Louise Gunning (Gezondheidsraad) hamert op belang van goede spelregels
‘Industrie en wetenschap moeten wel samenwerken’ De farmaceutische sector maakt steeds vaker gebruik van fundamentele kennis uit de academische wereld en de zorg heeft de industrie weer nodig om goede producten te ontwikkelen. Maar dan zijn er wel spelregels nodig om belangenverstrengeling of de schijn ervan te vermijden, vindt Louise Gunning. Zij is sinds een jaar voorzitter van de Gezondheidsraad.
‘We hebben liever dat een onderzoeker met verschillende commerciële partners samenwerkt dan met één’
Samenwerking tussen wetenschap en industrie is belangrijk omdat ze elkaar nodig hebben, stelt Gunning. Zo komt kennis die gebruikt wordt om nieuwe producten te genereren steeds vaker uit fundamenteel onderzoek. Anderzijds heeft de industrie de expertise in huis om een product te ontwikkelen en op de markt te brengen. De bedrijven hebben vervolgens de gezondheidszorg weer nodig om te toetsen of de medicijnen goed werken. “Voorwaarde is wel dat de taak- en rolverdeling goed zijn omschreven en dat de wetenschap haar onafhankelijke en kritische houding behoudt. Dat is tenslotte waarvoor de samenleving betaalt. Maar hierover zijn goed afspraken te maken.” Veel van die ‘spelregels’ zijn er volgens Gunning al. “Bij het AMC hebben we een researchcode uitgebracht met concrete afspraken waaraan onze onderzoekers zich moeten houden en regels waaraan de contracten moeten voldoen om de onafhankelijkheid te bewaren. Zo hebben we liever dat een onderzoeker met verschillende commerciële partners samenwerkt dan met één. Dan ziet de buitenwereld ook dat het gaat om je generieke kennis.” In 2007 heeft ook de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) afspraken gemaakt over de wijze waarop commercialisering van medische kennis mogelijk is. “Die valorisatiecode stelt onderzoekers in staat samen te
werken met de industrie, zonder dat hun onafhankelijkheid en hun positie ten opzichte van de patiënten in geding komt.”
Perceptie Ook bij de Gezondheidsraad merkt Gunning dat er een schijn van belangenverstrengeling kan ontstaan, zoals rond de vaccinaties tegen baarmoederhalskanker en influenza-A. “Op bepaalde gebieden zijn er maar een paar echt inhoudelijk deskundigen. Die mensen worden zeer veel gevraagd, ook door het bedrijfsleven. Zo’n deskundige wil je ook aan tafel, maar daardoor lijkt het in de ogen van buitenstaanders misschien alsof de Gezondheidsraad net iets te dicht betrokken raakt bij de industrie. Anderzijds kunnen we het ons niet veroorloven te werken met zeer onafhankelijke, maar aanmerkelijk minder deskundige commissieleden. In het kader van de transparantie staan de belangenverklaring waarmee we werken op onze website.” Gunning roept bedrijven op zich aan de spelregels te houden: “Hoe beter ze dat doen, hoe makkelijker wij het kunnen rechtvaardigen dat een deskundige zowel actief is in de academische omgeving als in onderzoek voor de industrie.” | Leest verder op pagina 3.
N e fa r z o N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & D e r d e We r e l d N e fa r m a & N e fa r m i k ke h e m a N e fa r m a & e fa r m a & To e ga n g N e fa r m a & G e z o n d h e i d 2 011, N u m m e r 7 N e f m a & N e fa r m a & Ve r t r o u w e n N e fa r m a & Re c l a m e N e fa r m a & L o u i s e G u n n i n g N e fa r m a & Re pu t a t i e N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & F o c u s o p Fa r m a N e fa r m a & I m a g o N e fa r m a & G e z o n d h e i d s ra a d N e fa r m a & B i o l o g i c a l s N e fa r m a & O Beter op de kaart
Winst in gezondheid
Arts moet kiezen
Meer begrip, meer nuance. Dat was wat onderzoeksbureau Motivaction ondervond toen het voor de tweede keer dook in het imago van de farmaceutische sector. In 2008 kreeg de sector van de eigen stakeholders nog een dikke onvoldoende. Drie jaar later staan de bedrijven beter op de kaart. De belangrijkste uitkomsten en enkele reacties leest u op pagina 4&5. |
Farmaceutische bedrijven nemen te weinig morele verantwoordelijkheid in het verstrekken van geneesmiddelen aan arme landen, vindt Artsen zonder Grenzen. Gratis uitdelen of machteloos toezien hoe octrooirechten worden geschonden, is echter ook geen optie. Over de morele dilemma’s rond geld verdienen aan andermans leed gaan Eveline Loriaux (Roche) en Leena Menghaney (Artsen zonder Grenzen) in dialoog op pagina 6&7. |
Mag een zorgverzekeraar via een preferentiebeleid invloed uitoefenen op de vraag welk biologisch geneesmiddel een patiënt krijgt voorgeschreven? Nee, zeggen farmabedrijven. Biosimilars kunnen onmogelijk gelijk worden gesteld aan generieke medicijnen, omdat ze, anders dan in het geval van die generieke middelen, nooit helemaal identiek zijn aan het origineel. De arts gaat over de keuze en (regelmatig) switchen is ongewenst. Lees verder over deze complexe discussie op pagina 8. |
Augustus/september 2011
&
Nefarma
Pagina 1
IN MEMORIAM
Jan Klitsie, bestuurslid en oud-voorzitter Nefarma 53 is veel te vroeg om definitief afscheid te moeten nemen. Het valt allen die hem hebben gekend dan ook zwaar. Wij zagen afgelopen jaren zijn wilskracht, moed, hoop en tegelijkertijd realiteitszin bij de strijd tegen zijn ziekte. Er is grote bewondering voor de manier waarop hij omging met de constatering dat die strijd niet te winnen bleek. Op zondag 28 augustus is hij overleden. Jan Klitsie was een warm mens met grote passie voor zijn werk, mede voortkomend uit zijn studie geneeskunde. Met bevlogenheid sprak hij over de rol van geneesmiddelen bij de verbetering van de gezondheidszorg en gaf hij zijn visie op de positie van de farmaceutische bedrijven daarbij. De zorg voor patiënten stond in zijn betogen
altijd voorop. Daar lag zijn hart. Dat was de drijfveer voor zijn beleid, zowel binnen zijn bedrijf als bij Nefarma, als bestuurslid en als voorzitter. Jan had graag langer in deze zin een bijdrage willen leveren aan het verenigingsbeleid. Hij maakte zich de laatste jaren oprechte zorgen om het gebrek aan
‘Totale bijdrage’ In 2009, bij zijn aantreden als voorzitter van Nefarma, gaf Jan Klitsie in dit blad zijn spreekwoordelijke geloofsbrieven af: “Wat ik belangrijk vind, is dat we als industrie onze totale bijdrage aan de samenleving naar buiten brengen. Daar zijn we tot nu toe te zuinig in geweest. Die bijdrage gaat zóveel verder dan alleen de meerwaarde van onze geneesmiddelen. Wij zorgen voor innovatie, in het algemeen én specifiek in de gezond-
In december 2010 droeg Jan Klitsie de voorzittershamer van Nefarma over aan zijn opvolger Rob van Aperen, de algemeen directeur van Pfizer
ruimte voor innovatie die de gezondheidszorg van morgen beter laat zijn dan die van vandaag. Onophoudelijk streed hij voor erkenning van het belang van vooruitgang,
heidszorg. Het gaat om de kwaliteitsgarantie die wij meebrengen, om de stimulans voor het klinisch onderzoek en voor de klinische praktijk, om onze informatievoorziening, om de service die we te bieden hebben.” “Wij kunnen mede vorm en inhoud geven aan de transformatie van de gezondheidszorg. Onze expertise en daadkracht leveren betere zorg op. Ik kan me geen beter moment voorstellen om voorzitter van Nefarma te zijn en aan dat proces te kunnen bijdragen.”
ook al lijken het soms kleine stapjes. Die strijd moeten anderen nu van hem overnemen. Nefarma is Jan Klitsie veel dank verschuldigd voor zijn inzet als bestuurslid en voorzitter. Hoezeer de vereniging en ook het bedrijf waar hij werkte hem zullen missen, de leegte die hij achterlaat bij zijn vrouw en kinderen is vele malen groter. Wij wensen hen veel sterkte, wetend dat vele goede gedachten en herinneringen blijven voortleven. |
N e far ma & C o m me n t aar Is het glas half vol of half leeg? De resultaten van het
van de bedrijven in de afgelopen jaren. Op vrijwel alle
verder gaan op de weg van de dialoog, het goed luisteren
onderzoek door Motivaction naar de reputatie van de sector
punten staat de sector er beter op dan tijdens het vorige
naar maatschappelijke signalen en het duidelijk positione-
(zie pagina 4&5) biedt aanhangers van beide benaderings-
onderzoek, drie jaar geleden. Dat stemt tot tevredenheid. Er
ren van de sector. Farmaceutische bedrijven zijn commerci-
wijzen aanknopingspunten om hun gelijk te bewijzen. De
is echter nog veel te doen. Critici zullen wijzen op het
ële instellingen die op basis daarvan worden aangestuurd
stakeholders van de innovatieve farmaceutische bedrijven
gebrek aan vertrouwen bij een fors aantal relaties. Zij
met als doel prachtige producten te maken die van wezen-
onderkennen duidelijk het belang van de bedrijfstak en de
hebben daarin gelijk. Zo’n signaal mag de sector niet naast
lijke betekenis zijn voor de gezondheidszorg. |
waarde van de producten voor de gezondheidszorg. Ze zijn
zich neerleggen. Meer inzicht geven in de handelwijze en
bovendien te spreken over de veranderingen van het gedrag
een grotere transparantie zijn noodzakelijk. Nefarma zal
Nieuwe Nefarma-publicatie geeft inkijkje in brancheorganisatie
Iets goedkoper
Focus op farma Deze maand is de nieuwe Nefarmapublicatie Focus op farma verschenen. De uitgave is bedoeld als inkijkje in de thema’s waarmee Nefarma zich bezighoudt. De behandelde thema’s komen voort uit het meerjarenbeleidsplan van Nefarma. Een korte blik op de inhoud.
Innovatiekracht Geen enkele andere sector wereldwijd besteedt zoveel geld aan onderzoek en ontwikkeling als de (bio)farmaceutische bedrijfstak. Life sciences, waarvan farmaceutisch onderzoek een onderdeel uitmaakt, is een van de speerpuntgebieden van de overheid ter versterking van Nederland als kennisland.
Klinisch onderzoek in Nederland Nefarma stimuleert geneesmiddelenonderzoek in Nederland. Artsen vergroten met het doen van onderzoek hun kennis over de werking van geneesmiddelen, onderzoekers verbreden hun wetenschappelijke kennis op nationaal Pagina 2
en internationaal niveau en patiënten krijgen snel toegang tot nieuwe behandelmogelijkheden.
Prijzen van geneesmiddelen Fabrikanten willen een eerlijke prijs voor hun product. Hierbij moet ruimte blijven voor toekomstige innovaties.
Informatie en reclame Actuele informatie over geneesmiddelen is van groot belang voor de juiste inzet ervan. Zowel voorschrijvers als patiënten moeten kunnen beschikken over actuele, juiste en volledige informatie over (nieuwe) geneesmiddelen.
Transparantie Transparantie moet leiden tot versterking van de concurrentie tussen partijen. Het mag niet de onderlinge concurrentiepositie van bedrijven ondermijnen. De farmaceutische sector heeft strenge zelfregulering waarmee het invulling geeft aan de maatschappelijke wensen op het gebied van transparantie.
Biotechnologie (life sciences) De werelden van de ‘biotech’ en ‘gewone’ geneesmiddelen groeien naar elkaar toe, zowel onderzoekstechnisch als bedrijfsmatig. Daarom zet Nefarma actief in op belangenbehartiging voor en dienstverlening aan Nederlandse ondernemingen die actief zijn op het terrein van biotechnologische geneesmiddelen. |
De geneesmiddelenuitgaven nemen dit jaar naar verwachting licht af tot 4,9 miljard euro. Dit meldt de Stichting Farmaceutische Kengetallen in haar uitgave Data en Feiten 2011, die deze zomer is verschenen. In de jaarlijkse uitgave komen actuele ontwikkelingen binnen de openbare farmacie aan bod. In de afgelopen drie jaar was sprake van een beperkte groei; vorig jaar kwam de toename uit op 2,8 procent. Dat geldt niet voor alle geneesmiddelen. De stijging bij de dure geneesmiddelen was toen ongeveer 10 procent. Het prijspeil van vorig jaar daalde overigens met 5 procent. | www.sfk.nl
Focus op farma is te downloaden via www.nefarma.nl onder publicaties en is kosteloos te bestellen via een mailtje naar
[email protected].
&
Nefarma
Jaargang 5, nummer 7
Louise Gunning (Gezondheidsraad) ziet teveel me too-producten
‘Waar blijft het middel tegen jeuk?’ Voorzitter van de Gezondheidsraad Louise Gunning is positief als het om de Nederlandse gezondheidszorg gaat. Maar Nederlandse patiënten zouden er veel baat bij hebben als de farmaceutische bedrijven hun innovatiekracht zouden gebruiken voor de ontwikkeling van een aantal niet-sexy maar o zo nodige medicijnen. Louise Gunning is nog druk bezig met een presentatie als de fotograaf en de interviewer voor de deur staan van haar kantoor in het complex aan het Parnassusplein in Den Haag. Ze worstelt nog met een paar grafieken in Powerpoint. Kan ze niet iemand vragen die daar handig in is? “Misschien, maar ik wil het graag zelf kunnen.” Precies een jaar is Gunning nu voorzitter van de Gezondheidsraad en inmiddels vindt ze zichzelf voldoende ingewerkt om meer naar buiten te treden. Zo spreekt ze ook op de Septemberborrel van Nefarma. De Gezondheidsraad is volgens Gunning zelf een ‘wellicht wat saaie, maar degelijke club’ die de overheid al meer dan honderd jaar adviseert over de stand van de wetenschap op een breed scala van onderwerpen die de volksgezondheid beïnvloeden, zoals milieu, arbeidsomstandigheden en voeding. “Ongeveer 80 procent van de adviezen is gevraagd. De ongevraagde adviezen betreffen soms onderwerpen waarvan wij het belangrijk vinden ze te signaleren. Ook komen adviezen soms gedurende het jaar op, zoals de influenza in 2009. Toen hadden we gelukkig voldoende ruimte om snel te adviseren.” Gunning startte met een project om de jongere generatie van
En ze moeten in de zorg willen werken… “Er zijn nog steeds meer mensen die in de zorg willen werken dan dat er kunnen werken. Niet alleen artsen, maar ook verpleegkundigen. Het is weer een echt, mooi vak geworden, nu verpleegkundigen weer een duidelijke en herkenbare rol in het proces hebben, met eigen verantwoordelijkheid en professionaliteit.”
Blijft de zorg betaalbaar? “De kosten zullen stijgen omdat meer zorg nodig is. Dat is niet zo erg zolang de economie blijft groeien. Je zult altijd keuzes moeten maken wat je vergoedt en wat niet. Want het is moei-
Kennis en invloed Tegelijk met haar benoeming tot voorzitter van de Gezondheidsraad is Louise Gunning-Schepers (1951) vorig jaar gestart als hoogleraar Gezondheid en Maatschappij aan de Universiteit van Amsterdam. De dochter van een Shell-man bracht haar jeugd door in verschillende landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk en Marokko. Pas op haar twaalfde kwam ze naar Nederland. Na haar huwelijk woonde ze in de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en België. Ze studeerde aan de Universiteit van Groningen en John Hopkins School of Public Health in Baltimore. Na enkele onderzoeksfuncties werd Gunning in 1991 hoogleraar Sociale Geneeskunde aan de UvA. In 1997 trad ze toe tot de raad van bestuur van het AMC, waarvan ze in 2001 voorzitter werd. Tussen 1995 en 1997 was ze lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Gunning geldt als een van de invloedrijkste vrouwen van Nederland.
‘Ik denk dat er nieuwe financieringsmechanismen komen die gerichte behandelingen mogelijk maken’
wetenschappers in te zetten als vooruitgeschoven posten van de Gezondheidsraad. Jong-GR wordt een virtueel netwerk voor postdocs. “Zij zijn het die in het lab zitten, internationaal erg actief zijn en de echt interessante ontwikkelingen zien. Het is heel leuk om jonge mensen te laten nadenken over de ethische en praktische beleidsconsequenties van hun werk.” Daarnaast wordt gewerkt aan een Europees netwerk met de internationale Gezondheidsraden. De verantwoordelijkheid voor de volksgezondheid ligt bij de lidstaten en die willen de zeggenschap nog niet afstaan. Intussen worstelen verschillende landen met dezelfde vragen. Gunning kan zich voorstellen dat de expertise Europees georganiseerd wordt, terwijl het primaat blijft liggen bij de lidstaten. “Voor voeding is er al zo’n instituut. Maar blootstelling aan chemische stoffen in de werkomgeving, waarom zou dat anders zijn voor België, Denemarken of Nederland?”
Waar staat de Nederlandse zorg internationaal gezien? “De gezondheidszorg hier is altijd heel goed. Ons land staat standaard in de top-3 van de European Health Consumer Index. Nederland kan trots zijn op haar gezondheidszorg.”
Het beeld is toch heel anders. “Dat komt omdat in de krant de verschillen tussen instellingen zijn opgeblazen. Dit terwijl de bandbreedte tussen de slechtst en best scorende instelling heel smal is en die band sowieso erg hoog ligt.”
Wat is het grootste probleem van de zorg? “Personeel. Als mensen oud en ziek zijn, hebben ze zorg nodig. Dat blijft mensenwerk. Met een veel kleinere generatie jongere mensen zal het moeilijk zijn om voldoende mensen in de zorg te hebben.”
Augustus/september 2011
lijk solidariteit te vragen voor zaken die niet echt werken. Bepaalde vormen van therapie die wel lekker voelen maar niets opleveren, horen niet collectief gefinancierd te worden.”
De toekomst is aan personalised medicine, maar die maatwerkproducten zijn wel veel duurder. “Het kan per saldo ook goedkoper zijn, omdat je minder patiënten onnodig behandelt. In Engeland is er al een betalingsmechanisme waarbij de producent een hoge prijs mag hebben voor het geneesmiddel, maar alleen als het bij de patiënt werkt. Werkt het niet, dan krijgt de producent niets. Ik denk dat er nieuwe financieringsmechanismen komen die dat soort gerichte toepassingen ook mogelijk maken.”
“Tegelijkertijd zijn er nog allerlei terreinen waar veel behoefte is aan nieuwe, innovatieve medische producten, zo blijkt uit een recent advies van de Gezondheidsraad. Dat advies is tot stand gekomen na onderzoek onder patiënten en artsen. Daar is een kaart overheen gelegd van de specifieke deskundigheid die in Nederland voorhanden is. Dat heeft een top-50 opgeleverd van medische producten met veel toegevoegde waarde. Dan gaat het om varianten van geneesmiddelen met minder bijwerkingen. Om een navigatiesysteem voor blinden. Maar ook om een middel tegen jeuk. Een patiënt die jeuk heeft, heeft daar vaak ongelooflijk veel last van.”
Bedrijven zouden daarmee aan de slag moeten? U heeft eerder aangegeven te hechten aan samenwerking tussen wetenschap en industrie, maar dat de schijn van belangenverstrengeling een probleem kan zijn. “Samenwerking tussen onderzoekers en de farmaceutische industrie wordt inderdaad al heel snel in die context geplaatst. Dat is een serieus probleem waaraan Nefarma en de leden wat kunnen doen door te laten zien dat ze accepteren dat de andere partij een ander belang dient, namelijk het algemeen belang.”
Hoe bedoelt u dat? “We hebben allemaal baat bij bedrijven die nieuwe medicijnen ontwikkelen. Maar er komen nog steeds heel veel ‘me too-producten’ op de markt met marginale gezondheidswinst voor patiënten. Ondertussen gaat er wel veel tijd en energie zitten in de ontwikkeling van deze producten. Patiënten worden gebruikt als proefpersoon, terwijl het hooguit iets oplevert dat net zo goed is als een bestaand medicijn.”
“Bedrijven kiezen uiteindelijk zelf wat ze gaan ontwikkelen en je ziet dat ze daarin verschillend opereren. Maar de geloofwaardigheid van de claim daadwerkelijk een partner te zijn binnen de gezondheidszorg, ligt ook in de keuze waarin je je tijd en energie steekt. De meeste farmaceuten vinden jeuk niet een echt spannend onderwerp. Kennelijk moet de overheid nog een druppeltje olie in de machine te gooien om het op de onderzoeksagenda van bedrijven te krijgen.”
Hoe ziet zo’n druppeltje olie eruit? “Er is nu een programma waarbij de industrie, collectebusfondsen en de overheid gezamenlijk een fonds vullen waaruit projecten die toch al gaande zijn, een stimulans krijgen. De industrie stort geld in een algemene pot en vervolgens gaat een onafhankelijk instituut, ZonMw, de subsidies toekennen. Dan is er geen directe betrokkenheid van de farmaceutische industrie. Uit een eerder Gezondheidsraad-advies blijkt dat meebetalen aan onafhankelijke ontwikkeltrajecten de geloofwaardigheid van de industrie enorm kan vergroten.” |
Pagina 3
Motivaction-onderzoek onder stakeholders
Farmaceutische bedrijven staan beter op de kaart • Stakeholders veel positiever dan in 2008 • Bijdrage aan gezondheidszorg duidelijk onderkend • Gepercipieerde transparantie en betrouwbaarheid moeten beter • Nefarma moet belang geneesmiddelen beter uitdragen
bij de sector. Daarentegen zijn ze wel positief over de bijdrage van de bedrijven aan de gezondheidszorg en de meerwaarde van nieuwe geneesmiddelen, al ontbreekt een heldere visie op de rol van bedrijven in de zorg. Ze zijn ook minder te spreken over de maatschappelijke verantwoordelijkheid die bedrijven tonen in de richting van de kostenbeheersing.
Gegroeid Het oordeel van stakeholders over innovatieve farmaceutische bedrijven en hun vereniging Nefarma is veel positiever dan drie jaar geleden. Ze zien duidelijk veranderingen in gedrag, waarderen de sector, maar vinden tegelijkertijd dat sommige punten nog aandacht behoeven. Dat is de uitkomst van een onderzoek dat bureau Motivaction dit voorjaar deed in opdracht van Nefarma. Het onderzoek is een vervolg op dat van 2008. De ondervraagden vinden de farmaceutische sector duidelijk aanwezig in het publieke debat, innovatief en toegankelijk. Op die vlakken is er afgelopen jaren duidelijk een positieve verandering opgetreden. Openheid over relaties met patiëntenverenigingen en de samenwerking met universiteiten en wetenschappers zijn duidelijk verbeterd. Ten aanzien van transparantie in het algemeen is er echter minder vooruitgang. Gevraagd naar eigenschappen van de sector scoort het thema betrouwbaarheid in de perceptie van de stakeholders minder goed. Het begrip ‘oprechtheid’ vinden ze niet passen
Branchevereniging Nefarma kenmerkt zich volgens de ondervraagden door toegankelijkheid, betrouwbaarheid en aanwezigheid in het publieke debat. Ook hier is sprake van een dui-
Internationaal bovengemiddeld Uit internationaal onderzoek van 2010 blijkt dat de reputatie van farmaceutische bedrijven bij het grote publiek boven het gemiddelde ligt. Weliswaar scoren de voedingsmiddelenbedrijven, levensmiddelenbranche en producenten van consumentenelektronica beter, maar de farmaceutische bedrijven laten de transportwereld, chemie- en energiebedrijven, bouw, pers, telecombedrijven, tabaksindustrie en de financiële instellingen (ver) achter zich. Aanvullend Brits onderzoek leert dat in het bijzonder de waardering voor producten en innovatiekracht groot is, zowel bij het algemeen publiek als bij de zorgverleners. Transparantie en geloofwaardigheid zijn ook in dit onderzoek de zwakke punten van de sector.
N e fa r ma & r e pu t a t ie
delijke vooruitgang in de afgelopen jaren, concludeert Motivaction. Nefarma is gegroeid in de relatie met de stakeholders. De organisatie gaat de dialoog aan, luistert naar andere meningen en biedt ruimte om afwijkende en controversiële opvattingen naar voren te brengen. Er is verbetering mogelijk op het gebied van het uitdragen van het belang van geneesmiddelen. Op basis van de onderzoeksresultaten beveelt Motivaction aan om meer aandacht te besteden aan verdergaande transparantie. Verder moet de rol van de sector binnen de zorg helderder worden geformuleerd en uitgedragen. Bijzondere aandacht vraagt de gepercipieerde lage betrouwbaarheid. Precieze oorzaken van deze beoordeling zijn uit het onderzoek niet af te leiden. In een reactie zegt Nefarma dit laatste punt nader te willen onderzoeken, omdat het voor de reputatie van iedere sector van groot belang is. De vereniging is blij met de geconstateerde vooruitgang. Het onderzoek bevestigt het beleid om constructief de dialoog aan te gaan, goed te luisteren naar kritische volgers van de sector en in te zetten op transparantie. Maar we zijn nog niet waar we willen zijn, voegt de vereniging eraan toe. De opgaande lijn moet komende jaren worden vastgehouden en versterkt. Daarbij is het van belang de waarde van de sector voor de gezondheidszorg beter en prominenter over het voetlicht te laten komen. |
Zaal Debatten waarmee de branche zich al in het maatschappelijke debat mengt. “We zoeken nu de dialoog en we pakken
‘Pillenbranche scoort dikke onvoldoende’. De kop loog er
middelenfabrikanten veel transparanter moeten worden en
de uitwassen ook aan.”
niet om, toen dagblad Trouw in de zomer van 2008 verslag
zich nadrukkelijker in het maatschappelijke debat moeten
Inmiddels is het drie jaar later en heeft Motivaction de con-
deed van het imago-onderzoek dat Motivaction in opdracht
mengen.
clusies van het vervolgonderzoek met de branche gedeeld. Op
van Nefarma had verricht. Het oordeel van de ondervraagde
In hetzelfde artikel kondigde directeur Michel Dutrée
deze pagina’s tonen we de belangrijkste resultaten, met daar-
stakeholders over de innovatieve farmaceutische sector was
namens de brancheorganisatie al aan dat de ‘nulmeting’ na
bij een toelichting van senior researchmanager Marcel Voorn
dan ook bepaald niet positief, om het maar eufemistisch uit
drie jaar zou worden herhaald. “Dan verwacht ik betere uit-
van Motivaction en een reactie van Nefarma-voorzitter Rob
te drukken. Belangrijke aanbevelingen waren dat genees-
komsten”, sprak hij, verwijzend naar onder meer de Glazen
van Aperen. |
Enkele onderzoeksresultaten over de sector: Onder meer met de Glazen Zaal Debatten laat de sector zien graag met kritische volgers de discussie aan te gaan
• 33% van de ondervraagden vindt de sector niet betrouwbaar • 53% vindt de sector niet transparant • 59% vindt de visie op maatschappelijk ondernemen verbeterd • 63% vindt het gunstbetoon aan medisch specialisten afgenomen • 71% vindt de openheid over relaties met patiëntenverenigingen verbeterd • 41% vindt de openheid over onderzoeksresultaten verbeterd • 71% heeft geen mening over verandering in de kwaliteit van artsenbezoekers • 0% vindt het gedrag van de farmaceutische bedrijven verslechterd • 80% ziet bedrijven meer rekening houden met maatschappelijke trends • 59% vindt dat bedrijven te streng worden aangestuurd door buitenlandse hoofdkantoren • 43% vindt dat Nederlandse vestigingen te weinig invulling kunnen geven aan eigen beleid • 85% ziet een inhoudelijke bijdrage aan de gezondheidszorg • 51% vindt de maatschappelijke verantwoordelijkheid voor kostenbeheersing onvoldoende
Enkele resultaten over Nefarma: • 86% vindt Nefarma aanwezig in het publieke debat • 82% ziet een toename in de afgelopen drie jaar • 86% vindt Nefarma een zichtbare pleitbezorger van de sector • 84% vindt de vereniging toegankelijk • 80% vindt Nefarma betrouwbaar • 6% vindt de informatie van Nefarma niet betrouwbaar • 47% ziet een toename in betrouwbaarheid in de afgelopen drie jaar • 27% vindt dat Nefarma geen heldere visie heeft • 100% vindt het voeren van een dialoog van belang voor het imago • 79% ziet een verbetering sinds 2008 • 71% vindt dat stakeholders meer ruimte krijgen hun visie te uiten • 8% vindt samenwerking met overheid en patiënten over geneesmiddeleninformatie niet goed NB. Door de andere opzet is het onderzoek kwantitatief niet vergelijkbaar met dat in 2008.
Pagina 4
Jaargang 4, nummer 7
‘Proefde meer begrip en nuance’ Marcel Voorn was namens Motivaction zowel in 2008 als in 2011 betrokken bij het stakeholdersonderzoek van Nefarma. De verandering van toon bij de respondenten heeft hem hogelijk verbaasd. “Ik had me weer voorbereid op een hele bak derrie, maar die kwam niet.”
Marcel Voorn, onderzoeker Motivaction
Uitgesproken negatief. Zo noemt Voorn de toon en de houding van veel farmarelaties toen hij ze in 2008 voor het eerst sprak. Drie jaar later was met name die toon behoorlijk anders. “Veel realistischer”, kijkt hij terug. “Ik proefde echt meer nuance dan drie jaar geleden. Er lijkt nu meer begrip te bestaan voor het feit dat de industrie net als andere partijen ook gewoon bepaalde belangen heeft. Die mogen er best zijn, zolang daar maar niet schimmig over wordt gedaan. En juist op dat punt is verbetering voelbaar. De sector is opener geworden.” De Glazen Zaal Debatten en Nefarma&, twee ‘platforms’ die Nefarma namens de sector een jaar of drie geleden in het leven heeft geroepen, hebben daar ontegenzeggelijk aan bijgedragen, aldus Marcel Voorn. “De respondenten waren daar in grote meerderheid positief over. Er is meer dialoog gekomen, iedereen ziet dat de sector echt het gesprek wil aangaan met critici, en niet alleen jaknikkers om zich heen verzamelt.” Positieve erkenning dus voor de stappen die in de voorbije jaren zijn gezet. Maar ook de zaken die in de ogen van stakeholders nog steeds verbetering behoeven, worden op een andere manier benoemd. De kritiek is opbouwender. Dat zegt wat over de manier waarop de belangrijkste relaties naar de farmaceutische sector kijken, vindt Voorn. “Laat ik
het zo zeggen: de temperaturen zijn nog altijd niet tropisch, maar de echte vrieskou is voorbij.”
Betrouwbaarheid Een in het oog springend verbeterpunt vormt de betrouwbaarheid van de sector. Marcel Voorn: “Dan gaat het om de afspraken die worden gemaakt en de manier waarop die worden nagekomen. Naar de letter klopt het meestal wel, maar het is niet altijd in de geest van een afspraak. Je moet de citroen niet altijd tot de laatste druppel willen uitpersen. Daarmee schaad je het imago en dat straalt af op de hele sector. En probeer niet via slinkse trucjes je doelen te bereiken. Een belangrijk signaal dat in de gesprekken naar voren kwam, was dat mensen niet verrast willen worden.” Een van de adviezen van Voorn aan de sector luidt dat ze zelf best meer aandacht mag besteden aan alle positieve veranderingen. “Vier de successen, laat zien dat je anders omgaat met artsen en patiënten, laat zien dat je kritiek serieus hebt genomen en er echt mee aan het werk bent gegaan. Natuurlijk moet je dat doen met een zekere bescheidenheid - je hebt toch lange tijd in een behoorlijk negatief daglicht gestaan - maar óók met zelfbewustheid. Daar ligt in de ogen van de stakeholders ook een taak voor Nefarma. Als vertegenwoordiger, dus als hét gezicht van de sector, mag de brancheorganisatie nog best wat meer op de voorgrond treden.” |
N e fa r m a & D o s s i e r N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & To e t s i n g N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & G l a ze n Z a a l D e b a t N e fa r m a & D o s s i e r N e fa r m a & N u m m e r 7N e fa r m a & I m a g o N e fa r m a & C o l u m n N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & D o s s i e r N e fa r m a & M a r k t w e r k i n g N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & G l a ze n Z a a l D e b a t N e fa r m a & C o m m e n t a a r N e fa r m a & N i e u w s N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & M e d i a N e fa r m ‘Kritische blik helpt ons in verandertraject’ Als voorzitter van Nefarma kan Pfizer-directeur Rob van Aperen niet anders dan tevreden zijn met de erkenning van de stappen die de sector in Nederland heeft gezet. Maar tevreden achterover leunen is er niet bij. “Op het punt van betrouwbaarheid valt nog veel te winnen.”
Rob van Aperen, voorzitter Nefarma
Augustus/september 2011
“Wil je dat goed aanpakken, dan moet je precies weten waar de pijn zit”, vertelt Van Aperen. “Het gaat ook om perceptie van betrouwbaarheid en het is lastig om daar grip op te krijgen. Blijkbaar hebben we verwachtingen aangewakkerd die we niet waarmaken. Het is belangrijk dat we dat voor onszelf proberen te verklaren, zodat we er als collectief wat mee kunnen.” Een van de aangestipte punten ligt op het vlak van de prijsvorming. Stakeholders vragen zich af waarom sommige geneesmiddelen zo duur zijn en waarom bedrijven zo ver gaan in het beschermen van hun octrooien. Van Aperen: “Het maakt maar weer eens duidelijk hoe cruciaal het is om het belang van patenten te blijven uitleggen, ook aan je directe relaties. In díe periode moeten we ons geld verdienen, daarna is het klaar, over. Uitleg is ook nodig over prijsvorming van specialistische geneesmiddelen. Omdat die zich vaak richten op zeer kleine, specifieke patiëntgroepen, moeten de kosten ook over veel kleinere groepen worden omgeslagen. We moeten er kennelijk niet te snel van uitgaan dat zoiets voor onze relaties bekende materie is.” Daar ligt ook een grote rol voor Nefarma. De positie van de brancheorganisatie als betrouwbare gsprekspartner is beter op de kaart gezet, blijkt uit het onderzoek. “Die positie moeten we benutten. En tegelijkertijd moeten we de vereniging gebruiken als hefboom om de sector collectief verder op het goede spoor te krijgen.”
&
Nefarma
Zakelijker Van Aperen, die al sinds 1977 in de farma actief is, heeft de sector professioneler zien worden. “Bij de bedrijven is intern hard gewerkt om misstanden coûte que coûte te voorkomen. Het is zakelijker geworden, dat past bij deze tijd. Het haalt veel discussiepunten weg en dat merk je: rond geneesmiddelenpromotie en gunstbetoon in de richting van artsen zie en hoor je in de media steeds minder. Dat is goed; daarmee verdwijnt ook het negatieve randje rond de sector.” Sommige veranderingen zijn mede het gevolg van de kritische blik waarmee de sector wordt bejegend. Maar ook veranderende bedrijfseconomische omstandigheden spelen een rol. “Je ziet dat bij veel bedrijven de tering naar de nering wordt gezet. Tussen nu en drie jaar gaan veel producten uit patent en dat zal ook in Nederland honderden miljoenen aan omzet schelen.” Van Aperen denkt niet dat kritiek op de sector in Nederland voor hoofdkantoren een doorslaggevende factor is om al dan niet hier te investeren. “Dan moet je eerder kijken naar markttoelating en vergoeding van onze middelen. In dat opzicht zit er in dit land bitter weinig beweging. Doordat die processen moeizaam verlopen, wordt het voor bedrijven wel erg lastig om een business plan te maken. Je moet weten waar je aan toe bent. Anders ontstaat paniekvoetbal en daarmee speel je het opportunistische gedrag van bedrijven in de kaart dat we nu juist willen uitbannen. Iedereen heeft belang bij een fatsoenlijke omgeving waarin je iedereen kunt aanspreken op zijn of haar verantwoordelijkheden.” |
Pagina 5
Mensen die sterven aan behandelbare ziekten. Dat is de harde realiteit waar Artsen zonder Grenzen dagelijks mee te maken heeft. Nergens voor nodig, stelt Leena Menghaney. “Er zijn serieuze alternatieven.” HIV/aids, tuberculose, hepatitis, ondervoeding. Voor westerlingen zijn het verhalen in de krant of cijfers in een grafiek. Maar voor de mensen die het betreft maken medicijnen het verschil tussen leven en dood. Leena Menghaney van Artsen zonder Grenzen ziet het elke dag gebeuren. “Ik werk veel met drugsverslaafden en mensen met HIV. Veel van hen hebben ook hepatitis C. Bedrijven als Roche hebben daarvoor goede medicijnen op de markt, maar elke dosis kost zo’n 200 dollar. Dat kunnen de meeste mensen gewoon niet betalen.”
Foto: Anindito Mukherjee (EPA)
Patenten De oorzaak van het gebrek aan voldoende goede en betaalbare medicijnen voor ontwikkelingslanden ligt volgens Menghaney grotendeels in de patenten. Medicijnen vormen een grote kostenpost en de kans dat overheden van arme landen een duur medicijn vergoeden is niet zo groot. Dus worden arme landen en hun burgers de facto afgesneden van goede gezondheidszorg. Een ernstig probleem. Maar is het ook het probleem van de farmaceutische industrie? Bedrijven zijn geen charitatieve instellingen, dus ergens moeten ze toch de r&d-kosten terugverdienen? “Inderdaad”, zegt Leena Menghaney. “Wij verzetten ons ook niet tegen de patenten, maar wel tegen de invulling daarvan. Wij zijn er niet tegen dat bedrijven geld verdienen aan de ontwikkeling van medicijnen, maar het is nergens voor nodig dat ze daar voor twintig jaar een monopolie op krijgen. Er zijn ook andere oplossingen denkbaar.” Bedrijven moeten volgens Menghaney bereid zijn anders naar hun winst te kijken en met wat minder genoegen nemen,
N e far ma & t o e ga ng Honger in de Hoorn van Afrika. De beelden komen dagelijks
Nederlandse onderzoeksjournalist de kwestie in kaart via
vindt Leena Menghaney van Artsen zonder Grenzen. Te kort
voorbij. De ramp treft deze mensen extra hard, omdat ze
een tweedelige televisiedocumentaire met de titel Slikken
door de bocht, zegt Eveline Loriaux van Roche. “In de prak-
ook al geteisterd worden door ziektes waar geen medicij-
of stikken.
tijk werken Roche en andere grote farmaceutische bedrijven
nen voor zijn. Niet omdat die niet bestaan, maar omdat ze
In deze dialoog gaan twee nauw betrokkenen vanuit ver-
helemaal niet met patenten in ontwikkelingslanden. En als
te duur zijn of omdat ze er om andere redenen geen toe-
schillende perspectieven dieper in op de problematiek.
iemand daar een generieke variant maakt van een genees-
gang toe hebben. Een van de redenen, geven critici aan,
Farmaceutische bedrijven moeten hun verantwoordelijkheid
middel waarop toevallig wel een patent berust, beginnen
vormt het patentrecht: een probleem waar alle ontwikke-
nemen en afzien van torenhoge winsten en dat alles ten
wij geen rechtszaak. Zo hebben wij dat geregeld.” |
lingslanden mee zouden worstelen. Deze zomer bracht een
gunste van een eerlijke en toegankelijke gezondheidszorg,
Farmabedrijven doen al veel meer voor ontwikkelingslanden dan mensen denken, zegt Eveline Loriaux (Roche)
‘We moeten allemaal ons steentje bijdragen’ Mensen die doodgaan wegens gebrek aan medicijnen? Natuurlijk is dat niet acceptabel, zegt Eveline Loriaux van farmabedrijf Roche. Maar het is te simplistisch om dat alleen op het conto te schrijven van de farmaceutische sector. “Wij nemen onze verantwoordelijkheid.” Farmaceutische bedrijven die weglopen voor hun verantwoordelijkheid? Dat is geen plaatje dat Eveline Loriaux herkent. “Als wereldburgers vinden we het natuurlijk allemaal verschrikkelijk dat er mensen doodgaan aan ziektes waar een oplossing voor bestaat. Maar je kunt je afvragen of dat de verantwoordelijkheid is van de farmaceutische bedrijven. In elk geval niet alleen die van ons. Het is ingewikkelde materie waar heel veel partijen bij betrokken zijn. Ik kan me heel goed voorstellen dat artsen het frustrerend vinden als ze in de praktijk tegen situaties aanlopen waarin mensen doodgaan, maar het is niet terecht om daar de farmasector als enige partij verantwoordelijk voor te stellen. Dat ligt veel genuanceerder. De infrastructuur van de gezondheidszorg heeft in z’n geheel een upgrade nodig, anders is het dweilen met de kraan open.” Overheid, Verenigde Naties, Wereldgezondheidsorganisatie en farmaceutische bedrijven moeten daarin elk hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Roche doet dat al door bijvoorbeeld in de minst ontwikkelde landen helemaal geen patenten aan te vragen. En waar ze al wel verleend zijn, ziet het bedrijf af van rechtszaken als bedrijven generieke varianten maken.” Het
idee van Artsen zonder Grenzen om het monopolie op patenten op te heffen, vindt ze dan ook niet echt opportuun. “Daar hebben wij geen behoefte aan, want in de praktijk hebben we dat al geregeld. Geneesmiddelen waar grote behoefte aan is in ontwikkelingslanden, worden al beschikbaar gesteld tegen gereduceerde prijzen en van de meeste door ons ontwikkelde essentiële medicijnen op de lijst van de WHO, zijn de patenten allang verlopen.”
Investeren Ook het idee dat farmaceutische bedrijven met minder winst genoegen zouden moeten nemen, kan niet echt op begrip rekenen. “We moeten allemaal ons steentje bijdragen, maar dat idee is echt te simpel. Wij zijn wel een commercieel bedrijf, en juist daardoor kunnen we investeren in de ontwikkeling van nieuwe therapieën. Daarin lopen we nu voorop en die innovatie kun je alleen volhouden als je een gezonde financiële positie hebt. Het ontwikkelen van nieuwe medicijnen is risicovol, dus het is belangrijk dat bedrijven gedurende een vastgestelde periode bescherming krijgen om de gemaakte kosten terug te verdienen. Maar dan wel in de rijke landen. Ik zie niet hoe je anders als bedrijf kunt overleven. Je mag tenslotte ook geen cd illegaal downloaden of een koffiezetapparaat namaken. Het is belangrijk dat het systeem die ontwikkelingskosten beschermt en zo bedrijven de gelegenheid biedt om innovatieve producten te blijven ontwikkelen.
Maar dat mag nooit ten koste gaan van de arme landen.” En het idee dat de overheid zou moeten bijdragen aan de r&d-kosten van bedrijven? Geen goed plan, vindt Loriaux. “De overheid moet zorgen dat geneesmiddelen op de markt kunnen komen en dat er een goede infrastructuur is. Dan creëer je een gezond klimaat voor gezondheidszorg. Maar als de overheid zich gaat bemoeien met r&d, krijg je belangenverstrengeling en dat is niet wenselijk. De praktijk in de communistische landen heeft trouwens wel aangetoond dat een overheid die zich bemoeit met de ontwikkeling van medicijnen nog nooit iets van waarde heeft toegevoegd.” Roche is actief bezig met programma’s waarin kennis en technologie worden gedeeld met bedrijven die generieke producten maken, zodat de kwaliteit gegarandeerd wordt. Dat geldt bijvoorbeeld voor HIV/aids-middelen en voor anti-influenzamiddelen. Ook verzorgt Roche educatieprogramma’s waarbij werkers in de gezondheidszorg opgeleid worden in de oncologie. Een ander project is de Phelophepa-healthcare train in Zuid-Afrika. Dat is een rijdend ziekenhuis met naast gewone basisgezondheidszorg ook allerlei specialismen aan boord. Die trein rijdt door landelijke gebieden om zorg te verlenen en werkers in de gezondheidszorg op te leiden in de basiszorg. Ook intern zijn de medewerkers van Roche betrokken bij wat elders in de wereld gebeurt. Zo is er een langlopend project voor aidsweeskinderen in Malawi en worden medewer-
‘We moeten de infrastructuur van de gezondheidszorg upgraden, anders is het dweilen met de kraan open’ Pagina 6
&
Nefarma
Jaargang 4, nummer 7
Leena Menghaney (Artsen zonder Grenzen) ziet te weinig moreel verantwoordelijkheidsgevoel in farmasector
‘Bedrijven moeten genoegen nemen met minder winst’ ten gunste van een eerlijker inrichting van de gezondheidszorg. “Farmaceutische bedrijven hebben ook een morele verantwoordelijkheid en die nemen ze veel te weinig. Wij hebben niet de indruk dat het bedrijfsleven zich erg verantwoordelijk voelt voor de problemen en erop aanspreekbaar is. Meestal is er maatschappelijke druk nodig om bedrijven in beweging te krijgen. Naming & shaming.”
Monopolies Een tweede verandering betreft de patenten: die zouden anders ‘gemanaged’ moeten worden. Concurrentie is het meest effectieve instrument. Generieke medicijnen zorgen ervoor dat de prijzen flink omlaag gaan, waardoor overheden en burgers sterker komen te staan. “Monopolies staan een eerlijke en toegankelijke gezondheidszorg in de weg. Het afschaffen ervan zou daarom een stap in de goede richting zijn. Waarom zouden regionale bedrijven in ontwikkelingslanden niet ook dat product mogen maken, en dan tegen een lagere prijs? Daar zijn best afspraken over te maken. Zo zouden ze bijvoorbeeld royalty’s kunnen betalen aan de patenthouder.” De Patent Pool kan daarbij een belangrijk instrument zijn. Die pool is opgericht met als doel de productie van generieke geneesmiddelen te bevorderen, maar voorlopig functioneert hij volgens Menghaney niet naar behoren. “Farmaceutische bedrijven nemen eraan deel op basis van vrijwilligheid en ze
zijn niet erg coöperatief. De Patent Pool is meer gebaseerd op economisch gewin dan op de behoefte van de gezondheidszorg. Daardoor staan ze sommige landen toe generieke medicijnen te produceren en andere niet.” Verder zou de overheid een deel van de kosten op kunnen vangen. Dat gebeurt nu ook al. “In de VS gaat een flink deel van het belastinggeld op aan research naar bijvoorbeeld medicijnen tegen kanker. Dat vinden we allemaal heel gewoon. Maar als dan het stadium van ontwikkelen van medicijnen is aangebroken, schuiven we de verantwoordelijkheid terug naar de bedrijven. Waarom? De overheid zou niet alleen moeten bijdragen aan onderzoek, maar ook aan ontwikkeling.” De basis voor dit soort maatregelen is zes jaar geleden al gelegd met het Doha-verdrag. Dit internationale document stelde met nadruk dat intellectueel eigendom de publieke gezondheidszorg niet in de weg mag staan. Maar dat is voorlopig nog theorie.“Het is hoog tijd om dit verdrag nu echt te gaan implementeren”, vindt Leena Menghaney
Lichtpuntjes Toch ziet ze ook lichtpuntjes. “Toen ik opgroeide was HIV nog een doodvonnis. Tegenwoordig is het een chronische ziekte. Vroeger kostte een behandeling voor HIV/aids 10.000 dollar per persoon, nu is diezelfde behandeling beschikbaar voor
‘Monopolies staan een eerlijke en toegankelijke gezondheidszorg in de weg’
Leena Menghaney (Artsen zonder Grenzen) De Campagne Toegang tot Essentiële Medicijnen (Access Campaign) werd in 1999 opgericht door Artsen zonder Grenzen. Reden voor oprichting was dat artsen in het veld aanliepen tegen het feit dat arme mensen geen toegang hadden tot betaalbare medicijnen en dat ze bovendien niet de goede medicijnen tot hun beschikking hadden. Leena Menghaney is projectmanager van de Access Campaign in India. Haar doel: de marktgedreven aanpak vervangen door een gezondheidsgedreven aanpak.
minder dan 100 dollar. Dat is een belangrijke verworvenheid, maar we moeten nu de volgende stap zetten en ervoor zorgen dat die medicijnen beschikbaar komen voor iedereen die ze nodig heeft. Dat vraagt creativiteit en doorzettingsvermogen. In deze fase gaat het echt om technische knowhow en het bedenken van goede alternatieven voor een nieuwe en voor alle partijen werkbare opzet van r&d.” Er is nog veel te doen, maar Leena Menghaney heeft er alle vertrouwen in dat het goed komt. “Het zijn moeilijke tijden en we staan voor grote uitdagingen, maar onze dokters in het veld zijn lastige bazen. Zij maken glashelder wat er ontbreekt en waar zij behoefte aan hebben voor hun patiënten. Die principiële drive zal zich uiteindelijk vertalen in technisch goede modellen en producten.” |
N e fa r m a & D i a l o o g N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & To e t s i n g N e fa r m a & T h e m a N e fa r m & G l a ze n Z a a l D e b a t N e fa r m a & D i a l o o g N e fa r m a & N u m m e r 7N e fa r m a & I m a g o N e fa r m a & C o l u m n N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & D i a l o o g N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & G l a ze n Z a a l D e b a t N e fa r m a & C o m m e n t a a r N e fa r m a & N i e u w s N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & M a r k t w e r k i n g N e fa r m a & E t h i e k N e fa r m a r m a Eveline Loriaux (Roche) Eveline Loriaux is director corporate affairs & communications bij Roche. Roche is een internationale research-georiënteerde healthcare onderneming die zich bezighoudt met het ontwikkelen en produceren van innovatieve geneesmiddelen en diagnostica. Gespecialiseerd in geneesmiddelen voor onder meer oncologie, auto-immuunziektes, virologie, metabole aandoeningen en het centraal zenuwstelsel. In ontwikkelingslanden is Roche vooral actief op de markt voor HIV/aids, antimalariamiddelen en influenza.
kers in de gelegenheid gesteld om een jaar in een ontwikkelingsland te gaan werken met baangarantie bij terugkeer.
Boosdoeners Volgens Loriaux is Roche niet de enige die op dit spoor zit. Na de maatschappelijke discussie over geneesmiddelen tegen HIV/aids in het begin van deze eeuw hebben alle grote spelers soortgelijke maatregelen getroffen. De meeste bedrijven voeren gedifferentieerd beleid voor wat betreft patenten en prijzen voor ontwikkelingslanden. Hoe komt het dan dat farmaceutische bedrijven nog steeds worden gezien als de grote boosdoeners? Onwetendheid, vermoedt Loriaux. “Op de website staat vermeld wat wij allemaal doen en ook in onze jaarverslagen wordt aandacht besteed aan de maatschappelijke projecten. Roche is in de Dow Jones Sustainability Index al twee jaar achter elkaar uitgeroepen tot meest duurzame bedrijf in de gezondheidszorg. Maar bij het grote publiek blijven we lijden onder een achterhaald imago. Dat is wel eens frustrerend. Je wilt je niet op de borst slaan, maar feit is wel dat we veel doen.” |
Augustus/september 2011
&
Nefarma
Pagina 7
Artsen en apothekers bevestigen:
10
Farmabedrijven leven reclameregels na •Aantal bezoeken aan artsen en apothekers loopt terug • Steeds vaker vertegenwoordigers namens meerdere bedrijven • Verdere regulering rond bijeenkomsten onnodig geacht
Artsen en apothekers ervaren dat farmaceutische bedrijven de regels rond geneesmiddelenreclame daadwerkelijk naleven. Dat blijkt uit een enquête van de Stichting Code Geneesmiddelenreclame (CGR), waarin artsen en apothekers zijn bevraagd. Ongeveer de helft van de ondervraagden ontvangt artsenbezoekers met wie wordt gesproken over receptgeneesmiddelen. Over het algemeen laat de artsenbezoeker bijsluiter- of andere informatie over de betrokken geneesmiddelen achter. Tweederde van de bezochte artsen en apothekers heeft wel eens een geschenk voor de praktijk ontvangen. De gemiddelde waarde schatten zij op 14 euro. Artsenbezoekers komen minder vaak langs en vertegenwoordigen steeds vaker meerdere bedrijven. Ook gaan ze vaker in op andere onderwerpen dan louter geneesmiddelen, zoals de rol van bedrijven als partner in de zorg en het preferentiebeleid van verzekeraars. Mailings van farmabedrijven vinden steeds meer elektronisch plaats en bevatten meer algemeen medische informatie, blijkt uit het onderzoek. Vragenlijsten worden ingevuld door een op de zes ondervraagden. In de helft van de gevallen staat hier een betaling tegenover van maximaal 25 euro. Opvallend is
dat bijna eenderde aangeeft geen terugkoppeling te ontvangen van de uitkomst van de enquête. De helft van de ondervraagden bezoekt congressen, symposia en samenkomsten op uitnodiging van de farmaceutische industrie. Nadere regulering van deze congressen vindt nagenoeg iedereen onnodig; men ervaart over het algemeen nu al een overregulering. Eén op de vijf artsen en apothekers verricht wel eens diensten voor farmabedrijven, zoals adviesraadbijeenkomsten. Ruim 70 procent ontvangt een vergoeding, die voor adviesraden gemiddeld 240 euro per bijeenkomst bedraagt. Diverse respondenten geven aan dat zij een toename zien van informatie over geneesmiddelen en aandoeningen gericht op consumenten via algemene media. Daarnaast merken ze dat farmaceutische bedrijven zich meer richten op patiëntenverenigingen. Net als zelfreguleringsinstantie CGR is ook Nefarma blij met de constatering van beroepsbeoefenaren dat bedrijven de reclameregels naleven. De branchevereniging heeft er alle vertrouwen in dat datzelfde van toepassing is op het gebied van informatie die zich richt op consumenten. De introductie van de CGR-leidraad Informatie receptgeneesmiddelen op 1 oktober vorig jaar, is daarin een belangrijke stap geweest. |
Rijkswaterstaat en dokters Uit mijn autoradio klinkt de verkeersinformatie: er staat een file na een ongeluk. Het kan nog wel even duren. “Rijkswaterstaat is begonnen met een spoedreparatie aan het wegdek en de vangrails.” Mijn ongericht binnensmonds gemopper over die eeuwige vertragingen in Nederland wordt verdrongen door een glimlach. Ik denk aan Koos, een kennis die werkt bij een wegenbouwbedrijf. Als hij zoiets hoort, zit hij steevast meteen boven op de kast. “Wat Rijkswaterstaat?”, briest hij dan. “Rijkswaterstaat doet niets. Behalve de wegenbouwer bellen. Het zijn ónze mensen die bij nacht en ontij, in weer en wind, bij min vijftien en plus dertig die wegen staan te herstellen. Maar dat hoor je nooit. Die van Rijkswaterstaat spelen mooi weer met onze inzet en kennis.”
N e fa r m a & To e t s i n g N a t N e fa r m a & O p i n i e K m a & C o l u m n N e fa r m a a & O p i n i e N e fa r m a & e n Z a a l D e b a t N e fa r m & D e b a t N e fa r m a & O p
Farmacitaat van de maand ‘Mogelijk hebben farmaceutische bedrijven geen goed imago, maar juist door partnerschap en het samen komen tot goede resultaten maken we zichtbaar dat wij het belang van de patiënt voorop stellen. Een belang dat ons allen bindt’ Jan Klitsie (1958-2011), bestuurslid en oud-voorzitter van Nefarma, in 2010 op de website van zijn bedrijf Sanofi Nederland
Biologicals-discussie kan niet louter over prijs gaan
Keuze biologisch middel hoort bij arts te liggen
Dezelfde verontwaardiging kom ik tegen in onze sector. Een documentaire op televisie laat mensen zien die er knap beroerd aan toe waren en hun leven gelukkig
• Preferentiebeleid biologicals ook voor nieuwe patiënten ongewenst • Arts moet kunnen beschikken over volledig arsenaal • Voldoende alternatieven om prijzen in bedwang te houden
Met de vraag aan het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) over de mogelijkheid om een preferentiebeleid toe te passen op biologische geneesmiddelen, heeft zorgverzekeraar UVIT een diepgravende discussie losgemaakt. Probleem is dat biosimilars weliswaar gelijkenis vertonen met de originele biologische middelen, maar desondanks niet, zoals een preferentiebeleid veronderstelt, als ‘gewone’ generieke medicijnen kunnen worden beschouwd. Ze zijn niet identiek aan elkaar. Het productieproces is bij deze categorie geneesmiddelen namelijk van invloed op de werking ervan. Daardoor kunnen verschillende biologische middelen bij dezelfde patiënt verschillende resultaten laten zien en zijn dus om medische redenen niet zonder meer uitwisselbaar. Dat laatste wordt hoe langer hoe meer erkend door de meeste betrokken partijen. Bestaande patiënten zouden daarom niet door het beleid van hun verzekeraar van middel hoeven switchen; zij behouden het middel dat ze gewend zijn en waarvan in overleg met de arts is vastgesteld dat het in
hun situatie goed werkt. Ook bij het selecteren van het juiste biologische geneesmiddel (dus inclusief biosimilars) bij nieuwe patiënten is echter het preferentiebeleid een onnodige en ongewenste belemmering voor de arts. Die moet kunnen beschikken over een volledig arsenaal om in overleg met de patiënt tot de beste en meest doelmatige keuze te komen. Dat is maatwerk. Regelmatig switchen als gevolg van het preferentiebeleid herbergt het risico op suboptimale behandeling en vervolgens mogelijk juist hogere kosten. Daarbij bezorgt het de arts een boel extra werk. Vanzelfsprekend dient de arts in zijn oordeel naast de kwaliteit ook op de kosten te letten. Dat heet doelmatig voorschrijven en behoort sowieso tot zijn takenpakket. Maar uiteindelijk komt hij op medische gronden tot een oordeel dat niet op basis van een prijzenslag mag worden overruled. Om prijzen in de hand te houden, toch het hoofddoel van het preferentiebeleid, bestaan bovendien al diverse andere mechanismen. De Wet Geneesmiddelen Prijzen (WGP) is zo’n prijsregulerend instrument, maar ook het akkoord dat specialisten met de minister hebben gesloten op het gebied van doelmatig voorschrijven, levert ontegenzeggelijk een bijdrage. Het zou goed zijn als het CVZ het verzoek van verzekeraars om een preferentiebeleid op deze groep geneesmiddelen te mogen toepassen met een duidelijk en ondubbelzinnig ‘nee’ zou beantwoorden. |
hebben kunnen hervinden. En dan komt het: die dokters zijn zo knap tegenwoordig! Nou heb ik niets tegen dokters – ik ga mijn eigen CV niet verloochenen – maar enige relativering is wel op zijn plaats. Veel van het terecht gewaardeerde werk zou niet mogelijk zijn zonder de hulpmiddelen die de geneesdames en -heren ter beschikking staan. Geneesmiddelen bijvoorbeeld. Die zijn inderdaad behoorlijk knap tegenwoordig. Maar dat hoor je nooit. Voor Koos is er geen mooiere dag dan die waarop de verkeersinformatie meldt dat de wegenbouwer bezig is met spoedherstel. Voor velen van ons is dat de dag waarop de geneesmiddelen eens in het zonnetje worden gezet. Ere wie ere toekomt. |
Michel A. Dutrée, directeur Nefarma
Nefarma& is een uitgave van Nefarma, vereniging innovatieve geneesmiddelen Nederland (www.nefarma.nl). Redactie: Joop Daggers, Paul Wouters, Elise de Kruijf, Petra Pronk en Peter Boorsma, redactiesecretariaat: Shabila Dhonré, fotografie: Bart Versteeg en ANP, vormgeving: vormbreker, grafisch ontwerp bno, Leo van der Kolk. Nefarma& verschijnt tien keer per jaar en is bestemd voor stakeholders van de innovatieve farmaceutische industrie. Wilt u Nefarma& ontvangen? Stuurt u dan een mail naar
[email protected]
Pagina 8
&
Nefarma
Jaargang 4, nummer 7, augustus/september 2011