Inbouw-, gebruiks- en onderhoudsinstructies voor industriële sectionaaldeur NL
Stand: 08.2015
1. Inhoudsopgave 1.
Inhoudsopgave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
2.
Verklaring van symbolen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
3.
Garantie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
4.
Algemene veiligheidsinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
5.
Algemene productgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 5.1
Inhoud van de levering. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
5.2
Benodigd gereedschap (niet in levering inbegrepen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
5.3
Controlemetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
5.4
Typen beslag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
6.
Montagevolgorde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
7.
Montage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 7.1
Kozijnstijlen monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
7.2
Zijlooprails monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
7.3
Plafondophangingen monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
7.4
Veeras monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
7.5
Secties monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
7.6
Trekkabels leggen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
7.7
Trekkabels opwikkelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
7.8
Veren spannen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
7.9
Deurloop testen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
7.10 Eindaanslag monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57 7.11 Afsluitende werkzaamheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60 7.12 Kettingtakel monteren (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61 7.13 Opsteekaandrijving monteren (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
8.
9.
2
Bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 8.1
Bediening met kettingtakel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
8.2
Bediening met opsteekaandrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
2. Verklaring van symbolen
n
Voorzichtig! Gevaar van lichamelijk letsel!
g
Let op! Gevaar van materiële schade!
n
P
c
keren worden herhaald.
r
De handeling moet aan de tegenoverliggende zijde worden uitgevoerd of enkele
e
Verwijzing
p
Functiecontrole
f
Opmerking
3
3. Garantie Onderdelen welke aan slijtage onderhevig zijn, zijn door het intensieve gebruik slechts beperkt houdbaar en vallen niet onder de normale garantie! Tot deze onderdelen behoren: • Veren • Kabels • Geleiderollen • Afdichtingen • Kabelschijven • Aandrijfsysteem • Sloten / vergrendeling • Trekkabels • Scharnieren Garantie met betrekking tot de functie en veiligheid kan alleen worden verleend wanneer de veiligheids- en waarschuwingsinstructies in acht worden genomen, de inbouw vakkundig en in de volgorde van de handleiding wordt uitgevoerd, alleen originele Teckentrup-onderdelen en accessoires worden gebruikt, geen extra voorwerpen aan de deur worden bevestigd, de onderdelen van de leveringsomvang niet worden veranderd of omgebouwd, de voorschriften over regelmatig onderhoud van de deur worden aangehouden, de bezitter zich goed heeft geïnformeerd over alle relevante gebruiksaanwijzingen (deur, aandrijvingssysteem en veiligheidsinrichtingen). De garantie vervalt als de aanwijzingen in deze inbouw- en bedieningshandleiding niet worden opgevolgd.
4
4. Algemene veiligheidsinstructies
-
Doelgroep – Montage, aansluiting en inbedrijfstelling: gekwalificeerd, geschoold vakpersoneel – Bediening, inspectie en onderhoud: exploitant van de installatie. Vereisten voor gekwalificeerd en geschoold vakpersoneel: – kennis van de algemene en specifieke voorschriften voor beveiliging en ongevalpreventie; – kennis van de specifieke elektrotechnische voorschriften; – getraind in het gebruik en de verzorging van de bijbehorende veiligheidsuitrusting; – voldoende geïnstrueerd en toezicht door elektrotechnische vakmensen; – in staat gevaren te herkennen die door elektriciteit kunnen worden veroorzaakt; – kennis van de toepassing van de volgende normen: – EN 12635 ("Deuren - Montage en gebruik"), – EN 12453 ("Deuren - Gebruiksveiligheid van deuren met aandrijving – Vereisten"), – EN 12445 ("Deuren - Gebruiksveiligheid van deuren met aandrijving – Keuringsprocedure"). Vereisten voor de exploitant van de installatie: – kennis en bewaren van de bedieningshandleiding; – kennis van de algemene voorschriften voor beveiliging en ongevalpreventie; Voor de volgende gebruikers bestaan bijzondere voorwaarden: – kinderen vanaf 8 jaar en ouder; – personen met verminderde fysieke, zintuiglijke of mentale vaardigheden; – personen met te weinig ervaring en kennis. Deze gebruikers mogen alleen actief zijn bij het bedienen. Bijzondere vereisten: – er is toezicht op de gebruikers; – de gebruikers worden geïnstrueerd betreffende het veilige gebruik van de apparatuur; – de gebruikers begrijpen de gevaren in de omgang met de apparatuur. – Kinderen mogen niet spelen met de apparatuur.
g
f
n
-
P
-
De gevarenzone moet vóór de inbouw ruim worden afgesloten. Er moet voor worden gezorgd dat personen die niets met de inbouw van de deur te maken hebben niet binnen de gevarenzone komen. De montage mag alleen worden uitgevoerd door een deskundige persoon overeenkomstig EN 12635. De inbouw moet door minstens twee personen worden uitgevoerd. Voor uw eigen veiligheid moeten de stappen van de inbouw in volgorde worden uitgevoerd, zoals ze in deze handleiding worden aangegeven. De deur kan alleen worden geïnstalleerd op oppervlakken die een vaste installatie mogelijk maken. De montage op dragende elementen moet door een constructeur goedgekeurd zijn. Op een moeilijke ondergrond moeten voor de montage uitroltests worden uitgevoerd. Bevestigingselementen moeten getest worden op hun geschiktheid voor de plaatselijke bouwtechnische omstandigheden (dit geldt ook voor de meegeleverde bevestigingselementen). De inbouw moet vanaf een stabiel platform gebeuren (bijv . steiger). De bijgesloten tekeningen hebben voorrang.
c
-
r
Voorzichtig!
e
Lees deze handleiding zorgvuldig en volg de instructies! Het geeft u belangrijke informatie over de veilige installatie en gebruik van de industriële sectionaaldeur. Hierin vindt u ook de correcte onderhoudsvoorschriften terug, zodat u nog vele jaren plezier aan dit product kunt beleven.
p
U dient deze handleiding zorgvuldig te bewaren!
n
Verwijzing:
5
4. Algemene veiligheidsinstructies Eisen aan montage-/gebruiksplaats Controleer of de montageplaats voldoet aan het volgende: - De vloer heeft de juiste hoogte. - de afgewerkte vloer vlak en waterpas is, - de wanden van de openingszijde in lijn tot elkaar staan, - de deur binnen gemonteerd wordt. Voorkom corrosie door rekening te houden met het volgende: • Zorg dat het water buiten voor de vloerafdichting en de kozijndelen goed kan wegstromen. Zorg eventueel voor een schuine afvoergoot. • Zorg dat de garage voldoende wordt gedroogd en geventileerd. • Bescherm de garagedeur tegen agressieve en bijtende stoffen zoals bijvoorbeeld zuren, logen, keukenzout, agressieve verven of afdichtingsmateriaal en tegen bijvoorbeeld salpeterreacties veroorzaakt door stenen of cement. • Dek de garagedeur altijd af voor pleister- of schilderwerkzaamheden omdat spatten van specie, cement, gips of verf het oppervlak kunnen beschadigen.
6
a
5.2
Benodigd gereedschap (niet in levering inbegrepen)
-
Twee houten bokken of andere steunen Boormachine boor Steeksleutel SW 13 Moersleutel SW 7/10/13/15 Inbussleutel 3/4/5/8/10 mm Schroevendraaier Ijzerzaag Tang Veiligheidsbril Lijmtangen Ladder of steiger Waterpas Slangwaterpas voor metermarkering Meetlint Werkhandschoenen Spanijzer
5.3
Controlemetingen
g
a Zie voor bijzonderheden de meegeleverde paklijst.
f
Pakket met het deurblad Pakketten met kozijn en onderdelen Aandrijfsysteem (optioneel) Toebehorenpakket
n
Inhoud van de levering
-
P
5.1
n
a 5. Algemene productgegevens
Opmerking:
Voor de montage van de deur moet aan de volgende eisen worden voldaan. - De prefabvloer moet gelijk en horizontaal zijn. - De muren aan de openingszijde moeten in lijn met elkaar staan.
• Controleer de ondergrond.
5.3 / 2
r
• Controleer of de bestelmaten van de deur overeenkomen met de bouwkundige afmetingen ter plaatse.
e
Zie de orderbevestiging voor de bestelmaten van de deur.
p
5.3 / 1
c
a Verwijzing:
7
5. Algemene productgegevens 5.4
Typen beslag
Verwijzing: Zie de orderbevestiging voor het type beslag van de deur.
a a
In de montage- en bedieningshandleiding wordt de montage van de volgende industriedeuren beschreven:
N
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
5.4 / 1
Normaal beslag
aaa N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
5.4 / 2
VL
VLU
5.4 / 3
VL
VLU
5.4 / 4
Normaal beslag daklijn volgend
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
Hogergeleide looprail
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
Hogergeleide looprail daklijn volgend
8
5. Algemene productgegevens N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
5.4 / 5
a a
n
aaaa N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
5.4 / 6
VL
VLU
5.4 / 7
VL
VLU
5.4 / 8
VL
VLU
5.4 / 9
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
Verticaal beslag met veeras onder
p
e
Verticaal beslag met veeras boven
r
c
Lage inbouwhoogte daklijn volgend
P
n
Lage inbouwhoogte
f
g
Hogergeleide looprail met veeras onder
9
6. Montagevolgorde In de tekening staat de volgorde aangegeven waarin de componenten moeten worden ingebouwd. 6/1
!”
!#
6
7
4
8
3
2 !¯
!@
Volgorde
10
1
Omschrijving
1 2
Kozijnstijlen monteren
3 4 5
Plafondophangingen monteren
6 7 8 9
Trekkabels trekken
!¯ !@ !” !#
Eindaanslag monteren
Zijlooprails monteren
Veeras monteren Secties monteren
Trekkabels opwikkelen Veren spannen Deurloop testen
Afsluitende werkzaamheden Kettingtakel monteren (optioneel) Opsteekaandrijving monteren (optioneel)
5
9
In de tabel staan de hoofdstukken genoemd waarin de montage van het desbetreffende type beslag wordt beschreven.
8
9
!¯
!@
!”
!#
Hoofdstuk 7.1
7.2 7.2.1
7.3 7.3.1
7.4 7.4.1
7.5.1 7.5.2 7.5.4
7.6 7.6.1
7.7
7.8
7.9
7.10 7.10.1
7.11
7.12
7.13
7.1
7.2 7.2.2
7.3 7.3.1
7.4 7.4.1
7.6 7.6.1
7.7
7.8
7.9
7.10 7.10.1
7.11
7.12
7.13
7.1
7.2 7.2.1
7.3 7.3.1
7.4 7.4.1
7.6 7.6.1
7.7
7.8
7.9
7.10 7.10.1
7.11
7.12
7.13
7.1
7.2 7.2.2
7.3 7.3.1
7.4 7.4.1
7.5.1 7.5.2 7.5.4 7.5.1 7.5.2 7.5.5 7.5.1 7.5.2 7.5.5
7.6 7.6.1
7.7
7.8
7.9
7.10 7.10.1
7.11
7.12
7.13
7.1
7.2 7.2.3
7.3 7.3.1
7.4 7.4.2
7.5.1 7.5.3 7.5.5
7.6 7.6.2
7.7
7.8
7.9
7.10 7.10.1
7.11
7.12
7.13
7.1
7.2 7.2.3
7.3 7.3.2
7.4 7.4.3
7.5.1 7.5.2 7.5.6
7.6 7.6.3
7.7
7.8
7.9
7.10 7.10.2
7.11
7.12
7.13
7.1
7.2 7.2.3
7.3 7.3.2
7.4 7.4.3
7.5.1 7.5.2 7.5.6
7.6 7.6.3
7.7
7.8
7.9
7.10 7.10.2
7.11
7.12
7.13
7.6 7.6.1
7.9
7.10 7.10.3
7.11
7.12
7.13
7.6 7.6.2
7.8
7.9
7.10 7.10.3
7.11
7.12
7.13
----
7.4 7.4.2
7.7
----
7.5.1 7.5.2 7.5.5 7.5.1 7.5.3 7.5.5
7.8
----
7.4 7.4.1
7.7
----
N
ND
HL
HLD
HLU
NSH
NSD 7.1
VL 7.1
VLU
g
7
f
6
n
5
P
4
c
3
r
2
e
1
p
Beslag
Volgorde
n
6. Montagevolgorde
11
a a
a aa
7. Montage
7.1
Kozijnstijlen monteren
• Maak aan één van de openingszijden een markering: één meter (X) vanaf bovenkant prefabvloer (OFF).
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
7.1 / 1
• Breng met een slangwaterpas de maat over op de andere zijde.
OFF
• Meet de overgebrachte hoogte.
X
De hoogte moet ten minste 1 m bedragen.
Opmerking:
Als bij het overbrengen van de metermarkering van kant A naar kant B de afstand tot de vloer aan kant B kleiner is dan 1 m, dan moet de metermarkering van kant B naar kant A worden overgebracht!
Kozijnstijlen monteren zonder bovenkant prefabvloer (OFF)
Voorzichtig!
7.1 / 2
OFF
Om te voorkomen dat de onderste sectie eruit loopt en omklapt, moet de voorgemonteerde aanslaghoek (A) aan de onderzijde van de kozijnstijlen gemonteerd blijven.
A
Kozijnstijlen monteren met bovenkant prefabvloer (OFF)
• Verwijder de voorgemonteerde aanslaghoek (A).
Verwijzing:
7.1 / 3
OFF
A
Bij de inbouw van een meebewegende foto-elektrische beveiliging moet de aparte inbouwhandleiding van de beveiliging in acht worden genomen. Een deel van de inbouw van de foto-elektrische beveiliging moet samen met de deurpostmontage plaatsvinden.
12
7. Montage
P
n
f
g
n
7.1 / 4
7.1 / 5 70
70
Bij standaarddeurbreedten bedraagt de afstand an de buitenkant van de kozijnstijl tot aan opening binnenwerks aan beide zijden 70 mm.
c
Deurbreedte = breedte bestelmaat (X) + 140 mm
De deur dient ten opzichte van de opening zo centraal mogelijk te worden gepositioneerd. Als de binnenwerkse opening kleiner is dan de breedte bestelmaat, moeten beide kozijnstijlen in gelijke afstand achter de dagkant worden geplaatst.
7.1 / 6 =
=
X
p
Deurbreedte > breedte bestelmaat (X) + 140 mm
e
r
X
13
7. Montage • Plaats de kozijnstijl loodrecht achter de dagkant.
7.1 / 7
• Breng de gestanste markering (B) in de kozijnstijl in lijn met de markering op het metselwerk.
B • Fixeer de positie met een lijmtang.
• Plaats de andere kozijnstijl aan de tegenoverliggende zijde.
Voor het parallel positioneren van de twee kozijnstijlen kan de achterste dwarsbalk (C) boven en onder tussen de kozijnstijlen worden gelegd.
7.1 / 8
Voor het beslag NSH en NSD moeten de kozijnstijlen door meten parallel worden gepositioneerd. Bij het meten moet van de buitenkant van de kozijnstijlen worden uitgegaan (breedte bestelmaat (X) + 140 mm).
C
• Positioneer de kozijnstijlen parallel ten opzichte van elkaar. • Positioneer de kozijnstijlen loodrecht.
X +140
7.1 / 9
Opmerking: Wanneer de kozijnstijl niet loodrecht ten opzichte van de muur staat, moet er een blokje hout of iets dergelijks onder de kozijnstijl worden geplaatst.
Bij het bevestigen wordt de kozijnstijl in het onderste bevestigingspunt vastgeschroefd. • Boor door de kozijnstijl in de muur. • Schroef de kozijnstijl vast op de muur.
14
7.1 / 10
C
7. Montage 7.1 / 11
n
• Plaats voor het controleren van de afstand de achterste dwarsbalk (C) bovenaan tussen de kozijnstijlen. • Schroef de kozijnstijl nu bij het bovenste bevestigingspunt vast op de muur.
7.1 / 12
f
• Schroef het hoekijzer (D) vast aan de kozijnstijl.
g
C
• Schroef de kozijnstijl vervolgens bij alle andere bevestigingspunten vast op de muur.
n
• Schroef het hoekijzer (D) vast op de vloer.
P
D
• Schroef nu de andere kozijnstijl aan de tegenoverliggende zijde vast.
7.1 / 13
c
Bij deuruitvoeringen met een kozijnstijl uit meerdere delen, moet er nog een ander kozijnstijlelement worden gemonteerd.
E
• Plaats het bovenste kozijnstijlelement (E) op het onderste kozijnstijlelement (F).
r
• Schroef de twee elementen aan elkaar vast.
F
• Positioneer het kozijnstijlelement loodrecht.
• Schroef alle beschikbare consoles (G) vast op de muur.
7.1 / 14
G
G
p
Afhankelijk van de deuruitvoering kunnen er verschillende consoles (G) aan de kozijnstijl zijn bevestigd.
e
• Schroef het kozijnstijlelement vast op de muur.
15
7. Montage 7.2
Zijlooprails monteren
Voorzichtig!
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
7.2 / 1
Om te voorkomen dat de zijlooprails naar beneden vallen, moeten deze, totdat ze zijn vastgeschroefd aan het plafond, worden ondersteund.
Opmerking: Bij de overgangen tussen de bocht en de looprails mogen geen randen ontstaan. Hierdoor zal de deur niet soepel lopen.
7.2.1 Zijlooprails monteren
N
Opmerking: De zijlooprails en de dwarsbalk moeten horizontaal staan zodat een soepele loop van de deur is gegarandeerd.
• Schroef de bocht (A) vast aan de kozijnstijl.
7.2.1 / 1
A
• Schroef de zijlooprail (B) vast aan de bocht (A) en de tussenconsole (C).
7.2.1 / 2
C
B
A
• Monteer de bocht en de looprail van de tegenoverliggende zijde.
16
7. Montage 7.2.1 / 3
n
• Schroef de dwarsbalk (D) rechts en links vast aan de looprail (B).
B
7.2.2 Zijlooprails monteren
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
f
g
D
Opmerking:
• Schroef de bocht (A) vast aan de kozijnstijl.
n
De zijlooprails moeten de hoek (X) van het plafond volgen zodat een soepele loop van de deur is gegarandeerd.
7.2.2 / 1
c
P
A
7.2.2 / 2
B
• Schroef de zijlooprail (B) vast aan de bocht (A) en de tussenconsole (C).
C
r
• Bepaal de hoek (X) van het plafond.
A
e
X
p
• Monteer de bocht en de looprail van de tegenoverliggende zijde.
17
7. Montage • Schroef de dwarsbalk (D) rechts en links vast aan de looprail (B).
7.2.2 / 3
B D
7.2.3 Zijlooprails monteren
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
Opmerking: Voor een soepele loop van de deur - moeten bij beslag NSH de zijlooprails horizontaal liggen, - moeten bij beslag NSD de zijlooprails het plafond volgen. • Schroef de bocht (A) vast aan de kozijnstijl.
7.2.3 / 1
A
• Schroef de bocht (A) vast aan de console (B).
7.2.3 / 2
B
• Schroef de console (B) vast aan de kozijnstijl (C). • Schroef de console (B) vast op de muur.
C A
• Monteer de bocht en de looprail van de tegenoverliggende zijde.
18
7. Montage
n
Voorzichtig! Ter voorkoming van lichamelijk letsel dient het holle profiel (A) totdat het wordt vastgeschroefd op de lagerconsoles (B) te worden beveiligd tegen vallen.
7.2.3 / 3
D
g
• Steek het holle profiel (D) rechts en links in de lagerconsoles (E). • Positioneer het holle profiel (D) zodanig in de lagerconsoles (E) dat beide zijden gelijk zijn.
f
E 10 mm
7.2.3 / 4
n
• Bevestig het holle profiel (D) aan beide zijden aan de lagerconsole (E).
D
P
E
E
• Schroef de hoekijzers (F) vast aan het holle profiel (D).
F
• Monteer nu het holle profiel van de tegenoverliggende zijde.
r
• Schroef de hoekijzers (F) vast aan de lagerconsole (E).
c
7.2.3 / 5
D
e
• Boor indien nodig gaten voor de bevestiging van de hoekijzers (F) in het holle profiel (D).
p
• Verwijder de borging van het holle profiel.
19
7. Montage 7.3
Plafondophangingen monteren
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
7.3.1 Plafondophangingen monteren
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
Voorzichtig! Om te voorkomen dat de deur neervalt, moet aan de volgende eisen worden voldaan. - Van de ophanghoekprofielen moeten driehoekige consoles worden gemaakt. - De driehoekige consoles moeten over de totale looprailhoogte worden gebruikt. - De hamerkopbouten moeten in de juiste positie worden geplaatst. • Positioneer de zijlooprails parallel ten opzichte van elkaar.
7.3.1 / 1
• Zet de zijlooprails vast in de uitgelijnde positie.
Het aantal benodigde plafondophangingen (A) is afhankelijk van de lengte (X) van de zijlooprails. X < 3500 mm X = 3500 - 4500 mm X = 4501 - 5500 mm X > 5500 mm
= 2 plafondophangingen (A) per zijde = 3 plafondophangingen (A) per zijde = 4 plafondophangingen (A) per zijde = 5 plafondophangingen (A) per zijde
7.3.1 / 2
A < 300 mm
X
Opmerking: De plafondophangingen (A) moeten gelijkmatig over de totale lengte (X) worden verdeeld.
• Maak van de ophanghoekprofielen driehoekige consoles.
20
7.3.1 / 3
7. Montage
a B
• Schroef de driehoekige console vast aan de zijlooprail.
7.3.1 / 5
g
n
7.3.1 / 4
f
• Draai de hamerkopbout (B) in de juiste positie in het c-profiel van de zijlooprail.
e
p
• Schroef alle vereiste plafondophangingen vast.
r
c
7.3.1 / 6
P
n
a • Schroef de plafondophanging vast op het plafond.
21
7. Montage 7.3.2 Plafondophangingen monteren
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
Voorzichtig! Om te verhinderen dat de deur omlaag valt, moet aan de volgende punten zijn voldaan. - De ophanghoekprofielen moeten tot driehoeksdragers (B) worden voltooid. - De driehoeksdragers (B) moeten over de gehele looprailshoogte tegen de looprails aanliggen. - De lagerhouders (C) moeten met driehoekdragers (B) aan het plafond worden vastgeschroefd.
Verwijzing:
7.3.2 / 1
De montage en het aantal benodigde diehoeksdragers is in hoofdstuk 7.3.1 beschreven. • Lijn de zijdelingse looprails (A) in parallelle positie uit.
A
X
• Fixeer de zijdelingse looprails (A) in uitgelijnde positie.
Het aantal benodigde ophangdragers (B) is afhankelijk van de lengte (X) van de zijdelingse looprails (A).
7.3.2 / 2
B
X < 3500 mm = 3 ophangdragers (B) per zijde X = 3500 - 4500 mm = 4 ophangdragers (B) per zijde X = 4501 - 5500 mm = 5 ophangdragers (B) per zijde • Schroef de driehoekdragers (B) aan de zijdelingse looprails (A) vast. • Schroef de driehoekdragers (B) aan het plafond vast.
A 7.3.2 / 3
B B • Schroef de driehoekdrager (B) aan de lagerhouder (C) vast. • Schroef de driehoekdrager (B) aan het plafond vast.
7.3.2 / 4
C
B
• Schroef alle vereiste plafondophangingen vast.
22
VLU
7. Montage Veeras monteren
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
n
7.4
Voorzichtig!
Opmerking:
• Bepaal de afmeting (X) tussen lagerconsole en muur.
f
Als na inbouw van de deur het aandrijfsysteem niet kan worden gemonteerd vanwege te weinig beschikbare ruimte tussen muur en lagerconsole, dan dient het aandrijfsysteem samen met de veeras te worden ingebouwd. Als er voldoende ruimte beschikbaar is om het aandrijfsysteem ook na het inbouwen van de deur te monteren, wordt het aandrijfsysteem gemonteerd nadat de deur is gemonteerd.
g
Ter voorkoming van lichamelijk letsel moeten de kabeltrommels, het verenpakket en de middenconsoles op de veeras voor het omhoogheffen worden vastgezet. De kabeltrommels, het verenpakket en de middenconsoles zijn slechts losjes op de veeras aangebracht en kunnen eraf glijden.
7.4 / 1 X
X
n
Kettingtakel Wanneer maat (X) tussen muur en lagerhouder te klein is, moet de haspelkettingtakel samen met de veeras worden gemonteerd.
P
Opsteekaandrijving Wanneer maat (X) tussen muur en lagerhouder te klein is, moet de insteekaandrijving samen met de veeras worden gemonteerd.
Verwijzing:
Opmerking:
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
7.4.1 / 1
A
B
e
Het midden van het lager (A) in de kozijnstijlconsole en de uitstanzing (B) komen overeen met het midden van de veeras.
N
r
7.4.1 Veeras monteren
c
De montage van de kettingtakel wordt beschreven in hoofdstuk 7.12. De montage van de opsteekaandrijving wordt beschreven in hoofdstuk 7.13.
• Teken het midden af tussen de kozijnstijlen op de bovendorpel.
7.4.1 / 2
p
• Teken het midden van de veeras af op de totale deurbreedte.
23
7. Montage Opmerking: Opdat de kabels juist worden opgewikkeld moeten de kabeltrommels worden gemonteerd aan de juiste zijde van de deur. De kabeltrommels en de veren hebben een kleurcodering.
Inbouw binnen links: Rode kabeltrommel (C) met rode veer.
7.4.1 / 3
C
Inbouw binnen rechts: Zwarte kabeltrommel (D) met blauwe veer.
D
• Steek de veeras (E) in de lagerconsole.
7.4.1 / 4
E
Opmerking: Voor een juiste montage moet aan de volgende eisen worden voldaan. - De veeras (E) moet parallel lopen met de afgetekende middenlijn. - De afstand (X) tussen de veeras (E) en de muur moet over de totale lengte gelijk zijn. • Plaats de veeras (E) in de juiste positie.
7.4.1 / 5
F
• Positioneer de veeras (E) zodanig dat het uiteinde ervan gelijk ligt met het midden tussen de kozijnstijlen. • Positioneer het verenpakket (F) op de veeras.
E
>500 mm >125 mm
Middenconsole standaard • Schroef de middenconsole (G) vast aan de bovendorpel.
24
X
7.4.1 / 6
G
7. Montage 7.4.1 / 7
G
X
n
Middenconsole veerbreukbeveiliging • Stel met de schroeven (H) de afstand (X) in tussen de muur en de veeras (E).
H
7.4.1 / 8
f
• Schuif de askoppeling (I) op de veeras (E).
E
g
• Schroef de middenconsole (G) vast aan de bovendorpel.
E
n
I
7.4.1 / 9
P
• Steek het verenpakket (F) aan de andere zijde in de lagerconsole.
F
G
e
7.4.1 / 10
p
• Schroef de middenconsole (G) vast aan de bovendorpel.
r
c
• Positioneer het verenpakket (F).
25
7. Montage Opmerking: Om een duurzame verbinding van de veeras te garanderen, moet aan de volgende punten zijn voldaan: - Het maximaal toegelaten aantrekkoppel van 17 Nm mag bij het vastschroeven niet worden overschreden. - De veerassen moeten vast met elkaar worden verbonden. • Schuif de askoppeling (I) in het midden over de twee veerassen (E). • Plaats de inlegspie (J) erin. Inlegspie voor massieve as: Inlegspie voor holle as:
7.4.1 / 11
E
I J
6,35 x 6,35 6,35 x 9,5
• Schroef de askoppeling (I) vast.
< 17 Nm
E
• Controleer of de inlegspie (J) vast in de askoppeling (I) zit.
Functiecontrole: De inlegspie (J) moet in de askoppeling (I) goed vastzitten.
Opmerking: Bredere deuren kunnen tussen het verenpakket en de kabeltrommel zijn uitgerust met een extra middenconsole.
• Plaats de middenconsole (G) in de juiste positie.
7.4.1 / 12
• Schroef de middenconsole (G) vast aan de bovendorpel.
• Monteer nu de middenconsole voor de tegenoverliggende zijde.
26
G
7. Montage N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
n
7.4.2 Veeras monteren Voorzichtig!
Het klemplaatje (B) moet zo op de lagerconsoles (C) worden vastgeschroefd dat het holle profiel (A) tegen de bovenzijde van de opening ligt.
g
Ter voorkoming van lichamelijk letsel dient het holle profiel (A) totdat het wordt vastgeschroefd aan de consoles te worden beveiligd tegen vallen.
7.4.2 / 1
f
• Schroef het klemplaatje (B) aan beide zijden vast op de lagerconsole (C).
A B
n
• Steek het holle profiel (A) rechts en links in de lagerconsoles (C).
C
7.4.2 / 2
P
• Positioneer het holle profiel (A) in de lagerconsoles (C) zo dat het aan beide zijden gelijk is.
A
c A
7.4.2 / 4
C
• Schroef de hoekijzers (D) vast aan het holle profiel (A). • Schroef de hoekijzers (D) vast aan de lagerconsole (C).
C
e
• Boor indien nodig gaten voor de bevestiging van de hoekijzers (D) in het holle profiel (A).
r
7.4.2 / 3
D
A D
p
• Bevestig het holle profiel (A) aan beide zijden aan de lagerconsoles (C).
C
• Schroef nu het holle profiel (A) aan de tegenoverliggende zijde vast.
• Verwijder de borging van het holle profiel.
27
7. Montage • Teken het midden tussen de lagerconsoles (C) af op het holle profiel (A).
7.4.2 / 5
C A
C
Opmerking: Opdat de kabels juist worden opgewikkeld moeten de kabeltrommels worden gemonteerd aan de juiste zijde van de deur. De kabeltrommels en de veren hebben een kleurcodering.
Inbouw binnen links: Rode kabeltrommel (C) met rode veer.
7.4.2 / 6
E
Inbouw binnen rechts: Zwarte kabeltrommel (D) met blauwe veer.
F
• Steek de veeras (G) in de lagerhouder.
7.4.2 / 7
G
Opmerking: De afstand (X) tussen de veeras (G) en het holle profiel (A) moet over de volledige lengte gelijk zijn. Alleen dan is een foutloze montage gegarandeerd.
• Positioneer de veeras (G) zodanig dat het uiteinde ervan gelijk ligt met het midden tussen de consoles. • Positioneer het verenpakket (H) op de veeras.
7.4.2 / 8 >500 mm >125 mm
G H X
28
7. Montage
n
7.4.2 / 9
• Schroef de middenconsole (I) vast aan het holle profiel.
7.4.2 / 10
J
• Stel met de schroeven (J) de afstand (X) in tussen het holle profiel en de veeras (G).
• Schuif de askoppeling (K) op de veeras (G).
I
n
X
• Schroef de middenconsole (I) vast aan het holle profiel.
G
7.4.2 / 11
K
c
G
P
Middenconsole veerbreukbeveiliging
g
I
f
Middenconsole standaard
7.4.2 / 12
r
• Steek het verenpakket aan de andere zijde in de lagerconsole.
H
• Schroef de middenconsole (I) vast aan de bovendorpel.
7.4.2 / 13
I
p
e
• Positioneer het verenpakket (H).
29
7. Montage Opmerking: Om een duurzame verbinding van de veeras te garanderen, moet aan de volgende punten zijn voldaan: - Het maximaal toegelaten aantrekkoppel van 17 Nm mag bij het vastschroeven niet worden overschreden. - De veerassen moeten vast met elkaar worden verbonden. • Schuif de askoppeling (K) in het midden over de twee veerassen (G).
7.4.2 / 14
G
K L
• Plaats de inlegspie (L) erin. Inlegspie voor massieve as: 6,35 x 6,35 Inlegspie voor holle as: 6,35 x 9,5 • Schroef de askoppeling (K) vast.
< 17 Nm
G
Functiecontrole: De inlegspie (L) moet goed vastzitten in de askoppeling (K).
Opmerking: Bij grotere deuren kan zich tussen het verenpakket en de kabeltrommel een extra middenconsole bevinden.
• Plaats de middenconsole (I) in de juiste positie.
7.4.2 / 15
• Schroef de middenconsole (I) vast aan het holle profiel.
I • Monteer nu de middenconsole van de tegenoverliggende zijde.
30
7. Montage ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
7.4.3 / 1
f
g
• Teken het midden tussen de lagerconsoles af op het holle profiel.
N
n
7.4.3 Veeras monteren
Opmerking:
Inbouw binnen links: Zwarte kabeltrommel (D) met rode veer.
n
Opdat de kabels juist worden opgewikkeld moeten de kabeltrommels worden gemonteerd aan de juiste zijde van de deur. De kabeltrommels en de veren hebben een kleurcodering.
7.4.3 / 2
A
P
Inbouw binnen rechts: Rode kabeltrommel (B) met blauwe veer.
7.4.3 / 3
E
r
• Steek de veeras (C) met de afstandsring (D) in de lagerconsole (E).
c
B
7.4.3 / 4
E
F
C
p
• Positioneer de veeras (C) zodanig dat het uiteinde ervan gelijk ligt met het midden tussen de lagerconsoles (E).
D
e
C
• Positioneer het verenpakket (F) op de veeras (C). >500 mm
>125 mm
31
7. Montage Middenconsole standaard
7.4.3 / 5
G
• Schroef de middenconsole (G) vast aan het holle profiel.
Middenconsole veerbreukbeveiliging
7.4.3 / 6
G
• Schroef de middenconsole (G) vast aan het holle profiel.
• Schuif de askoppeling (H) op de veeras (C).
7.4.3 / 7
C
H • Steek het verenpakket (F) aan de andere zijde in de lagerconsole.
7.4.3 / 8
F
• Positioneer het verenpakket (F).
• Schroef de middenconsole (G) vast aan de bovendorpel.
32
7.4.3 / 9
G
7. Montage
Om een duurzame verbinding van de veeras te waarborgen, moet aan de volgende punten zijn voldaan: - Het maximaal toegelaten aantrekkoppel van 17 Nm mag bij het vastschroeven niet worden overschreden. - De veerassen moeten vast met elkaar worden verbonden.
C
H I
• Plaats de inlegspie (I) erin. Inlegspie voor massieve as: 6,35 x 6,35 Inlegspie voor holle as: 6,35 x 9,5 • Schroef de askoppeling (H) vast.
< 17 Nm
C
Functiecontrole:
g
7.4.3 / 10
f
• Schuif de askoppeling (H) in het midden over de twee veerassen (C).
n
Opmerking:
n
De inlegspie (I) moet goed vastzitten in de askoppeling (H).
Opmerking:
• Plaats de middenconsole (G) in de juiste positie.
7.4.3 / 11
G
P
Bij grotere deuren kan zich tussen het verenpakket en de kabeltrommel een extra middenconsole bevinden.
e
p
• Monteer nu de middenconsole aan de tegenoverliggende zijde.
r
c
• Schroef de middenconsole (G) vast aan het holle profiel.
33
7. Montage 7.5
Secties monteren
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
7.5.1 Bodemsectie monteren 7.5.1 / 1
C C
E
E
C
B B
A A
D Er zijn drie verschillende typen secties: A Onderste sectie met vloerafsluitprofiel (D). B Secties zonder afdichtprofiel. De secties kunnen variëren wat betreft type en uiterlijk. C Bovenste secties met dorpelafsluitprofiel (E). Afhankelijk van de uitvoering van de deur zijn er ook ingekorte bovenste secties leverbaar.
Opmerking: Voor een juiste montage moet aan de volgende eisen worden voldaan. - De secties moeten in de aangegeven volgorde worden gemonteerd. - De beschermfolie in de rondingen van de secties moet worden verwijderd. - De scharnieren moeten na montage soepel kunnen worden gedraaid. • Verwijder de beschermfolie uit de rondingen van de secties.
7.5.1 / 2
A
• Schroef het vloerafsluitprofiel (D) vast op de onderste sectie (A).
D
34
7. Montage
F
G
N
ND
HL
HLD NSH NSD
VL
HLU VLU
A
A
E
E
G G
H
F
g
7.5.1 / 3
n
Overzicht bodemsectie
H
n
E
f
H
G H
Onderste sectie Vloerconsole Zijscharnier
Middenscharnier Vinger-inklembeveiliging
P
A E F
Let op!
• Schroef de bodemconsole (E) aan de voorzijde bij alle 9 gaten aan de bodemsectie vast.
c
Om een duurzame bevestiging van de bodemconsole te waarborgen, moet de bodemconsole aan alle 9 gaten aan de voorzijde en door beide gaten aan de zijkant worden vastgeschroefd.
7.5.1 / 4 ø 4 mm
E
E
e
• Schroef de vloerconsole (E) met twee schroeven door de twee gaten aan de zijkant vast op de onderste sectie.
r
• Boor door de gaten in de zijkant van de vloerconsole (E) in de onderste sectie.
Let op!
0 mm
=
=
F G 0 mm
7.5.1 / 5
p
Om ervoor te zorgen dat de scharnieren (F) + (G) probleemloos functioneren, moeten ze worden vastgeschroefd aan de bovenste rand van de rondingen.
35
7. Montage Voorzichtig! Om kneuzingen tijdens de deurbewegingen te vermijden moeten alle deuren met een deurhoogte van minder dan 3000 mm aan alle zijden - en middenscharnieren (F) + (G) met een vingerinklembeveiliging (H) worden gemonteerd.
7.5.1 / 6
N
ND
H
De inklembeveiliging (H) moet vóór het vastschroeven aan de sectie op de scharnieren worden geschoven.
F 7.5.1 / 7
G
H Opmerking:
7.5.1 / 8
Bij de deurvarianten HLU en VLU worden de zijscharnieren pas na het instellen van de bodemsectie aan de deurpost gemonteerd.
Verwijzing:
F
De montage van de zijscharnieren voor de deurvarianten HLU en VLU is in hoofdstuk 7.5.3 beschreven.
• Schroef het zijscharnier (F) vast op de onderste sectie.
• Schroef alle benodigde middenscharnieren (G) vast op de onderste sectie.
7.5.1 / 9
G
• Alle zij- en middenscharnieren moeten na de inbouw worden ingevet.
7.5.1 / 10
• Monteer de vloerconsole en het zijscharnier voor de tegenoverliggende zijde.
36
HL
HLD NSH NSD
VL
7. Montage 7.5.1 / 11
n
Functiecontrole:
Let op!
f
g
De zij- en middenscharnieren moeten soepel kunnen bewegen. Zwaarlopende scharnieren moeten worden bijgesteld.
7.5.1 / 12
De kabels (I) mogen niet worden geknikt anders kunnen er permanente vervormingen optreden.
I
De kabels kunnen bij levering langer zijn dan nodig. Om de kabels later eenvoudiger te kunnen aanbrengen, moet de juiste lengte op de kabels worden gemarkeerd.
P
n
• Wikkel de kabels (I) af.
Verwijzing:
Teile-Nr.
Bezeichnung
Menge
120986 118405
Laufrollen d=45 mm (Industrie) Toprollenhalter Industrie
109550 109555
Laufrollenhalter Seitenscharnier ohne Fingerschutz
14 12
109554
Mittelscharnier ohne Fingerschutz
6
114971 114970
Bodenkonsole verz. rechts Bodenkonsole verz. links
1 1
102808 102016
Blechschrauben 6,3x16 mit Hohlflansch verz. Schloßschrauben 6x16 mit Sperrzahnmutter
84 38
121163
Endpuffer mit Befestigungswinkel verz. Stahlseile mit Zubehör Seil ø =4 mm gelieferte Seil-Länge = 7000 mm benötigte Seil-Länge = 5121 mm Vorpack Laufrollen-Distanzringe Vorpack Bef-Mat Deckenabhängung
154150 154160 154153 119063 120342 118469 156619
16 2
E - Antrieb Nein Nein 2 Stück 450 mm
erledigt
2 Stück gross 2
1 1
Vorpack Bef-Mat Bodenkonsole Vorpack Schlaffseilschalter Seil 3,4,5 Betriebsanleitung Federbruchsicherung W inkel für Federpufferanschlag Montageanleitung Sectionaltore deutsch - (D) Montage-Distanzstück inkl. Montagezettel Arbeitsblatt
r
RAL : Bedienung: Paneel oben geschnitten: Schlupftür: Anz.Felder: Sturzhöhe:
Musterbau xxxxxx - xx 3000 mm 4000 mm 7 Stück Normalbeschlag
e
De benodigde kabellengte vindt u in de voor de deur specifieke paklijst.
Kunde: SAP-Nr.: Torbreite: Torhöhe: Sektionen: Beschlag:
p
Op de afbeelding ziet u een voorbeeld van zo'n paklijst.
c
Zie de paklijst voor de vereiste lengte (X) van de kabel. De paklijst bevindt zich in het pakket met toebehoren.
1 1 1 2 1 5 1
Sonder ausstattung
Anzahl Packstücke :
1
2
3
4
5
6
gepackt von: . . . . . . . . . . . Datum: . . . . . Sachbearbeiter: M. Mustermann
Fertigungsunterlagen_5
20.11.2012 Seiten 1
37
7. Montage • Markeer de lengte (X) op de kabels (I).
7.5.1 / 13
I
X
Let op! Ter voorkoming van beschadiging aan de slapkabelbeveiliging mag de microschakelaar (P) tijdens het verdere verloop van de montage niet tegen de schakelaarnok (L) aanliggen. • Schroef de slapkabelbeveiliging op de vloerconsole. J K L M N O P
7.5.1 / 14
K
J
Zeskantschroef DIN 439-M10 Spanmoer Schakelaarnok Drukveer Onderlegplaatje Oogschroef Microschakelaar
L M N
P O
• Schuif de microschakelaar (P) in de sleufgaten weg van de schakelaarnok. • Stel de oogschroef (O) af.
7.5.1 / 15 4 mm
P
O
38
7. Montage 7.5.1 / 16
n
• Smeer de kabelafleiding op de vloerconsole. • Geleid de kabel om de kabelafleiding. • Borg de kabel met een splitpen (Q).
g
• Smeer de schacht van de geleiderol (R).
Q
• Steek de geleiderol (R) in de vloerconsole.
R
R
R
7.5.1 / 18
c
• Plaats de andere geleiderol in de tegenoverliggende looprail.
n
7.5.1 / 17
P
• Plaats de geleiderol (R) aan één zijde in de looprail.
f
• Monteer nu de slapkabelbeveiliging aan de tegenoverliggende zijde.
7.5.1 / 19
p
• Laat de bodemsectie zakken.
e
r
• Draai de bodemsectie vóór het laten zakken in verticale positie.
39
7. Montage Let op! Om te voorkomen dat het deurafsluitprofiel wordt beschadigd, moet de onderste sectie bij de vloerconsoles worden ondersteund. Bij brede deuren moet de onderste sectie bovendien in het midden worden ondersteund. Bij deuren met een loopdeur moet bovendien de onderste sectie in de loopdeur worden ondersteund. • Zet de onderste sectie (A) rechtop.
7.5.1 / 20
• Positioneer de onderste sectie (A) in het midden tussen de kozijnstijlen.
A
• Positioneer de onderste sectie (A) horizontaal.
• Ondersteun aan beide zijden de vloerconsole (E).
7.5.1 / 21
E
Functiecontrole:
7.5.1 / 22
De secties mogen niet doorhangen. Als een sectie doorhangt kan dat door het aanbrengen van extra ondersteuning worden verholpen.
7.5.2 Verdere secties inbouwen
N
ND
HL
HLD
NSH NSD
VL
Opmerking: Voor een soepele loop van de deur moet aan de volgende eisen worden voldaan. - De afstand tussen de deursecties moet minstens 0,8 mm bedragen. - Bij de beslagen NSH en NSD mogen de plastic-afstandhouders alleen bij de looprol aan de toprollenhouder worden aangebracht. • Plaats de kunststoffen afstandstukken op de geleiderol (A).
7.5.2 / 1
• Smeer de schacht van de geleiderol (A).
A
• Steek de geleiderol (A) in de geleiderolhouder (B).
A 40
3 mm
B
7. Montage 7.5.2 / 2
n
• Plaats de geleiderol (A) in de looprail. • Schroef de geleiderolhouder (B) vast op het zijscharnier (C).
A
g
B C
Bij deuren die breder zijn dan 5500 mm moeten bovendien op alle zijscharnieren (C) verstevigingen (D) worden gemonteerd.
C
P
D
• Monteer nu de geleiderolhouder aan de tegenoverliggende zijde.
• Plaats een volgende deursectie (E) op de onderste sectie.
7.5.2 / 4
E
Verwijzing: Na montage van de secties moeten de afstandsstukken worden verwijderd. De afstandsstukken dienen telkens voorafgaand aan de montage tussen de secties te worden aangebracht.
7.5.2 / 5
p
• Plaats de afstandsstukken tussen de secties.
e
r
• Plaats de deursectie (E) in lijn met de onderste sectie.
n
f
7.5.2 / 3
c
Opmerking:
41
7. Montage Loopdeur (optioneel)
Verwijzing: Voor de montage van de loopdeur moet de aparte montagehandleiding loopdeur in acht worden genomen.
7.5.2 / 6
> 0,8 mm
Bij deuren met loopdeur moeten de deursecties bij de loopdeur in de juiste positie ten opzichte van elkaar worden geplaatst.
< 25 mm
• Plaats de deursecties in de juiste positie ten opzichte van elkaar. • Schroef de middenscharnieren bij de loopdeur vast.
• Schroef alle scharnieren van de onderste sectie vast aan de andere deursectie.
7.5.2 / 7
• Schroef het zijscharnier (C) vast op de deursectie (E).
7.5.2 / 8
E
• Smeer de schacht van de geleiderol (A). • Steek de geleiderol (A) in de geleiderolhouder (B).
A
B
• Schroef de geleiderolhouder (B) vast op het zijscharnier (C).
C • Schroef alle benodigde middenscharnieren (F) vast op de deursectie.
7.5.2 / 9
F
• Monteer alle overige deursecties, zijscharnieren, geleiderollen en middenscharnieren.
42
7. Montage 7.5.3 Verdere secties inbouwen
VLU
n
HLU
g
7.5.3 / 1
C
f
C C B
n
C B
P
B A
Tandemrol met leidcilinder Tandemrol Standaard looprol
r
A B C
c
A
Opmerking:
• Smeer de schacht van de geleiderol (A).
7.5.3 / 2
A
p
• Plaats de kunststoffen afstandstukken op de geleiderol (A).
e
Voor een soepele loop van de deur moet aan de volgende eisen worden voldaan. - De afstand tussen de deursecties moet minstens 0,8 mm bedragen. - De verschillende looprollen moeten op de dienovereenkomstige positie worden gemonteerd.
• Steek de geleiderol (A) in de geleiderolhouder (D).
A D 3 mm
43
7. Montage Voorzichtig!
7.5.3 / 3
Om kneuzingen tijdens de deurbewegingen te vermijden moeten alle deuren met een deurhoogte van minder dan 3000 mm aan alle zijden - en middenscharnieren met een vingerinklembeveiliging worden gemonteerd. De inklembeveiliging moet vóór het vastschroeven aan de sectie op de scharnieren worden geschoven.
• Schroef de tandemrol met leidcilinder (A) aan de bodemsectie vast.
7.5.3 / 4
A
• Bouw de tandemrol met leidcilinder (A) aan de tegenoverliggende zijde in.
• Plaats een volgende deursectie (E) op de onderste sectie.
7.5.3 / 5
E
• Plaats de deursectie (E) in lijn met de onderste sectie.
• Plaats de afstandsstukken tussen de secties.
Verwijzing: Na montage van de secties moeten de afstandsstukken worden verwijderd. De afstandsstukken dienen telkens voorafgaand aan de montage tussen de secties te worden aangebracht.
44
7.5.3 / 6
7.5.3 / 7
Bij deuren met loopdeur moeten de deursecties bij de loopdeur in de juiste positie ten opzichte van elkaar worden geplaatst.
< 25 mm
g
• Plaats de deursecties in de juiste positie ten opzichte van elkaar.
n
Loopdeur (optioneel)
> 0,8 mm
7. Montage
7.5.3 / 8
• Vet de as van de tandemrol (R) in.
7.5.3 / 9
D
E
• Steek de geleiderol (R) in de geleiderolhouder (D).
P
n
• Schroef alle scharnieren van de onderste sectie vast aan de andere deursectie.
f
• Schroef de middenscharnieren bij de loopdeur vast.
G
Verwijzing: De montage van de looprol vanaf de vierde deursectie is in hoofdstuk 7.5.2 beschreven.
e
7.5.3 / 10
p
• Schroef alle benodigde middenscharnieren (G) vast op de deursectie.
r
R
c
• Schroef de tandemrol (R) aan de deursectie (E) vast.
• Monteer alle overige deursecties, zijscharnieren, geleiderollen en middenscharnieren.
45
7. Montage 7.5.4 Bovenste rolsteun monteren Opmerking:
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
VL
VLU
7.5.4 / 1
Voor deuren met een ingekorte bovenste sectie is een aanslaghoek (A) niet nodig.
A
7.5.4 / 2
A
110 mm
• Schroef de bovenste rolsteun (B) vast op de bovenste sectie. • Smeer de schacht van de geleiderol. • Steek de geleiderol (C) in de geleiderolhouder (D).
B
• Plaats de geleiderol (C) in de looprail.
D
C
• Schroef de geleiderolhouder (D) vast aan de bovenste rolsteun (B). • Schroef de aanslaghoek (A) vast op de bovenste sectie.
• Monteer de bovenste rolsteunen en de aanslaghoek voor de tegenoverliggende zijde.
7.5.5 Bovenste rolsteun monteren Opmerking:
N
ND
7.5.5 / 1
Voor deuren met een ingekorte bovenste sectie is een aanslaghoek (A) niet nodig.
A
46
HL
HLD HLU NSH NSD
7. Montage 7.5.5 / 2
D A
C
• Smeer de schacht van de geleiderol.
n
• Schroef de bovenste rolsteun (B) vast op de bovenste sectie.
g
• Steek de geleiderol (C) in de geleiderolhouder (D). • Plaats de geleiderol (C) in de looprail. • Schroef de geleiderolhouder (D) vast aan de bovenste rolsteun (B).
B
f
• Schroef de aanslaghoek (A) vast op de bovenste sectie.
• Steek de kunststoffen afstandstukken op de geleiderol (B).
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VLU
B
7.5.6 / 1
• Smeer de schacht van de geleiderol (B).
VL
P
7.5.6 Bovenste rolsteun monteren
n
• Monteer de bovenste rolsteunen en de aanslaghoek voor de tegenoverliggende zijde.
B
• Steek de geleiderol (B) in de geleiderolhouder (C).
• Plaats de geleiderol (B) in de looprail.
3 mm
7.5.6 / 2
c
C A B
r
• Schroef de bovenste rolsteun (A) vast op de bovenste sectie. • Schroef het aanslag-hoekprofiel (D) voor de veerstop aan de looprol (E) onder de toprollenhouder (A) vast.
p
A
e
• Schroef de geleiderolhouder vast op de bovenste rolsteun (A).
D E • Monteer de bovenste rolsteunen en de aanslaghoek voor de tegenoverliggende zijde.
47
7. Montage 7.6
Trekkabels leggen
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
Let op! De trekkabels moeten zoals voorgeschreven worden aangebracht zodat deze niet worden beschadigd en de deur soepel loopt.
Opmerking: De kabeltrommels kunnen dankzij hun omvang de bevestigingspunten voor het aandrijfsysteem afdekken. Na het trekken van de kabels zit de kabeltrommel vast en kan niet meer van de bevestigingspunten worden wegbewogen. Als na het vastdraaien van de kabeltrommel het aandrijfsysteem niet kan worden gemonteerd, moet het aandrijfsysteem voor het trekken van de kabels worden gemonteerd.
Verwijzing: De montage van de kettingtakel wordt beschreven in hoofdstuk 7.12. De montage van de opsteekaandrijving wordt beschreven in hoofdstuk 7.13.
Kettingtakel (optioneel)
7.6 / 1
• Controleer of de kettingtakel kan worden gemonteerd na het trekken van de kabels.
Opsteekaandrijving (optioneel)
7.6 / 2
• Controleer of de opsteekaandrijving kan worden gemonteerd na het trekken van de kabels.
Voordat de trekkabels worden getrokken, moeten alle deursecties (A) juist worden afgesteld. • Stel de deursecties (A) zo af dat - alle geleiderollen (B) in de ronding van de looprail (C) liggen, - alle geleiderollen (B) gemakkelijk kunnen worden rondgedraaid, - alle deursecties (A) tegen het afdichtprofiel (D) liggen.
48
7.6 / 3
D
B C
A
7. Montage 7.6.1 Trekkabels leggen
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
n
N
7.6.1 / 1
g
B A
f
A A A
A A
A
Kabel loopt achter de geleiderol.
c
A
P
n
A
• Trek de trekkabel tot aan de kabeltrommel (B).
p
e
r
• Trek nu de trekkabel aan de tegenoverliggende zijde.
49
7. Montage 7.6.2 Trekkabels leggen 7.6.2 / 1
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
C A
A A A
A
A A A
A
Kabel loopt voor de geleiderol.
Opmerking: Om een probleemloze deurbeweging veilig te stellen moet aan alle voorwaarden zijn voldaan: - De kabels en de kabeltrommels moeten bij gesloten deur zo ver mogelijk in richting deurpost worden gemonteerd. - De kabels mogen tijdens de bewegingen van de deur niet met de deurposten in contact komen. • Trek de trekkabel tot aan de kabeltrommel (C). • Lijn de kabeltrommel uit.
• Trek nu de trekkabel aan de tegenoverliggende zijde.
50
7.6.2 / 2
VL
VLU
7. Montage 7.6.3 Trekkabels leggen
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
n
7.6.3 / 1
N
B
B
g
C A
A
C
f
A
n
A D
A
P
A
A B C
c
A
Kabel loopt achter de geleiderol. Kabel loopt voor de geleiderol. Kabel loopt over de omkeerrol.
• Schuif de kabelbeveiliging (E) tegen de omkeerrol (C) aan.
7.6.3 / 2
E
e
• Schroef de kabelbeveiliging (E) vast.
r
• Trek de trekkabel tot aan de kabeltrommel (D).
• Trek nu de trekkabel aan de tegenoverliggende zijde.
p
C
51
7. Montage 7.7
Trekkabels opwikkelen
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
Opmerking: Bij beslag NSH en beslag NSD zijn de kabeltrommels op de veeras gedraaid.
• Leg de kabel van achteren over de kabeltrommel (A).
7.7 / 1
A
• Geleid de kabel door de kabeltrommel (A).
Opmerking:
7.7 / 2
Voor een soepele loop van de deur moeten de kabels strak worden gelegd.
Let op!
7.7 / 3
Om een duurzame klemfunctie van de kabel veilig te stellen moet de kabelklemschroef (B) met een aantrekkoppel van 13 Nm worden vastgetrokken.
A
B
• Trek de kabel uit de kabeltrommel (A) totdat de markering gelijk ligt met de binnenzijde van de trommel. • Klem de kabel met de kabelklemschroef (B) vast (13 Nm).
• Wikkel de kabel op door de kabeltrommel rond te draaien.
7.7 / 4
C • Plaats de inlegspie (C) erin. Inlegspie voor massieve as: 6,35 x 6,35 Inlegspie voor holle as: 6,35 x 9,5
52
VLU
7. Montage
Om te voorkomen dat de deur blokkeert, moeten de overlengten worden vastgemaakt of worden ingekort. Afhankelijk van de situatie kan het voorkomen dat er bij gesloten deur maar een halve veiligheidswikkeling op de kabeltrommel achterblijft – dat is voldoende. De op de paklijst aangegeven kabellengte moet worden aangehouden. 7.7 / 5
g
• Schuif de kabeltrommel tot aan de aanslag tegen de kozijnstijlconsole (D).
n
Opmerking:
• Draai de schroeven van de kabeltrommel vast.
D
f
• Maak het overstekende kabeluiteinde vast of kort het in.
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
Voorzichtig! Ter voorkoming van persoonlijke letsel dient u zich te houden aan de volgende punten. - De deur moet zijn beveiligd tegen plotseling omhooglopen. - De spanijzers (A) moeten geschikt zijn voor de spanconus en de veersterkte. - De spanijzers (A) moeten juist in de spanconus zijn aangebracht omdat ze er anders uit kunnen vliegen. - In de spanconus moet zich altijd een spanijzer bevinden en het spanijzer moet worden vastgehouden. De spanning van de veer kan anders plotseling vrijkomen.
P
Veren spannen
c
7.8
n
• Wikkel nu de kabel aan de tegenoverliggende zijde op.
De spanijzers (A) mogen niet tegen de sectie worden gedrukt anders kan de deur worden beschadigd. Om te zorgen dat de veer op lange termijn goed blijft functioneren mogen de windingen van de veer niet te dicht tegen elkaar liggen.
r
Let op!
Opmerking:
e
Een winding komt overeen met een volle omwenteling van 360°. Een slag is geen volle omwenteling.
7.8 / 1
p
• Zet de deur dusdanig vast dat deze niet in de richting Deur OPEN kan wegen.
53
7. Montage De juiste veerspanning is afhankelijk van de grootte en het gewicht van de deur. Op het typeplaatje staat het aantal windingen voor de spanning van de veer aangegeven. Het typeplaatje bevindt zich binnen rechts op de tweede deursectie.
7.8 / 2
• Draai de veer zo vaak 360° rond als op het typeplaatje staat aangegeven.
A • Plaats de inlegspie (B) erin. Inlegspie voor massieve as: Inlegspie voor holle as:
7.8 / 3 6,35 x 6,35 6,35 x 9,5
B
• Trek de veer enigszins uit elkaar. • Draai de schroeven vast. • Haal de spanijzers weg.
Functiecontrole: Het juiste aantal windingen kan worden afgelezen aan de hand van de gestrekte lijn van de veer. In het voorbeeld wordt een deur afgebeeld met een veer die zes keer is gedraaid.
7.8 / 4
0
1
2
3 4
5 6
• Span nu de veren van de tegenoverliggende zijde.
Opmerking: De spanning van de veren wordt gedurende de eerste deurbewegingen minder (afhankelijk van het gewicht van de deur en het type beslag). De veren moeten daarom na 8 - 12 weken vanaf het eerste gebruik worden gecontroleerd en eventueel worden nagespannen.
54
7. Montage Deurloop testen
N
ND
7.9 / 1
Functiecontrole:
7.9 / 2
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
f
g
• Verwijder de ondersteuningen en vergrendelingen van de deur.
HL
n
7.9
P
n
Het deurblad moet in gesloten toestand horizontaal staan.
B
c
B
< 20
mm
7.9 / 3
< 20 mm
Als het deurblad niet horizontaal staat, kan de stand met behulp van de oogschroef (A) op de vloerconsole worden aangepast. De oogschroef wordt met de desbetreffende moer (B) afgesteld.
• Draai de oogschroef vast met de moer (B).
A
A
r
• Positioneer het deurblad horizontaal door het afstellen van de oogschroeven (A).
Let op! De deur mag slechts langzaam worden geopend anders kan hij worden beschadigd. De deur is nog niet voorzien van eindaanslagen (veerbuffer).
p
Ter voorkoming van persoonlijke letsel moeten de volgende punten vóór het proefdraaien worden gecontroleerd. - Zijn alle montagestappen uitgevoerd zoals is beschreven? - Zijn de looprails op alle punten aan het plafond vastgeschroefd? - Zijn de veren aan beide zijden gespannen zoals is beschreven? - Zijn de deursecties op alle voorgeschreven punten vastgeschroefd? - Bedraagt de afstand tussen de deursecties overal 0,8 mm zoals is voorgeschreven?
e
Voorzichtig!
55
7. Montage 7.9 / 4
• Open en sluit de deur handmatig. Het proefdraaien is succesvol als aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1. De deur kan gemakkelijk worden bewogen. • Controleer de volgende punten als de deur niet gemakkelijk/soepel beweegt: – Zijn de kozijnstijlen juist gepositioneerd? – Zijn de kabels op de kabeltrommel verdraaid? – Liggen de zijlooprails volledig horizontaal? – Is het deurblad in het midden van de deuropening gepositioneerd? – Zijn er te veel of te weinig kunststoffen afstandstukken op de geleiderol aangebracht? – Zijn de geleiderollen zodanig ingesteld dat ze te zwaar lopen? 2. De deur beweegt in de eindposities "Deur open" en "Deur dicht". • Als de deur niet in de eindpositie "Deur open" beweegt, controleer dan de volgende punten: – Wordt de loop van de deur door een obstakel geblokkeerd? Controleer met name de looprails. – Loopt de kabel aan beide zijden goed op de kabeltrommels? – Is de veerspanning juist? De veerspanning kan te gering of te hoog zijn. 3. De deur blijft staan tussen de eindposities in de autostop. • Als de deur niet in de autostop blijft staan, controleer dan de volgende punten: – Als de deur verder opengaat, moet de veerspanning worden verlaagd. – Als de deur verder sluit, moet de veerspanning worden verhoogd.
Opmerking: Als de veren sterker zijn gespannen om de vermindering van de spanning die in de eerste 8 - 12 weken optreedt, te compenseren, kan de deur niet in de autostop blijven staan.
56
7. Montage N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
VL
VLU
n
7.10 Eindaanslag monteren Let op!
7.10.1 Eindaanslag monteren • Schroef de veerbuffer (A) vast op het hoekijzer (B).
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
g
De deur mag slechts langzaam worden geopend anders kan hij worden beschadigd.
7.10.1 / 1
f
A
n
B
7.10.1 / 2
P
• Draai de twee hamerkopbouten (C) in de juiste positie in het c-profiel van de zijlooprail.
C
c
• Schroef het hoekijzer (B) handvast op de zijlooprail.
B
Om een probleemloze functie van de deur te waarborgen moeten de veerstoppen zó worden ingesteld, dat de kabeltakels ook bij geopende deur strak staan (er mag geen slap doorhangen ontstaan).
Met kettingtakel / opsteekaandrijving
7.10.1 / 3
r
Let op!
1/3
e
• Zet de deur in de eindpositie OPEN. 2/3
• Stel de veerbuffer (A) in.
A
B
p
• Schroef het hoekijzer (B) vast op de zijlooprail.
57
7. Montage Zonder kettingtakel / opsteekaandrijving
7.10.1 / 4 1/1
• Zet de deur in de eindpositie OPEN. • Stel de veerbuffer (A) in. • Schroef het hoekijzer (B) vast op de zijlooprail.
A
B
• Monteer nu de eindaanslag van de tegenoverliggende zijde.
7.10.2 Eindaanslag monteren
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
Opmerking: Deuren zonder kettingtakel en opsteekaandrijving hebben geen eindaanslag nodig.
• Schroef de veerbuffer (A) vast op het hoekijzer (B).
7.10.2 / 1
A
B
• Schroef het hoekprofiel (B) licht vast aan de zijdelingse looprail.
7.10.2 / 2
B
58
VL
VLU
7. Montage
Om een probleemloze functie van de deur te waarborgen moeten de veerstoppen zó worden ingesteld, dat de kabeltakels ook bij geopende deur strak staan (er mag geen slap doorhangen ontstaan).
• Zet de deur in de eindpositie OPEN.
n
Let op!
7.10.2 / 3
g
1/3 • Stel de veerbuffer (A) in.
2/3
• Schroef het hoekijzer (B) vast op de zijlooprail.
B
f
A
n
• Monteer nu de eindaanslag van de tegenoverliggende zijde.
• Schroef de veerbuffer (A) vast op het hoekijzer (B).
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
7.10.3 / 1
VLU
P
7.10.3 Eindaanslag monteren
7.10.3 / 2
C
e
B
p
• Schroef het hoekijzer (B) op het bovenste uiteinde van de looprail (C).
r
B
c
A
59
7. Montage • Zet de deur in de eindpositie OPEN.
7.10.3 / 3
• Positioneer de veerbuffer (A) in lijn met de aanslaghoek (D).
A D
• Monteer nu de veerbuffer aan de tegenoverliggende zijde.
7.11 Afsluitende werkzaamheden • Verwijder de beschermfolie (A) van de secties.
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
7.11 / 1
A
• Kort de bovendorpelafdichting (B) zodanig in - dat de bovendorpelafdichting niet langs de bo vendorpel schuurt, - dat de deur helemaal sluit.
Functiecontrole: Controleer of alle scharnieren voldoende zijn ingevet.
60
7.11 / 2
B
B
7. Montage N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
VL
VLU
n
7.12 Kettingtakel monteren (optioneel) Opmerking:
g
De inlegspie in de kettingtakel is voorgemonteerd voor de constructie met massieve as. Voor de constructie met holle as moet de inlegspie worden vervangen. Inlegspie voor massieve as: 6,35 x 6,35 Inlegspie voor holle as: 6,35 x 9,5
7.12 / 1
B
• Steek de kettingtakel (A) op de veeras.
n
P
c
C
r
7.12 / 2
e
• Schroef de kettinghouder (C) vast op de kozijnstijl.
A
ca. 1000 mm - 1500 mm
• Schroef de kettingtakel (A) vast op de lagerconsole (D).
p
• Schuif de deur in de positie DICHT.
f
Bij de beslagtypes NSH en NSD kan niet worden gegarandeerd dat de complete openingshoogte met de haspelkettingtakel kan worden bereikt.
61
7. Montage 7.13 Opsteekaandrijving monteren (optioneel) • Zet de deur in de positie OPEN.
N
ND
HL
HLD HLU NSH NSD
7.13 / 1
Opmerking:
A 1/2
De gaten voor het vastschroeven zijn in de kozijnstijl voorgestanst op halve openingshoogte.
1/2
• Schroef de trekontlasting (A) vast op de kozijnstijl.
• Schuif de deur in de positie DICHT.
7.13 / 2
E
• Schroef de opsteekaandrijving (D) vast op de draaimomentsteun (B). • Plaats de inlegspie (C) in de as. Inlegspie voor massieve as: 6,35 x 6,35 Inlegspie voor holle as: 6,35 x 9,5
C D
B
• Steek de opsteekaandrijving (A) op de as. • Schroef de opsteekaandrijving (D) met de draaimomentsteun (B) vast aan de kozijnstijlconsole. • Borg de inlegspie met een afstandsring (E) (alleen bij HLU en VLU).
Opmerking:
7.13 / 3
Om de toegang bij noodbediening te waarborgen, kan de positie van de insteekaandrijving (D) door verdraaien van de koppelsteunplaat (B) aan de plaatselijke omstandigheden worden aangepast. Montage van de aandrijving onder 40°
Montage van de aandrijving onder 90°
62
7.13 / 4
VL
VLU
7. Montage
Voor het monteren, aansluiten en programmeren van de besturingen en de veiligheidsinrichtingen dienen de bijgaande handleidingen te worden doorgelezen.
7.13 / 5
g
• Schroef de besturing (F) vast op de muur.
n
Verwijzing:
• Leg een lege buis tussen de besturing en de opsteekaandrijving.
F
• Trek de aansluitkabel tussen besturing en opsteekaandrijving door de lege buis. • Sluit de besturing (F) op de opsteekaandrijving aan.
f
G H
• Sluit de spiraalkabel (G) aan op de besturing (F). • Sluit de spiraalkabel (G) aan op de aftakdoos (H).
7.13 / 6
P
• Schuif de slapkabelschakelaar (I) tegen de schakelaarnok.
n
• Schroef alle voor de deur bedoelde optionele onderdelen vast (bijv. stoplicht, veerbreukbeveiliging) en sluit indien nodig onderdelen elektrisch aan.
c
• Trek de splitpen (J) uit de veerbreukbeveiliging.
I
Opmerking: De eindpositie Deur DICHT moet zo worden ingesteld dat het deurafsluitprofiel enigszins omhoogstaat.
r
J
p
e
• Stel de eindposities Deur OPEN en Deur DICHT in.
63
8. Bediening Voorzichtig! Om persoonlijk letsel door ongecontroleerde bewegingen van de deur te vermijden: • open of sluit de deur alleen wanneer zich geen personen of voorwerpen in de baan van de deur bevinden; • bedien de deur niet bij krachtige wind, om te garanderen dat de deur onder controle blijft.
8.1
Bediening met kettingtakel
Let op! Ter voorkoming van beschadiging van de kettingtakel en de deur is het niet toegestaan om met een ruk aan de ketting te trekken. De deur dient langzaam en gelijkmatig met behulp van de kettingtakel te worden geopend en gesloten. A B C
Ketting Deur DICHT Ketting Deur OPEN Kettinghouder
8.1 / 1
A
• Haal de ketting uit de kettinghouder (C).
B
• Trek aan de ketting (A) om de deur te openen.
C
• Trek aan de ketting (B) om de deur te sluiten.
Opmerking: De veerspanning trekt de deur in de eindpositie OPEN iets terug in richting Deur DICHT. Voor het behouden van de volledige doorrijhoogte moet de ketting in de eindpositie OPEN in de kettinghouder (C) worden bevestigd zodat de deur niet meer kan bewegen.
8.2
Bediening met opsteekaandrijving
Voorzichtig! Om persoonlijk letsel door ongecontroleerde bewegingen van de deur te vermijden: • Zorg dat de besturing en de afstandbediening niet kunnen worden gebruikt door kinderen of onbevoegde personen. • Zorg er ook voor dat de afstandbediening niet onopzettelijk kan worden bediend (bijv. in uw broekzak). A B C
Deur OPEN STOP Deur DICHT
8.2 / 1
• Druk op de knop (A) om de deur te openen. • Druk op de knop (B) om de deur in de gewenste stand te stoppen. • Druk op de knop (C) om de deur te sluiten.
Opmerking: Bij het openen en sluiten stopt de deur in de eindposities.
64
A B C
9. Onderhoud
g
Om persoonlijk letsel of beschadiging van de deur te voorkomen, is uitvoering van de volgende punten verplicht. - De deur en het aandrijfsysteem hebben minstens elke 12 maanden een onderhoudsbeurt nodig. Bij frequent gebruik van de deur moeten kortere tussenpozen voor het onderhoud worden aangehouden. - Alle defecte onderdelen moeten worden vervangen door originele onderdelen. - Onderhoudswerkzaamheden moeten door vakkundige personen worden uitgevoerd. - Onderhoudswerkzaamheden moeten conform de inhoud van deze handleiding worden uitgevoerd. - Met name moeten waarschuwingen en veiligheidsaanwijzingen worden opgevolgd. - Het onderhoud van de deur moet worden vastgelegd.
n
Voorzichtig!
9/1
• Controleer alle geleiderollen (A).
9/2
P
n
• Controleer de trekkabels op scheuren, splits of breuken.
f
Onderhoudspunten
• Smeer de schacht van de geleiderollen (A).
A
c
• Smeer de zijscharnieren.
• Controleer de veren (B) op beschadigingen.
r
• Smeer de middenscharnieren.
9/3
e
• Smeer de veer (B).
p
B
65
a
a
9. Onderhoud
• Controleer de schroefverbindingen aan het plafond.
9/4
• Controleer de positie van de hamerkopbouten (C) in de c-rail. • Controleer de schroefverbindingen (D) van de driehoekige consoles.
C
D
• Controleer van alle schroefverbindingen van de deur de passing en de vastheid. • Controleer alle onderdelen op scheuren en beschadigingen.
Verwijzing:
Lees de bedieningshandleiding van het aandrijfsysteem voor de controle van het aandrijfsysteem en de veiligheidsinrichtingen van de deur.
• Controleer het aandrijfsysteem en alle veiligheidsinrichtingen van de deur.
Deurloop testen 9/5
Verwijzing:
Zie de bedieningshandleiding van het aandrijfsysteem voor het ontgrendelen.
66
9. Onderhoud
n
• Ontgrendel het aandrijfsysteem. • Open en sluit de deur handmatig. Het proefdraaien is succesvol als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
• Als de deur niet in de eindpositie "Deur open" beweegt, controleer dan de volgende punten: – Wordt de loop van de deur door een obstakel geblokkeerd? Controleer met name de looprails. – Loopt de kabel aan beide zijden goed op de kabeltrommels? – Is de veerspanning juist? De veerspanning kan te gering of te hoog zijn. 3. De deur blijft staan tussen de eindposities in de autostop.
f
2. De deur beweegt in de eindposities "Deur open" en "Deur dicht".
n
• Controleer de volgende punten als de deur niet gemakkelijk/soepel beweegt: – Zijn de kozijnstijlen juist gepositioneerd? – Zijn de kabels verdraaid? – Liggen de zijlooprails volledig horizontaal? – Is het deurblad in het midden van de deuropening gepositioneerd?
g
1. De deur kan gemakkelijk worden bewogen.
P
• Als de deur niet in de autostop blijft staan, controleer dan de volgende punten: – Als de deur verder opengaat, moet de veerspanning worden verlaagd. – Als de deur verder sluit, moet de veerspanning worden verhoogd.
Veren naspannen
Ter voorkoming van persoonlijk letsel moet het spanijzer voor het verwijderen van de inlegspie zich veilig in de spanconus bevinden en stevig worden vastgehouden. De veerspanning wordt na het verwijderen van de inlegspie en het losdraaien van de schroef overgedragen op het spanijzer.
c
Voorzichtig!
r
Verwijzing: Zie hoofdstuk 7.8 voor het spannen van de veren.
• Houd het spanijzer vast. • Draai de schroef los.
9/6
e
• Steek het spanijzer in de spanconus.
• Verhoog de spanning. • Plaats de inlegspie erin.
p
• Verwijder de inlegspie.
• Draai de schroef vast. • Span nu de veer na van de tegenoverliggende zijde.
67
Originele handleiding. Wijzigingen die de technische vooruitgang dienen blijven ons voorbehouden. 08/15 (NL) 129.511 Beschermd door auteursrecht. Nadruk, ook van gedeeltes, alleen met onze toestemming.
Teckentrup GmbH & Co. KG Industriestraße 50 · D-33415 Verl-Sürenheide Fon: 05246 504-0 · Fax: 05246 504-0
[email protected] · www.teckentrup.biz