l,lethoden en technieken
WILL BROUWERSI
PAU
L VAN DER HEIIOEI{ Et{ KEES
SARS
ARCflEO' iI
De bouw van een Romeins oorlogsschip
in Millingen
ln Millingen aan de Rijn wordt sinds íebru.rri 2009 gewerkt aan de bouw van een Romeins oorlogsschip. Deze zogeheten libuna, een patrouilleboot, een Íe(on'tÍuctie D.rn de hand van een wrak dÀt is gevonden in Mainz. 0e recon5truclic is een bijzondere vorm van experimentele aÍ.heologie, uitgevoerd ondeÍ leiding van mecster-s(hcepsbouwer l(ees Sars. Het Liburna-project in Millingen is ontstaan uit de behoeÍte om een bijdrage te leveren aan de vi5ualisatie van het Romeinse erfgoed. Tegelijk wordl de bouw ervan ontsloten voor ecn bÍeed publiek en daarmee ingezet als toeristis(he
is
lrckplci5ler" IJr: lrour.nr rrinr I pln ts op de scheep5werf van BodcL!cs, rlro vnn (lr o!d5to fn nog 5tccds blo0ieodÈ s(ha,ep!\ruL,rvrn vnn llrdcrland. llet prLrje(t fungorrt als $J{,'krÍvaÍingsplnals voor bouwop_ leidingen r-'n .rls rr-inteJlatieproje(t voor langdurig werklozc'n. tiet !!or(ll voornl gofinnncierd dooÍ de gemeente l,lillinÍj(iÍr n,rr (lr Rijn, dc provirl.ie Gelderl.rnd en de IuÍ{]1jio Rijn-Waal. ln dit.rítil(el
zullen v,/e kort ing.r.rn op de Àch1eÍHronden van h.rt project orr de (ontcxl v.rh do Ronreinse Rijnvloot, waaÍnn wc inzoomen op enkelc vcírassendc aspecten van de Romeinse s(heepsllouwkunst.
l,lethodcn .n têchniéten ARtHEOI
Keuze van het schip Aan het begin van het project moest worden gekozen voor een type schip. Romeinse vrachtschepen zoals die in Nederland zijn gevonden alle platbodems - boden te weinig uitdaging voor de grootschaligheid van de onderneming, dus werd gekozen vooÍ een meer aansprekend doel: de herbouw van een Romeins oorlogsschip. Wie echter een oorlogsschip uit de oudheid wil reconstrueren, kan zich nauwelijks baseren op aÍcheologische vondsten. Er zijn weliswaar honderden wrakken bekend van antieke vrachtschepen, zowel op volle zee als in Íivierbeddingen en meren, maar vondsten van oorlogsschepen uit de oudheid zijn uiterst zeldzaam. Voor een groot deel hangt dat verschil samen met de lading. De vrachtschepen die worden gevonden, hebben hun lading en/of ballaststenen nog aan boord, of zijn bewust afgezonken om bijvoorbeeld te dienen als versteviging van kades. Dat geldt ook voor de vele Rijnaken die in Nederland ziin ontdekt in Zwammerdam, De Meern en Woerden. Oorlogsschepen daarentegen hadden niet ofnauwelijks ballast en lading aan boord. Als ze aan hun eind kwamen, bijvoorbeeld in een gevecht, zonk het hout niet, maar dreefweg. De wrakstukken konden eventueel worden vezameld voor hergebruik, maar het grootste gedeelte zal ergens aan de kust zijn aangespoeld en verrot. Het gevolg is dat er in de hele wereld maar een handjevol vindplaatsen van antieke oorlogsschepen bekend is. De beroemdste is Marsala in Sicilië, waar fragmenten van twee Punische oorlogsschepen uit de derde eeuw voor Christus zijn geborgen. Deze schepen zijn waarschijnlilk aan het einde van de Eerste Punische Oorlog verloren gegaan tijdens de Slag bij de Egadische Eilanden in z4r voor Chistus. Dichter bij huis zijn oorlogsschepen gevon, den in Oberstimm (aan de Donau boven Miinchen) en Mainz (aan de Rijn). De twee schepen van Oberstimm zijn rond het jaar roo gebouwd, terwijl de vijf schepen uit Mainz alle dateren uit de laat-Romeinse tijd. In overleg met faap Morel, toenmalig diÍecteur van het niso in Lelystad (tegenwoordig rcf) en Ronald Bockius, hoofdconservator van het Museum fiir Antike Schiffahrt in Mainz, is gekozen voor de reconstÍuctie van een van de schepen uit Mainz. Dit is vanuit Millingen gezien het dichtstbijzijnde wrak waarvan een weten-
De
/ibÍrrno-weÍf is gevestigd op het teÍein van Bodewes in
Millingen, een van de oudrte nog bestaande scheepsweíven van NedeÍland. De overkapping is speciaal gebouwd voor dit pÍoject.
2
Heto Einele WÍak I,n het MLseuÍr ÍJÍ A,rlile SchiÍèl-Ít in Mdinz.
schappelijke verantwooÍde reconstructie mogelijk is. Het is een zogeheten liburna, een patrouillevaartuig dat deel heeft uitgemaakt van de Clqssís Germaníca, de Germaanse Rijnvloot. De Classis Germanica had Keulen als thuisbasis en bewaakte de gehele Rijn van de iines in Boven-Germaniè tot aan de Noordzee.
De li bu rna De liburna is een relatiefklein oorlogsschip dat zijn oorsprong heeft in de derde eeuw voor Christus. De naam is ontleend aan de Liburni, een stam in lllydë op de Balkan, die de Adriatische Zee onveilig maakte met snelle schepen. Vanwege de snelheid en wendbaarheid werd het type schip al snel overgenomen door de Romeinen, vooral als verkenningsschip en voor het overbrengen van boodschappen en officieren tussen de groteÍe oorlogsschepen. Ze werden echt belangrijk tijdens en na de slag bij Actium (3r voor Christus). Deze zeeslag tussen de latere keizer Augustus aan de ene kant en Marcus Antonius en Cleopatra aan de andere kant werd door Augusteische dichlers en redenaars voorgesteld als een overwinning van
Mêthodên ên tè.hniêten ila?tH5a
zee tot aan Rheinbrohl (onder Bonn), waar de Romeinse rijksgrens over land verder gaat als de Obergerma-
nisch-Rátische limes. De Classis Germanica telde waarschijnlijk tenminste veertig oorlogsschepen, het overgrote deel liburnae. Waarschijnlijk had de vloot ook een steunpunt in Naaldwijk, althans dat is de conclusie na de recente ontdekking van een bronzen plaat met inscriptie.I Daarnaast lag bij elk fort een haven, of in ieder geval een aanlegsteiger. Over wat de vloten precies deden, zijn we slecht geinformeerd. Het Romeinse Rijk was weliswaar groot, maar heeft toch heel weinig informatie opgeleverd over liburnae, hun taken en hun bemanning. Juist de Classis Germanica vormt een uitzondering. Dankzij ïàcitus' Historiln hebben we een redelijk compleet verhaal over de betrokkenheid van deze vloot tijdens de BataaÊ se opstand van 69-70 na Christus.2 De meest spectaculaire episodes spelen zich af in het Nederlandse rivierengebied. Waar voor alle andere provinciale vloten de bronnen ons vrijwel geheel in de steek laten, geldt dat dus niet voor de Romeinse vloot in deze omgeving.
Spe.ificaties van de Millingse liburna
lengtei romp: Totale breedte: Hoogte: 6ewicht: oppervlakte zeil: Aantal roeiers: Tota
le
Breedte
kleine, vakkundig gemanoeuvreerde liburnes en triremen tegenover de loggere Hellenistische galeien van Marcus Antonius en Cleopatra. Na zijn overwinning reorganiseerde Augustus de Romeinse zeevloot, waar liburnes en triremen de meerderheid vormden. De naam 'liburna' raakte daarbij zo ingeburgerd dat de term gangbaar werd voor de aanduiding van alle oorlogsschepen. De opvolgers van Augustus plaatsten ook vloten elders in het rijk, onder meer in het Kanaal, aan de Donau en aan de Rijn. Deze laatste vloot, de Classis Germanica, had ziin hoofdbasis in Kóln-Alteburg, waar recent uitgebreid archeologisch onderzoek is verricht door de universiteit van Keulen. De vloot bewaakte de Rijn van de Noord,
Laat-Romeinse
18,2 meter
J,8 meter 4,9 meter 1,1 meter
i l0 ton I 55 mr 14
tijd
De organisatie en structuur van de grensverdediging die min of meer sinds Augushrs functioneerde, hield rond 24o op te bestaan. Dat gold ook vooÍ de Rijnvloot. GeÍmaanse stammen konden vrijelijk de grens oversteken en aanvallen op Romeins grondgebied lanceren. Romeinse steden in onze streken werden keer op keer aangevallen en kwamen deze mokerslagen nooit meer echt te boven. Het keizerÍiik viel ten prooi aan totale anarchie. Keizers en tegenkeizers wisselden elkaar in hoog tempo af. Rond z6o werd de Rijn grens tijdelijk hersteld door Postumus, bevelhebber van de troepen en de vloot in westelijk deel van het Rijk. Hij promoveerde zichzelftot keizer van het Gallische Rijk en wist dat zo'n tien jaar in stand te houden. Opvallend is dat hij op munten een klein type oorlogsschip liet afueelden. Dit was mogeliik een nieuw type, een variant op de liburna. Het gebruik in de laat-Romeinse ti,d van de term lusoàa oí navis lusoia voot (patrouille)schepen
l,lethoden .n têchnlskên AR(HEObrte/
zou hiermee kunnen samenhangen. Nayis lusoria betekent zoveel als 'dansende boot'. Zo schrilft Ammianus Marcelinus over een campagne van keizer fulianus in het jaar 357, waarbij achthonderd soldaten 's nachts in veertig lusoriae naves bij Mainz over de Rijn werden gezeL) Vegetius gebruikt beide termen in zijn rond 39o geschreven handboek voor het Romeinse leger. Zo schrijft hij: 'Wat de grootte betreft, de kleinste libumae hebben maar één rij roeiers, de iets grotere twee rijen, de schepen van gangbare grootte drie ofvier rijen.'4 Maar voor de schepen op de Donau gebruik hij de
term lusoda: 'Over de lusoriis die buitenposten aan de Donau controleren door dagelijkse verkenningen hoef ik niet te spreken, omdat het toegenomen gebruik ervan meer technische gegevens heeft opgeleverd dan de oude theorie ooit heeft geboden. 5 Wat Vegetius precies hiermee bedoelt is niet duidelijk, maar de strekking is dat hij bijzonder teweden is over de werking van deze patrouilleschepen.
De Mainz 3
In de winteÍ van r98r-r982 werd bij de bouw van het Hilton Hotel in Mainz een opmerkelijke vondst gedaan. In de funderingssleufwerden resten van vijf Romeinse oorlogsschepen gevonden. Het bleken vijfoorlogsbodems uit de laat-Romeinse tiid te zijn. De schepen behoorden waarschijnlijk tot de Classis Germanica en kregen de prozaische wetenschappelijke naam
Mainz r t/m 5. Het bleek om twee verschillende typen schip te gaan, aangeduid als qpe e (Mainz r, 2,4 en 5) en t'?e B (Mainz l). Tpe A was uitgerust met een ram-
J
opening van de /iburno-werf aan de dijk in Miltingen op 24 april
De Mainz 3
dateert uit het
eind van de derde eeuw en is vermoedelijk zo'n honderd jaar
in de vaart gebleven
van de uiteíndêlijke reconstíuctie.
niet te rammen. De Mainz 3 had dan ook waarschijnlijk een andere taak: een patrouillevaartuig met mogelijk wat beperkte artillerie. In dat geval had het
Munt van postumus, keizer van het Gattirchê rijk in de jaren
schip een ondersteunende taak voor de echte gevechtsschepen.
2009. De tekening op het infoímàtiepaneet geeft een impressie
4
spoor. De ram was het voornaamste aanvalswapen van een antiek oorlogsschip. Type n daarentegen moest het stellen zonder ram. Dit tt?e was ook iets korter, breder en hoger dan type e. De lengte-breedte verhouding van 5:r en de smalle achtersteven dassificeren dit schip toch als een militair vaartuig en niet als een wachtvaarder, die meestal een verhouding heeft van J:r. Met veertien roeiers zal het schip echter langzamer zijn geweest dan de schepen van het tlpe a. Grote snelheid was ook niet nodig, want het schip hoefde de vijand
260-269. Postumu3 was een van de weinige {tegen)keize6 die schepen op zijn munten liet afbeelden. De Íeden daaívooÍ is
onbekend, maar Postumus moet in ieder geval grote affiniteit hebben gehad Ínet de nautische elêmenten van zijn leger.
5
Dàkpan met het stempêl aGpF líossis Germanico pio Fidelisl,
gevonden in Voorburg en tentoongesteld in het Museum
íijÍ
Antike Schiffahrt in Mainz.
6
Bronzên plaquette met ingcÍiptie, gevonden in tiaatdwijk. 0e pla-
quette zat waa6chijnlijk op de voet van een standbeetd. waarvan
in het veÍleden ook nl een hand k gevonden. waarschijnlijk van keizeÍ HadÍianus.
Het standbeeld is
CLASStr9AV
Nethodan an tachnlcl(.n ARCHEObTie/
De Mainz I was uitgerust met een mastvoet en kon dus worden gezeild. Het eikenhout is dendrochronologisch onderzocht en gedateerd op het eind van de derde eeuw. Daarmee is de Mainz 3 veruit het oudste van de
vijf Romeinse schepen. De archeologische context doet echter vermoeden dat de Mainz 3 tegelijkertijd met de andere vier schepen is (af)gezonken, ergens aan het begin van de vijfde eeuw. Dat zou betekenen dat dit schip zo'n honderd jaar in de vaart is gebleven. Het wlak bestaat uit eikenhout en is in twee stukken gebroken. De bakboordzijde is bewaard gebleven van de achtersteven tot de mastvoet. Van de achtersteven ontbreken de bovenste twee rijen planken. Er zijn echter genoeg resten overgebleven om een deugdelijke reconstructie mogeliik te maken. Heel bijzonder zijn markeringssporen op de kiel met een interval van circa 33,5 centimeter, die de exacte plek aangeven waar de ribben bevestigd moesten worden. Deze maat komt overeen met de Drusische voet en is in alle maten van het schip terug te vinden. Verder zijn er aanwijzingen voor de aanwezigheid van een dek. Het schip was voor de roeiinrichting uitgerust met een buiten de romp hangende balkconstructie. De resten van de Mainz I ziin geimpregneerd met kunsthars en worden bewaard in het Museum ff.ir Antike Schiffahrt in Mainz. In het atelier van het museum is ook een één op één replica gemaalÍ vantret schip, die permanent wordt tentoongesteld. Het iets afwiikende scheepst)?e van de Mainz 3 heeft tot nu toe bii historici en archeologen geen bewedigende verHaring gevonden. Mogelijk past het in de verbeteringen die in de derde eeuw zijn doorgevoerd in dit scheepstype. Maar dan is het moeiliik verklaarbaar dat
de overige schepen uit Mainz, die eind vierde eeuw
zijn gebouwd, weer meer lijken op de schepen uit Oberstimm die rond het jaar roo hebben gevaren. Hoe die puzzel precies in elkaar steek, ook in relatie met de termen lusoda en liburna, zal pas duidelijk worden als
l,lethodeí en tê.hnlêtên ARCH EO r,, r i,
den eerst de spanten gemaakt, als een soort skelet, en pas daarna worden de huidplanken bevestigd. In de antieke tijd ging dat precies andersom en begon men met de huid. Men werkte met een paar hoofdmaten en maakte gebruik van het vloeiende beloop van de planken zelf. Dit werkte voor onze voorouders veel praktischer en sneller. Als de'schil'afis, hoefje niet meer te meten om de vorm van de spanten te bepalen, want die is dan al gegeven. fe hoeft daarom voorafniet ofnauwelijks te tekenen. Bilkomend voordeel is dat je het iedere timmerman kunt leren. Romeinse schepen van het mediterrane type maakten traditioneel gebruik van pen-en-gatverbindingen voor de bevestiging van huidplanken en spanten. De Millingse liburna wijkt daarvan af. De spanten worden 'karveel' aan de huid vastgeniet. Een spijker wordt van buiten door de huidplank en spant geslagen. De punt van de spijker wordt dan omgebogen en terug in het spant geslagen. Zo kriigt men een stevige kram verbin-
ding.
eÍ nieuwe vondsten worden gedaan van dit soort patrouilleschepen. De archeologische onderbouwing is nu, zoals we al zagen, nog bijzonder mager. Rome inse scheepsbouw De uitdaging voor Millingen is om, in tegenstelling tot het 'etalage'-model in het museum, een schip te maken dat ook werkelijk kan varen. Veel 'droge' reconstructies zijn niet waterdicht en/ofzouden meteen omslaan als je ze te water zou laten. Het pÍoject begeeft zich daar-
me€ op het spannende raakvlak van de archeologische wetenschap en de ambachtelitke scheepsbouw. Wat als eerste opvalt aan de Romeinse scheepsbouw is d,e shell f,rst (huid. eerst) methode. Tegenwoordig wor-
Model van Nachbau 2 op basis van Wrak Mus€um
l,
gemaakt dooÍ het
fiir antike Schiffàhrt in Mainz.
De mallen voÍmen het
tijdetijke houvast om de huidptanken ààn
te brengen. Het schip kÍijgt voÍm. 0pname van
10
juni
2010.
Filmopnaíne5 dooÍ de 0uitse 2endeÍ woR. ook is hieÍ de (Romeinse) nuínmering van de mallen re zien.
De liburna is voor zijn afmeting niet licht gebouwd. Met name de relatiefzware eiken spanten (met een dikte van rr,5 x 7 centimeter) zoÍgen ervoor dat het schip straks zo'n ro ton zal wegen. Dat gewicht liikt in tegenspraak met de functie die het moet uitoefenen en behoeft enige toelichting. Eikenhout is vanwege sterkte en duurzaamheid de ideale houtsoort voor schepen. Dit hout is echter schaars in het Middellandse Zeegebied. Vegetius beveelt daarom het gebruik aan van hout van cipressen, pijnbomen, lariksen en dennen.6 In tegenstelling tot het Middellandse Zeegebied groeiden volop eikenbomen in onze regio, zodat het bouwmateriaal bijna voor het oprapen lag. Praktisch als ze waren, maakten de Romeinen daarvan dankbaar gebruik. De schepen werden daardoor wel zwaarder, maar gingen
r
4I"!:!:r:l
tê ch
n
iêkên
l
-i
ken. Maar in het geval van de Millingse liburna ligt dat veel minder voor de hand, enerzijds vanwege de inten' sieve taak van (dageliiksel bewaking en transport, andezijds vanwege het gewicht. Er is nog een ander nut van het gebruik van eiken. Wat opvalt is dat de zware spanten de boorden steviger maken dan je op grond van de functie van patrouilleschip zou vermoeden. Dit biedt voordelen in het plaatselijke klimaat: regen en wind kijgen minder vat op het schip. Het schip lijkt daarmee bovendien bestand tegen enige ijsgang op de rivieren. Ondanks de relatieve zwaarte van het schip, is er vanuit scheepsbouwkundig oogpunt het sterke vermoeden dat de boot snel en wendbaar is. Het schip heeft een mooie en uitgebalanceerde snelle vorm die ook een eigentijds
vaaituig niet zou misstaan.
Expêrimentele archeologie
ook langer mee. Hoe lang precies, is niet bekend. De Romeinen gebruikten wel pek, was en bruine teer om het hout te behandelen, maar kenden nog geen moderne conserveringsmaterialen zoals carbolineum. Als een schip lang in het water lag, ging dat ten koste van de Ieeftijd. Bovendien werd het hout - en dus ook het schip zwaarder. Historici denken daarom ook dat sommige oorlogsschepen op het droge werden getrok-
De liburna wordt net als in de Romeinse tiid gebouwd met gebruik van mallen. De toepassing van mallen is vanuit militair-strategisch perspectief heel functioneel en tijdbesparend. Het verraadt bovendien dat dit soort schepen in serieproductie werd gemaakt, aangestuurd vanuit het goed georganiseerde leger. Dat er met prefab in serie geproduceerde onderdelen werd gewerkt, bewijzen ook de markeringssporen in de wrakken in Mainz en Marsala. De mallen werden geplaatst op de plek van de spanten. Als de romp klaar was, konden de mallen worden gebruikt voor de bouw van het volgende schip. De serieproductie blijkt verder uit de toepassing van
Iouter rechte ofbijna rechte planken voor de huid, negen lagen boven elkaar. Die planken konden op voorraad worden gezaagd. De planken zijn 2,2 tot 2,8 centi meter dik en 20 tot lo centimeter breed en worden zoals gezegd karveel bevestigd, dus niet overlappend, maar met de zijkanten tegen elkaar (gladboordig). Voor
Een ongebÍulkt gebouw op de werf is omgebouwd
tot werkplaat5
en kantooÍ van de scheepsbouwers. 0p de eeGte v€Ídieping is
een bezoekeÍscentÍum i;geÍicht, met een pÍachtig zicht op de /iburno en de ÍivieÍ de Waal,
Het bezoekeÍscentÍum biedt niet dlleen informatie ov€r Romeinse
tcheepsbouw, maaÍ ook ov€Í Romeinse vondtten in Millingen, het leven van de soldaten aàn de /lmes en Rom€inse en inheemse religie.
De sltuatie
in oktobeÍ
2010. De huidplanken zitten op
hun plek
Tussen de mallen woÍden 5pànten aangebÍacht. HieÍna zullen de Ín
alle n woÍden veÍwijdeÍd.
ll.thoden .n t.(hnl.t.n An(HÊOàriet
de spanten is daarentegen wel komhout gebruilt, om de eigenschappen van het hout optimaal te benutten, zoals het meelopen van de nerf. Zwakke plekken worden net als in de Romeinse tiid verstevigd met nagels. Het aardige is dat je met het voortschrijden van de bouw van de boot ook steeds tegen andere lragen aanloopt. Hoe de libuma er staks uit komt te zien, staat daarom na een jaar bouwen nog niet precies vast. Een van de dilemma's is bijvoorbeeld hoe het dek er heeft uitgezien. Hoewel de replica in Mainz een min of meer vast dek toont, is het de waag ofdit in werkelijkheid ook zo is geweest. Wie door het ruim van de replica in Mainz probeert te lopen, zal merken dat dit gezien de geringe afmetingen en de vele balken bijzonder vermoeiend is. De indruk bestaat daarom dat deze libuma toch een open roeiboot is geweest, met mogelijk een los dek, oíanders een gedeeltelijk vast dek, bijvoorbeeld voor het plaatsen van een scorpio als boordgeschut. Eenzelfde waag geldt voor de roeiinrichting. Het liih erop dat de reconstructie in Mainz niet alle praltische problemen kan beantwoorden. Ook hier zullen de scheepsbouwers, in samenspraak met de wetenschappers, vanuit de bou'aprakijk tot bewedigende en logi sche oplossingen moeten komen.
0008) en (2010).
1
Dےks
2
Ía(itus, ondèr cnd€Íe rv-ló, v-22,23.
)
AmÍnidnur Marc€llinus, xvfl -r-4.
5 6
Tot slot
f
(êêí sá6 (5.6 lloutbouw) hêeftondeÍ andêÍe eêweft..n de re(ontrructie van de Batavla en dê Xàmpeí (ogge. witt BmuweÍs isvêÍbondên.an d€
illtr-
dieíívooÍ
De bouw van de Millingse libuma is op de werf 'live' te volgen. Pal emaast staat een informatiecentrum met
impuls, bevordering van werkgelegenheid en experimentele aÍcheologie.T
'/vêrkzaam
vooÍ het MÁcHU-pEject, een
ondeÍwater cultu rcel €Íf8oêd ln kaan brcnst en sêrêedrchaD-
pen oniwikkelt voor b€t€r mànágementvan hêt culture€t€Íf8oed ondêMater.
pa!lvan dêr Heijden is nlstoísrh pobtktrt en íedadeurvan tr.reoDtêt
Literatuur Airtarnp, R. €n (. t.háÍer (rcd.,zooal, PrcJekt Róne&chi!|. ilochbdu und Etptobung Jíit die Àusstellung tnpetiun - Konttlkr - Mythos. 2ooo Johê
vinden op www.libuma.nl. De bou$' duurt naar verwachting tot en met iuni 2orr. Daarna zal de liburna afen toe gaan varen, maar zal in het begin vooral nog liggen te pronken op de werf. De organisatoren van het project denken inmiddels aan een vervolg. De faciliteiten op de Millingse werfzijn in ieder geval ideaal. AIs je met toewijding historisóe schepen reconstrueert, moet ie je verplaatsen in de gedachtewereld van de toenmalige scheepsbouwers. Daaruit groeit ontzag voor het vakmanschap en de snelheid waarmee men destijds werke. Om daarin nog verder te komen, zou je vijf of tien libumae moeten bouwen! Dat zou Íratuurlijk ook een ideale gelegenheid bieden om de opgedane ervadng te benutten. Maar het zou natuurlijk ook een reconstructie van een ander Romeins of middeleeuws schip kunnen zijn. Al met al vormt het libuma-project een praótige combinatie van cultuurhistorische verdieping, toeristische
d.t
EU-píojêct
een prachtig, droog en warm uitzicht op het schip. Een
expositie geeft uideg over de verschillende aspecten van de Romeinse aanwezigheid in de regio en natuurlijk ook de Romeinse scheepsbouw. Nadere informatie is te
het Cult!rêêl Errtoed en
votuss.hlaÓt, Haínbo't
oetu.
T. (2oo8),
E- Brom
1nsíipti€t op bíoní, in:
(Íed.), 0?
rcdêzeÍirg
L.
van der
F€Íí,1.
d€ Bruin en
to iloottlwijk n. terug noot íle trorcn van
Holwrrdo, AmêísÍood (Àoc monogràtlê 4). 149-t6l
De.kr.I. 0olo), 'Vleí nêuè Ercn.eelnsch ften aur taatdwtjl (titêdè and€),, lnt zeittchnfl liit Popytologie und tpig''phtkl'3, ra]-z9j tlóckmann, 0. (1985), rntite 5eêtdhd. Miinch€n Xonen, tl. (zooo), cdrris 6ezrori.o, st.-Katha n€n MorÍlroni
l.
en
l. Coateíi 6p?k ord Sonon 1orc.t
ooíhuÍs,l.
(2009), ,íêt Ponelns
oonhuijs,l.
(2010),
Píèd€hid,
B.
oo
Worlhips,
ogttchip de Libune, tnteme
(lássi! ce'mantca',i
í995),
Dos
rruseun
JII
t99-t|
ac,
iotitie
N 4, Lt-47
^n.ientWoíorc khiÍohn.
ontike
Etn foBchungsbe-
et.h d6 ftnis.h-gerfionts.hen Zenttohuteunt t, I4.int schàfeÍ, C. (2008), turoia. Éln Rónêtsehif in E pe nent, EanbuA 5t, Cn. fs9t1, The tnpeiol Novy., sc-^ot24, ChiÍatlo vón oà€re, 8. (2ooó), D, Àod einse noine, Lêluên
Ántieke teksten
-
Ammianue Màrcêllinus,
..
Ta(itus, Nirloriër. vèn lin8v. Hunlnk, Ámtterdam 2olo Vètètiu5, ,let Êonelíse Eget. Hon.tboek vooí dè gerercot (Epltona
torit. vertllins
F.
íistorler
íner g€sto€l Vêdàttn8 A. Btod,
lteijer, ÁÍnÍerd.n zooz
pi niti-