INENTINGEN: DE GROTE BE(OF ONT-)GOOCHELING DOSSIER
Door Pryska Ducoeurjoly
Hebben inentingen er echt voor gezorgd dat ziekten uitgeroeid werden? Het antwoord lijkt voor de hand te liggen, maar verwarren we hier niet de mythe met de werkelijkheid? Volgens de officiële wetenschap heb je meer baat bij inenting dan bij een gebrek aan inenting, zowel individueel als maatschappelijk bekeken. Wat de, min of meer erkende, nevenwerkingen betreft, vraagt men ons aan te nemen dat deze veel minder te betekenen hebben dan de ziekten waartegen ze ons beschermen. Maar wordt de bijdrage van inentingen tot de volksgezondheid wel degelijk ondersteund door degelijke studies? Is dit niet eerder een gedachte waarop duizenden keren wordt gehamerd in de media en die ons mijlenver van een heel andere waarheid verwijderd houdt? Wel inderdaad, inentingen hebben wellicht niets te maken met het verdwijnen van grote epidemieën! Dat is de stelling waarvan de onderbouwing kan nagetrokken worden en die te lezen staat in het boek van Michel Georget: “L’apport de la vaccination à la santé publique”, gepubliceerd in april 2014, maar ook in het boek “Dissolving illusions”, verschenen in juli 2013 in de Verenigde Staten. Pryska Ducoeurjolu las beide werken, ondervroeg de lezers ervan en haalde het wezenlijke eruit voor de lezers van Néosanté. “Moet ik mijn kind laten inenten?” Voor tal van ouders is de kwestie van het inenten een echt dilemma geworden. Met wat de dokter zegt, geruststellend wat de bijwerkingen betreft, en wat ze kunnen vinden op het internet over het gevaar van adjuvansen, voelen ze zich tussen hamer en aambeeld. Enerzijds kunnen de ouders niet onder de gedachte uit dat als hun kind iets ernstigs overkomt na de inenting, ze het zichzelf nooit zouden vergeven; maar anderzijds is daar de dokter die zegt: “als u uw kind niet laat inenten, loopt u het risico dat het sterft aan een ernstige ziekte, en verder gaat het virus of de bacteriën door uw toedoen verder rond onder de bevolking”. Daarom proberen sommige ouders een tussenoplossing… “We zouden alleen de verplichte inentingen willen”, vragen ze aan hun huisdokter… Alleen, vaak krijgen ze een afkeurende blik, waarbij de dokter dikwijls druk uitoefent op de ouders, overtuigd als hij is van de noodzaak om zich aan de timing te houden. En waarschijnlijk al even gemotiveerd door de “premies” om toch maar in te enten… Om de dokter te helpen en de meer en meer wantrouwiger wordende ouders toch te overtuigen, geven de geneeskundige autoriteiten boekjes uit die speciaal gemaakt werden “ter attentie van de medische vakmensen”. Zo kan je over de inenting mazelendikoor-rodehond lezen: “de risico’s op complicaties na de inenting zijn minder ernstig dan de ziekten waartegen dit vaccin beschermt”. En verder, “mazelen is een erg besmettelijke ziekte waarvan het vaccin een heel hoge dekking moet bieden (tenminste 95% voor beide doses) om te zorgen dat het virus niet verder wordt doorgegeven”. Eigenlijk, welk vaccin er ook wordt voorgesteld, de argumenten van onze overheid stoelen erg vaak op twee grote beweringen. Ten eerste: elk vaccin zal de ziekte waartegen het beschermt, uitroeien, zoals dit al gebeurde bij de overige ziekten in het verleden. Ten tweede: zijn er neveneffecten, dan zijn die van het vaccin minder riskant en minder ernstig dan die van de ziekte waartegen het beschermt. Welnu, er zijn twee onlangs verschenen boeken die zich buigen over beide argumenten, die het inentingsbeleid al enkele decennia onderbouwen: Dissolving Illusions, in de Verenigde Staten verschenen in juli 2013, dat ons herinnert aan de geschiedenis van de inenting. Beide schrijvers onderzoeken het bekende nut van inentingen bij Westerse
bevolkingsgroepen. “Ik wilde een heilzame ontgoocheling delen in verband met inenting”, legt Roman Bystrianik uit, medeschrijver van Dissolving Illusions. Na jaren van persoonlijk onderzoek schreef hij dus dit boek samen met Suzanne Humphies, een dokter die inentingen de rug toekeerde na 19 jaar hospitaalpraktijk en rijp beraad. Dit werk sluit aan bij L’apport des vaccinations à la santé publique (= De bijdrage van inentingen aan de volksgezondheid), verschenen in Frankrijk in april 2014, en van de hand van Michel Georget, van wie we reeds een aantal werken over die kwestie mochten verwelkomen. De conclusie van deze beide werken, die steunen op stevige referenties, is onherroepelijk: niet alleen konden vaccins nooit ziekten uitroeien, maar daar komt bij dat er geen enkel bewijs is van hun nut, noch op medisch noch op economisch vlak. Met andere woorden: inenting is van geen enkel openbaar nut! Hoewel er al tal van ziekten verdwenen in zogenaamd ontwikkelde landen, dan is dat eenvoudigweg door…het optrekken van de levensstandaard!
Slechts 150 jaar geleden in het Westen… In het eerste deel van Dissolving Illusions schetsen beide auteurs een weinig idyllisch beeld van het recente verleden in ontwikkelde landen. Een verleden dat we nogal snel vergeten zijn. “Velen onder ons koesteren een romantisch beeld van de XIXde eeuw”, aldus de auteurs. In werkelijkheid moeten we ons eerder hele wijken in Boston, Chicago, New York, Parijs voorstellen waar het vee, zwerfhonden, paarden, ratten naast de mens leven in beklagenswaardige hygiënische omstandigheden, die erg in de buurt komen van wat zich nu afspeelt in derde wereldlanden. In de XIXde eeuw waren talrijke infectieziekten wereldwijd verspreid. Vooral in de grote steden waar, met de komst van het industrieel tijdperk, massaal en abrupt heel wat mensen naartoe trokken. Toen werd het werkvolk snelsnel in ongezonde wijken en in noodhuizen gestopt. Doorheen die hele eeuw verloopt de bevolkingsexplosie in volkomen anarchie en ongecontroleerd, wat overbevolking met zich bracht en een opeenhoping van menselijk en…dierlijk afval! En dit in alle grote Westerse steden. Ter herinnering woonde in 1750 slechts 15% van de bevolking in steden. Tegen 1880 waren al 80% stedelingen! De grootste stad van de Westerse wereld, Londen, telde 800 000 inwoners in 1801. Toen koningin Victoria stierf in 1901, huisvestte Londen 7 miljoen mensen (8 miljoen vandaag), maar zonder de geschikte infrastructuur waarvan we vandaag wel genieten… Opeengepakte bewoners en armoede maakten dat de ziekten aanhielden in de geïndustrialiseerde landen. “In het Victoriaans tijdperk stierven arme stedelingen gemiddeld op 16 jaar in Engeland”, herinneren ons de auteurs van Dissolving Illusions. Resultaat: een ware angst voor de “arme”, die aanleiding is van talrijke infecties, zich nestelt in welgestelde wijken, die dus niet gespaard blijven van die ziekten.
In de XIXde eeuw teert de ziekte op de ellende In Frankrijk is de toestand al niet beter: “In het begin van de XIXde eeuw slachtten slagers het voor consumptie bestemde vee in privéslachthuizen die juist naast of in de onmiddellijke nabijheid van winkels waren gelegen. Zo telde de hoofdstad toen zo’n 150 privéslachthuizen en 500 slagerijen”, herinnert ons Elisabeth Philipp in het Tijdschrift over de geschiedenis van de spoorwegen. Niet alleen waren de hygiënische omstandigheden betreurenswaardig, maar ook de voeding was vaak besmet met infectieverwekkers: vlees, melk, groenten, water, enz. In Parijs was afvalverwerking problematisch doorheen de hele XIXde eeuw, met veel afvoerputten waar de Parijzenaars hun vuil en afvalwater in dumpten, en ook hun
uitwerpselen… Dat afval besmette putten en fonteinen waar inwoners zich bevoorraadden tot in 1870. “Toen was Parijs een stad met 85 000 beerputten. Vele daarvan waren nog in gebruik na de eerste wereldoorlog”, geeft Dissolving Illusions aan. In het Engels zegt men “cesspool” voor ‘beerput’, een woord dat ook dient om tyfuskoorts aan te duiden (“cesspool fever”). Toentertijd woekerden ratten in de grote steden van de Westerse wereld, waar bepaalde wijken de vergelijking doorstonden met de sloppenwijken van de huidige Derde Wereld… Werken is gezond, wordt gezegd! Niet in de XIXde eeuw, althans… De explosieve verstedelijking gaat gepaard met een diepgaande ommekeer in de arbeidsstructuur, met onbeperkte menselijke uitbuiting door de kapitalistische werkgevers. Kinderarbeid ondermijnt de levensverwachting. “De uiterst stresserende arbeidsomstandigheden doen de werkende klasse snel verouderen. Zij die in hun kindertijd aan dood of ziekte ontsnappen, worden niet ouder dan dertig of veertig jaar. Op de eerste foto’s uit 1830 staan arbeiders die er al oud uit zien hoewel ze pas dertig of veertig jaar zijn, zo erg lijden ze onder ondervoeding, ziekten, en ze gaan gebukt onder het werk”, herinnert ons Dissolving Illusions.
De tijd van de grote epidemieën Mazelen, roodvonk, pokken, difterie en kinkhoest: die vijf ziekten waren toen schering en inslag, in het bijzonder bij kinderen. Ze jagen de sterftecijfers bij de allerjongsten de hoogte in. Maar de XIXde eeuw is ook de tijd van de grote epidemieën, net als deze die nu nog woeden in zogenaamd onderontwikkelde landen: tyfuskoorts, tyfus, dysenterie en zelfs gele koorts. Zo heeft de New York Times het in 1855 over de muggeninvasie in Norfolk, Portsmouth en Gosport in Virginia. Zoals in een griezelfilm beschrijft de krant de insectenwolken die rond de grafzerken vliegen… Ook cholera woedt die hele eeuw lang, en wel in de vorm van tijdelijke epidemieën. In 1832 is die acute spijsverteringsinfectie na bepaald water of voedsel te hebben gebruikt, een gesel in Frankrijk: dat jaar maakt cholera 120 000 doden, een bloedbad! Tussen 1832 en 1860 bezwijken ook zowat 150 000 Amerikanen. In Londen raakt de epidemie van 1852-1854 10 000 mensen. In 1866 veegt een nieuw epidemiegolf in de Verenigde Staten zowat 50 000 mensen op één jaar tijd weg…
En toen kwam hygiëne In Frankrijk worden er jaarlijks slechts enkele gevallen van cholera opgetekend; meestal werd de ziekte in het buitenland opgedaan. Waarom verdween die ziekte plots in Westerse landen? Vanaf midden de XIXste eeuw en doorheen de hele XXste eeuw verbeteren de levensomstandigheden in Europa en de Verenigde Staten geleidelijk aan. Bij de vaststelling dat er meer en meer mensen stierven in arme wijken van grote steden, werden mensen zich bewust van hygiëne. Dit wordt de “hygiënische revolutie” genoemd. Samen met die bewustwording kwam er een eerste reglementering. Zo ontstond er in Groot-Brittannië in de jaren 1850 en 1860 een Dienst Volksgezondheid, die de macht heeft sanering, watervoorziening, milieuverontreiniging, de erkenning van artsen en ook kinderarbeid in goede banen te leiden. Met de verbetering van de werkomstandigheden en de leefomgeving, een toegankelijker medische basiszorg liep het aantal besmettelijke ziekten stelselmatig terug, naarmate de levensstandaard steeg. Zo werd cholera op natuurlijke wijze ingedijkt, geruime tijd voor de komst van het eerste vaccin (in de jaren 1990)! Zodoende zal het choleravaccin, waarvan de efficiëntie trouwens betwist wordt (wordt niet aanbevolen door de WGO) nooit enige invloed
krijgen op de sterftecijfers in Europa en de Verenigde Staten; alleen door de betere hygiënische omstandigheden kon die ziekte verdwijnen in de ontwikkelde landen. Wat gisteren al voor ons gold, geldt dat vandaag niet voor de landen van de derde wereld? Getuigt het niet van ijdelheid en begoocheling, die ziekte te willen indijken door een vaccin, zonder de werkelijke oorzaken van het probleem aan te pakken: de zwakke weerstand van ondervoede volkeren, ongezonde levensomstandigheden, niet-drinkbaar water drinken? “Talrijke bewijzen tonen duidelijk aan dat door de betere levensomstandigheden, voeding en verloskunde – en andere oorzaken die niets met vaccins te maken hebben – het sterftecijfer in verband met infectieziekten kan teruggedrongen worden. Ondanks die bewijzen blijven de voorstanders van inenting verkeerdelijk beweren dat het dankzij die vaccins is dat onze levensverwachting toeneemt,” stellen de auteurs van Dissolving solutions verontwaardigd. “Zou de WGO niet beter een ander beleid voeren in de ontwikkelingslanden, waar we onze situatie van in het verleden terugvinden?” Ter herinnering: een gebrek aan drinkwater en sanering is de tweede grootste oorzaak van kindersterfte ter wereld. 80% van de ziekten in de zogenaamd onderontwikkelde landen hebben een verband met water. Daardoor sterven er jaarlijks 1,7 miljoen mensen. Door een tekort aan water en sanering ontstaan er hoge kosten op het vlak van overlijdens, gebrekkige gezondheid en de algemene gezondheidstoestand – en dus van medische uitgaven –, en wat beschikbare tijd en energie voor opvoeding en economische activiteit betreft. Volgens het PNUD en de WGO vertegenwoordigen die kosten gemiddeld 2,6% van het BBP van de ontwikkelingslanden (170 miljard dollar), en 5% van het BBP van de Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara. Deze cijfers moeten vergeleken worden met de geschatte kosten om te zorgen dat iedereen kan beschikken over water en voor sanering op basis van minder dure technologieën: zowat 30 miljard dollar volgens de WGO. Maar ook met de cijfers van de wereldwijde vaccinmarkt: zowat 30 miljard dollar in 2014. Dat cijfer is maar een peulschil voor de farmaceutische industrie, voor wie vaccins slechts 3% voorstellen van de geneesmiddelenmarkt betekenen! Dit maar om te zeggen dat als we komaf konden maken met de moeilijkheid om iedereen ter wereld aan drinkwater te helpen… De voorkeur gaat echter uit naar het promoten van vaccins met twijfelachtige doeltreffendheid en onschuld, in plaats van een gezondheidsbeleid te voeren waarmee makkelijk en duurzaam de meeste ziekten met betrekking tot water in de ontwikkelingslanden zouden kunnen teruggedrongen worden. “De idee om de gezondheid van Afrikaanse volkeren, en meer algemeen gesproken die van de ontwikkelingslanden is uiteraard edelmoedig, maar zijn de hen aangeboden (en vaak opgedrongen) vaccins echt het beste middel om daarin te slagen? Om te beginnen is er twijfel over het belang daarvan in onze ontwikkelde landen; wat moeten we zeggen van het voordeel dat ondervoede, van drinkwater en basishygiëne verstoken volkeren erbij zouden kunnen hebben?”, schrijft Michel Georget in zijn boek “L’apport des vaccinations à la santé publique” (De bijdrage van inentingen aan de volksgezondheid).
Als de inenting risicovoller is dan de ziekte zelf… Michel Georget, eerstegraadsleraar voor biologie, en verder auteur van ‘Vaccins, de ongewenste waarheden’, stelt belang in de risico-batenratio en de kosten-batenratio van ons inentingsbeleid. Volgens hem kosten inentingen ons heel veel, teveel, zowel op het vlak van gezondheid (bijwerkingen) als van openbare financiën. Michel Georget analyseert geval per geval elk vaccin: difterie, tetanus, polio, mazelen, dikoor, rode hond,
hepatitis B, infectie van de baarmoederhals, enz. In zijn ogen vindt geen enkel vaccin genade… Hier volgen enkele voorbeelden: - hersenvliesontsteking. Regelmatig slaan de media alarm over gevallen die zich voordoen in Frankrijk. Ze benadrukken daarbij het belang van inentingscampagnes tegen hersenvliesontsteking met nekkrampbacteriën. Maar voor Michel Georget moet met die maatregelen omzichtig worden omgegaan. “In 2008 werd het voorkomen van infecties met nekkrampbacteriën C, bijgesteld voor de niet-gemelde gevallen (met name door rekening te houden met het feit dat slechts 1% tot 10% van de gevallen worden gerapporteerd) geschat op 0,26/100 000. De internationale geneesmiddelenbewaking (van het vaccin) onthult dat er voor 2009 2,1 ernstige gevallen op de 100 000 waren (ingeënte mensen). Een kind loopt dus acht keer meer risico om een ernstige complicatie voor te hebben dan hersenvliesontsteking C op te lopen. Als we, zoals voor de gemelde infectiegevallen, bijstellen voor de niet-gemelde gevallen, is het risico 80 tot 100 keer groter. Moeten we van twee bedreigingen niet de minst erge kiezen?” - Hepatitis B. “Een heel veelzeggende studie van de kosten voor het inentingsbeleid werd gevoerd door onderzoekers van het INSERM. Voor de bevolking in het algemeen kost het inentingsbeleid twintig keer meer dan de behandeling van hepatitis die zich zou voordoen als er niet ingeënt wordt; het kost nog vijf keer meer voor mannen van 15 tot 40 jaar. Inenting is enkel rendabel voor drugsverslaafden. De balans zou nog negatiever uitvallen als de onderzoekers niet waren uitgegaan van veel gunstiger omstandigheden dan hoe het er in werkelijkheid aan toe gaat. Zo gingen ze er van uit dat inenting voor 95% doeltreffend was, terwijl 15% niet antwoordde (er wordt steeds minder geantwoord naarmate mensen ouder worden, ze meer roken en zwaarlijvig worden). Overigens werden de epidemiologische gegevens waarop de berekeningen waren gebaseerd, meegenomen in de medische literatuur, wat neerkomt op zowat 60 000 nieuwe gevallen per jaar. In werkelijkheid is dit ongeveer 15 keer minder. Tot slot werden de behandelingskosten voor de talrijke bijwerkingen niet meegenomen, omdat de omvang ervan nog niet gekend was toen de studie werd gepubliceerd (1995, begin van de inentingscampagne). - Het anti-HPV-vaccin. (papillomavirus, verantwoordelijk voor de infectie van de baarmoederhals): “Professor Béraud berekende dat er 16 tot 18 vrouwen zijn die moeten ingeënt worden om één enkel geval van baarmoederhalskanker met het papillomavirus te vermijden. Beschermt het vaccin levenslang met een doeltreffendheid van 95%, dan komen we uit op 324, maar dat loopt op tot 9080 als, wat wellicht het geval is, de bescherming daalt met slechts 3% per jaar. Op dit ogenblik kost elk van de drie benodigde injecties zowat 160 € (vaccin + doktersbezoek); er zou dus meer dan 4 miljoen euro moeten uitgegeven worden om EEN baarmoederhalskanker te vermijden. En ook hier wordt bij de berekening geen rekening gehouden met de behandeling van erg talrijke en ernstige bijwerkingen. Dus dreigt het voordeel voor de volksgezondheid onbestaande, en zelfs negatief te zijn, vermits vrouwen blijvend gynaecologisch zouden moeten opgevolgd worden, zoals wordt aangeraden…”. In een vorig dossier (Néosanté nr. 32, maart 2014) beoordeelden we de bijwerkingen van anti-HPV-vaccins: in de onderzoeken naar Gardasil, aangeleverd door het laboratorium, ontstaan auto-immuunziekten bij 2,4% van de ingeënte personen (wat voorspelbaar is: die auto-immuunziekten worden aangetroffen bij 2,5% van deze die het pseudo-placebo kregen toegediend, dus alleen de adjuvans). Dit is driehonderd keer
meer de percentages die bekend zijn voor de brede bevolking! En toch belet dat niet dat laboratoria toelating krijgen om dit op de markt te brengen. - het vaccin tegen seizoensgriep. “Er werd uitgebreid onderzoek gedaan door de ‘Caisse primaire d’assurance maladie’ in Nantes, in de weken 47 tot 50 van 1993. Er werd gekeken naar gezondheidsuitgaven van 31 757 niet-ingeënte mensen en die van 8 381 ingeënte mensen, allemaal tussen 60 en 69 jaar Die studie toont aan dat inenting tegen de griep ons veel kost ten overstaan van een weinig overtuigend resultaat. Welnu, de gezondheidsuitgaven (op medisch en farmaceutisch vlak) van de ingeënte personen lagen 30% hoger dan die van de niet-ingeënte personen, meerkosten waar we nog de prijs van het vaccin moeten bijtellen, en dat allemaal voor een pover resultaat: 14% van de ingeënten kregen met griep te maken, tegen 13% van de niet-ingeënten…” - kinkhoest. De Hoge Raad voor Volksgezondheid verspreidde op haar website in maart 2014 nieuw advies met betrekking tot de inentingsstrategie tegen kinkhoest bij volwassenen. Iedereen moet ingeënt worden. “De gezondheidsautoriteiten en de farmaceutische industrie kregen de idee, ook volwassenen, en met name de toekomstige jonge ouders, te herinneren aan inenting tegen kinkhoest alvorens de baby ter wereld zou komen. Die “cocooning”-strategie werd gevoerd door de Franse, Amerikaanse en Australische medische autoriteiten. Spijtig genoeg toonde een groep Canadese onderzoekers van de faculteit voor geneeskunde aan de universiteit van Laval (Québec) in maart 2012 aan dat dit niet werkt. Om hospitalisatie, opname op de dienst intensieve zorgen en overlijden te voorkomen, zouden respectievelijk 10 000, 100 000 en 1 miljoen mensen moeten ingeënt worden. Elke hospitalisatie zou 200 000 dollar kosten… Daaruit besloten de onderzoekers dat voor het inentingsprogramma voor de ouders veel middelen zouden moeten ingezet worden, maar dat het weinig efficiënt zou zijn om complicaties bij kinkhoest bij jonge kinderen te voorkomen…”.
Een blanco cheque voor inenting Zo beschreef Michel Georget de talrijke dwaasheden van het inentingsbeleid in “Bijdrage van inentingen aan de volksgezondheid”. Hoe kan het dat een eenvoudige onderzoeker erin slaagt, die onsamenhangende beweringen te ontcijferen, terwijl autoriteiten inzake hygiëne, met daarbij de hele bende deskundigen, daar niet toe komen? Eenvoudigweg omdat “ze ons al tientallen jaren die illusie voorhouden dat inenting tegen ziekten het gaat halen tegen lagere kosten?” Dit is een diep ingeworteld idee. Het leidt tot verwarde uitspraken: “Hoewel de totale kosten van een nationale inentingscampagne nog nooit becijferd werden, lijdt het geen twijfel dat een dergelijk programma het meest bruikbare en efficiëntste middel is waarover de preventieve geneeskunde beschikt. Een kosten-batenanalyse van inenting tegen elk soort vermijdbare ziekte zou gezondheidsautoriteiten en beleidsverantwoordelijken moeten overtuigen van het belang van een nationaal programma”, schrijft het ministerie van volksgezondheid in zijn epidemiologisch weekblad (1990, nr.42). Michel Georget geeft aan: “Hoe kan je beweren dat inenting op het vlak van kosten-baten het beste middel is van de preventieve geneeskunde, terwijl de kosten van een nationaal programma nooit ingeschat werden?” Dit getuigt van grondig amateurisme vanwege de deskundigen, die doordrongen zijn van hun overtuiging ten aanzien van de verzonnen weldaden van inenting.
Gevaren van massale campagnes Inentingen kosten de portemonnee heel wat, maar ook aan de gezondheid: naast onderbelichte nevenwerkingen kunnen massale inentingscampagnes ervoor zorgen dat kinderziekten op een andere leeftijd dan normaal opduiken, en dat het ecologisch evenwicht van de virus- of bacteriestammen gewijzigd wordt. Bij mazelen, bijvoorbeeld, “gaat het wilde virus veel minder rond en wordt de inenting normaal niet herhaald, omdat deze nu bijna 90% van de bevolking beslaat. Resultaat: omdat de inentingsweerstand na vijftien of twintig jaar is uitgedoofd, treffen we nu mazelen aan bij volwassenen, bij geslachtsrijpe vrouwen die geen bescherming meer overdragen op hun zuigelingen, die na enkele maanden al blootgesteld worden aan de mazelen. Nu is het zo dat die ziekte vier keer dodelijker is bij zuigelingen van minder dan 1 jaar, en 8 keer dodelijker bij mensen die ouder zijn dan 25 jaar.” Het meest spijtige van al is dat dit al in 1950 voorspeld was door deskundigen van de WGO, ruim voor het vaccin verscheen: “Als er een vaccin gezocht wordt, mag dat enkel beperkt gebruikt worden, tenzij bewezen wordt dat het je immuun maakt voor de rest van je leven, waarbij je slechts beperkte risico’s neemt. Een methode die je maar voor enkele jaren immuun maakt zou met zich meebrengen dat de ziekte pas opduikt op volwassen leeftijd, en dan in een ernstiger vorm (terwijl het gevaar in de jeugd juist kleiner is).”
Vaccinologie: een slechte wetenschap Naast het eerder vermelde amateurisme kunnen we dit ook een slechte wetenschap noemen als we kijken de manier waarop vaccins gemaakt en getest worden, van naderbij bekijken. Slechte wetenschap duidt op oneerlijk bedreven wetenschap die bedoeld is om misbruik te maken van de goedgelovigheid van de mensen. Dit wordt gewoonlijk gezegd van de alternatieve geneeskunde, terwijl de conventionele geneeskunde zichzelf “goede wetenschap” noemt… Welnu, als het over vaccins gaat, leggen ze de elementaire wetenschappelijke regels naast zich neer: foute placebo’s, geen onderzoek naar ontwikkeling van kanker, het ontstaan van mutaties, geen onderzoek naar de werking van geneesmiddelen in levende organismen, een te korte opvolging met weinig mensen en te snel het vaccin op de markt brengen. In het geval van vaccins blijkt slechte wetenschap ook vies te zijn: de besmetting van inentingsproducten met bacteriën, virussen en resten van celkweek vormen een echt probleem, dat bekend is maar weinig in de media komt. “De grootste potentiële risico’s bij het gebruik van biologische stoffen die in doorlopende cellijnen worden geproduceerd (met name voor vaccins tegen polio, rotavirus, hepatitis B) zijn in drie categorieën in te delen: heterogeen besmettend DNA, transformerende virussen en eiwitten (die dus in staat zijn om kanker in cellen te doen ontstaan)”, schrijft de WGO in een rapport van 1987 over de omvang van de risico’s bij het gebruik van celkweek bij de aanmaak van vaccins. In het hoofdstuk over slechte wetenschap gaat het ook over klinische testen die verder gaan dan wat ethisch verantwoord is, dit in naam van de goede zaak. Michel Georget herinnert er ons aan dat er van in het begin aan vaccins bloed kleefde van talrijke onschuldige mensen. “Ethiek lijkt in de XIXde eeuw niet de grootste bezorgdheid te zijn geweest bij zij die inentten tegen pokken. Alvorens het vaccin te ontwikkelen op de zij van een vaars, werd de vaccinvloeistof lange tijd aangemaakt door puisten te doen ontstaan bij bepaalde figuren, “vaccinogene subjecten”, die vaccinpus ingespoten kregen. En welke figuren namen ze dan? Vooral verlaten kinderen, wezen die opgevangen werden in gastenverblijven, “echte kweekvijvers bij onschuldige wezens”, zo schreef Darmon in zijn werk “La longue traque de la variole”. Om er echt een nog vollediger beeld van te krijgen:
als je weet dat die inenting gebeurde met het doorgeven van de koepokstof en een van de factoren was voor de verspreiding van syfilis, sta je versteld bij zoveel misprijzen voor menselijk leven, en vooral voor de meest kwetsbaren”, aldus Michel Georget. Vandaag “is dat gebrek aan ethiek niet weg. Er worden talrijke proeven uitgevoerd op mentaal gehandicapten, inwoners van weeshuizen, kinderen van de derde wereld, allemaal situaties bij wie je makkelijk een onbevooroordeelde instemming kunt krijgen, voor zover die al gevraagd werd.” Die experimenten staan te boek in het werk van Michel Georget. Einde van de nachtmerrie? Wat beide boeken tot slot aan het licht brengen, is de omvang van de collectieve waanzin waarin we zijn afgegleden door angst voor de ziekten waar onze voorvaderen slechts 150 jaar geleden nog aan leden. Vandaag is die angst niet langer terecht. Dan zijn er nog de van a tot z verzonnen bedreigingen, vanuit verschillende belangengroepen: winstbejag bij de enen, wetenschappelijke hoogmoed bij de anderen. Door te hameren op de weldaden van vaccins, is er een ware ontkenning ontstaan van de schade die ze aanrichten, wat een nachtmerrie is voor de talrijke slachtoffers die nodeloos geofferd worden op het altaar van de volksgezondheid. Het wordt hoogtijd dat we wakker worden en onze ogen openen voor de grote begoocheling met betrekking tot inentingen. Néosanté nr. 37, september 2014 Auteur: Pryska Ducoeurjoly