men geen verticale borstels steekt of deze na de werken weer verwijdert, kan men de correcte, volledige vulling van het gedeelte van de spouwmuur dat men heeft nageïsoleerd niet garanderen. Er bestaat steeds een risico dat het isolatiemateriaal gaat ‘afglijden/uitzakken’ en dat ook de spouwen van de aangrenzende niet te isoleren geveldelen met isolatiemateriaal gevuld raken, terwijl de te isoleren geveldelen deels ongeïsoleerd geraken of geïsoleerd zijn met een te lage densiteit/volume/... aan isolatiemateriaal. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Via een endoscopisch onderzoek dient vastgesteld te worden dat er een doorlopende spouw aanwezig is tussen geveldelen die wel en niet geïsoleerd dienen te worden. Het niet plaatsen van een spouwborstel (i.e. een speciaal met dit oogmerk ontwikkelde spouwafdichting) en/of het niet verwezenlijken van een adequate spouwafdichting door isolatieschuim te injecteren in een reeks verticaal boven elkaar geplaatste vulopeningen vóór de start van de eigenlijke na-isolatiewerken leidt tot de vaststelling van de zwaarwegende niet-conformiteit. De zwaarwegende nietInfofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 34 of 86
20 januari 2016
conformiteit geldt voor het volledige gevelvlak waarin de spouwborstel of spouwafdichting noodzakelijk is. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien er na de bemerking van de BCCA inspecteur toch nog tijdig de noodzakelijke (permanente) spouwborstel(s) of andere spouwafdichting(en) worden geplaatst. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat in de toekomst de BCCA inspecteur niet meer dient tussen te komen om te zorgen dat de werken correct zouden worden uitgevoerd. ZNC0 indien er geen (permanente) spouwborstel(s) of andere spouwafdichting(en) werden geplaatst voor de start van de na-isolatiewerken aan het desbetreffende gevelvlak.
4.3.4 Uitvoeringsparameter borstels/spouwafdichtingen
–
afwezigheid
van
horizontale
Welke zijn de vastgestelde problemen? Slechts het bovenste deel van een gevelvlak wordt nageïsoleerd zonder dat er een horizontale borstel/spouwafdichting wordt geplaatst ter hoogte van de scheiding tussen het bovenste (te isoleren) en het onderste (niet te isoleren) gedeelte van het gevelvlak. Bijvoorbeeld bij spouwmuren waar een veranda werd aangebouwd, waardoor het onderste deel van de spouwmuur op heden een binnenmuur is geworden i.p.v. een buitenmuur. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? De gebouweigenaar laat niet toe dat de installateur ook boort en naïsoleert in het gedeelte van de spouwmuur dat nu als binnenmuur van de veranda dienst doet. Het plaatsen van een horizontale spouwborstel of adequate spouwafdichting is in de praktijk een uiterst moeilijk en tijdrovend werk. Het plaatsen van horizontale borstels/spouwafdichtingen creëert mogelijks lokaal een thermische koudebrug t.o.v. de bovenliggende geïsoleerde spouw. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Wanneer men geen horizontale borstels/spouwafdichtingen steekt of deze na de werken weer verwijdert, kan men de correcte, volledige vulling van het gedeelte van de spouwmuur dat men heeft nageïsoleerd niet garanderen. De vulling van het beoogde geveldeel kan onmogelijk gecontroleerd uitgevoerd worden: men heeft geen enkele garantie dat het materiaal niet volledig of deels in de onderliggende spouw terecht zal komen, noch met welke homogeniteit, pakking, densiteit,... Ook als men de indruk zou krijgen dat het isolatiemateriaal op het moment van het inblazen/injecteren/ingieten zich toch voldoende compacteert rond de vulopening, kan men dit geenszins garanderen. Bovendien heeft men ook geen enkele garantie dat in de loop der tijd dit materiaal niet gaat ‘afzakken’ in de open holte van de spouw Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 35 of 86
20 januari 2016
eronder, waardoor er holten e.d. zullen ontstaan in het te isoleren gedeelte van de spouw. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Via een endoscopisch onderzoek dient vastgesteld te worden dat er een doorlopende spouw aanwezig is tussen de geveldelen die wel en niet geïsoleerd dienen te worden. Het niet plaatsen van een spouwborstel (i.e. een speciaal met dit oogmerk ontwikkelde spouwafdichting) en/of het niet verwezenlijken van een adequate spouwafdichting door isolatieschuim te injecteren in een reeks horizontaal naast elkaar geplaatste vulopeningen vóór de start van de eigenlijke na-isolatiewerken leidt tot de vaststelling van de zwaarwegende niet-conformiteit. De zwaarwegende nietconformiteit geldt voor het volledige gevelvlak waarin de spouwborstel of spouwafdichting noodzakelijk is. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien er na de bemerking van de BCCA inspecteur toch nog tijdig de noodzakelijke (permanente) spouwborstel(s) of andere spouwafdichting(en) worden geplaatst. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat in de toekomst de BCCA inspecteur niet meer dient tussen te komen om te zorgen dat de werken correct zouden worden uitgevoerd. ZNC0 indien er geen (permanente) spouwborstel(s) of andere spouwafdichting(en) werden geplaatst voor de start van de na-isolatiewerken aan het desbetreffende gevelvlak.
4.3.5 Uitvoeringsparameter – afwezigheid van borstels rond rolluikkasten Welke zijn de vastgestelde problemen? Bij aanwezigheid van rolluiken gaat men niet (voldoende) na of de rolluik(kasten) niet in open verbinding staan met de spouw. Hierdoor worden er – ondanks de noodzaak – geen borstels geplaatst om de goede werking van de rolluiken te kunnen vrijwaren. Men voorziet wel borstels rond de rolluikkasten, maar verwijdert deze meteen na uitvoering van de isolatiewerken, aangezien ze de goede werking van de rolluiken belemmeren. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Soms moeilijke zichtbaarheid op de mogelijke opening in het binnenspouwblad rondom rolluik- of zonneweringskasten. Soms moeilijke bereikbaarheid van de openingen rondom deze kasten om ze te kunnen afdichten op zulke wijze dat de goede werking van de rolluiken later niet in het gedrang gebracht word. Opdrachtgever wil niet dat de rolluikkasten langs binnen worden opengemaakt wegens angst voor beschadigingen aan het interieur.
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 36 of 86
20 januari 2016
Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? In het binnenspouwblad mogen er geen openingen aanwezig zijn waarlangs het isolatiemateriaal zou kunnen naar binnen geblazen of geïnjecteerd worden. Deze openingen moeten vóór de eigenlijke na-isolatiewerken opgevuld of afgedicht worden. Bij openingen rondom rolluik- of zonneweringskasten raadt de TV 246 aan om de kasten te demonteren om de afdichting van de openingen toe te laten. Na het beëindigen van deze afdichtingswerken, kunnen de kasten opnieuw gemonteerd worden. De goede werking van de rolluiken/zonnewering kan in het gedrang gebracht worden doordat er zich isolatiemateriaal rond deze structuren/mechanieken wordt ingeblazen. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Het isolatiemateriaal wordt via deze openingen in het binnenspouwblad naar binnen geblazen. Het isolatiemateriaal kapselt de rolluiken volledig in, zodat deze niet meer naar behoren werken. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien er na de bemerking van de BCCA inspecteur toch nog tijdig de noodzakelijke (permanente) spouwborstel(s) of andere spouwafdichting(en) worden geplaatst. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat in de toekomst de BCCA inspecteur niet meer dient tussen te komen om te zorgen dat de werken correct zouden worden uitgevoerd. ZNC0 indien er geen (permanente) spouwborstel(s) of andere spouwafdichting(en) werden geplaatst voor de start van de na-isolatiewerken aan het desbetreffende gevelvlak.
4.3.6 Uitvoeringsparameter – geen gekwalificeerde uitvoerder aanwezig Welke zijn de vastgestelde problemen? Op de werf is geen enkele gekwalificeerde uitvoerder aanwezig. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Personeelsgebrek, waardoor bij ziekte/verlof/... van een gekwalificeerde uitvoerder deze niet kan vervangen worden door een gekwalificeerde uitvoerder. Onvoldoende kennis over het begrip ‘gekwalificeerde uitvoerder’. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Een gekwalificeerde uitvoerder is een uitvoerder die twee verschillende soorten van opleidingen met goed gevolg heeft doorlopen: ten eerste een interne opleiding bij de installateur waar hij tewerkgesteld is en ten tweede een opleiding bij de ATG-houder. Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 37 of 86
20 januari 2016
De interne opleiding bij de installateur dient de uitvoerder te informeren over de interne procedures en werkwijze bij de installateur, dient kennis bij te brengen i.v.m. de gebruikte machines, materiaal en materieel en dient om praktische ervaring op te doen op de bouwplaatsen. De opleiding bij de ATG-houder dient de uitvoerder te informeren omtrent de specifieke vereisten eigen aan het isolatieproduct/systeem waarmee de uitvoerder zal werken, de specifieke richtlijnen die aangehouden moeten worden om met de machines en de producten te mogen werken, de specifieke kennis zoals opgesomd in STS 71-1 (voorbereidende werken, uitvoeringsomstandigheden, uitvoering,...) en aanvullende kennis omtrent het premiebeleid voor de spouwmuurisolatie, het kwaliteitskader waarin de ATG-houder en de installateurs opereren, de basis van de bouwfysische begrippen, het begrip spouwmuur, het begrip spouwdrainering en de geschiktheid van de spouw voor na-isolatie. De kwalificatie van een reeds gekwalificeerde uitvoerder vervalt wanneer deze van werkgever verandert. De nieuwe werkgever (installateur) is genoodzaakt een eigen kwalificatie te organiseren voor de uitvoerder, in overeenstemming met de isolatietechniek en de veranderde werkomstandigheden bij de nieuwe werkgever. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Op basis van de informatie die BCCA heeft ontvangen van de ATG-houder blijkt dat de persoon in kwestie de opleiding bij de ATG-houder niet heeft gevolgd of dat deze opleiding niet met goed gevolg is doorlopen of dat de geldigheid van de erkenning van de ATG-houder verlopen is. Op basis van de informatie die BCCA heeft ontvangen van de ATG-houder blijkt dat de gekwalificeerde uitvoerder de opleiding met goed gevolg heeft doorlopen, maar voor een andere installateur dan deze waar hij op dat moment tewerkgesteld is. BCCA is niet op de hoogte gebracht van de verandering van werkgever en dus ook niet van het met goed gevolg doorlopen van de interne opleiding van de uitvoerder bij de nieuwe werkgever. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien de uitvoerder op de bouwplaats wel degelijk zowel de opleiding bij de ATG-houder als de interne opleiding bij de installateur met goed gevolg heeft doorlopen, maar waarbij de ATG-houder deze persoon (nog) niet erkend als werknemer van de installateur waar hij op dat moment werkzaam is. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat de uitvoerders die werkzaam zijn voor de desbetreffende installateur zowel de interne opleiding bij de installateur hebben gevolgd als de opleiding bij de ATG-houder (en waarbij de ATG-houder deze personen erkend onder de firma waar zij momenteel werkzaam zijn). Deze informatie dient ook tijdig te worden doorgegeven aan BCCA. ZNC0 indien geen enkele uitvoerder op de bouwplaats zowel de opleiding bij de ATGhouder als de interne opleiding bij de installateur waar hij werkzaam is, heeft gevolgd en met goed gevolg heeft doorlopen (of waarbij vastgesteld kan worden dat de geldigheid van de erkenning verlopen is).
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 38 of 86
20 januari 2016
4.3.7 Uitvoeringsparameter – voorafgaandelijk invullen van uitvoeringsparameters op het werfverslag Welke zijn de vastgestelde problemen? Bij aankomst van de BCCA inspecteur zijn er op het werfverslag reeds meerdere uitvoeringsparameters ingevuld, terwijl de eigenlijke acties hieromtrent nog moeten uitgevoerd worden: invullen van spouwbreedtes per gevelvlak, invullen van het boorpatroon, invullen van het resultaat van de machine-instellingen, invullen van de verificatie van items zoals ‘rolluiken afdichten’, ‘boorgaten opnieuw gevuld’,... Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Tijdsbesparing en administratieve verlichting op de werf. Hulpmiddel voor de gekwalificeerde uitvoerders: men wenst bv. op deze manier de uitvoerders eraan te herinneren wat de te behalen vereisten zijn. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Wanneer uitvoeringsparameters reeds op voorhand worden ingevuld, is er geen enkele garantie op de correctheid van de ingevulde parameters. Bijvoorbeeld: - spouwbreedte: de inschatting die gedaan wordt tijdens de Voorafgaande Inspectie is geenszins een garantie voor de werkelijke breedte van de spouw. Hiervoor is het noodzakelijk voldoende metingen per gevel uit te voeren op een voldoende homogene wijze (cf. eveneens de zwaarwegende niet-conformiteit het niet uitvoeren van de spouwbreedtemetingen) - resultaten machine-kalibratie: de resultaten van de machine-instelling dienen zowel voorafgaandelijk, na elke werkonderbreking en op regelmatige tijdstippen geverifieerd te worden zodat gegarandeerd kan worden dat steeds een correcte machine-instelling aangehouden wordt om de beoogde prestaties van het isolatiemateriaal in de spouw te bekomen. De resultaten hangen af van meerdere factoren, zoals: opwarming van de machine, ouderdom van de machine, vochtigheid, omgevingstemperatuur,... Om deze correct te kennen, is het noodzakelijk om de test uit te voeren. - uitvoeren van de waterabsorptietest (MW): het is belangrijk om de waterabsorptietest uit te voeren bij elke bouwplaats (en op elke bouwplaats) met het materiaal dat effectief gebruikt zal worden om de spouw na te isoleren. Met deze test kan nagegaan worden of het materiaal dat men in de spouw zal inblazen voldoende silicone / waterwerend middel bevat, zodat er op deze eenvoudige manier heel wat toekomstige vocht- en financiële schade voorkomen kan worden. - invullen van het boorpatroon: het aangehouden boorpatroon op de bouwplaats is niet noodzakelijk hetzelfde als het aan te houden boorpatroon. Het aangehouden boorpatroon dient daarentegen wel te voldoen aan de maximale waarden van het aan te houden boorpatroon. Het is het aangehouden boorpatroon dat traceerbaar moet zijn. - ... Bovendien verhoogt het voorafgaandelijk invullen van de uitvoeringsparameters het risico dat de noodzakelijke acties niet worden uitgevoerd en dat de noodzakelijke richtlijnen niet worden aangehouden: bv. nagaan van de goede werking van de Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 39 of 86
20 januari 2016
rolluiken – indien aanwezig, het niet vergeten zijn van het opnieuw opvoegen van de boorgaten,... Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Wanneer het werfverslag aantoont dat bepaalde gegevens zijn ingevuld terwijl de bijbehorende acties nog onmogelijk uitgevoerd kunnen zijn: bv. registratie van spouwbreedtes voor een gevel dat nog niet is geboord, registratie van de controle op het opnieuw opvoegen van de boorgaten op het moment dat de opvoegwerken nog niet voltooid zijn, registratie van de resultaten van de machine-kalibratie wanneer de kalibratie nog niet is uitgevoerd (bv. materieel is nog niet uitgeladen, machine is nog niet opgestart,...),... Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien spouwbreedte (bij EPS, PUR), resultaten waterabsorptietest (MW), controle van nazorg-activiteiten,... reeds zijn ingevuld vooraleer de bijbehorende acties zijn uitgevoerd, maar waarbij de correcte resultaten voor de beschouwde gevelvlakken nog kan achterhaald worden en aantonen dat zij dat voldoen aan de vereisten. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat men in de toekomst deze uitvoeringsparameters niet meer voorafgaandelijk invult. ZNC0 indien spouwbreedtes, resultaten machine-kalibratie en/of resultaten waterabsorptietest (MW) reeds zijn ingevuld vooraleer de bijbehorende acties zijn uitgevoerd en waarbij de correcte resultaten voor de beschouwde gevelvlakken niet meer achterhaald kan worden op het moment van vaststelling.
4.3.8 Uitvoeringsparameter – spouw niet gevuld over volledige hoogte Welke zijn de vastgestelde problemen? Slechts het onderste deel van de gevel wordt nageïsoleerd. De doorlopende spouw naar boven toe wordt niet meegeïsoleerd. De luchtspouw van het gelijkvloers wordt nageïsoleerd, terwijl de bovenverdieping (dat recenter is bijgebouwd) is opgebouwd uit (deels) geïsoleerde spouwmuren met luchtspouw, waarbij de luchtspouw in direct contact staat met na te isoleren spouw, en dus niet meer wordt nageïsoleerd. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? De klant wenst slechts een deel van de gevel na te isoleren, omdat bv.: - het bovenste deel van de gevel de zolder afschermt van de buitenwereld en men deze zolder niet wenst na te isoleren (vanuit het oogpunt om de kostprijs te drukken) - het gebouw bestaat uit verschillende appartementen en de eigenaar(s) van de/het bovenste appartement(en) wensen hun eigendom niet na te isoleren - het bovenste deel van de gevel recentelijk is gerenoveerd en reeds voorzien is van isolatieplaten (inclusief openblijvende luchtspouw) -... Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 40 of 86
20 januari 2016
Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? In een spouwmuur vervult het buitenspouwblad de functie van regenscherm. De luchtspouw fungeert hierbij als een capillaire snede, die tot doel heeft te vermijden dat er regendoorslag zou optreden naar het binnenspouwblad. Het regenwater dat bij hevige slagregen door het buitenspouwblad naar binnen dringt, loopt langs de spouwzijde naar beneden om vervolgens via de open stootvoegen boven de spouwafsluitingen terug naar buiten afgevoerd te worden ter hoogte van de waterkerende laag. Wanneer het bovenste deel bestaat uit een spouwmuur met (een deels) open luchtspouw, zal het binnengedrongen regenwater in de luchtspouw niet afgevoerd kunnen worden via de open stootvoegen omdat zij bovenop de isolatie in het onderste deel van de nagëisoleerde spouw blijft liggen. Hierdoor zal er sneller regendoorslag naar het binnenspouwblad toe ontstaan, met vochtschade tot gevolg. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Indien vastgesteld wordt dat een spouw niet over de volledige hoogte wordt nageïsoleerd en dat er een (deels) ongevulde luchtspouw ontstaat boven het isolatiemateriaal, waarbij op deze plaats geen bijkomende regendichte gevelbekleding wordt aangebracht om regenwaterinfiltratie te vermijden. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: indien de spouw niet over de volledige hoogte wordt nageïsoleerd, maar waar de klant vóór de uitvoering van de na-isolatiewerken adequaat en schriftelijk ingelicht werd over de noodzaak in dit geval een regendichte bekleding te voorzien en waar de klant hiermee schriftelijk heeft ingestemd voor de eigenlijke uitvoering van de werken. ZNC1 indien de spouw niet over de volledige hoogte wordt nageïsoleerd, maar waar de klant na de uitvoering van de na-isolatiewerken schriftelijk wordt ingelicht over de noodzaak tot het voorzien van een regendichte bekleding voor de ‘bovenste’ zone van de gevel en de klant schriftelijk bevestigt dat dit zal gebeuren. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat de klant in de toekomst niet voor een ‘fait accompli’ wordt gesteld en hij vóór de uitvoering van de werken een gefundeerde beslissing kan nemen over het al dan niet naïsoleren van een deel van de gevel. ZNC0 indien de spouw niet over de volledige hoogte wordt nageïsoleerd en de klant niet schriftelijk bevestigt dat er een regendichte bekleding wordt voorzien voor de ‘bovenste’ zone waarlangs de regenwaterinfiltratie kan plaatsvinden.
4.3.9 Uitvoeringsparameter – herhaaldelijk verkeerd opgeven van planning Welke zijn de vastgestelde problemen? De bouwplaatsen worden nageïsoleerd, maar de ingegeven planningsdatum in het BCCA extranet wijkt herhaaldelijk af van de correcte uitvoeringsdatum. De wijziging in planningsdatum wordt evenmin doorgegeven op het algemeen emailadres
[email protected]. Bovendien is de afwijking van dien aard dat BCCA Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 41 of 86
20 januari 2016
niet in de mogelijkheid wordt gesteld om een controle uit te voeren tijdens de uitvoering van de werken. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? De installateur gebruikt intern een eigen planningstool om zijn werken te beheren, waarbij het BCCA extranet als een bijkomende administratieve en secundaire taak wordt beschouwd. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Wanneer BCCA niet in staat wordt gesteld om controles uit te voeren tijdens de uitvoering van de werken kan er niet voldaan worden aan de vereisten van het Certificatiereglement (Toepassingsreglement) dat BCCA als derde, onafhankelijke organisatie met goed vertrouwen dient te kunnen verklaren dat de installateur in staat is om de werken uit te voeren conform de gekende richtlijnen/regels, horend bij de ATG-certificatie van de installateur. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Wanneer er op basis van de planning, ingegeven via het BCCA extranet en via het algemene BCCA emailadres
[email protected], door BCCA inspecteurs herhaaldelijk technische controlebezoeken worden uitgevoerd, waarbij er niemand van de installateur wordt aangetroffen op de desbetreffende bouwplaats en waarbij mogelijks door de bewoners van het pand verklaard wordt dat de werken geenszins werden ingepland op de dag van de controle. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien er herhaaldelijk door verkeerde opgave van planningsdata geen vaststellingen kunnen gedaan worden door BCCA inspecteurs tijdens de uitvoering van de werken door de installateur, maar waarbij de installateur evenwel een werfverslag kan voorleggen waaruit dient te blijken dat de werken toch volledig conform de STS 71-1 en de richtlijnen volgens het Toepassingsreglement werden uitgevoerd. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat de planning correcter wordt ingegeven en up-to-date wordt gehouden (bij planningswijzigingen). ZNC0: indien er herhaaldelijk door verkeerde opgave van planningsdata geen vaststellingen kunnen gedaan worden door BCCA inspecteurs tijdens de uitvoering van de werken door de installateur en waarbij de installateur geen werfverslag kan voorleggen voor de desbetreffende bouwplaats waaruit blijkt dat de werken volledig conform de STS 71-1 en de richtlijnen volgens het Toepassingsreglement werden uitgevoerd.
4.3.10 Uitvoeringsparameter – geen of gecorrodeerde spouwankers Welke zijn de vastgestelde problemen? Er zijn geen spouwankers aanwezig of de spouwankers vertonen corrosie. Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 42 of 86
20 januari 2016
Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Bij bestaande spouwmuren is de toestand van de spouwankers a priori veelal onbekend. Het vereist een degelijk endoscopisch onderzoek in de spouw om te kunnen nagaan hoeveel spouwankers er aanwezig zijn en in welke toestand deze zich bevinden. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Cf. TV 246: “Het naïsoleren van de spouwmuur mag de stabiliteit van het gevelmetselwerk en de integriteit van de spouwankers in geen geval nadelig beïnvloeden. Bestaande spouwmuren met beschadigde of onvoldoende spouwankers vereisen een aangepaste werkwijze. In de handel zijn intussen tal van spouwankers verkrijgbaar die toegepast kunnen worden in het kader van de restauratie van bestaande spouwmuren.” Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Via endoscopisch onderzoek in meerdere boorgaten per gevel kan men niet vaststellen dat er spouwankers aanwezig zijn in deze gevel. Via endoscopisch onderzoek stelt men vast dat de aanwezige spouwankers onderhevig zijn aan corrosie. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien er geen of gecorrodeerde spouwankers aanwezig zijn, maar men na de bemerking van de BCCA inspecteur de actie onderneemt om alsnog nieuwe spouwankers te voorzien in de gevel. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat er vastgesteld kan worden of er al dan niet (gecorrodeerde) spouwankers aanwezig zijn en dat men na deze vaststelling de correcte maatregelen treft alvorens de beslissing te nemen om de gevel effectief na te isoleren. ZNC0 indien er geen of gecorrodeerde spouwankers aanwezig zijn in de desbetreffende gevel.
4.3.11 Uitvoeringsparameter – te veel puin in de spouw Welke zijn de vastgestelde problemen? Via endoscopisch onderzoek is vastgesteld dat er zich veel puin in de spouw bevindt. Ondanks deze vaststelling gaat men gewoon verder met de na-isolatiewerken. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Puin verwijderen uit een spouw vergt gespecialiseerdere kennis en het lokaal verwijderen van het buitenspouwblad. Dit is een tijdrovend werk en geeft aanleiding tot significante meerkosten.
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 43 of 86
20 januari 2016
De bouwheer opdrachtgever wenst niet dat er stenen uit de gevel genomen worden om het puin uit de spouw te kunnen verwijderen (meerkost/esthetiek). Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? In bestaande spouwmuren komen er ter hoogte van de aanzet van de spouw vaak een opeenhoping van puin, mortelresten,... voor die in de spouw zijn gevallen tijdens het opmetsen van het buitenspouwblad. Deze zone vormt een koudebrug, gekenmerkt door een plaatselijk verhoogd warmteverlies en een verlaagde oppervlaktetemperatuur. In gebouwen met een vochtig binnenklimaat kunnen er op deze koude oppervlakken vochtproblemen ontstaan onder de vorm van schimmelgroei en oppervlaktecondensatie. In bestaande gebouwen zonder vochtproblemen vormt de aanwezigheid van koudebruggen normaalgesproken geen belemmering voor het na-isoleren van de spouwmuur. Een nageïsoleerde spouwmuur is minder gevoelig voor oppervlaktecondensatie en schimmelgroei dan zijn ongeïsoleerde tegenhanger. Ter hoogte van de koudebrug blijven er wel verhoogde warmteverliezen bestaan. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Via endoscopisch onderzoek is vastgesteld dat er zich veel puin in de spouw bevindt. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1: n.v.t. ZNC0 indien er in die mate puin in de spouw wordt aangetroffen dat er een dermate grote koudebrug (en de eraan gelinkte warmteverliezen) zou ontstaan waardoor het na-isoleren van de rest van de spouwmuur geen echte meerwaarde meer vormt of indien er puin in de spouw wordt aangetroffen van een gebouw waarvan het binnenklimaat van dien aard is dat vochtproblemen onder vorm van schimmelgroei en oppervlaktecondensatie een reëel risico vormen.
4.3.12 Uitvoeringsparameter – onvoldoende uitvoering van endoscopische inspectie Welke zijn de vastgestelde problemen? Bij het naïsoleren van de spouwmuur worden ‘lekken’ vastgesteld waarlangs het isolatiemateriaal vanuit de spouw doorheen het binnenspouwblad en/of het buitenspouwblad naar de omgeving toe ontsnapt: bv. via openingen rondom stopcontacten/schakelaars, ingebouwde waterleidingen, ingebouwde brievenbussen, spouwen rechtstreeks in contact met de zolderruimte,... (doorvoeren in het binnenspouwblad) bv. via ventilatiekanalen, afvoerkanalen, leidingen in gevels,... (doorvoeren in het buitenspouwblad), bv. in glazen bouwstenen in de gevel, t.h.v. de ventilatie van kruipruimten,... Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 44 of 86
20 januari 2016
De uitvoerders vertrouwen te veel op het feit dat er niet op het Verslag van Voorafgaande Inspectie gemeld wordt dat er mogelijks bepaalde openingen in het binnenspouwblad of openingen in het buitenspouwblad bestaan die in rechtstreeks contact staan met de te isoleren spouw. Men voert geen (grondig) eigen endoscopische inspectie van de spouw. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Cf. TV 246: “In het binnenspouwblad mogen er geen openingen aanwezig zijn waarlangs het isolatiemateriaal zou kunnen naar binnen geblazen of geïnjecteerd worden. Deze openingen moeten vóór de eigenlijke na-isolatiewerken opgevuld of afgedicht worden. Ook de positie en de toestand van de in de spouwmuur aanwezige ventilatiekanalen, afvoerkanalen en dergelijke (bv. horizontale doorvoeren van rookgasafvoeren, dampkappen, ventilatoren, droogkasten,...) moeten vooraf gecontroleerd worden. Daar waar deze rechtstreeks uitmonden in de spouw, moeten ze aan hun omtrek afgedicht worden. Er moeten eveneens openingen in het buitenspouwblad gemaakt worden om deze kanalen tot buiten te kunnen leiden. Deze openingen dienen afgeschermd te worden met behulp van een geschikt rooster. Indien de in de spouw aanwezige kanaaldoorvoeren schade vertonen, moeten deze vóór het na-isoleren hersteld worden. In de luchtspouw kunnen er ook waterleidingen en elektrische leidingen aanwezig zijn. Wanneer de positie ervan niet langer gekend is, kunnen deze bij het boren van de vulopeningen beschadigd raken. Indien de uitvoerder vaststelt dat er zich waterleidingen aan de koude zijde van de spouw bevinden, dient hij de opdrachtgever hierover in te lichten, zodanig dat deze de leidingen kan laten verplaatsen om de bevriezing ervan te voorkomen. In oudere gebouwen wordt de ventilatie van de kruipruimten of kelders soms tot stand gebracht door in de spouw aangebrachte voorzieningen. Deze ventilatie mag niet in het gedrang komen door de plaatsing van het isolatiemateriaal.” Een endoscopisch onderzoek is tevens noodzakelijk om vaststellingen te kunnen doen zoals: plaatselijke vernauwingen van de spouwbreedte, aanwezigheid spouwankers, roestvorming spouwankers,... (zie ook andere (zwaarwegende) nietconformiteiten) Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Tijdens de uitvoering van de werken stelt men visueel vast dat er isolatiemateriaal naar binnen (of buiten) wordt geblazen of geïnjecteerd of dat aanwezige kanalen ineens blijken meegeïsoleerd te worden. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien er ‘schade’ is ontstaan door het niet vooraf adequaat uitvoeren van de endoscopische inspectie en/of er geen maatregelen zijn getroffen om deze ‘schade’ te voorkomen, maar waarbij de veroorzaakte schade a posteriori nog adequaat hersteld wordt. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat er voldoende voorafgaandelijke maatregelen zijn getroffen opdat er geen ‘schade’ ontstaat. Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 45 of 86
20 januari 2016
ZNC0 indien er ‘schade’ is ontstaan door het niet vooraf adequaat uitvoeren van de endoscopische inspectie en/of er geen maatregelen zijn getroffen om deze ‘schade’ te voorkomen, waarbij het niet mogelijk is om a posteriori de veroorzaakte schade op een voldoende wijze te herstellen.
4.3.13 Boor-en vulpatroon – overschrijding maximale boorafstanden Welke zijn de vastgestelde problemen? De maximale afstanden tussen boorgaten, zoals vermeld in de ATG-tekst, worden overschreden. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Men telt stenen i.p.v. de boorafstanden effectief af te meten en houdt bijgevolg geen rekening met de variabele lengte van de stenen en de tussenliggende voegen. Men meet de boorafstand af, maar neemt vervolgens de dichtstbijzijnde voeg om het boorgat in te maken (hoewel deze dus mogelijks net buiten de maximaal vereiste boorafstand gelegen is). Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Cf. TV 246: “In het algemeen moeten de vulopeningen zodanig aangebracht worden dat het gevelvlak op een homogene manier gevuld kan worden. Voor grote ononderbroken gevelvlakken maakt men hiervoor dikwijls gebruik van een ‘basispatroon’, dat ter plaatse van de gevelopeningen en de andere kritieke punten aangepast kan worden om ook hier een bevredigend resultaat te bereiken. De vulopeningen moeten ook op een toereikende afstand van de hoeken aangebracht worden om te vermijden dat ze zich recht tegenover de gevelspouw zouden bevinden. Ook ter hoogte van een als spouwmuur uitgevoerde woningscheidende dwarswand is het aanbrengen van vulopeningen niet wenselijk.” De vereisten vermeld in de technische goedkeuring ATG zijn opgesteld door de ATGhouder op basis van voorafgaandelijke studie. De vermelde vereisten dienen de goede vulling (volledige vulling, correcte densiteit/pakking,...) van de spouwmuren en de in de ATG gedeclareerde prestaties van het isolatiemateriaal in de spouwmuren te garanderen. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Bij nameten van de boorafstanden in-situ (gemeten van middelpunt boorgat tot middelpunt boorgat) blijkt dat men de maximale waarden zoals vermeld in de technische goedkeuring ATG heeft overschreden. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien de overschrijding van de in situ vastgestelde boorafstand kleiner is dan de opgenomen tolerantie in de gepubliceerde ATG-tekst of – uitsluitend bij gebrek aan beschreven toleranties in de ATG-tekst – kleiner dan 2% t.o.v. de vermelde maximumwaarden in de gepubliceerde ATG-tekst. Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 46 of 86
20 januari 2016
Schriftelijk akkoord nodig van de ATG-houder voor dit specifieke geval. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat voortaan de maximale boorafstanden vermeld in de technische goedkeuring ATG gerespecteerd worden. ZNC1 indien de aangehouden boorafstand de maximale waarde vermeld in de technische goedkeuring ATG overschrijdt, maar binnen de specificaties valt van de in aanpassing zijnde technische goedkeuring ATG (op voorwaarde dat deze specificaties opgenomen zijn bij publicatie van de aangepaste ATG en op voorwaarde dat de aangepaste ATG geen aanpassingen bevat m.b.t. het gebruikte isolatiemateriaal/-systeem). Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat voortaan de maximale boorafstanden vermeld in de gepubliceerde technische goedkeuring ATG gerespecteerd worden, waarbij de specificaties in de in aanpassing zijnde ATG’s slechts worden gehanteerd vanaf het moment dat deze aangepaste ATG wordt gepubliceerd. Nota: de blanco Verklaring van Overeenkomstigheid kan slechts worden opgemaakt op het moment dat de in aanpassing zijnde ATG effectief gepubliceerd is en aantoont dat de werf werd uitgevoerd binnen de gewijzigde specificaties. ZNC0 indien de overschrijding van de in situ vastgestelde boorafstand groter is dan de opgenomen tolerantie in de gepubliceerde ATG-tekst of - uitsluitend bij gebrek aan beschreven toleranties in de ATG-tekst - groter dan 2% t.o.v. de vermelde maximumwaarden in de gepubliceerde ATG-tekst. De zwaarwegende nietconformiteit geldt voor het volledige gevelvlak waarin de vaststelling wordt gedaan.
4.3.14 Boor-en vulpatroon – overschrijding maximale boorafstanden t.h.v. obstakels Welke zijn de vastgestelde problemen? Ter hoogte van obstakels tegen de gevel wordt afgeweken van het maximaal toelaatbare boorpatroon volgens de technische goedkeuring ATG. Bv. t.h.v. struikgewas, een houtstapel, luiken, luifels, aangebouwde veranda’s,... Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? De redenen zijn zuiver pragmatisch: men kan de gevel t.h.v. deze obstakels niet bereiken zonder bijkomende maatregelen (bijvoorbeeld verwijderen van de obstakels, voorzien van verticale en/of horizontale borstels rondom de obstakels,...), waardoor men hier dus geen boorgaten voorziet. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Cf. TV 246: “In het algemeen moeten de vulopeningen zodanig aangebracht worden dat het gevelvlak op een homogene manier gevuld kan worden. Voor grote ononderbroken gevelvlakken maakt men hiervoor dikwijls gebruik van een ‘basispatroon’, dat ter plaatse van de gevelopeningen en de andere kritieke punten aangepast kan worden om ook hier een bevredigend resultaat te bereiken. De vulopeningen moeten ook op een toereikende afstand van de hoeken aangebracht worden om te vermijden dat ze zich recht tegenover de gevelspouw zouden bevinden.
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 47 of 86
20 januari 2016
Ook ter hoogte van een als spouwmuur uitgevoerde woningscheidende dwarswand is het aanbrengen van vulopeningen niet wenselijk.” De vereisten vermeld in de technische goedkeuring ATG zijn opgesteld door de ATGhouder op basis van voorafgaandelijke studie. De vermelde vereisten dienen de goede vulling (volledige vulling, correcte densiteit/pakking,...) van de spouwmuren en de in de ATG gedeclareerde prestaties van het isolatiemateriaal in de spouwmuren te garanderen. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Men stelt visueel vast dat men het maximaal voorgeschreven boorpatroon overschrijdt en dit ter hoogte van obstakels, terwijl via endoscopisch onderzoek wordt vastgesteld dat de luchtspouw erachter wel degelijk in rechtstreeks contact staat met de luchtspouw die men wel conform de vereisten in de technische goedkeuring ATG naïsoleert. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien de overschrijding van de in situ vastgestelde boorafstand kleiner is dan de opgenomen tolerantie in de gepubliceerde ATG-tekst of – uitsluitend bij gebrek aan beschreven toleranties in de ATG-tekst – kleiner dan 2% t.o.v. de vermelde maximumwaarden in de gepubliceerde ATG-tekst. Schriftelijk akkoord nodig van de ATG-houder voor de specifieke afwijking. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat voortaan de maximale boorafstanden vermeld in de technische goedkeuring ATG gerespecteerd worden. ZNC1 indien de aangehouden boorafstand de maximale waarde vermeld in de technische goedkeuring ATG overschrijdt, maar binnen de specificaties valt van de in aanpassing zijnde technische goedkeuring ATG (op voorwaarde dat deze specificaties opgenomen zijn bij publicatie van de aangepaste ATG en op voorwaarde dat de aangepaste ATG geen aanpassingen bevat m.b.t. het gebruikte isolatiemateriaal/-systeem). Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat voortaan de maximale boorafstanden vermeld in de gepubliceerde technische goedkeuring ATG gerespecteerd worden, waarbij de specificaties in in aanpassing zijnde ATG’s slechts worden gehanteerd vanaf het moment dat deze aangepaste ATG wordt gepubliceerd. Nota: de blanco Verklaring van Overeenkomstigheid kan slechts worden opgemaakt op het moment dat de in aanpassing zijnde ATG effectief gepubliceerd is en aantoont dat de werf werd uitgevoerd binnen de gewijzigde specificaties. ZNC0 indien de overschrijding van de in situ vastgestelde boorafstand groter is dan de opgenomen tolerantie in de gepubliceerde ATG-tekst of - uitsluitend bij gebrek aan beschreven toleranties in de ATG-tekst - groter dan 2% t.o.v. de vermelde maximumwaarden in de gepubliceerde ATG-tekst. De zwaarwegende nietconformiteit geldt voor het volledige gevelvlak waarin de vaststelling wordt gedaan.
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 48 of 86
20 januari 2016
4.3.15 Boor-en vulpatroon – kops inblazen Welke zijn de vastgestelde problemen? Tijdens de uitvoering van de werken stelt men vast dat een bepaalde gevel kops wordt ingeblazen. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Uitsparen van enkele boorgaten. Vermijden van beschadiging aan de gevelbekleding van een bepaalde gevel. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Cf. TV 246: “In het algemeen moeten de vulopeningen zodanig aangebracht worden dat het gevelvlak op een homogene manier gevuld kan worden. Voor grote ononderbroken gevelvlakken maakt men hiervoor dikwijls gebruik van een ‘basispatroon’, dat ter plaatse van de gevelopeningen en de andere kritieke punten aangepast kan worden om ook hier een bevredigend resultaat te bereiken. De vulopeningen moeten ook op een toereikende afstand van de hoeken aangebracht worden om te vermijden dat ze zich recht tegenover de gevelspouw zouden bevinden. Ook ter hoogte van een als spouwmuur uitgevoerde woningscheidende dwarswand is het aanbrengen van vulopeningen niet wenselijk.” Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Men stelt visueel vast dat men kops gaat inblazen en/of dat men een vulopening inblaast dat rechtstreeks uitmondt in een luchtspouw dat zich loodrecht t.o.v. de te vullen gevel bevindt. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1: n.v.t. ZNC0 indien men vaststelt dat men kops in de gevel blaast of recht in een ertegenover gelegen gevelspouw. De zwaarwegende niet-conformiteit geldt voor de kops ingeblazen gevel.
4.3.16 Boor-en vulpatroon – afwijking voorgeschreven vulpatroon Welke zijn de vastgestelde problemen? Men wijkt af van het voorgeschreven vulpatroon; i.e. men vult trapsgewijs, men vult verticaal, men vult een deel van de aangrenzende gevel ook reeds mee,... Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Tijdsbesparing. Praktische moeilijkheden wanneer men vanaf een bepaalde hoogte dient te werken vanaf een ladder. Het aanhouden van het correcte vulpatroon veronderstelt in dit Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 49 of 86
20 januari 2016
geval dat men vaak de ladder op en af moet en dat men vaak de ladder horizontaal dient te verplaatsen. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Cf. TV 246: “Bij het opvullen van de spouw dient men te starten met de onderste rij vulopeningen, meer bepaald vanaf een vulopening die gelegen is nabij een hoek van het gevelvlak. Na het opvullen van de onderste rij, gaat men op gelijkaardige wijze verder met de tweede rij, totdat het gevelvlak volledig behandeld is.” Deze werkwijze is noodzakelijk om een homogene vulling van de spouw te garanderen en plaatselijk ‘afglijden/uitzakken’ van isolatiemateriaal tijdens de uitvoering van de werken te voorkomen. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Men stelt visueel vast dat men het voorgeschreven vulpatroon niet aanhoudt. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien er afgeweken wordt van het voorgeschreven vulpatroon, maar men evenwel toch een gelijkmatige vulling van de gevel zou kunnen garanderen zonder dat de volledige en gelijkmatige vulling van aangrenzende gevels in gedrang is gebracht. Schriftelijk akkoord nodig van de ATG-houder voor de specifieke afwijking en garantie op homogene vulling van de gevel. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat men in de toekomst toch het voorgeschreven vulpatroon volgens de TV 246 en de technische goedkeuring ATG zou aanhouden. ZNC0 indien er met de afwijking van het vulpatroon geen enkele garantie kan gegeven worden op een gelijkmatige vulling van de gevel.
4.3.17 Boor-en vulpatroon – niet respecteren van volgorde boren/inblazen Welke zijn de vastgestelde problemen? Er wordt tegelijkertijd in dezelfde gevel geboord en ingeblazen. Men isoleert een bepaalde gevel reeds hoewel de aangrenzende gevel nog niet over een bepaalde afstand voorzien is van boorgaten. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Tijdsbesparing. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Cf. TV 246: “Om te voorkomen dat het puin of gruis van de uitgeboorde openingen op het gedeeltelijk aangebrachte isolatieproduct zou vallen en zodoende aanleiding zou geven tot het ontstaan van contactbruggen in de spouw, zou het na-isoleren van Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 50 of 86
20 januari 2016
de spouw moeten uitgesteld worden tot op het ogenblik dat alle vulopeningen in het betreffende gevelvlak aangebracht zijn. Ook de eventuele aangrenzende zijgevels zouden idealiter over hun volledige hoogte en over een verticale strook van minstens 2m breed van de nodige openingen voorzien moeten zijn.” Cf. TV 246: “Indien de te isoleren gevels een aanzienlijke lengte vertonen, zou men de na-isolatiewerken eventueel kunnen aanvangen na het aanbrengen van de nodige vul- en ontluchtingsopeningen in een horizontaal gevelvlak van minstens 10m breed en dit, over de volledige hoogte van de gevel. Tijdens de voortgang van de werkzaamheden dient men er nauwlettend op toe te zien dat deze afstand van 10m tussen het punt van opvullen en het punt van boren gehandhaafd blijft.” Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Visuele vaststelling dat er in eenzelfde gevel tegelijkertijd wordt geboord en nageïsoleerd (waarbij tussenafstand van minimum 10m niet wordt gerespecteerd) en visuele vaststelling dat er reeds wordt geïsoleerd zonder dat ook in de aangrenzende gevel de boorgaten over een bepaalde minimale afstand werden voorzien (2m volgens TV 246 of afstand te bepalen via de interne procedure van de installateur). Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien er in de desbetreffende gevel reeds wordt nageïsoleerd zonder dat er rekening gehouden wordt dat de aangrenzende gevels reeds over een afstand van minimum 2m (of afstand te bepalen door installateur in een interne procedure) dient voorzien te zijn van de nodige boorgaten. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat men de volgorde van boren en inblazen in de toekomst volledig respecteert. ZNC0 indien er tegelijkertijd geboord en ingeblazen wordt in dezelfde gevel zonder dat de minimum (horizontale) tussenafstand van 10m wordt gerespecteerd.
4.3.18 Machine – verkeerde machine-instellingen Welke zijn de vastgestelde problemen? Tijdens de controle van BCCA blijkt dat bij het vullen van een testbox de resultaten buiten de specificaties van de ATG-houder vallen: er wordt te veel of te weinig lijm gebruikt voor de EPS-parels, er wordt een te laag of te hoog gewicht aan MW in de testbox vastgesteld, er is een onvoldoende goede menging/reactie van de componenten van de PUR zodat de celstructuur niet voldoet,... Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Men ‘vergeet’ de machine-instellingen te controleren op de bouwplaats, omdat men ervan uit gaat dat indien de instellingen niet gewijzigd zijn t.o.v. een vorige uitvoering van na-isolatiewerken het resultaat van het inblazen/injecteren nog steeds hetzelfde zal zijn. Men heeft effectief reeds via een controle geverifieerd of de machine-instellingen de beoogde inblaasresultaten leveren, maar aangezien sindsdien de machine echter opgewarmd is, de omgevingstemperatuur gestegen is, er andere factoren gewijzigd Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 51 of 86
20 januari 2016
zijn tijdens de uitvoering,... is het resultaat van de inblaaswerken ondertussen dusdanig gewijzigd t.o.v. de vorige controle dat dit niet langer binnen de vereiste specificaties valt. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Bij minerale wol is de gerealiseerde dichtheid van de ingeblazen wol bepalend voor de gedeclareerde lambda-waarde in de technische goedkeuring ATG. Bovendien is een minimum densiteit van 25kg/m³ noodzakelijk volgens de norm NBN EN 14064-1. In de technische goedkeuring ATG wordt het interval vermeld waaraan de gerealiseerde densiteit van de ingeblazen wol dient te voldoen voor elk specifiek systeem. Er wordt dan ook vereist dat bij de aanvang van de werken, op regelmatige basis en na iedere werkonderbreking de machine-instellingen d.m.v. een proef gecontroleerd wordt. Dit gebeurt door het vullen van een houten testbox en door vervolgens het gewicht van de ingeblazen minerale wol op te meten. Aangezien er een correlatie bestaat tussen de densiteit in de vooraf gedefinieerde testbox en de gerealiseerde densiteit in de spouw heeft elke ATG-houder richtlijnen opgesteld voor het minimum en het maximum gewicht dat men via de controle met de testbox dient te bereiken om te voldoen aan de gestelde vereisten voor de gerealiseerde densiteit in de spouw. Deze richtlijnen kunnen variëren in functie van het type inblaasmachine dat men gebruikt om de uiteindelijke na-isolatiewerken te realiseren, alsook van de testbox dat men gebruikt. Bij geëxpandeerde polystyreenparels is de gerealiseerde bindmiddelenopbrengst (i.e. de juiste afstelling van de hoeveelheid parels en bindmiddel) bepalend voor de gedeclareerde lambda-waarde in de technische goedkeuring ATG. Een te lage bindmiddelenopbrengst kan bovendien resulteren in een onvoldoende samenhang van het isolatiesysteem met de geëxpandeerde polystyreenparels. In de ATG wordt het interval vermeld waaraan de bindmiddelenopbrengst dient te voldoen. Er wordt dan ook vereist dat bij de aanvang van de werken, op regelmatige basis en na iedere werkonderbreking de machine-instellingen d.m.v. een proef gecontroleerd wordt. Dit gebeurt door het opmeten van het pareldebiet (bv. in een zak met voorafgekend volume, waarbij de tijd gechronometreerd wordt om deze zak volledig te vullen of door de parels in een zak te spuiten gedurende een vooraf bepaalde tijdsspanne en vervolgens het gerealiseerde parelvolume te meten) en door het apart opmeten van het bindmiddeldebiet (bv. door gedurende een vooraf bepaalde/vastgestelde tijd het bindmiddel in te spuiten in een geijkte maatbeker). De bindmiddelenopbrengst wordt veelal uitgedrukt in het aantal liter lijm per 1000 liter parels of in het aantal gram lijm per 1000 gram parels. Bij polyurethaan is de celstructuur van het uitgeharde materiaal bepalend voor de gedeclareerde lambda-waarde in de technische goedkeuring ATG. Er wordt dan ook vereist dat bij de aanvang van de werken, op regelmatige basis en na iedere werkonderbreking de machine-instellingen d.m.v. een proef gecontroleerd wordt. Dit gebeurt door het vullen van een plastieken zak of door het spuiten op een plastieken dekzeil ter visuele beoordeling van de menging van en de reactie tussen de polyol en het isocyanaat. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Het gewicht van de minerale wol in de gekende testbox, de bepaalde bindmiddelenopbrengst (lijm / geëxpandeerde polystyreen parels) en/of de visuele beoordeling van de celstructuur van het polyurethaan voldoen niet aan de specificaties van de ATG-houder: te laag of te hoog gewicht aan MW, te weinig of te Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 52 of 86
20 januari 2016
veel lijm bij EPS, onvoldoende menging/reactie van de PUR, foute druk/temperatuur van de PUR-componenten bij het injecteren. Deze vaststelling kan gebeuren op basis van registraties door de installateur op het werfverslag, alsook op basis van een door de BCCA inspecteur bijgewoonde controleproef tijdens de uitvoering van de werken. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1: indien de afwijking t.o.v. de specificaties van de ATG-houder klein is. Schriftelijk akkoord nodig van de ATG-houder voor de specifieke, éénmalige afwijking en garantie op het respecteren van de gedeclareerde lambda-waarde in de gepubliceerde technische goedkeuring ATG. Dit laatste is gefundeerd aan te tonen. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat er steeds op elke bouwplaats voldaan wordt aan de voorgeschreven specificaties van de ATG-houder zonder dat er een uitzonderingsprocedure dient toegepast te worden. ZNC0 indien er een te laag of te hoog gewicht aan MW wordt vastgesteld; indien er een tekort of een teveel aan lijm wordt vastgesteld t.o.v. de hoeveelheid geëxpandeerde parels; indien de menging/reactie van de polyol en het isocyanaat niet voldoen t.o.v. een referentiestaal. Deze ZNC0 wordt beschouwd als een ZNC1 wanneer de afwijking t.o.v. de specificaties van de ATG-houder klein is.
4.3.19 Machine – niet uitvoeren van machinekalibratie Welke zijn de vastgestelde problemen? Men heeft de voorafgaande controle van de machine-instellingen niet uitgevoerd alvorens men begint aan de na-isolatiewerken (i.e. het inblazen/injecteren van isolatiemateriaal in de spouw). Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Men gaat ervan uit dat indien de instellingen van de machine niet gewijzigd zijn t.o.v. een vorige uitvoering van na-isolatiewerken het resultaat van het inblazen/injecteren nog steeds hetzelfde zal zijn. Er is geen kalibratiemateriaal (weegschaal, maatbeker, testzak,...) beschikbaar op de bouwplaats. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? De gedeclareerde lambda-waarde in de technische goedkeuring ATG is afhankelijk van de gerealiseerde densiteit in de spouw voor minerale wol, de bindmiddelenopbrengst voor het systeem van gebonden geëxpandeerde polystyreenparels en de celstructuur van de geïnjecteerde menging en reactie van de componenten van het polyurethaan-systeem. Deze resultaten (densiteit, bindmiddelenopbrengst, menging polyol/isocyanaat) worden mede bepaald door de specifieke werking van de gebruikte inblaasmachine. De specifieke werking van de gebruikte inblaasmachine is niet alleen afhankelijk van het type inblaasmachine, maar tevens van de ouderdom van de machine, het onderhoud van de machine, de toestand qua ‘opwarming’ van de machine, de toevoer van het isolatiemateriaal in de machine, de omgevingstemperatuur,... en andere factoren. De specifieke werking van Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 53 of 86
20 januari 2016
de gebruikte inblaasmachine is m.a.w. niet alleen tijdsgebonden, maar ook nog eens bouwplaatsgebonden. Het is daarom ook primordiaal om per bouwplaats bij de aanvang van de werken, op regelmatige basis en na iedere werkonderbreking de machine-instellingen d.m.v. een proef te controleren. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Vaststelling van deze zwaarwegende niet-conformiteit kan op verschillende manieren gebeuren: - door mondelinge bevestiging van de uitvoerders dat de voorafgaande controle niet is uitgevoerd - doordat het materieel dat noodzakelijk is om deze controle uit te voeren niet aanwezig is op de bouwplaats. Het betreft een (geijkte) weegschaal/dynamometer voor MW en EPS – indien noodzakelijk, de testbox/testzak, de geijkte maatbeker (voor EPS),... - doordat het aanwezige materieel dat noodzakelijk is om deze controle uit te voeren niet bruikbaar is: weegschaal kan geen nauwkeurige metingen doen in het desbetreffende bereik, de aanwezige testzak/testbox heeft een te klein/te groot volume, de aanwezige maatbeker heeft geen ijking,... - doordat het materieel op vraag van de BCCA inspecteur nog gezocht moet worden en dit op een tijdstip dat er reeds inblaaswerken aan de gang zijn - ... Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien er geen correct uitgevoerde controle van de machine-instelling is gebeurd, maar dat de controle die op vraag en in aanwezigheid van de BCCA inspecteur alsnog wordt uitgevoerd, aangeeft dat men de specificaties van de ATGhouder toch respecteert. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat er steeds op elke bouwplaats de nodige controles m.b.t. de machine-instellingen worden uitgevoerd. ZNC1 indien er geen correct uitgevoerde controle van de machine-instelling is gebeurd, maar dat de controle die op vraag en in aanwezigheid van de BCCA inspecteur alsnog wordt uitgevoerd, aangeeft dat men slechts licht afwijkt van de specificaties van de ATG-houder. Schriftelijk akkoord nodig van de ATG-houder voor de specifieke, éénmalige afwijking en garantie op het respecteren van de gedeclareerde lambda-waarde in de gepubliceerde technische goedkeuring ATG. Dit laatste is gefundeerd aan te tonen. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat er steeds op elke bouwplaats de nodige controles m.b.t. de machine-instellingen worden uitgevoerd. ZNC0 indien er geen correct uitgevoerde controle van de machine-instelling is gebeurd en indien de controle die op vraag en in aanwezigheid van de BCCA inspecteur wordt uitgevoerd, aangeeft dat men de specificaties van de ATG-houder niet respecteert.
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 54 of 86
20 januari 2016
4.3.20 Machine – onvoldoende uitvoeren van machinekalibratie Welke zijn de vastgestelde problemen? Men heeft de voorafgaande controle van de machine-instellingen niet uitgevoerd voor alle machines die op de bouwplaats aanwezig zijn en/of voor alle gebruikte vulpistolen alvorens men begint aan de na-isolatiewerken (i.e. het inblazen/injecteren van isolatiemateriaal in de spouw). Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Men gaat ervan uit dat alle gebruikte machines/vulpistolen op dezelfde manier kunnen ingesteld worden als het resultaat ervan voor één van de machines/vulpistolen wordt gecontroleerd. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? De gedeclareerde lambda-waarde in de technische goedkeuring ATG is afhankelijk van de gerealiseerde densiteit in de spouw voor minerale wol, de bindmiddelenopbrengst voor het systeem van gebonden geëxpandeerde polystyreenparels en de celstructuur van de geïnjecteerde menging en reactie van de componenten van het polyurethaan-systeem. Deze resultaten (densiteit, bindmiddelenopbrengst, menging polyol/isocyanaat) worden mede bepaald door de specifieke werking van de gebruikte inblaasmachine. De specifieke werking van de gebruikte inblaasmachine is niet alleen afhankelijk van het type inblaasmachine, maar tevens van de ouderdom van de machine, het onderhoud van de machine, de toestand qua ‘opwarming’ van de machine, de toevoer van het isolatiemateriaal in de machine, de omgevingstemperatuur,... en andere factoren. De specifieke werking van de gebruikte inblaasmachine is m.a.w. niet alleen tijdsgebonden, maar ook nog eens bouwplaats-gebonden. Het is daarom ook primordiaal om per bouwplaats bij de aanvang van de werken, op regelmatige basis en na iedere werkonderbreking de machine-instellingen d.m.v. een proef te controleren. Hetzelfde geldt voor de vulpistolen. Enkel een controle van elk vulpistool kan bepalen of de specifieke werking van dit vulpistool voldoende is. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Vaststelling van deze zwaarwegende niet-conformiteit kan op verschillende manieren gebeuren: - door mondelinge bevestiging van de uitvoerders dat de voorafgaande controle niet (volledig) is uitgevoerd - ... Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien er geen correct uitgevoerde controle van de machine-instelling voor elke machine/vulpistool is gebeurd, maar dat de controle die op vraag en in aanwezigheid van de BCCA inspecteur alsnog wordt uitgevoerd (zonder eerst de machineinstellingen te hebben gewijzigd), aangeeft dat men de specificaties van de ATGhouder toch respecteert. Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 55 of 86
20 januari 2016
Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat er steeds op elke bouwplaats alle nodige controles m.b.t. de machine-instellingen worden uitgevoerd. ZNC1 indien er geen correct uitgevoerde controle van de machine-instelling voor elke machine/vulpistool is gebeurd, maar dat de controle die op vraag en in aanwezigheid van de BCCA inspecteur alsnog wordt uitgevoerd, aangeeft dat men slechts licht afwijkt van de specificaties van de ATG-houder. Schriftelijk akkoord nodig van de ATG-houder voor de specifieke, éénmalige afwijking en garantie op het respecteren van de gedeclareerde lambda-waarde in de gepubliceerde technische goedkeuring ATG. Dit laatste is gefundeerd aan te tonen. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat er steeds op elke bouwplaats de nodige controles m.b.t. de machine-instellingen worden uitgevoerd. ZNC0 indien er geen correct uitgevoerde controle van de machine-instelling voor elke machine/vulpistool is gebeurd en indien de controle die op vraag en in aanwezigheid van de BCCA inspecteur wordt uitgevoerd, aangeeft dat men de specificaties van de ATG-houder niet respecteert.
4.3.21 Machine – niet uitvoeren van machinekalibratie voor 1ste injectie in de spouw Welke zijn de vastgestelde problemen? Men doet pas een controle op de machine-instellingen nadat er reeds isolatiemateriaal is ingeblazen/geïnjecteerd in de spouwmuur. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Men wil de machine eerst laten ‘opwarmen’ alvorens de voorafgaande controle van de machine-instellingen uit te voeren. Men wil de slangen eerst ‘schoonmaken’ alvorens de voorafgaande controle van de machine-instellingen uit te voeren. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? De gedeclareerde lambda-waarde in de technische goedkeuring ATG is afhankelijk van de gerealiseerde densiteit in de spouw voor minerale wol, de bindmiddelenopbrengst voor het systeem van gebonden geëxpandeerde polystyreenparels en de celstructuur van de geïnjecteerde menging en reactie van de componenten van het polyurethaan-systeem. Deze parameters dienen dan ook voorafgaandelijk gecontroleerd te worden en zijn afhankelijk van o.a. de machineinstellingen en de reactie van de machine hierop op deze specifieke bouwplaats. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? - Men stelt visueel vast dat men reeds heeft ingeblazen/geïnjecteerd in de spouwmuur, terwijl de voorafgaandelijke controletest nog niet is uitgevoerd. - Men stelt dit vast doordat dit mondeling wordt toegezegd door de uitvoerders. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 56 of 86
20 januari 2016
ZNC1 indien er reeds isolatiemateriaal in de spouwmuur is ingebracht vooraleer de voorafgaande controle van de machine-instelling is gebeurd, maar dat de controle die op vraag en in aanwezigheid van de BCCA inspecteur wordt uitgevoerd, aangeeft dat men de specificaties van de ATG-houder toch respecteert. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat er steeds op elke bouwplaats de nodige controles m.b.t. de machine-instellingen worden uitgevoerd alvorens één enkel boorgat wordt nageïsoleerd. ZNC1 indien er reeds isolatiemateriaal in de spouwmuur is ingebracht vooraleer de voorafgaande controle van de machine-instelling is gebeurd, maar dat de controle die op vraag en in aanwezigheid van de BCCA inspecteur wordt uitgevoerd, aangeeft dat men slechts licht afwijkt van de specificaties van de ATG-houder. Schriftelijk akkoord nodig van de ATG-houder voor de specifieke, éénmalige afwijking en garantie op het respecteren van de gedeclareerde lambda-waarde in de gepubliceerde technische goedkeuring ATG. Dit laatste is gefundeerd aan te tonen. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat er steeds op elke bouwplaats de nodige controles m.b.t. de machine-instellingen worden uitgevoerd alvorens één enkel boorgat wordt nageïsoleerd. ZNC0 indien er reeds isolatiemateriaal in de spouwmuur is ingebracht vooraleer de voorafgaande controle van de machine-instelling is gebeurd en indien de controle die op vraag en in aanwezigheid van de BCCA inspecteur wordt uitgevoerd, aangeeft dat men de specificaties van de ATG-houder niet respecteert. De zwaarwegende nietconformiteit geldt voor het volledige gevelvlak (i.e. volledige gevel) waar deze werd vastgesteld.
4.3.22 Machine – grote fluctuaties in resultaat Welke zijn de vastgestelde problemen? De resultaten van een voorafgaande controle van de machine-instellingen variëren significant in een zeer korte tijdsspanne en dit ondanks het feit dat er geen aanpassingen werden uitgevoerd aan de machine-instellingen. Er is geen garantie dat de ingebrachte isolatie in de spouw voldoet aan de gedeclareerde prestaties in de technische goedkeuring ATG. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? - De uitvoerders zijn onvoldoende bekend met het type inblaasmachine dat gebruikt wordt, waardoor één of andere setting van de inblaasmachine verkeerdelijk staat ingesteld - De machine is dringend aan onderhoud of vervanging toe Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? De gedeclareerde lambda-waarde in de technische goedkeuring ATG is afhankelijk van de gerealiseerde densiteit in de spouw voor minerale wol, de bindmiddelenopbrengst voor het systeem van gebonden geëxpandeerde polystyreenparels en de celstructuur van de geïnjecteerde menging en reactie van de componenten van het polyurethaan-systeem. Deze parameters dienen dan ook Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 57 of 86
20 januari 2016
voorafgaandelijk gecontroleerd te worden en zijn afhankelijk van o.a. de machineinstellingen en de reactie van de machine hierop op deze specifieke bouwplaats. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Bij het meerdere keren (in een korte tijdsspanne) uitvoeren van de controletest (gewicht MW in testbox, bindmiddelenopbrengst EPS, celstructuur PUR) wordt er een significant verschil vastgesteld in het opgemeten gewicht (MW), bindmiddelenopbrengst (EPS) en celstructuur (PUR). Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1: n.v.t. ZNC0 indien de machine zeer grote fluctuaties vertoont, zodat de correcte resultaten (i.e. prestaties van het ingebrachte isolatiemateriaal) niet gegarandeerd kunnen worden.
4.3.23 Machine – onvoldoende onderhoud Welke zijn de vastgestelde problemen? Het benodigde onderhoud volgens de richtlijnen van de fabrikant is niet gebeurd voor de machine die gebruikt wordt tijdens de werken. Er worden gebreken vastgesteld op de bouwplaats (bv. defecte manometer (EPS), kleppen en/of ketting kapot (MW),...) Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Vergetelheid van de uitvoerders om door te geven wanneer een machine nood heeft aan onderhoud (jaarlijkse controle, controle na x-tal machine-uren/airlockuren,...). Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? De gedeclareerde lambda-waarde in de technische goedkeuring ATG is afhankelijk van de gerealiseerde densiteit in de spouw voor minerale wol, de bindmiddelenopbrengst voor het systeem van gebonden geëxpandeerde polystyreenparels en de celstructuur van de geïnjecteerde menging en reactie van de componenten van het polyurethaan-systeem. Deze parameters dienen dan ook voorafgaandelijk gecontroleerd te worden en zijn afhankelijk van o.a. de machineinstellingen en de reactie van de machine hierop op deze specifieke bouwplaats. Wanneer een machine aan onderhoud toe is, zullen de gerealiseerde resultaten minder robuust zijn, meer aan fluctuaties onderhevig zijn en dus minder betrouwbaar zijn. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? De onderhoudssticker die de fabrikant op de machine heeft geplakt, geeft aan dat er reeds een onderhoudsbeurt had uitgevoerd moeten worden. Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 58 of 86
20 januari 2016
Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien de sticker die de fabrikant op de machine aanbrengt tijdens een onderhoudsbeurt aangeeft dat het onderhoud reeds gebeurd had moeten zijn (overschrijden van het aantal werkuren en/of overschrijding van de volgende onderhoudsdatum), maar men kan aantonen dat het onderhoud ondertussen effectief heeft plaatsgevonden en/of niet noodzakelijk was volgens de fabrikant. Schriftelijk akkoord/bewijs nodig van de fabrikant van de machine. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat in de toekomst tijdig een onderhoud van de machine ingepland wordt en er steeds een duidelijke traceerbaarheid is van dit onderhoud aan de machine zelf. ZNC0 indien het noodzakelijke onderhoud niet is gebeurd.
4.3.24 Machine – werken bij te hoge/lage temperatuur Welke zijn de vastgestelde problemen? De omgevingstemperatuur (of desgevallend temperatuur in de spouw) is te laag of te hoog t.o.v. de specificaties, vermeld in de technische goedkeuring: bijvoorbeeld t.o.v. de filmvormingstemperatuur van het bindmiddel gebruikt in het EPS-systeem of t.o.v. de minimaal en/of maximaal vereiste omgevingstemperatuur voor het PUR-systeem. Men gebruikt nog steeds de zomerlijm, terwijl de omgevingstemperatuur reeds het gebruik van de winterlijm (met lagere filmvormingstemperatuur) vereist en dit omdat de houdbaarheid van de lijm beperkt is tot enkele maanden. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? De periode waarin de problematiek van de temperatuur een rol speelt, is net de periode (nl. de winterperiode) waarin er meer vraag is van klanten om over te gaan tot na-isolatiewerken. De houdbaarheid van aangekochte lijm is slechts beperkt tot enkele maanden. De beperking van de temperatuur is niet voor elk isolatiesysteem hetzelfde: MW is niet onderhevig aan dergelijke beperkingen; niet elk EPS- en/of PUR--systeem is bij dezelfde temperatuur niet meer verwerkbaar;... De uitvoeringsdatum van de werken werd reeds vastgelegd met de klant, waardoor men deze niet wil verzetten omdat de temperatuur bij de start van de werken nog te laag ligt en er niet kan voorspeld worden of de temperatuur in de loop van de dag voldoende zal stijgen om de werken te kunnen uitvoeren. De thermometer die men gebruikt, wordt afgelezen nadat deze geruimere tijd vlakbij een hittebron (bv. de compressor, een verlichtingselement,...) heeft gelegen, waardoor men een verkeerde aflezing doet van de werkelijke temperatuur. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Bij systemen van gebonden geëxpandeerde polystyreenparels kan de beoogde werking van het bindmiddel (i.e. het zich voldoende rond de polystyreenparels wikkelen van het bindmiddel om een voldoende binding tussen de verschillende polystyreenparels te bekomen) niet gegarandeerd worden wanneer men het Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 59 of 86
20 januari 2016
bindmiddel injecteert bij een temperatuur die lager is dan de minimale filmvormingstemperatuur van dat bindmiddel. Bij systemen van polyurethaan kan de temperatuur (en de aanwezigheid van water) de schuimreactie tussen isocyanaat en polyol nadelig beïnvloeden. De omgevingstemperatuur dient bijgevolg beperkt te worden tot een bepaalde minimale en een bepaalde maximum temperatuur. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? De temperatuur – gemeten door een losse thermometer die reeds voldoende tijd in de desbetreffende omgeving is geconditioneerd – is te hoog of te laag t.o.v. de vereisten, opgenomen in de technische goedkeuring ATG van het desbetreffende isolatiesysteem. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien men werkt bij temperaturen die te laag of te hoog is t.o.v. het vereiste temperatuursinterval zoals vermeld in de technische goedkeuring ATG, waarbij de afwijking – vastgesteld door een losse thermometer die reeds voldoende tijd is geconditioneerd in de desbetreffende omgeving – beperkt blijft tot de kleinste schaalverdeling van de thermometer (in de regel: 1°C). Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat er in de toekomst niet gestart wordt met de na-isolatiewerken bij temperaturen die te laag of te hoog zijn. ZNC0 indien men werkt bij temperaturen die te laag of te hoog is t.o.v. het vereiste temperatuursinterval zoals vermeld in de technische goedkeuring ATG. [de temperatuur is hierbij vastgesteld d.m.v. een losse thermometer die reeds voldoende tijd is geconditioneerd in de desbetreffende omgeving]
4.3.25 Machine – afwezigheid van thermometer Welke zijn de vastgestelde problemen? Men heeft bij de isolatiesystemen met gebonden EPS en/of PUR geen losse thermometer bij dat men kan laten conditioneren in de desbetreffende omgeving (cf. technische goedkeuring ATG). Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? De uitvoerders baseren zich of op de ingebouwde thermometer in de vrachtwagen, de indicatieve thermometer-applicatie op de gsm,... De uitvoerders baseren zich niet op de temperatuur voor het uitvoeren van de werken, maar op het feit of al het materiaal nog verwerkbaar is met de inblaasmachine. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Bij systemen van gebonden geëxpandeerde polystyreenparels kan de beoogde werking van het bindmiddel (i.e. het zich voldoende rond de polystyreenparels wikkelen van het bindmiddel om een voldoende binding tussen de verschillende Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 60 of 86
20 januari 2016
polystyreenparels te bekomen) niet gegarandeerd worden wanneer men het bindmiddel injecteert bij een temperatuur die lager is dan de minimale filmvormingstemperatuur van dat bindmiddel. Bij systemen van polyurethaan kan de temperatuur (en de aanwezigheid van water) de schuimreactie tussen isocyanaat en polyol nadelig beïnvloeden. De gebruikstemperatuur van de componenten dient bijgevolg beperkt te worden tot een bepaalde minimale en een bepaalde maximum temperatuur. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Men heeft bij de isolatiesystemen met gebonden EPS en/of PUR geen losse thermometer bij dat men kan laten conditioneren in de desbetreffende omgeving (cf. technische goedkeuring ATG). Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien men geen losse thermometer mee heeft dat geconditioneerd kan worden in de desbetreffende omgeving (EPS/PUR), maar de gekende globale omgevingstemperaturen van die aard zijn dat er geen risico bestaat dat men bij te lage of te hoge temperaturen heeft nageïsoleerd. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat men in de toekomst een losse thermometer bij heeft en deze laat conditioneren in de desbetreffende omgeving. ZNC0 indien men geen losse thermometer mee heeft dat geconditioneerd kan worden/is in de desbetreffende omgeving (EPS/PUR) en de gekende globale omgevingstemperaturen zijn van die aard dat er risico bestaat dat men bij te lage of te hoge temperaturen heeft nageïsoleerd.
4.3.26 Machine – gebruik van niet-erkende machine Welke zijn de vastgestelde problemen? De machine die gebruikt wordt voor het uitvoeren van de na-isolatiewerken is niet erkend onder het ATG-certificaat waaronder men de werken aan het uitvoeren is. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Onvoldoende begrip dat de scope van een ATG-certificaat beperkt wordt tot het gebruik van specifieke, vooraf door BCCA erkende inblaasmachines [waarbij het gaat over specifieke inblaasmachines en niet over een type van inblaasmachine]. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Elke inblaasmachine heeft zijn eigen specificaties, kenmerken, werking,... De prestaties van het ingebrachte isolatiemateriaal in de spouw zijn afhankelijk van de specifieke werking van de machine. Tijdens het toezicht van het ATG-certificaat door BCCA wordt er dan ook technische controlebezoeken uitgevoerd per machine (“ploeg” genaamd in het Toepassingsreglement). De aanmelding en erkenning van elke machine is dan ook primordiaal voor de vaststelling van de scope van het ATGInfofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 61 of 86
20 januari 2016
certificaat (en dus voor de geldigheid van het ATG-certificaat voor installateurs) en het kunnen uitvoeren van de technische controlebezoeken door BCCA. Bovendien wordt er tijdens een initiële werfcontrole per machine niet alleen geverifieerd of de machine zelf in staat is om op een correcte manier isolatie in de spouw in te brengen. Er wordt tevens geverifieerd of de uitvoerders in staat zijn om de machine correct in te stellen. Bovendien wordt er eveneens gecontroleerd op het feit of de andere voorwaarden voor het behoud van het ATG-certificaat nog steeds gerespecteerd worden: het uitvoeren van een goede voorafgaande inspectie naar de geschiktheid van de spouwmuren om over te gaan tot naisolatie, de kennis van de inhoud van de technische goedkeuring ATG, de correcte opvolging van de interne procedures van de installateur, de correcte wijze van uitvoeren en registratie van de noodzakelijke werkzaamheden op de bouwplaats,... Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Het serienummer van de machine komt niet overeen met één van de gekende serienummers van de machines waarvoor voor de desbetreffende installateur reeds met goed gevolg een initiële werfcontrole is uitgevoerd door BCCA en die bijgevolg erkend werd. Er wordt gebruik gemaakt van een nieuwe machine waarvoor voor de desbetreffende installateur nog geen initiële werfcontrole is uitgevoerd door BCCA en/of waarvoor deze initiële werfcontrole (nog) niet heeft geresulteerd in een positief resultaat. Er gebruik gemaakt wordt van een machine dat voor de desbetreffende installateur reeds erkend is, maar voor een andere isolatiesysteem dan hetgeen waarmee gewerkt wordt op een bepaalde bouwplaats. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien de machine (nog) niet erkend is door BCCA, maar waarbij de initiële werfcontrole door BCCA in aanwezigheid van de desbetreffende machine wel reeds werd uitgevoerd en – na advies van de Certificatieraad In-Situ van BCCA – erkend zal kunnen worden onder het desbetreffende ATG-certificaat. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat nieuwe machines slechts worden ingezet onder het ATG-certificaat op het moment dat de installateur een schriftelijke erkenning van deze machine onder dit ATG-certificaat heeft ontvangen (na uitvoering van de initiële werfcontrole voor deze machine én na positief advies van de Certificatieraad In-Situ van BCCA) ZNC0 indien de machine niet erkend is door BCCA. De initiële werfcontrole door BCCA in aanwezigheid van de desbetreffende machine werd nog niet uitgevoerd of gaf aanleiding tot vaststelling van zwaarwegende niet-conformiteiten.
4.3.27 Inspectie – kalkmortel/mortel met zavel/fijn zand/vorstgevoelige mortel Welke zijn de vastgestelde problemen? Een woning wordt nageïsoleerd zonder dat er bijkomende maatregelen genomen worden (of vereist worden van de klant), terwijl de stelmortel is aangemaakt als kalkmortel of met fijn zand of zavel en/of de voegmortel vorstgevoelig is. Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 62 of 86
20 januari 2016
Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? De uitvoerders zijn niet steeds in staat om dit soort mortels te herkennen; de gekwalificeerde inspecteurs beoordelen de uitwendige schade, maar koppelen dit veelal niet aan de mogelijke oorzaak hiervan. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Cf. TV 246: “Ook de stel- en voegmortel van het gevelmetselwerk zal na het isoleren van de spouwmuur blootgesteld worden aan een verhoogde vorstbelasting. Vorstschade aan de stelmortel uit zich meestal onder de vorm van fijne horizontale scheurtjes. Soms kan ook een gelaagde structuur waargenomen worden. Indien men hem bekrast met een hard voorwerp, zal de aangetaste mortel aan het oppervlak bovendien slechts een geringe samenhang vertonen. Vorstschade aan de stelmortel gaat vaak gepaard met een zekere zwelling, waardoor het voegwerk uitgestoten wordt. In dit geval zal het uitslijpen en de loutere heropvoeging van het metselwerk geen soelaas bieden. Indien men vaststelt dat het gevelmetselwerk recentelijk hervoegd werd, dient men zich dan ook te informeren naar de beweegreden hiervoor. Indien de voegmortel vorstschade vertoont, kan deze verwijderd worden en vervolgens vervangen door een vorstbestendig alternatief dat aangepast is aan het type en de blootstelling van het metselwerk. In aanwezigheid van een vorstgevoelige stelmortel dringt er zich een meer ingrijpende aanpak op. Indien de gevel nog voldoende stabiel is, kan men ervoor opteren om een aangepaste regenwerende gevelafwerking (bv. een buitenbepleistering op isolatiemateriaal of een bebording) aan te brengen. Indien de stelmortel geen vorstschade vertoont, maar er twijfel bestaat omtrent de vorstgevoeligheid ervan, dient men de nodige voorzichtigheid aan de dag te leggen wanneer de precieze samenstelling ervan onbekend is. Dit geldt in het bijzonder wanneer men het gebruik van zuivere kalkmortels vermoedt of wanneer er fijn zand of zavel gebruikt werd bij de aanmaak ervan.” Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? - Tijdens de uitvoering van de werken wordt visueel vastgesteld dat de stelmortel een kalkmortel is; dat deze is aangemaakt met zavel of fijn zand of dat deze vorstgevoelig is. - Er is reeds duidelijke verwering van de voegmortel waar te nemen. [Verder visueel (of ander) onderzoek moet uitmaken of de reden terug te brengen is tot vorstgevoelige stelmortel, vorstgevoelige voegmortel of andere oorzaken.] Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC indien er is vastgesteld dat de stelmortel een zuivere kalkmortel is of is aangemaakt uit fijn zand of zavel. Het verhoogde risico op vorstschade is voorafgaand aan de uitvoering van de na-isolatiewerken schriftelijk meegedeeld aan de klant, alsook de te nemen maatregelen. De klant is akkoord gegaan met de uitvoering van de na-isolatiewerken nà ontvangst van deze risicomelding en vóór de start van de eigenlijke werken. Melding te doen van risico op verdere vorstschade en noodzaak om een regendichte gevelbekleding te voorzien. Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 63 of 86
20 januari 2016
RISC indien er is vastgesteld dat de voegmortel vorstgevoelig is. Het verhoogde risico op vorstschade is voorafgaand aan de uitvoering van de na-isolatiewerken schriftelijk meegedeeld aan de klant, alsook de te nemen maatregelen. De klant is akkoord gegaan met de uitvoering van de na-isolatiewerken nà ontvangst van deze risicomelding en vóór de start van de eigenlijke werken. Melding te doen van risico op verdere vorstschade en noodzaak om een regendichte gevelbekleding te voorzien of de vorstgevoelige voegmortel te vervangen. ZNC1 indien er is vastgesteld dat de stelmortel een zuivere kalkmortel is of is aangemaakt uit fijn zand of zavel. Het verhoogde risico op vorstschade is schriftelijk meegedeeld aan de klant, alsook de te nemen maatregelen, maar pas nadat de naisolatiewerken reeds werden uitgevoerd. De klant heeft de schriftelijke melding voor akkoord ondertekend, maar werd wel voor een ‘fait accompli’ gesteld. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat de klant tijdig op de hoogte wordt gebracht en aldus een gefundeerde beslissing kan nemen over het al dan niet laten doorgaan van de na-isolatiewerken. ZNC1 indien er is vastgesteld dat de voegmortel een vorstgevoelige mortel is. Het verhoogde risico op vorstschade is schriftelijk meegedeeld aan de klant, alsook de te nemen maatregelen, maar pas nadat de na-isolatiewerken reeds werden uitgevoerd. De klant heeft de schriftelijke melding voor akkoord ondertekend, maar werd wel voor een ‘fait accompli’ gesteld. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat de klant tijdig op de hoogte wordt gebracht en aldus een gefundeerde beslissing kan nemen over het al dan niet laten doorgaan van de na-isolatiewerken. ZNC0: indien er is vastgesteld dat de voegmortel en/of stelmortel een vorstgevoelige mortel is, maar waarbij het verhoogde risico op schade en de te nemen maatregelen niet schriftelijk zijn meegedeeld aan de klant en/of de klant deze schriftelijke melding niet voor akkoord ondertekend heeft.
4.3.28 Inspectie – ijzerpitten/vochtgevoelige inclusies Welke zijn de vastgestelde problemen? Een woning wordt nageïsoleerd zonder dat er bijkomende maatregelen genomen worden (of vereist worden van de klant), terwijl de gevelsteen ijzerpitten en/of andere (vochtgevoelige) inclusies (zoals kalkinclusies, bakstenen met een hoog kwikgehalte,...) bevat. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? De uitvoerders en de gekwalificeerde inspecteurs zijn zich onvoldoende bewust van het feit dat deze vaststelling kan leiden tot toekomstige schade aan de gevel na het na-isoleren van de gevel; ook al is er op heden geen of beperkte schade vast te stellen. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit?
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 64 of 86
20 januari 2016
Het gevelmetselwerk zal na het isoleren van de spouwmuur blootgesteld worden aan een verhoogde vorstbelasting. Gevelstenen die ijzerinclusies bevatten, hebben hierdoor een verhoogd risico dat er afschilfering of andere schade zal optreden, doordat de oorspronkelijke ijzerinclusies gaan roesten. Roestende ijzerdeeltjes nemen immers een groter volume in, wat uiteraard schade kan veroorzaken. Andere vochtgevoelige inclusies kunnen – net als ijzerdeeltjes – volume-expansies ondergaan, waardoor er afschilfering en andere schade ontstaat aan de baksteen. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Er is een visuele vaststelling gedaan van de ijzerpitten of andere inclusies, die al dan niet reeds gepaard zijn gegaan met afschilfering van de gevelsteen of andere schade aan de gevelsteen. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC indien er is vastgesteld dat de gevelsteen vochtgevoelige inclusies bevat (o.a. ijzerpitten, kalkpitten, hoog kwikgehalte,...). Het verhoogde risico op schade is voorafgaand aan de uitvoering van de na-isolatiewerken schriftelijk meegedeeld aan de klant, alsook de te nemen maatregelen. De klant is akkoord gegaan met de uitvoering van de na-isolatiewerken nà ontvangst van deze risicomelding en vóór de eigenlijke uitvoering van de werken. Melding te doen van risico op verdere gevelschade en eventuele noodzaak om een regendichte gevelbekleding te voorzien. ZNC1 indien er is vastgesteld dat de gevelsteen vochtgevoelige inclusies bevat (o.a. ijzerpitten, kalkpitten, hoog kwikgehalte,...). Het verhoogde risico op schade is schriftelijk meegedeeld aan de klant, alsook de te nemen maatregelen, maar pas nadat de na-isolatiewerken reeds werden uitgevoerd. De klant heeft de schriftelijke melding voor akkoord ondertekend, maar werd wel voor een ‘fait accompli’ gesteld. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat de klant tijdig op de hoogte wordt gebracht en aldus een gefundeerde beslissing kan nemen over het al dan niet laten doorgaan van de na-isolatiewerken. ZNC0 indien er is vastgesteld dat de gevelsteen vochtgevoelige inclusies bevat, maar waarbij het verhoogde risico op schade en de te nemen maatregelen niet schriftelijk zijn meegedeeld aan de klant en/of de klant deze schriftelijke melding niet voor akkoord ondertekend heeft.
4.3.29 Inspectie – (dampdichte) gevelafwerking Welke zijn de vastgestelde problemen? De na te isoleren gevel is voorzien van een gevelafwerking. In de meeste gevallen is er niets bekend over de dampopenheid van de gevelafwerking, noch over de dampopenheid van de onderliggende lagen van de gevelafwerking. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden?
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 65 of 86
20 januari 2016
Aangezien er bij bestaande gebouwen nog weinig informatie bewaard is gebleven van de toegepaste materialen gedurende de volledige levensloop van het gebouw, gaat de installateur af op de visuele vaststelling van de bestaande toestand. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Cf. TV 246: “Door een spouwmuur na te isoleren, verdwijnt de ventilatiemogelijkheid van de spouw. Bij gevels met een dampremmende afwerking aan de buitenzijde heeft de spouwventilatie echter een belangrijke invloed op het vochtgehalte van het buitenspouwblad. Om het risico op vorstschade te vermijden, is het bij gevels met een buitenspouwblad, opgebouwd uit onvoldoende vorstbestendige stenen die voorzien zijn van een matig of sterk dampremmende afwerklaag, ten stelligste af te raden om de spouw na te isoleren. De na-isolatie van geverfde gevels kan wel in overweging genomen worden indien de gebruikte metselstenen en mortel voldoende vorstbestendig zijn. Indien het gaat om een matig tot sterk dampremmende afwerking dient men er wel rekening mee te houden dat de droging van het metselwerk sterk afgeremd kan worden als de waterindringing (bv. via de onvermijdelijke scheurtjes in de gevel) niet volledig verhinderd wordt. Dit kan bij aan regen blootgestelde gevels plaatselijk aanleiding geven tot het loskomen van de verf en/of mos- en algengroei. De na-isolatie van de spouwmuur kan eveneens in overweging genomen worden indien de dampremmende gevelafwerking verwijderd wordt of naderhand voorzien van een aanvullende regendichte bekleding (buitenbepleistering op isolatie, bebording,...). Het gebruik van dampopen verven (d < 0.05m volgens de norm NBN EN 1062-1 levert normaalgesproken geen problemen op. In geval van twijfel dringt er zich een gespecialiseerde studie op. Bij bepleisterde gevels dient men vóór de na-isolatie van de spouwmuur na te gaan of de bestaande bepleistering op het buitenspouwblad in goede staat verkeert, een goede hechting aan het onderliggende metselwerk vertoont en over voldoende dampdoorlatende eigenschappen beschikt.” Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? De gevel is voorzien van een gevelafwerking. Er wordt nageïsoleerd zonder dat de eigenschappen van de gevelafwerking en van eventuele onderlagen gekend zijn of er geweten is dat het geen dampremmende gevelafwerking betreft. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC indien de gevel is voorzien van een onbekende (mogelijks dampdichte) gevelafwerking (verf, buitenbepleistering, hydrofobering...), maar de gevel en de gevelafwerking zich beiden nog in een perfecte staat bevinden. Het verhoogde risico op schade is voorafgaand aan de uitvoering van de na-isolatiewerken schriftelijk meegedeeld aan de klant, alsook de te nemen maatregelen. De klant is akkoord gegaan met de uitvoering van de na-isolatiewerken nà ontvangst van deze risicomelding en vóór de uitvoering van de eigenlijke werken. Melding te doen van risico op verdere gevelschade en eventuele noodzaak om een regendichte gevelbekleding te voorzien of de dampremmende gevelafwerking te verwijderen.
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 66 of 86
20 januari 2016
ZNC1 indien de gevel voorzien is van een onbekende (mogelijks dampdichte) gevelafwerking (verf, buitenbepleistering, hydrofobering...), maar de gevel en de gevelafwerking bevinden zich beiden nog in een perfecte staat. Het verhoogde risico op schade is schriftelijk meegedeeld aan de klant, alsook de te nemen maatregelen, maar pas nadat de na-isolatiewerken reeds werden uitgevoerd. De klant heeft de schriftelijke melding voor akkoord ondertekend, maar werd wel voor een ‘fait accompli’ gesteld. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat de klant tijdig op de hoogte wordt gebracht en aldus een gefundeerde beslissing kan nemen over het al dan niet laten doorgaan van de na-isolatiewerken. ZNC0 indien de gevel voorzien is van een onbekende en/of dampdichte gevelafwerking (verf, buitenbepleistering, hydrofobering,...), waarbij de gevel reeds sporen van vorstschade vertoont en de gevelafwerking zelf zich niet meer in een goede staat bevindt (onthechting van de verf t.o.v. de gevel, mos- en algengroei, thermische scheurtjes in het pleisterwerk,...).
4.3.30 Inspectie – geglazuurde/geëmailleerde baksteen Welke zijn de vastgestelde problemen? Er wordt nageïsoleerd hoewel de gevel is opgebouwd uit geglazuurde en/of geëmailleerde bakstenen. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Onvoldoende kennis om een geglazuurde en/of geëmailleerde baksteen te onderscheiden van andere bakstenen. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Cf. TV 246: “Door een spouwmuur na te isoleren, verdwijnt de ventilatiemogelijkheid van de spouw. Bij gevels met een dampremmende afwerking aan de buitenzijde heeft de spouwventilatie echter een belangrijke invloed op het vochtgehalte van het buitenspouwblad. Om het risico op vorstschade te vermijden, is het bij gevels met een buitenspouwblad, opgebouwd uit stenen met een hoge diffusieweerstand (bv. geglazuurde baksteen, tegels, mozaïek,...), ten stelligste af te raden om de spouw na te isoleren. De na-isolatie van de spouwmuur kan in overweging genomen worden indien de dampremmende gevel naderhand voorzien van een aanvullende regendichte bekleding (buitenbepleistering op isolatie, bebording,...).” Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Visuele (of andere) vaststelling dat de spouwmuur is opgebouwd uit geglazuurde/geëmailleerde bakstenen of andere stenen met een hoge diffusieweerstand. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC indien de gevel is opgebouwd uit stenen met een hoge diffusieweerstand, maar waarbij het verhoogde risico op schade en de noodzaak om bijkomende maatregelen Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 67 of 86
20 januari 2016
te treffen voorafgaand aan de uitvoering van de na-isolatiewerken schriftelijk meegedeeld werden aan de klant. De klant is akkoord gegaan met de uitvoering van de na-isolatiewerken nà ontvangst van deze melding en vóór de eigenlijke uitvoering van de werken. Melding te doen van risico op verdere gevelschade en de noodzaak om een regendichte gevelbekleding te voorzien. ZNC1 indien de gevel is opgebouwd uit stenen met een hoge diffusieweerstand, maar waarbij het verhoogde risico op schade en de noodzaak om bijkomende maatregelen te treffen weliswaar schriftelijk is meegedeeld aan de klant, maar pas nadat de naisolatiewerken reeds werden uitgevoerd. De klant heeft de schriftelijke melding voor akkoord ondertekend, maar werd wel voor een ‘fait accompli’ gesteld. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat de klant tijdig op de hoogte wordt gebracht en aldus een gefundeerde beslissing kan nemen over het al dan niet laten doorgaan van de na-isolatiewerken. ZNC0 indien de gevel is opgebouwd uit stenen met een hoge diffusieweerstand, maar waarbij het verhoogde risico op schade en de noodzaak om bijkomende maatregelen te treffen niet schriftelijk is meegedeeld aan de klant en/of waarbij de klant deze schriftelijke melding niet voor akkoord ondertekend heeft.
4.3.31 Inspectie – niet-vorstbestendig en/of vochtdoorlatend metselwerk Welke zijn de vastgestelde problemen? Er wordt nageïsoleerd hoewel de gevel is opgebouwd uit een sterk doorlatend buitenspouwblad en/of uit onvoldoende vorstbestendige gevelstenen. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? De specificaties van het bestaand metselwerk zijn nog moeilijk te achterhalen. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Cf. TV 246: “In aanwezigheid van een sterk doorlatend buitenspouwblad kan er bij slagregen een grote hoeveelheid water naar de spouw infiltreren. De doorlatendheid van het gevelmetselwerk is enerzijds afhankelijk van de permeabiliteit van de gevelsteen en anderzijds van de continuïteit van de metselvoegen. Ook het type en de toestand van het voegwerk spelen hierbij een niet te onderschatten rol. Zo vertonen gevelstenen uit korrelbeton een grotere permeabiliteit dan baksteen. Gelijmd metselwerk met ongevulde stootvoegen of verweerde gevels waarvan het voegwerk in slechte staat verkeert, vertoont evenzeer een open structuur. Teneinde het risico op vochtdoorslag te beperken, mag men niet overgaan tot de naisolatie van sterk doorlatende gevels zonder een voorafgaande verbetering van hun regenwerende functie. Bij gevels met verweerde voegen kan het volstaan om het voegwerk te herstellen. In de andere gevallen kan er bijvoorbeeld een gevelbekleding of een buitenbepleisteringssysteem aangebracht worden.” Cf. TV246: “Indien de spouwmuur nageïsoleerd wordt, zal het buitenspouwblad in de winter blootgesteld worden aan een verhoogde vorstbelasting en zal het aan slagregen blootgestelde metselwerk minder snel kunnen drogen. Om geschikt te zijn voor toepassing in nageïsoleerde spouwmuren, moeten de gevelstenen tot de klasse Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 68 of 86
20 januari 2016
‘zeer vorstbestendig’ behoren. Voor bakstenen komt dit erop neer dat ze moeten beantwoorden aan de bepalingen uit de norm NBN B03-002 (en zijn addenda), of aan de blootstellingsklasse F2 volgens de norm NBN EN 771-1, waarbij de directe vorstproef uitgevoerd wordt volgens de norm NBN B 27-009 (en zijn addenda). Betonstenen moeten op hun beurt beantwoorden aan de bepalingen uit de norm NBN EN 771-3 en de Technische Voorschriften PTV 21-001, terwijl men voor natuurstenen kan teruggrijpen naar de norm NBN EN 771-6 en de TV 228. Bij gebrek aan eenduidige technische gegevens, kan de toestand van de sterk aan slagregen en koude blootgestelde delen van het metselwerk (bv. ter plaatse van schouwen of dakranden of ter hoogte van het maaiveld) reeds een eerste indicatie geven van de vorstgevoeligheid van de steen. In geval van twijfel is het inschakelen van specialisten voor nader onderzoek op basis van vorstproeven noodzakelijk. Indien de gevel geen vorstschade vertoont, maar er toch twijfel bestaat over de vorstgevoeligheid van de stenen, kan men maatregelen treffen om de wateropname bij slagregen en het ermee gepaard gaande risico op vorstschade te beperken. Dit kan door het voorzien van een waterwerende oppervlaktebehandeling (hydrofobering) of een hechtende dampdoorlatende buitenbepleistering. Andere voorbeelden zijn het aanbrengen van doeltreffende dekstenen en/of maatregelen om de bevochtiging van de muurvoet tegen te gaan. Indien de gevel wel vorstschade vertoont, kan de verdere aantasting ervan voorkomen worden door het aanbrengen van een aangepaste blijvend regenwerende gevelafwerking (bv. een bebording of een buitenbepleistering op isolatiemateriaal). In voorkomend geval vormt de vorstgevoeligheid van het gevelmetselwerk niet langer een belemmering voor het na-isoleren van de spouw. Het louter aanbrengen van een waterwerende oppervlaktebehandeling of van een hechtende buitenbepleistering rechtstreeks op het beschadigde gevelmetselwerk biedt in dit geval evenwel onvoldoende garanties.” Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Visuele vaststelling van vorstschade aan het buitenspouwblad en/of technische fiche van het desbetreffende gevelmateriaal dat aantoont dat de vorstbestandheid ervan onvoldoende is en/of visuele beoordeling van de open structuur van het buitenspouwblad. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC indien het gevelmetselwerk doorlatend is en/of indien de gevelsteen onvoldoende vorstbestand is, maar de risico’s en de te nemen maatregelen voorafgaandelijk aan de uitvoering van de na-isolatiewerken schriftelijk werden gemeld aan de klant en door deze voor akkoord werden ondertekend voor de eigenlijke uitvoering van de werken. Melding te doen van risico op vocht- en vorstschade en de noodzaak om het voegwerk te herstellen (in voorkomend geval) of een regendichte gevelbekleding te voorzien. ZNC1 indien het gevelmetselwerk doorlatend is en/of indien de gevelsteen onvoldoende vorstbestand is, maar waarbij het verhoogde risico op schade en de noodzaak om bijkomende maatregelen te treffen weliswaar schriftelijk is meegedeeld aan de klant, maar pas nadat de na-isolatiewerken reeds werden uitgevoerd. De klant heeft de schriftelijke melding voor akkoord ondertekend, maar werd wel voor een ‘fait accompli’ gesteld. Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 69 of 86
20 januari 2016
Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat de klant tijdig op de hoogte wordt gebracht en aldus een gefundeerde beslissing kan nemen over het al dan niet laten doorgaan van de na-isolatiewerken. ZNC0 indien de gevel is opgebouwd uit doorlatend gevelmetselwerk/voegen en/of onvoldoende vorstbestendige gevelstenen, maar waarbij het verhoogde risico op schade en de noodzaak om bijkomende maatregelen te treffen niet schriftelijk is meegedeeld aan de klant en/of waarbij de klant deze schriftelijke melding niet voor akkoord ondertekend heeft.
4.3.32 Inspectie – vorstschade/vochtschade/scheuren/... Welke zijn de vastgestelde problemen? Er is een visuele vaststelling dat er sprake is van vorstschade, vochtschade, scheuren in het buitenmetselwerk,... hoewel er zonder het nemen van bijkomende maatregelen nageïsoleerd wordt. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Mogelijks moeilijke (en verkeerde) inschatting van de graad/oorzaak van de schade. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Cf. TV 246: “Gevels die tekenen van vochtschade vertonen, mogen niet zonder meer geïsoleerd worden. Zo kan de aanwezigheid van vochtvlekken aan het binnenoppervlak van de muur duiden op een onzorgvuldige uitvoering van de spouwmuur, waardoor het risico bestaat dat er ook na de isolatiewerken vochtproblemen zullen voorkomen. In voorkomend geval dient men in overleg met de opdrachtgever eerst de oorzaak van de problemen trachten te achterhalen. Indien de vochtvlekken het gevolg zijn van regendoorslag of opstijgend vocht, dient men deze problemen te verhelpen alvorens men overgaat tot de na-isolatie van de spouw. Bij regendoorslag ter hoogte van de spouwonderbrekingen kan het soms volstaan om de stootvoegen boven de aanwezige membranen vrij te maken (zonder hierbij het membraan zelf te beschadigen). Gebrekkige hemelwaterafvoeren, dakranden en muurkappen moeten hersteld worden. Indien er oppervlaktecondensatie of schimmelvorming vastgesteld wordt, kan het naisoleren in combinatie met een aangepaste verwarming en verluchting van de ruimten soelaas bieden.” Cf. TV 246: “Gevels waarvan het buitenspouwblad aanzienlijke scheuren vertoont, moeten hersteld worden, zelfs wanneer er binnenhuis geen vochtdoorslag is. Na het vaststellen van de scheuroorzaak en de stabilisatie ervan, kan een gepaste herstelling uitgevoerd worden, bijvoorbeeld door de scheuren uit te hakken en op te vullen met mortel. Grotere scheuren die het gevolg zijn van de thermische bewegingen van de gevel, dienen opgevuld te worden met een soepel blijvend materiaal (voegvulling).” Cf. TV 246: “Indien de gevel vorstschade vertoont, kan de verdere aantasting ervan voorkomen worden door het aanbrengen van een aangepaste blijvend regenwerende gevelafwerking (bv. een bebording of een buitenbepleistering op isolatiemateriaal). In voorkomend geval vormt de vorstgevoeligheid van het gevelmetselwerk niet langer Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 70 of 86
20 januari 2016
een belemmering voor het na-isoleren van de spouw. Het louter aanbrengen van een waterwerende oppervlaktebehandeling of van een hechtende buitenbepleistering rechtstreeks op het beschadigde gevelmetselwerk biedt in dit geval evenwel onvoldoende garanties.” Cf. TV 246: “Ook de stel- en voegmortel van het gevelmetselwerk zal na het isoleren van de spouwmuur blootgesteld worden aan een verhoogde vorstbelasting. Vorstschade aan de stelmortel uit zich meestal onder de vorm van fijne horizontale scheurtjes. Soms kan ook een gelaagde structuur waargenomen worden. Indien men hem bekrast met een hard voorwerp, zal de aangetaste mortel aan het oppervlak bovendien slechts een geringe samenhang vertonen. Vorstschade aan de stelmortel gaat vaak gepaard met een zekere zwelling, waardoor het voegwerk uitgestoten wordt. In dit geval zal het uitslijpen en de loutere heropvoeging van het metselwerk geen soelaas bieden. Indien men vaststelt dat het gevelmetselwerk recentelijk hervoegd werd, dient men zich dan ook te informeren naar de beweegreden hiervoor. Indien de voegmortel vorstschade vertoont, kan deze verwijderd worden en vervolgens vervangen door een vorstbestendig alternatief dat aangepast is aan het type en de blootstelling van het metselwerk. In aanwezigheid van een vorstgevoelige stelmortel dringt er zich een meer ingrijpende aanpak op. Indien de gevel nog voldoende stabiel is, kan men ervoor opteren om een aangepaste regenwerende gevelafwerking (bv. een buitenbepleistering op isolatiemateriaal of een bebording) aan te brengen.” Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Visuele vaststelling van de schade. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC indien er voorafgaandelijk aan de eigenlijke na-isolatiewerken een correcte evaluatie van de vastgestelde schade is gebeurd en er schriftelijk gemeld is aan de klant welke noodzakelijke bijkomende maatregelen er genomen zullen moeten worden. De klant gaat schriftelijk akkoord met het nemen van de bijkomende maatregelen en laat alsnog de na-isolatiewerken doorgaan. Melding te doen van risico op verdere gevelschade en eventuele noodzaak om een regendichte gevelbekleding te voorzien. ZNC1 indien er een correcte evaluatie van de vastgestelde schade is gebeurd, maar waarbij de schriftelijke melding aan de klant van de oorzaak van de schade en de noodzakelijke bijkomende maatregelen na de na-isolatie van de gevel(s) pas na het uitvoeren van de na-isolatiewerken wordt gedaan. De klant gaat schriftelijk akkoord met het nemen van de noodzakelijke maatregelen, maar wordt wel voor een ‘fait accompli’ gesteld, aangezien de na-isolatiewerken reeds zijn uitgevoerd. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat de klant tijdig op de hoogte gebracht wordt van de oorzaken van de schade, de (mogelijke) verergering van de schade door het naïsoleren van de gevels en de noodzakelijk te nemen bijkomende maatregelen. ZNC0 indien er geen correcte evaluatie van de vastgestelde schade is gebeurd en/of de klant hiervan niet schriftelijk op de hoogte wordt gebracht en niet wordt ingelicht
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 71 of 86
20 januari 2016
over de noodzakelijk bijkomende maatregelen die te nemen zijn door het naïsoleren van de gevel(s).
4.3.33 Inspectie – gebrek aan gekwalificeerde inspecteur Welke zijn de vastgestelde problemen? De persoon die de voorafgaandelijke inspectie heeft gedaan op de bouwplaats is niet gekend als een gekwalificeerde inspecteur. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? - De opleiding voor gekwalificeerde inspecteur wordt gegeven om de 6 weken. In de tussentijd kan deze persoon niet praktisch ingezet worden voor het uitvoeren van de evaluatie i.v.m. de geschiktheid van de spouwmuren voor naïsolatie. - Mogelijks heeft de persoon wel degelijk de opleiding gevolgd, maar is hij niet geslaagd in het daaropvolgend examen. Dit betekent dat er eerst een nieuw examen zal moeten afgelegd worden. In de tussentijd kan deze persoon niet praktisch ingezet worden voor het uitvoeren van de voorafgaandelijke inspectie. - De persoon was werkzaam als gekwalificeerde inspecteur bij een ander bedrijf. Zolang deze persoon echter niet ook een interne opleiding heeft gevolgd bij zijn nieuwe werkgever en zolang het goede resultaat van deze interne opleiding niet wordt bevestigd door deze nieuwe werkgever aan BCCA, kan de persoon niet beschouwd worden als gekwalificeerde inspecteur voor dit nieuwe bedrijf. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Tijdens de opleiding voor gekwalificeerde inspecteur wordt de persoon ingelicht. Hij wordt aansluitend d.m.v. een examen eveneens getoetst op de opgedane kennis. De inhoud van deze externe opleiding, gegeven door BCCA, omvat de noodzakelijke kennis om te kunnen evalueren of een spouwmuur al dan niet geschikt is voor het uitvoeren van na-isolatiewerken, alsook de scope van het kader (ATG-certificatie) waarin gewerkt wordt. Niet alleen de externe opleiding voor gekwalificeerde inspecteur, gegeven door BCCA, is van belang voor een persoon die dit werk wenst uit te voeren, maar tevens de interne opleiding, gegeven door de werkgever zelf. Tijdens deze opleiding dienen de volgende items zeker aan bod te komen: wat zijn de interne procedures bij de werkgever voor het uitvoeren van na-isolatiewerken, met welk materiaal zal er worden nageïsoleerd en welke specifieke aandachtspunten zijn hierbij van belang, met welke machines zal het werk uitgevoerd worden en met welke specifieke aandachtspunten dient hierdoor rekening gehouden te worden (manoeuvreerbaarheid, inzetbaarheid,...), op welke wijze dient de gekwalificeerde inspecteur beschikbaar te zijn voor de gekwalificeerde uitvoerders op de werf (bij vaststelling van een discrepantie tussen het verslag van voorafgaande inspectie en de situatie terplaatse), op welke manier dienen de resultaten van de voorafgaande inspectie neergeschreven te worden in een verslag (template van het verslag, minimale inhoud – cf. externe opleiding, bijkomende inhoud,...) Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? - De persoon in kwestie heeft ten tijde van het uitvoeren van de voorafgaande inspectie nog niet met goed gevolg de externe opleiding bij BCCA voltooid. Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 72 of 86
20 januari 2016
- De persoon in kwestie heeft een getuigschrift op naam van een ander bedrijf, maar er is nog niet schriftelijk bevestigd/aangetoond dat hij ook de interne opleiding bij het andere bedrijf met goed gevolg heeft doorlopen. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien de persoon in kwestie reeds de opleiding tot gekwalificeerde inspecteur bij BCCA heeft gevolgd en in het eerstvolgende examen daarop zal bewijzen dat hij de leerstof voldoende beheerst. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat in de toekomst geen personeel als gekwalificeerde inspecteur zal ingezet worden vooraleer zij effectief in het bezit zijn van een getuigschrift voor gekwalificeerde inspecteur. ZNC1 indien de persoon in kwestie reeds de opleiding tot gekwalificeerde inspecteur bij BCCA met goed gevolg doorlopen, maar is in tussentijd van werkgever veranderd. De nieuwe werkgever heeft wel degelijk reeds de nodige interne opleiding gegeven en geoordeeld dat de persoon kan ingezet worden als gekwalificeerde inspecteur bij het bedrijf, maar deze informatie is nog niet doorgegeven aan BCCA. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat in de toekomst geen personeel als gekwalificeerde inspecteur wordt ingezet dat nog niet beschikt over een getuigschrift voor gekwalificeerde inspecteur op naam van het bedrijf waar hij werkzaam is. ZNC0 indien de persoon in kwestie nog niet gestart is met de externe opleiding tot gekwalificeerde inspecteur bij BCCA en/of niet geslaagd is in het daaropvolgend examen en/of de interne opleiding bij de werkgever niet met goed gevolg heeft doorlopen.
4.3.34 Inspectie – incorrecte/niet opgeladen Verslag van Voorafgaande Inspectie Welke zijn de vastgestelde problemen? Het Verslag van Voorafgaande Inspectie is niet voorafgaandelijk aan de uitvoering van de werken opgeladen in het BCCA extranet. De inhoud van het Verslag van Voorafgaande Inspectie is dermate onvolledig en/of incorrect dat men een verkeerde beoordeling heeft gemaakt van de geschiktheid van de spouwmuren om nageïsoleerd te kunnen worden. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Vermenging van de functie “verkoper” en “gekwalificeerde inspecteur”. Administratieve veronachtzaming voor wat betreft het tijdig opladen van het Verslag van Voorafgaande Inspectie in het BCCA extranet. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Het Verslag van Voorafgaande Inspectie dient correct en volledig te zijn, aangezien dit de basis vormt om te beoordelen of de spouwmuur al dan niet in aanmerking komt voor na-isolatie. Ook de noodzakelijk, bijkomende maatregelen om de na-isolatie te kunnen laten doorgaan, zijn hierin opgenomen. Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 73 of 86
20 januari 2016
De gekwalificeerde uitvoerders terplaatse zijn niet geacht om de volledige voorafgaandelijke inspectie opnieuw uit te voeren, maar worden wel geacht om de geregistreerde inhoud van het verslag te vergelijken met de bestaande toestand zoals zij hem zien en – bij significant verschil tussen beide – opnieuw contact op te nemen met de gekwalificeerde inspecteur om te verifiëren of de werken effectief kunnen doorgaan. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Het Verslag van Voorafgaande Inspectie werd niet voor de eigenlijke uitvoering van de werken opgeladen in het BCCA extranet. Visuele vaststelling terplaatse dat de inhoud van het Verslag van Voorafgaande Inspectie in die mate afwijkt van de reële situatie dat er geoordeeld moet worden dat de werken niet zomaar doorgang kunnen vinden zonder bijkomende maatregelen of dat de spouwmuren niet geschikt blijken voor na-isolatie. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien het Verslag van Voorafgaande Inspectie niet tijdig wordt opgeladen in de BCCA databank, maar waarbij de voorafgaande inspectie wel degelijk werd uitgevoerd door een gekwalificeerde inspecteur en dit verslag wel degelijk aanwezig is op de bouwplaats, ter consultatie voor de gekwalificeerde uitvoerders. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat het Verslag van Voorafgaande Inspectie tijdig wordt opgeladen in het BCCA extranet. ZNC1 indien er geen volledige voorafgaandelijke inspectie wordt uitgevoerd, maar waarbij blijkt dat door het a posteriori uitvoeren van een volledige en correcte inspectie de gevels toch geschikt blijken voor na-isolatie. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat de eerste Voorafgaandelijke Inspectie volledig, correct en tijdig wordt uitgevoerd, zodat er een gefundeerde beslissing kan genomen worden over het al dan niet na-isoleren van de gevel(s). ZNC1 indien de inhoud van het Verslag van Voorafgaande Inspectie onvolledig en/of incorrect is, maar waar a posteriori de klant toch nog op de hoogte gebracht wordt van de resultaten van een correcte (voorafgaandelijke) inspectie van de gevels en de klant a posteriori schriftelijk akkoord gaat met de eventueel noodzakelijke maatregelen die te nemen zijn. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat de eerste Voorafgaandelijke Inspectie reeds tot correcte conclusies leidt en de klant zich niet genoodzaakt ziet na de eigenlijke na-isolatiewerken toch nog akkoord te gaan met de noodzakelijke maatregelen die het gevolg zijn van een correcte beoordeling van de geschiktheid van de gevel(s) voor na-isolatie. ZNC0 indien de inhoud van het Verslag van Voorafgaande Inspectie in die mate onvolledig en/of incorrect is dat er gevel(s) worden nageïsoleerd die niet geschikt blijken te zijn voor na-isolatie en waarbij er evenmin een schriftelijk akkoord bestaat van de klant voor het nemen van eventuele bijkomende maatregelen die de na-isolatie van de gevel(s) noodzakelijk maakt. Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 74 of 86
20 januari 2016
4.3.35 Inspectie – niet-luchtdichte binnenspouwbladen Welke zijn de vastgestelde problemen? Bepaalde delen van het binnenspouwblad zijn niet luchtdicht gemaakt, hoewel deze geveldelen wel worden nageïsoleerd en deze geveldelen grenzen aan een bewoonde ruimte van het gebouw. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? - Onvoldoende kennis over de noodzaak om te beschikken over een luchtdicht binnenspouwblad. - Pragmatische redenering, waarbij vastgesteld wordt dat de bestaande toestand niet (volledig) voldoet, maar waarbij men de gevolgen hiervan lager inschat dan wat mogelijks het geval kan zijn. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Cf. TV 246: “Het binnenspouwblad dient voldoende luchtdicht afgewerkt te zijn om te vermijden dat er vochtproblemen zouden ontstaan. De luchtdichtheid wordt gewoonlijk verzekerd door een bepleistering aan de binnenzijde van het binnenspouwblad. Wanneer het binnenspouwblad daarentegen uit zichtbaar gelaten metselwerk bestaat, wordt de luchtdichtheid in de regel gewaarborgd door een cementering aan de spouwzijde van het binnenspouwblad. In sommige gevallen is er enkel in de garage of de onbewoonde zolder van het gebouw geen binnenbepleistering aanwezig. In voorkomend geval kunnen de gevels toch in aanmerking komen voor na-isolatie, voor zover men rekening houdt met het feit dat er bij een sterke blootstelling occasioneel vochtvlekken kunnen ontstaan aan de binnenzijde. Gelet op het gebruik van voornoemde ruimten, levert dit doorgaans echter weinig problemen op.” Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? - Er is geen visuele vaststelling dat er een binnenbepleistering aanwezig is op het binnenspouwblad. - Er is geen visuele vaststelling d.m.v. het endocosopisch onderzoek van de installateur dat er een cementering is toegepast aan de spouwzijde van het binnenspouwblad. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC indien de bewoonde ruimtes van het gebouw (of een deel ervan) nog niet voorzien zijn van een luchtdicht binnenspouwblad, maar waarbij men schriftelijk kan aantonen dat men de melding aan de klant dat dit noodzakelijk is (en waarom) voorafgaandelijk aan de uitvoering van de werken schriftelijk heeft gedaan en dat er kan aangetoond worden dat dit a posteriori nog voorzien zal worden (bv. bij de verdere afwerking van de renovatiewerken). ZNC1 indien de bewoonde ruimtes van het gebouw (of een deel ervan) niet voorzien zijn van een luchtdicht binnenspouwblad (waarbij de bewoonde ruimte wordt Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 75 of 86
20 januari 2016
gedefinieerd als “ruimte dat deel uitmaakt van het beschermde volume van het gebouw en dus alle lokalen in een gebouw, inclusief de circulatieruimten, die men thermisch wil beschermen tegen warmteverliezen naar de buitenomgeving, naar de grond en naar naburige ruimten), maar waarbij men schriftelijk kan aantonen dat men a posteriori het binnenspouwblad van de bewoonde ruimtes nog luchtdicht zal maken. Deze schriftelijke melding dateert van na de eigenlijke uitvoering van de naisolatiewerken en stelt hiermee de klant voor een ‘fait accompli’. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat het binnenspouwblad luchtdicht zou afgewerkt zijn en dat – indien deze werken nog uitgevoerd moeten worden tijdens de na-isolatiewerken – de klant van de noodzaak ervan reeds schriftelijk op de hoogte is gesteld en hier schriftelijk mee akkoord gaat. ZNC0 indien de bewoonde ruimtes van het gebouw (of een deel ervan) noch voorzien zijn, noch voorzien zullen worden van een luchtdicht binnenspouwblad.
4.3.36 Inspectie – schouw / rookgasafvoeren Welke zijn de vastgestelde problemen? Hoewel er een schouw en/of rookgasafvoer aanwezig ter hoogte van de spouwmuur aanwezig is, wordt de spouwmuur nageïsoleerd met het isolatiesysteem met onvoldoende, gedeclareerde brandreactie (cf. technische goedkeuring ATG) zonder voorafgaande verificatie dat het brandbaar materiaal niet te dicht in de buurt van de hittebron zal terecht komen. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? In sommige gevallen moeilijke verificatie terplaatse. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Cf. TV 246: “Bij rookgasafvoerkanalen bestaat enerzijds het risico dat het isolatiemateriaal in het kanaal zou terechtkomen (bv. wanneer het gaat om schouwen die niet voorzien zijn van een voering en die ofwel opgebouwd zijn uit gemetselde kanalen die openingen vertonen dan wel uit slecht aaneensluitende schouwpotten) en anderzijds dat de brandbare isolatiematerialen ten gevolge van de hoge temperaturen vuur zouden vatten. In het eerste geval dient men voorafgaand aan de na-isolatie hetzij een spouwafsluiting te voorzien aan alle zijden van het rookgasafvoerkanaal, hetzij aan de opdrachtgever te vragen om een geschikte spouwvoering te voorzien, zodanig dat er een volledig dicht rookgasafvoerkanaal ontstaat. Wanneer het rookgasafvoerkanaal in de spouw volledig gesloten is, dient men bovendien na te gaan of het isolatieproduct in contact mag komen met de buitenzijde ervan. Voor verschillende types warmtegeneratoren kan men inschatten wat de maximale rookgastemperatuur zal zijn en wat de vereiste brandreactieklasse is van de in de spouw te plaatsen isolatiematerialen. Andere brandbare materialen moeten zich op een afstand van meer dan 150mm van de buitenwand van het aansluit- of afvoerkanaal bevinden. Men dient in elk geval te voorkomen dat er isolatiemateriaal in het rookgasafvoerkanaal zou kunnen terechtkomen.”
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 76 of 86
20 januari 2016
Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Visuele vaststelling dat de schouw zich in de buurt van de na te isoleren spouwmuur bevindt, waarbij er geen gefundeerde verantwoording kan gegeven worden om aan te tonen dat er voldaan is aan de vereisten inzake brandreactieklasse van het in te brengen isolatiemateriaal en/of de vereisten inzake afstand van het brandbare materiaal t.o.v. de hittebron en/of de vereisten inzake de belemmering van het rechtstreeks contact tussen isolatieproduct en rookgasafvoerkanaal. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC indien er t.h.v. de schouw of rookgasafvoerkanaal onvoldoende kan aangetoond worden dat de spouw van de gevel niet uitmondt in de schouw of het rookgasafvoerkanaal en/of dat het isolatiemateriaal (met onvoldoende brandreactieklasse) niet dichter dan 15cm bij de hittebron wordt ingebracht, maar waarbij wel kan aangetoond worden dat de schouw/het rookgasafvoerkanaal puur voor het visuele effect is geplaatst en dat deze niet meer gebruikt kan worden (ook niet door mogelijke toekomstige bewoners). ZNC1 indien er t.h.v. de schouw of rookgasafvoerkanaal onvoldoende kan aangetoond worden dat de spouw van de gevel niet uitmondt in de schouw of het rookgasafvoerkanaal en/of dat het isolatiemateriaal (met onvoldoende brandreactieklasse) niet dichter dan 15cm bij de hittebron wordt ingebracht, maar waarbij wel – via een studie die na de na-isolatiewerken werd opgestart - kan aangetoond worden dat de schouw/het rookgasafvoerkanaal puur voor het visuele effect is geplaatst en dat deze niet meer gebruikt kan worden (ook niet door mogelijke toekomstige bewoners). Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat er tijdig een grondige evaluatie (met behulp van o.a. de endoscoop) werd opgestart om te kunnen bepalen in welke mate de schouw of het rookgasafvoerkanaal een rol zal spelen bij het na-isoleren van de gevel. ZNC0 indien er t.h.v. de schouw of rookgasafvoerkanaal onvoldoende kan aangetoond worden dat de spouw van de gevel niet uitmondt in de schouw of het rookgasafvoerkanaal en/of dat het isolatiemateriaal (met onvoldoende brandreactieklasse) niet dichter dan 15cm bij de hittebron wordt ingebracht.
4.3.37 Inspectie – te hoog gebouw Welke zijn de vastgestelde problemen? De maximale hoogte van een na te isoleren spouwmuur is te groot volgens de vastgestelde terreinruwheidscategorie van deze spouwmuur. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Moeilijkheid bij het correct bepalen van de terreinruwheidscategorie per gevel. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Cf. TV 246: “De belastingen van de spouwmuur ten gevolge van de wind en slagregen kunnen beoordeeld worden, rekening houdend met de hoogte van de na te isoleren Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 77 of 86
20 januari 2016
gevelmuren en de terreinruwheidscategorieën, beschreven in de norm NBN EN 19911-4. In het geval van onbeschermde, aan slagregen blootgestelde gevels moet de toepassing van na-isolatie beperkt blijven tot gevels van minder dan 25m hoog, die gelegen zijn in de terreinruwheidscategorieën III en IV, en tot gevels van minder dan 8m hoog, die gelegen zijn in de terreinruwheidscategorie II. Gevels die gelegen zijn in de terreinruwheidscategorieën 0 en I zijn onderhevig aan hogere belastingen en kunnen derhalve niet zonder bijkomende maatregelen om regendoorslag te voorkomen, nageïsoleerd worden. Indien de situatie waarin het gebouw zich bevindt aanleiding geeft tot hogere belastingen, moet de opdrachtgever een grondige analyse van de spouw voorzien, een risicoanalyse en – naargelang de resultaten hiervan – eventuele maatregelen om regendoorslag te voorkomen (bv. het aanbrengen van een regenwerende gevelbekleding).” Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Bepaling van de terreinruwheidscategorie per gevel en de maximale hoogte van elke gevel. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC indien de na te isoleren gevel(s) te hoog is/zijn volgens de terreinruwheidscategorie waarbinnen ze zich bevind(en), maar waarbij men schriftelijk kan aantonen dat men de klant voorafgaandelijk aan de uitvoering van de werken ingelicht heeft over de noodzakelijke maatregelen die het alsnog mogelijk maken deze gevel na te isoleren (bv. het a posteriori voorzien van een regenwerende gevelbekleding) en waarbij de klant zich schriftelijk akkoord heeft verklaard dit te voorzien voor de eigenlijke start van de na-isolatiewerken. ZNC1 indien de na te isoleren gevel(s) te hoog is/zijn volgens de terreinruwheidscategorie waarbinnen ze zich bevind(en), maar waarbij men schriftelijk kan aantonen dat men de klant ingelicht heeft over de noodzakelijke maatregelen die het alsnog mogelijk maken deze gevel na te isoleren (bv. het a posteriori voorzien van een regenwerende gevelbekleding) en waarbij de klant zich schriftelijk akkoord heeft verklaard dit te voorzien. Deze schriftelijke melding dateert echter van na de eigenlijke uitvoering van de na-isolatiewerken en stelt hiermee de klant voor een ‘fait accompli’. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat de klant tijdig wordt ingelicht over de noodzaak tot het nemen van bijkomende maatregelen en zich tijdig schriftelijk akkoord kan verklaren met het toch nog uitvoeren van de naisolatiewerken. ZNC0 indien de na te isoleren gevel(s) te hoog is/zijn volgens de terreinruwheidscategorie waarbinnen ze zich bevind(en) en er niet schriftelijk kan aangetoond worden dat de klant op de hoogte is gesteld van en akkoord gegaan is met de noodzaak om bijkomende maatregelen te treffen.
4.3.38 Inspectie – geen spouwafsluiting bovenaan Welke zijn de vastgestelde problemen? Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 78 of 86
20 januari 2016
Bovenaan de gevel bevindt zich geen spouwafsluiting zodat er een rechtstreeks contact is tussen de buitenomgeving en de spouw. Desondanks wordt er – zonder het nemen van de noodzakelijke maatregelen – nageïsoleerd. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Onvoldoende grondige voorafgaande inspectie. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Cf. TV 246: “Om het risico op regenwaterinfiltratie te beperken, moeten de te isoleren gevels bovenaan afgeschermd worden met een afdekking die uitsteekt ten opzichte van het gevelvlak. Deze afdekking moet een voldoende helling hebben om het water van de gevel weg te leiden en moet bestaan uit een ondoorlatend materiaal. Alle uitsteeksels moeten aan hun onderkant voorzien zijn van een efficiënte druiplijst die zich op een toereikende afstand van de muur bevindt.” Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Visuele vaststelling dat er een open verbinding is tussen de buitenomgeving en de spouw, alsook dat de afdekking bovenaan de gevels onvoldoende efficiënt is om het water weg te leiden van de spouw. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien er bovenaan de spouw geen spouwafsluiting voorzien is. Na vaststelling van de zwaarwegende niet-conformiteit kan er echter alsnog aangetoond worden dat dit probleem gerectificeerd wordt. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat de noodzakelijke maatregelen tijdig (bij voorkeur voor de uitvoering van de na-isolatiewerken) worden genomen. ZNC0 indien er bovenaan de spouw een spouwafsluiting noch voorzien is, noch voorzien wordt.
4.3.39 Inspectie – (deels) geïsoleerde spouwmuur Welke zijn de vastgestelde problemen? De na te isoleren spouwmuur is reeds (deels) geïsoleerd. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Onvoldoende grondige voorafgaandelijke inspectie, zodat het probleem pas wordt opgemerkt tijdens de uitvoering van de werken; waarbij men ook na deze vaststelling de spouwmuur toch nog bijkomend gaat naïsoleren. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit?
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 79 of 86
20 januari 2016
Het toepassingsgebied van zowel het “Toepassingsreglement voor de certificatie m.b.t. na-isolatie van spouwmuren door in-situ vullen van luchtspouw met isolatieproducten” als de STS 71-1 “Na-isolatie van spouwmuren door insitu vullen van de luchtspouw met een nominale breedte van ten minste 50mm” wordt beperkt tot “de na-isolatie van ongeïsoleerde spouwmuren uit metselwerk of andere steenachtige spouwbladen door het in-situ navullen van de spouw” en beperkt tot “spouwmuren met een spouwbreedte van minimaal 50mm.” Het toepassingsgebied is tot op heden beperkt tot bovenvermelde specificaties doordat er op heden nog onvoldoende wetenschappelijke kennis is over de specifieke problemen die kunnen optreden bij gevels die niet behoren tot deze scope. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Visuele vaststelling (bv. door endoscoop) dat de spouwmuur reeds (deels) geïsoleerd is. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1: n.v.t. ZNC0 indien de spouwmuur reeds (deels) geïsoleerd is.
4.3.40 Inspectie – geen steenachtige spouwbladen Welke zijn de vastgestelde problemen? De spouwmuur is niet opgebouwd uit twee spouwbladen bestaande uit metselwerk of een ander steenachtig materiaal. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Onvoldoende kennis van de scope van de ATG-certificatie en de STS 71-1. Men beschouwt elke spouw groter dan 5cm als onderdeel van de ATG-certificatie. Er worden door VEA tot op heden nog geen premies verleend voor spouwmuren bij houten skeletbouw,.... Er wordt bovendien in de wetgeving i.v.m. het verlenen van de premies verwezen naar spouwmuren en naar de STS 71-1, maar er wordt niet expliciet gerefereerd naar spouwmuren “uit steenachtige spouwbladen”. Er wordt mogelijks foutieve informatie verstrekt vanuit de netbeheerders (Eandis, Infrax,...), de gemeentelijke woonloketten,... die in tegenstrijd is met de exacte beperking van de STS 71-1. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Het toepassingsgebied van zowel het “Toepassingsreglement voor de certificatie m.b.t. na-isolatie van spouwmuren door in-situ vullen van luchtspouw met isolatieproducten” als de STS 71-1 “Na-isolatie van spouwmuren door insitu vullen van de luchtspouw met een nominale breedte van ten minste 50mm” wordt beperkt tot “de na-isolatie van ongeïsoleerde spouwmuren uit metselwerk of andere steenachtige spouwbladen door het in-situ navullen van de spouw” en beperkt tot “spouwmuren met een spouwbreedte van minimaal 50mm.” Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 80 of 86
20 januari 2016
Het toepassingsgebied is tot op heden beperkt tot bovenvermelde specificaties doordat er op heden nog onvoldoende wetenschappelijke kennis is over de specifieke problemen die kunnen optreden bij gevels die niet behoren tot deze scope. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? De spouwmuur is niet opgebouwd uit twee spouwbladen bestaande uit metselwerk of een ander steenachtig materiaal. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1: n.v.t. ZNC0 indien de spouwmuur niet is opgebouwd uit twee spouwbladen, bestaande uit metsel of ander steenachtig materiaal.
4.3.41 Inspectie – incorrecte oppervlaktebepaling Welke zijn de vastgestelde problemen? De te isoleren oppervlaktebepaling komt niet overeen met de werkelijk te isoleren oppervlakte. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Bij een hogere oppervlaktebepaling zal men een hogere kostprijs kunnen vragen, en zal de opdrachtgever gecompenseerd worden met een hogere premie. Tijdens de uitvoering van de werken werd vastgesteld dat een bepaalde zone van de gevel toch niet over een spouw blijkt te beschikken of dat een bepaalde gevel een te smalle spouw heeft en dus niet kan nageïsoleerd worden volgens STS 71-1, maar deze wijziging wordt niet doorgegeven/geregistreerd op het werfverslag (en aangepast in het BCCA extranet). Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? Cf. STS 71-1: “De oppervlakte van het/de te isoleren gevelvlak(ken) van bestaande gebouwen wordt bepaald door het muuroppervlak te bepalen op basis van buitenafmetingen, met aftrek van het oppervlak van ramen, deuren, e.d. groter dan 0,5m² (per raam of deur). Bij nieuwbouw kan het muuroppervlak op een meer gedetailleerde manier in de meetstaat worden vastgelegd.” Bij MW is een correcte oppervlaktebepaling bovendien noodzakelijk om een correcte na-calculatie van de gerealiseerde densiteit in de spouwmuur te bepalen. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Vaststelling terplaatse dat de werkelijke oppervlakte van de/het gevelvlak(ken) voor meer dan 5% afwijkt van de geregistreerde en aangegeven oppervlakte van de/het gevelvlak(ken) door de installateur. Het betreft hier de registratie op het voorafgaand
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 81 of 86
20 januari 2016
inspectieverslag en/of uitvoeringsverslag en de aangifte van de geveloppervlakten in het BCCA extranet. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien er op basis van de (door BCCA gedane) vaststelling terplaatse dat de werkelijk geïsoleerde oppervlakte van de/het gevelvlak(ken) afwijkt van de aangegeven/gedeclareerde oppervlakte van de/het gevelvlak(ken) alsnog door de installateur een correcte oppervlakte van de/het gevelvlak(ken) wordt geregistreerd en aangegeven. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat te allen tijde een correcte geïsoleerde oppervlakte van de/het gevelvlak(ken) wordt gedeclareerd. ZNC0 indien men terplaatse kan vaststellen dat de aangegeven/gedeclareerde geïsoleerde oppervlakte van de/het gevelvlak(ken) sterk afwijk(t)(en) van de werkelijk geïsoleerde oppervlakte van de/het gevelvlak(ken), waarbij de afwijking groter is dan 5% van de totale oppervlakte van de/het gevelvlak(ken).
4.3.42 Product – geen melding van vervaldatum Welke zijn de vastgestelde problemen? Men gebruikt een product op de bouwplaats voor de na-isolatie van de spouwmuur, waarbij de uitvoerder terplaatse in geen geval kan achterhalen wat de vervaldatum is van dit product. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? De isolatieproducten die worden gebruikt, zijn reeds eerder uit hun oorspronkelijke verpakking gehaald (bv. door het overbrengen van de componenten van het systeem naar een ‘gebruiks’vat dat steeds bijgevuld wordt voor elke nieuw uit te voeren bouwplaats). Eén van de redenen hiervoor is dat bepaalde componenten/producten in bulk, grote IBC’s,... geleverd worden en de benodigde hoeveelheid op de bouwplaatsen een stuk lager ligt. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? De vervaldatum van een product is een zeer belangrijk gegeven om te kunnen garanderen of de beoogde prestaties van het isolatieproduct (cf. technische goedkeuring ATG) nog behaald kunnen worden en/of het product nog naar behoren verwerkt kan worden. De vervaldatum dient dus in alle gevallen en op elk moment traceerbaar te zijn. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Noch op het werfverslag, noch op de verpakkingen van de gebruikte producten op de werf wordt weergegeven wat de vervaldatum (en batchnummer) is van het gebruikte product. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 82 of 86
20 januari 2016
RISC: n.v.t. ZNC1 indien de vervaldatum van het gebruikte product niet aanwezig is op de bouwplaats, maar waar a posteriori op basis van het gekende batchnummer (of andere identificatie van het product) achterhaald kan worden dat het product op de datum van gebruik nog niet vervallen was. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat te allen tijde op de bouwplaats kan achterhaald worden wat de vervaldatum is van het isolatieproduct waarmee men de spouwmuren aan het naïsoleren is. ZNC0 indien de vervaldatum van het gebruikte product niet aanwezig is op de bouwplaats en waar a posteriori op basis van het gekende batchnummer (of andere identificatie van het product) vastgesteld moet worden dat het product op de datum van gebruik vervallen is of er kan op geen enkele wijze meer achterhaald worden of het gebruikte product niet vervallen zou geweest zijn op het moment van gebruik.
4.3.43 Product – vervallen product Welke zijn de vastgestelde problemen? Men gebruikt een product op de bouwplaats waarvan de vervaldatum verstreken is. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? De producten zijn duur en worden derhalve volledig opgebruikt, ongeacht de vermelde vervaldatum. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? De vervaldatum van een product is een zeer belangrijk gegeven om te kunnen garanderen of de beoogde prestaties van het isolatieproduct (cf. technische goedkeuring ATG) nog behaald kunnen worden en/of het product nog naar behoren verwerkt kan worden. De vervaldatum van de producten (lijm voor het EPS systeem en de componenten polyol en isocyanaat voor het PUR systeem) zijn rigoureus bepaald door de desbetreffende fabrikanten en worden steeds vermeld in de technische goedkeuring ATG en op de geleverde producten/bij de levering van de producten. Bovendien gebeurt (bv. bij PUR) de omslag van een niet-vervallen product naar een vervallen product zonder enige voorafgaande waarschuwing. De vervaldatum die de producent heeft bepaald, dient als garantie dat het product tot tenminste deze datum voormelde ‘omslag’ nog niet heeft gekend. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Op de dag van het gebruik van het isolatieproduct is de vervaldatum van dit product verstreken. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t.
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 83 of 86
20 januari 2016
ZNC1 indien op de dag van het gebruik van het isolatieproduct de vervaldatum van dit product verstreken is, maar waarbij de ATG-houder schriftelijk heeft bevestigd dat op de datum van het gebruik het gebruikte isolatieproduct nog over de noodzakelijke eigenschappen beschikt en de noodzakelijke prestaties kan garanderen. De toelaatbare overschrijding van de vervaldatum wordt in alle gevallen sowieso beperkt tot maximaal 1 week (ook al zou de ATG-houder schriftelijk willen bevestigen dat een grotere overschrijding mogelijk is – in tegenstelling tot de declaratie in zijn technische goedkeuring ATG). Schriftelijk akkoord nodig van de ATG-houder voor dit specifieke geval. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat te allen tijde geen producten meer gebruikt worden na hun vervaldatum. ZNC0 indien op de dag van het gebruik van het isolatieproduct de vervaldatum van dit product verstreken is. De overschrijding van de vervaldatum is groter dan 1 week of de ATG-houder wenst zich niet schriftelijk te engageren over het al dan niet vervallen zijn van het product op het moment van gebruik.
4.3.44 Product – gebruik van andere producten Welke zijn de vastgestelde problemen? Men maakt gebruik van (een menging van) isolatieproducten voor het na-isoleren van een spouwmuur onder een bepaald ATG-certificaat, terwijl het desbetreffende isolatieproduct (of menging van isolatieproducten) geen voorwerp uitmaakt van de technische goedkeuring ATG dat is opgesteld voor het systeem dat kan gebruikt worden volgens de ATG-certificatie van de installateur. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? - De producten zijn duur. Mogelijks kan een gelijkaardig product/component verkregen worden bij een concurrent van de ATG-houder, aan een goedkopere prijs of men andere, goedkopere stoffen toe aan de parels of men verdunt de lijm met water/antivriesmiddel of... - Men werkt als installateur met twee verschillende isolatiesystemen, waarvoor twee aparte ATG-certificaten zijn bekomen. Onder beide ATG-certificaten kan men (mogelijks) werken met dezelfde machine uitvoeren, maar bij het uitvoeren van naisolatiewerken wordt de machine niet eerst leeggemaakt, hoewel het materiaal dat zich nog in de machine bevindt niet hetzelfde is als het materiaal waarmee de werken zullen worden uitgevoerd. Er wordt m.a.w. noch volgens het ene ATG-certificaat, noch volgens het andere nageïsoleerd. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? De ATG-houder is verantwoordelijk voor het op de markt brengen van een isolatiesysteem. Hij dient bijgevolg de volledige verantwoordelijkheid op zich te nemen om te kunnen garanderen dat de gedeclareerde prestaties in de technische goedkeuring ATG behaald kunnen worden met het beschreven isolatiesysteem. Wanneer afgeweken wordt van de componenten/producten die zijn opgenomen in de ATG, kan er niet gegarandeerd worden dat dit nog het geval is. Bovendien is elke producent die een grondstof levert dat opgenomen kan worden in een technische goedkeuring ATG onderhevig aan een certificaat voor grondstofleverancier. Dit betekent dat elke grondstof die kan opgenomen worden in Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 84 of 86
20 januari 2016
een ATG in het kader van de na-isolatie van spouwmuren onderhevig is aan een controle door een derde, onafhankelijke partij dat dient te garanderen dat de grondstofleverancier in staat is om kwaliteitsvolle producten met constante, vooraf bekende eigenschappen en prestaties te produceren. Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is? Visuele vaststelling dat het gebruikte product/component van een andere fabrikant afkomstig is dan de fabrikant die vermeld wordt in de technische goedkeuring ATG. Visuele vaststelling dat producten/componenten van verschillende technische goedkeuringen ATG gemengd worden in de spouwmuur. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1: n.v.t. ZNC0 indien er producten/componenten worden gebruikt die niet beschreven staan in de technische goedkeuring ATG dat gelinkt is aan het ATG-certificaat waaronder de installateur na-isolatiewerken uitvoert.
4.3.45 Product – overplakken van oorspronkelijke etiketten Welke zijn de vastgestelde problemen? Er is – op de bouwplaats – geen traceerbaarheid van de oorsprong van de gebruikte producten/componenten, doordat o.a. het oorspronkelijke etiket werd overgeplakt. Wat zijn de vermoedelijke redenen dat deze problemen optreden? Uit commercieel oogpunt wenst men – hoewel men werkt met bepaalde producten van bepaalde producenten – een eigen benaming te geven aan de gebruikte producten. Welk zijn de overwegingen die een rol spelen om dit probleem te beschouwen als een zwaarwegende niet-conformiteit? De ATG-houder is verantwoordelijk voor het op de markt brengen van een isolatiesysteem. Hij dient bijgevolg de volledige verantwoordelijkheid op zich te nemen om te kunnen garanderen dat de gedeclareerde prestaties in de technische goedkeuring ATG behaald kunnen worden met het beschreven isolatiesysteem. Wanneer afgeweken wordt van de componenten/producten die zijn opgenomen in de ATG, kan er niet gegarandeerd worden dat dit nog het geval is. Om te kunnen vaststellen dat men niet zondigt op bovenvermelde vereiste is het noodzakelijk dat men te allen tijde (dus ook op de bouwplaats) moet kunnen achterhalen wat de oorsprong is van het gebruikte product (incl. correcte vervaldatum, batchnummer,...). Wat is de juiste omschrijving om te kunnen vaststellen dat het een zwaarwegende nietconformiteit is?
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 85 of 86
20 januari 2016
Men kan op de bouwplaats niet achterhalen wat de originele oorsprong (en eigenschappen,...) is van de gebruikte producten. Wat is het type van zwaarwegende niet-conformiteit? RISC: n.v.t. ZNC1 indien men de oorspronkelijke gegevens van de fabrikant verwijdert/overplakt, maar waarbij men deze gegevens vervangt door een andere etikettering waarmee het product nog steeds getraceerd kan worden en waaruit – a posteriori – blijkt dat het gebruik van dit product conform de technische goedkeuring ATG en de vereisten van de ATG-houder is. Te nemen correctieve maatregelen dienen adequaat te zijn opdat men te allen tijde de oorsprong van de gebruikte producten kan achterhalen en kan verifiëren of dit product kan gebruikt worden binnen het kader van het desbetreffende ATGcertificaat. ZNC0 indien men de oorspronkelijke gegevens van de fabrikant verwijdert/overplakt en waarbij de traceerbaarheid van de producten verloren gaat en/of er verkeerde informatie (bv. verkeerde vervaldatum,...) wordt meegegeven op de nieuwe etiketten.
Infofiche: vaststellingen tijdens bouwplaatscontrole en bijbehorende sancties
Page 86 of 86