0143-handboek2009 v10
06-02-2009
12:07
Pagina 547
IN MEMORIAM
547 IN MEMORIAM Ds. Jan Gerrijt Agema 25 juni 1916 - 5 maart 2008 Mij is gevraagd iets te schrijven ter herinnering aan een heel bijzonder en uniek figuur: De zendeling Jan Gerrijt Agema. Met opzet schrijf ik zendeling en niet dominee. Immers zijn hele leven lang is hij zendeling geweest. Dat is na de tweede wereldoorlog uitzonderlijk. Graag wil ik aan dat verzoek voldoen. Ook hij is het waard in gedachtenis te worden gehouden. En daarvoor is een In Memoriam wel nodig, want ik denk dat hij voor velen een totaal onbekende is. De oorzaak daarvoor ligt zowel in zijn levensloop, zijn ambtsopvatting als in zijn karakter. Hij werd op 25 juni 1916 geboren in Ureterp in het gezin van een onderwijzer. Daar groeide in zijn hart het verlangen om het evangelie uit te dragen onder hen die de Heiland niet kenden.
Omdat hij zendeling wilde worden ging hij in 1938 niet naar de Theologische School in Kampen, maar naar Barmen in Duitsland, waar de Rijnse Zending een opleidingsinstituut had. Door deze zendingscorporatie werden zendelingen uitgezonden naar het huidige Namibië en Sumatra, maar ook naar het moeilijke zendingsterrein in Zuid-China. Hij wilde graag naar China om daar het evangelie te verkondigen. Om dit instituut uit handen van de Nazi’s te houden bleef men tijdens de oorlog in Barmen bezig met de opleiding. Daarna ging hij Chinologie studeren in Leiden. Maar vanwege de Barthiaanse koers van de Rijnse Zending moest hij, gereformeerd als hij was, daarmee breken. Gelukkig kwam hij via zijn broer, die onderwijzer in Ureterp was, in contact met de zendingsdeputaten in Friesland die plannen maakten om een zendingspost te openen op Kalimantan Barat. Na een aanvullende studie in Kampen stelde de classis Groningen hem beroepbaar, daarop verbond hij zich aan de kerk van Drachten, die intussen als zendende kerk was aangewezen. Op 10 december 1950 vertrok hij naar Indonesië. Zijn vrouw en kinderen zouden later volgen. Op Borneo (later Kalimantan genoemd) heeft hij bijna 12 jaar het evangelie verkondigd. In vele opzichten was het moeizaam werk. Hij had te maken met tegenwerking van bepaalde groepen Christenen, die met goederen, rijst en medicijnen naar de kerk waren gelokt. Agema was daar wars van, hij heeft nooit gelovigen willen kopen. Wel hielp hij mensen als dat noodzakelijk was. Maar ook onder de Dajaks verliep het werk moeilijk vanwege de geest van het syncretisme, waarbij men uit alle godsdiensten wel iets wilde overnemen. Er is geen absolute waarheid. Iedere leer heeft wel iets goeds. Met onvoorstelbare geloofsmoed heeft deze zendeling tien jaar geworsteld om zijn hoorders te winnen voor de Heiland. Daarbij was hij overtuigd dat niet hij maar het Woord van God het moest
0143-handboek2009 v10
548
06-02-2009
12:07
Pagina 548
IN MEMORIAM
doen. Telkens weer kon je in zijn rapporten lezen: “Het Woord kán niet ledig terugkeren. Wij verliezen de moed niet”. Elke zondagmorgen hield hij de kerkdienst, elke zondagavond catechisatie. Als er niemand kwam, zong hij psalmen op de passar, trok zo mensen en sprak over het evangelie. Regelmatig maakte hij een tournee door het gebied die soms enige weken duurde. Hij sliep waar hij een plekje kon vinden. Trouw aan zijn opdracht bleef hij bezig, zelfs toen de anti-Nederlandse sfeer dreigend werd. Hoewel hem werd geadviseerd terug te komen naar Nederland bleef hij werken. Hij heeft dat volgehouden. Dat bleek later van groot belang te zijn. In die laatste kritieke periode werd de eerste bekeerling gedoopt: Aziz Harahap. Hij was degene die jarenlang de band met Drachten in stand heeft gehouden. Maar toen was het voor de satan genoeg: Hij wist hem van het zendingsterrein te verdrijven. Hij werd op 22 december 1961 gearresteerd op beschuldiging dat hij geweigerd had de vlag uit te steken op 17 augustus, de dag waarop van de Indonesische revolutie werd gevierd. Hij werd veroordeeld tot 9 maanden gevangenisstraf. Hoewel hij op 21 mei 1962 in hoger beroep werd vrijgesproken werd hij vastgehouden tot 10 september van dat jaar. Hij keerde toen naar Drachten terug. Een periode werd afgesloten. Een periode waarin hij alleen had gewerkt. Ik denk dat er weinig mensen in staat zouden zijn zoiets vol te houden. Die periode dwingt ons tot veel respect voor zendeling Agema, maar niet minder ook voor zijn vrouw. Zij verzorgde haar groeiend gezin en steunde trouw haar man. Soms werd het haar te zwaar. Ze raakte overspannen. Maar ze bleef op haar post zolang ze kon. Beiden deden hun werk in stilte. Zoals onze overleden collega J.H. van der Hoeven bij zijn 25-jarig jubileum schreef: “Voor hem geen bazuinen”. Dat heeft Agema nooit gewild. Toen bleek dat terugkeer naar Kalimantan niet mogelijk was, was hij op verzoek van de Kerk te Pretoria bereid naar Zuid-Afrika om te helpen bij het zendingswerk in Mamelodi. Ook daar werkte hij met dezelfde trouw als in Indonesië. Opnieuw was het werk moeizaam, maar hij ging trouw verder. Hij zaaide en zaaide… en de oogst verwachtte hij op Gods tijd van zijn Zender. Vakantie nam hij niet. Hij kon de gemeentekring niet loslaten voor een aantal weken. Bang dat tijdens zijn afwezigheid de gevormde groep zou verlopen. Daar zat achter zijn ambtsbesef. Hij was door de Here geroepen. En zijn karakter gaf hem de kracht zo zijn werk voort te zetten. Alles stond in dienst van de prediking van het evangelie. Hij zorgde heel erg goed voor zijn gezondheid. Bij de maaltijd hield hij daarmee rekening. Hij ging regelmatig een uurtje hardlopen. Dat wekte in die tijd in Pretoria verbazing. Een vreemde man… De roeping ging voor alles. Toen hij ter gelegenheid van zijn 25-jarig ambtsjubileum een tocht door de Kruger Wildtuin kreeg, moest dat bijna als een ‘dienstbevel’ worden overgebracht. Maar hij genoot er later erg van. Hij kon het werk niet loslaten. Dat bracht spanning en moeiten mee toen hij met emeritaat moest gaan. Een spannende periode voor hem, maar eveneens voor zijn beoogde opvolger. Het was moeilijk los te laten. Zelfs na zijn emeritering bleef hij in een andere wijk mensen bezoeken. Hij hield dat vol totdat hij 87 jaar was. Daarin speelde ook zijn karakter een rol. Daarvan moeten we zeggen dat hij het zonder dat karakter nooit had volgehouden. Maar ook dat het hem soms eenzamer maakte dan nodig was.
0143-handboek2009 v10
IN MEMORIAM
06-02-2009
12:07
Pagina 549
549
Tenslotte denk ik dat de Here zelf de werktuigen smeedt die Hij nodig heeft. Daarbij sluiten we onze ogen niet voor de schaduwkanten van zijn karakter, maar we kunnen ons vinden in wat zijn kinderen schreven naar aanleiding van zijn sterven: “Saad is gesaai, en danksy God se genade is daar geoes. Menslike foute en gebreke was ook deel van dit, maar gelukkig kan ons oorheersend terug dink aan ’t voorbeeld van geloof, wysheid, uithou-en aanhouvermoë.” Met respect denken we terug aan het werk van ds. Jan Gerrijt Agema en zijn vrouw die hem ruim zestig jaar bijstond. Deventer, D. Grutter
0143-handboek2009 v10
06-02-2009
12:07
Pagina 550
550
IN MEMORIAM IN MEMORIAM Theunis Heerkes Hoff 11 juni 1914 - 19 juni 2007
‘Mijn ballingschap hebt U te boek gesteld’ (Ps. 56:3 ber.) Ballingschap! Het zal je maar gebeuren dat je als 51-jarige (op 1 september 1965) met emeritaat moet gaan. Alle officiële instanties van classis en deputaten ad art. 49 KO komen eraan te pas en op die leeftijd ook nog allerlei gezondheidsverklaringen. Komt dan niet de gedachte op: ben ik nu ‘uitgediend’? Terug naar zijn geboorteplaats Drachten. Was er nog perspectief? Gode zij dank: ja! Voorgaan, catechisaties tot in de wijde omgeving. Alleen de actieve dienst in een ‘eigen’ gemeente ontbrak. Zo’n periode is te typeren als ‘ballingschap’. Maar God heeft die ‘te boek gesteld’. En… beëindigd. Wegen werden geopend naar een nieuwe ‘actieve’ dienst. Het emeritaat en daarmee de ballingschap eindigde 19 september 1971. Diepe afhankelijkheid van de Here werd geleerd en bewust beleefd. Geboren in Drachten op 11 juni 1914. Als jongste van drie broers bracht hij daar zijn jeugd door totdat de weg gebaand was om in Kampen te gaan studeren. Zijn ouders verkochten de slagerij en gingen in Kampen wonen op de Vloeddijk 113 in het huis waar later de familie van ds. J.O. Mulder woonde. In Kampen volgde hij de colleges van prof. dr. S. Greijdanus, van wie hij het zeer minutieus exegetiseren leerde, hetgeen later ook zijn preken kenmerkte. Ook maakte hij de beginperiode van prof. dr. K. Schilder mee van wie hij de belijndheid meekreeg, die hem later zo van pas kwam én in de keuze in de naderende kerkstrijd én in de vastheid van overtuiging die hem in zijn ambtelijke arbeid zo kenmerkte. Na de vereiste examina te hebben afgelegd was voor hem - als voor zovelen - niet direct plaats in één der kerken. Als hulpprediker kon hij werken in Hijken, Almelo en Grootegast. Hij trouwde met Aaltje Bos. Hun huwelijk werd bevestigd door ds. B.A. Bos te Assen en gezegend met twee zonen en twee dochters. Inmiddels was de kerkstrijd in volle hevigheid ontbrand. De leerbeslissingen waren genomen en toegelicht. Bezwaren werden afgewezen in het Preadvies, prof. dr. K. Schilder werd geschorst en op 3 augustus 1944 afgezet als hoogleraar en emerituspredikant van Rotterdam-Delfshaven, prof. dr. S. Greijdanus werd geschorst als hoogleraar en emerituspredikant van Paesens en Moddergat, kandidaat H.J. Schilder werd niet toegelaten enz… De hulpprediker bracht zijn bezwaren in bij de kerkenraad van Grootegast. Hij kreeg te horen dat er dan geen plaats zou zijn op een kansel. Dat weerhield hem toch niet om zich vrij te maken, als enige, samen met zijn vrouw. Als cynische grap vertelde hij later: toen mijn vrouw en ik na die beslissing naar bed gingen, lag dus de hele vrijgemaakte kerk in één bed. Toen op 3 september 1945 in Grootegast de vrijmaking kwam kon de arbeid daar worden voortgezet, zodat hij op 5 mei 1946 als predikant aldaar werd bevestigd. Hij werd bevestigd door ds. E. H. Woldring van Kornhorn en deed intrede met een preek over Rom. 10: 8b.
0143-handboek2009 v10
IN MEMORIAM
06-02-2009
12:07
Pagina 551
551
In die tijd gingen verschillende gemeenteleden naar de Christelijke Gereformeerde Kerk. In een eerste gemeente zoiets mee te maken valt niet mee. Op 17 november 1949 begon de arbeid in Loenen aan de Vecht. Tot die gemeente behoorden ook Nichtevegt en Abcoude. Er werden vele kilometers afgelegd. Hij werd bevestigd door ds. J.F. Wijnhoud van Breukelen en deed intrede met een preek over Deut. 4: 1 en 2. In die periode maakte ik voor het eerst kennis met mevrouw Hoff. Op 28 oktober 1951 ging ik als student op m’n stalen ros naar Loenen om daar en in Abcoude een stichtelijk woord te spreken. De maaltijd werd genoten bij mevrouw Hoff en ik kwam onder de indruk van haar statigheid. Na hun vertrek werd ik o.a. in Loenen beroepen maar onze weg werd naar Terneuzen geleid. Op 26 oktober 1952 begon de arbeid in Haulerwijk. Bevestigd werd hij door ds. J. Smelik van Groningen en deed hij intrede met een preek over 1 Tim. 3: 14-16. Op 1 mei 1955 kwam hij in Voorthuizen. Bevestigd werd hij door ds. Joh. de Wal van Ermelo en deed intrede met een preek over Luc. 7: 22 en 23. In het kerkelijk leven een zwaargeladen periode. In 1959 werd de in 1946 ingevoerde vervangingsformule terzijde gesteld door de synode van de ‘gebonden’ Gereformeerde Kerken in Nederland. In Groningen ging ds. A. van der Ziel ijveren om tot eenheid te komen met die kerken. Bewust werd genegeerd dat uitdrukkelijk was verklaard dat de zakelijke inhoud van de leerbeslissingen van 1942-1944 niet veranderd was en de vervangingsformule zegenrijk had gewerkt. In bladen als Contact en Opbouw werd bezwaar gemaakt tegen de zogenaamde ‘doorgaande reformatie’. Dit alles ging ook aan Voorthuizen niet voorbij. Nadat in 1948 als opvolger van prof. dr. S. Greijdanus, dr. H.J. Jager na 15 jaar Voorthuizen had verlaten en opgevolgd was door ds. W.G. Raven (1950 - jan. 1955) kwam ds. Hoff op 1 mei 1955. Na zijn emeritaat in 1965 werd hij ruim een jaar later opgevolgd door ds. E. Zwarteveen die met vrijwel de hele gemeente in 1969 buiten verband kwam te staan. Overgebleven gemeenteleden werden ‘opgenomen’ door Ermelo (op 19 april 1981 vanuit Ermelo een herinstituering van Voorthuizen samen met Barneveld). Voeg daarbij dat toen ds. Hoff met emeritaat ging o.a. in de pers de voorbereidingen zichtbaar waren van wat in de ‘Open Brief’ van 31 oktober 1966 gesteld werd t.a.v. de belijdenis, de taxatie van de Vrijmaking en het ten voorbeeld stellen van de door ds. Van der Ziel c.s. gestichte ‘Tehuisgemeente’ m.b.t. het samengaan met de synodale kerken. Dan is er niet veel verbeeldingskracht nodig om aan te voelen wat ds. Hoff - belijnd en confessiegetrouw als hij was - heeft ondergaan, totdat het niet meer te dragen en te verdragen was. Toen hem tegen het einde van zijn leven gevraagd werd of hij een strijder van nature was gaf hij als antwoord: “nee, ik ben erin ‘gerold’ en deed slechts wat gedaan moest worden: trouw en recht blijven.” We leven nu - in 2009 - in een tijd waarin van verschillende kanten er op aangedrongen word schuld te erkennen t.a.v. schorsingen i.v.m. de ‘Open Brief’. Er kun-
0143-handboek2009 v10
552
06-02-2009
12:07
Pagina 552
IN MEMORIAM
nen oneffenheden geweest zijn. Ik kan dat niet beoordelen. Maar laten we ook niet vergeten onder welke druk van de intolerantie der toleranten dienaren van het Woord verkeerd hebben. Ik schrijf dit niet uit ressentiment, maar wel met ervaringskennis. Bijvoorbeeld na een gebed in een kerkdienst om Gods zegen over het - in die tijd opkomende - gereformeerd onderwijs en over gereformeerd gekarakteriseerde activiteiten kwamen brieven en telefoontjes: “u hebt niet namens ons gebeden en u verbreekt daardoor de eenheid van de gemeente”. Dan krijgt de één de kracht om ‘door kwaad gerucht en goed gerucht’ voort te gaan. Een ander kan niet meer. De ballingschap begon. Maar zou niet eindeloos zijn. Er kwam een nieuwe ontplooiing. Toen ik in december 1969 het beroep naar Amsterdam-Centrum gekregen had zei ik tegen de kerkenraad dat ik zo moeilijk Katwijk ‘in de steek’ kon laten, gezien de nauwe banden die gegroeid waren in de periode na de ‘scheuring’, waarbij alles wat ik beschreef zich in de Voorthuizense periode van ds. Hoff had voorgedaan. Een broeder merkte op: u mag nu Amsterdam-Centrum niet ‘in de steek’ laten. Immers in de classis waren geen predikanten meer. De predikanten Schoep, Van der Stoel, en Wulffraat waren synodaal geworden en de predikanten Meester en Janssen ‘buiten verband’. Het ‘loslaten’ van Katwijk kostte moeite. Hoe groot was daarom onze vreugde dat in Katwijk weer voorziening kon komen. En dat had te maken met de door God geleide levensgang van ds. Hoff. O.a. de broeders J.C. de Vries (Valkenburg) en J.I. Hollebrands (Katwijk) waren ‘op zoek’ naar de vervulling van de vacature. Ze waren daartoe terecht gekomen in Bergentheim en logeerden bij een gepensioneerde postbode. Die zei: zoek niet langer hier, want in Drachten werkt een dominee die vervroegd emeritaat moest krijgen vanwege kerkelijke moeiten en daar en hier in de omgeving werkzaam is. Eén en ander had ten gevolge dat contact werd opgenomen met ds. Hoff. In de ‘ballingschapstijd’ was ds. J.M. Goedhart predikant in Drachten waar het gezin Hoff ging wonen en was hen tot steun in de volgende jaren. Aan hem werden vanuit Valkenburg en Katwijk inlichtingen gevraagd en zo kwam het tot een beroep. Het was ook juist ds. Goedhart die hem stimuleerde het beroep aan te nemen: de gezondheid was immers teruggekomen en de vitaliteit voor de ambtsdienst was weer ontvangen. Zo werd het beroep aangenomen. Na bevestiging door ds. Goedhart kon het werk in Valkenburg en Katwijk begonnen worden op 19 september 1971 met een preek over Hebr. 12: 28 en 29. De ballingschap van ruim 61/2 jaar was ten einde. De vacature was vervuld. Ds. en mevrouw Hoff en mijn vrouw en ik waren van één ding diep onder de indruk: onze belijdenis in Zondag 10! Ik, die zijn opvolger had kunnen zijn in Loenen, mocht hem nu dankbaar begroeten als mijn opvolger in Katwijk. Het werd in Valkenburg en Katwijk een rijk gezegende periode, een verademing na de ballingschap. Dominee en gemeente voelden elkaar aan juist vanwege de gemeenschappelijk gedragen moeite. Op een bepaalde manier kreeg hij nog na enkele jaren te maken met de ‘nasleep’
0143-handboek2009 v10
IN MEMORIAM
06-02-2009
12:07
Pagina 553
553
van de ‘kwestie Katwijk’. In een rechtelijk proces werd bepaald dat wij het kerkgebouw en de NGK de pastorie zouden krijgen. Dat zou voor ons een ‘aanbetaling’ betekenen. Op scherpzinnige manier berekende ds. Hoff dat die ‘aanbetaling’ wegviel. Dat werd geaccepteerd. Tijdens de in Katwijk gehouden receptie t.g.v. zijn zestigjarig ambtsjubileum heb ik, als ‘oud-betrokkene’ daaraan herinnerd en hem daarvoor bedankt. In deze tijd hadden de families Hoff en Van der Haar (Leiden) veel contact met elkaar. In een bepaalde periode waren zij de enige predikanten in de classis Gouda Leiden - Woerden. Aan de verhalen omtrent zijn werk ontleen ik: Schriftuurlijke prediking, een hoge opvatting van plichtbetrachting, grote pastorale aandacht en open voor iedereen. Geen verjaardag werd overgeslagen. Soms geen langdurige visite, maar hij was er geweest. Dit heeft trouwens heel zijn ambtsdienst de jaren door getypeerd. Bekend was hij ook door een bepaald soort humor. Hij werkte zeer systematisch en hield bij dat hij in 51 jaren in diverse gemeenten 7725 keer is voorgegaan, gemiddeld 2,91 dienst per zondag. De uitgetypte preken zijn geniet en voorzien van een plakbandrug. En zo brak de dag aan van het afscheid. Het emeritaat begon op 1 augustus 1979. De tweede - en nu definitieve - emeritaatsperiode was goed gevuld: gemeenten konden nog worden gediend totdat lichamelijke krachten dat niet meer toelieten. Operaties aan heupen en knieën verhinderden het lange staan. Het raadsel van de sfinx werd aan hem bewaarheid, hoe afschuwelijk hij aanvankelijk de stok ook vond. Maar thuis werd er hard gewerkt. Met zijn computer heeft hij voor het archief in Leeuwarden oude notariële acten en andere archivaria gedigitaliseerd in leesbaar Nederlands. Hij had daarvoor een cursus paleografie gevolgd. Het Leeuwarder archief stelde dit vrijwilligerswerk op hoge prijs. In die periode heeft hij meegewerkt aan het door ds. S.S. Cnossen geschreven werk (1995) ‘ik zal gedenken’, hij was toen 80 jaar. Het boek handelt over de Afscheiding en Vrijmaking in Drachten. Ds. Hoff verzorgde een ‘vergelijkend’ onderzoek. Aan de hand van gemeentelijke verordeningen, bevolkingsregisters en kerkelijke administraties werden vergelijkingen gemaakt. Ook dit was weer zeer minutieus accuraat precisiewerk, echt iets voor ds. Hoff, genealogisch geïnteresseerd en historisch bekwaam als hij was. In het bevolkingsregister van 1860 worden onze broeders en zusters van ‘1834’ als ‘Christelijk Afgescheiden’ aangeduid in dat van 1880 als ‘Christelijk Gereformeerd’ en na de vereniging in 1892 als ‘Gereformeerd’. De overheid hield kennelijk de kerkgeschiedenis bij. Getalsmatig groeide de gemeente van 396 in 1860 tot 835 in 1880. Sociologisch had ds. Hoff ontdekt dat in 1880 in het overwegend agrarisch dorp er verschillende beroepen bij waren gekomen. Uit het overzicht blijkt dat de gemeente voor het overgrote deel uit zgn. ‘kleine luyden’ bestond. T.a.v. de getalsmatige verhouding tussen de Afgescheidenen in 1861 en de rest van de bevolking, evenzo de verhouding tussen de Christelijk Gereformeerden en overige inwoners in 1880 blijkt dat van de 799 woonadressen in 1861 79 tot de Christelijk Afgescheidenen en van de 883 in 1880 211 tot de Christelijk Gereformeerden
0143-handboek2009 v10
554
06-02-2009
12:07
Pagina 554
IN MEMORIAM
behoorden. Na nog enkele rubrieken besluit hij het zielental van 1861 en 1880 te vergelijken met dat van 1994 en komt tot de conclusie 1861 396 zielen in1880 835 zielen in 1994 1501 zielen. De vraag laat zich opdringen: hadden het er in 1994 niet veel meer moeten zijn? Bij gelijke groei van 23 zielen per jaar tussen 1861 en 1880 had men toch in 1994 een 114 maal 23, dus 2626 zielen extra kunnen verwachten, met als totaal 835 plus 2626 dat is 3457 zielen. Buiten beschouwing wordt dan nog gelaten de onstuimige groei van Drachten in de laatste vijftig jaar. De grote oorzaak is te zoeken in het feit dat in 1944 verreweg het grootste gedeelte van de gemeente bleef staan achter de in 1942 gedane leeruitspraken en voor zijn rekening bleef nemen de schorsingen en afzettingen van die ambtsdragers die de verantwoordelijkheid voor genoemde leeruitspraken niet met een goed geweten konden aanvaarden. Het was een minderheid die bleef vasthouden aan Gods Woord dat in 2 Kor. 1: 20 zegt dat al Gods beloften - zonder enige uitzondering dus - betrouwbaar zijn. Helaas moeten we vandaag constateren dat velen van hen, die in 1944 achter de synode met haar leer en hiërarchisch optreden bleven staan, nu meedoen met ‘Samen op Weg’ waarbij ze opening geven aan allerlei ‘vrijheid van leer’. In het kerkelijk leven buigen ze nog weer voor ‘hogere instanties’ en aanvaarden zo de ongereformeerde ‘kerkelijke hiërarchie’, waarmee hun vaderen in de dagen der grote kerkhervorming en in de dagen van Afscheiding of Wederkeer juist hebben gebroken. Het is zaak nu en al die jaren door - zoveel de Here die nog geven wil trouw te zijn en trouw te blijven aan Schrift en belijdenis en Christus te erkennen als het enige Hoofd der kerk. Uit deze laatste uiteenzetting blijkt dat de ‘rekenmeester’ meesterlijk rekening hield met geestelijke ontwikkelingen. Uit deze samenvatting leer je echt ds. Hoff kennen. In deze emeritaatsperiode was hij een zeer meelevend lid van het Gereformeerd Drachtster Mannenkoor. En niet alleen lid. Op een CD van het koor uit 2000 lees ik als nummer 2: ‘Uw Naam en Uw Koninkrijk’. Ds. Hoff had een Welsh lied vertaald in het Nederlands. Het mannenkoor zong dat bij zijn begrafenis. Terwijl ik dit schrijf heb ik ernaar geluisterd: ontroerend. Ook is van hem de ‘zegebede’. Zolang het mogelijk was zong hij mee. Na een kerstuitvoering in 2006 viel hij en daarna was het niet meer mogelijk. Hij was toen 92 jaar. Het zingen had zijn hart. Iedere maandagavond: trouw op de repetitie. Toen in het begin van de jaren ‘90 de verstandelijke vermogens van zijn vrouw achteruit gingen, hield mijn vrouw haar iedere maandagavond gezelschap omdat zij niet alleen kon zijn. Het was voor hem een grote voldoening dat hij haar zo lang mogelijk heeft kunnen verzorgen totdat zij in een verpleeghuis moest worden opgenomen, waar zij is overleden. In maart 2007 bleek een ongeneeslijke ziekte hem te hebben aangetast. Hij moest worden opgenomen en ging uiteindelijk naar een hospice in Beetsterzwaag waar hij een ruime kamer had en zijn vogeltje bij zich kon hebben. Tijdens een bezoek aan hem aldaar getuigde hij tegen mij: ‘ik heb een mooi perspectief, want de Here Jezus heeft alles volbracht’. Het laatste bezoek stond echt in het teken van afscheid. We hoorden samen Gods Woord in Romeinen 8 vers 18 en de laatste verzen van dat hoofdstuk.
0143-handboek2009 v10
06-02-2009
12:07
Pagina 555
IN MEMORIAM
555
Aan de toepspraak die ds. T.P. Nap hield bij zijn begrafenis op 23 juni mag ik ontlenen: ‘Ik weet dat hij in dit voorjaar bijzonder geraakt werd door Psalm 32, waar de Here zegt: ‘mijn oog rust op je’. Ik heb een preek van zijn hand over diezelfde Psalm 32, vers 8 eens nagelezen. In die ordelijke preek kom ik hem tegen als een prediker die niet moe wordt te wijzen op de ernst, ook de laatste ernst. ‘David heeft schuld beleden en na die belijdenis is er de belofte van de Here dat Hij toezicht zal houden. En die belofte heeft twee kanten. De ene is één om van te beven. De Here God ziet namelijk alles, Hij bemerkt het of wij ons op de goede weg bevinden of dat we eigenwillig geworden het weer in eigen kracht gaan zoeken. Beseffen wij het: er gaat geen moment voorbij of hij ziet als ons doen en laten. Voor mensen valt er wel eens wat te verbergen, voor Hem niet. Dat is de ene kant. De andere is die van de Vader die altijd het goede voor ons zoekt en Hij let op ons om te zien of er gevaren zijn en moeilijkheden. Geen moment zijn we uit zijn goddelijke ogen. Hoe veilig mogen we ons dan weten hetzij we nog jong zijn of ook reeds op gevorderde leeftijd, hetzij we naar de mens gesproken nog vele jaren te leven hebben of ook slechts enkele uren. Gods Vaderoog is ons ten goede. Als we geloven in zijn Zoon Jezus Christus, ziet Hij op ons terneer in liefde en genade.’ Ds. Nap onderstreept dit en spreekt daarom over Efeziers 2 vers 8 waarnaar ds. Hoff zelf ook zo vaak verwezen had. Op zondag 24 juni mocht ik hem gedenken in een preek over 2 Kor. 5:1-5 in Katwijk. Op veel details kon ik niet ingaan. Een In Memoriam is geen biografie. Maar wel een beeld van een Dienaar des Woords (Hebr. 13: 7). Geboren in Drachten, balling in Drachten, begraven in Drachten. Zo is de aardse cirkel weer rond. Zijn eeuwig leven gaat voort. Zo gedenken wij hem. Drachten, C.J. Breen
0143-handboek2009 v10
556
06-02-2009
12:07
Pagina 556
IN MEMORIAM
Aanvulling In Memoriam Casper van Kalkeren (pag. 480-482 Handboek 2008) ‘Onnen’ miste een vermelding van de periode dat ds. Casper van Kalkeren in Onnen werkte. Echter in het Handboek van een jaar eerder (2007) staat van zijn verblijf in Onnen vermeld: ‘als bij Holwerd’. Daarmee werd bedoeld dat hij - als bij Holwerd genoemd - ‘ook werkzaam was voor de Opleidingsschool te Katoraku OostSoemba’. Hij werkte in Onnen van februari 1969 tot eind 1978. In die tijd namen hij en zijn vrouw ook twee Sumbanese broeders in huis op en wel - zoals mij uit Onnen werd gemeld - de broeders Makaborang en Boleh Radja (allebei al gestorven voordat ds. Van Kalkeren overleed, zoals mij erbij werd vermeld). Zoals bekend zal zijn bij betrokkenen bij het zendingswerk - zoals ondergetekende dat mocht zijn in zijn Drachtster periode - was de eerste en enige dopeling van ds. J.G. Agema in Indonesië broeder Aziz Harahap. Wat mij ook onbekend was werd mij uit Onnen gemeld, namelijk dat Harahap een zoon had die hij, naar ds. Agema, Jan Gideon noemde (deze kwam door een ongeval om het leven) én een zoon, die hij, naar ds. Van Kalkeren, de naam Casper van Kalkeren Harahap (roepnaam Keren) gaf. Omdat deze aanvullingen waardevol zijn - zeker voor alle bij het bedoelde zendingswerk betrokkenen - en om Onnen genoegen te doen, geven wij een en ander alsnog door. Leek, J.M. Goedhart