^
J^ ^/f3 ty^^c^^-^^-^M^ H^
EEN
Zf
WOORD
in 't belang van het personeel DER
r JF* DOOK
NIEÜWEDIEP,
L. A.
LAUREIJ. 1872.
J'^^
f
f
R-^'S
I
/
Ü hi
in 't belang van het personeel DER
«*3afwi s
DOOR
X.
NIEUWEDIEP,
L. A. I
f I
LAUREIJ. 1872.
i
y ^
^>
"V ^^
*•• -' ' • 3
Een geest van lamlieid knaagt merkbaar aan de marine, zegt de zeeofficier-sclirijver der „Marine-Kleinighedfin." Er begint vrij algemeen bij de marine een zekere neêrslagiigheid of gedruktheid van geest te ontstaan, zegt een oude zeeofficier, die genoemde brochure recenceerde. En .wie zal het tegenspreken, dat er hoe langer hoe meer een geest van ontevredenheid bij het corps zeeofficieren doordringt, die niet anders dan slecht op den dienst kan werken. Hoe hard dergelijke uitdrukkingen ook klinken mogen, 't zijn toch waarheden die iedereen, die belang stelt in de marine, noodzaken, zooveel in hun vermogen is, mede te werken om verandering in dien toestand te brengen. 't Is daarom een verblijdend verschijnsel, dat zich hoe langer hoe meer stemmen uit den boezem van het korps verheffen, die op bezadigde wijze trachten aan te toonen waar de kanker schuilt, die aan het personeel der marine knaagt en daarbij de middelen aangeven die tot verbetering kunnen leiden. Overtuigd dat de pruttelgeest bij de marine niet toegeschreven moet worden aan de ^personen, maar wel aan hunne positie, die verbetering behoeft; en dat de noodzakelijkheid dier verbetering van positie aangetoond moet worden door hen die er onmiddelijk belang bij hebben, stel ik mij voor in de volgende bladzijden eenige zaken van algemeen belang voor het personeel te bespreken. Het zijn eenige aanteekeningen, die ik reeds geruimen tijd geleden verzamelde, en aan het oordeel van het marine-publiek onderwerp, nadat in enkele brochuren van den laatsten tijd dezelfde zaken behandeld zijn. Ik acht het van genoeg belang om er nog eens op terug te komen en meer gedetailleerd uiteen te zetten, omdat mijne idees soms veel verschillen van die der geachte schrijvers. De veranderingen die ik voorstel wil ik niemand opdringen.
.•J°mii„!l' r ' r ° °'''°"'" "=°'"™ ™™« •"•" «"•»™ tonne e„
t J i : ::;:„ :r:f 7" "°»* »*- ™ - ^s - > :
te.n,.e„e„jr„i:i:r:jr:^^^^^^ ^--"-^»» -Uu choc des opinions jaülit la veiitc'.
HET CORPS ONDEROFFICIEREN EN MINDERE SCHEPEÜNGEN,
en -.«•»„„ naTnge ;e™ï„'t;'^r"'^™^• in aanmerkino- beo-int te t
'^^^I'd^™? tot lioogeren rang
kunnen verdeelen ^
""
'°"'"'
" ^ " ^^ ^
^ - - «assen
3°. Bootsman en schieman, als loven Zou men niet aUeen lootslieden kunnen aanstellenP althans wemio- vertmimroT, ,•„ i ,. '«•ciubi.ciienr' kunnen zijn en ^ het X e '
die betrekking vooro-edLC
' ' T
'
?'
^'
'''''
Tk f , iic stel
^ ' ' ' ' ^ « ^ --^
^'''*^'^ ^^"^'^«^^ *«*
5 voor de betrekking die zij bekleeden; en ook wel personen die voor bevordering tot bootsman niet in aanmerking kunnen komen, maar die men wegens hun goed gedrag een finantieel voordeel wil bezorgen. Dit is waarschijnlijk de reden waarom zoo dikwijls over het gehalte der provoosten geklaagd wordt, en daarom zou ik ook liever in 't geheel geen provoosten meer benoemen. Hunne dienst kan toch zeer goed door de gewone scheepsonderofficieren worden waargenomen. 5°. Be stuurlieden kunnen gemist worden, en het corps scliripers moet loorden uitgebreid. Welke diensten worden van den stuurman gevorderd? Het voeren der scheeps-administratie voor zooverre het "zijn detail betreft, het beheer over het waterruim, het stuwen der ballast, het schoolonderwijs, stoppen op den tijdmeter, seinen, loggen, looden, enz. Al deze diensten kunnen met een weinig oefening door de meeste andere onderofficieren verrigt worden. Men zou bijv. den timmerman kunnen belasten met het stuwen der ballast, den zeilmaker met de administratie van het detail en het waterruim, den schrijver met het schoolonderwijs, en de scheepsonderofficieren van de wacht met de rest. De stuurmanskunst, waarvan betrekkelijk veel gevergd wordt voor het examen der stuurlieden, is voor hem geen hoofdzaak. Het ligt toch in den aard der zaak dat de officier met de tijdmeters belast, zoowel als de officier van het bestek, zelf zijne observaties neemt en berekent. Het mag gemakkelijk zijn als men door een goed stuurman bijgestaan wordt — noodzakelijk is het niet. De stuurlieden zouden dus gemist kunnen worden, maar het corps schrijvers daarentegen vereischt uitbreiding. Vooreerst omdat het gemis aan goed schrijvers-personeel dagelijks aan boord gevoeld wordt; ten tweede om in eeuige diensten — thans nog aan stuurlieden opgedragen — te kunnen voorzien; en ten derde om de positie dier onderofficieren te verbeteren. Eene reorganisatie van liet corps schrijvers zou natuurlijk het gevolg zijn van de uitbreiding van dezen tak van dienst. Bijv.: Als korporaal-schrijvers worden aangenomen personen die de kundigheden bezitten, die thans van sergeant-schrijvers bij hunne aanneming verlangd worden. — Zij komen voor bevordering in aanmerking na een zeker aantal jaren in denzelfden rang gediend
6
te hebben, en daarbij de bewijzen geleverd hebben werkelijk bevordering te verdienen. 6°. Het examen voor honstabelsmaat is niet zwaar genoeg. Elk- goed kanonnier kan het examen voor konstabelsmaat afleggen. Vele matrozen doen het met succes, maar kunnen door gebrek aan vacature niet dadelijk geplaatst, worden, en moeten soms één of twee jaar of nog langer op bevordering wachten. Ofschoon het aan den eenen kant niet kwaad zou-zijn als men in elk matroos een geëxamineerd konstabelsmaat ontmoette, staat hier tegenover, dat dikwijls personen tot dien rang bevorderd worden, waarvan later blijkt dat zij minder geschikt zijn. Er wordt geen vergelijkend examen afgelegd, dus niet. de heste, maar de oudste der aspiranten wordt in den regel bevorderd. Hierbij komt nog dat de matroos, die voldoende het examen heeft afgelegd, in het vooruitzigt eenmaal konstabelsmaat te zullen worden, 'zich minder op het matrozenwerk zal blijven toeleggen j en dat men dikwijls gevaar loopt een slecht konstabel te krijgen voor een goed matroos. Daarom zou ik wenschen, dat voor den honstabelsmaat het examen bepaald werd dat thans voor konstabels is vastgesteld, en zoo vervolgens. Voornamelijk oordeel ik het noodig omdat de konstabelsmaat niet altijd ondergeschikt geplaatst is. •7°. Be koksmaat moet geen onderofficier zijn. Een onbruikbaar — en dikwijls onzindelijk — matroos 3" kl. wordt aan de kombuis geplaatst als verse-balie. Na verloop van eenigen tijd heeft liij snert en bruine booncn leeren koken; op zijn gedrag valt niets aan te merken; er is gebrek aan koks; het behoeft dus niemand te verwonderen, dat hij tot koksmaat wordt bevorderd. 't Is zelfs heel natuurlijk. . . . maar onnatuurlijk is het, dat aan die betrekking den rang van korporaal verbonden is. Vooreerst was het beter, dat hij niet denzelfdeu rang had als zijn chef de scheepskok\ en ten tweede is het niet noodig dat hij in rang boven alle matrozen geplaatst wordt. — 't Is niet aangenaam voor den bevaren matroos 1^ kl., die nooit mag vergeten, dat zelfs buiten dienst de mindere verpligt is een behoorlijken eerbied tot zijnen meerdere in acht te nemen.
* 7
8°. Kajuits- en officienkoks en hofmeesters hebben te weinig soldij. • Het zijn onderoflGicieren geassimileerd aan den rang van sergeant, en hunne soldij is naauw toereikende om hunne kleeding te betalen, terwijl men natuurlijk van hen vergt dat zij altijd zindelijk en net voor den dag zullen komen. 't Is onmogelijk geschikte personen voor die betrekkingen te krijgen, en het is dan ook regel geworden dat de officieren hun boven hunne soldij eene toelage geven. Is de bekendheid van dit feit niet voldoende om verandering in dien toestand te brengen? 9°. Het gehalte der onderofficieren als ninilitairen" laat veel te wenschen over. Het corps onderofficieren der zeemagt bestaat uit scheejpsonderofficieren, ambachtslieden en geèmployeerden. De eenige waarborg dat die personen hunne streepen niet alleen te danken hebben aan de kennis van hun vak, bestaat in de bepaling voor de kommandeerende officieren, dat geene personen voor bevordering in aanmerking mogen gebragt worden, die niet voldoende bekend zijn met de exercitie met het geschut en de handwapenen. Die bepaling geldt zoowel voor den scheepskok als voor den bootsman, voor den kleermaker als voor den timmerman, enz. en deze bepaling drukt dus, naar mijn inzien, te veel en te weinig uit. Te veel voor de geèmployeerden waaronder ik versta: de schrijvers, botteliers, ziekenoppassers, koks en hofmeesters. Deze personen zijn toch uit den aard hunner betrekking M'-einig in de gelegenheid deel te nemen aan de exercitiën, die hun ook minder van nut zijn, daar zij bij alarm of debarkement toch in den regel niet geroepen worden om als gezagvoerende onderofficieren op te treden; maar hun steeds eene speciale dienst wordt opgedragen, waarbij kennis van exercitie met geschut of handwapenen minder noodzakelijk is. Ik zal niet ontkennen dat het goed is wanneer zij er eenig begrip van hebben; maar om hen in dit opzigt op eene lijn te stellen met andere onderofficieren, is niet noodig en moeijelijk uitvoerbaar. Te weinig drukt meergenoemde bepaling uit voor de scheepsonderofficieren, als: bootslieden en konstabels en de ambachtslieden.
•
als: timmerlieden, zeilmakers, smids, kuipers, schoen- en kleermakers en schilders. Dat de scheepsonderofficieren luitengewoon goed hekm^ moeien zijn met alle exercitiën niet alleen, maar ook goed, op de hoogte moeten zijn van hetgeen zij te doen hebben bij debarkement in "de gelederen op de plaats die hun rang toekomt, behoeft geen betoog. Hetzelfde verlang ik ook van de ambachtslieden. Die personen zijn niet alleen aan boord tot het uitoefenen van hun ambacht, maar o. a. bij debarkement maken zij wel degelijk deel uit van de landingsdivisie, waarbij ik hun gaarne een onderofficiersplaats toeken, als zij de streepen dragen. Ik geloof niet dat het veel moeite behoeft te kosten om de ambachtslieden beter te oefenen en tot goede militaire onderofficieren op te leiden; wanneer men maar niet begint met den ambachtsman dadelijk bij zijne eerste benoeming den korporaalsrang te geven. Laat hen beginnen met den rang van matroos, en laat hetgeene bijzaak, maar hoofdzaak wezen, dat zij niet voor bevordering in aanmerking kunnen komen wanneer zij niet meer dan voldoende met de exercitiën bekend zijn, en in de gelederen ook hun plaats begrijpen, zoodat het onbestaanbaar zij dat zij daar teregtgewezen moeten worden door den minsten marinier 3e kl., hetgeen tegenwoordig wel eens gebeuren kan. Wanneer dergelijke bepaling bestaat en er wordt goed de hand aangehouden, dan zullen de ambachtslieden zelven begrijpen wat zij noodig hebben, en met ambitie zich die zaken trachten eigen te maken, die een hoofdvoqrwaarde voor hunne bevordering zijn. Verder wenschte ik nog bepaald te zien, dat de voordragt tot bevordering tot onderofficier steeds vergezeld moest wezen van de verklaring eener commissie, dat de betrokken persoon voldoet aan de vereischten vastgesteld voor den rang waartoe hij voorgedrao-en wordt. *^ 10°. Dezelfde soldij voor onderofficieren van dencelfden rang is tcenschelijk. Wanneer men uitgaat van het principe, dat geen enkele bestaande kwaliteit aan boord gemist kan worden, en dat de rang aan de kwaliteit verbonden de uitdrukking is van de waarde die er aan gehecht wordt, dan begrijp ik niet waarom onderofficieren van denzelfden rang niet dezelfde soldij genieten.
* * 9 Waarom ontvangt de serg. majoor timmerman ƒ 48 en de serg. maj. zeilmaker ƒ 40? Waarom de serg. smid ƒ 40 en de serg. kuiper ƒ 25 ? Waarom de serg. bottelier ƒ 30 en de serg. hofmeester ƒ 20? Waarom de korp. zeilmaker ƒ 23 en de korp. schilder ƒ 16? Gaarne zou ik meer overeenstemming zien tusschen rant/ en soldij, terwijl ik bij het geven van toelagen ook meer algemeene regelen wensch toegepast te zien. Een en ander stel ik mij voor meer gedetailleerd uit te drukken in eene hier bij te voegen staat van traktementen en toelagen. Bij het opmaken van dezen staat zal ik tevens verschillende zaken in het oog houden, die ik hierboven besproken heb.
STAAT der maandelijksche soldijen en toelagen voor onderofficieren en mindere schepelingen van 's Eijks Zeemagt. a.
Kwaliteit.
ONDEIIOFFÏCIEREN EN MATROZEN'.
Rang.
Opperschipper. Adj. onderofl'. Opperkoustabel // Schipper. . . . Serg. maj. Konst. majoor. II Bootsman . . . Sergeant. Konstabel. . . II leBootsmansm. Korporaal. 2c // Konst. maat. . // Bootsm. 1I-. . . Matroos. Matrozen Ie kl. II // 3e „ II II 3e „ II Ligtmatrozen. . II
Soldij.
ƒ 56 id. ƒ48 id. ƒ36 id. ƒ26 ,/ 24 id. ƒ18 „ 18 „ 15 // 11 // 8
• Toelage.
ƒ 6 als chef d'equipagc. ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ
6 6 6 3 3
als als als als als
chef d'equipage. chef d'equipage. onderoff. v . h . détail. (ld. onderofficier. dd. onderofficier.
10 h.
Kwaliteit.
AMBACHTSLIEDEN.
- Eang.
Soldij.
ie Timmerman Serg. maj. Ie Zeilmaker. . Ie Smid. . . . II Ie Kuiper. . . Sergeant. 2® Timmerman If 2e Zeilmaker. . II 2e Smid. . . . II 2e Kuiper. . . Korporaal. 3e Timmerman II 3e Zeilmaker. . II 3" Smid. . . . II Ie Scliilder . . tl ie Kleermaker II Ie Sclioenmaki" II 3e Kuiper. . . Matroos. 4e Timmerman II 4 e Zeilmaker. . II 4e Smid. . . . '11 2e Schilder . . n 2e Kleermaker II 2*^ SchoenmakiII //
c.
Maj. Schrijver. Serg. maj. Serg.Schrijver . Sergeant. Bottelier. . . // le Ziekenopp>'. // Hofmeester . u Kajuitskok. . II Officierskok . II Korp. Schrijver Korporaal. Botteliersmaat II 2e Ziekenoppi'. II Scheepskok . II Koksmaat . . Matroos.
*) Zie bl. 5.
•'
Toelage. 1'
ƒ48. id. id. ƒ 36 id. id. id. ƒ 24 id. ƒ 6 als onderoff. van het detail. id. ƒ 6 als onderoff. van het detail*) id. ƒ 6 als onderoff. van het detail. id. id.. id. ƒ18 id. ƒ 3 als dd. onderoff". v. h. detail. id. ƒ 3 als dd. onderoff.v.h. detail*) id. ƒ 3 als dd. onderoff". v. h. detail. id. id. ^ id.
GEËMPLOYEERDEN.
ƒ48 ƒ36 id. id. id. id. id. ƒ24 id. id. id. ƒ18
ƒ 6 als hoofd eener bottelarij. ƒ 6 dienstd. als le ziekenopp. ƒ 6 als kok der onderofficieren. ƒ 3 als hoofd der kombuis.
"S 11 VASTE CORPS ONDEROPPICIEREN EN MINDERE SCHEPELINGEN. Waarom kunnen niet alle schepelingen, die door goed gedrag en geschiktheid uitmunten, in het vaste corps worden opgenomen? En waarom moet de korporaal-onderoflScier in het vaste corps bij bevordering tot den sergeantsrang weder gedurende een zeker tijdsverloop bewijzen van voortdurend goed gedrag en geschiktheid geven alvorens op nieuw voor het vaste corps in aanmerking te kunnen komen? Wanneer er geene overwegende bezwaren bestaan die het onmogelijk maken, dan zoude ik gaarne zien dat voor elk schepeling de gelegenheid openstond om opgenomen te worden in een vereenigd vaste corps onderofficieren en mindere scliepelingen; en dat ieder schepeling, eenmaal in dit corps opgenomen, daarvan deel bleef uitmaken zoolang ongeschiktheid en slecht gedrag zijne afvoering niet vorderden. De volgende artikelen zouden mogelijk kunnen dienen voor eane nieuwe REGELING VAN HET VASTE CORPS ONDEROPPICIEREN EN MINDERE SCHEPELINGEN. Art. 1. In het vaste corps kunnen worden opgenomen alle schepelingen van voortdurend goed gedrag en bijzondere geschiktheid voor hunne betrekking, waarvan zij minstens twee jaren aan boord van 's Hijks schepen en vaartuigen van oorlog de bewijzen moeten gegeven liebben. Art. %. Schepelingen die in aanmerking komen voor het vaste corps worden daartoe door den kommanderenden officier voorgcdraoen onder overlegging van een certificaat van het door hem ingestelde onderzoek naar de bekwaamheden, en zijner ondervin din o- van het goed gedrag des schepelings. Art. 3. Van den dag der opname in het vaste corps wordt het navolgende vast- of non-activiteits traktement per jaar, toegekend: aan onderofficieren 1^ kl., graad hebbende van adj. onderoff., ƒ 400, " " ^^ " " // // serg. maj., ,,300, " " ^'^ II II II II sergeant. . „ 300, " " ^^ '/ '/ // // korporaal . // 48, en matrozen AQ
.12 Aan boord geplaatst genieten zij buiten de maandelijksche sclieepssoklij de helft van het voor hunne klasse vastgestelde vast-traktcment, hetwelk hun als gewone soldij wordt uitbetaald. Art. 4. De onderofficieren !«, 2^ en 3e kl. in het vaste corps treden een onbepaalden diensttijd in, zonder teruggave van premie- en aapbrenggeld voor hunnen nog te volbrengen verpligten diensttijd. Voor eene reis naar Oost-Indië kunnen zij zes, en voor andere reizen van eenigen duur, drie maanden voorschot op hunne soldij bekomen. Art. 5. Elk schepeling tot het vaste corps behoorende zal bij het terugkeeren van eene reis van eenigen duur de afrekening zijner te goed gemaakte soldij, en een verlof van één tot drie maanden met behoud van volle gage kunnen bekomen. In vredestijd zal hij zooveel mogelijk minstens één jaar binnen 's lands blijven dienen, of tot^^ andere diensten buiten de koloniën worden bestemd, ten ware hij zelf de voorkeur gave aan eene nieuwe bestemming derwaarts. Art. 6. Wanneer schepelingen tot het vaste corps behoorende, op verzoek of wegens dienst-expiratie uit de dienst ontslagen zijn, zullen zij bij eene nieuwe verbindtenis gedurende één jaar bewijzen van voortdurend goed gedrag en geschiktheid gegeven moeten hebben, om weder in het vaste corps opgenomen te kunnen worden. Art. 7. De afvoering uit het vaste corps heeft plaats tengevolge van een vonnis tot lijfstraffen of tot onteerende' straffen, en wegens voortdurend slecht gedrag. Wanneer de kommanderende officier vermeenen mogt dat een tot het vaste corps behoorend schepeling, door slecht gedrag voldoende redenen geeft liem uit dat corps af te voereu, zal hij door eene commissie een naauwkeurig onderzoek doen instellen naar het gedrag des schepelings. Wanneer daardoor de noodzakelijkheid tot het afvoeren blijkt gaat de^ afvoering in op den datum dat de voordragt daartoe is gedaan, iu afwachting dat de toestemming verleend zal worden. Voor onderofficieren die zonder vaste verbindtenis dienen heeft de afvoering uit het corps het ontslag uit de dienst tengevolge; tenzij zij zich op de gewone wijze voor een bepaalden tijd wenschen te reëngageren.
18 Art. 8. De afvoering uit het vaste corps lieeft altijd voor onbepaalden tijd plaats. Afgevoerden kunnen niet weder opgenomen worden, dan na wederom voldaan te hebben aan de vereischten voor hunne eerste opname vastgesteld. Art. 9. De straf van slagen wordt niet toegepast op matrozen tot liet vaste corps behoorende.
ADELBORSTEN. Vijftien of twintig jaar geleden, toen de adelborsten in den regel op jeugdiger leeftijd in dienst kwamen, en 2 jaar na hunne benoeming tot adelb. Ie kl. tot luitenant werden bevorderd, was het geene zeldzaamheid dat men zeeofficieren van naauw twintigjarigen ouderdom ontmoette. In dien tijd vond men de positie van den adelborst !<> kl. ook niet zoo verschiikkelijk als zij tegenwoordig wel eens wordt voorgesteld. Sommige artikelen in de inwendige dienst, zoo als dat over de verkeerd geplaatste hooghartigheid, en het doen van commissies mogen wel altijd onaangenaam in de ooren geklonken hebben • maar over het algemeen begreep toch iedereen — de jongelui niet uitgezonderd — dat de twee eerste jaren aan boord doorgebragt, geheel als instructietijd beschouwd moesten worden. Nu men echter tegenwoordig "S of 4 en soms 5 jaar noodioheeft om den tijd van adelborst Ie kl. te doorworstelen, mogt er ook wel eens aan gedacht worden hunne positie te verbeteren." Nog altijd zweeft hun rang tusschen onderadjudant en 2e luitenant De latere bepaling omtrent het dragen van den luitenantsdragon, en het ontvangen van honneurs voor ofBcieren vastgesteld moge oppervlakkig beschouwd eene verbetering zijn Ik beschouw het niet zoo, en wel om reden dat het eené algemeene bepaling is, die zoowel voor den jongsten als voor den oudsten adelborst geldt. Er moet onderscheid zijn tusschen een jong en een oud adelborst. Zoolang hunne positie dezelfde is zal het, bij de ouderen in zekeren zm geregtvaardigd pruttelen, zich in de voorlono-room
14 blijven voortplanten, zoodat de jongste adelborst zich reeds verongelijkt ziet wanneer hij niet geheel als officier beschouwd wordt. Ziehier op welke wijze ik verandering in dien toestand wenschelijk acht: ~ ' Totdat hij het examen voor den rang van luit. ter zee 2^ i^i. met goed gevolg heeft afgelegd, blijft de adelborst aan boord geplaatst om onder de leiding der officieren zich verder in zijn vak te bekwamen. Green officiersrang. Geen onderscheidingsteekenen en honneurs van luitenant. Na het voldoend afleggen van het examen wordt de adelborst bevorderd tot buitengewoon luitenant, of welke naam men er anders aan geven wil. Voor deze geexamineerden zou ik wenschen: 1°. Logies in de voorlongroom. 2°. Verhooging van traktement. 3°. Eang van ^<' luitenant. 4°. Als ouderscheidingsteeken op beide mouwen de smalle galon en de luitenants-dragon. Des noods nog passanten, maar geene epauletten. 5°. Dienst in zee als 2<^ officier der wacht, piket, enz. en ter reede dienst als officier der wacht onder toezigt der luitenants ter zee 2^ kl. Het spreekt van zelve dat iedereen na twee jaar dienst in de gelegenheid gesteld moet worden het examen af te leggen; zoodat niemand buiten eigen toedoen' langer adelborfet blijft *dan noodzakelijk is. Het zal dan ook niet mogelijk zijn de adelborsten, zoodra zij het Instituut verlaten hebben, naar O. I. te zenden, om daar eenige jaren bijna geheel zonder eenig nut door te brengen. Zij kunnen dien tijd veel beter binnen'slands op groote schepen en korte buitenlandsche reizen besteden.
15
TRAKTEMENT. De meeste bezoldigingen binnen'slands, en in de eerste plaats de nonactiviteits-traktementen zijn niet voldoende. 't Is bijv. onmogelijk dat een gehuwd luitenant ter zee l*^ kl. op non-activiteit van ƒ 1000 of ƒ 1200 kan leven. Heeft die officier geen middelen van zich zelven, dan is hij genoodzaakt zich meer te bekrimpen dan zijn stand hem permitteert. De traktementen in de koloniën daarentegen zijn meer dan voldoende, zoodat het mogelijk is gedurende de jaren die men aldaar doorbrengt, te zorgen voor de magere jaren die komen zullen. Vandaar het zoogenaamde „sok maken", dat ik evenzeer veroordeel als de schrijver der „Marine-Kleinigheden". Ik ben het echter in 't geheel niet eens met zijn idee om in Nederland actief, in de koloniën en non-actief hetzelfde traktement te geven. Mijn idee zou zijn de traktementen in de koloniën der luit. t. z. 2e kl. met ƒ 300, die der luit. t. z. 1« kl. met ƒ 600 en die der hoofdofficieren met ƒ 900 te verminderen, en in plaats daarvan de traktementen van alle officieren binnen'slands actief en nonactief met ƒ 300 te verhoogen. Wanneer men de statistiek raadpleegt zal men zien, dat ongeveer een vierde der hoofdofficieren, een derde der luit. t. z. l^^ kl. en de helft der luit. t. z. 2<= kl. in de koloniën dienst doet, zoodat het totaal uit te keeren traktementen nagenoeg hetzelfde blijft. Wil men hiertegen aanvoeren, dat op die wijze voornamelijk zij bevoordeeld worden die men zelden of nooit in Indië ziet, dan antwoord ik hierop, dat het alleen uitzondering moet wezen wanneer men van den regel afwijkt, dat ieder op zijn beurt naar Indië gaat. Altijd zullen er wel zijn die door bijzondere omstandigheden tot die uitzonderingen behooren, maar hun getal — het principe eerlijk toegepast wordende — zal toch betrekkelijk gering zijn. Daarenboven zal men uit mijne volgende beschouwingen zien dat de „pensioenen" zeer in het voordeel der trouwe Indië-vaarders voorgesteld worden.
16
PENSIOENEN, Eeeds gei-uimen tijd wordt' eene verbetering der pensioenen voor de officieren der Zeemagt te gcrnoet gezien; maar nog altijd blijft het kieken in den dop. De algemeene erkenning dat eene nieuwe pensioenwet noodzakelijk is, is een natuurlijk bewijs dat de bestaande niet goed is. Even natuurlijk is het dat, hoe langer die nieuwe wet uitblijft, hoe meer officieren er onder de oude — m. a. w. onder eene wet die algemeen als niet goed erkend wordt — gepensioneerd zullen worden. 't Is dus, voornamelijk voor de oudere leden van het corps te hopen dat er spoedig een einde aan dezen toestand kome. Door middel van brochures en couranten-artikels werd van tijd tot tijd de opinie van deze. en gene omtrent een gunstiger pensioenwet bekend. Geen van allen vonden algemeene sympathie. Ik vlei mij ook in 't geheel niet dat de mijne dat lot niet zal deelen. Dit houdt mij echter niet terug mijne gedachte openbaar te maken, daar ik voor ndjzelven overtuigd ben dat' de oplossing van dit vraagstuk [alleen gevonden kan worden, wanneer men den grondslag aanneemt waarvan ik uitging; n. 1. elk jaar dienst en elk jaar verblijf in de koloniën geven tot een zeker maximum regt op pensioens-verhooging. Volgens de tegenwoordige wet, die sedert 1 Oct. 1851 in werking is, bestaat er geene billijke verhouding van de pensioenen tot de gepresteerde diensten onder verschillende omstandigheden. Een enkel voorbeeld tot opheldering. a. Officieren van gezondheid en van administratie worden in den regel met den kapiteinsrang gepensioneerd, en erlangen dus •— hoevele dienstjaren zij ook tellen mogen — zelden eön hoofdofficiers-pensioen. b. Een luit. t. z. 1'^ kl. kan wegens langdurigen diensttijd'—-d.i. 40 jaren —• gepensioneerd worden. Had diezelfde officier minder in de koloniën gediend, zootlat hij eerst e,en paar jaar later (als kapt.-luit. ter zee) zijne 40 jaren vol had, dan was zijn pensioen zooveel beter.
17 c. Een kapt.-luit. t. z. vraagt na éOjarigen diensttijd zijn pensioen. Hoewel nog geen 50 jaar oud zijnde, wordt aan zijn verzoek voldaan, omdat men hem wel kwijt wil zijn; terwijl het zijn collega, die meer bruikbaar is, geweigerd wordt. Deze is dus verpligt tot zijn 50^ jaar te dienen om hetzelfde pensioen te kunnen eischen dat zijn minder bruikbaren collega reeds eenige jaren vroeger toegekend werd. Bovenstaande gevallen zouden niet kunnen bestaan, wanneer men de pensioenen naar de dienstjaren en niet naar de rangen regelde. Hiervan uitgaande stelde ik de hierachter gevoegde tabel zamen, waarbij ik nog'verder in acht genomen heb: 1°. Het minimum pensioen van ƒ 500 (voor adelborsten) blijft onveranderd, even als het maximum van ƒ 3500 (voor vice-admiraal na 20 jaren dienst in de koloniën). 2°. Men mag aannemen dat men ongeveer 34 of 35 jaar als officier (adelborst niet meegerekend) gediend heeft, alvorens tot vice-admiraal bevorderd te worden. 3°. Elk dienstjaar in de koloniën doorgebragt wordt dubbel gerekend. De som waarmede het pensioen voor één jaar dienst in de koloniën vermeerdert, moet dus het dubbele zijn van de vermeerdering van één jaar effectieven diensttijd. 4°. Eenmaal het maximum pensioen van ƒ 3500 bereikt hebbende, geeft langeren diensttijd geen reg-t op verhooging van pensioen. 5°. De effectieve diensttijd als officier begint met deu datum van aanstelling of bevordering tot luitenant ter zee 2^ kl., off. van gezondheid 2^ kl., off. van adm. 3*= kl. eu 2*^ luitenant bij het corps Mariniers. 6°. Het pensioen voor adelborst en scheepsklerk staat gelijk met het minimum pensioen voor officieren vastgesteld. De bepalingen omtrent het verkenen van pensioen wensch ik behouden te zien zooals zij thans volgens de wet van 1851 uitgevoerd worden; vooral den SOjarigen leeftijd die noodzakelijk is om pensioen te kunnen eischen.
18 STAAT Effectieve dienstjaren als officier.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 13. 13. N 14.
15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36.
DEE
19 PENSIOENEN
VOOEDE
OFFICIEREN
DER
ZEEMAG-T.
AANTAL JAREN IN DE KOLONIËN OF TÜSSHHEN DE KEERKRINGEN DOORGEBBAGT.
' 0.
1.
2.
3.
500 580 540 620 700 580 660 740 830 620 700 780 860 660 740 820 900 700 780 860 940 740 820 900 980 780 860 940 1020 820 900 980 1060 860 940 1030 1100 900 980 1060 1140 940 1020 1100 1180 980 1060 1140 1330 1020 1100 1180 1260 1060 1140 1230 1300 1100 1180 1360 1340 1140 1220 1300 1380 1180 1360 1340 1430 1220 1300 1380 1460 1260 1340 1430 1500 1300 1380 1460 1540 1340 1430 1500 1580 1380 1460 1540 '1630 1420 1500 1580 1660 1460 1540 1620 1700 1500 1580 1660 1740 1540 1620 1700 1780 1580 1660 1740 1830 1620 1700 1780 1860 1660 1740 1830 1900 1700 1780 1860 1940 1740 1820 1900 1980 1780 1860 1940 3030 1820 1900 1980 3060 1860 1940 2030 3100 1900 1980 3060 3140
4.
5.
6.
7.
8.
9.
io..n. 13. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.
h— •
940 980 1060 1030 1100 1180 1060 1140 1330 1300 1100 1180 1360 1340 1430 1140 1220 1300 1380 1460 1180 1360 1340 1430 1500 1330 1300 1380 1460 1540 1360 1340 1420 1500 1580 1300 1380 1460 1540 1630 1340 1430 1500 1580 1660 1380 1460 1540 1630 1700 1420 1500 1580 1660 1740 1460 1540 1630 1700 1780 1500 1580 1660 1740 1830 1540 1630 1700 1780 1860 1580 1660 1740 1820 1900 1620 1700 1780 1860 1940 1660 1740 1820 1900 1980 1700 1780 1860 1940 2020 1740 1820 1900 1980 2060 1780 1860 1940 3020 2100 1820 1900 1980 3060 2140 1860 1940 2030 3100 2180 1900 1980 2060 2140 2220 1940 2020 2100 2180 2260 1980 2060 2140 2330 2300 2030 2100 2180 3260 2340 3060 2140 2220 2300 2380 3100 2180 3360 2340 2420 3140 3330 3300 2380 2460 3180 3360 3340 2430 2500 3330 3300 3380 2460 2540
1540 1580 1620 1660 1700 1740 1780 1830 1860 1900 1940 1980 3020 2060 2100 2140 2180 2330 3360 2300 2340 2380 2420 2460 2500 2540 2580 2620
• ^
1660^' 170()il780 17#VL820 1900 1781(1860 1940 1820 1900 1980 1860^940 3020 1901'1980 2060 1941 2020 2100 198( 3060 2140 202^100 2180 2O60 2140 2220 2101' 2180 3360 214ii 2220 3300 3180 2360 3340 222» 2300 2380 226Ö 3340 2420 330P 2380 3460 234» 2420 2500 238(1 2460 2540 242^2500 2580 2460 2540 2620 350Ö 2580 2660 2540 2620 2700 2580 2660 2740 2630 2700 2780 2660 2740 2830 27O0 2780 2860
2020 2060 2100 2140 2180 2330 3360 3300 3340 3380 3430 2460 2500 2540 2580 2620 2660 3700 2740 2780 2820 2860 2900 2940
2140 2180 2220 2260 2300 2340 2380 2420 2460 2500 2540 2580 2620 2660 2700 3740 2780 2820 2860 2900 2940 2980 3020
2260 3300 2340 2380 2420 2460 2500 2540 2580 2620 2660 2700 2740 2780 2820 2860 3900 2940 2980 3020 3060 3100
2380 2420 2460 2500 2540 2580 2620 2660 2700 2740 2780 2820 3860 3900 2940 2980 3020 3060 3100 3140 3180
2500 2540 2580 2620 2660 2700 2740 2780 2820 2860 2900 2940 2980 3020 3060 3100 3140 3180 3220 3260
2620 2660 2700 2740 2780 2820 3860 2900 2940 2980 3020 3060 3100 3140 3180 3220 3260 3300 3340
2740 2780 2820 2860 2900 2940 2980 3030 3060 3100 3140 3180 3330 3260 3300 3340 3380 3430
2860 2900 2940 2980 3030 3060 3100 3140 3180 3330 3360 3300 3340, 3380 3430 3460 3500
55
O)
1=!
M
PM • « CD
CD
CS
'S <x>
Q
Pt,
o (=1
M
»
>0
CD
CU
EH C/2
O)
O ••
'S <x>
ö O) O O
!2;
3
M
o <
fa
. H-! 1—I H-I
CB
M t) Ö M M
eb
•> ^
cS >
X
'^ o
03
O)
•¥• ^ -w
f-i
1^
03
P CD
3 h-l
W o co
g
c» fH 03
ö 03
1^
03
o o
03 :n»
•» ö 03
o o
P
ca es
-^
r5 03 •+^ 03
"^
g 1^
rQ
••^ pi
fH 03
03
bc
bJD
PH
.g g o
w^
PH 03
a 03
O
§ g
I 03
p
f""
CS
o o
03
m
bX)
t*
Ö C8
-? eb
S H iJ 5
03
Ö 03
Ï5
O . O
n C
6D
Q
;-• O) >
&£
CC
03
e^
•r-s CD
ö p
Ü
•FH
PM
H-s I—I
03 ,S1
03 03
•
P-I
-(-=» O)
9
P M
03
'S g !.. >
ö
.•pp
ü p
W
o
CB —< • • + i
p< FM
I—I
O •
03
bi3
2;
r—1
u
O t>
c8
>
a
o
03
P P
n
fM
O M P
O
i=l
03
CD
Ö
CD
CD
-«1
C5 pz;
m
0
(U
X
ID
>
to
, S
.ei
03 O
'o