Infobrochure
CVA Cerebrovasculair accident
C2.2 Neurologie - Neurochirurgie - Orthopedie Tel: 011 826 372 mensen zorgen… voor mensen
Inleiding Een beroerte of CVA (cerebrovasculair accident) of een TIA (transient ischemisch accident) is een veel voorkomende en ingrijpende aandoening die voor u en uw directe omgeving een grote verandering met zich meebrengt. Daarom willen wij u en uw familie zo goed mogelijk informeren. Door een juiste benadering kunnen veel van de complicaties die eigen zijn aan het CVA voorkomen worden. Dit draagt bij tot aan de kwaliteit van het leven van de patiënt en zijn omgeving.
2
Wat is een CVA? De medische wereld spreekt over een CVA (CerebroVasculair Accident), waarmee een incident in de bloedvaten (vasculair) van de hersenen (cerebro) wordt bedoeld. In de volksmond kennen we een CVA ook als ‘beroerte’. Men kan een onderscheid maken tussen twee vormen van een CVA. Enerzijds hebben we het herseninfarct. Deze treedt op als een bloedvat in de hersenen door een klonter verstopt geraakt. Anderzijds spreken we van een hersenbloeding, als een bloedvat in de hersenen openscheurt. Hierdoor krijgen bepaalde hersengebieden, afhankelijk van de plaats waar het accident zich voordoet, onvoldoende bloed en dus ook onvoldoende zuurstof. Hersencellen kunnen zonder zuurstof slechts enkele minuten overleven. Als ze afgestorven zijn, geven ze geen prikkels of signalen meer door aan de andere lichaamsdelen. We kunnen de hersenen opdelen in een linker- en een rechterhersenhelft. Beide helften zijn onderverdeeld in verschillende gebieden die elk hun eigen functie hebben ten opzichte van het lichaam. Als één van deze gebieden uitvalt door zuurstoftekort, kan de persoon in kwestie het lichaamsdeel of zintuig dat ermee samenhangt niet, of niet meer zo goed gebruiken. Als het accident zich links in de hersenen voordoet zal er uitval zijn aan de rechter lichaamszijde en omgekeerd. De ernst van een CVA is verschillend van persoon tot persoon. Het is bepalend door: • Het deel van de hersenen dat beschadigd is: bijvoorbeeld of het gaat om het deel waar de spraak wordt geregeld, of het deel dat het functioneren bepaalt van een bepaalde arm of been. • De grootte van het beschadigde deel van het gebied in de hersenen dat verantwoordelijk is voor een bepaalde functie. Hoe groter het beschadigde deel, hoe meer verschijnselen iemand er aan overhoudt. • De gezondheid van de patiënt zelf: de conditie en leeftijd.
3
Wat is een TIA? Een TIA (Transient Ischemisch Accident) is een tijdelijke stoornis in de bloedvoorziening van de hersenen, waarbij er een kortdurend zuurstoftekort optreedt. De symptomen van een TIA verdwijnen geleidelijk binnen de 24 uur. De gevolgen van een CVA daarentegen kunnen blijvend zijn terwijl een TIA eerder een voorbode is op een CVA.
Oorzaken van een CVA De oorzaken van een herseninfarct zijn trombose of een embolie. Onder trombose verstaan we klontervorming in de bloedvaten. Dit kan veroorzaakt worden door onder andere stollingsproblemen of slagaderverkalking (artherosclerose). Door deze klontervorming ontstaat er een verkleining van de diameter van het bloedvat of een volledige afsluiting hiervan. Dit heeft als gevolg dat er minder tot geen bloed kan doorstromen naar de hersenen. Wanneer er zich elders in het lichaam klontervorming voordoet kan deze klonter loskomen en met de bloedstroom meegevoerd worden. Deze kan vervolgens in de hersenen een bloedvat vernauwen of afsluiten wat we een embolie noemen. De oorzaak van een hersenbloeding is vooral gericht naar de vaatwand. Voor het scheuren van de vaatwand zijn er een aantal redenen te onderscheiden. Aangeboren vaatafwijkingen kunnen een belangrijke oorzaak zijn. Maar ook een schedeltrauma of –fractuur kan zorgen voor beschadiging van een groot bloedvat.
4
Risicofactoren van een CVA Een CVA is vaak het gevolg van bepaalde risicofactoren die zich in de loop van het leven hebben opgestapeld. Deze factoren zijn: • Leeftijd Hoe ouder men is, hoe hoger de kans op een CVA. • Geslacht Mannen hebben over het algemeen een hoger risico op een CVA. Vrouwen ontwikkelen vaak later dan mannen een CVA. • Alcoholisme Een alcoholconsumptie van meer dan 2 glazen per dag verhoogt het risico op een CVA. Inname van slechts één of twee glazen alcohol per dag zou de kans op een CVA daarentegen verminderen. • Roken Roken verdubbelt de kans op een CVA en kan suikerziekte, hoge bloeddruk en verhoogde cholesterol veroorzaken. • Hoge bloeddruk Hoge bloeddruk veroorzaakt schade aan de bloedvaten en kan zowel een bloeding als een klonter veroorzaken. • Hoge cholesterolspiegel Een hoog cholesterolgehalte in het bloed is schadelijk voor de bloedvaten en veroorzaakt slagaderverkalking (artherosclerose). • Suikerziekte Mensen met suikerziekte hebben meer kans op slagaderverkalking. • Overgewicht Overgewicht geeft een verhoogd risico op CVA en kan een gestoord suikergehalte en een gestoorde bloeddruk veroorzaken.
5
Mogelijke gevolgen van een CVA • Verlamming Na een CVA treedt vaak éénzijdige verlamming op die langzaam of niet verbetert. Door deze verlamming kampt u vaak met een mobiliteitstekort. Het kan voorkomen dat u de aangedane zijde gaat verwaarlozen. Dit wordt een neglect genoemd. • Spraak- en taalstoornis Bij een spraakstoornis heeft u moeite met het uitspreken van woorden, bijvoorbeeld door een halfzijdige gezichtsverlamming. Men spreekt hier van afasie. Iemand met een taalstoornis heeft moeite met schrijven, lezen en kan (gedeeltelijk) niet meer begrijpen wat anderen zeggen. Men spreekt hier van dysartrie. • Gezichtsveldstoornissen Op gevorderde leeftijd hebben veel mensen problemen met het zicht. Mogelijk treedt er na een CVA als bijkomende stoornis een hemianopsie op waardoor de patiënt de ruimte aan de aangedane zijde niet ziet. U bent zich vaak niet bewust van deze beperking van uw gezichtsveld. Een bril of brilaanpassing is nutteloos omdat de oorzaak niet aan de ogen maar in de hersenen ligt. • Slikstoornissen Vaak ontstaan er slikstoornissen als gevolg van een beroerte. Deze kunnen ontstaan als gevolg van een verlaagd bewustzijn en door coördinatie van slikbewegingen die aangetast zijn. Het is belangrijk aandacht te besteden aan vocht- en voedingstekort en aan verslikking- en verstikkingsgevaar. • Gevoelsstoornissen U voelt niet dat u aangeraakt wordt en u heeft een tintelend gevoel in uw al dan niet aangedane ledematen. • Geheugenstoornissen U kan na een beroerte nieuwe informatie niet of gebrekkig onthouden. Over het algemeen kan u zich wel dingen van vroeger vrij goed herinneren. U kan zich bijvoorbeeld het bezoek van een familielid gisteren niet meer herinneren maar feiten uit de jeugdjaren kan u nog perfect beschrijven.
6
• Incontinentie Soms komt het voor dat u urine of stoelgang niet kan ophouden. Dit noemen we incontinentie. Deze incontinentie zorgt ervoor dat u afhankelijk wordt van anderen. U heeft het hier meestal moeilijk mee. • Obstipatie Als CVA-patiënt heeft u vaak last van darmopstopping. Dit komt doordat u minder beweging heeft door de halfzijdige verlamming. • Persoonlijkheidsveranderingen Na een beroerte kan iemands karakter volledig veranderen. U kan zich heel anders gaan gedragen. Zo kan een heel gemanierd iemand na een beroerte plots onbeleefd en slordig worden en omgekeerd. Sommigen kunnen plotseling, zonder enige aanwijzing beginnen te huilen. Men noemt dit dwanghuilen. Dit stopt vaak als men de aandacht afleidt of als men het negeert. De meesten vinden het zelfs niet prettig als men op het huilen ingaat omdat men er zelf geen reden voor kan geven. Als gevolg van een hersenaandoening kunnen ook psychiatrische stoornissen optreden. Bijvoorbeeld angstaanvallen, verwardheid of waanbeelden.
7
Opname in het ziekenhuis Als u in het ziekenhuis via spoed wordt opgenomen, gebeurt er een eerste evaluatie door de spoedartsen en met behulp van een CT-scan. Dit om het onderscheid te maken tussen een herseninfarct en een hersenbloeding. Hierna wordt u opgenomen op de afdeling neurologie waar volgende onderzoeken zo snel mogelijk zullen plaatsvinden. Omwille van deze onderzoeken en observatie is een opname noodzakelijk.
Meest voorkomende onderzoeken • Bloedonderzoek Vooral de eerste dagen kan regelmatig bloed worden afgenomen voor onderzoek. Dit om afwijkende bloedwaarden op te sporen. Er zijn een aantal elementen die een verhoogd risico kunnen geven op uitbreiding van de aangedane hersenzone. • CT-scan of NMR van de hersenen Met een CT-scan en NMR hersenen wordt een fotografisch beeld van het hoofd gemaakt. Door deze scans kan er een definitief onderscheid gemaakt worden tussen een hersenbloeding of een herseninfarct. Het geeft ook informatie over de oorzaak en grootte van de bloeding of het infarct. • Telemetrie en holter Met een telemetrie of holter kunnen hartritmestoornissen opgespoord worden. Deze apparatuur is in staat om 24u het hart te volgen. Dit is belangrijk om een mogelijke oorzaak te achterhalen. Hartritmestoornissen kunnen namelijk klontervorming veroorzaken. • EEG Dit onderzoek meet en registreert de elektrische activiteit van de hersenen. Met behulp van het EEG kunnen we een gestoorde hersenactiviteit achterhalen. Een zuurstoftekort in de hersenen geeft namelijk een gestoord beeld van het activiteitenpatroon. • TEE is een onderzoek dat gebeurt via de slokdarm. Uw slokdarm is namelijk nauw gelegen aan het hart. Via de slokdarm kunnen we met ultrageluidsgolven het hart onderzoeken. Dit om na te gaan of het herseninfarct te wijten is aan een verminderde
8
hartfunctie.
Voor elke patiënt is de situatie anders. De neuroloog bepaalt welk onderzoek nodig is. Soms kan dat een aanvullend onderzoek zijn dat hier niet beschreven staat. Heeft u meer vragen over bovenstaande onderzoeken? Vraag dan zeker naar de specifieke informatiebrochures op dienst.
Behandeling van een CVA De behandeling richt zich enerzijds op het voorkomen van een nieuw CVA of op extra schade aan de hersenen anderzijds.
Bij een herseninfarct • Anticoagulantia Dit is bloedverdunnende medicatie dat standaard gegeven wordt met de bedoeling de bloedklonters op te lossen. • Trombolysetherapie Bij patiënten met een herseninfarct kan trombolyse worden toegepast. Dat is een manier om de verstopping in de bloedvaten op te heffen. Daardoor worden de negatieve gevolgen van de CVA zo veel mogelijk beperkt. Trombolyse moet binnen de vier en een half uur na de eerste verschijnselen worden gestart. Er zijn strenge eisen aan verbonden. Daardoor komt niet iedereen ervoor in aanmerking. De neuroloog bepaalt of trombolyse voor u zinvol is.
Bij een hersenbloeding • Hierbij wordt medicatie toegediend om de bloeding te stoppen. • Verder is operatieve behandeling mogelijk om het gescheurde bloedvat te herstellen en de bloeding die een verhoogde druk veroorzaakt in de hersenen te normaliseren. Anderzijds is de behandeling gericht op revalideren en het beperken van de gevolgen van de CVA. Hierbij gebruiken we de bobathmethode.
9
Revalidatie via de bobathmethode heeft als doel een hoger niveau van zelfstandigheid te bereiken bij de zorgbehoevende patiënt: Komen tot een zo normaal mogelijk functioneren van de patiënt; • de aangedane zijde zoveel mogelijk inschakelen; • de houding en beweging zo normaal mogelijk houden; • zorgen voor zo normaal mogelijke spierspanning; • deze therapie wordt ondersteund met medicatie; • belangrijk bij alle interventies is dat de linker- en rechterkant van het lichaam symmetrisch moeten zijn, want bij een CVA-patiënt is dit verstoord en moet dit terug in evenwicht gebracht worden. Als het om een herseninfarct gaat, begint u zo snel mogelijk met revalideren. Al na de eerste dag zijn bewegingsoefeningen zinvol. Beweging stimuleert het spontane herstel. In het eerste halfjaar is met revalidatie veel herstel mogelijk. Na ongeveer twaalf maanden is er bijna geen verder herstel meer mogelijk. Toch blijft kinesitherapie nuttig bij een blijvende verlamming om verdere achteruitgang te voorkomen. Wanneer het gaat om een hersenbloeding mag er niet meteen gestart worden met revalidatie. Om uitbreiding van de bloeding te verkomen kan men pas starten als de bloeding onder controle is. Actieve revalidatie kan namelijk leiden tot een verhoogde bloeddruk waardoor de bloeding toeneemt.
10
Het multidisciplinaire team Na een CVA krijgt u met verschillende behandelaars te maken. Deze behandelaars en zorgverleners overleggen en informeren elkaar over uw behandeling zodat alles zo goed mogelijk op elkaar afgestemd is. De neuroloog: In het ziekenhuis is de neuroloog uw behandelende arts. Hij stelt de diagnose, zoekt naar de oorzaak, start bijkomende preventiemaatregelen en schrijft ook de medicatie voor. Verpleegkundige: De verpleegkundige helpt u bij de dagelijkse verzorging en het medicatiegebruik. De verpleegkundige start vaak als eerste met de revalidatie en oefent met u om zoveel mogelijk zelf te leren doen. Verder bereidt hij u voor op onderzoeken, observeert het verloop van uw ziekte en herstel en begeleidt u in dat proces. De verpleegkundige coördineert de zorg en de begeleiding die u krijgt en is het eerste aanspreekpunt voor u en uw familie. Kinesitherapeut: Kinesitherapie blijft afhankelijk van patiënt tot patiënt. Elke patiënt heeft specifieke restverschijnselen en hierop wordt de behandeling afgestemd. Meestal is het zo dat u één zijde van uw lichaam niet of niet goed kunt bewegen. De kinesitherapeut komt bij u om te kijken welke problemen u heeft en welke activiteiten u moeilijk kunt uitvoeren. U traint met hem de activiteiten die moeilijk voor u zijn. Ergotherapeut: Ergotherapeuten zullen u nooit afzonderlijk behandelen. Zij werken altijd in overleg met de mensen van kinesitherapie. Patiënten zullen in de zaal door kiné en ergo tesamen behandeld worden. Ergotherapeuten komen nooit bij de patiënt zelf op de kamer om te oefenen terwijl kinesisten dit wel doen. Logopediste: Logopedie wordt toegepast bij slik-, spraak- of taalstoornissen. Bij een slikstoornis kan het speeksel, vloeistof of voedsel slikken, problemen opleveren. Dit testen we met een slikfunctietest. Slikproblemen kunnen onder andere leiden tot onvoldoende voedselinname. Ook kunt u zich verslikken, waarbij voedsel in de longen terecht kan komen. Dit kan leiden tot een longontsteking. Bij een spraakstoornis heeft u moeite met het uitspreken van de gevormde woorden. Een taalstoornis daarentegen
11
geeft u moeite om de gesproken taal te begrijpen. Als u één of meer van bovengenoemde problemen heeft, komt de logopediste bij u langs. De logopediste oefent gericht met u. Ook geeft zij u, uw familie en uw naasten adviezen over spreken en slikken. Diëtiste: Zij regelt in samenspraak met de logopediste wat u wel of niet mag eten. Afhankelijk van de slikfunctietest wordt bepaald of u vloeibare voeding, gemalen voeding, zachte voeding of vaste voeding zal krijgen. Sociaal verpleegkundige: De sociale dienst staat ter beschikking van elke patiënt en hun naasten. Als u of uw familie in contact wil komen met de sociale dienst kan dit via de artsen of de verpleegkundige. De sociale dienst kan u en uw naasten ondersteunen bij het omgaan met de gevolgen van het CVA. U kunt ook bij hen terecht voor advies over huisvesting, financiën, dagbesteding, werk of hulpverlenende instanties die u thuis kan inschakelen. In overleg met de sociaal verpleegkundige kan er gekozen worden voor een opname in een revalidatiecentrum of revalidatie thuis, aangevuld met huishoudelijke hulp, verpleging, verzorging, kinesitherapie of logopedie.
12
Tips en adviezen voor naasten Een CVA is een ingrijpende gebeurtenis. Velen hebben nog lichamelijke en geestelijke hulp nodig. Partners of naaste familie hebben daar vaak een belangrijke rol in. Enkele adviezen: • Stimuleer de getroffen Iichaamskant zo veel mogelijk. Bijvoorbeeld door de patiënt aan te sporen om de aangedane zijde te betrekken bij eten, wassen en aankleden. Let er verder op dat de patiënt bij het staan zijn gewicht gelijk verdeelt over beide benen. • Het is belangrijk om voldoende te bewegen, ook met de aangedane lichaamszijde. • Geef voldoende prikkels aan de aangedane zijde. Heb geen schrik om deze te benaderen. • Ondersteun de aangedane zijde voldoende en laat hem een ontspannende houding aannemen. Bijvoorbeeld met een kussen. • Geef voldoende verbale feedback in plaats van de handelingen volledig over te nemen. • Spreek in korte, duidelijke zinnen. • Als de patiënt niet kan spreken of taal niet begrijpt, gebruik dan gebaren, gezichtsuitdrukkingen en geluiden. Blijf in ieder geval communiceren. Een logopedist kan u adviseren hoe. • Wijs de patiënt op dingen die hij zelf niet kan zien door de uitval in een hersenhelft. Bijvoorbeeld als hij een kant van het lichaam verwaarloost omdat hij die kant van zijn lichaam niet ziet als hij in de spiegel kijkt. • Neem de patiënt niet alles uit handen, al gaat het langzaam en onhandig. Stimuleer hem om ingewikkelde handelingen stap voor stap te doen. • Praat open over elkaars gevoelens.
13
Bij wie kan ik terecht met vragen? Bij wie kan ik terecht met vragen? In het ziekenhuis kan u bij de verpleegkundige het beste terecht met vragen. In overleg met hem of haar kan u ook een afspraak maken met de behandelende arts, namelijk de neuroloog. Met uw goedvinden kan een naaste bij uw dagelijkse verzorging en behandeling meekijken. Als u dat graag wilt, kan u dat overleggen met de verpleegkundige.
14
15
Versie: 29 mei 2013
Mariaziekenhuis vzw Tel. +32 11 826 000
Maesensveld 1 3900 Overpelt Fax +32 11 826 001
[email protected]
www.mariaziekenhuis.be