Vogelkrant 40e jaargang nr. 2 Maart 2011 In dit nummer: Uitnodiging vergadering Verslag vorige vergadering Uitgelicht: de lizardkanarie Roodkop papegaaiamadine, jaarverslag Wilde margriet, turkse tortel
©jmz
Aangesloten bij de N.B.v.V. te Bergen op Zoom.
.
W17
Opgericht 24 oktober 1961
”” Vogelliefhebbers “““Wieringermeer”
W17
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer maart 2011 DE TURKSE TORTEL
(Streptopelia decaocto)
Verspreiding De Turkse tortel komt voor van Europa tot Klein- Azië en tot het oosten van China. In het oosten van de Verenigde Staten is de soort na import ingeburgerd. Van oorsprong kwam deze duif alleen voor in Klein Azië (vandaar waarschijnlijk de benaming) en hij heeft zich ongeveer vanaf 1930 over Europa verspreid. In de regel is deze duif een standvogel, maar door ringen en onderzoek is vastgesteld dat ook grotere afstanden worden afgelegd. In herfst en winter vormen de vogels grotere groepen en gaan ze gemeenschappelijk op voedselzoektocht.
Beschrijving De lengte is ongeveer 31 - 33 cm. De kleur is bruinachtig met een roze en blauwachtige schijn vooral aan de onderkant. De bovenkant is iets meer egaal bruin. De vogel heeft een zwarte halsring en de staart is relatief lang. Hij lijkt nog het meest op een lachduif, maar deze is meer isabelkleurig en heeft een beduidend kortere staart. De pootjes zijn roze tot lichtrood en de ogen zijn rood gekleurd. De doffers en duivinnetjes zijn niet of nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Turkse tortels hebben een snelle vlucht en zijn, mede door hun langere staart, zeer wendbaar in de vlucht, waarbij vaak licht fluitende geluiden ontstaan. Ook bij het landen en opvliegen komen ritselende en ruisende geluiden naar voren. De vleugels zijn korter en meer afgerond dan bij lach- en tortelduiven. Het koeren is een monotoon en ver hoorbaar “oe, oe, oeoeh” en kan in woongebieden wel eens storend werken, zeker bij een grotere populatie.
Voedsel Het voedsel van de Turkse tortel is overwegend plantaardig en bestaat uit vruchten, bessen, graszaden, kiemzaden en groene blaadjes. Ook nuttigen ze graag de zaadjes en vruchten van bomen en struiken. Vaak zijn ze echter ook aan te treffen op voederplaatsen van hoenders, op andere vogelvoederplaatsen en in dierentuinen. Gezien de leefomgeving waar ze zich thuis voelen zijn deze duifjes zelden schadelijk.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer maart 2011 Levensruimte en voortplanting De vogels zijn vooral te vinden in parken en tuinen, in steden en dorpen, waar een wat ouder bomenbestand aanwezig is. In grotere bossen - en daar waar geen menselijke activiteiten zijn -komen ze niet of nauwelijks. Zelfs langs vrij drukke verkeerswegen en in alleenstaande bomen wordt voor nageslacht gezorgd. Omdat deze vogels van de mens weinig te vrezen hebben, zijn ze meestal naar de mensen toe vrij vertrouwelijk en zijn ze vrij dicht te benaderen. In de baltsvlucht stijgt de doffer, met wijd uitgehaalde vleugelslagen, recht omhoog en komt daarna, luid vleugelklapperend, in glijvlucht weer naar beneden. Het nest is een belachelijk dun bodempje van takjes en twijgjes in een vork van de boom of op een platte tak. Het duivinnetje legt hierin het legsel van twee eitjes met een doorsnee van 30 x 23 mm. De broedtijd is ongeveer 14 - 16 dagen en na ongeveer 16 - 18 dagen verlaten de jongen het nest. De jongen worden dan nog wel een tijdje door de ouders gevoerd. Drie tot vier broedsels in de tijd van maart tot september zijn zeker geen uitzondering en door krachtig met de vleugels van zich af te slaan als eieren of jonge vogels belaagd worden, slagen ze erin, de meeste broedsels tot een goed einde te brengen.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer maart 2011
Aangesloten bij de N.B.v.V. te Bergen op Zoom
Opgericht 24 oktober 1961
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer maart 2011 DE LIZARD
De lizard kanarie is een populair, aantrekkelijk ras van onbekende afkomst: het enige type, waarvan de standaardeisen onveranderd zijn gebleven gedurende de laatste 120 jaar. Lizards zijn geen vogels voor beginners, omdat er veel ervaring en kennis vereist zijn om de fijne hagedistekening vast te houden. Er zijn drie types: met volle cap, met gebroken cap en zonder cap. Ook komen zij voor met een witte, gele en oranjerode basiskleur, zowel intensief als schimmel. Voor tentoonstellingsdoeleinden zijn zij maar een jaar geschikt: de karakteristieke tekening komt pas na de eerste rui: bij elke volgende rui neemt het patroon weer af, terwijl er dan ook bontvorming optreedt. Vaak wordt kleurvoeding toegepast om de matheid van de natuurlijke kleuren wat te verbeteren. Geschiedenis: De lizard is de enige kanarie die deel uitmaakt van de rasgroep van getekende rassen. De Lizard is een oud ras en werd waarschijnlijk al in de zeventiende eeuw in Groot Brittannië gekweekt. De lizard (hagedis) heeft zijn naam te danken aan de tekening welke doet denken aan de schubben van een hagedis.
Voeding De voeding dient te bestaan uit een zaadmengsel voor kanaries. Daarnaast is het belangrijk dat de vogels de beschikking hebben over eivoer Verder kan appel, sla, evenals andere soorten fruit en groente gegeven worden. Grit en maagkiezel mogen in 'het voedselpakket' van de kanarie nooit ontbreken.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer maart 2011
Standaard RUGTEKENING 25 punten
Een goed afstekende schubtekening, moet in evenwijdige lijnen zonder onderbreking over de rug lopen. De schubben beginnen klein bij de kop en worden groter op de rug. BEVEDERING 15 punten
Een zachte zijdeachtige glanzende bevedering, glad en goed aangesloten. BORST- EN FLANKTEKENING 10 punten
Onderbroken lijnen van kleine driehoekjes met de punt omlaag, in evenwijdige lijnen van de hals over de borst en flanken naar de stuit toe lopend. CAP 10 punten
De kop klein en rond. Cap ovaal, niet onder de snavel/oog/nek uitkomend. Bij een onderbroken cap moet de onderbreking geschubd zijn, de vetstofkleur van de cap egaal. GRONDKLEUR 10 punten
Pigment zwart, bontheid niet toegestaan. Bijtint (geel, wit of rood) egaal van kleurdiepte en intensiviteit. VLEUGELS EN STAART 10
punten
Vleugel- en staartpennen zwart zonder lichte uiteinden. Vleugels goed gesloten, staart kort en regelmatig. OOGSTREPEN 5 punten
Tussen cap en oog moet een gepigmenteerde wenkbrauwstreep zichtbaar zijn. VLEUGELDEKVEREN 5 punten
De vleugeldekveren zwart en omzoomt, in de vorm van een komma. SNAVEL EN POTEN 5 punten
Poten vrij kort, snavel en poten zo donker mogelijk. CONDITIE, GROOTTE 5 punten
Gezond, zuiver en goed verzorgt, grootte ± 12 ½ cm.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer maart 2011 DE WILDE MARGRIET
(Chrysanthemum Leucanthemum )
Het meest bijzondere voor Nederland is dat een van de prinsessen die in oorlogstijd in het buitenland werd geboren, is vernoemd naar deze plant.
Wij zien de wilde margriet gelukkig de laatste jaren weer geregeld in de bermen van wegen en dijken staan. Dit is het resultaat van een ecologisch verantwoord wegbermbeheer, waarbij slechts een of twee keer per jaar gemaaid wordt en er geen chemische bestrijdingsmiddelen meer gebruikt worden. De wilde margriet is een overblijvende plant met bladeren die verschillend van vorm zijn. Onderaan zijn ze gekarteld en lang gesteeld. De bovenste bladeren zijn langwerpig, meestal grof gezaagd en zittend. De bloemen die een doorsnee hebben van 5 cm., bestaan uit 20 witte straalbloemen en wel 500 gele schijfbloemen waarin zich honing bevindt. Deze honing rijpt tot 1 mm. onder de rand zodat ook insecten met korte tongen erbij kunnen. De bloemen hebben geen aangename geur, al schijnen de insecten daar anders over te denken. Het is een oude artsenijplant. Een zekere Culpeper adviseerde om van de blaadjes van de wilde margriet en die van de agrimonie een compres te maken tegen ischias. Beide soorten blaadjes kookt u in heel weinig water, u doet ze dan in een katoenen zakje of wikkelt ze in een katoenen zakdoek en brengt ze zo warm mogelijk op de pijnlijke plek. De blaadjes en bloemen kunnen ook gedroogd worden en later verwerkt worden in een kruidenmengsel met kamille. Astmapatiënten kunnen dit oproken. Ook kunnen de jonge blaadjes van de plant met mate verwerkt worden in salades. In siertuinen vinden wij ook een gecultiveerde soort. Deze hebben veel donkerder groene en glanzende bladeren.
De standplaats Gedurende een groot deel van de zomer kan men de wilde margriet in Nederland en België in graslanden en grazige bermen en dijken, in droge bosjes, lichte droge bossen en op allerlei gronden vinden. Bovendien groeien er diverse vormen op rotsen en in de Alpen komt de plant tot boven de boomgrens voor. De gele, door grote witte straalbloemen omgeven bloemhoofdjes van de wilde margriet, zijn vaak in enorme hoeveelheden aan te treffen. De hoofdjes staan alleen op onvertakte of weinig vertakte stengels en bereiken een doorsnee van 3 tot 6 cm.
De hoogte Deze planten kunt u vermeerderen door middel van scheuren maar ook kan de wilde margriet gezaaid worden, dus zowel door middel van wortel als door middel van zaad plant de wilde margriet zich voort. De hoogte varieert tussen de 30 en 60 cm.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer maart 2011
De bloeitijd Deze prachtige grote witte bloemen kent wel iedereen en u ziet ze elk jaar opnieuw weer schitterend bloeien tussen mei en oktober.
Wat te voeren? Vanaf eind mei kan men de grote platte witte bloemhoofdjes al voeren. De zaden worden graag opgenomen maar ook in de maanden april en mei kunnen wij de jonge groene blaadjes aan onze vogels geven.
Werkzame bestanddelen Deze plant bevat flavonoïde en saponine en organische zouten en werkt bloedzuiverend, koortsverlagend en lost een hardnekkige hoest op.
Welke vogels eten deze zaden? In de natuur zijn het vooral de vinkachtigen, zoals goudvink en boekvink, die deze zaden graag eten. In onze volière zijn het in de eerste plaats alle lorries en swiften die de volop bloeiende wilde margriet graag hebben. U kunt ze mooi in een emmer met zand in de volière zetten en zie dan maar eens hoe de vogels deze met honing vol zittende bloemen opeten. Maar ook alle kleine tropen, grasparkieten, neophema's en grote parkieten eten erg graag de zaden en de blaadjes. Ook de uitgebloeide margrieten in uw tuin eten ze graag op.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer maart 2011 ROODKOP PAPEGAAIAMADINE (ERYTHRURA PSITTACEA)
VOORKOMEN IN DE NATUUR Ze zijn afkomstig van Nieuw Caledonië alwaar ze hoofdzakelijk leven in het struikgewas. Bij hun zoektocht naar voedsel vliegen ze van struik tot struik, waarbij ze zoveel mogelijk open ruimtes vermijden. Occasioneel zijn ze wel op de grond aan te treffen waar ze dan op zoek zijn naar gevallen zaden, doch hun hoofdvoedsel bestaat vooral uit kruid- en graszaden. Er is geen welbepaalde broedperiode zodat jonge vogels gans het jaar worden waargenomen.
BESCHRIJVING Deze papegaaiamadine is 12 cm groot en bezit een donker grasgroen gevederte met een opvallend dieprood masker, dat loopt van achter het oog en de wangstreek naar de keel en het bovenste gedeelte van de kropstreek. Het rood van het masker is bij de mannetjes doorgaans uitgebreider en dieper rood dan bij de popjes, hoewel sommige vrouwtjes eenzelfde masker- en kleurgrootte hebben als de mannen. Voor definitieve geslachtsbepaling is enkel de zang doorslaggevend. Een goede tip is dat popjes nooit rode aarsveertjes hebben. Ook de stuit en de bovenstaartdekveren zijn rood. De ideale tentoonstellingsroodkop moet van het geblokte type zijn en zich vooral rustig gedragen.
VOLIEREMILIEU Samen met de driekleur papegaaiamadine behoort deze tot de meest populaire papegaaiamadines. Het zijn levendige vogels die goed overeen komen met andere soorten en/of soortgenoten in de volière. Natuurbroed kan zonder probleem worden bekomen in een volière of een vluchtje, en indien het koppel goed gevormd is dan kunnen er gemakkelijk tot 3 nesten opgebracht worden. Voor deze vogels mag zeker het dagelijks badwater en groenvoer niet vergeten worden. Ze nemen genoegen met een half open of plat nestkastje met ronde opening dat ze met gras en cocoshaar vlot zullen verbouwen. Eens de 4 à 5 eitjes gedurende 13 dagen bebroed zijn worden de jongen geboren. Ze verlaten het nest al op een leeftijd van 3 weken. Na 6 maand zijn ze op kleur.
MUTATIES Groenbont: Deze vogels zijn afkomstig van gedepigmenteerde exemplaren, waarbij enkel het groen gewijzigd is in geel. Ze hebben dus hun rood masker behouden.
Lutino: Door hybridisatie werd deze mutatie ingekweekt vanuit de lutino-driekleur. Via de vruchtbare jonge mannen werd op die manier een lutino-roodkop bekomen. De vererving gebeurt geslachtsgebonden.
Zeegroen: Bij deze vogels is al het groen gewijzigd in zeegroen en al het rood in oranje. De vererving is geslachtsgebonden.
Zeegroen Bont: Is een combinatie van zeegroen en bont. Pastel: Betreft een vogel met een oranje kopkleur waarvan de pastelkleur duidelijk zichtbaar is. De vererving is geslachtsgebonden.
Zeegroen Pastel: Is een combinatie van zeegroen en pastel. Zeegroen Pastel Bont: Is een combinatie van zeegroen, pastel en bont. Witstaart: Bij deze vogel is de staart volledig wit. Momenteel nog in proefstadium .