In Memoriam pater Robertus
! !
Overweging tijdens de avondwake op maandag 2 juni 2014 door broeder Isaac
!
Broeders, we moeten als we een overweging houden aan de vooravond van de uitvaart van een overleden medebroeder niet alleen kijken naar de laatste fase van zijn leven. Het is een terugblik op het leven van pater Robertus die 94 is geworden. Toch is dat in zijn geval niet makkelijk, omdat bet grootste gedeelte zich buiten ons blikveld heeft afgespeeld. Hij kwam pas echt in beeld toen hij naar het missiehuis Sparrendaal in Vught kwam en later naar het kloosterverzorgingshuis Notre Dame in Tilburg verhuisde. In Sparrendaal-periode zagen we een vrome echte monnik die heel trouw in de officies was en veel tijd besteedde aan persoonlijk gebed. In Notre Dame zagen we in de eerste jaren datzelfde beeld, totdat hij langzaam ouder werd en gebreken begon te vertonen om uit te komen bij de laatste maanden die moeilijk waren: meer nog voor hem maar ook voor de verzorgers en zijn bezoek.
!
En dan komen we bij de laatste drie weken. Deze waren heel moeilijk om aan te zien. We waren met elkaar getuigen dat gedurende het laatste jaar pater Robertus zienderogen achteruit ging. Momenten van vergeetachtigheid, toenemende doofheid, met soms weer momenten dat hij je wel verstond. Minder kunnen zien en vooral ook boosheid en heftigheid. De laatste weken stond dat op voorgrond. Op wie die boosheid gericht was is moeilijk te achterhalen, maar hij liet geen verzorging of aanraking meer toe. Het is daarom dat ik als leidraad de tekst van Prediker hoofdstuk 3 vers 1-8 heb gekozen. Zoals de slinger van een klok versta ik deze tekst. Tegenover iets constructiefs staat iets destructiefs, maar niet altijd in dezelfde vorm. Het begint met nieuw leven, een tijd om te baren en het eindigt met: er is een tijd voor vrede. Daartussen worden zo'n beetje alle emoties ter sprake gebracht. Wat mij, met deze tekst in bet achterhoofd, zo bezighoudt is dat in de laatste weken van zijn leven bij pater Robertus de slinger alleen de negatieve kant op sloeg, in het midden bleef hangen en dan opnieuw de negatieve kant opging. Pater Robertus had zich een streng regime van versterven opgelegd en was daar zo rigoureus in dat hij veel weg had van een lijdend wegteren, en wat van hem ook zo moest. Ieder die zijn lijden probeerde te verzachten weerde hij af, sloeg hij letterlijk van zich af. Menigmaal heb ik tegen vader abt gezegd: “Als ik bij hem ben, moet ik voortdurend
denken aan de Servaes-afbeelding van Christus op het kruis in onze panden. Zoveel doodsstrijd!”
!
Het deed me ook weer terugdenken aan het overlijden van een andere oudere monnik, die maar riep: “Ik wil niet, ik wil niet!” Hoe is het toch mogelijk dat wij monniken, die ons hele leven met God vertrouwd proberen te worden, daar op het einde zoveel moeite mee hebben. Op de oude kruisen van het kerkhof staat niet eens de geboortedatum vermeld; alleen de sterfdatum, want dat was het feest, de unieke vereniging met de Heer. En dan tegelijk hebben wij zo een diepe angst om dood te gaan. Had pater Robertus dan na 72 jaar van trouw monnikenleven dat vertrouwen niet? Kon hij het niet loslaten? Of zijn wij niet in staat geweest hem daarin tegemoet te treden, hem te helpen. Ik kom daar niet goed uit.
!
Pater Robertus was een godvruchtig man, met een grote verering voor Sint Jozef. Hij was trouw in zijn gebedsleven. In een van de laatste zinnen die hij schreef was: “Ik ga vrij en blij naar de Heer.” Maar de werkelijkheid liet iets anders zien. Een aantal maanden geleden kwam ik bij hem binnen en hij zei: “Ik ben blij dat je er bent, want ik ben net bezig dood te gaan”, terwijl hij achter zijn bureau zat. Ik kon alleen maar antwoorden: “Gelukkig, dan ben ik net op tijd”. Er is een tijd voor alles. We hoorden het net, die zo vertrouwde woorden van Prediker, die beginnen met “er is een tijd om te baren en een tijd om te sterven”. Maar ook: “er is een tijd om te breken en een tijd om op te bouwen; een tijd om te scheuren en een tijd om te herstellen.” Dat scheuren deed hij de laatste dagen zeker. Hij scheurde voortdurend zijn pyjamajasjes kapot en kon niets aan zijn lijf velen. Het leek of hij oorlog voerde, maar met wie en waarom?
!
Veel zal onbeantwoord blijven en we hebben hem ook nauwelijks gekend. Hij trad in op Koningshoeven op aandringen van zijn broer , die hier ook monnik was. Hij had gehoopt op Indonesië, het werd: Kenia, Echt, Congo, Achel, Sparrendaal en Notre Dame en dan ben ik niet zeker van de goede volgorde. Hij wilde missionaris worden, maar dat is hem niet gegund geweest, althans niet in de vorm die hij had gehoopt. Ondertussen is hij het wel geweest. Hij is op verschillende plaatsen novicenmeester geweest en heeft generaties jonge Afrikaanse mannen proberen te vormen tot monnik. Door zijn serieus beleefde monniksleven gaf hij het voorbeeld. En dat verlangde hij ook van zijn novicen: streng doch rechtvaardig. De laatste jaren kwam hij op zondag naar Koningshoeven naar de mis en at dan met ons mee. Hij leek het verblijf zolang mogelijk te willen rekken. Tot ergernis van
menigeen duurde het eindeloos tot hij zijn toetje tot op de bodem had leeg geschraapt. Hij hunkerde naar gemeenschap en toch ging hij van gemeenschap naar gemeenschap, zonder dat je er een gyrovaag van kunt maken zoals Benedictus het beschrijft. Hij ging omdat het hem gevraagd werd en trok niet als kluizenaar dolend rond, maar bij al die verhuizingen bleef hij trouw aan zijn monastieke roeping en stelde overal het biddend bestaan voorop.
!
Ik zei het al: de laatste weken waren moeilijk, een soort imitatio Christi in de meest lijdende vorm. Het had er veel weg van dat de buitenkant en de binnenkant niet bij elkaar konden komen, zich niet konden verenigen, omdat hij innerlijk zo goed wilde zijn maar ook wist dat het vaak niet lukte. En toch op het allerlaatste moment sloeg de slinger van Prediker toch de goede kant op: ‘er is een tijd voor vrede.’ Hij stierf om 23.15 uur op Hemelvaart. Omdat de verzorgsters het te druk hadden, was ik al begonnen met de laatste verzorging na het sterven. Hij was zo licht dat het me alleen weinig moeite kostte. Op een gegeven moment had ik hem in mijn armen om hem te draaien. Ik ben niet zo visionair ingesteld, maar het was nog voor middernacht en ik had duidelijk het gevoel dat ik hem in de handen van Jezus legde, die hem in zijn Hemelvaart mee naar God voerde. Toen was het tijd voor vrede.
! ! !
Preek tijdens de uitvaart op dinsdag 3 juni 2014 door Dom Bernardus
!
Broeders en zusters, pater Robertus had de goede gewoonte om iedere dag een gedachte op te schrijven over wat hem die dag in zijn gebed en lezing geraakt had. Tot en met het jaar 2012 heeft hij dat trouw gedaan en de afgelopen dagen heb ik wat in die aantekeningen zitten bladeren en daar wordt je stil van. Wat mij trof in die aantekeningen was zijn grote liefde voor de heilige Geest. Hij schrijft hierover: “Ik ben ervan overtuigd dat de heilige Geest een grote rol in mijn leven gespeeld heeft, en nu meer dan ooit, dat wil zeggen; ik ben me er nu meer bewust van, en sta meer open voor Zijn leiding. Dank aan God voor alles wat ik heb mogen beleven, en voor alles wat ik voor mijn medemensen heb kunnen en mogen doen.”
!
Zo hebben we pater Robertus ook in al die lange jaren mogen leren kennen: als een gelukkig mens, een monnik en missionaris in hart en nieren. Toch was hij zich goed
bewust van die woorden van Paulus uit de eerste lezing: “Wat wij uit onszelf najagen is in strijd met de Geest, en wat de Geest verlangt is in strijd met onszelf” (Gal. 5,17). Er zat een soort innerlijke verscheurdheid in zijn leven. Aan de buitenkant probeerde hij met veel wilskracht de vruchten van de Geest te laten zien, maar van binnen voelde hij alles wat de eigen wil teweeg brengt. Hij voelde zich geroepen om vrij te zijn (Gal. 5,13) en om de vreugde volkomen te laten zijn (Joh. 15,11). De laatste jaren verwoordde hij zijn levensmotto als volgt: “Vrij en blij met Jezus opgaan tot de eeuwige verbondenheid met God, onze Vader.”
!
De vruchten van de Geest waren de eigenschappen - de karaktertrekken van Jezus - die pater Robertus in zijn lange leven wilde uitdragen, waar ook ter wereld, want missionaris worden dat was zijn grote ideaal. Als kleine jongen droomde hij er al van om op tocht te gaan, de wijde wereld in, om het evangelie te verkondigen. In Helmond werd hij als Christiaan Jospeh Callaars geboren en groeide op in een warm, katholiek nest. Vader was kleermaker en moeder had de zorg voor de kinderen. Later getuigde pater Robertus dat hij van zijn vader het bidden had geleerd. Van zijn moeder erfde hij een talent voor het zingen. Hetgeen hem in zijn kloosterleven als tweede voorzanger goed te pas zou komen. Zorgen en verdriet zijn het gezin Callaars niet gespaard gebleven. Moeder kwam er al vroeg alleen voor te staan. Drie kinderen stierven op jonge leeftijd en in 1948 kwam broer Sjef in Indonesië als soldaat om het leven. Chris ging naar het klein seminarie in SintMichielsgestel en trad vervolgens in bij de Paters SMA te Cadier en Keer. De studie was echter te zwaar voor hem en hij moest afhaken. In 1940 bracht moeder Callaars hem naar Koningshoeven waar broer Caspar, hem reeds was voor gegaan. Deze zou vlak voor de eeuwige geloften uittreden. Toen moeder hem had weggebracht kreeg zij als dank van de abt een grote kaas mee en een mandje pruimen, in ruil voor de tweede zoon die ze achterliet in het klooster.
!
Hij ontving de naam van de heilige Robertus, de stichter van de orde. Een profetische keuze want net als de heilige Robertus zou pater Robertus zijn leven in dienst stellen van verschillende kloosters van de trappisten. Net als Sint Robertus was hij een dolende monnik, voortdurend op zoek naar het volbrengen van de wil van God. De eerste 24 jaren in Koningshoeven waren een leerzame en productieve tijd. Pater Robertus werd verantwoordelijk voor de inmaakkeuken. Hij werkte als timmerman, huisschilder en leerde glas-in-loodramen maken. Het waren goede voorbereidingsjaren op een droom die in 1964 werkelijkheid werd. In dat jaar werd hij als monnik-missionaris uitgezonden naar de
jonge stichting van Koningshoeven in Kenia. Hier kwam zijn handigheid goed van pas en bouwde hij een ziekenhuisje ten behoeve van de plaatselijke bevolking. In Kenia had hij veel contact met de plaatselijke bevolking en deed het nodige pastorale werk in de omgeving van het klooster. Zo trouwde hij de manager van de boerderij. Hun eerste kind, een dochter, werd naar Robertus, vernoemd. Hij was er apetrots op en die trots groeide toen jaren later van datzelfde gezin, eveneens een meisje dat door hem gedoopt was, trappistin werd in de Franse abdij van Echourgnac. Het hart van de missionaris stond dan in vuur en vlam. Ook tijdens zijn vakanties in Europa heeft hij als heeroom in de familie heel wat gedoopt en getrouwd. Missionaris bleef hij tot op het laatst want aan iedere nieuwe verzorgster op Notre Dame werd eerst gevraagd of ze wel gedoopt was. Toen de eerste moslima hem verzorgde raakte hij wel wat in de war maar al gauw was hij diep onder de indruk van haar groot geloof.
!
Na tien jaar kwam pater Robertus terug naar Nederland. Via de trappisten van Echt werd hem gevraagd om naar het pas gestichte klooster van Achel in Congo te gaan om daar vooral te helpen als novicenmeester. Daar heeft hij veel jonge Congolese monniken kunnen opleiden tot een leven van bidden en werken. In 2000 werd het tijd om terug naar Nederland te komen. Hij verlangde er naar om in Koningshoeven de laatste jaren van zijn leven door te brengen. Vanwege zijn gezondheid kwam hij bij onze verzorgingsbehoeftige medebroeders in Huize Sparrendaal te Vught terecht. In die bosrijke omgeving, samen met de missionarissen van Scheut, voelde hij zich erg op zijn gemak.
!
In 2006 verhuisde hij na de opheffing van Huize Sparrendaal opnieuw naar kloosterverzorgingshuis Notre Dame in Tilburg. Hij vond het fijn om dichterbij de abdij te zijn en het werd mogelijk dat hij op zondagen naar Koningshoeven te komen voor de mis en het middageten. Het was voor hem het hoogtepunt in de week dat niet lang genoeg kon duren. De laatste jaren van zijn leven waren zwaar. Zijn gehoor liet het afweten en hij trok zich steeds verder terug in zijn eigen wereld. De zorg van anderen toelaten was niet zijn sterkste kant. Met veel bewondering dank ik hier namens ons allen, Sjan en de zorg van Notre Dame voor hun eindeloos geduld!
!
Als een ouderwetse novicenmeester wilde hij vasthouden aan grote idealen maar de werkelijkheid was vaak anders. Zo snakte hij naar aandacht en een praatje maar de ‘trappist’ in hem zei dat het niet mocht. Aan tafel in Notre Dame wilde hij nooit praten want
een trappist praat niet aan tafel! Niet echt sociaal en voor de medebewoners onbegrijpelijk als zij hem dan vervolgens gezellig zagen keuvelen met de receptionistes.
!
Hij vroeg dikwijls naar de zin van het oud worden. “Onze Lieve Heer heeft er kennelijk een bedoeling mee dat ik zo oud wordt.” Hij vond die zin in vriendelijk zijn en in het bidden voor anderen, met name de jonge mensen. In die opdracht ontdekte hij een jonge Italiaanse zalige Chiara Luce Bandano (1971-1990). Haar afbeelding stond altijd naast hem tot aan zijn sterven. Haar woorden: “Jezus als U het wil, wil ik het ook!” Herhaalde hij graag. Chiara was zijn grote vriendin! Op den duur was zijn leven op en had hij nog maar één wens om in alle vrede naar Onze Lieve Heer te gaan. Het leven duurde hem te lang, en de tijd waarin hij leefde werd hem steeds vreemder, maar de reis naar het zo verlangde hemelse Vaderhuis werd een lange en moeizame weg waarin de dolende monnik opnieuw in hem werd aangesproken. Hij belichaamde dat psalmvers: “Gevangen ben ik zonder uitweg.”
!
“Vrij en blij met Jezus opgaan tot de eeuwige verbondenheid met God, onze Vader.” Vrijheid en blijdschap dat zijn de blijvende vruchten die pater Robertus waar heeft proberen te maken in zijn lange leven. Uit zijn goede jaren kennen we die momenten waarop zijn oogjes straalden, zijn blije glimlach te voorschijn kwam en hij wrijvend met zijn grote handen zeer tevreden kon zijn. Laten we dat beeld vasthouden!