Religie en politiek Een avond op basis van: Theo de Wit, ‘De Laïcité: onze toekomst of Frankrijks verleden? Over de noodzakelijke afstand tussen religie en politiek’ in: Het christendom en de wereldreligies, 213-232. Theo de Wit is sinds 2006 universitair docent sociaal-politieke filosofie en cultuurfilosofie te Tilburg. Samen met M. ten Hooven schreef hij het toegankelijke boek ‘Ongewenste goden. De publieke rol van religie in Nederland’ (2006). Theo de Wit begint met een uitleg van Matt.22, 15-22 over ‘Geef de keizer wat des keizers is’. Wat kan dit betekenen? Wat behoort aan de keizer (de staat); wat aan God (c.q. en dit is het gevaarlijke: de Kerk)? Er blijkt geen consensus te hebben bestaan, noch te bestaan over een heldere afbakening van een potestas spiritualis en een potestas directa. Het Franse ‘model’ In Nederland is de verzuiling vervangen door de multiculturele samenleving, maar dar zijn allerlei problemen mee. Sommige Nederlanders kijken met waardering naar het zgn. ‘Franse model’ van de laïcité, waarbij (door o.a. de Teldersstichting) wordt gedacht aan de afschaffing van publieke financiering van het bijzonder confessioneel onderwijs. De Wit ziet drie redenen om het Franse debat over deze laïcité eens goed te beluisteren: 1) Kritische vragen omtrent de zgn. strikte neutraliteit van de staat t.a.v. religies en levensbeschouwingen. Deze is onderhevig aan een diepe onenigheid. 2) Hoe komt het dat de RK-kerk vandaag de laïcité verdedigt, terwijl deze in 1905 toen de de wet van de scheiding van kerk en staat werd ingevoerd, fel tegen was? (In 2005 heeft paus Johannes Paulus II zelfs gesteld dat de laïcité tot de sociale leer van de kerk behoort!). Of is betreft de laïcité principieel een botsing tussen religieus geloof en ‘verlicht’ atheïsme? 3) Is Frankrijk lichtend voorbeeld? Of heeft Frankrijk zichzelf juist op slot gezet, en is de laïcité een hindernis bij het antwoord op de uitdagingen van de 21 e eeuw? Het debat wordt met de noodzakelijke zelfreflectie door diverse Franse auteurs tegenwoordig gelukkig boven de staatspropaganda uitgetild. Scheiding van kerk en staat in Frankrijk 1905-2005 Volgens de historicus René Rémond is de laïcité de grondslag van de apaisement van Frankrijk en heeft deze geleid tot stabilisering van de samenleving. Maar het is geen gewone wet. President J. Chirac spreekt van de ‘zuil van de republikeinse tempel’ en de socialist Jean Jaurès noemde de wet een eeuw geleden al ‘de voltooiing van het werk van de Revolutie’. (De wet wordt ook niet herschreven.) De wet staat in een eeuwenoud spanningsveld tussen Rome en de kerk van Frankrijk (‘de oudste dochter van de kerk’). Vanaf de bekering van Clovis (496) zijn er
spanningen geweest. De kroning van Karel de Grote tot keizer leek de suprematie van de paus te bevestigen (800), in 1375 verwierf de koning van de paus het alleenrecht van de titel ‘le roi tres chrétien’ (christianissimus), maar in 1516 sloot Frans I het Concordaat van Bologna met Leo X, waarna hij het recht van bisschopsbenoemingen aan zich trok (de Gallicaanse kerk). (Niet genoemd door De Wit.) Dat Napoleon zich op het ultieme moment zelf tot keizer kroonde en een concordaatsregime opzette betekende weliswaar dat de RK-kerk officieel werd erkend als een door de staat erkende culte, maar ook andere kerken viel deze zelfde ‘eer’ te beurt, een vooruitgang voor lutheranen, calvinisten en joden. Andere godsdiensten werden getolereerd. In 2003 noemde nog altijd 60% van de Fransen zich Rooms-Katholiek. De wet van 1905 maakte religie volledig los van de politieke macht (uitgezonderd tot op heden Elzas en Moezel). Financiele steun van de staat is slechts mogelijk voor ‘culturele activiteiten’. Bisschoppen worden niet door de staat benoemd. De Franse Republiek verzekert de vrijheid van geweten. Met de term ‘culte’ (in plaats van kerk!) erkent de wet nog steeds de sociale en collectieve dimensie van de door de wet ‘geprivatiseerde’ religie. De wet roept op zgn. culturele verenigingen, associations culturelles op te richten. Alleen de protestanten en de joden waren hier wel blij mee omdat het voor hen een vooruitgang was. De RK-kerk werd in theorie met hen gelijk gesteld. In 1946 pas werd de laïcité (die niet eens letterlijk in de wetstekst van 1905 stond), in de grondwet opgenomen. Het was de overwinning van een antiklerikale, positivistisch en rationalistisch denkende elite op de RK-kerk, eigenlijk in denken en geloven nog altijd nauw verbonden met het Ancien Régime, in de ogen van Frankrijks intellectuelen een bolwerk van dom bijgeloof en middeleeuws machtsdenken. De wereldlijke religie, religion civile, (vaderlandsliefde; wetenschap; waarden mythisch verbeeld in de Franse Revolutie en staatsmonopolie op onderwijs) won het dus van de kerk. Laïcité als toverbal Het begrip is veelkleurig en werd successievelijk geclaimd door allerlei stromingen, zo werd sinds 1981, toen de socialisten aan de macht kwamen laïcité ineens een kernwaarde van het socialisme, met het accent op solidariteit. Laïcité werd als staatsideologie alles behalve neutraal, een politiek programma, een waarheidsregime. Godsdienst werd geduld in de private sfeer als een overblijfsel van irrationaliteit waar sommige mensen gewoon moeilijk afscheid van kunnen nemen. De vraag is gesteld of laïcité nu in de eerste plaats een logica van diversiteit betreft, of dat het juist gaat om een traditionele logica van eenheid en gelijkheid (bijv. in een school)? Zijn de wetenschappelijke benadering van het wereldbeeld die daarbij aan bijv. leerlingen worden voorgehouden altijd wel zo neutraal (bijv. Darwinisme)? Betekent laïcité niet sociologisch een zekere ‘transfer’ van religieuze waarden van kerk naar (Franse) staat (vgl. heroïsme rond WO 1 (la Grande Guerre), bijv.
in Verdun)? Op Franse scholen dreigde vanaf ca. 1980 een ‘religieus analfabetisme’. het ‘common sense-moralisme’ van de Derde Republiek lijkt uitgeput ‘Laïcisering van de laïcité’ In 1989 werd Frankrijk overvallen door de zgn. ‘hoofddoekjeskwestie’. Twee idealen, godsdienstvrijheid en de neutraliteit van de publieke sfeer, botsten hard op elkaar. De presentie van een vitale islam in Frankrijk en de problematiek van de immigratie waren zwaar onderschat en werden door politici niet goed geanalyseerd. Doordat de RK-kerk in de jaren ’70 tot een volkomen aanvaarding van de laïcité was geraakt verloor de Franse Republiek eigenlijk haar natuurlijke ‘tegenpartij’, repoussoir, en daarmee merkwaardig genoeg haar zicht op eigen doel en inzet. Met de teloorgang van de vijand verbleekten de traditionele republikeinse waarden. In plaats van uitoefening van sovereiniteit en constituering van macht, ging het om garantie van burgerrechten en verdediging van persoonlijke vrijheden. De eensgezindheid van Frankrijk was ver te zoeken in een steeds meer heterogene natie waarin geloofspraktijken zich niet gedwee achter de voordeur lieten verbergen en geloof als een vorm van identiteit, ook of juist in het openbaar, wordt geleefd. In deze situatie wordt nu opnieuw een beroep op de laïcité gedaan om het pluralisme en de vreedzame co-existentie van de levensbeschouwingen te garanderen. Laïcité en catho-laïcité De kloof tussen kerk en staat is groot geweest. Een kraampje van de kerk op de markt was verboden. Premier Jospin torpedeerde iedere verwijzing naar religie in de Europese Grondwetsvoorstellen. Telkens is er weer verwarring of laïcité nu vooral een politiek-juridisch regime is of een principieel filosofische en levensbeschouwelijke positie (met een verborgen agenda om de godsdienst als obscurantisme terug te dringen ten gunste van de wetenschap). De Wit: ‘Volgens deze seculiere eschatologie zal de waarheid stap voor stap de overwinning behalen op de irrationele krachten van de religie.’ De verworvenheid daarbij is gewetensvrijheid. Het ‘dwingt ze in te gaan’ (Lc.14,23), ooit grondslag voor de inquisitie, is niet langer van kracht. Religie zelf is gereduceerd tot individuele opinie en storende bijzaak. Kruisbeelden horen niet thuis in scholen en ziekenhuizen. Toch zijn er ook veel compromissen gesloten wanneer de wil tot samenleven het won van ideologische scherpslijperij. Kerken (ook de temples protestantes) kwamen als ‘gemeenschappelijk bezit’ in aanmerking voor onderhoud door de lokale gemeente (heel mager uitgevoerd!). De paus aanvaardde na WO 1 dat er RK-culturele verenigingen in Frankrijk kwamen: ‘Catolaïcité’. Zo anders dan in Nederland was het niet. Actuele uitdagingen Discussie, veelal losgemaakt door de opkomst van de islam in Frankrijk wordt vaak verwarrend gecarricaturaliseerd door het gesprek in termen
van antifascistisch en Résistance te persen, oude labels die de lading niet dekken. Antiklerikale lofprijs op de Verlichting is in RK-oren een Frans ‘burgermansritueel’ (vgl. Madame Bovary). Men weigert zelf na te denken wanneer men het absolute eenvoudigweg verplaatst van de hemel naar de menselijke rede. Militante laïcisten en fundamentalistische moslims maken zich schuldig aan dergelijke stereotypen. Open vragen Drie open vragen (niet echt open gepresenteerd door De Wit, door mij een beetje geherformuleerd) zijn: 1) Is het Franse staatscentralisme wel het goede model wanneer het gaat om nadenken over de plaats van godsdienst in de publieke ruimte in een zeer veranderde wereld waarin de staat terrein heeft moeten prijsgeven aan een meer autonome samenleving, aan Europa en aan de globalisering? 2) De wet van 1905 gaat uit van een gevestigde religie met geld en goederen. De islam in Frankrijk (4 miljoen aanhangers) is niet zo’n religie. Dit roept nieuwe vragen op aan de staat. 3) Het is geen feit van de 21 e eeuw, maar een oude reflex in elke religie automatisch een vorm van obscurantisme en fanatisme te zien, zoals in Frankrijk vaak gebeurt. Oliver Roy zei in zijn boek La laïcité face à l’islam: ‘Frankrijk leeft zijn identiteitscrisis uit via de islam.’ Hij betoogt over het gedrag van moslims in Frankrijk dat er geen directe causale relatie bestaat tussen het dogma en het gedrag van mensen. Kortom, moslims in Frankrijk gedragen zich (ingegeven door de culture shock) heel anders dan hun familieleden op het platteland in Marokko. De beroemde stelling van Huntington over een clash of civilisations betreft het identif iceren van fundamentalisme met achterlijkheid, waartegenover (Westerse) moderniteit in stelling kan worden gebracht. Maar dit is een schijnduidelijkheid. Frankrijk is in de val gelopen van onder het mom vrijheid tegenover onvrijheid te plaatsen, in werkelijkheid een laïcistische ideologie tegenover een minderheidsreligie in stelling te hebben gebracht. Opinies worden gecriminaliseerd, bijv. door een wet die ‘homofobie’ verbiedt. (Zo is er ook een wet die het ontkennen van de Armeense genocide verbiedt.) Goedbedoeld waarschijnlijk, maar vreemd om over na te denken. In het openbaar religieuze onderscheidingstekenen als een kruisje dragen is heel beladen in Frankrijk en kan niet in een publieke functie of op school. Middels een zgn. correct ‘culturele bril’ houdt Frankrijk vast aan de mythe van de klassenoverstijgende consensus over het ideaal van de ‘republikeinse waarden’ en zo worden de echte sociale kloven in de samenleving ontkend. In de ogen van sommigen is de religie daarvan de schuld. In reactie maken moslims van hun religie als protest hun identiteitskenmerk (harde identiteit, wat ze in hun land van herkomst nooit zouden doen omdat ze er daar geen behoefte aan hebben, JZ). Radicale laïcisten en moslims houden elkaar in Frankrijk op deze wijze in een ijzeren houtgreep. De repoussoir religie is terug van weggeweest.
Staatswaarheid staat tegenover religieuze waarheid. M.b.v. het denken van Hannah Arendt wijst De Wit op de paradoxale gevolgen van deze handelwijze. Wat men had willen verwijderen uit het maatschappelijke discours komt als een boemerang terug: Het absolute. Maar dat was juist door de religie uit de wereld van de mensen gehaald en weggelegd bij God. Frankrijk handelt niet naar de eigen wet van 1905 wanneer men vanuit de overheid een ‘liberale islam’ eist. Dit doet denken aan de tijd van voor de wet dat priesters nog door de staat werden betaald of de tijd dat bisschoppen nog door de koning (of na de Franse Revolutie door revolutionaire raden) werden benoemd. Begin 21e eeuw is de financiële relatie tussen kerk en staat in Frankrijk in opdracht van Sarkozy opnieuw doorgelicht. Deze stelde vast dat de wijze waarop laïcité in 1946 in de grondwet is gekomen niet zozeer een militante scheiding betrof, maar een neutraliteit van de staat. Bepaalde vormen van financiële steun zijn in dat verband toegestaan. Reeds in 1920 betaalde de overheid de bouw van een moskee in Parijs. De commissie wees ook op de dunne scheidslijn tussen godsdienstige activiteiten en de eerder genoemde activiteiten ‘d’ordre culturel’. De laatste komen wel in aanmerking voor subsidie. Godsdienstig getinte herdenkingsplechtigheden zijn altijd al lastig geweest. De commissie pleit voor een soepele benadering. Conclusie Er is een dubbel gevaar. Aan de religieuze pool kan het zijn dat een religie zich meester maakt van de staat. Aan de politieke pool bestaat het dat een staat aan, wat De Wit noemt, ‘legitimatorische zelfbediening’ gaat doen en zo in de rol komt van een seculiere heilsinstantie. Het eerste geval leidt, paradoxaal genoeg, tot een ontsporing van de dominante religie in slaafse staatstrouw, bijv. Iran vandaag en ZuidAfrika t.t.v. Apartheid. In het tweede geval, ook paradoxaal, verliest de staat op den duur zijn legitimatie omdat geen enkele staat zijn heilsmissie kan waarmaken. Belangrijke zaken uit de belevingswereld van mensen, zoals geluk, dankbaarheid en de kunst om waardig te sterven kunnen geen politiek gestuurde projecten zijn. Zowel de staat als de godsdienst kunnen zich ontwikkelen tot een ‘jaloerse God’. Niet de staat bevrijdt de burger van religie (laïcité), maar religie bevrijdt van de omnipotentie van de staat (zegt Olivier Roy). Theo de Wit vult daarbij aan dat de democratische staat zijn burgers ook moet hoeden voor religieuze dwang. In de geest van Hannah Arendt is de politiek wezenlijk het domein van de relativiteit en het debat, zonder absolute maatstaven, hetzij van de religieuze, hetzij van de seculiere kant. Kortom, het Franse model verdient geen aanbeveling voor Nederland. Maar we kunnen er veel van leren.