VAN DE REDACTIE
Infanteriegevechtsvoertuig CV9035NL
Manoeuvre & Ondersteuningscompagnie
Project Long Range Communication
Ook de Cavalerie gaat naar Afrika Jaargang 74 - uitgave 335 nummer 2 - 2013
Een huzaar in mei 1940 VOC Mededelingen
BIG DATA
TRANSFORMS
SECURITY
Defend with confidence. EMC2, EMC, RSA, the RSA logo, and the EMC logo are registered trademarks or trademarks of EMC Corporation in the United States and other countries. © Copyright 2012 EMC Corporation. All rights reserved.
INDEX Ereleden oud-res-lkol J. Moes, oud-res-maj E.J. Vinkhuyzen, oud-res-elnt ir. J.J. Heyse, bgen b.d. J.M.A. Thomas, lgen b.d. A.J.G.M. Blomjous,
InDEX UITGAVE 335
res-ritm jhr. ir. M.O.M. van der Goes.
Van de redactie
4
Van de Voorzitter
5
Look & Feel
5
Reünie Huzaren van Boreel
7
Griethuysen
Infanteriegevechtsvoertuig CV9035nL
9
Secretariaat
De Manoeuvre & Ondersteuningscompagnie
15
Bussum, T 06 - 53408840 - E
[email protected]
Project Long Range Communication
21
Ledenadministratie, aanmelding lidmaatschap
Ook de Cavalerie gaat naar Afrika
25
ritm b.d. G.H.Th. Snellen, Acaciastraat 4, 4921 MA Made, E
[email protected],
Herdenking Gevallenen Cavalerie
29
Diner de Corps RHPO
30
Wachtmeester Wildschut
31
onder vermelding van uw naam, rang en geboortejaar.
Ik wil reservisten!
33
Redactie
Een huzaar tijdens de meidagen van 1940
35
450 jaar Cavalerie in nederland
41
Sporen naar het front
43
Traditie... Het Terriër embleem
46
Algemene Vergadering VOC in naarden
47
Overname artikelen - met bronvermelding - is toegestaan.
Boekbespreking: Mei 1940
48
Commerciële exploitatie
VOC-Mededelingen
50
Regelmatig terugkerende bijeenkomsten
52
VOC-activiteitenkalender
53
In Memoriam & Overlijdensberichten
54
Personeel
55
Dagelijks bestuur genm b.d. jhr. J.H. de Jonge oud-res lkol mr. D. van Zuidam res-elnt drs. R.J. Groot res-elnt mr. C.D.J. Bijleveld ritm b.d. G.H. Snellen lkol b.d. D.G.G.M. Alexander ritm L.J.J. Reinders lkol D.M. Brongers oudres-ritm drs. J.M.S. van
voorzitter vice-voorzitter secretaris penningmeester ledenadministratie bestuurslid bestuurslid toehoorder bestuur toehoorder bestuur
res-elnt drs. R.J. Groot, Graaf Florislaan 64, 1405 BW
Rekeningnummer 159555 t.n.v. VOC te Bussum. De leden wordt verzocht aan dit adres opgave te doen van adreswijzigingen, benoemingen, bevorderingen, onderscheidingen, eervolle ontslagen enz. Inloggegevens voor het besloten (alleen leden) deel van de website kunnen alhier worden opgevraagd
kol A.A. Leuvering lkol D.M. Brongers lkol b.d. E. Westerhuis maj T.J.H.L.M. Van Rijckevorsel maj H. Plakke res-maj F. Koolhof tlnt H.C.J. van Vulpen
voorzitter redactie vice-voorzitter redactie eindredactie redactielid redactielid redactielid redactielid
hr. Dennis Boom
fotograaf
De redactie dringt er bij de scribenten op aan de kopij en bijbehorende foto’s elektronisch (min. 300 dpi) aan te leveren.
Green Paper Association, Hr. J.J. Akkerman, Reijnier Vinkeleskade 14 B, 1071 SP Amsterdam, T 06 - 53 56 95 50 E
[email protected] Het adverteren door bedrijven in de VOC Mededelingen houdt niet in dat deze bedrijven automatisch de voorkeur hebben bij het verwerven van producten/diensten door het ministerie van Defensie.
Redactieadres lkol b.d. E. Westerhuis - Sprielderhout 36 - 3881 PT Putten T +31 341 266630 - E
[email protected] E
[email protected] - W www.voc-cavalerie.nl E
[email protected]
Vormgeving
Reinder Carton | DRUK Concept & Design
Druk
Practicum - Soest - www.practicum.nl
Coverfoto Achterblad
CV9035NL B-esk 104 Verkbat RHB (1990)
Kopij voor het volgende nummer inzenden voor 1 augustus 2013 VOC Mededelingen
3
VAN DE REDACTIE
VOOR VadeRland, VORsT en bRuid, TRekken wij
HeT zwaaRd de sCHede uiT Afgelopen 30 april was het zover. De abdicatie heeft plaatsgevonden en wij verwelkomen Zijne Majesteit Koning Willem Alexander en Hare Majesteit Koningin Maxima als onze nieuwe Koninklijke leiding. ‘The wind of change’. Wij zijn nieuwsgierig hoe deze vernieuwing de komende tijd vorm gaat krijgen. Ook hoe onze Vorst naar verwachting nieuwe beweging zal brengen door een eigen authentieke visie op de Nederlandse internationale identiteit, zodat we als land in de wereld aangesloten blijven bij de realiteit van ontvouwende toekomst. Ten aanzien van ons wapen en onze leden geloven wij als redactie er in dat interesse en respect hebben voor onze traditie en voorgangers, die meegebouwd hebben aan onze identiteit en esprit de corps, van wezenlijk belang is voor het bewaken van de waarden. Naar onze ervaring is echte kameraadschap tussen jong en oud datgene waar militaire eenheden zich succesvol onderscheiden t.a.v. civiele organisaties om eenheid van geest en inspanning te handhaven. Zo zouden we kunnen stellen dat het blad in eerste instantie anno 1936 werd opgericht voor reservisten en actief dienenden en hebben we zodanig sinds die tijd de intentie gehad bewust mee te werken aan een sterkere band tussen Defensie, de maatschappij en het bedrijfsleven. Daarom hield de redactie een bijeenkomst met een achttal actieve en niet-actieve reservisten om beelden en ideeën op te halen hoe we de VOC-mededelingen als hefboom voor ons Esprit de Corps, ‘out of the box’ en vanuit ambitie (en dus niet vanuit reactie op een krimpend cavaleriebestand) naar een volgende vlieghoogte zouden kunnen (her)vormen. We hebben gekozen voor reservisten uit diverse posities bij het bedrijfsleven en de overheid, die sinds enige tijd wat verder van de actieve cavalerie af staan, om een bredere
4
VOC Mededelingen
denkruimte te faciliteren. Het is een enerverende en inspirerende bijeenkomst geweest waar aan we spoedig een vervolg zullen geven. In deze uitgave treft u een verslag ervan aan. Suggesties en ideeën van onze leden zijn natuurlijk zeer welkom. Zoals hierboven gesteld; respect voor hen die ons voorgingen, voor onze traditie en historie dient de versterking van ons bestaansrecht en van onze toekomst. In dit nummer staan wij dan ook stil bij de dodenherdenking van dit jaar. Bij kameraden die stierven in een ver verleden of juist onlangs op missie. Historisch bieden wij een uniek individueel verhaal van een cavalerist uit de meidagen van 1940. Met het artikel 450 Jaar cavalerie willen we invulling geven aan de (her)beleving van onze missie als cavalerist. Verder informeren we u met actuele en toekomstige operationele mogelijkheden met de artikelen over de Manoeuvre & Ondersteuningscompagnie, ons jongste manoeuvremiddel de CV9035NL en een artikel over het Project Long Range Communication. Met het laatste wordt een nieuwe dimensie toegevoegd aan het gevechtsveld. Dat de breed georiënteerde cavalerist heden ten dage ook zonder tank kan deelnemen aan het huidige multinationale optreden van onze krijgsmacht, blijkt weer eens door het verhaal van een cavalerieofficier bij het US Africa Command in Stuttgart. Ten aanzien van de rol van de reservist hebben we een schrijven opgenomen van luitenant-kolonel Meeuwsen van het Land Training Centre. Hij geeft aan op welke manier hij ziet hoe de reservist voor hem een prima aanvulling kan zijn in het militaire bedrijf, zonder dat het verdringingseffect hoeft op te treden. Wij hopen met deze uitgave weer wat extra leeskleur aan uw zomerdagen toe te voegen. ●
VAN DE VooRzITTER Wij mogen terug kijken op een geslaagde Algemene Vergadering (een verslag treft u elders aan in dit blad) waar de leden zich hoorbaar roerden. Allereerst met een compliment aan de penningmeester voor het stabiele en gezonde financiële beleid en de inzichtelijkheid van de cijfers. Maar ook met bruikbare suggesties voor nieuwe VOC activiteiten en te ondernemen initiatieven om te komen tot een verantwoorde vastlegging van 200 jaar, respectievelijk 450 jaar Nederlandse Cavalerie. Een bijzonderheid in de mede-delingen van de voorzitter was het feit dat er in het jaar 2012 een grote aanwas van nieuwe leden plaats vond. Bijzonder uiteraard in
het licht van een kleiner wordend paraat bestand van cavalerie-eenheden. In november van dit jaar zal uitvoerig worden stil gestaan bij het jubileum van 200 jaar Nederlandse Cavalerie Regimenten. Het zal gevierd worden in Amersfoort en de VOC zal daar enige vorm van steun aan verlenen. Ik roep alle leden van de vereniging op om nu vast in die periode rekening te houden met deelname aan deze bijzondere en feestelijke bijeenkomst: dan wordt Amersfoort weer even ‘Garnizoenstad’ en nog meer in het bijzonder, ‘Cavaleriestad’! U wordt geïnformeerd over de precieze datum zodra die bekend is. ●
ACTUEEL
Wellicht dat u de naam onder dit artikel niet direct zult herkennen als VOC-lid. Dat ben ik ook niet. Wel ben ik al enige jaren mede verantwoordelijk voor de look en feel van uw verenigingsblad. Als grafisch vormgever van dit blad betreur ik net als u de snijdende maatregelen binnen de diverse krijgsmachtdelen door onze overheid. Het bewerken van beeldmateriaal met schietende tanks is, zo zult u wel begrijpen, veel ‘enerverender’ dan die met stilstaand materieel. Toch probeer ik iedere uitgave met veel enthousiasme iets fraais te maken van alle kopij en foto’s die mij door luitenantkolonel Ed Westerhuis worden aangereikt. Het VOC-bestuur heeft i.s.m. de redactie een onderzoek gestart over het bestaansrecht van dit blad. In het artikel van reserve-majoor Fred Koolhof (zie pag. 50 en 51) komt o.a. naar voren dat uw blad meer dan ooit gevuld is met artikelen. De feedback van u als leden is eveneens
“Het bewerken van beeldmateriaal met schietende tanks is veel ‘enerverender’ dan die met stilstaand materieel.“ positief, zelfs complimenteus op inhoudelijk niveau. In samenwerking met eindredacteur Ed Westerhuis voorzie ik u reeds vele jaren met een vormgeving die, mijns inziens, uitstekend past bij de inhoud. Naast de VOC-Mededelingen ben ik eveneens ontwerper van andere defensieuitgaven. Daaronder de titels Genie (Vereniging van Officieren der Genie), Sinte Barbara (Vereniging Officieren Artillerie) en Arte Pugnantibus Adsum (Vereniging van Hoger Technisch Gevormde Officieren). Deze drie bladen hebben een eigen bladconcept dat vernuftig is doorgevoerd in rubrieken met kleurgebruik, stijl en typografie. VOC-Mededelingen stond de laatste twee uitgaven al flink in de grafische steigers om een soortgelijk, maar vanzelfsprekend ‘beter’, bladconcept te bedenken. In deze uitgave zal het u niet kunnen ontgaan dat uw blad “een laatste en definitieve” update heeft gekregen. Vooral bedoeld om meer ruimte te creëren voor de vele artikelen die de redactie-brievenbus uitpuilen. Wij presenteren u bij deze een verenigingsblad dat qua vorm en inhoud beter past bij het unieke verbindende karakter van het wapen en waarmee wij hopen de cavaleriegeest van de VOC extra kracht bij te kunnen zetten voor de toekomst! ● Reinder Carton, grafisch vormgever
VOC Mededelingen
5
Toshiba raadt Windows 8 aan.
MEANS BUSINESS
PORTÉGÉ Z930 ULTRABOOK™ ONWAARSCHIJNLIJK LICHT EN COMPLEET De Z930 is niet alleen ultra-dun en licht maar ook duurzaam en krachtig dankzij de robuuste magnesium behuizing die aan de binnenzijde versterkt is met een honingraatstructuur. Voorzien van de derde generatie Intel® Core™ processors voor Ultrabook™ kan de Z930 moeiteloos overweg met veeleisende toepassingen. De efficiënte Solid State Drive (SSD) en de Intel® Rapid Start Technology, starten pijlsnel op en zijn binnen enkele seconden bedrijfsklaar. Met 3 USB poorten en aansluitingen voor HDMI, VGA, Gigabit LAN en SD staat de Z930 borg voor snelle, gemakkelijke verbindingen. Het full-size backlighttoetsenbord stelt u in staat comfortabel te typen, zelfs bij weinig licht.
WWW.TOSHIBA.NL/Z930
AANKoNDIGING
ZATERDAG 21 SEPTEMBER 2013 - BERnHARDkAZERnE AMERSFOORT Luitenant-kolonel Meino Jongma Voorzitter Reünie Commissie 200 jaar Huzaren van Boreel Verkenners en allen die ons bijstaan en hebben bijgestaan in de Boreel-eenheden, Dit jaar viert ons regiment op 25 november haar 200-jarig bestaan. De situatie waarin onze Koninklijke Landmacht momenteel verkeert, vraagt dat wij onze viering op een gepaste wijze ten toon spreiden, maar een 200ste verjaardag mogen we niet zo maar voorbij laten gaan. In 2014 zal door de Staat der Nederlanden worden stilgestaan bij 200 jaar Koninkrijk. Tijdens de vele vieringen hiervan zal, omdat ook de Koninklijk Landmacht verjaart, een fors aantal publieke optredens te verwachten zijn waarin de Landmacht zich aan een zo breed mogelijk publiek presenteert. Wij, met ons verkennersregiment - samen met de Limburgse Jagers - lopen voorop, zoals dat hoort met verkenners. Dat houdt in dat er vele ogen op ons gericht zijn. Een KL test case als het ware. Wij gaan dit goed doen en in tegenstelling tot onze kerntaak, niet heimelijk of covert, maar geheel openlijk. Op zaterdag 21 september 2013 zal op de Bernhard kazerne u een onvergetelijke reüniedag worden aangeboden, met als thema’s: ONTMOETEN, VIEREN en GEDENKEN.
Ontmoeten en Vieren Om 09.00 uur gaat de poort open en staat er voor u een uitgelezen team klaar om u te ontvangen en te assisteren. Het team bestaat naast de Regimentscommandant en zijn Regimentsadjudant, uit een groep van vijftien regimentsgenoten die als reüniecommissie reeds geruime tijd bezig zijn om op ‘verkenners eigen wijze’ deze dag te organiseren. De officieren, onderofficieren en korporaals, huzaren en soldaten van alle parate eskadrons, hebben zonder schroom hun inzet beloofd. Zonder hen zou het onmogelijk zijn zo’n organisatie op de been te brengen. Waarvoor veel dank. Tussen 12.00 uur en 14.00 uur kan de lunch worden genuttigd. Het Paresto-team serveert u een smakelijke ‘blauwe hap’. Om 17.00 uur wordt het taptoe geblazen voor het officiële gedeelte. Wij plaatsen een grote tent midden in het reüniegebied op de Bernhardkazerne, waar we elkaar kunnen ontmoeten en in het Museum Nederlandse Cavalerie is materieel en militaria te zien uit uw eigen diensttijd. De eskadronsbars zijn geopend en er is de gehele dag koffie en thee en een CADI-wagen voor het broodje worst, zoals dat ook gebruikelijk was op Baan 9. De
fotografieploeg heeft de opdracht om iedereen op de foto te zetten, compleet met mogelijkheden voor groeps- en pelotonsfoto’s. Tevens wordt er een ‘kampong’ ingericht voor de senior-reünisten. Voor de treinreizigers wordt er vervoer ingezet van en naar het NS-station Amersfoort.
Gedenken Om 11:00 uur wordt er een appèl gehouden door de paradecommandant bij het vernieuwde cavaleriemonument. Het grootste regimentsappèl ooit. Onze Standaard treedt in, de regimentscommandant spreekt de aanwezigen toe en wij zullen hier onze regimentsgenoten herdenken. Kortom, zegt het voort! Wij hopen op 21 september met 2000 (tweeduizend, u leest het goed) reünisten het Boreellied aan te heffen. Ons verzoek: haal die oude appèlboekjes, adressenlijsten enz. tevoorschijn en begin je pelotonsgenoten en je mede uitzendinggenoten aan te schrijven, op te bellen of te mailen. Zoek contact met afgezwaaide regimentsgenoten en collega’s buiten dienst, publiceer in welk forum dan ook en waar je kan. Kopieer dit artikel en laat het overal slingeren in bibliotheken, buurthuizen en verenigingen. De reünie is niet alleen voor alle Huzaren van Boreel, maar ook voor al diegenen die ons tijdens ons bestaan als verkenners hebben gesteund: onze administrateurs, fouriers, geneeskundig personeel, monteurs, artilleriewaarnemers, noem maar op. Ik reken op jullie. Schrijf je zo snel mogelijk in. Bij voorkeur voor 1 augustus. Aanmelden kan via de website www.huzarenvanboreel.nl De inschrijving is pas gedaan, wanneer de betaling van het inschrijfgeld van € 15 door ons is ontvangen. Voor al uw ideeën en vragen:
[email protected] of
[email protected] ● P.S. Neem je zwarte baret mee en je zakgeld in cash. Op de kazerne is helaas geen pinautomaat en pinbetalingen zijn niet mogelijk.
VOC Mededelingen
7
INFANTERIEGEVECHTSVoERTUIG
InFAnTERIEGEVECHTSVOERTUIG CV9035nL Het Combat Vehicle 90 (CV90) of Stridsfordon 90 (Strf 90) is een Zweeds infanteriegevechtsvoertuig ontwikkeld door Land Systems Hägglunds (het chassis) en Saab Bofors Dynamics (de toren) en wordt geproduceerd door BAE Systems Hägglunds. De invoering van de CV9035NL bij de Nederlandse krijgsmacht maakt samen met het project Pantser Wiel Voertuig (PWV Boxer - zie de VOC Mededelingen 2012 nummer 3) deel uit van het project vervanging YPR 765 en M577.
Wachtmeester 1e klas Jos Verkerk Kenniscentrum Grondgebonden Manoeuvre Inleiding De CV90 kent verschillende uitvoeringen, waaronder gevechtsvoertuigen met kanonnen met verschillende kalibers, variërend van 25 mm (CV9025) tot 120 mm (CV90120 ‘light tank’). De exportversies van de CV90 hebben een andere bewapening dan de Zweedse uitvoering omdat het 40 mm kanon uitsluitend bij het Zweedse leger het standaardkaliber is. De vervangende kanonnen zijn, hoewel van lager kaliber, niet minder trefzeker vanwege een beter vuurcontrolesysteem, en hebben een gelijk of zelfs superieur doorslagvermogen dank zij het gebruik van duurdere munitietypen. Tevens zijn er een aantal afgeleide versies geproduceerd, waaronder een ‘forward observer vehicle’, een ‘forward command vehicle’, een luchtafweervoertuig, een bergingsvoertuig en is er een ‘advanced mortar system’ variant ontwikkeld. De CV 90 Armadillo, het laatste model in de CV 90 serie, is nog in de conceptfase en bestaat uit een verlaagd pantsergevechtsvoertuig zonder echte toren. Naast de CV90 levert BAE Systems Hägglunds ook de BV204 en de Viking
voertuigen, die in gebruik zijn bij het Nederlandse Korps Mariniers. De CV90 voertuigen zijn naast Nederland in de bewapening bij de strijdkrachten van Denemarken (45 stuks), Zweden (549 stuks), Noorwegen (104 stuks), Finland (102 stuks) en Zwitserland (186 stuks). De CV90 is in 2004 door Zweden ingezet tijdens de VN-operatie in Liberia. In 2007 en 2008 was het infanteriegevechtsvoertuig betrokken bij het optreden in Afghanistan in het kader van de Noorse bijdrage aan ISAF. De gevechtservaringen zijn meegenomen in de Nederlandse modificaties.
CV9035NL Het InfanterieGevechtsVoertuig (IGV) is het voertuig dat de YPR PRI (PantserRupsInfanterie) en PRCO (PantserRupsCommandovoering) gevechtsvoertuigen moet vervangen bij de pantserinfanterie eenheden. De geplande levensduur van het voertuig is 30 jaar. De CV9035NL biedt de pantserinfanterie de vuurkracht, de bescherming, de mobiliteit, de commandovoeringcapaciteit en het voortzettingsvermogen om operaties uit te kunnen voeren in alle door het Commando Landstrijdkrachten ›› VOC Mededelingen
9
INFANTERIEGEVECHTSVoERTUIG
CV90 Armadillo
De Viking van het Korps Mariniers tijdens de oefening ‘Cold Response 2012’ in Noorwegen
10
VOC Mededelingen
INFANTERIEGEVECHTSVoERTUIG voorziene klimatologische omstandigheden, bij dag en bij slecht zicht en onder CBRN (Chemisch Biologisch Radiologisch Nucleair) omstandigheden. Het voertuig is geschikt voor optreden in het gehele geweldspectrum en kan optreden in duelsituaties met gelijksoortige gevechtsvoertuigen als de Russische BMP, de Britse Warrior of de Franse AMX 10. Van alle IGV’n is een deel ingericht als PRCO (commandovoertuig) en het overige deel als PRI (infanterievoertuig). Het bemanningscompartiment van de PRCO biedt ruimte aan vier stafleden ten behoeve van de commandovoering, terwijl het in de PRI uitvoering plaats biedt aan zeven bewapende infanteristen en hun uitrusting. Naast een totaal van 184 PRI/PRCOvoertuigen is een achttal lesvoertuigen geleverd. De lesvoertuigen zijn ontwikkeld voor het geven van rijopleidingen aan chauffeurs voor de CV9035NL. Het lesvoertuig is een zo eenvoudig mogelijk uitgevoerd CV90-chassis, voorzien van een lescabine in plaats van een toren met kanon. Bij de opleidingscentra OTCMan en OTCLog zijn tevens een aantal torens op bok geplaatst voor de schiet- en onderhoudsopleidingen. De eerste voertuigen zijn in Nederland in 2009 ingevoerd bij het 44e Painfbat en eind 2012 zijn de laatste CV9035NL voertuigen uitgeleverd aan 42 Painfbat. De Pantserinfanteriebataljons (17, 42, 44 en 45 Painfbat) worden elk voorzien van 44 stuks CV9035NL voertuigen: 36 PRI-uitvoeringen en 8 PRCOuitvoeringen. Elk bataljon levert 4 voertuigen aan het OTCMan voor de schutters- en commandantenopleidingen. De 8 lesvoertuigen worden ingedeeld bij het Opleiding- en Trainingscentrum Rijden (OTCRIJ). Oorspronkelijk lag het in de bedoeling ook nog 16 voertuigen aan te schaffen van de bergingsversie, de PRB - Pantser Rups Berging. Om € 75 miljoen te besparen is echter besloten de Leopard-1 bergingsvariant te blijven gebruiken.
Prestaties De operationele eisen die bij de verwerving van de CV9035NL zijn gesteld, hebben vooral betrekking op
Interieur CV9035NL PRI het motormanagement, de aansturing van de boordsystemen en de besturing het voertuig. Minder mechanische onderdelen en een efficiëntere en snellere besturing zijn het gevolg. De CV9035NL beschikt over een hoge mate aan mobiliteit waardoor geïntegreerd optreden met de Leopard 2A6 gevechtstank mogelijk is.
Bescherming
8-cylinder Scania 16.000 cc luchtgekoelde dieselmotor (810 pk/600 kW) mobiliteit, bescherming, vuurkracht en voortzettingsvermogen, laadvermogen en leidbaarheid/C4I.
Mobiliteit Naast de 810 pk’s tellende dieselmotor, die zorgt voor de aandrijving van de CV9035NL, is het voertuig uitgerust met moderne digitale informatiesystemen en een elektronisch regel- en besturingssysteem. De door de fabrikant ontwikkelde software zorgt voor o.a.
Bij de bescherming van de CV9035NL is zoveel mogelijk gewerkt met opbouw pantserpakketten (‘add on armour’) om het basis voertuiggewicht zo laag mogelijk te houden. Dit biedt voor de toekomst de beste speelruimte om als gevolg van veranderende dreigingen met andere beschermingstechnologieën het voertuig goed beschermd te houden. Bij de ontwikkeling heeft de bescherming van het personeel en de zogenaamde missieen veiligheidskritische voertuigfuncties centraal gestaan. De Nederlandse variant van de CV90 onderscheidt zich door het hoge beschermingsniveau dat is bereikt tegen de gedefinieerde dreigingen. Het voertuig beschikt - als een van de eerste IGV‘n - ook over een DAS (Defensive Aid Suite) systeem dat de bemanning waarschuwt indien het voertuig met een laser wordt aangestraald. ››
VOC Mededelingen
11
INFANTERIEGEVECHTSVoERTUIG
Het Bushmaster III 35 mm kanon
gemonteerd ten opzichte van het 35 mm kanon op de toren en dient voor bescherming tegen dreigingen dichtbij het voertuig. De mitrailleur heeft een groter elevatiebereik dan het 35 mm kanon. Voor de bediening en het richten van de 7.62 mm mitrailleur wordt gebruik gemaakt van de richt- en zichtmiddelen van het 35 mm kanon. Beide wapens kunnen door zowel de schutter als de commandant volledig worden bediend (een volwaardige zogenaamde ‘hunter-killer’ functionaliteit). Naast de hoofdbewapening beschikt de CV9035NL ook nog over 76 mm rookbus lanceerinrichtingen (gekoppeld aan het DAS systeem) en twee lanceerinrichtingen die geschikt zijn voor het afvuren van scherfgranaten om het voertuig te beschermen tegen dreigingen op korte afstand. Deze scherfgranaten zullen voorlopig echter nog niet beschikbaar zijn.
Voortzettingsvermogen/Laadvermogen Vuurkracht De CV9035NL is uitgerust met een gestabiliseerd en volledig automatisch Bushmaster III 35 mm kanon welke in de toekomst met kleine aanpassingen kan worden omgebouwd naar een 50 mm kanon. Het munitietoevoersysteem zorgt ervoor dat tegelijkertijd twee munitietypen beschikbaar zijn om te verschieten. De schutter en de commandant kunnen op elk gewenst moment de munitiekeuze en wapenkeuze bepalen. Hoewel door het grotere kaliber een enkelschots doctrine voor pantsermunitie is voorzien, is voor andere munitietypes een maximale vuursnelheid van ca. 200 schoten per minuut mogelijk. Het systeem is geschikt voor het verschieten van verschillende soorten munitie, waaronder Armoured Piercing Discarding Sabot (APDS), ArmourPiercing Fin-Stabilised Discarding Sabot (APFSDS), Kinetic Energy Time Fuzed (KETF) en trainingsmunitie. De munitievoorraad is 200 stuks, waarvan 70 direct verschietbaar in twee houders onder het kanon. De elevatie is 37º en de domping 8º. Het kanon heeft een zekere vluchtafweercapaciteit tegen gevechtshelikopters en daarvoor ook automatisch programmeerbare ‘airburst’ munitie, de KEFT ofwel Kinetic EnergyTime Fuse, die door een spoel in de mondingsrem afgesteld wordt om vlak voor het doel in 407 wolfraam pellets van 1,24 gram uiteen te vallen. Dit type munitie, afgeleid van al bestaande ‘ahead’ luchtafweermunitie, heeft ook een goede werking tegen gronddoelen en is op verzoek van het Nederlandse leger speciaal daarvoor aangepast, zodat vijandelijke zware tanks, waarvan het pantser niet te doorslaan is, geneutraliseerd kunnen worden door hun richtoptiek te verwoesten. De coaxiale mitrailleur 7,62 FN MAG heeft een munitievoorraad van 460 patronen. De nieuwe AFPFSD-T munitie wordt binnenkort beproeft bij TNO en zal op termijn de organisatie binnenstromen. De vuurleidingcomputer ondersteunt de bestrijding van doelen door middel van een zogeheten ‘aiming aid’, een richthulp waardoor hoge trefnauwkeurigheden worden behaald. De vuurleiding kan worden vergeleken met die van de Leopard 2A6, maar biedt door de digitalisering meer mogelijkheden. De 7.62 mm mitrailleur (MAG) is coaxiaal 12
VOC Mededelingen
De CV9035NL PRI biedt plaats aan een commandant, een schutter, een bestuurder en zeven infanteristen. De PRCO biedt ruimte aan vier stafleden ten behoeve van de commandovoering. Hierbij is veel aandacht aan ergonomie geschonken. Het voertuig biedt ruimte voor transport van de individuele uitrusting en groepsuitrusting van de bemanning. Het voertuig heeft een actieradius van 600 km en kan een snelheid halen van 70 km/u.
Leidbaarheid/C4I Ten behoeve van de eigen ‘situational awareness’ is de CV9035NL voorzien van een aantal camera’s op het voertuig. Camera’s aan de zijkant van het voertuig, een achtercamera, die tevens door de bestuurder gebruikt kan worden om zelfstandig het voertuig achterwaarts te verplaatsen, een loopcamera, die in de waarnemingsrichting van de boordschutter staat, en twee onafhankelijke warmtebeeldcamera’s voor de boordschutter en de commandant. De CV9035NL is een volledig gedigitaliseerd voertuig, wat inhoudt dat alle in/door het voertuig gegenereerde informatie beschikbaar is voor de gehele bemanning, maar ook buiten het voertuig kan worden gebruikt (bijvoorbeeld voor informatie voor de hogere commandant, voor opleidingen of ten behoeve van onderhoud). De groepscommandant achterin kan via een speciaal display de beelden van de vizieren opvragen, zodat hij een indruk krijgt van de gevechtssituatie buiten het voertuig. Het BMS (Battlefield Management System) is softwarematig volledig geïntegreerd in de voertuigelektronica zonder extra computerapparatuur en voorziet de bemanning samen met alle op het voertuig geplaatste sensoren van de benodigde informatie bij het uitvoeren van operaties. Het voertuig is voorbereid voor het inbouwen van alle nu voorziene verbindingsmiddelen bij de Koninklijke Landmacht.
Cavaleristen en de CV9035NL Er is regelmatig gesproken over het plaatsen van oud-tankbemanningen Leopard-2A6 op de CV9035NL. Enerzijds vanwege de personeelsproblematiek bij defensie en anderzijds vanwege de affiniteit van cavaleristen met een dergelijk geavanceerd wapensysteem en hun jarenlange ervaring met
INFANTERIEGEVECHTSVoERTUIG
Met de CV9035NL heeft de infanterie een sprong gemaakt naar de 21e eeuw...
CV9035NL
CV90 Urban
S P E C I f I C AT I E S AfMETINGEN EN GEWICHT Lengte 6,47 m Breedte 3,01 m Hoogte 2,50 m Gewicht 31.750 kg (onbeladen) Bodemvrijheid 40 cm Rupsbandbreedte 533 mm P R E S T AT I E S Klimhoek Klimvermogen Overschrijdingsvermogen Waadvermogen Max snelheid
60% 1m 2,6 m 1m 70 km/u
T E C H N I S C H E I N f O R M AT I E Motor diesel 810 pk/600kW Actieradius 600 km Bewapening Bushmaster III 35 mm snelvuurkanon MAG 7,62 mm coaxmitrailleur Lanceerinrichtingen rook- en scherfgranaten Bemanning 3 + 7 infanteristen
het beweeglijk gemechaniseerd gevecht. Om allerlei - vaak emotionele - redenen is dit echter nooit tot beleid verheven. Wel hebben enkele cavaleristen zelf de keuze gemaakt om over te stappen naar het wapen der infanterie om daar te gaan werken met de CV9035NL. Variërend van de huzaar boordschutter tot aan de officier die als pelotons- of compagniescommandant aan de slag gaat. Zij hebben tijdens hun opleiding ondervonden dat het systeem CV9035NL veel raakvlakken heeft met de voor hen vertrouwde Leopard2A6, maar zeker geen eenvoudig wapensysteem is. Waar voorheen de munitieselectie door de lader geregeld werd kunnen de schutter en commandant nu zelf met een druk op de knop van wapen en munitie wisselen, zonder hun handen van de richtgrepen te halen. De veelvoud aan bedieningselementen op de richtgrepen zorgen in het begin nog wel voor wat vergissingen en maken duidelijk dat de bemanningen daar regelmatig mee moeten trainen om hun vaardigheden niet te verliezen. Ook de grote hoeveelheid informatie die nu voor de bemanning beschikbaar is kan erg overweldigend zijn, BMS, camerabeelden en informatie over het vuurleidingssysteem. Maak maar eens binnen enkele seconden de keuze welke informatie nu het belangrijkst is. Ook qua onderhoud is het voor de meeste gebruikers even wennen om van een grotendeels mechanisch voertuig over te stappen naar een voertuig waar alles digitaal wordt controleert. Met de CV9035NL heeft de infanterie een sprong gemaakt naar de 21e eeuw. De infanterist heeft een ‘hightech’ wapensysteem gekregen waar mee men nog decennia vooruit kan. ● VOC Mededelingen
13
Lithium Polymeer Batterijsystemen Schaalbaar vanaf 26 Volt/6,2kWh tot 1.000 Volt en enkele MWh Ontwikkeld voor kleine tot grote opslagsystemen, 5.000 cycli@80%DOD, IP65
MANoEUVRE & oNDERSTEUNING
‘De kern voor de omvorming is van operationele aard’ Luitenant-kolonel M. van Luit Onder invloed van bezuinigingsmaatregelen en gewijzigde operationele omstandigheden zijn de pantserinfanteriebataljons gereorganiseerd. Grotere operatiegebieden in combinatie met een hybride dreiging1 hebben de behoefte aan tactische verkenningscapaciteit in een eenheid van bataljonsgrootte (manoeuvrebataljon, bataljonstaakgroep, battle group, enz.) vergroot. In dit artikel hanteer ik verder de term battle group. Hoewel belangrijk en van invloed, beschouw ik in dit artikel niet de grondgebonden verkenningscapaciteiten van de Brigade Verkennings Eskadrons (BVE) en het Joint ISTAR Commando (JISTARC).
Waarom? Een aantal maatregelen uit de Beleidsbrief 2011 hebben invloed gehad op de pantserinfanteriebataljons. Zo
beschikt defensie niet meer over eigen tanks, als dominante capaciteit op het gevechtsveld. Daarnaast is de grondgebonden Medium Range Anti Tank (MRAT) capaciteit met bijna 50% gereduceerd. De zware MRAT-reductie kom ik overigens opvallend weinig tegen in publicaties van defensie. De bezuinigers wekten en wekken bij mij de schijn van ‘dat heeft weinig gevolgen’. De pantserinfanteriebataljons zijn per bataljon van achttien naar
tien maal Fennek MRAT gereduceerd. Daarnaast zijn alle Fenneks MRATs bij de Brigade Verkenningseskadrons verdwenen. Dat zijn in totaal veertig maal Fennek MRAT. Dat is veel, noemenswaardig en van grote operationele invloed. Door het wegvallen van de twee tankbataljons en het halveren van de antitank capaciteit is er, onder andere, een capability gap ontstaan in de bestrijdingsmogelijkheden van gepantserde doelen. Dat heeft grote gevolgen.
Gekozen oplossingsrichting Een deel van het gap is ondervangen door de resterende grondgebonden gemechaniseerde MRAT en C2- ››
1
Militair Strategische Visie 2010
VOC Mededelingen
15
MANoEUVRE & oNDERSTEUNING
Capability Gap capaciteit te reorganiseren. De systeemprestaties en kenmerken van de ingevoerde CV9035NL in vergelijking met de systeemprestaties en kenmerken van de Fennek MRAT hebben bijgedragen aan de herindeling. Zowel de sterk verschillende mobiliteit als bescherming tussen de CV9035NL en Fennek zijn te groot om een juiste uitvoering te kunnen geven aan operaties. Er ontstaat een grondtactisch knelpunt indien de Fenneks MRAT tijdens dynamische operaties, waar mobiliteit en bescherming van doorslaggevend belang kunnen zijn, geografisch letterlijk te allen tijde moeten optreden tussen CV9035NLs. Het invullen van het capability gap zal verder deels ingevuld moeten worden door een intensievere samenwerking tussen manoeuvre-eenheden, grondgebonden vuursteunmiddelen en luchtsteun2. Hierbij treedt een Fire Support Team (FST) op als sensor voor grond- en luchtgebonden vuursteun. Om deze sensorrol goed in te vullen is inbedding van een FST bij een compagnie essentieel3.
Wie?
, installaties en klimatologische omstandigheden. Daarnaast worden grondgebonden manoeuvre eenheden geconfronteerd met zowel (a)symmetrische dreigingen als (ir)reguliere strijdmethoden4. Bij een optreden tegen een reguliere tegenstander gaan ‘we’ ervan uit dat deze volgens moderne doctrines optreedt in een (joint) gevecht van verbonden wapens. Hierbij beschikt de opponent over moderne (nietwesterse) wapens en uitrusting. Irreguliere tegenstanders omvatten guerrillagroeperingen, gewapende opstandelingen en terreurgroepen. Hun optreden is flexibel en hun (gevechts)acties zijn meestal verrassend en offensief van aard. Irreguliere tegenstanders treden vooral asymmetrisch op met aanslagen, gijzelingen en ontvoeringen. Een toegewezen operatiegebied is lange tijd doctrinair beredeneerd op basis van het eigen aaneengesloten optreden tegen een regulier optredende militaire tegenstander. Oppervlaktes van operatiegebieden varieerden tussen de 75 km2 en 2500 km2.
De meerbehoefte aan tactische verkenningscapaciteit in een battle group wordt ingevuld door de op- en inrichting van de Manoeuvre & Ondersteuningscompagnieën binnen de pantserinfanteriebataljons. De op- en inrichting betreft de omvorming van de stafstafcompagnieën, inclusief de herverdeling van een aantal capaciteiten van de pantserinfanteriecompagnieën.
Waar? De omstandigheden waarin grondgebonden manoeuvre -eenheden opereren zijn divers en complex. Er dient wereldwijd opgetreden te kunnen worden in een variatie van natuurlijke terreinomstandigheden, kunstmatige bebouwing 16
VOC Mededelingen
Operatiegebieden - doctrinair 2 3 4
Nationaal onderzoek (TNO, Ministerie van Defensie) 2012 Beleidsbrief 2011 Militair Strategische Visie 2010
MANoEUVRE & oNDERSTEUNING factor geworden. De landmacht dient de beschikbare verkenningscapaciteiten ‘uit te smeren’ over de grotere gebieden, met daarin een verbreed spectrum van te vergaren informatie en inlichtingen over de tegenstander en de omgeving, inclusief het weer, het terrein en de bevolking. De Manoeuvre & Ondersteuningscompagnie kan als organieke eenheid worden ingezet. Het is ook mogelijk de pelotons zelfstandig, in combinatie met andere pelotons uit het bataljon en/of onder bevel van een andere eenheid in te zetten. De gekozen samenstelling van de gevechtseenheden en combat support (CS) en combat service support (CSS) voor een specifieke opdracht is de uitkomst van een tactisch besluitvormingsproces.
Operatiegebieden - niet doctrinair
Van huis uit heeft de Manoeuvre & Ondersteuningscompagnie twee MRAT-pelotons, één verkenningspeloton en drie mortiergroepen. Beide MRAT-pelotons bestaan uit vijf Fenneks MRAT. Dit is een gedwongen, financieel gedreven, magere organisatie. Het is de kleinst mogelijke samenstelling om nog invulling te kunnen geven aan generieke en specifieke essentiële taken. Met de opgedragen reducties was en is een evenredige en tactisch wenselijke indeling binnen de pantserinfanteriecompagnieën niet langer mogelijk. Bovendien bleek 3,333 Fennek MRAT per pantserinfanteriecompagnie binnen de beheerskaders van SPEER inclusief SAP niet mogelijk…
Binnen de huidige landoperaties zal een battle group optreden in een Area Of Operations (AO), Area Of Influence en/of Area Of Interest5. De oppervlaktes van deze operatiegebieden zijn niet doctrinair vastgesteld. (Inter) nationale ervaringen en afgeleide lessons learned tonen aan dat dit is sterk afhankelijk van onder andere de bevolkingsdichtheid, soorten en aantallen actoren, modus operandi van deze actoren en het terrein. Daarnaast is zeer bepalend waarom en hoe de battle group wordt ingezet (lineair of niet-lineair, aangesloten of niet aangesloten6). Uitgevoerde (inter)nationale missies tonen aan dat eenheden veelal in operatiegebieden optreden, die in het verleden werden toebedeeld aan eenheden one-up. In Afghanistan was de provincie Uruzgan bijna tweederde van Nederland en in Irak was de provincie Al Muthanna ruim groter dan Nederland. Franse strijdkrachten opereren op dit moment met een task force van ongeveer 2500 militairen in Mali. Het daadwerkelijke operatiegebied betreft een oppervlakte van globaal 350.000 km². Een gebied vergelijkbaar met Duitsland.
Hoe? Voor de tactische inlichtingenbehoefte geldt nog steeds als uitgangspunt dat er voldoende geschikte eenheden
moeten zijn om invulling te geven aan de verkenningstaken en -opdrachten, volgend uit het ambitieniveau van de Koninklijke Landmacht. In 1993 ging onder andere de deelstudie GIDO nog uit van optreden in een major combat scenario tegen een regulier optredende militaire tegenstander. Hierbij dienden verkenningseenheden taken uit te voeren, waarbij de waarnemingssectoren van de diverse verkenningseenheden grotendeels op elkaar aansloten. Die wijze van inzet is nu niet de meest waarschijnlijke. Ongeacht het campagne thema zijn informatie en inlichtingen meer dan ooit essentieel en een kritische succes-
In de compagnie zit tevens de kern van de compagnie; een C2-element voor commandovoering en aansturing en een FST voor integratie van grondgebonden vuursteun en luchtsteun. Tenslotte bestaat de staf uit logistieke plan- en uitvoeringscapaciteiten. De MRAT-pelotons van de compagnie kunnen op beperkte schaal uitvoering geven aan (pantser)doelbestrijding. Naast (pantser)doelbestrijding kan ››
5
6
Concept Doctrine Publicatie Landoperaties 3.2.1 Idem
VOC Mededelingen
17
MANoEUVRE & oNDERSTEUNING 3. Het leveren van vuursteuncapaciteit 4. Het optreden als sensor voor (onder bevel gestelde) eenheden van het bataljon/een battle group en voor gronden luchtgebonden vuursteuncapaciteiten 5. Het uitvoeren van bewakings-/beveiligingstaken 6. Het ondersteunen bij de voorbereiding en uitvoering van logistieke taken (personeel en materieel) in het kader van vredesbedrijfsvoering en operaties.
het MRAT-peloton steun leveren aan het verkenningspeloton door (lichte) verkenningstaken uit te voeren. Door de centralisatie van de MRAT en de verkenningseenheden kan de Manoeuvre & Ondersteuningscompagnie de groeiende behoefte aan tactische inlichtingen adequaat invullen. De mortiergroepen zijn, als grondgebonden vuursteuncapaciteit, centraal ingedeeld. Hiervoor is gekozen vanwege de synergie in opleidings- en trainingstaken. Deze vuursteuncapaciteit kan zowel centraal als decentraal worden ingezet. De ‘ondersteunings’-taak van de Manoeuvre & Ondersteuningscompagnie bestaat uit het kunnen verkennen, innemen, beveiligen, in bedrijf houden en verlaten van een logistiek gebied van een battle group. Van hieruit moet de compagnie de logistieke voorbereiding en uitvoering van de battle group ondersteunen. Deze taak moet de compagnie uitvoeren met de eigen én aan de battle group toebedeelde logistieke elementen.
5WH In de orgaanbeschrijving van de Manoeuvre & Ondersteuningscompagnie zijn de doelstelling, hoofdtaken en capaciteiten als volgt (samengevat) verankerd. Doelstelling: 1. Als (samengestelde) gevechtseenheid als deel van het pantserinfanteriebataljon, als deel van een samengestelde battle group of zelfstandig taken uitvoeren binnen voorwaardenscheppende, offensieve, defensieve en stabiliserende activiteiten conform de generieke essentiële taken lijst en/of missie essentiële taken lijst. 2. Ondersteunen bij de voorbereiding en uitvoering van bataljonslogistieke taken. 3. in joint en/of combined verband taken kunnen uitvoeren in het gehele geweldsspectrum, in ieder operatiegebied, passend binnen het ambitieniveau van de Koninklijke Landmacht. Hoofdtaken: Het voorbereiden en uitvoeren van operaties en taken gericht op: 1. Het verkrijgen van informatie 2. Het uitvoeren van (pantser)doelbestrijding 18
VOC Mededelingen
Capaciteiten: - is in staat om tijdens een strategische verplaatsing en/of tactische verplaatsing, (delen van) de eenheid in te zetten - is in staat om als samengestelde pantserinfanterie-eenheid gevechtstaken te plannen en uit te voeren - is met het verkenningspeloton en de twee MRAT pelotons in staat om operaties gericht op het verkrijgen van informatie over capaciteiten, intenties en activiteiten van individuen, organisaties en bestaande sociale ordening of ter verkrijgen van fysische informatie over gebieden van interesse uit te voeren - is met het verkenningspeloton en de twee MRAT pelotons in staat om objecten, installaties, routes, eenheden en individuen te bewaken en/of te beveiligen - is met het verkenningspeloton en de twee MRAT pelotons en het Fire Support Team in staat om op te treden als sensor voor grond- en luchtgebonden vuursteuncapaciteiten - is met het verkenningspeloton en de twee MRAT pelotons en het Fire Support Team in staat om directe (pantser)doelbestrijding uit te voeren - is met het verkenningspeloton en de twee MRAT pelotons en het Fire Support Team en de drie mortiergroepen in staat om eenheden te versterken en/of te ondersteunen met verkenningscapaciteit en/of (pantser) doelbestrijdingscapaciteit - is in staat zijn om, samen met de aan het bataljon toebedeelde logistieke elementen, een bataljonslogistiek gebied te verkennen, in te nemen, te beveiligen, in bedrijf te houden en te verlaten.
En nu? Met de beschrijving en gestarte uitvoering van de reorganisatieplannen is het niet ineens allemaal geregeld in 2013. Er dient nog een stevige slag te worden gemaakt op vele gebieden. Dat gaat uiteraard altijd te langzaam en met vallen en opstaan. Aan de hand van de factoren Doctrine, Commandovoering, Training en opleiding, Organisatie, Materiaal en Personeel (DCTOMP) schets ik hier enkele zwaartepunten.
Doctrine Op doctrinair gebied dient ten eerste het Trainingscompendium CLAS te worden aangevuld. In de takenlijsten dienen de
MANoEUVRE & oNDERSTEUNING
te trainen taken van niveau II (de groep) tot en met niveau VI (de brigade, de task force) in algemene en specifieke zin te worden aangepast. De takenlijst van de Infanterie, inclusief de Manoeuvre & Ondersteuningscompagnie gaat het licht zien in 2013. In de diverse doctrinepublicaties dient het optreden van de (delen van) de Manoeuvre & Ondersteuningscompagnie te worden beschreven. Leidend zijn de vastgestelde taken uit het Trainingscompendium CLAS. Niveau VI is gereed in de vorm van het concept Doctrine Publicatie Landoperaties. Niveau V (de Battle Group) wordt in 2013 opgesteld. Ook de onderliggende tactische en technische niveaus kunnen vanaf 2013 worden ingevuld.
Training en opleiding De Manoeuvre & Ondersteuningscompagnie staat benoemd in het document Leidraad Gereedstelling CLAS van 2012. Dat is goed. Nu dient de compagnie de te trainen taken conform het Generiek Gereedheids Plan (GGP) te kunnen trainen. Hiervoor zijn rechten op nationaal schaarse middelen als trainingsfaciliteiten en –locaties, munitie en troepenondersteuning met Observer/Trainer/Evaluators noodzakelijk. De invoer van nieuwe MRAT-indoortrainers en een MRAT-teamtrainer leveren hieraan een goede bijdrage. Om kaderleden goed op te leiden en te (laten) trainen zijn de juiste Functie Opleidingen (FOn) belangrijk. Deze dienen just in time te worden doorlopen. Het OTCMan ontwikkeld in 2013 onder andere FOn voor kaderleden van Fennek-MRAT eenheden en verkenningseenheden van het pantserinfanteriebataljon.
Organisatie en Personeel Deze twee factoren zijn in dit artikel al genoemd. Dit artikel gaat verder niet in op de personele samenstelling van de Manoeuvre & Ondersteuningscompagnie. Dat ons personeel de belangrijkste schakel vormt in de overgang, doorstart en uiteindelijke verankering zal meer dan duidelijk zijn.
Materiaal Defensie bezuinigt zwaar. Toch worden er materiële behoeftestellingen opgesteld en in de lijn aangeboden. De Manoeuvre & Ondersteuningscompagnie heeft een aantal essentiële uitrustingsstukken nodig. Zo vraagt een professioneel C2-element om de juiste verbindingsmiddelen in de juiste aantallen en is er de noodzaak voor professionele verminderd zicht apparatuur. Bereden verplaatsen en verkennen (detecteren, identificeren, enz.) vraagt om goede ogen, 24/7. Tenslotte noem ik de mogelijke upgrade van de GILL naar de SPIKE raket. Door zowel in afstand als in besturingsmogelijkheden te verbeteren kan het gap in (pantser)doelbestrijding enigszins worden gereduceerd.
Conclusie De Manoeuvre & Ondersteuningscompagnie van het pantserinfanteriebataljon is een essentieel onderdeel van de battle group tijdens operationeel optreden. Het vervuld de operationele behoefte aan een vierde manoeuvre eenheid inclusief voldoende verkenningscapaciteit en (pantser) doelbestrijdingscapaciteit. Een C2-element en een FST zijn hierbij essentieel. Met de oprichting van de manoeuvre & ondersteuningscompagnie beschikt de Koninklijke Landmacht over zeven gelijkvormige battle groups met, per battle group, de capaciteit om vier gevechtscompagnieën aan te sturen. Hierbij is elke compagnie getraind om alle effecten van manoeuvre, vuursteun en luchtsteun efficiënt en effectief in te zetten. Om dit te doen is de beschikbaarheid van essentiële effectenbrengers gedurende de operationele gereedstelling en inzet noodzakelijk. Ook zijn additionele middelen noodzakelijk. Dat kost geld, maar betaald zich terug. De kern voor de omvorming is immers van operationele aard. ● VOC Mededelingen
19
ACHIEVE RESILIENT CYBERREADINESS
SSolution t Guide de
LoNG RANGE CoMMUNICATIoNS
HeT PROjeCT lOng Range
C O m m u n i C aT i O n s Ing. Berry Jansen, lead architect bij het Command & Control Support Centre Het project Data Communicatie Mobiel Optreden Long Range Communications, kortweg DCMO-LRC, is financieel gezien een redelijk klein project. Toch is het technisch een opstap naar de toekomst van verbindingen in het landgebonden mobiele optreden vanwege de inzet van civiele communicatiemiddelen in een netwerkverband. Het primaire doel van LRC is het toevoegen van verbindingscapaciteit voor lange afstand aan het Battlefield Management Systeem (BMS), dat momenteel breed wordt uitgerold bij CLAS-eenheden. BMS is een voertuiggebonden systeem dat ondersteunend aan het mobiele optreden wordt ingezet. De nieuwe LRC-verbindingscapaciteit moet voldoende zijn om de commandovoering via BMS mee te ondersteunen. Daarnaast moet de LRC-verbindingscapaciteit het mogelijk maken foto’s van goede kwaliteit van verkenners naar een commandopost te sturen. Dit was tot nu niet mogelijk met BMS, vanwege de beperkte datacapaciteit en het beperkte afstandsbereik van de VHF-radio’s. Gezien de benodigde datacapaciteit voor al deze communicatiebehoeftes zullen de LRC-verbindingen voor lange afstand gerealiseerd worden met satellietcommunicatie.
ten worden. In de figuur is de inbedding van deze basismodule in een BMS-voertuig weergegeven. Elk van de LRC-deelcomponenten wordt hieronder besproken. De satellietcommunicatie zal met verschillende middelen worden gerealiseerd. Ten eerste is er de basisvoorziening van Iridium Satcom-On-TheMove, die altijd in de LRC-basismodule beschikbaar is. Deze satellietcommunicatie kan volledig mobiel gebruikt worden, maar is qua datacapaciteit erg beperkt. Typisch zal dit alleen gebruikt worden voor BMSinformatie en niet voor foto’s. Ten
tweede kan er een externe breedband satelliet transceiver worden aangesloten op de LRC-basismodule. Dit zal een transceiver zijn die een grote datacapaciteit biedt, maar niet rijdend gebruikt kan worden (hoewel er ook iets duurdere on-the-move terminals te koop zijn). Dit mag een transceiver zijn voor een militair satellietnetwerk, maar kan ook gewoon een civiele transceiver zijn. De LRC-middelen zullen beperkt worden aangeschaft en als poolmiddel worden ingezet. Om toch het maximale te halen uit de beperkte middelen, moet een voertuig dat over de middelen beschikt als een soort ‘uplink’ kunnen dienen voor vele andere voertuigen in een gebied. Dit wordt in eerste instantie gerealiseerd door de satellietverbindingen op te nemen in het grotere netwerk van netwerken van BMS. Hierdoor kan bijvoorbeeld een voertuig dat alleen ››
De LRC-basismodule in voertuigen De basismodule van LRC heeft de vormfactor van een RT9500 VHF-radio en bevat een Payload Encryptor, een ad hoc router en Wireless Local Area Network (WLAN), Iridium en UMTSmodules. Daarnaast kan er een breedband Satcom terminal op aangesloVOC Mededelingen
21
LoNG RANGE CoMMUNICATIoNS
VHF-radio’s aan boord heeft toch ‘multi-hop’ gebruik maken van de LRC middelen. VHF is qua datacapaciteit te beperkt om foto’s met voldoende kwaliteit te versturen. Daarom wordt de LRC-basismodule standaard voorzien van WLAN (WIFI). Op deze manier kan een verkennersgroep bijvoorbeeld draadloos foto’s uitwisselen tussen hun voertuigen en kan een satellietverbinding in het ene voertuig met hoge bandbreedte benut worden vanuit een ander voertuig. Hoewel de technische details verschillen is dit niet anders dan zoals u thuis via uw eigen WIFI-netwerk gebruik maakt van uw bekabelde internetaansluiting. Deze WLAN-voorziening is de realisatie van het ad hoc network, zoals dat met hulp van Defensie ook bij de veiligheidsregio Gelderland-Midden is uitgerold. Satellietverbindingen zijn meestal erg duur in het gebruik. Om de kosten in de hand te houden, zal de LRC-basismodule standaard ook voorzien worden van een UMTS-module (een ‘mobiele telefoon’). Deze UMTS- verbinding kan bijvoorbeeld tijdens oefeningen gebruikt worden als goedkoper alternatief voor satellietcommunicatie. LRC maakt op deze manier dus gebruik van civiele netwerken (UMTS, civiele SatCom) of civiele netwerk technologie (WLAN). Om deze netwerken te integreren, wordt er ook een router meegeleverd. Als laatste moet dit alles beveiligd worden en daarvoor wordt een Payload Encryptor (PLE) meegeleverd. De PLE verschilt van traditionele IP vercijferaars doordat het de onderdelen van de headers van IP-berichten ten behoeve van de adressering ongemoeid laat en alleen de inhoud van de berichten vercijfert. Hierdoor kunnen de berichten veel beter gerouteerd worden over de verschillende netwerken.
Hub-Spoke en centrale communicatievoorziening in Nederland Het model achter satellietcommunicatie verschilt in technisch opzicht van het communicatiemodel van tactische (HF/VHF/UHF) radio’s waar militaire eindgebruikers op dit moment vooral mee bekend zijn. Bij tactische radio’s communiceren twee of meer zenderontvangers, mits in hetzelfde radionetwerk, direct met elkaar. Dat wil zeggen dat het signaal dat door de ene zenderontvanger wordt uitgezonden 22
VOC Mededelingen
direct door de andere zenderontvangers wordt ontvangen. Bij satellietcommunicatie geldt dit model over het algemeen niet. Bij satellietcommunicatie wordt een uitgezonden signaal veelal direct door de satelliet teruggezonden (teruggekaatst) naar een centrale ‘hub’-grondstation, en vandaar doorgezonden naar de geadresseerde. Deze geadresseerde bevindt zich mogelijk ook op het satellietnetwerk, maar in het gangbare geval (zeker in de civiele wereld) zal dit niet het geval zijn. Indien de geadresseerde ook inderdaad op het satellietnetwerk actief is, wordt het bericht weer teruggerouteerd naar de satelliet en zendontvanger waarmee de geadresseerde verbonden is. De communicatie is dus geheel een netwerkaangelegenheid (versus een directe ‘link’). Een dergelijk hub-spoke netwerkmodel maakt het ook mogelijk (of makkelijker) om een heterogeen netwerk te bouwen, waarin verschillende typen satellietcommunicatiemiddelen zijn opgenomen. Hiermee wordt bedoeld dat een bericht dat wordt verzonden met het ene type middel (bijvoorbeeld Iridium), wordt ontvangen met andere typen middelen (bijvoorbeeld BGAN, UMTS, tactische radio’s of een eigen militair owned & controlled satellietsysteem). Voor eindgebruikers wordt de illusie gewekt dat de verschillende middelen direct met elkaar in contact staan, maar in feite zit er een complex netwerk tussen de twee eindposten. Dit is in de civiele wereld een normaal model, maar in het militaire mobiele domein is dit veel ongebruikelijker vanwege de dominante rol van militaire radio’s. LRC zal zo’n heterogeen netwerk realiseren. Dit heterogene model heeft ook grote projectmatige voordelen. Zo is het bijvoorbeeld veel minder gevoelig voor een vendor-lockin, simpelweg omdat er vele typen middelen gebruikt kunnen worden. Ook is het netwerk als geheel niet afhankelijk van de levensduur van één bepaald middel. Dit laatste is van groot belang, gezien de snelle technologische ontwikkelingen van satellietcommunicatietechnologie. Er kan ook worden geanticipeerd op deze ontwikkelingen: apparatuur kan immers element voor element worden vervangen, in plaats van vervanging van een totaal systeem. Dit model heeft ook een belangrijk operationeel voordeel doordat er niet één ‘one-size-fits-all’ satellietcommunicatiemiddel hoeft te worden aangeschaft. Het maakt het juist mogelijk verschillende ‘fit-for-purpose’ middelen te gebrui-
LoNG RANGE CoMMUNICATIoNS
ken. Hiermee kan worden voorkomen dat op elk voertuig dezelfde (en dus meestal te grote) satellietantenne hoeft te worden gemonteerd of kan worden voorkomen dat fysieke beperkingen van een bepaald type voertuig de gehele oplossing (en dus de beschikbare bandbreedte) dicteert. Een ander belangrijk operationeel voordeel is dat het mogelijk is voor specifieke missies specifieke middelen in te zetten indien nodig. Niet elk satellietnetwerk geeft bijvoorbeeld op elke plek in de wereld dezelfde dekkingskwaliteit. Voor een missie in een gebied rond de poolcirkel zijn daarom wellicht andere satellietnetwerken beter geschikt dan voor een missie rond de evenaar. Om dit model mogelijk te maken moet de Nederlandse krijgsmacht een eigen centrale communicatievoorziening (hub) inrichten voor DCMO-LRC. Voor TITAAN is deze voorziening, de Home Base Link (HBL), er al enkele jaren voor verschillende rubriceringniveaus. LRC zal er nu ook een eigen HBL-voorziening gaan krijgen. LRC-voertuigen maken in dit model vanuit het veld via hun Satcom of UMTS-middelen verbinding met (LRC) HBL. Merk op dat deze verbinding voor een deel over het internet kan lopen, omdat HBL zelf geen speciale communicatievoorzieningen voor alle beschikbare satellietsystemen heeft, maar gewoon bereikbaar is op het internet. Dit is hetzelfde als het browsen naar een website vanaf uw mobiele telefoon. Ook dan loopt slechts een deel van de verbinding over het mobiele netwerk. In DCMO-
LRC is alleen de vercijfering anders ingericht, waardoor het transport over internet toegestaan is. In bovenstaande afbeelding wordt een voorbeeld van zo’n verbindingspad stap voor stap toegelicht. Het begint (1) met het verzenden van het bericht met de SatCom transceiver vanuit het voertuig naar de dichtstbijzijnde satelliet. Daarna (2) wordt het bericht via het satellietnetwerk verzonden en uiteindelijk (3) ontvangen door een grondstation van de operator. Vandaar (4) wordt het via internet gerouteerd naar het communicatiecentrum van de operator, waarna (5) het bericht naar HBL wordt gerouteerd. In HBL wordt het bericht ontcijferd en verwerkt. Ook besluit HBL dat het bericht weer naar een ander voertuig moet en dus wordt het, na een nieuwe vercijfering, naar een andere operator gerouteerd (6). Deze operator levert het bericht (7, 8) via hun eigen satellietnetwerk af bij de bedoelde ontvanger. Op deze manier kan een bericht dat bijvoorbeeld met een Iridium terminal is verzonden worden ontvangen met een BGAN terminal. HBL heeft hier dus onder andere de functie van netwerk router.
Wat maakt DCMO LRC nu zo interessant? LRC is vanuit verschillende oogpunten interessant. Ten eerste maakt LRC het mogelijk om ook civiele netwerken te benutten. Vooral het gebruik van UMTS is hierbij interessant. Hoewel UMTS in eerste instantie gezien wordt als goedkoper alternatief voor satellietcommunicatie in oefeningen, ›› VOC Mededelingen
23
LoNG RANGE CoMMUNICATIoNS Beschikbaarheid civiele netwerken Vaak wordt gesteld dat bijvoorbeeld netwerken voor mobiele telefonie in oorlogsgebieden niet (meer) beschikbaar zijn en dus militair niet gebruikt moeten worden.
Long Range Communications - binnenkort ook in de Fennek? staat er niets in de weg om het ook in echte missies in te zetten als dat in die specifieke missie (voor die specifieke eenheden) toegestaan is. Merk op dat LRC nadrukkelijk gezien moet worden als additioneel aan de ‘traditionele’ communicatie via militaire radio’s. Militaire radio’s zijn ontworpen voor inzet in het worst-case scenario van het hoogste geweldspectrum. Daar zijn ze heel goed in en als zodanig zullen ze altijd de ruggengraat vormen van de militaire commandovoering. Echter, militaire radio’s zijn ook notoir incompatibel met andere militaire radio’s en bieden simpelweg niet de datacapaciteit die moderne civiele netwerken leveren. Dit zal ook in de voorziene toekomst niet veranderen. LRC levert nu een sjabloon waarmee Defensie toch op een veilige manier gebruik kan maken van die civiele netwerken. Als tweede punt kan naar voren gebracht worden dat LRC nu eens geen one-size-fits-all aanpak voor communicatie heeft. Dit in tegenstelling tot veel andere situaties in het militaire domein waarin veel teveel wordt vereist van één en hetzelfde middel. Juist flexibiliteit en een mix van middelen is het startpunt van LRC. LRC introduceert een model waarin per missie de beste middelen gekozen kunnen worden en waarin niet iedereen hetzelfde middel hoeft te hebben. Technisch gezien wordt dit mogelijk gemaakt door de payload encryptor die zorgt voor beveiliging op netwerkniveau. Dit is anders dan de traditionele aanpak bij militaire radio’s waar de beveiliging 24
VOC Mededelingen
in de transmissiemiddelen zit. Doordat de payload encryptor de geheimhouding (COMMSEC) op een hoger niveau verzorgt, kan er vervolgens worden gecommuniceerd via allerlei transmissiemiddelen die zelf geen beveiliging hebben. Als zodanig is LRC ook een realisatie van het zogenaamde Protected Core Netwerk (PCN)-concept dat op beleidsniveau voorgestaan wordt. In dit concept kunnen systemen van verschillende rubriceringniveaus gebruik maken van hetzelfde dragende netwerk. Dit kan opnieuw doordat de beveiliging op netwerkniveau via de payload encryptor geregeld is. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat ook het hogere gerubriceerde TITAAN gebruik maakt van de LRC- verbindingen, zolang er maar een vercijferaar voor het juiste rubriceringniveau ingezet wordt. Op deze manier is het niet langer nodig dat twee verschillende netwerken een geheel dubbele uitvoering vereisen van de transmissiemiddelen. Het laatste voorbeeld van de kracht van dit PCN concept is de inzet van smartphones. In het onderzoeksproject PROMISE wordt onder andere de militaire inzet van smartphones beproefd. Het valt te verwachten dat die smartphones slechts tot het niveau departementaal vertrouwelijk ingezet kunnen worden, wat lager is dan LRC. Toch wordt ernaar toegewerkt om de WLAN- verbindingen van smartphones op te nemen in het ad hoc LRC WLAN. Op die manier kan een smartphone bijvoorbeeld via het WLAN gebruik maken van de satellietverbin-
De meeste missies zijn de afgelopen jaren echter gedaan in gebieden waar wel netwerken voor mobiele telefonie waren. Verder doet Nederland vooral operaties op plekken waar mensen zijn en als ergens mensen zijn dan is er tegenwoordig bijna altijd ook zo’n netwerk. Volgens een recente studie van de Wereldbank heeft bijvoorbeeld 75% van de wereldbevolking op dit moment al toegang tot communicatie via mobiele telefoons en dit percentage groeit alleen maar. Als Defensie de communicatiemiddelen blijft afstemmen op worst-case scenario’s dan worden grote operationele en financiële voordelen misgelopen.
ding in een LRC-voertuig (of kan een LRC voertuig gebruik maken van de UMTS-verbinding van een smartphone).
Hoe nu verder? Het project LRC levert een sjabloon voor het benutten van civiele netwerken. Civiele netwerken voor mobiele telefonie zijn tegenwoordig overal ter wereld aanwezig en de benodigde transmissiemiddelen zijn goedkoop vergeleken met militaire radio’s. Ook kunnen deze netwerken een capaciteit leveren die militaire radio’s gewoon niet kunnen leveren. LRC zal echter slechts in een beperkt aantal voertuigen ingezet worden. Het zou daarom verstandig zijn wanneer Defensie deze nieuwe mogelijkheden verder omarmt en in de toekomst kans ziet om meer voertuigen te voorzien van dit soort civiele communicatiemiddelen. Op deze manier kan Defensie op een goedkope manier een wereldwijd dekkend netwerk krijgen. ●
CAVALERIE NAAR AFRIKA
OOk DE CAVALERIE GAAT nAAR afRika
Bij het lezen van deze titel zullen de historisch bewusten onder ons waarschijnlijk denken aan El Alamein of misschien wel aan Hannibal met zijn zware cavalerie die uit bewapende olifanten bestond. Maar nee, dit verhaal gaat niet over tanks of andere dikhuiden, zelfs de uit Afrika afkomstige woestijnvos fennek komt er niet voor.
Kolonel W.S.M. Calmeyer Meijburg Netherlands Foreign Liaison officer US Africa Command - Stuttgart
Dit verhaal gaat over nieuwe kansen en mogelijkheden voor onze krijgsmacht in een relatief nieuwe omgeving. Relatief, want geen continent is zo oud als Afrika. Onze krijgsmacht is in toenemende mate betrokken bij operaties, oefeningen en trainingsprogramma’s op en rond het Afrikaanse continent. Dat is begrijpelijk en terecht, want hoewel er op het gebied van economische ontwikkeling veel goeds te melden valt, gaan Afrika en gewapende conflicten helaas nog altijd hand in hand. Afrika is dezer dagen dan ook dagelijks in het nieuws. Is het niet vanwege de Franse opmars in Mali, dan is het wel vanwege de jacht op rebellenleider Joseph Kony, de aanslag op het Amerikaanse consulaat vorig jaar in Benghazi, de nog steeds voortdurende humanitaire nood in Darfur en Zuid-Soedan, de uitzichtloze situatie in Oost-Congo, Somalische piraten en ga zo maar door. En dan hebben we het nog niet eens over de grote hoeveelheden delfstoffen en mineralen die niet alleen een grote aantrekkingskracht uitoefenen op lokale krijgsheren, maar ook op buitenlandse investeerders uit landen als China, India, Rusland en Brazilië. Kortom: het strategisch belang van Afrika is de laatste jaren enorm toegenomen. ››
VOC Mededelingen
25
CAVALERIE NAAR AFRIKA Alles bij elkaar genoeg reden voor Commandant Landstrijdkrachten om de blik op dit continent te richten en de mogelijkheden tot samenwerking met onze bondgenoten nader te onderzoeken. Eén van die bondgenoten is de Verenigde Staten, die vijf jaar geleden al hun militaire activiteiten in Afrika hebben ondergebracht in het United States Africa Command (AFRICOM) in Stuttgart. In de afgelopen drie jaar heb ik daar als liaisonofficier gewerkt en vanuit die ervaring is dit artikel geschreven.
sing en afvallozing aan de orde van de dag zijn. Ook beschouwt de VS de aanvoer van drugs vanuit Zuid-Amerika naar West-Afrika als een serieuze bedreiging van de veiligheid in het Westen, aangezien de smokkelroutes van daaruit dwars door de Sahel naar Europa voeren.
Een Oegandese officier tijdens de ACOTA training als voorbereiding op zijn uitzending naar AMISOM, de AU missie in Somalië
Afrika was tijdens de Koude Oorlog niet bijster interessant voor de Amerikanen. Ze beperkten zich tot het steunen van landen die vochten tegen andere landen die op hun beurt weer door de Sovjet-Unie werden gesteund. Onder het motto ‘de vijand van mijn vijand is mijn vriend’ bleef jarenlang een vorm van stabiliteit in stand. Afrika viel grotendeels onder de gebiedsverantwoordelijkheid van US Europe Command en voor een deel onder US Central Command. Vanaf de jaren negentig veranderde dat wereldwijde evenwicht. De Sovjet-Unie implodeerde, in Afrika braken gewelddadige conflicten uit met Somalië en Rwanda als macabere dieptepunten, terwijl in dezelfde periode nieuwe voorraden delfstoffen werden ontdekt. Het was ook het decennium waarin de vernietigende effecten van ziektes als hiv/aids en malaria steeds duidelijker werden. Vele miljoenen mensen kwamen om door gewapend geweld, ziekte en hongersnood.
Islamic Maghreb (AQIM) regionaal gemotiveerd lijken te zijn, houden de Verenigde Staten altijd rekening met de mogelijkheid dat vanaf het Afrikaanse continent een terroristische dreiging kan ontstaan voor het eigen grondgebied. De recente ontwikkelingen in de Sahel en dan met name Mali baren de Amerikanen dan ook grote zorgen. Ook energie is een belangrijke strategische factor. De Verenigde Staten importeren ongeveer evenveel olie uit het Midden-Oosten als uit Afrika. Nigeria is de vijfde olieleverancier van de VS en verantwoordelijk voor zo’n 10% van Amerika’s import van ruwe olie. Het land beschikt over groeipotentieel om de productie in de komende jaren te vergroten en proefboringen in de Golf van Guinee lijken veelbelovend. Daar staat tegenover dat instabiliteit in de Nigerdelta regelmatig voor een terugval in de productie zorgt die kan oplopen tot meer dan 25%, hetgeen weer van invloed is op de wereldolieprijs.
De oprichting van Africa Command in 2008 weerspiegelt de nieuwe zienswijze op het strategisch belang van Afrika. Contra-terrorisme is daarbij Amerika’s topprioriteit; het verslaan van Al Qaida en daar aan gelieerde netwerken is AFRICOM’s belangrijkste strategische doelstelling. Hoewel de doelstellingen van Al Qaida in the
Het is duidelijk dat een vrij en ongehinderd gebruik van zeevaartroutes onontbeerlijk is voor de wereldhandel. Zowel de west- als de oostkust van Afrika kenmerken zich door staten met een zwakke of helemaal geen controle over hun kustwateren, waardoor piraterij, diefstal van olie, smokkel van mensen en goederen, illegale bevis-
26
VOC Mededelingen
Gewapende conflicten brengen niet alleen op grote schaal menselijk lijden met zich mee, ook ontwrichten ze economieën en samenlevingen en vormen op die manier een ernstige belemmering voor politieke en sociale ontwikkelingen. Afrika is een ‘grootverbruiker’ van VN-vredesoperaties: van de vijftien operaties wereldwijd, zijn er zes in Afrika. Daar staat tegenover dat Afrika ook een grote leverancier van troepen is. Landen als Ghana, Ethiopië, Nigeria, Rwanda en Zuid-Afrika scoren hoog op het overzicht van troepenleverende landen van de VN, terwijl Oeganda, Kenia en Burundi troepen bijdragen aan de AU-missie in Somalië. Kortom, er is veel aan gelegen om de kwaliteiten van Afrikaanse strijdkrachten die specifiek zijn gericht op het uitvoeren van vredesoperaties, te vergroten. Een vijfde aandachtsgebied is de gezondheidszorg, omdat die een sterke relatie heeft met veiligheid. De VN schatte in 2009 het aantal hiv-geïnfecteerde personen in Afrika op 22 miljoen, dat is ruim tweederde van alle geïnfecteerde personen wereldwijd. Vanwege de ontwrichtende werking op Afrikaanse samenlevingen, maar met name ook op overheidsorganisaties als leger en politie, is de bestrijding van de ziekte een speerpunt van het buitenlandbeleid van de VS. Het Pentagon heeft een DOD HIV/ AIDS Prevention Program gelanceerd, gericht op de defensiesector in circa veertig landen in Afrika. AFRICOM’s opdracht is samen te vatten als opbouw van de defensiecapa-
CAVALERIE NAAR AFRIKA citeiten op het Afrikaanse continent. Het is een voorbeeld van de evolutie in de Amerikaanse aanpak: van een louter militaire, directe en reactieve naar een integrale, indirecte en proactieve benadering. Alle activiteiten vallen onder de verzamelnaam ‘engagements’, maar richten zich op verschillende doelgroepen. De meest voor de hand liggende en tevens meest voorkomende zijn de military-to-military engagements (‘mil-to-mil’). Hierbij verzorgen Amerikaanse teams samen met hun Afrikaanse partners opleidingen, trainingen of oefeningen. Engagements kunnen zich ook richten op key leaders van defensieorganisaties, ambtenaren en politici. Bij alle engagements staat steeds één begrip centraal: partnerschap. Partnerships zijn samenwerkingsverbanden met landen en regionale organisaties, waarbij de vraag van de Afrikaanse partners leidend is. Binnen zo’n partnerschap kan het Afrikaanse land aangeven waar het behoefte aan heeft; vaak gaat het om een totaalpakket bestaande uit een combinatie van materieel, infrastructuur, training of opleidingen. Het vergroten van de capaciteiten en het professionaliseren van zijn strijdkrachten moeten het partnerland in staat stellen zelf zorg te dragen voor stabiliteit en veiligheid. De partnerschappen staan niet op zichzelf, ze moeten ergens toe leiden. Ze vormen het kader om een scala aan programma’s, aan te bieden zoals ACOTA en International Military Education and Training (IMET). Het African Contingency Operations Training and Assistance programma (ACOTA) is gericht op het vergroten van de capaciteit van Afrikaanse landen om deel te nemen in multinationale vredesoperaties. Landen kunnen zich aanmelden en de opzet en inhoud van een ACOTA-programma bespreken,
M1A1 tank van het US Marine Corps in de haven van Agadir tijdens de oefening ‘African Lion 2012’ in Marokko
Een lokale en een Amerikaanse dierenarts tijdens een inspectie van vee in Hira (Ethiopië) in het kader van AFRICOM’s Veterinary Civic Action Program (VETCAP) maar de koppeling tussen de training en daarop volgende inzet in een vredesmissie is een harde voorwaarde. Het is ook mogelijk om via het programma de benodigde uitrusting te verkrijgen. Voor de cursus komen zowel individuele militairen als staven van bataljons, brigades en multinationale hoofdkwartieren in aanmerking. Sommige delen van het programma zijn gebaseerd op het train-the-trainer-principe, zodat ook de opleidingscapacteit van partnerlanden er baat bij heeft. Sinds 1997 heeft ACOTA meer dan 144.000 militairen, afkomstig uit 25 Afrikaanse landen opgeleid. De afgelopen vier jaar heeft Nederland een financiële bijdrage vanuit het Stabiliteitsfonds geleverd en sinds twee jaar leveren we regelmatig militaire instructeurs voor ACOTAtrainingen in Burundi, Oeganda en (tot voor kort) Rwanda. In oktober 2002 formeerde het Pentagon, toen nog onder CENTCOM, een Combined Joint Task Force ‘Horn of Africa’ met een aanvanklijk sterk contra-terreur gerichte en directe opdracht: “detecting, disrupting and ultimately defeating transnational terrorists groups operating in the region”. De taakgroep opereerde aanvankelijk vanaf een marineschip, maar is sinds 2003 gevestigd in het voormalig Franse Camp Lemonnier in Djibouti. CJTF-HoA is de grootste permanente militaire presentie van de Verenigde Staten in Afrika: het aantal militairen varieert van 1.500 tot 2.500 en bestaat voor ongeveer de helft uit reservisten die voor een periode van zes tot twaalf maanden worden uitgezonden. De opdracht is al lang niet meer uitsluitend terreurbestrijding, maar is veel indirecter geworden: het vergroten van de militaire professionaliteit van de partnerlanden en het verzorgen van opleidingen op het gebied van contra-terrorisme. ››
VOC Mededelingen
27
CAVALERIE NAAR AFRIKA die worden ingezet in Afghanistan of de Pacific. Een gevolg is dat er te weinig militaire instructeurs beschikbaar zijn voor bijvoorbeeld de ACOTA-trainingen; die worden nu ingehuurd in de commerciële sector en werken onder leiding van een militaire begeleider. Het inzetten van Nederlandse instructeurs biedt een goede gelegenheid voor wederzijdse samenwerking en om ervaring op te doen met het werken met Afrikaanse strijdkrachten. Het ACOTA-programma is flexibel en kan worden aangepast aan Nederlandse eisen of behoeften, zodat eventuele Nederlandse deelname consistent is met ons Afrikabeleid.
Een boardingteam uit Kameroen in actie aan boord van het Nigeriaanse marineschip ‘NNS Thunder’ tijdens ‘Exercise Obangame Express 2013’ De CJTF speelt een actieve rol bij de steun aan Oeganda, dat de grootste troepenleverancier is van de AU Mission in Somalia (AMISOM). In samenwerking met NGO’s heeft de task force medische bevoorrading verzorgd voor de bevolking van Mogadishu. Ook was CJTF-HOA betrokken bij humanitaire hulpoperaties in Ethiopië en het noorden van Kenia.
Wat heeft Nederland aan dit alles? Door de veelheid aan Amerikaanse programma’s met Afrikaanse partners, zijn er voor ons volop mogelijkheden. Uiteraard kijken we daarbij vooral naar initiatieven die aansluiten bij onze eigen ambities op het gebied van capaciteitsopbouw in Afrika. Een voorbeeld: Nederland is op dit moment actief met een security sector development programma in Burundi, een land waar ook de VS actief is met capaciteitsopbouw van het leger. Hier ligt een noodzaak tot afstemming om doublures te voorkomen en om met een goed gecoördineerde aanpak tot een beter eindresultaat te komen. Maar er is meer mogelijk. Nederland is een geziene bondgenoot en onze militairen zijn welkom om mee te doen met de oefeningen die AFRICOM houdt met zijn Afrikaanse partners. Op die manier kunnen eigen ervaringen worden gedeeld en nieuwe worden opgedaan. Afrika beschikt over ruimte en kan daarmee een oplossing bieden voor de in Europa steeds schaarser wordende oefenruimte. Tegelijkertijd waarderen Afrikaanse militairen de professionele contacten met andere collega’s en zien ze de mogelijkheden om hun organisatie te verbeteren door samenwerking, opleidingen en oefeningen als waardevolle kansen. Behalve afstemmen en meedoen is er nog een gebied waar Nederland in een waardevolle aanvulling kan voorzien. Als het gaat om militaire instructeurs, ligt de Amerikaanse prioriteit bij eenheden
28
VOC Mededelingen
Afrika zal hoe dan ook op de agenda van ons buitenlandbeleid blijven staan en uitgaande van een geïntegreerde benadering dus ook op die van defensie. Daarom is het goed om vast te stellen wat we willen en wat we kunnen, maar ook om in kaart te brengen met wie we samen tot een beter eindresultaat zouden kunnen komen. Wie militair wil samenwerken met Afrikaanse strijdkrachten, kan dat op eigen gelegenheid doen, of aansluiting zoeken bij bestaande initiatieven. In beide gevallen is afstemming vereist om doublures te voorkomen en het rendement te vergroten. Daarbij is AFRICOM natuurlijk niet de enige speler op dit gebied. Frankrijk, maar ook bijvoorbeeld de Europese Unie, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, België, Canada en de Scandinavische landen zetten zich op verschillende terreinen in voor het vergroten van de stabiliteit en het bevorderen van de vrede in dit werelddeel. Wat AFRICOM uniek maakt, zijn de geïntegreerde opzet en daardoor het brede bereik. De trainingsprogramma’s richten zich niet uitsluitend op het vergroten van militaire vaardigheden, maar ook op meer maatschappelijke onderwerpen, zoals respect voor mensenrechten, de positie van vrouwen of de beginselen van democratisch bestuur. Althans, dat is het uitgangspunt. Onlangs nog, naar aanleiding van berichten over Malinese militairen die zich schuldig hadden gemaakt aan oorlogsmisdaden, gaf de commandant van AFRICOM toe dat juist aan die vorming bij de opleiding van deze militairen onvoldoende aandacht was besteed. Daar liggen mogelijkheden voor ons, door niet alleen oog te hebben voor praktische militaire vaardigheden, maar ook voor de vorming van attitude, een militair ethos en esprit de corps. Het zijn ook vooral deze aspecten waar een geïntegreerde 3D-benadering een meerwaarde kan hebben. Juist daarom ligt voor Nederland een verdergaande samenwerking voor de hand. Vandaar dus: ook de cavalerie gaat naar Afrika! ●
HERDENKING
HeRdenking
GEVALLEnEn CAVALERIE Dennis Boom Indrukwekkend als altijd, was de plechtigheid op 3 mei j.l. ter herdenking van de gevallenen van de Cavalerie in Amersfoort. Bijzonder, omdat er voor het eerst sinds decennia geen standaardwacht met vier standaarden aanwezig was, maar een standaardgroep met alleen de standaard van het Regiment Huzaren van Boreel. RHB zet de tradities van ons Wapen voort, zo ook deze jaarlijkse herdenking.
43 BVE en 104 JVE, alsmede de Manoeuvreschool, een afvaardiging naar deze plechtigheid gestuurd. Ook veel reservisten, militairen b.d. en andere geïnteresseerden waren naar Amersfoort afgereisd om deel te nemen aan deze jaarlijkse herdenking. In zijn toespraak herinnerde de Wapenoudste, generaal-majoor b.d. jhr. de Jonge, ons er aan dat deze herdenking is bedoeld voor alle gevallenen van ons Wapen sinds het ontstaan van ons Koninkrijk.
103 JISTARC Verkennings Eskadron nam dit jaar de honneurs waar. Verder bijzonder, omdat ook de Regimentscommandanten van de ontbonden regimenten aanwezig waren; hiermee de betrokkenheid bij het wapen aangevend. Paradecommandant was ritmeester Conradie, plaatsvervangend commandant 103 JVE. Dit soort plechtigheden zijn voor de ritmeester niet vreemd; een oplettend oog ziet dat hij door de jaren heen meerdere malen betrokken is geweest bij de uitvoering van diverse ceremoniën. Nadat de eenheden en overige aanwezigen waren ingetreden, trad de standaardwacht in. Luitenant Ravenhorst was commandant standaardwacht. Standaarddrager adjudant van Schaik nam de honneurs waar voor Regimentsadjudant Boessen. Naast 103 JVE hadden ook de zustereenheden 42 BVE,
‘Door op zo’n moment van bezinning tijdens een herdenking stil te staan bij cavaleristen als reserve-ritmeester de Vries, kornet Rink, reserve-eerste luitenant Simon Thomas, opperwachtmeester Melic, huzaar van Barneveld, huzaar Broekmaat en korporaal Groen. Door proberen te achterhalen en te begrijpen wat deze cavaleristen bewoog om zich kwetsbaar op te stellen, ontstaat als snel een gevoel van respect. En respect is wat wij militairen vragen. Het gaat niet om medelijden, maar wel om begrip en waardering voor de keuzes die we maken. Zeker als die keuze uiteindelijk het gevaar voor eigen lijf en leden met zich meebrengt. Niet per ongeluk, maar weloverwogen. Dit jaar vertel ik de achtergronden van wachtmeester-vlieger Jan Wildschut, reserve-eerste luitenant Jacob Korthals en kornet Offringa. Door de gevallenen
van de cavalerie te eren en te respecteren, geven wij ons zelf ook kracht om door te gaan. En wij herinneren ons de woorden die tijdens de internationale missies vaak werden uitgesproken, als wij een gesneuvelde collega los moesten laten voor de terugweg naar zijn of haar familie: ‘And for those who carry on with our mission, our prayer today is that we continue to serve, with resolve, determination and courage as we remember those that have done before us. For courage is not the absence of fear, but the determination to do what is right in spite of our fear’. Na zijn toespraak legde de generaal de krans bij het cavaleriemonument op de Bernhardkazerne, gevolgd door een minuut stilte. Na het afmarcheren van de Wapenoudste, de regimentscommandanten en de standaardwacht, defileerden de aanwezigen langs het monument. Aansluitend vond een samenzijn plaats in gebouw O. ● VOC Mededelingen
29
DINER DE CoRpS RHpo
dineR de CORPs RHPO Ritmeester S.J. Laarman Sinds december 2012 ben ik na twee jaar wederom als ritmeester-adjudant van het Regiment Huzaren Prins van Oranje (RHPO) aangetreden. Het was mij een eer en genoegen om ook voor dit jaar het Diner de Corps te organiseren. Het jaarlijks samenzijn met regimentsgenoten dat op 28 maart j.l.heeft plaatsgevonden, is steeds weer een waar feest van herkenning. Ook dit jaar waren wij te gast in het Chalet Waterloo te Leusden. In deze prachtige ambiance houden wij reeds enkele jaren ons jaarlijkse diner. Achtenveertig regimentsgenoten hadden zich aangemeld voor dit samenzijn. Direct na de ontvangst zat de stemming er gelijk goed in, de verhalen van vroeger deden al snel de ronde. Alvorens met het diner te starten begon de begunstigersvergadering van onze Stichting. Het nieuw aangetreden bestuur o.l.v. onze Regimentscommandant (RC), luitenant-kolonel de Haan, gaf uitleg over de veranderingen en stand van zaken op dit moment. Vervolgens gaf de penningmeester, luitenant-kolonel Van de Krol, enige uitleg over de financiën. Hij bedankte de kascontrolecommissie, waarna er aansluitend voor het komende jaar een nieuwe kascontrole-commissie werd aangesteld. Na de huishoudelijke mededelingen van de ritmeesteradjudant werd het tijd om aan tafel te gaan. Voor de spoom werd onze RC aan de hoofdtafel vergezeld door generaal-majoor Morsink, onze Wapenoudste generaal-majoor Jhr. de Jonge, brigadegeneraal Hardenbol, kolonel Leuvering en de luitenant30
VOC Mededelingen
kolonels Van Dalen en Krakau de Jong. In zijn openingsspeech verwelkomde onze RC eenieder en ging hij in op het belang van deze bijeenkomst. In tegenstelling tot datgene wat velen van ons gedacht zouden hebben, konden wij dit jaar toch nog een nieuwe regimentgenoot indrinken! Eerste luitenant Hoekstra werd na het voltooien van zijn VTO geplaatst bij 42 Tkbat. Helaas was het stilzetten van onze tanks toen al een feit, en werd hij geplaatst bij het OCMGD. Gelukkig heeft hij aangegeven graag te worden uitgenodigd. Dit geeft maar weer eens aan dat het cavaleristenbloed nog altijd door onze aderen stroomt. Na het voorlezen van de Hinlopen brief werd de luitenant Hoekstra ingedronken. Tijdens de spoom ging het geluidsniveau ging langzaam omhoog, hetgeen vaak een teken is dat men het naar zijn zin heeft. Na het poederen der neuzen nam het gezelschap wederom plaats aan de tafels. Na het hoofdgerecht ging de RC in zijn toespraak in op het nog immer heersende Oranjegevoel, ondanks dat ons Regiment is opgelegd. De plaats die de tank momenteel inneemt zowel in de wereld, in het algemeen, als die in Europa in het bijzonder, kreeg ook bijzondere aandacht. Als derde punt werd de manier waarop wij onze traditie handhaving zien naar voren gebracht. Bijeenkomsten zoals spare-ribs eten in Zeist en het in kleinere gezelschappen samenkomen in onze nieuwe regimentskamer, zijn hiervan goede voorbeelden. Ter afsluiting van zijn speech werd de traditie die door hem vorig jaar in het leven is geroepen voortgezet: de subalterne officieren brengen luid en duidelijk de kreet
ORANJE ten gehoren, waarna de rest van het gezelschap reageert met BOVEN. Dit herhaalt zich dan nog twee maal. Onze Wapenoudste ging in zijn speech in op de gezelligheid en ambiance waarin dit samenzijn plaatsvond. Als dank voor zijn vele werkzaamheden, zowel voor ons Regiment als in zijn organieke functie bij bureau Protocol, overhandigde hij de Inspecteursmedaille aan onze RC. Een daverend en wel verdiend applaus volgde. Daarna was het woord aan majoor Van Ommen Kloeke. Als oud ritmeesteradjudant sprak hij zijn waardering uit voor deze avond. Vervolgens overhandigde hij aan mij zijn giberne, met het verzoek deze volgens oud gebruik jaarlijks te dragen. Ter afsluiting sprak kolonel b.d. Bolderman, die aandacht vroeg voor de nieuwe website (www. rhpo.nl) die nu online is. In het bijzonder is majoor b.d. Koelma hiermee als webmaster enorm druk geweest. De website wordt gebruikt om diverse evenementen bekend te stellen en eenieder die ooit gediend heeft bij ons regiment de gelegenheid te geven zich via dit medium aan te melden. Lidmaatschap is tot op heden kostenloos. De wens is dan ook dat wij deze website ruim onder de aandacht brengen om een zo groot als mogelijk aantal regimentsgenoten te bereiken. Luitenant-kolonel de Haan repliceerde in zijn afsluitende toespraak de sprekers. Hij sprak zijn dank uit voor de organisatie van deze avond, waarbij een speciaal woord van dank ging richting de korporaal Spekman. Zij verzet reeds enkele jaren veel werk voor ons regiment, waaronder het bijhouden van het zilver en het mede organiseren van ons Diner de Corps. Daarbij heeft zij een grote bijdrage geleverd aan de verhuizing van onze bezittingen naar de nieuwe locatie van onze Regimentskamer. Met koffie werd de avond afgesloten. Wij rekenen volgend jaar op een nog grotere opkomst! ●
CAVALERIE HISToRIE
oud Reserve Eerste Luitenant Drs. Chr.W.L. de Bouter Vele cavaleristen en oud-cavaleristen hebben zich tijdens de bezetting verdienstelijk gemaakt in het verzet en velen zijn daarbij omgekomen. Eén van hen werd postuum onderscheiden met het Verzetskruis 1940-1945, de wachtmeester-vlieger Jan Wildschut.
Johannes Wilhelmus Wildschut werd in ’s-Hertogenbosch geboren op 28 november 1913. Zijn vader werkte in de textielindustrie. Na de lagere school ging Jan Wildschut naar de Handelsschool in Den Bosch. Daarna ging hij werken op de Verkoopafdeling voor Nederland en Koloniën van Philips in Eindhoven. Volgens zijn collega Jan Kuijpers die hem later weer bij de Huzaren zou tegenkomen, was Jan erg bereidwillig om jongere collega’s te vertellen hoe de dingen op dat kantoor in hun werk gingen. In 1932 werd hij opgeroepen voor militaire dienst en ingedeeld bij het 1e Regiment Huzaren. Na zijn diensttijd werd hij beroepsmilitair. Op 14 augustus 1936 werd Wildschut aangesteld als wachtmeester bij het 1e Regiment Huzaren. Maar zijn grote ambitie was om te gaan vliegen en die ambitie verwezenlijkte hij. Op 3 mei 1937 werd hij toegelaten tot de opleiding tot vlieger bij de Luchtvaartafdeling op Soesterberg. Hij vloog daar op de Fokker
C-5 (zie afbeelding hierboven) en de Fokker D-XXI. In de meidagen van 1940 was Wildschut als wachtmeester-vlieger ingedeeld bij de IVe Verkenningsgroep van het 2e Luchtvaart Regiment die was gestationeerd op Gilze-Rijen. Dit vliegkamp werd in de vroege ochtend van 10 mei tweemaal gebombardeerd. De landingsbanen en drie vliegtuigen werden beschadigd. Om 07.45 uur kreeg de commandant van het 2e Luchtvaart Regiment van de opperbevelhebber der Land- en Zeestrijdkrachten de opdracht Gilze-Rijen te ontruimen en de IVe Verkenningsgroep te verplaatsen naar het vliegpark Haamstede. Zes van de zeven nog gevechtsklare vliegtuigen, waaronder de Fokker C-5 no 618 van Wildschut, vertrokken tussen 09.00 en 09.30 uur met aan boord een aantal vliegtuigmakers die op Haamstede technische voorbereidingen moesten treffen. De vliegerwaarnemers gingen met autocolonnes
naar Haamstede. Op 11 mei bracht Wildschut met zijn toestel benzine en een aanzetslinger naar het strand van Oostvoorne voor enkele Fokker G-1’s die daar een noodlanding hadden moeten maken. Op 12 mei kregen Wildschut en twee collega’s de opdracht om de westrand van Wageningen te bombarderen. De drie Fokker C-5 toestellen stuitten in de omgeving van den Bosch op een grote vijandelijke overmacht in de lucht. Eén vlieger keerde daarop terug. De andere twee vliegers, waaronder Wildschut lukte het door steeds lager te vliegen de achtervolgers kwijt te raken. Maar toen bleek dat door vijandelijke treffers de bomapparatuur van Wildschuts collega niet meer functioneerde, gaf de commandant hen opdracht terug te keren. In de vroege ochtend van 13 mei vielen twintig Messerschmidt-110 toestellen het vliegpark Haamstede aan. Zij schoten alle toestellen in brand op één na die wist te ontsnappen. De IVe Verkenningsgroep hield hiermee op als vliegeenheid te bestaan. Een deel van het personeel van deze groep werd afgevoerd naar Middelburg. Een ander deel nam deel aan de verdediging van Schouwen-Duiveland. De strijd daar werd na de algemene capitulatie ›› VOC Mededelingen
31
CAVALERIE HISToRIE
Wmr Wildschut (links) in zijn Fokker C-5 op 15 mei nog voortgezet, evenals in de rest van Zeeland. Maar op 17 mei kreeg de vijand het hele eiland in handen en capituleerde Zeeland na een bombardement op Middelburg. Na de demobilisatie vond Wildschut een baan bij de radiocontroledienst van de PTT in Leeuwarden. Mogelijk wilde hij proberen om vandaar via een van de Friese meren met een watervliegtuig naar Engeland te komen. Op 29 april 1943 vaardigde de bezetter een proclamatie uit dat alle beroepsmilitairen beneden de rang van officier zich moesten melden om afgevoerd te worden in krijgsgevangenschap. Bij de beroepsofficieren was dat al in mei 1942 gebeurd. Maar Wildschut legde zich daar niet bij neer. Nadat hij van zijn vrouw afscheid had genomen, dook hij onder in Nieuwlande (Drenthe). Daar raakte hij bevriend met Johannes Post, een van de voormannen van het gewapende verzet in Drenthe en later topman van de Landelijke Knokploegen. Onder de schuilnaam Jan Slieker nam Wildschut deel aan het actieve verzet. Zijn broer Bèr voegde zich bij zijn groep. In juni 1943 voerde Wildschut met deze groep een aantal overvallen uit in Drenthe. Daarbij maakte zij distributiebescheiden en officiële formulieren buit. De distributiebescheiden (en vooral de bonkaarten) waren van groot belang. Zij waren nodig om de mensen die ondergedoken waren te voorzien van levensmiddelen die gerantsoeneerd waren. Daarna volgde een lange reeks overvallen in Noord-Brabant, Noord- en Zuid-Holland. In Rijnsburg raakte Wildschut in gevecht met twee agenten van de Sicherheitspolizei die joden kwamen ophalen. Wildschut schoot een van de agenten met zijn pistool neer zodat de joden konden ontsnappen. Begin 1944 overviel zijn groep het bureau van de Marechaussee in de Archimedesstraat in Den Haag. Twee KP-ers vermomd als controleambtenaren brachten om 4 uur ’s ochtends twee ‘smokkelaars’ met hun koffers naar dit bureau voor ‘verhoor’. Zij lieten hun penning zien en werden vlot toegelaten. Eenmaal binnen overmeesterden zij de vier aanwezige agenten en zetten deze in de cel. Zij zagen kans om 52 revolvers, 90 volle patroonhouders en 250 patronen mee te nemen. Een buit die de KP goed kon gebruiken. In juni 1944 kreeg Wildschut van Johannes Post de opdracht om het distributiekantoor in Haarlem te overvallen. Wildschut liet zich met een andere KP-er insluiten om de volgende ochtend de deur te openen voor de knokploeg. Maar helaas versche32
VOC Mededelingen
nen er in de loop van de avond werksters in het gebouw. Die dachten dat er inbrekers waren en sloegen alarm. De KP-ers moesten zich snel terugtrekken en daarbij werd Wildschut gegrepen. Hij werd opgesloten in het beruchte Huis van Bewaring aan de Weteringschans in Amsterdam. Johannes Post wilde zijn vriend bevrijden en beraamde een overval op dit Huis van Bewaring op 15 juli 1944. Maar door verraad mislukte de overval. Ook Johannes Post viel in handen van de vijand en werd de volgende dag in Overveen geëxecuteerd. Wildschut werd afgevoerd naar het concentratiekamp Vught. In september 1944 werd hij met het laatste transport afgevoerd naar het Kommando Leonsberg, een Aussenkommando van het beruchte Nacht- und Nebelkamp Natzweiler. Hier werden verzetsmensen uit verschillende landen opgesloten. Zij werden barbaars behandeld. Meestal moesten zij op een hongerdieet in een steengroeve werken totdat de dood volgde. Zij mochten geen brieven schrijven en ontvangen. Hun familie mocht niet weten waar zij zich bevonden en werd bij overlijden niet op de hoogte gesteld. De gevangenen moesten ‘in nacht en nevel’ opgaan. Slechts enkelen keerden uit dit kamp terug. Eén van hen berichtte de weduwe van Wildschut dat Jan in november 1944 ziek was geworden en na herstel weer aan het werk was gezet. Begin 1945 werd hij weer ziek (water in handen en gezicht). Hij overleed op 31 januari 1945. Jan Wildschut werd postuum onderscheiden met het Verzetskruis 1940-1945, ‘wegens onder gevaarlijke omstandigheden betoonde moed, initiatief, volharding, offervaardigheid en toewijding in de strijd tegen de bezetter en voor het behoud van de geestelijke vrijheid’. Het verzetskruis is slechts 94 keer toegekend, 93 keer postuum en één keer aan een zwaargewonde, blind geworden verzetsman.
Mevrouw Wildschut-Hermse ontvangt het Verzetskruis (1953) Jan Wildschut was de enige cavalerist aan wie het Verzetskruis is toegekend. Zijn weduwe, mevrouw Wildschut-Hermse, ontving het Verzetskruis uit handen van H.M. Koningin Juliana in het Paleis op de Dam op 23 januari 1953. Op 13 januari 1985 werd Jan Wildschut de Medaille der Rechtvaardigen onder de Naties van Yad Vashem toegekend wegens zijn grote inzet bij het redden van joodse onderduikers. In ’s-Hertogenbosch, Rijnsburg, Gorkum en Best zijn straten naar hem genoemd. ●
RESERVISTEN
Zoek altijd naar een oplossing, niet naar een excuus! Luitenant-kolonel Ir. H.A.C.B. Meeuwsen Reservisten. In het begin van mijn loopbaan kwam ik ze in pelotonsverband tegen als geduchte oefenvijand, bewakers van (tijdelijke) militaire installaties en tijdens de marsevenementen in Diekirch en Nijmegen. De laatste jaren ontmoette ik steeds meer reservisten tijdens missies op de Balkan en in Afghanistan. Zij waren dan vooral als specialist toegevoegd aan een militaire eenheid. Mijn laatste waarneming is de groep reservisten die op dit moment staf Opleidings en Trainings Commando Operatiën ondersteunt bij het ‘wegkoppen’ van opleidingsontwikkelingswerk en daarmee de kwaliteit van het toekomstig krijgsmacht personeel veilig stelt. Deze diversiteit binnen de inzetmogelijkheden van reservisten zette mij aan het denken over de mogelijkheden die ik zie in de samenwerking met reservisten in mijn huidige functie als Hoofd Opleiden en Trainen (O&T) van het Land Training Centre (LTC) in oprichting. Waarom reservisten? Zij combineren specialistische kennis met militaire ervaring en kennis. Dit is randvoorwaardelijk om te kunnen functioneren binnen O&T. In dit artikel zet ik uiteen welke mogelijkheden ik zie voor de inzet van reservisten binnen het takenpakket O&T van het LTC. Vervolgens duid ik de mogelijkheden die het LTC biedt voor reservisten, individueel, maar ook in eenheidsverband. Ten slotte vat ik een en ander kort samen en geef u een indruk van het pad dat ik zal bewandelen om onze mogelijkheden te gaan benutten. Als Hoofd O&T van het LTC heb ik de verantwoordelijkheid voor het trainen en opleiden van individuen (loopbaan- en functieopleidingen) en eenheden op compagnies-, bataljons-, en brigadeniveau. Daartoe heb ik personeel waarmee ik alle functies van militair optredeni af kan dekken. Dit is
Opleiden en trainen met steeds meer partijen kwantitatief onvoldoende om de taakstelling in te vullen. Om qua volume aan de vraag te kunnen voldoen kan ik een beroep doen op een tweede ‘schil’ aan capaciteiten: alle personeelsleden van het LTC, het Land Warfare Centre (LWC) en een deel van de kenniscentra van de opleidingscentra van de Koninklijke Landmacht hebben een neventaak als Observer/Trainer/Evaluator (OTEer). Daarmee heb ik echter nog niet alle specialismen afgedekt die in de huidige scenario’s voorkomen. Daarvoor wijk ik uit naar externe partijen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken levert bijvoorbeeld ‘political advisors’ en binnen nationale scenario’s willen lokale overheden, politie en brandweer nog wel bijspringen. De internationale inbreng wordt veelal door de staf van het Nederlands/Duitse Corps in Münster georganiseerd. Toch blijft de bezetting krap. Een aanvulling met een groep opgeleide reservist OTE-ers zou in de piekperioden zeker een belangrijke bijdrage kunnen leveren. Ik heb in de aanloop naar het nieuwe LTC de personele samenstelling mede ontworpen; de beperking daarbij is het opgelegde personeelsplafond, het criterium is de verwachte werklast per functiegebied. De afdeling O&T zal bij de oprichting van het LTC bestaan uit 127 functies, het personeelsplafond. ›› VOC Mededelingen
33
RESERVISTEN De verdeling over de specialismen is vastgesteld aan de hand van de verwachte bezetting, die op zijn beurt weer afgeleid is van het generieke jaarplan. De keuze tussen een laag bezette specialist binnen mijn eigen domein en een hoger bezette specialist uit een ander domein is dan snel gemaakt. Dit betekent ook dat ik een aantal kleinere specialismen niet in huis heb, omdat ik deze specialismen lastig of niet in de tweede schil kan vinden, of gewoonweg omdat ik die personen nog niet gevonden heb. Hier zou naar mijn mening de reservist een belangrijke rol in kunnen vervullen. Voor deze kwalitatieve aanvulling is het belangrijk te weten welke civiele kwaliteiten een reservist heeft. Een voorbeeld: Een reservist met een talenbureau is prima in staat om bevelsuitgiftes en documenten van eenheden te kunnen beoordelen op het correct en effectief gebruik van de Engelse taal. Het taleninstituut van Defensie dat wordt opgericht heeft zich weliswaar welwillend opgesteld, maar zal niet aan de volledige vraag kunnen voldoen. Een tweede voorbeeld: een reservist die bekend is met opleidingsontwikkeling kan worden ingezet om de (tijdelijke) behoefte om versneld opleidingen aan te passen aan de veranderingen in de krijgsmacht en de veranderde omgeving. Daarnaast kan hij/zij specifieke cursussen over didactiek, trainingskunde of begeleiding samenstellen. Een derde voorbeeld is de reservist werkzaam binnen overheids- of hulporganisaties die de behoefte kan invullen om scenario’s op een reële wijze aan te passen en de ‘story lines’ zo dicht mogelijk bij de realiteit le leggen, of een bijdrage te leveren in ‘role-play’ binnen hun civiele vakgebied. Naast de kwantitatieve en kwalitatieve mogelijkheden is er voor mij nog een
i
Droge voeten dankzij reservisten derde reden om een beroep te doen op de reservisten. In tegenstelling tot de reducties elders in de krijgsmacht ga ik groeien. Op dit moment heb ik circa 35% van de mensen binnen voor de functies van de afdeling O&T en de aanvullende transitiefuncties (extra capaciteit om de reorganisatie goed te laten verlopen). Dit betekent dat ik nog circa 75 functies moet vullen. De zorgvuldigheid bij de selectie is essentieel: zowel naar de kandidaten toe, als naar de organisatie die alleen kan functioneren met kwalitatief hoogwaardig personeel. In het gunstigste geval krijg ik 5 kandidaten per functie, hetgeen betekent dat er 350 gesprekken moeten worden gevoerd. Met maximaal vier gesprekken per dag (inclusief verslaglegging), een beschikbare periode van vier weken en een commissie van minimaal 3 personen weet de snelle rekenaar dat er in ieder geval 15 personen gedurende een maand fulltime bezig zijn met gesprekken voeren. Ik heb niet veel andere mogelijkheden dan de inzet van reservisten om mij bij te staan in het selecteren van de beste mensen en het organiseren van dit selectieproject.
Wat heeft het LTC de reservisten te bieden? Ten eerste de mogelijkheid om hun specialisme aan te wenden binnen de organisatie die hen na aan het hart ligt (anders waren ze geen reservist geworden, denk ik). Ten tweede om te laten zien wat reservisten kunnen. De bekendheid met reservisten van
Functies van militair optreden: a. commandovoering (command & control), b. inlichtingen & informatie (intelligence & information), c. manoeuvre (manoeuvre), d. slagkracht (fire power) e. bescherming (force protection) en f. logistiek (combat service support) (Bron: LDP 1, sectie 5, paragraaf 6501). Elk militair optreden is een mix van deze functies, waarbij de commando-voering de integrerende en coördinerende functie is.
34
VOC Mededelingen
vele beroepscollega’s kan zeker nog verbeterd worden. Maar ook de reservist krijgt mee, welke kant het opgaat met de Koninklijke Landmacht en haar omgeving. Ten slotte het praktische feit dat inzet ook inkomsten oplevert, hetgeen in de magere economische omstandigheden wellicht mee speelt. Op eenheidsniveau kan het LTC ook wat betekenen. Ten eerste bestaat de mogelijkheid reservisten als OTEer op te leiden, die dan vervolgens in die rol hun eenheid ondersteunen. Daarnaast ligt er een mogelijkheid in het meetrainen van staven binnen de nationale operaties (NATOPS) oefeningen die in de komende jaren nadrukkelijker op de agenda zullen verschijnen. Wederzijdse ondersteuning met OTE capaciteit ligt daarbij voor de hand. In dit artikel heb ik vrijelijk aangegeven hoe reservisten incidenteel (selectie) en structureel (kwalitatief en kwantitatief) de O&T taak van het LTC zouden kunnen versterken. Dat dit een schril contrast oplevert met de overtolligheid die momenteel heerst binnen het beroepsbestand aan militair personeel, begrijp ik. Daar waar mogelijk zal ik ook uit die categorie proberen - tijdelijk - aan te boren, maar mijn personeelsplafond beperkt mij daar bij. De structurele bijdrage van reservisten is echter het pad dat ik wil gaan voor de toekomst van na de reorganisatie van OTCOpn naar LTC. De mate waarin dit zal gebeuren hangt af van de actie die ik onderneem en de bereidwilligheid die ik daarbij ontmoet. Mijn start ligt in een verkenning bij het bureau reservisten, dat door de vertraging in de reorganisatie nog steeds ARA heet... ●
Voor meer informatie:
[email protected]
INGEzoNDEN ARTIKEL De redactie ontving een schrijven van de heer Ton van Schaik, waarin hij ons deelgenoot maakte van het feit dat zijn vader, Henricus (Hen) Wilhelmus van Schaik (2 juni 1910-18 februari 1996), als militair vóór, in en na de Tweede Wereldoorlog zijn vele belevenissen uitgebreid had opgeschreven. De heer van Schaik heeft deze herinneringen na zijn vaders dood geordend en er een leesbaar verhaal van gemaakt, zonder hierbij de authenticiteit van de oorspronkelijke tekst aan te tasten.
een HuzaaR TIjDEnS DE MEIDAGEn VAn 1940 Ton van Schaik Foto: Hen van Schaik in 1939
In dit artikel aandacht voor het gedeelte waarin de ervaringen van Hen van Schaik worden beschreven als dienstplichtig huzaar bij het 1e Regiment Huzaren tijdens de meidagen van 1940.
Mobilisatie Door de oorlogsdreiging werd Hen op 29 augustus 1939 opgeroepen om zich op 30 augustus te melden op zijn mobilisatiebestemming bij het 1e Regiment Huzaren. De militairen kregen hun ‘Oorlogszakboekje’ uitgereikt. Hen werd ingedeeld bij het Korps Motordienst. In dat boekje is een lege bladzijde gereserveerd om aantekeningen te maken ‘omtrent verwondingen, overlijden, plaats van begraven enz.’. Er staat een uitgebreid uittreksel in van het Verdrag van Genève. Er is zelfs de mogelijkheid om in dat boekje een beknopt testament op te maken. Hen was dus geruisloos overgegaan van de infanterie in zijn diensttijd, naar de Huzaren in de mobilisatietijd! De grootvader van Hen bezat de uitspanning in de toenmalige gemeente Watergraafsmeer aan de Amstel ‘Schollenbrug’. Hij was restauranthouder, stalhouder en paardenhandelaar en Hen had daar al zijn eerste paardrijlessen gekregen. Het regiment van Hen werd gelegerd in de ‘Geelmolen’ (bestaat nog steeds) in Vaassen en daar heeft hij zijn paardrijlessen kunnen vervolgen. Aan landgoed ‘de Geelmolen’ zit een rijke historie vast. Een telg van de bankiersfamilie Mees uit Rotterdam, kocht het geheel in 1911 en brak de oude gebouwen af, met behoud van de watermolen. Deze Mr. A.R.P.Mees heeft veel voor de plaatselijke bevolking gedaan. Nu lijken ze niet meer te bestaan, maar toen wel, bankiers met een sociaal gezicht of hart. Op 19 juli 1944 werd deze Mr. A.Mees, als vergelding voor een aanslag van de ondergrondse op een NSB-er, neergeschoten in de deuropening van zijn woning in Apeldoorn. Vanuit Vaassen ging Hen naar de infanteriekazerne in Harderwijk. De herfst, winter en de lente van 1939/40 tot het begin van de echte oorlogsdreiging bevond Hen zich daar, met steeds weerkerende alarmfases, gevolgd door weer rustigere perioden. Maar langzamerhand werd de situatie
Toegang slaapzaal bij de Geelmolen grimmiger. In april 1940 werd Hen gelegerd in het koetshuis van landgoed Salentijn bij Nijkerk. Op 14 april schrijft hij in een brief aan zijn vrouw Bel: ‘In het algemeen is de politieke toestand rustig, althans voor Nederland... Algemeen kan geen soldaat tot officier geloven, dat ook maar een van de strijdende partijen er een vijand als ons kleine Nederland bij wil hebben. Wie aan ons landje komt, heeft het ›› VOC Mededelingen
35
INGEZONDEN ARTIKEL eskadron pantserafweergeschut , een sectie mortieren en vier secties pantserwagens.
Appèl op het erf van de Geelmolen
De oorlogsopdracht van het 1e Regiment Huzaren bestond uit: 1. De opmars van de Duitsers ten westen van de IJssel te vertragen 2. Het uitvoeren en dekken van een vernielingsplan De opdracht voor de tweede taak heeft Commandant Veldleger met grote tegenzin gegeven. Maar het kon niet anders, omdat de te geringe legersterkte het vormen van een krachtige reserve zou beletten. Door de veelzijdigheid van de opdracht en wat er later beslist zou worden, werd het 1e Regiment Huzaren als het ware een tand uitgetrokken en werd het opgeofferd.
niet gemakkelijk, het hele land is tot de tanden gewapend, op iedere 100 vierkante meter staat minstens een zware stelling. Men zal zich wel bedenken alvorens aan onze grenzen te gaan peuteren. Het is een groot geluk, dat wij zo prima bewapend zijn, nu blijven zij zeker van ons af!’ Op 9 mei maakte hij gewag van een spannende gebeurtenis : ‘Vanochtend heb ik met Vree een op hol geslagen paard, dat voor een infanteriekar gespannen was, gepakt en tot staan gebracht. Volgens de officier, die rapport opmaakte over deze zaak, zal er wel een paar dagen extra verlof plus korporaalbevordering aan vast zitten. Het paard was al 5 km aan de hol en honderden mensen en soldaten konden het niet te pakken krijgen. Met een geweldige gang zijn wij het gepasseerd en hebben het toen gedwongen achter de wagen langzamer te gaan lopen. Toen ben ik uit de wagen gesprongen en heb het gegrepen.’t Was reuze spannend. Er is hier weinig nieuws, van de spanning kunnen wij helemaal niets merken. We mogen gewoon ’s avonds het hek uit en kunnen zelfs nog avondpermissie krijgen, het is alleen het intrekken van het verlof, dat je nog herinnert aan een spannende toestand’. Op 10 mei kwam er thuis een kaart, waarin Hen meldt, dat de toestand niet ‘rooskleurig’ was. ‘Wij zijn in oorlog vertellen ze hier’. In de dagelijks volgende briefkaarten aan zijn vrouw Bel vertelt Hen haar herhaaldelijk, dat hij veilig is en hem niets kan overkomen, terwijl hij in zijn latere verslag van deze eerste oorlogsdagen wel een heel ander verhaal vertelt!
Oorlog Op 1 mei had zich de reorganisatie van de lichte troepen voltrokken. Bij deze reorganisatie was de oude 1e tot en met de 4e Verkenningsafdeling omgevormd tot het 1e Regiment Huzaren. Het oude regiment verviel dus in zijn geheel en slechts een tiental mensen van het oude regiment ging over naar het nieuwe. Dat het nieuwe regiment pas negen dagen in deze vorm bestond bij het uitbreken van de oorlog, was natuurlijk een groot nadeel. Op 10 mei was het 1e Regiment Huzaren samengesteld uit een staf, twee eskadrons te paard, twee eskadrons op de fiets, een eskadron op motoren, een 36
VOC Mededelingen
Hen (rechts) leest een boek boven de snel stromende Geelmolense Beek 9 Mei 22.45 uur Pas enkele ogenblikken lig ik in mijn krib in mijn eerste slaap. Plotseling komt een motorordonnans mij roepen : ‘Eruit, er is alarm !’. Alweer dat ellendige alarm en dat juist op deze nacht, na een dag van 15 uur op de motor zitten. Bij een alarm is direct alles in het geweer. Het belangrijkste is, dat het complete regiment, dus alle mensen en het materieel, in de kortst mogelijke tijd gevechtsklaar naar de stellingen worden gedirigeerd. Ongeveer 2.30 uur ’s nachts (10 mei), verlaten we de kazerne met het absolute idee, dat we er de volgende ochtend zullen terugkeren. Het zou immers toch weer niets anders zijn, dan een nachtoefening. Vandaar dat veel manschappen een deel van hun particuliere spullen in de kazerne achterlieten en het na de oorlog niet meer hebben teruggevonden.
INGEzoNDEN ARTIKEL De aan het Apeldoorn-Dierens Kanaal geplaatste eskadrons hebben de bruggen vernield en zijn daarna op bevel van de Regimentscommandant op de hoofdmacht teruggetrokken. ’s Morgens om ongeveer 10 uur slaagden de Duitsers er in de IJssel bij Westervoort over te steken en via Arnhem rukte de vijand op in westelijke richting. Hier kwam het 4e Regiment Huzaren met de vijand in contact en leverde vertragingsgevechten bij Oosterbeek, Heelsum en Renkum, de zuidflank van de Grebbelinie. Het 5e eskadron heeft zich in die strijd bijzonder onderscheiden. De commandant, die in de ochtend, bij het uitvoeren van een vernielingsopdracht, ernstig aan zijn been verwond werd, heeft toch de hele dag het commando gevoerd en was pas in de nacht te overreden om zich in het Militair Hospitaal te laten opnemen. Helaas heeft deze ritmeester zijn been moeten missen, omdat hij te lang had gewacht met zich te laten behandelen. Dit eskadron heeft, door zijn gunstige ligging aan de Kortenburgsche Beek te Heelsum, Renkum ( aan de voet ten oosten van de Grebbeberg), de vijand honderden gesneuvelden bezorgd, zonder zelf ernstige verliezen te lijden. Toen de toestand voor dit regiment niet meer te houden was, trokken ze zich terug op Leersum. Op hun terugtocht zijn ze tot twee maal toe door eigen troepen beschoten, zodat het noodzakelijk was een paar man met de witte doek vooruit te sturen om de komst van de eigen troepen aan te kondigen ! Terwijl het 4e Regiment op 10 mei vertragingsgevechten leverde, kwam het 1e Regiment veel noordelijker in een ongeregeld contact met de Duitsers. Nadat de Duitsers bij Westervoort over de IJssel trokken, drongen ze niet alleen westelijk op, maar ook met kleine onderdelen in noordelijke richting. In de middag van 10 mei leverden bijna alle eskadrons van het 1e Regiment Huzaren strijd. Men was de vijand echter steeds de baas en kon, zonder zelf grote verliezen te lijden, de vijand steeds weer terug werpen. In de middag van de 10e mei, commandeerde de Opperbevelhebber Land- en Zeemacht, dat zes bataljons van het veldleger moesten worden afgestaan en
De Grebbelinie in mei 1940. Kaartoverzicht uit ‘De Nederlandse Cavalerie in de meidagen van 1940’ door Lkol b.d. E.H. Brongers direct naar Zuid Holland moesten worden gedirigeerd. Dat was in verband met het parachutisten gevaar, dat daar dreigde. Dit betekende natuurlijk een geweldige verzwakking in de rug, zodat een normaal gedekt terugtrekken in de toekomst niet meer mogelijk zou zijn. (De tand). Het gebrek aan reserves werd toen zo groot, dat Commandant Veldleger besloot, alle bereden, dus paarden eskadrons uit de strijd te nemen en deze achter de stellingen om te vormen tot rijwieleskadrons. Deze maatregel was noodzakelijk in verband met het parachutistengevaar,
dat ook aan het front dreigde en dus snel verplaatsbare troepen noodzakelijk maakte. In het stikdonker van de nacht werden de drie overgebleven eskadrons op de volgende plaatsen opgesteld: Klaarwater, Nijkerkerveen, de straatweg Nijkerk Putten. In de ochtend, toen de Duitsers direct weer de voeling opnamen en probeerden door te breken, stond daar in het veld een verminkt 1e Regiment Huzaren. Op dezelfde ochtend commandeerde de Opperbevelhebber Land- en Zeemacht, dat alle pantserafweer-wagens direct naar Zuid Holland moesten worden ›› VOC Mededelingen
37
INGEzoNDEN ARTIKEL gedirigeerd. De commandant van ons 1e Regiment Huzaren heeft hiertegen geprotesteerd en mocht één peloton, dat bestond uit drie wagens, behouden. Dit peloton heeft op 11 mei van het ene naar het andere eskadron kunnen rijden, om steeds dan, wanneer de druk van de Duitsers te groot werd, te kunnen steunen. Dezelfde dag gebeurde ook nog een ernstige vergissing. De aspergeversperringen over de wegen Vinkenhoef-Hoevelaken en Vinkenhoef-Nijkerk werden gesloten. Voor het 1e Regiment Huzaren bleef dus een onbegaanbare weg over om terug te trekken. Deze leidde over HooglanderveenBrand-Langenoord naar Amersfoort. Dit was voor ons motorordonnansen een zeer grote handicap en kostte veel tijd, zodat een snelle berichtgeving niet meer mogelijk was. In de middag viel een peloton van drie eskadrons bij de Mheen, een beekje ten noorden van Barneveld, in een hinderlaag. Een motorordonnans, die juist in verbinding was met dit peloton, bracht onmiddellijk dit bericht over naar de commandant van het 1e Regiment Huzaren, die op zijn beurt weer direct de overgebleven drie pantserwagens ter versterking stuurde. Terwijl de pantserwagens de Duitsers terug sloegen in de richting van Voorthuizen, ging de commandant van het Mitrailleureskadron, ter verkenning, zonder voldoende dekking en hij werd door de vijand gevangen genomen. Om ongeveer 18.00 uur werd, nadat kort tevoren patrouilles, die uitgezonden waren, hadden gemeld, dat er geen vijand in de buurt was, het 5e eskadron hevig aangevallen door een vijandelijke eenheid, waaronder Duitse pantserwagens, die gewoon over de versperringen heenreden. Juist even daarvoor was een pantserafweergeschut weggehaald en naar elders gestuurd om daar opnieuw in stelling te gaan. Achteraf was dat natuurlijk zeer betreurenswaardig. Het eskadron, dat tegen een numeriek veel sterkere vijand streed, heeft zich, na zich meer dan drie uur te hebben verdedigd, teruggetrokken onder dekking van mortiervuur, onder de zeer rustige leiding van de kornet Gülcher. De vijand scheen het terugtrekken niet te vertrouwen, want ze drongen niet verder aan. In de avond ontvingen de commandanten opdracht om zich terug te trekken op Hooglanderveen. Nadat deze opdracht was uitgevoerd, werd hij weer ingetrokken en moesten de troepen in de nacht weer het veld in, zover mogelijk naar voren. Het gebeurde bij dit optrekken langs de stellingen in Hoevelaken, dat er plotseling een stormvuur van eigen troepen over ons losbarstte, dat ruim een half uur duurde en door de gehele ooststelling van Amersfoort op ons werd afgevuurd. Niemand wist naderhand te vertellen, wie hiervoor het commando had gegeven. Achteraf bleek, dat een niet daartoe bevoegde, die niet meer te vinden was, het stormvuur-lichtsein had afgeschoten. Gelukkig konden we ons allemaal tamelijk goed dekken achter bomen, schuurtjes en in greppels. Toch waren er vier huzaren ernstig en twaalf huzaren licht gewond en bovendien was er enige schade aan materiaal. Dit eigen vuur heeft diepe indruk gemaakt. Het nachtelijk duister gaf ons niet de gelegenheid om ons met de verspreide mensen te verzamelen, zodat de Regimentscommandant de opdracht gaf, het oprukken uit te stellen tot het vroege daglicht. Die nacht hebben we allemaal in een 38
VOC Mededelingen
“Gelukkig konden we ons allemaal tamelijk goed dekken achter bomen, schuurtjes en in greppels. greppel of onder een boom doorgebracht. Zeer vroeg werd opgemarcheerd naar de nieuw te verdedigen punten, van waaruit ook weer verkenningen zouden geschieden. Het 3e eskadron moest naar de weg Amersfoort-Nijkerk, het 4e eskadron naar de spoorlijn Amersfoort-Apeldoorn en het 5e eskadron naar de driesprong Hoevelaken. Toen het 4e eskadron ter plaatse een goede opstelling had gevonden, werden op korte afstand vijf vijandelijke pantserafweerwagens waargenomen. De commandant beval uit alle beschikbare wapens tegelijk te vuren. Dit maakte een dusdanige indruk op de vijand, dat zij onmiddellijk rechtsomkeer maakte en met zeer grote vaart richting Voorthuizen verdween. Om ongeveer 9 uur, gaf de Legerkorpscommandant weer opdracht de eskadrons verder naar voren te plaatsen. De generaal wenste meer inzicht te krijgen in de bewegingen van de vijand. Daar het luchtwapen voor verkenning geheel ontbrak, zag hij zich genoodzaakt het 1e Regiment Huzaren daaraan op te offeren. Tevens deelde de generaal ons mee, dat wij in de middag zouden worden afgelost door het 23e Regiment Infanterie. Met dit bericht in het achterhoofd, trokken de mannen weer naar voren, de vijand tegemoet. Dat de huzaren nimmer zijn afgelost en alles in een zeer gebroken vorm moesten presteren, gaf in zekere zin voldoening, maar toch eigenlijk ook een nog grotere verbittering, vooral omdat het bij ons al bekend was, dat de gehele infanterie de Grebbestelling al verliet en wij dus het gevoel opgeofferd te worden niet konden verdragen. De commandant van het 4e eskadron was de in de mobilisatie al zo sympathieke reserve-ritmeester de Vries. Persoonlijk trok hij aan het hoofd van het voorste peloton mee het terrein in. Ongeveer een kwartier nadat men de Barneveldse Beek had doorwaad, ontving men vuur van rechts en van schuin links voor. Op bevel van de ritmeester heeft men toen gewacht, tot het 2e peloton onder leiding van de kornet Rink aanwezig was om de flanken te dekken. Toen ieder zijn plaats had ingenomen werd tot de aanval overgegaan en lukte het hen de Duitsers terug te dringen tot in Barneveld en het daar dicht bij gelegen dorp Achterveld. Men maakte een tiental krijgsgevangenen, waaronder de commandant van de aanvallende troepen. De vreugde was echter van korte duur,
INGEzoNDEN ARTIKEL dat ritmeester de Vries en kornet Rink waren gesneuveld en dat hij het commando moest overnemen, viel Thomas zelf, door een kogel in het hoofd getroffen. Een wachtmeester, die nu het commando overnam, wist ook van geen wijken. Hij vuurde aan door steeds te roepen : ‘Overwinnen of sterven’. Ook hij werd ernstig gewond en is enige dagen later aan zijn verwondingen overleden. Het eskadron was dus nu beroofd van zijn commandant, drie pelotonscommandanten, de nodige wachtmeesters, korporaals en manschappen. Slechts één pelotonscommandant, wachtmeester van de Veer, was nog in leven. Onder het steeds sterker en intenser vuur van de Duitsers, was het lot nu spoedig beslist. Velen hielden vol met strijden en wisten van geen wijken of terugtrekken. Wachtmeester van de Veer heeft zoveel mogelijk getracht, de eenheid te herstellen en al vechtende terug te trekken. Dit was echter niet mogelijk, omdat de vijand ook al in de rug zat. Van het 4e Eskadron zijn ongeveer 60 man gevangen genomen. Enige anderen hebben zich door het voorterrein naar de Regimentscommandant begeven en hebben hem deze jobstijding gebracht. Nog weer anderen hebben zich in een boerderij weten te verschuilen en hebben na de 15e mei hun onderdeel, na veel omzwervingen teruggevonden. Het is vermeldenswaard, dat drie huzaren in de nacht van 12 op 13 mei, met een veertigtal Duitsers, in één en dezelfde schuur hebben gerust, zonder te zijn opgemerkt.
Hen van Schaik (1995)
Een wachtmeester, die nu het commando overnam, wist ook van geen wijken. Hij vuurde aan door steeds te roepen : ‘Overwinnen of sterven’. want spoedig kregen de Duitsers versterking en ontving het inmiddels weer gescheiden peloton van ritmeester de Vries vuur uit drie richtingen. De ritmeester trok onmiddellijk zijn gehele eskadron samen en gaf het commando een opstelling in linie te betrekken. Persoonlijk voerde hij als eskadroncommandant zijn mannen vurig aan. Dat deden ook de ondercommandanten. De ritmeester werd, in het begin van het gevecht, door een handgranaat aan zijn knie gewond. Maar hij zei : ’Dat hindert niets, ik geef nog lang niet op’. Ongeveer een uur later, toen de strijd op zijn hevigst woedde en aan beide zijden velen sneuvelden, drongen enige Duitsers op en sommeerden de ritmeester om zich over te geven. ‘Dat nooit’, riep de ritmeester, hij greep de karabijn van een gesneuvelde korporaal en gaf het bevel tot stormen. Vrijwel onmiddellijk sneuvelde hij door een kogel in de hartstreek. Enkele ogenblikken daarna sneuvelde ook de zo moedige kornet Rink. Op het moment, dat hij de karabijn van een gesneuvelde huzaar wilde overnemen, werd een deel van zijn gezicht door een handgranaat weggeslagen. Zuidelijker vocht een peloton onder leiding van de luitenant Simon Thomas. Ook hier werd zwaar gevochten. Juist op het moment, dat een ordonnans aan hem het bericht zou overbrengen,
Het 5e eskadron heeft het iets minder zwaar te verduren gehad, maar heeft niettemin buitengewoon werk verricht. Van de andere pelotons is weinig bekend geworden. Wij weten, dat ze de gehele dag afzonderlijk in de strijd hebben gelegen en met grote verliezen naar achter de stelling terugkeerden. Het aantal gesneuvelden van dit eskadron bedroeg : 1 officier, 6 onderofficieren, 1 korporaal en 27 manschappen. Het 3e eskadron rukte op in de richting Nijkerk en moest aan de oostkant van Nijkerk in stelling gaan. De hele dag heeft de Regimentscommandant getracht met dit eskadron in verbinding te komen, maar dat lukte niet, want steeds kwamen de motorordonnansen terug met het bericht, dat er niets was te vinden. ’s Avonds ben ik op de motor naar Nijkerk gestuurd, met achterop een zwaar gewapende wachtmeester. Ook wij konden niemand vinden, maar aan de oostkant van Nijkerk zagen we sporen van de strijd. Naderhand bleek, uit het verhaal van een enkele man, die terug kwam, dat, nadat het eskadron in de morgen aan de oostkant van Nijkerk was aangekomen, men bijna direct vuur van alle kanten te verwerken had gekregen. Ze bonden de strijd aan, maar spoedig was hun lot beslist. De Duitsers namen het hele eskadron gevangen, op een twintigtal manschappen na, ›› VOC Mededelingen
39
INGEzoNDEN ARTIKEL die kans zagen zich te verbergen. In de nacht hebben zij de Regimentscommandant weten te bereiken en hem verslag uitgebracht. De pantserafweerwagens hebben op 12 mei slechts verkenningen op korte afstand uitgevoerd, omdat zij niet verder konden vanwege de gesloten asperges. In de nacht van 12 op 13 mei gaf de Regimentscommandant opdracht, het 1e Regiment Huzaren uit de strijd te nemen, omdat de geleden verliezen te groot waren en met zo een handjevol mensen, die ook nog oververmoeid waren, kon niets meer worden ondernomen. De verschrikkelijke terugtocht die we daarna hadden, was een schande voor de organisatie. We trokken terug en werden niet vervangen, terwijl wij toch steeds stand hadden gehouden. Het gaf een gevoel of alles mis was. De Duitsers waren nog niet eens in gevechtscontact geweest met onze zware infanteriestellingen. De terugtocht was een lijdensweg met een heel bitter einde, de capitulatie.
“De terugtocht was een lijdensweg met een heel bitter einde, de capitulatie.” Capitulatie Er was geen enkele man in het gehele 1e Regiment Huzaren te vinden, die dat geloofde. De overste Kamerlingh uit Helmond ging persoonlijk achter op de motor mee om te horen of dat echt waar was. Op de commandopost van Commandant Veldleger kreeg hij de bevestiging. Helaas was het waar en in zijn korte diep menselijke danktoespraak zij hij : ‘Wat hebben wij er aan om misschien zelf terug te keren en dan onze vrouwen, kinderen, moeders en vaders niet terug te vinden, omdat de vijand dreigt door te gaan met het bombarderen van steden’. Persoonlijk bracht ik dit bericht aan het 1e eskadron. De ritmeester commandant, die nog van niets wist, was verslagen en wezenloos. Hij verzocht het eskadron aan te treden en in een korte toespraak gaf hij het commando over aan een wachtmeester. Hij gaf opdracht de wapens op een hoop te gooien en met benzine te overgieten en in brand te steken, waarna hij zei ‘Ik kan geen eskadron zonder wapens commanderen’, en na een kort woord van dank aan zijn mannen nam hij afscheid van hen en schoot zichzelf ter plaatse dood. Ik moest weer terug om die tijding aan de overste te brengen, ik was volkomen kapot. De overste zei : ‘Moet ik dat ook nog meemaken’. En enige uren later kwam bij de overste 40
VOC Mededelingen
ook nog het bericht, dat zijn zoon als arts, bij het uitoefenen van zijn plicht bij de Grebbeberg was gevallen. Daarna heb ik de overste nog naar zijn woonplaats gebracht. Misschien kan men zich indenken, dat als je dit van nabij meemaakt, nadat je in vijf dagen en nachten nog niet een kwartier hebt geslapen, ik ’s nachts om vier uur, toen ik eindelijk naar bed kon, totaal niet kon slapen. Ik had ook nog de spanning, hoe laat ik mijn vrouw weten, dat ik nog leef. Zij wist heel goed, dat ik tot de verdediging van de Grebbelinie behoorde. Hoe alles verder ook mag lopen, het 1e Regiment Huzaren heeft zich waardig gedragen.’ Bij een motorverkenning aan het begin van de oorlog kwam Hen samen met een paar andere ordonnansen een hoek om in één van de dorpen en zag hij Duitse militairen staan. Hij maakte onmiddellijk rechtsomkeert en terwijl de kogels hem om de oren floten kon hij net op tijd de hoek om vluchten. Zijn mede motorordonnansen sneuvelden. Als dat anders zou zijn afgelopen had hij dit verhaal niet kunnen schrijven en zou de geschiedenis van het gezin van Schaik-de Vries er wel heel anders hebben uitgezien. Feit is, dat hij weinig mededeelzaam was over die tijd. Als kinderen hebben wij hem niet kunnen verdenken van, of betrappen op, een oorlogstrauma, maar langs zijn koude kleren zijn de ervaringen niet afgegleden. Over zijn voor de oorlog verstopte auto heb ik van hem gehoord, dat de Duitsers tijdens de bezetting de auto vonden, maar zonder de wielen. Hij had de wielen onder een hooiberg op een andere boerderij verstopt. Ze kwamen er achter van wie die auto was en Hen moest vertellen waar hij de wielen verstopt had. Maar hij dacht, als ik ze vertel dat ik het zelf heb gedaan, schieten ze me dood of op zijn minst gaan ze me gijzelen. Dus hij hield in het verhoor vol, dat de auto kennelijk in de eerste dagen van de oorlog was ontmanteld door anderen en dat hij daar niets van wist. Hij was immers motorordonnans en op een motor naar huis gereden. Het kwam zelfs zover, dat ze hem tegen de muur te zetten en hem dreigden stante pede te fusilleren, indien hij het niet vertelde. Maar hij hield vol en zei, waarschijnlijk in gebrekkig Duits: ‘Jullie kunnen me wel doodschieten, maar daar krijgen jullie die auto niet mee en je hebt wel, je leven lang, de moord op een huisvader op je geweten’. Ze lieten hem gaan. Na de capitulatie moesten de militairen maar zien hoe ze thuis kwamen. Hen is op zijn dienstmotor, waarschijnlijk op de late namiddag van 14 mei uit het gebied bij Amersfoort, vertrokken naar Utrecht. Hoe lang hij over de rit naar Driehuis heeft gedaan is niet bekend, maar we weten, dat de pastoor op het moment van aankomst bij zijn echtgenote Bel was om haar bij te staan met de bijna zekerheid, dat haar man bij de gevechten om de Grebbelinie was omgekomen. Op dat moment parkeerde hij zijn motor in het voortuintje. Denkt U zich in, een jonge moeder met een anderhalf jarig dochtertje, in verwachting van het tweede kindje en dan verschijnt haar dood gewaande man terug van het front! ●
450 JAAR CAVALERIE
personeelsaantal met daarin deskundigen ook gaat teruglopen. En dat gaat mogelijk sneller dan we denken. Dus heeft een kleine commissie (oud ritmeester Axel Rosendahl Huber en majoor b.d. W.L. Plink) met steun van de voorzitters van de VOC koffie/lunchtafels gemeend e.e.a. onder de aandacht te brengen van de Wapenoudste en de Wapen Traditieraad Cavalerie. En door nu te starten geven we bekendheid aan de oprichting van de vaan ruiterij van ritmeester jonkheer van der Noot, heer van Carloo1. En daar beginnen we dus nu mee met dit artikel.
Majoor b.d. W.L. plink Dit jaar vieren we het 200 jarig bestaan van de cavalerie van het Koninkrijk der Nederlanden met de oprichting van het Regiment Huzaren van Boreel op 25 november 1813. Dat is wat anders dan de titel van dit artikel doet vermoeden: over tien jaar bestaat de Nederlandse cavalerie 450 jaar. Behalve een vermelding in het boek van wijlen luitenant-generaal b.d. J.A.C. Bartels over 400 jaar cavalerie is er eigenlijk binnen de cavalerie weinig bekend over het feit dat er op 22 mei 1573 al een eerste begin was. Zijn we dan nu in 2013 niet rijkelijk vroeg om te praten over het 450 jarig bestaan in 2023: over tien jaar? Misschien wel, maar de ervaring leert dat wil je het goed voorbereiden, je vroeg moet beginnen, al is het eerste begin mogelijk nog wat rustig zonder spectaculaire gebeurtenissen. Een duidelijk voorbeeld is het boek van generaal Bartels. In verband met een jubileum moest het in korte tijd worden geschreven. Daarom werd aan de
roemrijke cavalerie van het Staatse Leger tussen 1579 en 1895 nauwelijks aandacht besteed. Een studie over die periode om tot een fraai en goed gedocumenteerd boekwerk te komen kost heel veel tijd en in dat verband is de aanloop van tien jaar naar 2023 beslist noodzakelijk. En we zijn helaas een klein wapen geworden, zodat het
De cavalerie is, met de infanterie, een van de oudste onderdelen van de landstrijdkrachten. De cavalerie is op 22 mei 1573 begonnen met de commissie aan Jonkheer van der Noot, heer van Carlo, om een vaan ruiterij op te richten: ‘Ritmeesterschap over de peerden te doen lichten tot tweehonderd of 300 toe’. We kiezen dit als de geboortedatum van de Nederlandse cavalerie. Over deze geboortedatum voelen een aantal wetenschappers discrepanties, het is een discutabel onderwerp. Immers in 1573 kenden we binnen de toenmalige Nederlanden behorende tot het Habsburgse en Bourgondische Rijk nog geen krijgsmacht die verband heeft met het Staatse leger en de huidige Koninklijke Landmacht. Pas bij de Unie van Utrecht in 1579 ontstond de Republiek van de Verenigde Nederlanden en dan nog aanvankelijk wat aarzelend, met nog niet alle ›› VOC Mededelingen
41
450 JAAR CAVALERIE • • • •
noordelijke provincies zoals Drente en Overijsel die zich pas in 1580 bij de Unie aansloten. Al bij het begin van de opstand waren er onder leiding van de Oranjes troepen die vochten bij onder meer Heiligerlee en de Mookerschans. Maar dat waren huurlingen, ingehuurd door de Prins van Oranje zonder enig direct verband met de opstandige provinciën. Min of meer een buitenlandse interventiemacht. Dat verband was er wel met het ontstaan van het Staatse leger. Het Staatse leger ontstond als het gevolg van de besluiten van 25 september 1575 door de Staten-Generaal. Na de Pacificatie van Gent, het Eeuwig Edict (1577) en het verloren gaan van de zuidelijke Nederlanden namen de Staten-Generaal de leiding. Het Staatse leger was in 1586 formeel een instrument geworden van de Noordelijke gewesten, samengesteld uit ruiterij en voetvolk en verenigd in respectievelijk vanen en vendels. De troepen werden aangeworven door de Staten-Generaal of door de aangesloten provinciën. Op het eerste gezicht is er dus geen verband met vanen ruiterij die bestonden voor 15752. Al eerder gaf ik aan dat de Prins van Oranje troepen inzette binnen de Nederlanden, troepen die geen binding hadden met de opstandige provinciën. Dat veranderde in 1573 toen troepen door de Prins werden aangeworven, die onder leiding stonden van Nederlandse edelen of hoogstaande functionarissen. Een paar eenheden werden ingezet bij het beleg van Haarlem door de Spaanse troepen. Voor de infanterie was dat de heer van Bronkhorst en voor de cavalerie de eerder genoemde van der Noot. Zowel deze infanterie als cavalerie eenheid was geen lang bestaan gegund, bij een poging tot ontzet van de belegerden in Haarlem liepen de troepen in een Spaanse hinderlaag en werden zij in de slag bij het Manpad verslagen. Met een wat uitgebreider verslag hierover hopen we in een vervolgartikel wat meer te vertellen over deze slag. Het gaat nu over de verantwoording van de datum 22 mei 1573. Was de vaan van der Noot de enige die in 1573 werd opgericht? Neen zowel de Prins als de Staten-Generaal waren vrij actief. Opgericht werden: • 1573 de Vaan van Enchuysen, opgeheven 1574 • 1573 de Vaan Michel Caulier, opgeheven in 1581 waarbij de ruiters overgingen naar de Vaan van Tilly • 1573 de Vaan Erfort van den Eynde, opgeheven in 1574 • 1573 de Vaan van Assensteyn, opgeheven in 1574 42
VOC Mededelingen
1573 de Vaan Schenk, opgeheven in 1574 1576 de Vaan IJsselsteyn, opgeheven ca 1585 of 1586 1579 de Vaan Batenburg, opgeheven ca 1585 of 1586 1581 de Vaan Tilly met ruiters van de eerder genoemde vaan Michel Caulier. Zijn vaan werd in 1589 verdeeld over vier andere vanen. Hiervan werden er drie opgeheven omstreeks 1650 en een omstreeks 1700.
We merken hierbij op dat van de zes vanen ruiterij die in 1573 werden opgericht op commissie van de Prins dan wel van de Staten-Generaal, de vaan van Michel Caulier via de vaan van Tilly in 1581 nog lang heeft voortbestaan in het Staatse leger. Dit leid tot een vergelijking: het Staatse Leger ontstond 1575, het kende infanterie en cavalerie eenheden die al eerder waren opgericht. De Koninklijke Landmacht werd opgericht op 9 februari 1814 en kende eenheden die al in 1813 waren opgericht: het regiment Huzaren van Boreel en het Regiment Limburgse Jagers. Verder zijn het Korps Rijdende Artillerie en het Regiment Genietroepen nog veel ouder dan de landmacht. We moeten zelfs opmerken dat de Koninklijke Marine dit jaar 525 jaar bestaat en dus al voor de Tachtigjarige Oorlog was opgericht. Zij het niet als marine, maar met de eerste admiraliteit. De vraag rijst dus nu waarom dit verschil, eigenlijk scheiding, tussen de landmacht vanaf 1813 en het Staatse leger met zijn opvolgers in het Leger van de Bataafse Republiek, het koninkrijk Holland en de delen die zijn ingelijfd in het Franse Leger tussen 1810 en 1814. Tot ruim 30 jaar geleden hield de landmachtgeschiedenis vast aan het adagium dat de landmacht was opgericht in 1814 en geen enkele binding had met de voorgaande legers. Wijlen reserve kapitein der jagers Henk Ringoir heeft in deze baanbrekend geschiedenis geschreven door de connectie wel te leggen. Dat monde uit in een aantal publicaties van de toenmalige Sectie Krijgsgeschiedenis, waaronder het boek ‘Afstammingen en voortzettingen der cavalerie en wielrijders’. E.a.a. werd bekrachtigd bij het Koninklijke Besluit nr. 101 van 12 maart 1977. Jaren geleden heb ik hieraan een artikel gewijd in de Mededelingen VOC. In het kader van de aanloop naar 450 jaar cavalerie zal ik dat artikel nog eens ‘oppoetsen” en weer aan de redactie van de Mededelingen aanbieden. Dus kunnen we met deze feiten samengevat in bovenstaande vergelijking vaststellen dat de oudste eenheid van de cavalerie is opgericht op 22 mei 1573! Plan van aanpak: voorlopig alleen wat orienteren. De jaren 2013, 2014 en 2015 hebben belangrijke jubilea. Het enige wat er nu gebeurt, is dat aan de Wapenraad Cavalerie wordt voorgesteld een begin te maken met de geschiedschrijving. ●
1 2
Over het predicaat jonkheer bestaat enige onduidelijkheid Het gaat binnen het verband van deze bijdrage wat ver om de achtergronden van de staatkundige verhoudingen en gebeurtenissen als vermeld in deze alinea nader te verklaren. Via wikipedia op het internet staat e.e.a. uitgebreid beschreven.
SpoREN NAAR HET FRoNT
Luitenant-kolonel b.d. Ed Westerhuis en Evert Jan de Rooij Foto: Bergen-Hohne 1970. Het B-eskadron 41 Tankbataljon keert terug van een oefening in Sennelager In het kader van 300 jaar Vrede van Utrecht organiseert het Spoorwegmuseum in 2013 de tentoonstelling ‘Sporen naar het front’. De tentoonstelling laat zien welke invloed de spoorwegen hadden op de manier van oorlogvoeren en hoe verschillende treinen werden ingezet bij gewapende conflicten. De expositie omvat een groot aantal internationale bruiklenen, waaronder enkele oorlogslocomotieven, leger- en pantsertreinen. Onder het historische spoorwegmaterieel ook enige ‘flatcars’ met pantservoertuigen, waaronder de Centurion, de AMX-13 en de Leopard-1V tank, afkomstig uit de collectie van het Museum Nederlandse Cavalerie. Over de rol die de spoorwegen speelden bij de ontwikkeling van steden, economie en mobiliteit is veel geschreven. Dat de spoorwegen ook een revolutie in de oorlogvoering veroorzaakten, is veel minder bekend. Veldslagen tussen vijandelijke legers konden door de aanvoer van manschappen, wapens en voedsel veel langer duren, zich op meerdere fronten tegelijk afspelen en een grootschaliger karakter krijgen. Aan de hand van een aantal thema’s vertelt ‘Sporen naar het front’ het verhaal over de rol die de trein in oorlogstijd heeft gespeeld, van de Amerikaanse burgeroorlog, de Eerste en de Tweede Wereldoorlog tot en met de Koude Oorlog. De bijzondere bruikleenobjecten zijn begin maart in het Spoorwegmuseum aangekomen. Op zondag 10 maart rond 11.00 uur arriveerde als eerste een stoomlocomotief van Duitse makelij, die dienst doet bij de ‘Veluwsche Stoomtrein
Maatschappij (VSM)’, een zgn. ‘Baureihe 52’. De locomotief werd tijdens de Tweede Wereldoorlog in opdracht van de ‘Deutsche Reichsbahn’ gebouwd. Het spoor was tijdens de Tweede Wereldoorlog van essentieel belang om de Duitse oorlogseconomie op gang te houden. De spoorwegen in Duitsland hadden bijna 1,5 miljoen mensen in dienst om de 40.000 stoomlocomotieven, 980.000 goederenwagens en bijna 400.000 rijtuigen rijdende te houden. Voor deze enorme logistieke uitdaging was steeds nieuw materieel nodig. Tussen 1942 en 1945 werden er in Duitsland maar liefst 6300 oorlogslocomotieven gebouwd, die snel en met weinig middelen geproduceerd konden worden. De serie kreeg de naam ‘Baureihe 52’. In 1989 kwam de locomotief naar Nederland, waar hij nu rijdt voor de ‘Veluwsche Stoomtrein Maatschappij (VSM)’. Op dinsdagochtend 12 maart arriveerde vervolgens de ‘tanktrein’ met daarop de vijf pantservoertuigen van de ›› VOC Mededelingen
43
SpoREN NAAR HET FRoNT
Amersfoort 1991. Een tanktrein wordt beladen door het A-eskadron 101 Tankbataljon voor verplaatsing naar een schietserie in Duitsland
Koninklijke Landmacht. Van de ‘Mosely Railway Trust’ in Groot-Brittannië kwam vervolgens een ‘Tin Turtle’, een gepantserde smalspoor diesellocomotief uit de Eerste Wereldoorlog, inclusief waterwagen. Deze werd gebruikt om troepen en uitrusting te vervoeren naar de frontlinies in Noord Frankrijk. Uit het Servische Vojni Muzej arriveerde een ‘Schienenwolf’, een aanhanger met een grote haak, die werd gebruikt om vakkundig een paar honderd meter spoor te vernietigen. Het ‘Museum of the National Uprising’ in Slowakije stelde de historische pantsertrein ‘Stefanik’ ter beschikking. Deze pantsertrein werd in de werkplaats van de Slowaakse spoorwegen in Zvolen in een recordtijd van veertien dagen gebouwd voor het Slovaakse verzet in augustus 1944 tegen de Duitse bezetters. Zijn naam dankt hij aan luitenant-kolonel Stefan Cani, die betrokken was bij de constructie ervan. Toen de opstand door de Duitsers was neergeslagen, kwam de trein in handen van het Duitse leger terecht. De trein bestond uit vier wagens waarvan er twee bewaard zijn bleven. De mitrailleurwagen met schietgaten voor zes mitrailleurs en de tankwagen met een kleine ingebouwde tank van 10,5 44
VOC Mededelingen
Utrecht 2013. Aankomst van de tanktrein in het Spoorwegmuseum ton zijn nog origineel. De geschutswagen, uitgerust met een verankerd veldgeschut met een kaliber van 7,6 cm, werd nagemaakt in 1974 voor de film ‘The day that never dies’. De platte wagen die normaal voorop reed, is ook een replica uit 2009. Deze wagen moest de klap van eventuele ontploffende mijnen op het spoor opvangen en vervoerde rails om gesaboteerde stukken spoor te herstellen. De trein werd oorspronkelijk getrokken door een gepantserde stoomlocomotief. Op 18 maart kwam over het spoor een Duitse hospitaal-
SpoREN NAAR HET FRoNT
Het Spoorwegmuseum in Utrecht trein uit de periode van de Koude Oorlog van de ‘Osna-brücker Dampflocfreunden’ aan. Het ‘Imperial War Museum’ in Groot-Brittannië stuurde een originele granaat van het grootste spoorgeschut ooit gemaakt, de ‘Dora’. De granaat staat opgesteld naast een prachtig schaalmodel van dit indrukwekkende spoorweggeschut, ook wel ‘Schwerer Gustav’. Het monsterkanon reed op twee parallelle spoorbanen, had 2500 man personeel en kon één granaat per uur afvuren. De Nederlandse ‘Stichting 162’ stelde de Locomotief 162 ter beschikking. Engeland stuurde het grootste bruikleen van de tentoonstelling, een L1 Houwitser spoorwegkanon. Dit gevaarte weegt maar liefst 185.000 ton en is met zijn 45cm kaliber het grootste bewaard gebleven spoorgeschut ter wereld. Een bruikleen van de ‘Royal Artillery Historical Trust’. ●
Een Centurion Mk V tank van het B-eskadron 41 Tankbataljon op een flatcar in 1969
De tentoonstelling in het Spoorwegmuseum in Utrecht kan worden bezocht van 27 maart tot 1 september 2013. Voor meer informatie: www.spoorwegmuseum.nl
VOC Mededelingen
45
TRADITIE
HET TERRIëR EMBLEEM VAn 101 TankbaTaljOn RHPa Dennis Boom Op 15 oktober 1957 werd 101 Tankbataljon RHPA opgericht en moest er naar een eenheidsembleem worden gezocht. Deze werd gevonden in de legerkorpsverbindingsorder uit de jaren 50 van de vorige eeuw, waarin alle onderdelen/ eenheden een codenaam hadden gekregen. Het bataljon kreeg de codenaam ‘Terriër’ toebedeeld. Waarnemend bataljonscommandant majoor C.A. Heshusius vervaardigde vervolgens de tekening van het embleem. Het devies ‘fel en vasthoudend’ volgde overigens pas in 1968, een initiatief van majoor L.M.B. Buissink, toen hoofd van de sectie 3. Het embleem van de terriër vond men op vele plaatsen terug, onder andere op
de tanks, de sjaals van het personeel, sporttenues, maar ook op de later officieel ingevoerde stoffen emblemen van het bataljon. Er werd zelfs een levensechte mascotte gevonden: het B-eskadron nam in de jaren zestig een terriër mee vanuit een oefening in Frankrijk. Deze terriër is tot het einde van zijn
dagen verzorgd door de eskadronsonderhoudsploeg. Op het bataljonsfanion stond eveneens een terriërkop. Deze is in 1988 op de stok geplaatst in plaats van de beschadigde verzilverde Centuriontank. Sergeant-majoor B.L.J. Ket heeft deze kop aangeboden aan het bataljon. ●
Bron: Brongers, D.M. (1997): 101 Tankbataljon 1957-1997. Sectie Militaire Geschiedenis Koninklijke Landmacht, Den Haag
46
VOC Mededelingen
ALGEMENE VERGADERING VoC
algemene VeRgadeRing VOC
In DE VESTInG nAARDEn oud reserve-eerste luitenant Ing. J.G. Lakeman Zaterdag 13 april 2013 begon het met droog weer en een koele bries in de vesting Naarden. De koffie pruttelde tijdig in het oude Stadhuis om de vroege vogels voor de Algemene Vergadering van de VOC te ontvangen. Nadat de burgervoertuigen op aanwijzing van militairen van het Korps Nationale Reserve op Bastion Nieuw Molen waren geparkeerd, stroomden de leden en hun partners al snel binnen voor een hartelijk weerzien. De aanwezigen werden van harte welkom te heten door de Naardense burgemeester mevrouw Dr. Joyce Sylvester, die in haar toespraak erin slaagde enkele analogieën tussen vestingstad en cavalerie te belichten. Daarna volgde de scheiding der geesten. De dames vertrokken onder begeleiding van een stadsgids naar het Arsenaal van Jan des Bouvrie . Onderdeel van het damesprogramma was eveneens een vesting rondvaart in een paardentrekschuit. Enkele dames verkozen een rondwandeling onder deskundige begeleiding. Tijdens het damesprogramma bekommerden de leden zich over bestuurlijke affaires in de fraaie Burgerzaal. De inwendige mens werd daarna versterkt in eetcafé ‘Het Hert’ waar een aperitief werd genoten en een gestoofde maal genuttigd. Het boven verwachting grote gezelschap van 115 personen, paste knus en strak in de herberg. De zon brak door waardoor men tijdens de korte wandeling naar het Nederlands Vesting Museum een aangename blik werd gegund in het huidige vestingleven. In het museum op een vestingwal, in de buitenlucht zat het Reünieorkest Trompetterkorps der Cavalerie al gereed. Voor het optreden hadden militairen van het Korps Nationale Reserve vier boogtenten opgezet. Het concert begon traditioneel met de Huzarenmars. Daarna volgde een repertoire met een hoog Big Band-gehalte. Afgesloten werd met de Boreelmars. Een mooi concert in een fraaie omgeving.
stukken gereed voor vuren gemeld. De bedoeling was dat vervolgens de kanonnen een voor een tot vuren werden gecommandeerd. Maar door de stuksbemanning werd dit echter niet juist begrepen en werden alle stukken nagenoeg simultaan afgevuurd, tot groot genoegen van commandant en publiek. Daarmee werd tevens de afscheidsborrel in kazemat Y ingeluid.
Leden en hun partners werden daarna gevraagd zich op te stellen op een hoge flank met uitzicht op een drietal zware kanonnen. Daar werd uitleg gegeven over de werking van het geschut dat ouderwets werd geladen en aangestampt. Aan de voorzitter van de VOC, generaal-majoor b.d. Jhr. J.H. de Jonge, getogen in historisch kostuum, werden de
Wederom bracht het laven der troepen een gemoedelijke stemming tot stand en kwam het uiteindelijk een tot een gelukkig einde van de dag. Noot van het VOC-bestuur: het bestuur dankt de auteur van dit verslag voor de voortreffelijke organisatie van deze leuke en gezellige dag. ● VOC Mededelingen
47
BoEKBESpREKING
mei 1940
DE STRIjD OP nEDERLAnDS
GROnDGEBIED OnMISBAAR VOOR WIE WIL BEGRIjPEn waT eR mis ging Luitenant-kolonel Erik Jellema Het is een zaterdagochtend in april 2012. Ik wilde uitslapen, maar werd (te) vroeg wakker. Afgelopen week had ik een recensie-exemplaar van ‘Mei 1940’ opgestuurd gekregen.Uitgeverij Boom heeft mij dit exemplaar op aangeven van drs. Piet Kamphuis, grondlegger en de eerste directeur van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie, toegestuurd. Terwijl ik passages uit het boek lees, staat de tv aan met daaraan gekoppeld mijn interactieve HD-recorder. Het is een VPRO-programma waarin twee fotografen aan het woord zijn. Vaak lopen zij met camera bewapend onafhankelijk van elkaar eenzelfde route door een stad en fotograferen de voor hen markante zaken. Na afloop vergelijken zij hun werk. Dat idee blijft even (fotografisch) bij mij hangen. Ik bevind mij niet in de top van de food-chain van onze militaire organisatie en dus komt het niet vaak voor dat ik een gratis boek krijg. Die komen meestal terecht bij mensen hoger in die foodchain, die het overigens naar mijn mening makkelijker kunnen betalen dan ik. Geld, een gevoelig onderwerp blijkbaar ten tijde van crisis. Maar dat komt ervan als je hobby het kopen van geschiedenisboeken is. Een recensie-exemplaar in de recessie. Ik ben van 1961 en heb dus de meidagen van 1940 niet meegemaakt, alhoewel ik van mensen om mij heen wel eens de indruk krijg dat zij dat toch vermoeden. Daar waar veel collega’s kunnen melden in welke minuut van welke helft
48
VOC Mededelingen
Johan Neeskens een winnend doelpunt scoorde in 1974 (gokje) of het hoofd van Nanninga verantwoordelijk was voor een overwinning of nederlaag (ik weet het echt niet), weet ik te vertellen waar in mei 1940 majoor Jacometti met klewang in de hand gesneuveld is. Erger nog, ik heb dezelfde route afgelegd met klewang in de hand. Militaire geschiedenis is mijn hobby en bij mijn werk het grootste referentiekader. Daar waar soms iemand de geur van knoflook uitzweet, stink ik naar militaire anekdotes en citaten, die vaak ook dezelfde reacties ontketenen. Waarom schrijf ik zoveel over mezelf terwijl ik een recensie over een boek schrijf? Is het een vraag om aandacht? Ik denk het wel. Net zo goed als uitgeverij Boom om aandacht vraagt voor het boek ‘Mei 1940’. Iemand die vraagt om aandacht, denkt waarschijnlijk ook iets te vertellen te hebben. Een boek heeft iets te vertellen. Elk boek heeft een doelgroep. Deze doelgroep valt overigens weer uiteen in een groot aantal individuele lezers. Een boek heeft een schrijver of groep schrijvers in het geval van ‘Mei 1940’. Dat maakt het schrijven van een recensie wel ingewikkeld. Iets van een vierkantsvergelijking met teveel onbekenden. Misschien geldt dat laatste ook wel voor geschiedschrijving in het algemeen. We zullen er nooit uit komen. Iedereen heeft een beetje gelijk en ongelijk. Het mooie aan het boek ‘Mei 1940’, dat overigens in mei 1990 voor het eerst werd uitgegeven, is dat het in hoofdstuk 1 een prachtig overzicht van de geschiedschrijving van de meidagen van 1940 beschrijft. Een gedurfde exercitie, omdat het met het recenseren van de befaamde Groene Serie van luitenant-kolonel Nierstrasz, de boeken van dr. L. de Jong en luitenant-kolonel b.d. Brongers afrekent in positieve en negatieve zin. Wellicht een poging om het gelijk naar zich toe te trekken? Nierstrasz heeft gepoogd de krijgsverrichtingen van het Nederlandse Leger in 1940 zo gedetailleerd en zakelijk mogelijk te documenteren. Het was een handreiking om conclusies uit te kunnen trekken. Hij waagde zich er overigens nauwelijks aan. Dr. L. de Jong gebruikte de
Groene Serie als een van zijn bronnen, maar beschreef zijn conclusies in een waas van mythes, alsof achter iedere Duitse tactiek een duivels nazistisch misdadig plan schuil ging. Vooral de nederlaag toe te schrijven aan als nonnen verklede parachutisten en vijfde colonnes, was niet echt een historisch hoogstandje, maar speelde wel in op de gevoelens van het volk. Daar waar Nierstrasz en de Jong trachten verklaringen te vinden voor de snelle nederlaag heeft (had) Brongers zijn zinnen gezet op een rehabilitatie en eresaluut voor de Nederlandse soldaat. Ieder boek is een product van de intentie van de schrijver en de tijdsperiode waarin het geschreven is. Vroeger dacht ik dat als het gedrukt was, is het waar. Vooral dit hoofdstuk 1 dwingt mij dieper na te denken over het verhaal van die twee fotografen die onafhankelijk van elkaar door de stad lopen en vastleggen wat zij markant vinden. Ik zal u daarmee overigens niet lastig vallen. Overigens de reden dat ik mijn persoonlijke gevoelens hier neerschrijf, is dat ik hiermee ook hoop een doelgroep lezers van de Mededelingen van de VOC aan te spreken. Ik schrijf niet voor Carré of de Militaire Spectator. Mijn markante object is, dat ik hoop aan te geven dat het bestuderen van krijgsgeschiedenis bijdraagt aan een militair referentiekader dat naast
BoEKBESpREKING
eigen militaire ervaringen de basis is voor het ontwikkelen van Eigen Mogelijkheden (EMn) bij hedendaagse militaire uitdagingen (de moeilijkste niet mathematische fase). Net als General Sir Rupert-Smith ben ik ervan overtuigd dat niemand toereikende eigen militaire ervaring kan opdoen in zijn leven om een echte professional te zijn. ‘The result of this lack of practice is that commanders must learn from the past by studying previous campaigns and the decisions of the commanders at the time’. Het boek ‘Mei 1940’ is geschreven door een schrijverscollectief. Naast professor Amersfoort en drs. Kamphuis droegen luitenant-kolonel J.W.M. Schulten en nog vijf schrijvers bij aan het boek. Het boek kwam in mei 1990 voor het eerst uit. Het boek werd destijds goed ontvangen. Maar het riep bij sommigen ook verzet op. Een levendig publiekdebat volgde, waarin deskundigen en veteranen zich met verve mengden. In 2000 leidde het nieuws dat een herdruk (2005) op handen was zelfs tot een kort geding. Bij de herdruk in 2005 zijn een aantal passages inhoudelijk gewijzigd en werd de layout aangepast aan de moderne tijd. Opvallend is dan ook dat in het huidige (2012) woord vooraf de eindredacteuren volledige rekenschap nemen voor eventuele onjuistheden en andere gebreken, terwijl de spraakmakende invalshoek van 1990 ongewijzigd is. Wellicht een uitdaging om de krijgshistorie (naar mijn mening een vierkantsvergelijking met teveel onbekenden) actueel punt van discussie te laten blijven. Het blijft allemaal mensenwerk. Op de Koninklijke Militaire Academie heb ik de oversten Brongers en Schulten als docent strategie en militaire geschiedenis gehad. Luitenant-kolonel Schulten fluisterde mij eens (gekscherend?) toe dat hij mijn scriptie nog niet had gelezen omdat hij druk was met een artikel voor de Militaire Spectator. Ik liet luitenant-kolonel Brongers al mijn boeken van hem signeren. Nadat hij er een had getekend vroeg hij me waarom hij ze allemaal moest tekenen. Collector-items, sprak ik profetisch. Ik heb samen met professor Amersfoort een battlefieldtour Reichswald gehouden. Wij stonden allebei op de startlijn bij Groesbeek met een verschillende klas. Ook de inhoud van ons (zelfde) bespreekpunt was anders. Hij vertelde over het waarom de Duitse soldaat in deze fase van de oorlog nog vocht, ik had het over het verloop van de loopgraaf waarin we praktisch stonden en op hoeveel meter afstand daarvan de eerste mijnenvelden lagen. Dat ik er ook nog een huls had gevonden, was weliswaar opmerkelijk, maar maakte in zijn ogen toch echt deel uit van folklore! Ik was erbij, als kapitein, in mei 1990 toen hij ‘Mei 1940’ kwam introduceren op het Opleidings Centrum Infanterie (OCI) in Harderwijk. Trots ben ik nog steeds op zijn handtekening. Later heb ik drs. Piet Kamphuis ook laten tekenen. Weer een collectors-item! In 1990 was ‘Mei 1940’ een verfrissend en een in- en overzicht gevend boek. Ik had tot die tijd alles wat los en vast was over de meidagen gelezen, van alle (gesigneerde) boeken van Brongers, tot ‘De zwarte duivels in Rotterdam’ en de ‘Meidagen van 1940’ van Couvee, maar ik had nog geen samenhangend beeld van die meidagen. Dat biedt ‘Mei 1940’ wel. Het verklaart ook waarom het zover heeft kunnen komen. Hoofdstuk 2, 3 en 4 beschrijven de opkomst van Nazi-Duitsland en de stand van zaken bij Nederlandse krijgsmacht in het interbellum. Hoofdstuk 5 t/m 10 beschrijven de krijgsverrichtingen van zowel Nederlandse als Duitse eenheden op de krijgstonelen Vesting Holland, Limburg, Grebbelinie, noordelijke provincies en Rotterdam. In hoofdstuk 11 sluit professor Amersfoort af met de proef op de som. Maar het meeste blijft mij toch hoofdstuk 1 intrigeren. Temeer ik nu na 22 jaar sinds het uitkomen van de eerste druk minder naïef ben geworden en er van overtuigd ben dat ook geschiedschrijving mensenwerk is. Het boek ‘Mei 1940’ heeft nu een zeer goede layout update gekregen. Hoofdstuk 1 geeft naar mijn mening nog steeds aanleiding te trachten concrete lessons learned te formuleren. Immers een doelstelling van de Groene Serie was : ‘Bij de beschrijving van de krijgsverrichtingen is het tot doel gesteld, de gebeurtenissen zo getrouw mogelijk weer te geven en daarbij, zoveel als mogelijk, het inzicht van de commandanten en de beweegredenen, die tot hun besluiten hebben geleid, te vermelden’. Behalve de beschrijving en de reconstructie van de geleverde gevechten, beoogde de Groene Serie het optreden van de betrokken militairen zo weer te geven dat een beoordeling van hun handel en wandel mogelijk was, en dat daar uit lessen konden worden getrokken. Dr. L. de Jong concludeerde, voor eigen rekening, dat: ‘de oorzaken van de snelle nederlaag te vin-
den waren in het vooroorlogse defensiebeleid, de te stringent volgehouden neutraliteitspolitiek, de onvoldoende gevechtskracht van leger en luchtmacht en het in alle opzichten grote Duitse overwicht’. Hij ging (emotioneel ?) nog iets verder en verklaarde : ‘dat het de Nederlandse militaire leiding in de vooroorlogse periode aan visie had ontbroken : onvoldoende op de hoogte van moderne oorlogvoering verzuimde zij impulsen te geven die de krijgsmacht beter op die oorlogvoering zouden hebben voorbereid’. Vooral de behoefte aan een (operationele) visie intrigeert de huidige beroepsmilitair. Zeker in tijden van recessie is het zaak zo effectief en efficiënt mogelijk met schaarse middelen om te gaan. Een eenduidig operationeel kompas zou de richting moeten aangeven die de gehele krijgsmacht volgt. Dan houden we ons bezig met das Wesentliche en gaat alle energie naar het kunnen Fahren, Funken en Schiessen. Op bladzijde 21 stelt pro-
fessor Amersfoort dat: ’Het was en is in militaire kring een vaste procedure om na afloop van militaire operaties tot evaluatie over te gaan’. Inmiddels weten de meeste beroepsmilitairen dat de weg tussen lesson identified en lesson learned een lange en moeizame weg is. Wellicht iets voor een doctoraalstudie? Sinds zijn verschijnen in 1990 is ‘Mei 1940’ uitgegroeid tot een klassieker over de strijd van 1940. Deze nieuwe editie profiteert van de laatste stand van het onderzoek en heeft het prikkelende karakter van de eerste druk behouden. Het is rijk geïllustreerd en voorzien van duidelijke kaarten en schema’s. Het enige nadeel is dat het exemplaar een paperback is en geen hardcover zoals in 1990, recessie? ●
VOC Mededelingen
49
VoC MEDEDELINGEN
VOC-mededelingen: HERVORMInGEn OF ambitiE VERHOGEn? Reserve-majoor Fred Koolhof Met het ter ziele gaan van de tankbataljons en daarmee het drastisch kleiner worden van de cavalerie, is binnen het VOC-bestuur de discussie opgepakt over de toekomst van de vereniging, het blad VOC Mededelingen en de cavalerie in het algemeen. De redactie heeft gemeend, in overleg met het bestuur, dit te ondersteunen door een initiatief te starten om te onderzoeken of de rol van de cavalerie-reservisten kan worden versterkt, teneinde de cavaleriegeest levend te houden en daarmee de vereniging nieuwe kansen te bieden. Een aantal feiten/waarnemingen en inschattingen op een rijtje: • Door het ter ziele gaan van de tankbataljons neemt het actieve cavalerieofficierenbestand af • Het ledenbestand b.d.-ers en reservisten neemt af • De aanwas van nieuwe officieren blijft beperkt tot circa drie à vier officieren verkenning per jaar • Tankgerelateerde artikelen worden in de toekomst aanmerkelijk minder aangeleverd • De regimentsbeleving van actief dienend personeel is matig • De ledenvergadering van de officiersafdeling RHB van 5 oktober j.l. is bezocht door drie bestuursleden en twee leden • Er zijn drie bladen/verenigingen die dezelfde doel groep hebben: VOC, VOOC en ‘de Verkenner’ • Gedachten over een VC (Vereniging Cavalerie) doen de ronde • Hebben we in de toekomst nog genoeg kopij om ons blad te vullen, of bewegen we naar een borrel/ koffietafelniveau en een oefening ‘Nachtkaars’? • Een niet te vermijden vergrijzing van het leden bestand, zelfs als we reservisten die geen lid zijn, weten te interesseren voor de VOC Omdat we het initiatief willen behouden, hebben we op 4 april jongstleden een brainstormsessie gehouden met een aantal actieve en niet-actieve cavalerie reserveofficieren uit het bedrijfsleven. Ervan uitgaande dat ‘crisis voorafgaat aan groei’, zijn we de dialoog gestart over de eventuele nieuwe parameters voor het bestaansrecht van de vereniging en het blad, zodat we er voor kunnen kiezen om een nieuwe ambitie op de VOC Mededelingen los te laten.
50
VOC Mededelingen
Kansen Als we de zaken nader bezien, zien we de volgende kansen: • De cavaleriegeest is qua manoeuvrewijze (proces) iets unieks. De tanks zijn weg; de infanterie doet in deze tijd cavaleriemanoeuvre na. Cavalerieoptreden bestaat duizenden jaren en zal waarschijnlijk op elementair niveau nog wel een tijd bestaan. De geest kunnen we derhalve levend houden, met de bedoeling dat er zelfs een noodzakelijk beroep op kan worden gedaan • Het blad is meer dan ooit gevuld en de feedback van leden is positief, of zelfs complimenteus op het inhoudelijk niveau. Het blad heeft actueel gezien dus nog steeds bestaansrecht vanuit de doelgroep • Het blad is oorspronkelijk opgericht om de reserveofficier van de cavalerie een basis te geven voor de Esprit de Corps, eenheid van geest en platform voor kameraadschap. In deze tijden juíst van belang • De CDS, C-LAS en de regering moedigen meer dan ooit aan, of nemen het initiatief, om het bedrijfs leven en Defensie op allerlei mogelijke manieren dichter bij elkaar brengen. Reservisten zijn derhalve een kans voor brugslag. We zien hier al veel effect van bij het 1 Civil Military Interaction Commando (1 CMI-Co) van Defensie, tot voor kort 1 CIMIC bataljon • Als onze beroepscavaleristen (tot ieders spijt) de burgermaatschappij en dus het bedrijfsleven in gaan, vanwege welke vorm van ontslag dan ook, zal het volume ex-cavaleristen/cavalerie reservisten alleen maar toenemen • Er liggen nog voldoende kansen om nu ex-leden van het blad en reserve-officieren alsnog te interesseren
‘Het blad is meer dan ooit gevuld en de feedback van leden is positief...’
VoC MEDEDELINGEN
• Het cavaleriereservistenbestand neemt toe (nu nog licht) omdat bij het 1 CMI-Co nieuwe reservisten worden aangenomen (de zgn.’spijkerbroeken’), waarvan enkelen kiezen voor de cavalerie (SROC nieuwe stijl?)
Kortom • De cavaleriegeest is pas verdwenen als de laatste cavalerist is uitgestorven • Onze overtuiging is dat de groep VOC-leden gelijk kan blijven, of eventueel zelfs vergroot kan worden, door een juiste benadering. Hooguit ontstaat een andere segmentering beroeps/reservist • De betrokkenheid van het bedrijfsleven kan actiever worden ontsloten door onze reservisten • Militair ethisch gezien willen we er voor kiezen om verantwoordelijkheid te nemen voor de cavalerie geest. Ervoor waken dat deze blijft bestaan, mocht het ooit weer nodig zijn Deze drie hoofdlijnen waren het uitgangspunt voor de eerste brainstormsessie, die resulteerde in hiernavolgende ‘wrap up’. Het blad VOC-Mededelingen valt nog steeds op tussen de bergen post en de internationale borrelagenda ondersteunt het unieke en verbindende karakter van ons wapen. Hoe etaleren we het verbindende karakter, zodat de nu nog incidentele aanwas van nieuwe reserve-officieren (via 1 CMI-Co) groter wordt? Kunnen we hier bijvoorbeeld structureel op werven? En is het een mogelijkheid om oud-cavaleristen die geen lid (meer) zijn weer bij de troep te krijgen?
grote tijd-ruimte factoren, omgaan met tegenslagen een hoog aanpassingsvermogen. Deze eigenschappen maken dat de cavalerie een fanclub heeft die binnen de krijgsmacht geen gelijke kent. Zelfs als je de tanks weghaalt, blijft de cavaleriegeest bewaard, het heeft altijd een apart slag mensen getrokken. Daar blijft de aantrekkingskracht door bestaan omdat het intrinsiek goede eigenschappen zijn. Hoe vertaalt zich dit dan in symboliek en identiteit? Vanuit ICT-middelen liggen er ook voldoende mogelijkheden. We kunnen het VOC-lidmaatschap interactiever maken, bijvoorbeeld door social media actief in te zetten. Daarbij is het de kunst om ‘fans’ te creëren. Dat betekent dat we een paradigma shift willen realiseren door van doelgroepen naar volggroepen te redeneren: het ‘daar wil ik bij horen’-effect sorteren. Een inspirerende gedachte was om nieuwe ‘events’ te organiseren. Te denken valt aan relatie marketing door bedrijfsbezoeken, static en dynamic shows op kazernes en bijvoorbeeld een masterclass ‘How to think like a cavalry officer’. In dat geval zou een social media platform ‘fans van de cavalerie’ voor niet-militairen een oplossing kunnen zijn. Wat te denken van een cavalerie creative suite waarin we onze ideeën over van alles en nog wat verzamelen (soort TED-CAV). Er zou in het blad ook een terugkerend item kunnen komen waarin verteld wordt hoe je de eigenschappen in je werk en leven invulling geeft. Een soort standaard vragenlijst, foto erbij. In de trant van: Hoe heb je de volgende eigenschappen in je werk herkenbaar gemaakt of welke lessons learned heb je meegenomen toen het tegenzat en meteen de vraag hoe je anderen enthou-
‘Hebben we in de toekomst nog genoeg kopij om ons blad te vullen, of bewegen we naar een borrel/koffietafelniveau en een oefening nachtkaars?’ ‘Wrap up’ Wat in ieder geval nodig is, is een herijking op de visie en missie van de cavalerie in de huidige krijgsmacht. Ook de reserve cavalerist herkent zich er nog steeds in dat cavalerie typisch staat voor ‘groot denken’. Belangrijke kenmerken van de cavalerie zoals beweeglijkheid, flexibiliteit, snelheid, vuurkracht en incasseringsvermogen zijn in de genen en het dagelijks handelen van cavaleristen terug te vinden. We hebben het dan over eigenschappen als daadkracht, kunnen denken in
siast zou kunnen maken voor ons ‘gedachtengoed’.
Vervolg Het was een inspirerende bijeenkomst waarvan door alle acht deelnemers ontegenzeggelijk werd bevestigd dat het ondanks de volle civiele agenda’s uiterst zinvol is en het een vervolg verdient. Als u dit magazine leest zal de tweede bijeenkomst hebben plaatsgevonden. We houden u op de hoogte. ●
VOC Mededelingen
51
REGELMATIG TERUGKERENDE BIJEENKoMSTEN Lunches
Borrels buitenland
Zutphen
Australië
Elke eerste donderdag van de maand v.a. 12.00 uur in de Roskam te Gorssel, info: maj b.d. H.A.G. Nix. T 0575 52 80 02 E
[email protected]
Sydney, bij de oud res elnt drs. H.A.J. Sprangers. T (privé) 029 634 18 22 E
[email protected]
Den Haag
Brusselse VOC-borrel vindt plaats op uitnodiging en op wisselende locaties. Info bij oud res elnt D. Tromp, E
[email protected]
Elke tweede donderdag van de maand v.a. 12.00 uur in de Pulchri Studio, Lange Voorhout 15, T: 070 358 94 74. Inlichtingen en opgave aldaar of bij lkol b.d. drs A.J. Rosendahl Huber. T 0655 99 18 08
Eemland lunch Elke derde donderdag van de maand v.a. 12.00 uur in Huize van den Brink, Soesterbergsestraat 122 te Soest. Info en opgave bij kol b.d. mr. C.H. Blok. E
[email protected]
Rotterdam Elke derde woensdag in de derde maand van het kwartaal v.a. 12.00 uur in Roei en Zeilvereniging “de Maas”. Info: res elnt W. Aalders, E
[email protected]
Brabantse Lunch Elke vierde woensdag van de maand v.a. 12.00 uur in auberge de Waag, Markt 32 te Boxtel. Info en opgave bij de res lkol mr. D. van Zuidam. T 0411 61 02 19 E
[email protected]
Borrels Nederland Amsterdam/ ‘t Gooi De Henk Oortman Gerlings borrel wordt in beginsel in Loosdrecht gehouden in de maanden maart, juni en november. De borrel wordt gevolgd door een maaltijd. Aanmelden bij res ritm mr. M.P. Oortman Gerlings, E
[email protected] of bij de res lkol mr. J.F. Verhaert, E
[email protected]
52
VOC Mededelingen
België
Curacao Willemstad, bij oud res ritm F. Fontein. Flexibel qua locatie, datum en tijd. De Ketel One Vodka en Ketel 1 jenever staan altijd koud. T +59 99 461 0425 / +59 99 529 7027 E
[email protected]
Duitsland München. oud-res ritm Rob Zaagman nodigt (oud-)cavaleristen die in München zijn uit voor een borrel. Contact via: Consulaat-generaal van het Koninkrijk der Nederlanden, Nymphenburgerstrasse 20a, 5 Stock, München. T 089 206 02 67 16, F 089 206 02 67 30 E
[email protected]
Frankrijk Mornac sur Suedre, elke dinsdag bij oud res maj J.H. Goedkoop in Le Mornac, 21 rue des Halles, 17113 Mornac sur Suedre. T +33 546 22 63 20 E
[email protected] Opgave: tel. aanmelden 1 dag vooraf. Leden en niet leden op doorreis welkom bij kol b.d. mr. C.H. Blok, Château des Loges, 61250 Hauterive, Orne. T +33 233 82 67 56 E
[email protected]
Spanje Cavaleristen in Barcelona zijn welkom om contact op te nemen met Mark Wuijten. E
[email protected]
Luxemburg Bij de oud res elnt jhr. T.C.H.N.G. van Rijckevorsel. T/F 00 (352) 770 436
Noorwegen Oslo, bij de Defensie attaché voor Scandinavie, lkol P. Teeuw. Leden en niet leden, altijd welkom. T +47 91 39 12 56 E
[email protected]
Zuid-Afrika Cavaleristen wonend of op reis in Zuid-Afrika worden uitgenodigd deel te nemen aan een Cavalerieborrel, die bij iedere gelegenheid die zich aandient, zal worden gehouden in 7233 Greyton, Western Cape. Contact: lkol b.d. Leo Venrooy. T 00277 85 81 55 82 E
[email protected]
USA Lancaster (Pennsylvania), bij de oud res elnt W.R.H.M. van Huystee. T (kantoor) 717 393 15 51 T (privé) 717 393 30 05
Atlanta bij res ritm Robert B. Koch 44 05 10 209 ‘t Hoveke, 730 Mt Paran Rd NW, Atlanta Ga 30327. T 404 323 60 75 / 404 843 39 46 E
[email protected]
EERSTE VOC BORREL In ZUID-AFRIkA
Op 18 april j.l vond de eerste VOC borrel in Zuid-Afrika plaats in Greyton, Western Cape. Oud reserve ritmeester Fred Horbeek bezocht de aldaar woonachtige luitenant-kolonel b.d. Leo Venrooy. Beide zijn van de SROC lichtingsploeg 65-4, destijds onder leiding van ritmeester Oscar Overbeek. ●
VoC ACTIVITEITENKALENDER J UNI Woensdag 19 juni Lunchtafel VOC Rotterdam KR & ZV ‘De Maas’ vanaf 12.15 uur Info/opgave bij: res elnt W.J.G. Aalders T 06-5117 3185 E
[email protected]
Donderdag 20 juni VOC Eemland Lunch te Soest Locatie: Huize van den Brink Info/aanmelden: kol b.d. mr. C.H. Blok E
[email protected]
Woensdag 26 juni VOC Brabantse Lunch Locatie: De Waag - Boxtel Info/aanmelden: oud res lkol mr. D. van Zuidam T 06-1005 3946 E
[email protected]
Donderdag 27 juni De Henk Oortman Gerlings borrel Locatie:Koninklijke Watersportvereniging Loosdrecht, Oud Loosdrechtsedijk 153, 1231 LT Loosdrecht. Telefoon 035 – 582 45 93 Vanaf 18.00 uur Het betreft de jaarlijkse primeurenborrel, dus met haring, asperges en aardbeien. Aanmelden via:
[email protected] of www.wiedoetmee.nl
J UL I Donderdag 11 juli Haagsche VOC Koffietafel Locatie: Pulchri Studio Info/aanmelden: lkol b.d. drs A. Rosendahl Huber T 06-5599 1808 / 070-3506 875 E
[email protected]
Donderdag 18 juli VOC Eemland Lunch te Soest Locatie: Huize van den Brink Info/aanmelden: kol b.d. mr. C.H. Blok E
[email protected]
Woensdag 24 juli VOC Brabantse Lunch Locatie: De Waag - Boxtel Info/aanmelden: oud res lkol mr. D. van Zuidam T 06-1005 3946 E
[email protected]
AU G U ST U S Donderdag 1 augustus VOC Lunchtafel te Gorssel Locatie: De Roskam - Gorssel Info/aanmelden: maj b.d. H.A.G. Nix T 0575-528 002 E
[email protected]
Donderdag 8 augustus Haagsche VOC Koffietafel Locatie: Pulchri Studio Info/aanmelden: lkol b.d. drs A. Rosendahl Huber T 06-5599 1808 / 070-350 68 75 E
[email protected]
Woensdag 14 augustus All-Ranks Cavalerie Samenhorigheidsbijeenkomst (organisatie VOOC). Locatie: Waterloo-zaal MNC Amersfoort. Aanvang 15.00 uur Info: aooi bd J. Broere Telefoon 033-472 17 01
Donderdag 15 augustus VOC Eemland Lunch te Soest Locatie: Huize van den Brink Info/aanmelden: kol b.d. mr. C.H. Blok E
[email protected]
Woensdag 26 augustus VOC Brabantse Lunch Locatie: De Waag - Boxtel Info/aanmelden: oud res lkol mr. D. van Zuidam T 06-1005 3946 E
[email protected]
SE P T E M B E R Donderdag 5 september VOC Lunchtafel te Gorssel Locatie: De Roskam - Gorssel Info/aanmelden: maj b.d. H.A.G. Nix T 0575-52 80 02 E
[email protected]
Donderdag 12 september Haagsche VOC Koffietafel Locatie: Pulchri Studio Info/aanmelden: lkol b.d. drs A. Rosendahl Huber T 06-5599 1808 / 070-350 68 75 E
[email protected]
Zondag 15 september Jaarlijkse diner van het Korps Oud Escorteurs. Voor leden en oud leden van het Cavalerie Ere-escorte. Ook andere cavaleristen die het CEE een warm hart toedragen zijn welkom. Locatie: Haagsche Club aan de Voorhout. Info/aanmelden: kol b.d. mr. C.H. Blok E
[email protected]
15, 16 en 17 september Ere-escorte en Prinsjesdag 15 september: Ontvangst en Beëdiging (13.00 uur), aanvang generale repetitie (10.00 uur), 16 september: Strandoefening (10.00 uur) en escortediner 17 september: Uitvoering Ereescorte Prinsjesdag Info: Secretaris Stichting Ere-escorte lkol H. Kampen E
[email protected]
Donderdag 19 september VOC Eemland Lunch te Soest Locatie: Huize van den Brink Info/aanmelden: kol b.d. mr. C.H. Blok E
[email protected]
Zaterdag 21 september Reünie 200 jaar Regiment Huzaren van Boreel Bernhard kazerne te Amersfoort Vanaf 09.00 uur Voor informatie en aanmelding zie www.huzarenvanboreel.nl/NL/48/ Reunie-200-jaar.html
Woensdag 25 september VOC Brabantse Lunch Locatie: De Waag - Boxtel Info/aanmelden: oud res lkol mr. D. van Zuidam T 06-1005 3946 E
[email protected]
VOC Mededelingen
53
IN MEMoRIAM
In MEMORIAM GEERLoF WITTEVEEN MAJOOR DER CAVALERIE B.D., RIDDER IN DE ORDE VAN ORANJE NASSAU MET DE ZWAARDEN UTRECHT, 16 JUNI 1927 Geert meldde zich onmiddellijk na de bevrijding bij de ‘Expeditionaire Macht’ als oorlogsvrijwilliger en in werkelijke dienst m.i.v. 14 mei 1945. Hij werd geschikt bevonden voor een officiersopleiding en naar Engeland gezonden. Op 16 juni 1947 werd hij benoemd tot reserveofficier, tweede luitenant. Hij werd uitgezonden naar Nederlands OostIndië, alwaar hij arriveerde op 26 juni 1947. Hij diende bij 4-4-RI als pc van het tirailleurpeloton in het gebied Zuid-Sumatra. Als patrouillecommandant liep hij met zijn peloton in een hinderlaag van de opstandelingen en werd gewond. Afgevoerd met lokaal vervoer, een karbouwenkar, werd hij tijdig opgenomen in een hospitaal, behandeld en afgevoerd naar Nederland. Op 12 januari 1951 werd hij met Groot Verlof gezonden. Na zijn ontslag zocht hij een job in de tabaksindustrie en werd uitgezonden als jong employee/tabaksplanter naar het wereldbefaamde tabaksplantagegebied Delhi in Noord-Sumatra, alwaar zijn jonge bruid Aatje zich later bij hem voegde. Toen de Republiek Indonesië besloot het verder zonder Europeanen te kunnen doen, werd het gezin Witteveen uitgewezen. Terug in Nederland meldde Geert zich bij de krijgsmacht en trad op 10 januari 1957 weer in dienst en werd geplaatst bij het Depot Cavalerie. De Cavalerie had op dat moment behoefte aan uitbreiding van haar officiersbestand. Hij doorliep met enige anderen van elders overgekomen officieren alle bestaande technische en tactische cavaleriecur-
† DOORN, 18 APRIL 2013 sussen. Door hun interesse en inzicht werden enigen van hen specialist, zoals Geert op schiet -en onderhoudsgebied. Hij werd commandant van een tankeskadron van 41 Tankbataljon. Daarna Commandant Schietschool en later van het Verzorgings- en Onderhoudspeloton OCC. Zijn wapenkennis kwam uitdrukkelijk aan de orde toen de Inspecteur van de Cavalerie medio 1960 moest kiezen voor een nieuw tanktype. Bij zijn afweging was het advies van Witteveen, als commandant van de tank instructieteams, van doorslaggevend belang. Met de keuze van de Leopard-1 tank stond de Nederlandse Cavalerie tot het einde vooraan in de wereld op tankgebied. Zoals de andere van buiten ingedeelde officieren vond hij snel zijn weg binnen de cavalerie door zijn stijl, gekenmerkt door collegialiteit, humor en betrokkenheid. Zowel in, als na de dienst met Aatje, was hij een zeer gewaardeerd lid van de officiersgemeenschap. Zijn sociale betrokkenheid kwam ook na zijn dienst tot uiting door zijn jarenlange bestuursfunctie in een stichting tot heropvoeding van jonge delinquenten en zijn werkzaamheden in de (niet-muzikale) sector van de stichting ‘Muziek in de Maartenskerk’. Hij bleef ook trouw aan zijn oude infanteriecompagnie bij herdenkingen e.d. De Cavalerie ontviel een voortreffelijk en mede gezien zijn Ridderschap, een zeer verdienstelijk oud-officier. ● Luitenant-kolonel b.d. P.H. Hoevenaars
oVERLIJDENSBERICHTEN Het bestuur van de VOC heeft de droeve plicht u in kennis te stellen van het overlijden van de volgende leden:
54
Hans (j.a.j.) Verborg
jonkheer maximiliaan willem felix boreel
LUITENANT-KOLONEL DER CAVALERIE B.D.
OUD RESERVE EERSTE LUITENANT DER CAVALERIE RIDDER IN DE ORDE VAN ORANJE-NASSAU
Overleden op 18 december 2012 in de leeftijd van 75 jaar
Overleden op 16 mei 2013 in de leeftijd van 77 jaar
Wij betuigen de nabestaanden onze deelneming
Wij betuigen de nabestaanden onze deelneming
en wensen hen veel sterkte toe.
en wensen hen veel sterkte toe.
VOC Mededelingen
pERSoNEEL ›› HERpLAATSINGEN Rang
naam
arbeidsplaats titel
afdeling
locatie
Elt
Dubbeldam, Adriaan W.
SToFF oNTW o&T NIVEAU IV-VI
# oTCopN/DoCTR/KCE3D/KWAL HELI
Amersfoort - Bernhardkazerne
LtKol
Hazel, Wouter van den
LSo EMA/CpCo
IFB LSo FRA LSo EMA/CpCo
parijs - Ambassade Frankrijk
Kol
Calmeijer Meijburg,
Chef Staf
KD: InspecteurGen.Krijgsmacht
Hilversum - zcnt zwaluwenberg
Willem S.M. Elt
Venema, Thomas
FoRWARD AIR CoNTRoLLER
103VERKESK/ESKST/FACGp
‘t Harde - Lkol Tonnetkazerne
Kol
Schueren,Jan de van der
LSo AFRICoM
IFB LSo AFRICoM
Stuttgart - U.S.Africa Command
LtKol
Horbach, Xavier A.R.M.J.
medewerker Bestuursstaf
Afdeling
Den Haag - Frederikkazerne
Elt
Broersen, Doeke
HUMAN FACToR ANALIST
106INLNESK/INTELLpEL/HFAGp
‘t Harde - Art Schietkamp
LtKol
Hulzebos, Harm J.o.
HooFD INSTRUCTIEGRoEp VERK
LTC/o&T/NIV 4&5&6/IG VERK
Amersfoort - Bernhardkazerne
Maj
Jong, Ruud de
CoMMUNICATIE ADVISEUR SENIoR
ooCL/HQ/HQMGMT/CoM ADV
Apeldoorn - F v Bijnenkazerne
Kol
Luijten, Sander M.
CHEF-STAF
ooCL/HQ
Apeldoorn - F v Bijnenkazerne
Maj
oosten, Erik H. van
SToFF pRoJECTEN
ooCL/HQ/SIE G5/pRoJECTEN
Apeldoorn - F v Bijnenkazerne
Kap/Ritm postma, pieter C.
SToFF INFo&INLN SUpp CURR
ooCL/HQ/SIE G2/INFo&INLN SUpp
Apeldoorn - F v Bijnenkazerne
Maj
SToFF opERATIoNELE GEREEDHEID
ooCL/HQ/SIE G3/oG
Apeldoorn - F v Bijnenkazerne
CoMMANDANT BIU&SSR
INDUITz&SECURITY SECToR REFoRM
Harskamp - Gen Winkelmankaz.
pouwer, peter
Kap/Ritm Velden, peter van der Kol
Klaarbergen, Sybren van
Defensie Attache
HGIS DEFAT Moskou
Moskou - Ambassade Rusland
Maj
Bloemsma Jr, Frans
SToFF pL&INT
Dp&C/AFD MC/pL&INT
Utrecht - Kromhoutkazerne
LtKol
Brongers, Duco M.
Senior projectmanager
programma Afdeling
Utrecht - Kromhoutkazerne
Maj
Esch, Wilhelmus A.T.J. van
Coach
Afd Begeleiding
Breda - Trip v zoudtlandtkaz.
Maj
Lingen, Gauke R. van
SENIoR p&o-ADVISEUR
pLC/RpD SCHAARSBERGEN/p&o UITV
Assen - J W Frisokazerne
Maj
Schrouff, Guido H.E.
Coach
Afd Begeleiding
Breda - Trip v zoudtlandtkaz.
pERSoNEEL ›› UITSTRooM Rang
naam
m/V
leeftijd ontslagdatum
Reden
Geen
Aalders, Willem J.G.
M
50
ontslag AMAR art. 39.1
Geen
Reddingius, Wibe
M
47
ontslag AMAR art. 39.1
Kap/Ritm
Landman, Joost
M
28
ontslag AMAR art. 39.1
Kol
Aker, peter van den
M
56
ontslag AMAR art. 39.2a jo 39a
Maj
Schaberg, peter J.
M
56
ontslag AMAR art. 39.2a jo 39a
Lkol Maj
Vries, Rense J. de Schouten, Edgar
M M
56 56
ontslag AMAR art. 39.2a jo 39a ontslag AMAR art. 39.2a jo 39a
pERSoNEEL ›› BEVoRDERINGEN bevorderd tot rang
actie/Reden
ingangsdatum
naam
afdeling
MAJ
Tijdelijke bevordering
08-04
Doms,Dennis C E
LpD/zwevend personeel
MAJ
Tijdelijke bevordering
06-05
IJkhout,Jos
CIMIC/RSD/CIV ADM/pRoJN
LtKol
Effectieve bevordering
22-06
Hazel,Wouter van den
IFB LSo FRA LSo EMA/CpCo
VOC Mededelingen
55
VAN DE REDACTIE
VOC Mededelingen