In het Belgisch Stripcentrum Van 3 juni tot 16 november 2014
100 jaar strips in de Balkan Stripverhaal in verzet Honderd jaar geleden haalde de Bosnische stad Sarajevo het wereldnieuws. De troonopvolger van de keizer van Oostenrijk-Hongarije werd vermoord door een student die aanleunde bij een nationalistische splintergroep. Door een macaber spel van misdadige verblinding en van bondgenootschappen werd Europa meegezogen naar een donkere afgrond. 100 jaar later wordt de Eerste Wereldoorlog op velerlei manieren herdacht. Het Belgisch Stripcentrum gooit het over een andere boeg en brengt een stripcultuur voor het voetlicht die nog altijd in verzet is: de stripverhalen die gecreëerd worden in de landen van het vroegere Joegoslavië. Dat bij dit stripverhaal landen als Bulgarije, Albanië of Griekenland – die, net zoals de landen van exJoegoslavië, tot de Balkan behoren – niet bij deze tentoonstelling werden betrokken, zal hier en daar misschien een voorhoofd doen fronsen. De bedenkers van deze tentoonstelling waren van mening dat het feit dat de Albanezen, Bulgaren en Grieken in de loop van de 20e eeuw een ander lot beschoren waren, zich vertaald heeft in een stripproductie die zich duidelijk onderscheidt van wat tussen Ljubljana (Slovenië) en Skopje (Republiek Macedonië) tot stand kwam. Om een onderwerp van die omvang te kaderen, vroeg het Belgisch Stripcentrum aan de Sloveen Štefan Simončič, een van de meest bekwame stripspecialisten, om curator te worden van deze tentoonstelling. Want in een gebied waar de sporen van de burgeroorlog nog niet volledig zijn verdwenen, was het bijzonder moeilijk een duidelijk beeld te vormen van de uitzonderlijke stripcreatie in de zes republieken die samen ooit Joegoslavië vormden. De bezoeker zal snel merken dat de onstuimige geschiedenis van deze Europese regio ook zichtbaar aanwezig is in de tentoonstelling die het Belgisch Stripcentrum presenteert: er zijn zoveel archieven verloren gegaan dat het vandaag onmogelijk is een deel van de tentoongestelde originele platen te dateren. Wie oog heeft voor de ondergrond waarop de tekenaars hun talent botvierden zal bovendien merken dat scheppingsdrang menige hindernis overwint, zelfs het gebrek aan papier! Jean Auquier, Belgisch Stripcentrum Met de steun van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
1
100 jaar strips in de Balkan Stripverhaal in verzet Een tentoonstelling van het Belgisch Stripcentrum
Curator: Štefan Simončič Concept: Willem De Graeve Teksten: Štefan Simončič, Jean Auquier, JC De La Royère Vertalingen: Philotrans, Tine Anthoni Rewriting: Christophe Sokal Beheer van de originelen: Nathalie Geirnaert, Dimitri Bogaert Scenografie: Jean Serneels Grafisch ontwerp: Pierre Saysouk Realisatie: Jean Serneels en het team van het BSC
Deze tentoonstelling wordt geproduceerd en gerealiseerd door het Belgische StripCentrum. Met de steun van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Belgisch Stripcentrum Zandstraat 20 - 1000 Brussel (België) Alle dagen open (behalve op maandag) van 10 tot 18 uur. Tel: +32 (0)2 219 19 80 - www.stripmuseum.be -
[email protected] Persinfo: Willem De Graeve:
[email protected] - +32 (0)2 210 04 33 of www.stripmuseum.be/nl/pers, login: comics + paswoord: smurfs
2
De Balkan viert 100 jaar strijdvaardige stripkunst In haar oudste vorm ontstond de stripkunst van de Balkan iets voor de Grote Oorlog. Van meet af aan werd de kunstvorm bedreigd en moest het stripverhaal in de kranten genoegen nemen met een zeer beperkte ruimte; de toenmalige overheid verbood immers de publicatie van satirische bladen. Een van de pioniers van deze strijdvaardige stripkunst was de Sloveense karikaturist Hinko Smrekar (1883-1942), die de draak stak met de Oostenrijks-Hongaarse monarchie. Voor deze vurige aanhanger van het (vooral pro-Servische en zelfs pro-Joegoslavische) pan-Slavisme waren zijn tekeningen het middel bij uitstek om de keizerlijke propaganda te bestrijden. Hij dankt zijn succes aan de zeer populaire bewegingen tegen de Oostenrijks-Hongaarse repressie die volgden op de onafhankelijkheidsgezinde maar besluiteloze periode van de Zuidelijke Slaven. Na het einde van de oorlog, in 1919, publiceert deze grote karikaturist een 24 pagina’s tellend, rijkelijk geïllustreerd spotboekje met als titel Črnovojnik. Hij vertelt er zijn militaire avonturen: zijn inlijving bij het leger, zijn gevangenneming en zijn verblijf in een krankzinnigengesticht. Omdat hij voor het eerst tekstballonnen gebruikt in zijn illustraties, wordt het boekje beschouwd als de voorloper van de strip en van de hedendaagse stripalbums.
3
De nasleep van de Oktoberrevolutie in Rusland – we schrijven de jaren 1920 – zet menig kunstenaar ertoe aan naar het westen te emigreren, onder meer naar het Koninkrijk Joegoslavië. Een van die kunstenaars, Sergei Mironovič Golovčenko (1898 - 1937), laat zich inspireren door de populaire reeks Max und Moritz van Wilhelm Busch en lanceert in 1925 “Max i Maksić”(Max en Maksić) voor het satirische blad “Koprive” (letterlijk: Brandnetels) in Zagreb. Deze reeks wordt een decennium lang gepubliceerd. Zijn verhaal bevat nog geen tekstballons, maar het wordt opgebouwd uit zes kaders waaronder de auteur een korte tekst schrijft van twee doorgaans rijmende tekstregels. Twee jaar later verschijnt er een nieuw satirisch beeldverhaal van de hand van de Sloveense illustrator Milko Bambič (1905-1991), met als titel “Zamorček Bu-bu-ci” (naar het model van het Italiaanse beeldverhaal “Bilbolbul” van Atillio Mussino). Het verhaal werd gepubliceerd in Trieste en bevestigt de integratie van tekstballons voor de weergave van dialoog en vertelling.
4
De magazines vieren hoogtij Pas in 1935 komt er een heuse boom van het stripverhaal in Joegoslavië, met de publicatie in Belgrado van de avonturenreeks “Detektiv X-9” (Detective X-9) van Alex Raymond in het dagblad Politika. Deze stripreeks vormt de aanzet voor een schare nieuwe striptekenaars en -magazines. In de hoofdstad groeperen enkele Russische immigranten zich in een vereniging die “Beograjski krog” wordt gedoopt (De kring van Belgrado). Tot de leden behoren onder meer Konstantin Kuznjecov (1895 - 1980), Sergej Solovjev (1901 - 1975) en Djordje Lobačev (1909 - 2002). In Zagreb profiteren Andrija Maurović (1901 - 1981) en Walter Neugebauer (1921-1992) van de vlucht die de 9e kunst neemt en van de verschijning van verschillende gespecialiseerde magazines om hun eerste stripverhalen uit te brengen. “Mika miš” (Mika de muis) (1936 - 1941), “Mikijevo carstvo” (Het keizerrijk van Miki) (1939 - 1941) en “Politikin zabavnik” (Stripverhaal van Politika) (1939-1941) behoren tot de betere magazines. De Tweede Wereldoorlog slaagt er niet in deze vitaliteit te fnuiken: zelfs tijdens de bezetting van Zagreb blijft “Zabavnik” (Beeldverhaal) (1943 - 1945), een creatie van Walter Neugebauer, verschijnen. Maar bij de bevrijding keert het tij. De nieuwe socialistische machthebbers beschouwen het stripverhaal als een product van het kapitalistische Westen en vinden ze dus ideologisch ongepast. De publicaties van zabavnik worden steeds zeldzamer en gaan in de weinige magazines die overeind blijven aanleunen bij de karikatuur.
5
Wat gebeurt er ondertussen in het westen? In de lente van 1948 diept de ideologische kloof tussen de Joegoslavische communistische partij en de CP van de Sovjet-Unie zich verder uit. Het conflict breidt zich uit tot de interlandrelaties tussen Joegoslavië en het Oostblok, de Sovjet-Unie en de socialistische landen van Oost-Europa. Het is de tijd van het zogenaamde Informbiro (1947-1955) die het schisma tussen Tito en het Kremlin markeert. Deze spanning vormt de aanzet voor een opening van het land naar het Westen toe, en betekent dat de 9e kunst opnieuw kan opbloeien. Pas in 1952 worden stripverhalen definitief toegelaten. “Politikin Zabavnik” (dat vandaag ongetwijfeld een van de oudste stripweekbladen van Europa is en blijft) verschijnt opnieuw in Belgrado. In Ljubljana tekent Miki Muster (1925) “Zvitorepec”, een van de meest populaire Sloveense stripverhalen. In het zog daarvan duiken verschillende soorten stripuitgaven op: kinderuitgaven die de stripverhalen van Disney publiceren, maar ook klassieke avonturenstrips. In deze laatste categorie citeren we “Plavi Vjesnik” (1954-1973), die enkele van de betere lokale en verschillende Franssprekende auteurs in huis haalt, “Kekec” (1957-1963) en vooral “Stripoteka” (1969), dat zich snel profileert als hét magazine van het Joegoslavische stripverhaal. In 1970 verschijnt de eerste “Alan Ford” (van de auteurs Max Bunker en Magnus), doorspekt met zwarte humor en met een satirische kijk op het kapitalisme. Het blad groeit snel uit tot een cultalbum dat hoog scoort bij zowel lezers als critici. Dankzij de dynamiek die kenmerkend was voor die tijd, de oplagen en de kwaliteit van de publicaties en van de auteurs, kan Joegoslavië een vaste stek claimen in het landschap van het Europese, en zelfs wereldwijde beeldverhaal.
De lokale creatie revolteert 1977 betekent een breekpunt voor het Joegoslavische stripgebeuren. In Ljubljana publiceert Kostja Gatnik zijn undergroundstripverhalen, die dateren uit het einde van de jaren 1960, in het album “Magna Purga”. Hiermee maakt het stripverhaal een hele ommezwaai naar een minder onschuldig en jongensachtig beeldverhaal, waarin meer aandacht wordt geschonken aan stedelijke cultuur en kunst. Joegoslavië wordt een referentie op de wereldkaart van het stripverhaal en meet zich met voortaan met de Amerikaanse en Europese underground. In datzelfde jaar verschijnt in Belgrado het eerste nummer van het tijdschrift “YU” (1977-1986), dat volledig is gewijd aan lokale auteurs. Het tijdschrift bundelt het kruim van de nationale stripauteurs, onder wie Bane Kerac (1952), wellicht de grootste auteur van het land. Een groep jongeren in Zagreb creëert intussen “Novi kvadrat” (Nieuw vierkant) in de lijn van de Franse nouvelle vague, met Mirko Ilić (1956) en Igor Kordej (1957) als voortrekkers. Hun persoonlijkheid en stijl zullen de volgende generatie stripauteurs in grote mate beïnvloeden. De bloederige burgeroorlog en de verbrokkeling van Joegoslavië gaan ook gepaard met de instorting van deze “gemeenschappelijke markt” van het Joegoslavische stripgebeuren, behalve in Servië en Kroatië, waar het stripverhaal dankzij de clandestiene fanzines aan de vergeetput ontsnapt. Toch geeft het gros van de auteurs er in die periode de voorkeur aan te publiceren in het buitenland, vooral bij Franse, Amerikaanse en Italiaanse uitgevers.
6
7
In 1992 verschijnt in Slovenië “Stripburger”, dat de contacten tussen gelijk geïnspireerde Joegoslavische tekenaars van niet-commerciële stripverhalen en buitenlandse auteurs in het Westen ondersteunt. Deze internationale uitwisseling is een succes, want nu nog heeft het land een magazine dat strips publiceert die volgens hetzelfde principe zijn ontstaan.
Terug naar de toekomst Afgezien van de volumes van Bonelli blijft de publicatie van magazines in de landen van ex-Joegoslavië een onzeker verhaal. Niet het instorten van de binnenlandse markt, maar wel de effecten van de mondialisering liggen aan de grondslag. Alleen de productie van (nationale en internationale) stripverhalen in Servië en Kroatië vormt een uitzondering op de regel en blijft toenemen, onder meer dankzij de inbreng van het werk van heel veel vrouwen. Hoewel ze – helaas! – weinig aan bod komen in de tentoonstelling, roeren die vrouwelijke kunstenaars zich van meet af aan op de stripscène van de jaren 1960. Om een idee te geven van hun gewicht: in de jongste twee decennia hebben zestig vrouwelijke auteurs hun stripverhalen gepubliceerd via de verschillende bestaande kanalen. In 2010 verscheen er een exhaustieve monografie van Irena Jukić Pranjić, die gewijd is aan “Het stripverhaal van de vrouwen in de Balkan”. De monografie presenteert – in tekst en beeld – 24 van de meest representatieve vrouwelijke auteurs.
8
Dit ietwat paradoxaal panorama van het hedendaagse stripverhaal in ex-Joegoslavië laat een bepaalde dynamiek, ja zelfs een creatieve opleving doorschemeren. Toch heeft de economische crisis met zijn opeenvolgende recessies een hoge tol geëist in het publicatielandschap. Voor dagbladuitgevers is het stripverhaal bij herstructureringen het eerste slachtoffer. Er blijven nog maar zeer weinig magazines en dagbladen over die vandaag stripverhalen publiceren. Er zijn amper nog gespecialiseerde magazines te bespeuren. Is het landschap verlaten, of net onontgonnen? Als de tekenaars van vandaag beslissen zich te laten inspireren door Hinko Smrekar – met een sprong in de tijd van 100 jaar – dat gaat het onafhankelijke stripverhaal misschien wel een wedergeboorte tegemoet. Štefan Simončič & Iztok Sitar
9
HET BELGISCH STRIPCENTRUM Het Belgisch Stripcentrum? In het land van de Smurfen en van Kuifje, kunnen bezoekers er genieten van verschillende permanente tentoonstellingen, opgeluisterd met prachtige originele tekeningen en unieke objecten. Er zijn ook meerdere tijdelijke tentoonstellingen tegelijk. Maar het Stripcentrum, dat zijn ook de oude Waucquez warenhuizen, een parel van de Art Nouveau van de grootmeester Victor Horta (1906).
© CBBD/Daniel Fouss
Belgisch Stripcentrum Zandstraat 20 - 1000 Brussel (België) Alle dagen open (behalve op maandag) van 10 tot 18 uur. Tel: +32 (0)2 219 19 80 - www.stripmuseum.be -
[email protected] Persinfo: Willem De Graeve:
[email protected] - +32 (0)2 210 04 33 of www.stripmuseum.be/nl/pers, login: comics + paswoord: smurfs
10