In het Belgisch Stripcentrum Van 2 december 2014 tot 31 mei 2015
Rosinski van Polen De geniale striptekenaar Grzegorz Rosinski werd geboren in 1941, in Stalowa Wola. Hij studeert teken- en schilderkunst aan het Lyceum voor Schone Kunsten in Warschau en begint daarna aan een uiterst productieve carrière als illustrator, waarbij hij naar hartenlust experimenteert en grafische stijlen uitprobeert. In 1968 begint hij aan zijn carrière in het stripverhaal, met eerst historisch werk en daarna detectives of avonturenverhalen, tot hij in 1976 Jean Van Hamme ontmoet. Een bepalende ontmoeting, want hieruit wordt Thorgal geboren. Het is deze periode uit het werk van de beroemdste Poolse auteur die in deze expositie te zien is. In de tentoonstelling worden talrijke werken getoond waaruit het immense talent van deze buitengewone kunstenaar blijkt. Curators: Patrick Gaumer en Piotr Rosinski Met de steun van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Pools Instituut in Brussel Deze tentoonstelling is het eerste deel van een drieluik, dat begint met Rosinski van Polen ((2/12/2014> 31/5/2015 ), gevolgd wordt door De werelden van Thorgal (16/6/2015 > 29/11/2015 ) en eindigt met Jean Van Hamme, reiziger zonder grenzen (24/3/2015 >6/9/2015).
1
Rosinski van Polen Een tentoonstelling van het Belgisch Stripcentrum
Curatoren: Patrick Gaumer en Piotr Rosinski Coordinatie: JC De la Royère Scenografie: Jean Serneels Teksten: Patrick Gaumer Vertalingen: Philotrans Correcties: Tine Anthoni en Mao Piavaux Grafische vormgeving: Pierre Saysouk Fotogravure: Sadocolor Beheer originelen: Nathalie Geirnaert en Dimitri Bogaert Inkadering: AP Frame, Marie Van Eetvelde Realisatie: Jean Serneels en de ploeg van het BSC Communicatie: Valérie Constant en Willem De Graeve Met de steun van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Pools Intituut van Brussel. Deze tentoonstelling wordt geproduceerd en gerealiseerd door het Belgisch StripCentrum.
Belgisch Stripcentrum Zandstraat 20 - 1000 Brussel (België) Alle dagen open (behalve op maandag) van 10 tot 18 uur. Tel: +32 (0)2 219 19 80 - www.stripmuseum.be -
[email protected] Persinfo: Willem De Graeve:
[email protected] - +32 (0)2 210 04 33 of www.stripmuseum.be/nl/pers, login: comics + paswoord: smurfs
2
In het Belgisch Stripcentrum Van 2 december 2014 tot 31 mei 2015
Rosinski van Polen Alles begon met de eerste gevoelens die opgeroepen werden door beelden. Als hij een jaar of tien is doorbladert hij een eigenaardig magazine dat helemaal van de andere kant van Europa vandaan komt: het is een vreemd tijdschrift en hij begrijpt er geen jota van, maar het brengt hem letterlijk in shock. Voor onze eenzame jongen gaat er binnen enkele pagina’s een duizelingwekkende, wonderlijke wereld open. Hij vindt al snel zelf ook nieuwe werelden uit, werelden die worden bevolkt door piraten en kapers, cowboys, avonturiers op de lange omvaart, ruimtevaarders en vreemdsoortige dieren. ‘Hij’, dat is Grzegorz Rosinski, de man die later Thorgal zou gaan tekenen. Grzegorz ademt, droomt en denkt alleen maar aan strips. De adolescent begrijpt instinctief hoe alles in zijn werk gaat en voert het ene project na het andere uit. Een snuifje humor, een vleugje realisme... en het recept slaat aan. Zijn eerste platen scoren bij zijn vrienden, als ze tenminste niet in beslag worden genomen door zijn leraars. Een aantal ervan verschijnen in professionele publicaties. Het eerste deel van ‘Rosinski van Polen’ heeft dit pionierswerk als thema. Voor zijn ouders was het duidelijk: er was voor hem een carrière als ingenieur weggelegd. Maar zelf zag hij het anders. In 1961 trekt hij naar de Academie van Schone Kunsten in Warschau, één van de meest veeleisende ter wereld en één van diegene die zich het meest afsloot van het stripverhaal. Maar dat maakt allemaal niet veel uit, de kunstenaar in spe experimenteert met andere grafische technieken. In het tweede luik van de expositie wordt daar een bloemlezing uit gepresenteerd. In het Polen van de jaren 60-70 ontpopt Rosinski zich al gauw tot een weergaloze illustrator die snel en efficiënt werkt en die in staat is voortdurend vernieuwend te zijn en zich daarbij toch aan de regels houdt. Hij produceert in die periode tientallen werken die te zien zijn in het hart van de tentoonstelling. De situatie verandert. Stripverhalen schrijven wordt niet meer beschouwd als een vorm van ‘westerse decadentie’ uit het buitenland en eindelijk kan Grzegorz Rosinski zijn jeugdpassie de vrije loop laten. Die minder bekende platen zijn tentoongesteld in het vierde en laatste deel. De tentoonstelling vertelt dit mooie avontuur van a tot z… Het avontuur van ‘Rosinski van Polen’.
Patrick GAUMER
3
Grzegorz Rosinski werd geboren op 3 augustus 1941 in Stalowa Wola, een zielloze nieuwbouw stad in het zuidoosten van Polen. De beelden van de oorlog tekenen hem voorgoed. In 1946 verhuizen zijn ouders naar Wroclaw, het voormalige Duitse Breslau, een stad in Oost-Silezië die wel eens ‘het Poolse Venetië’ wordt genoemd. Kleine Grzegorz ontdekt er het Franse tijdschrift Vaillant. Wie zich zou verwonderen over het feit dat een Franstalig stripweekblad zo courant is in het naoorlogse Polen herinneren we eraan dat deze publicatie, die uitgegeven wordt door de Vaillant Miroir Sprint groep, die afhangt van de Communistische Partij, op dat moment zo’n 15.000 exemplaren per week verdeelt over het hele Oostblok. In Polen, maar ook in Roemenië, Hongarije, Bulgarije en Tsjecho-Slowakije. “Ik kan me niet juist meer herinneren waar ik het voor de eerste keer gezien heb. Misschien heb ik er gewoon wat in gebladerd in een etalage. Ik denk dat er in die tijd een kiosk stond en daar heb ik het zeker een aantal keer gekocht. In die krantenkiosken vond je vaak ook andere Europese magazines, allen van communistische inslag. Ik verstond geen Frans en kon ze dus niet lezen, maar ik was vooral geboeid door het tekenwerk, door het verhaal dat de beelden vertelden. Het is een feit dat Vaillant op mij veel indruk gemaakt heeft en dat hij mijn verlangen om stripverhalen te gaan maken geconditioneerd heeft.” In 1952 verhuist het gezin Rosinski naar Warschau. Drie jaar eerder schreef de jonge Grzegorz zich in aan de kunsthumaniora in de hoofdstad. Tussendoor creëert hij zijn eerste stripverhalen, waarin hij met speels gemak van humor naar realisme overschakelt: “Ik herinner mij een verhaal dat zich in Alaska afspeelt, met trappers, een ‘western’ die zich in Australië afspeelt, een sciencefiction-intrige, het verhaal van twee vagebonden die Amerika proberen te bereiken, een piratenavontuur, enz. Die strips waren weliswaar geïnspireerd door wat ik in Vaillant had gezien, maar het was toch geen kopieerwerk. Het is raar maar waar: ik heb de tekeningen die mij inspireerden nooit rechtstreeks gekopieerd, ook al had dat een techniek kunnen zijn om het vak sneller te leren. Maar neen dus, ik deed het anders: ik bedacht liever mijn eigen verhalen, ook al heb ik in die tijd mijn eigen interpretatie geschreven van Jules Verne en Stevenson. Ik heb nogal wat van die eerste platen bewaard.” In 1957 levert de kunstenaar in de dop zijn eerste professionele werkstukken aan de Korespondent Wszedobylski [Correspondent Passe-Partout]. Vier jaar later vinden we hem in de inhoudstabel van Na Przelaj, met een bewerking van Wyspa aepyornisa [Aepyornis Island], naar een novelle van H.G. Wells.
4
In 1961 slaagt Grzegorz Rosinski voor zijn toelatingsexamen aan de Academie voor Schone Kunsten in Warschau, waar hij zes jaar later afstudeert met zijn diploma op zak: “De sfeer op de Academie was fantastisch... de gedachte dat alles heropgebouwd, heruitgevonden moest worden. Dat we moesten oppassen voor clichés. Er bestaat niet zoiets als één manier om een neus te tekenen of een oog, een oor, een hoofd... Er zijn geen duizend manieren om dat te doen, er zijn miljarden manieren! Op één voorwaarde: dat je niet kijkt naar wat al gedaan is. Of, juister eigenlijk, dat je kijkt naar wat al gedaan is en het vervolgens anders doet. Het onderwijs stond er werkelijk op een heel hoog niveau. Wij hebben er op weinig na alle disciplines geleerd: van beeldhouwen tot animatie, via grafische kunst en typografie, de studie van metalen, hoe je je eigen kleuren maakt, druktechnieken, scenografie…” In de loop van zijn academische studies experimenteert Grzegorz Rosinski ook met verschillende graveer- en schildertechnieken.
5
Nadat hij zich aan de humoristische cartoon had gewaagd in Na Przelaj onder de schuilnaam Rosa, een bijnaam die door zijn schoolkameraden was bedacht, begint Grzegorz Rosinski aan een rijke carrière als illustrator. In 1966 produceert hij Nie jezdzi, nie lata, nie peywa [Ik rij niet, ik vlieg niet, ik drijf niet], een eerste boek over hovercrafts: “Een boeiend project, ook al was het technisch gezien niet zo gemakkelijk. Alles moest in het teken staan van de visuele communicatie.” Hij gaat door op de weg van de wetenschapspopularisering en neemt deel aan verschillende werken over meten en uitvindingen. “Voor het boek over de uitvindingen van de mens door de eeuwen heen, dat de titel Czlowiek jest wielki draagt — letterlijk De Mens is groot, in de betekenis van De Mens is geniaal —, had ik me geamuseerd door met verschillende stijlen en grapjes te werken, wat me op een geamuseerde opmerking van mijn uitgever kwam te staan: “Zeg eens Grzegorz, hoeveel vriendjes heb je hiervoor ingeschakeld?” Ik heb ook Od gry w guziki do statku kosmicznego gemaakt [Van het knoppenpaneel tot het ruimteschip]. Het boek over maten en gewichten was getiteld Jakie to duze, een formule die je zou kunnen vertalen als Hóe groot is het?; dat heb ik gemaakt in 1968. En ook daarin heb ik geëxperimenteerd met een hele waaier aan stijlen en sferen. Ik moest uiteraard ook mijn onderwerpen bestuderen: afmetingen, duur, oppervlakte, gewicht, windsnelheid, enz.”
6
In opdracht van uitgeverij WSIP (Wydawnictwa Szkolne I Pedagogiczne) specialiseert hij zich in illustraties voor schoolboeken: “Ik heb duizenden tekeningen gemaakt. Ik deed dat heel graag want daarmee kon ik inderdaad een groot publiek bereiken; de boeken werden voortdurend heruitgegeven en werden verdeeld op tienduizenden exemplaren. Op een gegeven moment hebben alle kleine Pooltjes die naar school gingen een van mijn werken in de handen gehad. Ik moet toegeven dat ik daar wel een beetje trots op ben.” “Ik heb op mijn cursus aan de Schone Kunsten verschillende tekeningen gemaakt van Gulliver, de figuur van Jonathan Swift. Ze zijn niet gepubliceerd. Ik ben ook helemaal weg van die roman, ik heb hem gelezen en herlezen. Het is een echt filosofisch sprookje. Ik zou er wel een geïllustreerde versie van willen maken. Waarom hebben wij ook maar één leven!” “Een van de boeken die ik dan weer wél geïllustreerd heb is A Farewell to Arms van Hemingway, een schitterende roman, één van de mooiste boeken over oorlog. Dat was in 1967. Ik had geëxperimenteerd met een nieuwe techniek, met lijm, pigmenten, effecten met materiaal. Over het thema ‘oorlog’ heb ik ook drie geïllustreerde reeksen gemaakt, de eerste twee in kleur en een derde in zwart-wit, voor Van het westelijk front geen nieuws, de roman van Erich Maria Remarque.” Aan hem danken we trouwens ook de illustratie van Uwaga, Piegowaty ! — Opgepast, Rossekop!, een verwijzing naar de sproeten van het hoofdpersonage —, een reeks van veertien romans die zich afspeelt in de Tweede Wereldoorlog. “Het zijn beelden, soms zijn het niet meer dan simpele schetsen, die bijna instinctief uit mijn pen rolden toen ik ze tekende. Op dat moment realiseerde ik me dat ik iemand ben die zijn emoties visueel vertaalt. Ik moest voor die tekeningen echt niet ver gaan zoeken, ik moest niet in mijn documentatie gaan rondsnuffelen, het enige wat ik moest doen was mijn geheugen laten werken.” Kapitein Wilde-Kat en Helikopterpiloot De bedoeling van uitgeverij Sport i Turystyka [Sport en Toerisme] is duidelijk omschreven: er moet iets gedaan worden aan de overduidelijke crisis op het gebied van kandidaten voor een politieloopbaan. De meeste jongeren verkiezen in die tijd een carrière met meer prestige. De uitgever, die verbonden is aan de staat, krijgt de opdracht die tendens om te keren. Niets beters om dat doel te bereiken dan een stripverhaal met in de hoofdrol een onbesproken, onbevreesde held die altijd klaarstaat om weduwen en wezen te hulp te snellen en een heleboel relatief simpele mysteries op te lossen. Zodoende duikt in 1967 Jan Zbik op, kleinzoon van een politieagent, zelf ook in uniform. De reeks werd bedacht door Wladyslaw Krupka, een echte officier van de Militie die daarnaast ook werkte als schrijver van populaire romans, en Kapitan Zbik — letterlijk Kapitein Wilde-Kat — had al heel gauw veel succes. Na enkele episodes van tekenaar Zbigniew Sobala werd Grzegorz Rosinski er een van de vaste illustratoren van. Tussen 1968 en 1972 leverde hij een dozijn verhalen af. “In deze serie was elke vorm van kritiek op de machthebbers uit den boze. Maar goed, de verhalen zaten goed in elkaar en ik hervond het plezier van stripverhalen schrijven. Anders was ik misschien nooit meer naar die vorm van schrijven teruggekeerd, wie zal het zeggen? Jaren later kwam ik soms mensen tegen die politieagent geworden waren en die me vertelden dat mijn Kapitein Zbik aan de basis had gelegen van hun keuze. En ik pleit schuldig!”
7
8
Tussen 1974 en 1976 tekent Grzegorz, nog steeds in opdracht van Sport i Turystyka, maar ditmaal op tekst van Witold Jarkowski, vijf afleveringen van Pilot smiglowca waarin hij het dagelijkse wedervaren van een helikopterpiloot vertelt. Niet genoeg sexy meisjes Midden jaren 70. Journalist Arnold Mostowicz, bioloog van opleiding en gepassioneerd door ufologie — de studie van vliegende schotels — stelt Grzegorz Rosinski voor om het werk van Erich von Däniken als stripverhaal te bewerken. Von Däniken is een Zwitserse schrijver die op dat moment op het hoogtepunt van zijn roem staat als auteur van controversiële theorieën over de bouw van de piramides of de beelden op de Paaseilanden. Ze spreken af bij Bastei Verlag in Duitsland. Grzegorz heeft voor de gelegenheid een hele reeks voorbereidende schetsen gemaakt en al enkele pagina’s ingekleurd. Wat hij zeker niet wil is er een ‘debiel sciencefictionverhaaltje’ van maken. Maar hij heeft geen geluk. De Duitse uitgever zit niet echt op dezelfde golflengte en wil een commerciëler verhaal met buitenaardse wezens
9
en sexy meisjes. Rosinski gaat ermee akkoord om twee nieuwe voorstellen uit te werken... die echter geweigerd worden. De kunstenaar gooit de handdoek. De reeks zou uiteindelijk getekend worden door zijn landgenoot en jeugdvriend Boguslaw Polch. Relax De Poolse culturele instellingen beschouwen het stripverhaal nu als een volwaardig onderdeel van de volkscultuur, als een praktisch middel ook om een bepaalde Slavische identiteit te bevestigen. Daaruit ontstaat het idee om een ‘echt’ magazine te maken, van topkwaliteit en waarin de zeldzame stripauteurs uit het Oostblok aan bod kunnen komen. De titel? Relax. Frequentie van verschijning? Eenmaal per maand. Uitgever: het zeer officiële KAW — Krajowa Agencja Wydawnicza —, een staatsagentschap met hoofdzetel in Warschau. Het eerste nummer komt uit in 1976 en verschijnt naast het Pools ook in het Russisch. Eerste oplage: bijna 200.000 exemplaren. Relax gooit de zekerheden door elkaar. Er is ongetwijfeld een periode vóór Relax en een erna. Aan de basis van het project staan drie mannen: de Frans-Poolse journalist Henryk Kurta, scenarist en verantwoordelijke uitgever Adam Kołodziejczyk… en Grzegorz Rosinski. Naast dit trio hebben we ook nog Poolse illustratoren Boguslaw Polch, Jerzy Wróblewski, Marek Szyszko en Janusz Christa, en de Tsjech Karel Saudek. Rosinski blijft artistiek directeur van ‘zijn’ magazine — een functie die hij zou uitoefenen tot in 1978 —, maar publiceert er tegelijkertijd regelmatig eigen werk in. Met name op teksten van Majewski of Leszek Moczulski publiceert hij verschillende complete oorlogsverhalen en historische verhalen waaruit Kleska Wikinga [De nederlaag van de Vikings] ontstond. Dit verhaal liep vanaf 1974 en was de voorloper van Thorgal . Op tekst van Rian Asars, alias Ryszard Siwanowicz en Andrzej Sawicki, twee kameraden die gespecialiseerd zijn in het wetenschappelijke taalgebruik, volgt daarna Najdluzsza Podroz [De langste reis], een siencefictionvervolgverhaal dat ook opgenomen is in het verzamelalbum Vahanara. Ten dienste van het universum Tijdens een kort verblijf in Frankrijk ontdekt Grzegorz Rosinski La Déviation, een verbazingwekkend compleet verhaal dat verscheen in Pilote. Hoewel het getekend was door Gir betekende dit werk de terugkeer in stijl van Moebius . Achter deze beide handtekeningen schuilt inderdaad één en dezelfde man: Jean Giraud, illustrator van onder andere de western Blueberry, met scenarist Jean-Michel Charlier. Vanaf dat moment kijkt Rosinski uit naar nog meer werk van deze kunstenaar en hij signaleert aan zijn collega’s het tijdschrift Métal Hurlant, een echte smeltkroes van undergroundcultuur Made in France. Naast Moebius ontdekt hij er ook Philippe Druillet, nog zo’n fantastische bedenker van een eigen werelden. Samenlopend met Relax beslist het KAW van zijn kant om mee te surfen op deze nieuwe golf en in de loop van 1976 lanceert het Alfa, een magazine met een nieuwe toon waarin je een mix vindt van stripverhalen en ruimte-avonturen, in navolging van het beroemde Franse voorbeeld. Rosinski levert daarna in een stijl die aanleunt bij Moebius Pogon af [De achtervolging], een verhaal dat een jaar voordien getekend was op een scenario van Tadeusz Lech en daarna W sluzbie galaktycznej – Zemsta [Ten dienste van het universum – de Wraak].
10
11
Go West! Dit verhaal begint in 1975, met een ontmoeting tussen Rosinski en Carlos Blanchart, een Belgische uitgever van briefkaarten die in Polen ‘zaken’ komt doen. Blanchart stelt hem België voor als HET land van het stripverhaal! Hij nodigt hem zelfs uit bij hem thuis, vlakbij het Atomium, en gaat met hem langs bij de belangrijkste gespecialiseerde Brusselse uitgevers. Die eerste kennismaking levert hem de bestelling op van een eenvoudige gag van één pagina. De Valstrik, met scenario van Krzysztof Jaroszynski, verschijnt enkel in de Belgische versie van het weekblad Kuifje, in juni 1976. Grzegorz bijt zich erin vast en verwoordt zijn ambitie zelfs in een testillustratie: “Niet schieten! Ik ben een tekenaar uit het Oosten... Ik wil met jullie samenwerken!” Deze tekening sluit de expositie af. De kunstenaar heeft zichzelf erop afgebeeld als dissident uit het ‘andere’ Europa en hij wordt argwanend opgewacht door Kuifje. Zou deze laatste zijn concurrentie vrezen? In augustus 1976 gaan Carlos Blanchart en Grzegorz Rosinski op bezoek bij Jean Van Hamme. Jean Van Hamme: “Ik vond dat er bij Rosinski al een bepaalde kracht aanwezig was, en vooral het feit dat er in zijn werk geen referenties voorkwamen beviel mij zeer. Hij kwam met tekeningen die niet op het werk van anderen leken. Grzegorz had nog nooit een Kuifje of een Robbedoes gelezen en dat merkte je. Ik was gecharmeerd door zijn werk. Ik besloot Duchâteau op te zoeken, die op dat moment hoofdredacteur was van het weekblad Kuifje. Ik liet hem een paar van zijn platen zien en zei: “Mijn beste André-Paul, als je het goed vindt zou ik met deze knaap een kleine test willen doen!” Het vervolg is bekend. Patrick GAUMER
12
HET BELGISCH STRIPCENTRUM Het Belgisch Stripcentrum? In het land van de Smurfen en van Kuifje, kunnen bezoekers er genieten van verschillende permanente tentoonstellingen, opgeluisterd met prachtige originele tekeningen en unieke objecten. Er zijn ook meerdere tijdelijke tentoonstellingen tegelijk. Maar het Stripcentrum, dat zijn ook de oude Waucquez warenhuizen, een parel van de Art Nouveau van de grootmeester Victor Horta (1906).
© CBBD/Daniel Fouss
Belgisch Stripcentrum Zandstraat 20 - 1000 Brussel (België) Alle dagen open (behalve op maandag) van 10 tot 18 uur. Tel: +32 (0)2 219 19 80 - www.stripmuseum.be -
[email protected] Persinfo: Willem De Graeve:
[email protected] - +32 (0)2 210 04 33 of www.stripmuseum.be/nl/pers, login: comics + paswoord: smurfs
13