02
Jaargang 46 • Maandblad • verschijnt niet in juli en augustus Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X - P509707 • Afzendadres: Guimardstraat 1 • 1040 Brussel
V l a a m s s e c r e ta r i a at va n h e t k at h o l i e k o n d e r w i j s
FEBRUARI 2015
in dit nummer Stappen op weg naar het katholiek onderwijs van morgen VSKO 2.0 / Naar bestuurlijke optimalisering en schaalvergroting / Dossier M-decreet
forum nr. 2 • februari 2015
Hoofdartikel Stappen op weg naar het katholiek onderwijs van morgen
In de kern God en zijn computer Een voorlopige visietekst voor de katholieke dialoogschool Recht van antwoord VSKO 2.0. Naar een optimalisering van de werking van het VSKO Naar bestuurlijke optimalisering en schaalvergroting
3 4 5 6 7 9
DOSSIER M-DECREET “M” … meer dan zomaar maatregelen? Gewoon en buitengewoon hand in hand
12
Vorming voor besturen over M-decreet in het kader van het voorjaarsseminarie 2015
14
Het M-decreet: wat verandert er vanaf 1 september 2015?
15
Zorg voor elke leerling vanuit onze inspiratie
18
Onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften
21
Bernarduscollege Oudenaarde in de bres voor Quinten
24
De smaak van vasten Opinieartikel: LEF hebben wij niet nodig Geloof in beeld gebracht Voorjaarsseminarie voor besturen ERASMUS+ Is verschenen
25 27 28 29 30 31
Stappen op weg naar het katholiek onderwijs van morgen Op donderdag 8 januari zette de raad van bestuur van het VSKO een belangrijke stap in de opstart van de drie werven die de algemene vergadering van oktober laatstleden bekrachtigde: vooreerst een wervend hedendaags project; ten tweede een betere organisatie van het schoollandschap; en ten derde een toekomstgerichte ondersteuning en belangenbehartiging door het VSKO. Voor elk van de drie werven willen we een antwoord geven op de vraag: wat staat er ons in de komende tijd te doen om over vijf à tien jaar een herkenbaar en kwaliteitsvol katholiek onderwijs te organiseren in Vlaanderen? Welke stappen kunnen we vandaag zetten voor ons onderwijsproject van morgen en overmorgen? De raad van bestuur keurde ten eerste een document goed over bestuurlijke optimalisering en schaalvergroting in het basisen secundair onderwijs (inclusief buitengewoon onderwijs). De uitdagingen die op onze schoolbesturen afkomen, zijn immers veelvoudig en worden steeds complexer. De meeste van onze besturen, zowel de grotere als de kleinere, doen fantastisch werk, en we zijn hen daar zeer dankbaar voor. Op geen enkele wijze willen we de inzet en expertise van de huidige bestuurders tekort doen! Ook in de toekomst zullen, zoals vandaag, vrijwillige bestuurders het verschil blijven maken in het katholiek onderwijs. Tegelijk zijn we het aan onszelf verplicht om vooruit te denken, en na te gaan hoe we vanuit de vrijheid van onderwijs en organisatie over vijf à tien jaar in staat kunnen zijn om katholiek onderwijs performant te organiseren. We kiezen ervoor om de bestaande bestuurskracht te bundelen in regionaal verankerde besturen, die vanuit een aantrekkelijk project verantwoordelijkheid opnemen voor de hele breedte van het katholiek onderwijs. Dit houdt een zekere bestuurlijke schaalvergroting in. In de komende vier jaar zullen we het overleg tussen schoolbesturen stimuleren, want het moet absoluut duidelijk zijn: het zullen uiteindelijk de schoolbesturen zelf zijn die beslissen wat voor hun scholen en regio de beste bestuurlijke organisatie is. Vanuit de vraag waar we over vijf à tien jaar willen staan, beslisten we ook de organisatie van het VSKO, zijn verbonden en diensten, grondig aan te pakken. Immers, om proactief de vele uitdagingen waarvoor het onderwijs staat, aan te pakken, dienen we onze expertise te verbreden en verdiepen. Met minder mensen en middelen (ook bij ons zijn er besparingen) willen we minstens dezelfde dienstverlening en belangenbehartiging blijven bieden, om op termijn nog efficiënter en slagkrachtiger voor de dag te komen. Ten derde nam de raad van bestuur ook akte van een voorlopige visietekst over de katholieke dialoogschool – het project waarmee we onze katholieke onderwijstraditie willen vernieuwen voor een grondig veranderde context. Deze tekst is nog niet af, en zullen we in de komende maanden nog bijstellen. In de voorlopige versie willen we alvast duidelijk maken dat de katholieke dialoogschool vooreerst een goede school met kwaliteitsvolle vorming voor iedere leerling wil zijn. Ze heeft hierbij aandacht voor de gehele persoon, en draagt bijzondere zorg voor wie het moeilijk heeft. De intuïties van de katholieke onderwijstraditie zijn hierbij richtinggevend, met name dat mens en wereld tegelijk gave en opgave zijn. In deze tijd van levensbeschouwelijk-religieuze veelheid, ten slotte, zetten we in op de dialoog om iedereen uit te nodigen met elkaar op zoek te gaan naar het volle mens- en medemens-zijn. De drie werven van het katholiek onderwijs van de toekomst zijn dus volop in ontwikkeling. In de komende maanden en jaren willen we met de schoolbesturen het gesprek voeren, om na te gaan hoe deze inzichten en krachtlijnen gepast vorm kunnen krijgen in de scholen waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen. We zullen er alles aan doen om de beslissingen die hieruit voortvloeien, te ondersteunen, en besturen, directies, leraren en andere medewerkers professioneel bij te staan in de realisatie ervan. In dit verband ben ik bijzonder opgezet met de bijdragen die u in dit Forum-nummer kan lezen over het M-decreet. De achterliggende visie is dat we elke leerling, wat zijn of haar specifieke onderwijsbehoefte ook is, met de gepaste zorg willen omringen in een zo inclusief mogelijk onderwijs. Deze visie in de praktijk brengen is een project van jaren, waarvoor we nu de eerste stappen zetten. Zo hopen we alvast één van de dimensies van de katholieke dialoogschool van de toekomst te realiseren. Laat ons samen werk maken van het kwaliteitsvolle katholieke onderwijs van morgen! Wordt vervolgd. Lieven Boeve Directeur-generaal VSKO
© Rob Stevens
l e k i t r a d f Hoo
IN DE KERN
god en zijn computer Op een dag maakten de engelen ruzie. God riep hen bij zich om hen te vragen wat er aan de hand was. Een van hen trok zijn stoute schoenen aan en sprak: “Wel, velen onder ons denken dat we uw plan met de wereld efficiënter zouden kunnen organiseren dank zij de middelen die er nu bestaan... We moeten toch een beetje meegaan met onze tijd.” God zag wel wat in dat plan en besloot enthousiast zich eraan te wagen en vroeg om raad aan de engelen. Die suggereerden Hem om eindelijk een computer aan te kopen “want iedereen heeft er een en de tijd van ‘de stenen tafels’ is helemaal voorbij”. Daarop kocht God een supercomputer met alle toeters en bellen en nam een snelle internetverbinding. De engel Gabriël moest een computercursus volgen bij de Dienst Nascholing van het VSKO. De Zoon en de Geest mochten een tijdje op sabbatsverlof, want met de computer zou alles veel sneller en beter georganiseerd raken. Na een tijdje begonnen er klachten binnen te lopen. Toen St.-Pieter voor de zoveelste keer kwam klagen dat het nieuwe systeem weer eens mensen naar de verkeerde hemelpoort had gestuurd, vroeg God aan Gabriël wat er mis liep. De engel schraapte even zijn keel en antwoordde bedeesd: “Tja, uw computer is tiptop in orde maar er loopt blijkbaar nogal wat spaak. Sta mij toe U wat voorbeelden te geven. Onze fantastische tekstverwerker geeft uw Woord dadelijk een prachtige lay-out en vertaalt het zelfs meteen in alle mogelijke talen. Maar sinds ze uw Woord zo in hun mailbox krijgen, gaan de mensen blijkbaar niet meer op zoek naar de diepere betekenis van de Schrift. Het lijkt wel alsof ze alle fantasie en creativiteit zijn kwijtgespeeld en ze snappen er niets meer van. Ook onze twitter-, facebook-, instagram- en e-mailprogramma’s werken fantastisch. We kunnen iedereen dadelijk bereiken en de mensen kunnen bij ons dag en nacht terecht. Zelfs paus Franciscus gebruikt de sociale media om te verkondigen en kan ronduit indrukwekkende statistieken voorleggen waarvan de meeste wereldleiders slechts kunnen dromen. Hij heeft op Twitter een massa volgers en weet met zijn berichten naar schatting bijna 100 miljoen mensen te bereiken via
hun smartphone of computer. De facebookpagina van www.news.va wordt in verschillende talen maandelijks door onnoemlijk veel mensen geraadpleegd. Maar sinds ze U enkel een berichtje of mailtje hoeven te sturen, zijn ze opgehouden met bidden en aan hun kinderen leren ze het niet meer. En ook in de scholen leren ze het niet meer. Ja God, van scholen gesproken: op sommige plaatsen hebben ze de kapel omgevormd tot informaticalokaal en hebben de computers uw plaats ingenomen. Leerkrachten en leerlingen moeten steeds bereikbaar zijn via schoolplatformen, zelfs op zondag. De computer verdringt alzo zelfs de zondagsrust van velen. Sinds ze de computer hebben, lijkt het wel alsof ze uw Verbond vergeten zijn en dat de computer U vervangt als ‘almachtige vader’. Ook hebben we een heel praktisch boekhoudprogramma, waarmee we de schulden en verdiensten van alle mensen nauwgezet kunnen bijhouden. Wie zich moet verantwoorden, kunnen we de rekening meteen presenteren. Maar met dit nieuwe systeem van communicatie worden de mensen bang van U en vergeten zij totaal dat U genadig en barmhartig zijt en dat U wilt dat de mens echt leeft... Ons elektronisch rekenblad is een fantastisch programma, maar het komt niet zo van pas omdat de belangrijkste en de meest essentiële dingen in het leven van de mensen niet in cijfers te vatten zijn”. God besefte toen dat dit experiment een vergissing was. Hij riep de Zoon en de Geest terug uit vakantie en de Geest zond Hij dadelijk naar de aarde om zijn plan weer volgens het oude systeem op poten te zetten. “Nu weet Ik dat mijn boodschap moet verkondigd worden in woorden en zichtbaar moet zijn in daden. We moeten de mensen richten op het mysterie dat verder en dieper ligt, waarbij de boodschap van geloof, hoop en liefde van mijn Zoon de inspiratiebron is.” God schakelde de computer uit en dat bezorgde Hem een zalig en rustgevend gevoel. Jan Vander Velpen VSKO-pastor
contactblad voor schoolbesturen, pedagogisch begeleiders directies en personeelsleden van het katholiek onderwijs
Maandblad Verschijnt niet in juli en augustus Verantwoordelijke uitgever Lieven Boeve, directeur-generaal VSKO Guimardstraat 1 - 1040 Brussel Eindcoördinatie: Willy Bombeek Eindredactie: Rita Herdies Redactieleden: Lieven Boeve, Willy Bombeek, Jan-Baptist De Smet, Isabelle Dobbelaere, Rita Herdies, André Janssens, Janwillem Ravyst, Chris Smits, Dimitri Vandekerkove, Marijke Van Bogaert
4
februari 2015
Redactieadres: VSKO - Forum - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel Tel.: 02 507 06 19 • Fax: 02 513 36 45 E-mail:
[email protected] - Website: www.vsko.be Abonnement Jaarabonnement: 23,10 euro (inclusief BTW) 38,10 euro: buitenland. Te storten op rekeningnr. BE234-3502968-3191 van LICAP cvba, 1040 Brussel Pre-press en druk: Licap cvba, tel. 02 509 96 83 Cover: © Ilse Prinsen, 2010
een voorlopige visietekst voor de katholieke dialoogschool
D
e eerste werf van het katholieke onderwijs van de toekomst omvat een bezinning op de vraag wat het katholiek onderwijs vandaag en morgen te bieden heeft aan kinderen, jongeren en volwassenen, aan kerk en samenleving. Het project van de katholieke dialoogschool wil hierop een passend antwoord geven, dat zowel de levensbeschouwelijke, pedagogische als organisatorische contouren van ons onderwijs kan inspireren. De werf is geopend, en uiterlijk tegen 1 september 2017 willen we onze strategie klaar hebben om dit project handen en voeten te geven in onze (hoge)scholen, centra en internaten. In dialoog met het werkveld en gevoed door wetenschappelijk onderzoek beogen we een kader en instrumentarium aan te reiken voor wie actief aan de slag wil gaan met dit project in de eigen school. Maar ondertussen zitten we niet stil. Ook nu al begeleiden we scholen, bieden we vorming en nascholing; ook nu al gaan mensen in gesprek over wat katholiek onderwijs vandaag kan zijn. Steeds luider klinkt daarom de roep naar een voorlopige visietekst, in afwachting van meer definitieve visieteksten, opdrachtverklaringen, enz. De tekst die hiernaast afgedrukt staat, is de huidige versie van deze voorlopige visietekst (versie 2.04, gedateerd 21 januari 2015). Het oogmerk is een korte tekst die in een niet-specialistische taal aan mensen betrokken in het onderwijs duidelijk maakt waarover het eigenlijk gaat. We willen deze tekst in de komende maanden nog bijstellen en verder vorm geven – feedback is dus altijd welkom! Niettemin, voor wie nu reeds een idee wil krijgen van wat met katholieke dialoogschool bedoeld wordt, biedt deze tekst in zijn huidige gestalte alvast een aanknopingspunt. Wellicht kunnen we over een paar maanden deze voorlopige versie fixeren, en dan zullen we deze opnieuw publiceren in Forum. We vinden het immers belangrijk dat iedereen weet welke de visie is van waaruit we nadenken over het katholiek onderwijs van de toekomst, inclusief de organisatie en ondersteuning ervan. Lieven Boeve Directeur-generaal VSKO
De katholieke dialoogschool
Een voorlopige visietekst – versie 2.04 - 21 januari 2015 Gastvrij en met aandacht voor de gehele mens verwelkomt de katholieke dialoogschool iedereen, van welke levensbeschouwelijke of religieuze achtergrond ook. Zonder uitzondering nodigt ze leerlingen (internen, cursisten, studenten), ouders, personeelsleden en bestuurders uit aan haar onderwijsproject mee te werken. Vanuit haar christelijke inspiratie wil ze ieder hiertoe uitdagen, motiveren en kracht geven: • Als school is ze ervan overtuigd dat kwaliteitsvol onderwijs meer is dan louter opleiding. Onderwijs vormt mensen tot vrije, competente en solidaire personen die betekenis vinden in leven en samenleven. Leren leren, leren werken, en leren (samen) leven gaan er hand in hand. Vorming rust kinderen, jongeren en volwassenen toe voor de steeds complexere wereld van vandaag en morgen. Ze leren deze wereld ontdekken, en bekwamen zich om met kritische zin, creativiteit en engagement erin aan de slag te gaan. Deze school is een inclusieve school. Zorg voor de uniciteit van elke leerling is het uitgangspunt, met bijzondere aandacht voor wie het moeilijk heeft. • Als katholieke school werkt ze vanuit de grondervaring dat mens en wereld tegelijk gave en opgave zijn. Gevat in een netwerk van relaties met medemensen, de samenleving en de wereld, is menselijke vrijheid een gekregen vrijheid, die oproept tot verantwoordelijkheid. In het vertrouwen dat het diepste mysterie van de werkelijkheid de liefde is, neemt de school deze liefde – zoals Jezus die voorleeft – als maatstaf voor leven en samenleven.
• Vanuit dit mens- en wereldbeeld nodigt de katholieke dialoogschool in deze tijd van levensbeschouwelijk-religieuze veelheid iedereen uit om in dialoog met elkaar op zoek te gaan naar het volle mens- en medemens-zijn. Hiertoe brengt ze christenen, moslims, joden, anders-gelovigen, nietgelovige humanisten samen met alle anderen die betekenis willen vinden in leven en samenleven. In gesprek met elkaar leren ze allen de eigen identiteit vorm te geven, door deze te ontdekken, erover na te denken, en te verdiepen. Vanuit haar opdracht brengt de school zelf hiertoe in woord en daad op eigentijds-tegendraadse wijze de christelijke stem in dit gesprek binnen. Hierbij heeft ze in het bijzonder oog voor wie niet aan het woord komt. Op deze wijze school maken vergt een blijvende inzet van allen, terwijl er tegelijk veel ruimte is voor groei en verscheidenheid. Doorheen de dialoog verrijkt de katholieke dialoogschool ook zichzelf, en vernieuwt ze haar christelijke inspiratie in de context van vandaag. Vanuit de traditie waarin de school staat en in dialoog met haar omgeving, wil de katholieke dialoogschool een oefenplaats zijn voor een (samen) leven in een wereld die ten voeten uit gekenmerkt is door veelheid, diversiteit en verschil. Precies de competentie kritisch-creatief om te gaan met wat eigen en wat anders is, zal mensen in staat stellen bij te dragen aan een open, zinvolle, verdraagzame en duurzame samenleving, waar een plaats is voor iedereen – een wereld zoals ook God zich die droomt.
februari 2015
5
persbericht 08-01-2015 © Marleen Lippens
Chris Smits, nieuwe secretaris-generaal VSKO Op voordracht van de Raad van Bestuur van het VSKO hebben de Vlaamse bisschoppen de benoeming van de heer Chris Smits tot nieuwe secretaris-generaal van het VSKO bekrachtigd met ingang van 1 januari 2015. Chris Smits (°1966) fungeerde reeds met ingang van 1 september 2014 als waarnemend secretaris-generaal in opvolging van mevrouw Ann Verreth, in combinatie met een aantal coördinatieopdrachten voor het Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs (VVKSO). Hij is oud-leerling van het Sint-Gummaruscollege te Lier. Aan de UAntwerpen studeerde hij af als Master in de Germaanse filologie. Hij startte in 1992 zijn loopbaan in het Vlaams Verbond Katholiek Secundair Onderwijs (VVKSO) als stafmedewerker en werd in 1999 directeur. Op 1 juli 2005 werd hij aangesteld als secretaris-generaal van het VVKSO. Samen met de directeur-generaal, Lieven Boeve, zal Chris Smits instaan voor de aansturing en de dagelijkse leiding van het VSKO.
“RECHT VAN ANTWOORD op het persbericht in het maandblad Forum van januari 2012, op p. 6: Het schoolbestuur van de vzw Sint-Jozefsschool Hoevenzavel wordt in de reactie van de Vlaamse bisschoppen op het Knack-hoofdartikel ‘Arme scholen, rijke bisdommen’ vernoemd als personen in een conflictverhouding die met onjuiste gegevens uit concrete dossiers gekleurde informatie geven. Het komt er met andere woorden op neer dat wij beschuldigd worden leugens te verspreiden, en dit zeer ten onrechte. Zonder in herhaling te vallen, het Knack-artikel is duidelijk genoeg, willen wij enkel bereiken dat alle vrijwillige schoolbesturen ‘gerust’ kunnen zijn. Zij zijn trouwens de enigen die met hun handtekening onder de jaarrekeningen van de school-vzw’s hoofdelijk aansprakelijk zijn voor deze geldstromen. Vzw’s hebben immers geen eigenaars/ aandeelhouders. Congregaties en parochies die hun scholen hebben afgestaan aan patrimonium-vzw’s hebben hierover geen rechten meer. Het feit dat deze patrimonium-vzw’s hun wettelijke verplichtingen van onderhoud pas nakomen vanaf het ogenblik dat Agion effectief subsidies aan de betreffende school uitkeert lijkt ons onredelijk en onrechtvaardig voor de betreffende leerlingen en leerkrachten in verkommerde gebouwen. Te meer daar de wachttijd op nieuwe Agionsubsidies momenteel 50 jaar oud zijn … Momenteel staan er enorme bedragen geparkeerd bij deze patrimoniumvzw’s. De besteding en de volgorde worden bepaald door enkelen, niet door de betreffende schoolbestuurders. Deze regeling is er gekomen als een soort van compensatie voor de conflicten tussen Kerk en Staat ten tijde van Napoleon en voor het Schoolpact; en is inmiddels sedert geruime tijd compleet achterhaald, daar de milde schenkers van weleer gepensioneerd of overleden zijn. Het in standhouden van dit systeem van eigenaarschap , waarvan niemand de concrete omvang of werkwijze kan/wil verduidelijken, zonder een grondige evaluatie, is
6
februari 2015
naar onze mening ongehoord. Onze vragen hieromtrent werden vaak door de bevoegden niet beantwoord. Wij worden als conflictzoekers beschouwd, terwijl wij het enkel goed voor hebben met de leerlingen, leerkrachten en vrijwillige schoolbestuurders. Naar aanleiding van de Knack-artikels en onze acties, werd op 15 december 2011 Minister van Onderwijs, de Heer P. Smet, geïnterpelleerd in de commissie van onderwijs. Zijn antwoord was voor de commissieleden onvoldoende en er werden moties opgesteld. Op 11 januari 2012 werd de motie 1409 in de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement goedgekeurd en aan de Vlaamse regering overgemaakt. Hierin wordt bepaald dat, gelet op:
1. de grote infrastructuurproblemen van de scholen van alle netten; 2. de met redenen omklede motie van 5 oktober 2011 betreffende de onderfinanciering van de scholenbouw; 3. de behoefte aan maximale transparantie met betrekking tot het aanwenden van overheidsmiddelen in het kader van het subsidiëren van schoolgebouwen; vraagt de Vlaamse Regering:
1. het debat over het eigenaarschap van scholen voort te zetten; 2. gezien het publieke belang van het verstrekken van onderwijs, na te gaan hoe betalingen tussen scholen, inrichtende machten en derden met betrekking tot pacht- en huurgelden aflossingen van leningen en subsidieaanwending voor schoolgebouwen transparanter kunnen worden gemaakt. Voor het schoolbestuur van vzw Sint-Jozefsschool Hoevenzavel, Jos Seré, Voorzitter”
VSKO 2.0 Naar een optimalisering van de werking van het VSKO
B
ij mijn aanstelling als directeur-generaal kreeg ik een dubbele opdracht: enerzijds het katholiek onderwijs als sterk merk herprofileren, anderzijds de organisatie ervan toekomstgericht vernieuwen. In functie hiervan werd me ook gevraagd om de wijze waarop de concrete ondersteuning, belangenbehartiging en coördinatie van het katholiek onderwijs nu gebeurt tegen het licht te houden. Schoolbesturen en hun scholen worden immers geconfronteerd met heel wat uitdagingen, en hun vragen naar ondersteuning staan in relatie tot de evoluties die het onderwijs doormaakt. Hoe kan het VSKO hen hierbij het best van dienst zijn? Van het voorbije jaar kon ik gebruik maken om met heel wat mensen en organisaties die betrokken zijn bij ons onderwijs te spreken. Op basis hiervan was ik in staat een analyse te maken van de huidige situatie, de uitdagingen voor de toekomst op te lijsten (zie kader p.8) en voorstellen te formuleren voor een toekomstgerichte werking van het VSKO. De raad van bestuur van het VSKO van 8 januari laatstleden heeft de krachtlijnen van “VSKO 2.0” goedgekeurd en haar instemming gegeven aan het plan van aanpak.
Een omvattende integratiebeweging Het resultaat van de oefening die VSKO 2.0 beoogt, is een omvattende integratiebeweging, waarbij alle dimensies van het VSKO in ruime zin betrokken zijn: centraal-regionaal (de ‘Guimardstraat’ en de vicariaten/congregaties), de niveau-georiënteerde verbonden en verbondsanaloge diensten, de algemene werking en de begeleiding (DPB’s, congregationele en centrale begeleiders van PBDKO). In beginsel komt het er hierbij op aan om niet langer enkel van het deel naar het geheel, maar ook vanuit het geheel naar het deel toe te denken. We beogen minder complexiteit in de 3Dstructuur van het VSKO en meer eenheid in de verscheidenheid, waarbij gelijkgerichtheid en subsidiariteit maatgevend zijn. Gelijkgerichtheid: vanuit onze gezamenlijke expertise formuleren we samen een gemeenschappelijke visie en doelstellingen; subsidiariteit: we concretiseren deze visie en doelstellingen volgens de karakteristieken van het niveau, de regio, de (congregationele) inspiratie, de
context, en realiseren dit in de eigen schoolsituatie. We werken gemeenschappelijk waar het kan, verscheiden waar het moet. Hierbij gaan we voor een eenvoudigere interne organisatie die beheersbaar en transparant is, gelijkvormig is waar dit mogelijk is, met overlegstructuren die draagvlak creëren. Ook streven we naar een grotere (kosten-)efficiëntie, klantgerichte dienstverlening, kwaliteitszorg. We vermijden overlap en dubbelwerk, en hopen zo ruimte te creëren voor het opnemen van nieuwe opdrachten en uitdagingen, dit alles ten dienste van onze scholen. Hoe pakken we dit nu aan? In de eerste plaats maken we in VSKO 2.0 een onderscheid tussen de diensten en de advies- en bestuursstructuur. Met diensten bedoelen we al die diensten en personeelsleden die instaan voor de operationalisering van de kerntaken van het VSKO in brede zin, zijnde de dienstverlening aan (hoge)scholen, centra en internaten, de belangenbehartiging en vertegenwoordiging, en de coördinatie van het katholiek onderwijs in Vlaanderen. Alle VSKO-personeelsleden krijgen binnen deze structuur een plaats. In de advies- en bestuursstructuur organiseren we op structurele wijze de band met de stakeholders van onze organisatie: de besturen en directies, de (hoge)scholen, centra en internaten, kerk en samenleving, en andere betrokkenen bij het katholiek onderwijs in Vlaanderen. Alle advies- en besluitvormingsorganen krijgen binnen deze structuur hun plaats, en hun rol wordt geoptimaliseerd en onderling afgestemd.
Thematisch georganiseerde diensten Wat de diensten betreft opteren we voor een ordening in thematische pijlers, over de onderwijsniveaus heen. We integreren per thema de niveaugebonden expertise en stemmen die op elkaar af: een dienst Bestuur en organisatie (waarin DIKO een plaats vindt); een dienst Personeel; een dienst Leerlingen, studenten, cursisten en internen, en een dienst Onderwijs en kwaliteit, waarin ook de begeleiding en nascholing verankerd worden. De eerste drie diensten hebben geen uitsluitend technisch-juridisch-administratief profiel, maar worden resoluut vanuit een visie op onderwijs en vorming opgebouwd. In de dienst Onderwijs en kwaliteit ontwikkelen we een gemeenschappelijke, Vlaanderenbrede visie op identiteit en opvoedingsproject, zorgbeleid en leerplanwerking, begeleiding en nascholing, etc. die we in een tweede beweging naar de verschillende niveaus en doelgroepen verbijzonderen. Deze vier thematische diensten worden geflankeerd door ondersteunende diensten (ICT, Onthaal, Personeel en financiën), en stafdiensten voor beleidscoördinatie, communicatie en kwaliteitszorg. We kiezen voor een relatief vlakke structuur die inzet op participatief leiderschap, teamgericht werken en gedeeld eigenaarschap van de werking, met heldere aansturings- en rapporteringslijnen. Uiteraard willen we minstens de huidige kwaliteit van dienstverlening behouden, en zullen we de actuele sterktes van de verbonden, diensten, geledingen, in de nieuwe organisatie verankeren. In de toekomst willen we dat deze dienstverlening nog uitbreidt en verbetert. De kwaliteit kan er onder meer op vooruit gaan omdat, door het clusteren van thematische expertise, medewerkers deze expertise zullen kunnen verdiepen en nieuwe vragen en opdrachten zullen kunnen opnemen.
Adequate afstemming met het werkveld De toekomstige advies- en bestuursstructuur van VSKO 2.0 vertrekt vanuit de doelgroepen die bij het katholiek onderwijs betrokken zijn,
februari 2015
7
en vormt de plaats waar ervaringen en inzichten uit het werkveld, enerzijds, en Vlaanderenbrede expertise- en beleidsvorming, anderzijds, op elkaar betrokken worden. Er komen niveau- of doelgroepbetrokken adviesraden: basisonderwijs, secundair onderwijs, buitengewoon onderwijs, post-initieel onderwijs, lerarenopleiding en internaten. Deze worden representatief samengesteld, geleid door een voorzitter en administratief-beleidsmatig ondersteund door een stafmedewerker beleidscoördinatie. Voor expertise- en informatiedeling wordt een beroep gedaan op medewerkers uit de onderscheiden diensten. Waar nodig en wenselijk worden onder deze niveau- of doelgroepbetrokken adviesraden adviescomités georganiseerd (bv. voor directeurs, internaatbeheerders, leergebieden/ studiedomeinen) en (tijdelijke) ad-hoc-werkgroepen voor specifieke problematieken. Het geheel wordt bestuurd door de raad van bestuur van de vzw VSKO, die de visie en krijtlijnen van de werking bepaalt, hierop toezicht uitoefent, en hierover rapporteert aan de algemene vergadering van de vzw, het overlegforum besturen en de jaarlijkse (diocesane) vergaderingen voor schoolbesturen. Uiteraard is hier nog bijkomende afstemming nodig met de diocesane en congregationele gremia zodat we nog meer gelijkgerichtheid en eenheid in de verscheidenheid kunnen verkrijgen (“gelijk waar het kan, verscheiden waar het moet”), meer transparantie en efficiëntie van de inzet van mensen en middelen; een sense of belonging bij het geheel in evenwicht met deelidentificaties (dubbel eigenaarschap).
Timing, aanpak en communicatie Op dit ogenblik zijn de krachtlijnen van deze operatie goedgekeurd. De verdere uitwerking van de nieuwe dienstenstructuur en advies- en
bestuursstructuur ligt nu op de werktafel, en dient tegen mei afgerond te worden. Oogmerk is om per 1 augustus 2015 met VSKO 2.0 aan het werk te gaan. Dit houdt in dat tegen dan de structuur concreet uitgetekend is, de personeelsformatie heringedeeld, de kantoorruimte toegewezen, de begroting/budget aangepast en op zijn minst een voorlopige missie, doelstellingen, opdrachten en functiebepalingen voorliggen. Het schooljaar 2015-16 wordt dan bewust ingezet als overgangsjaar, waarin de nieuwe teams – op basis van hun eerste ervaringen en bijkomende reflectie en overleg met elkaar en de adviesen bestuursorganen – hun doelstellingen, opdrachten en functiebepalingen, evenals nieuwe routines en werk- en overlegwijzen uitwerken. Uiteraard zal tijdens dit overgangsjaar erover gewaakt worden dat de kwaliteit van dienstverlening aan onze scholen, centra en internaten gegarandeerd blijft. Op geregelde tijdstippen zal er aan besturen, directies en andere betrokkenen bij het katholiek onderwijs gecommuniceerd worden. Naast updates in Forum en via onze elektronische nieuwsbrieven zijn er voor besturen eind mei en begin juni diocesane vergaderingen gepland waarop de stand van zaken van VSKO 2.0 toegelicht gaat worden. Ook de website van het VSKO zullen we zo herwerken dat vanaf 1 augustus duidelijk is waar bestuurders, directies en andere betrokkenen met hun vragen specifiek terecht kunnen. Ook in het begin van volgend schooljaar, op de klassieke ‘Ronde van Vlaanderen’ voor de diverse niveaus, communiceren hierover verder. Dit is een ingrijpende hervorming van het VSKO, die onze organisatie klaar dient te maken om de toekomst van onze (hoge)scholen, centra en internaten, professioneel, met engagement en expertise, ter harte te nemen. Dat, en niets minder, is de ambitie van VSKO 2.0. Lieven Boeve
Uit de nota Krachtlijnen en uitwerking van “VSKO 2.0” (p. 4): Het perspectief voor de hervorming van het VSKO zijn de uitdagingen waarvoor het katholiek onderwijs en de ondersteuning ervan staan in de komende periode van vijf à tien jaar. • Hoe ondersteunen we de implementatie van de katholieke dialoogschool en zetten we dit concept neer als het keurmerk van het katholiek onderwijs anno 2020? Hoe vertalen we die ene visie pedagogisch en organisatorisch, zodat ze lijn kan geven aan het gehele aanbod van het katholiek onderwijs, inclusief internaten, over de niveaus en doelgroepen heen? Hoe brengen we alle expertise hieromtrent samen en zorgen we ervoor dat deze visie gelijkgericht en efficiënt kan landen in onze scholen, internaten, centra? • Wat betekent het dat onze organisatie een organisatie van schoolbesturen (niet langer een ‘organisatie met scholen’ maar ‘scholen met een organisatie’) is? Hoe ondersteunen we scholen die zich bestuurlijk optimaliseren of geoptimaliseerd zijn, en hiertoe aan
8
februari 2015
schaalvergroting doen of gedaan hebben? Welke vragen naar dienstverlening en belangenbehartiging zullen zij ons stellen? Hoe professionaliseren we in zo’n context onze dienstverlening aan scholen, hun bestuurders en directies? Hoe zorgen we ervoor dat we, naast eerstelijnszorg aan scholen, in toenemende mate ruimte maken om onze expertise te verbreden en te verdiepen om meer dan vroeger tweedelijnszorg op te kunnen nemen? • Hoe pakken we de belangrijke onderwijsdossiers die in de komende jaren hun beslag zullen krijgen of uitgerold dienen te worden het meest efficiënt en proactief aan? –– Hoe bekijken we het meest opportuun, zowel niveaubetrokken als over de niveaus heen, de uitrol van het zorgcontinuüm (met onder meer aspecten van inclusie), en de modernisering van het secundair onderwijs, de visie op initiële en voortgezette lerarenopleiding? –– Hoe bekijken we de wereld van de postinitiële vorming en het levenslang leren, en zorgen we ervoor dat het katholieke onderwijsaanbod er herkenbaar aanwezig blijft? –– Hoe pakken we het geheel van leraarzijn, initiële opleiding, pedagogische begeleiding en professionalisering, loopbaanbeleid, schoolopdracht, etc. aan? –– Hoe integreren we de follow-up van de evaluatie van PBDKO in de reorganisatie van het VSKO? –– Hoe verzorgen we de vorming van leidinggevenden, en bieden we optimale ondersteuning? –– … • Hoe spreken we met één gedragen stem met de overheid, hoe garanderen we dat onze stem gehoord wordt en een verschil maakt? • Hoe zorgen ervoor we dat deze stem voldoende draagvlak heeft binnen onze organisatie en scholen/schoolbesturen? Hoe organiseren we ons daartoe intern, zowel wat de advies- en bestuursstructuur betreft, als de diensten die de beleidsvorming aangaande ondersteuning en vertegenwoordiging voorbereiden, en uitvoering geven aan de uitkomst ervan? • Hoe zorgen we ervoor dat de organisatie van het VSKO een kwaliteitskenmerk kan zijn voor het katholiek onderwijs in Vlaanderen en een voorbeeld voor de schoolbesturen, die lid zijn van de vereniging?
naar bestuurlijke optimalisering en schaalvergroting
D
e juridische verantwoordelijkheid voor vrije, katholieke scholen wordt gedragen door vzw’s. Mensen maakten gebruik van grondwettelijke vrijheden (vereniging, onderwijs) om een school op te richten en die via de rechtsvorm vzw te besturen. Over de jaren heen ontstonden zo vzw’s van schoolbesturen, deden zich fusies voor, werden andere opgeheven. Er zijn er nog zowat 800 binnen het katholiek onderwijs en ze zijn dan ook zeer verscheiden.
Waarom heeft het katholiek onderwijs sterke besturen nodig? Naast de zorg om de kwaliteit van het onderwijs (leraren laten onderwijzen, leerlingen doen leren) worden scholen onderworpen aan quasi alle mogelijke reglementeringen die ook gelden voor andere organisaties: van de veiligheid van de voedselketen, over de wet op de overheidsopdrachten, tot het voeren van de dubbele boekhouding. Het is van groot belang dat schoolbesturen en onderwijsinstellingen hun zaken beheersmatig doelmatig, helder en professioneel aanpakken. Daarnaast moet het bestuur de kaders en de inspiratie aanreiken. De complexe, jaarlijkse cyclus van plannen, handelen, opvolgen en bijsturen op het kerngebied van onderwijs en in alle belendende percelen, is complex, omvattend en vereist bestuurskracht op een hoog niveau en daarom ook een voldoende grote schaal. Een evolutie naar minder maar meer bestuurskrachtige schoolbesturen is nodig. Ook uit het Regeerakkoord blijkt die zorg en die ambitie: ,,Binnen het basis- en secundair onderwijs gaan we naar een bestuurlijke optimalisatie van het scholenlandschap, met respect voor de verscheidenheid ervan en in de geest van het subsidiariteitsbeginsel. We stimuleren scholen om in grotere verbanden samen te werken zodat ze de uitdagingen van de toekomst kunnen aangaan.” Beleidsvoerend vermogen is dé fil rouge in de teksten van diverse diensten van de overheid, de laatste jaren. Dat geldt voor de onderwijskwaliteit, maar ook voor het algehele beheer van de school als doelmatige organisatie. Dat vraagt sterke besturen en gedreven leiderschap. De overheid wil maat houden in haar bemoeienis met het onderwijsveld, geeft de school en
het personeel vertrouwen en verantwoordelijkheid, maar vraagt verantwoording voor het gevoerde beleid. Ook de OESO zit op die lijn. Op een recent congres stelde men dat de school buiten haar grenzen moet treden: niet louter regels uitvoeren en de omringende wereld ondergaan maar er leiding en sturing aan geven. De school heeft als taak genetwerkt, inclusief, geïntegreerd en met pedagogisch optimisme jong talent te ontwikkelen, alles met mekaar te verbinden, op zoek te gaan naar oplossingen voor de uitdagingen van de 21ste eeuw en zo te werken aan een betere wereld. Dat legt meteen de band met de thema’s vorming en identiteit. Het gaat in onderwijs om een optimale relatie leraar-leerling: het realiseren van leerdoelen bij leerlingen. Lerarenteams zijn niet zozeer uitvoerders als wel regisseurs. Onderwijsgevenden krijgen vertrouwen, nemen als échte professionals hun verantwoordelijkheid op, zijn bereid verantwoording af te leggen over de leerresultaten. Vandaar ook het belang van innovatieprocessen en een goede aansturing (cfr. beleidsvoerend vermogen). Hoog inzetten is daarbij belangrijk: kwaliteitsvolle initiële lerarenopleiding, verhoogde nadruk op professionalisering van ieder personeelslid en pedagogisch-didactisch leiderschap, kennisopbouw over leren, zijn wezenlijk. Dat alles kan men niet als een eenvoudig operationeel plan uitrollen: de complexiteit, de veel-gelaagdheid, het toenemend aantal actoren binnen onderwijsbeleid laten dat niet op vanzelfsprekende wijze toe. Vanuit zulke visie onderwijs opzetten veronderstelt lange-termijnwerk en een soepel samenspel tussen bestuur en onderliggende scholen. Beleid voeren en daartoe het benodigde beleidsvoerend vermogen aan de dag
leggen zijn cruciaal. Het katholiek onderwijs wil die uitdaging opnemen, met sterke besturen. De horizon is een katholiek onderwijslandschap met schoolbesturen die een goede structuur en een weloverwogen open bestuurscultuur bezitten en een sterk regionaal verankerde organisatie van scholen. Dat maakt het mogelijk volop verantwoordelijkheid op te nemen voor de hele breedte van het katholiek kleuter- en leerplichtonderwijs in een regio en zich te richten op ieder voorkomend leerlingenprofiel. Eenheid in verscheidenheid, daar willen we heen. We gaan op zoek naar wat de schoolbesturen van het katholiek onderwijs bindt, met ruimte voor wat hen onderscheidt. Binnen het gekozen model organiseert het katholiek onderwijs zijn verscheidenheid.
Omkaderende principes van de bestuurlijke schaalvergroting en optimalisering Het VSKO kiest voor bestuurlijke schaalvergroting, geen schoolvergroting. De schaalvergrote schoolbesturen zijn solidair met minder fortuinlijke scholen. Het VSKO opteert niet voor grotere scholen, al sluit het optimaliseringen niet uit. Op het niveau van de besturen kiest het VSKO wel voor een fusiebeweging. We mikken op een 150-tal schoolbesturen, al fixeren we ons niet op dat getal. Ieder bestuur zet actieve stappen naar besluitvorming en organisatie op basis van heldere criteria en duidelijke mandateringen en voldoende ‘checks and balances’ in besluitvorming en beleidsopvolging. Hiertoe zal het VSKO de principes van corporate governance vertalen in een non-profit governancemodel. Immers, de zorg voor de eigen kwaliteit via beleidsvoerend vermogen is de rode draad in het beleidshandelen. Bij de totstandkoming van schoolbesturen mogen scholen die het moeilijk hebben en minder fortuinlijk zijn niet achtergelaten worden. Het VSKO wil voldoende schaalgrootte stimuleren door een beleid van incentives, via het samenvoegen van middelen in enveloppes. We zullen daarover met de overheid het gesprek aangaan. We opteren voor een
februari 2015
9
enveloppe met FT-lerareneenheden, een enveloppe met werkingsmiddelen, een derde enveloppe met punten, een laatste met de gezamenlijke trekkingsrechten voor onderwijsinfrastructuur. Binnen het schoolbestuur worden middelen binnen bepaalde grenzen herverdeeld, zodat alle scholen in gelijke mate ondersteund kunnen worden. Qua timing mikken we op een doorbraak tegen 1 september 2018. Belangrijk aandachtspunt is de gelijktijdige uitstap van alle scholen uit de scholengemeenschap én de gelijktijdige instap in een (vergroot) schoolbestuur. Het VSKO stimuleert de figuur van de katholieke dialoogschool in de missie van het schoolbestuur en in de opvoedingsprojecten van de onderliggende scholen. Het VSKO formuleert de opdrachtverklaring van het katholiek onderwijs in termen van de ‘katholieke dialoogschool’: eigentijds en contextueel aangepast, geloofwaardig en relevant, doordacht en zelfkritisch, open en verdraagzaam, zelfbewust en dialoogbereid. De katholieke dialoogschool beoogt uitdrukkelijk een onderwijsproject voor iedereen te inspireren – christenen zowel als niet-christenen. Lees hierover meer in een ander artikel in dit Forum-nummer, p.5. Uiteraard pleit het VSKO ervoor dat er bij de totstandkoming van bestuurlijke schaalvergroting binnen het verbindende kader van de katholieke dialoogschool een gesprek gevoerd wordt rond een gezamenlijk eigentijdse missie van het schoolbestuur en de opvoedingsprojecten van de scholen. Bestuurlijke schaalvergroting mag hierbij niet verworden tot een proces van homogenisering. Binnen de schoolbesturen beoogt het katholiek onderwijs een legitieme verscheidenheid. Zo geven we op eigen wijze gestalte aan de vrijheid van onderwijs en honoreren we de vele, rijke eigen onderwijsprojecten en –tradities. Idealiter hebben alle scholen, aangesloten bij een vzw, dezelfde missie. Uit waardering voor de (historische) identiteit van deze missies en opvoedingsprojecten, dient het gesprek hierover, dat tot de binnenste kern van het katholiek onderwijs behoort, in alle openheid gevoerd te worden. Alle scholen van het schoolbestuur behoren tot dezelfde vzw. Binnen de eenheid organiseren de schoolbesturen de verscheidenheid. Het schoolbestuur dat het VSKO voor ogen heeft, is een vzw met basis- en secundaire scholen die binnen een regio verantwoorde-
10
februari 2015
lijkheid neemt voor vrij, katholiek onderwijs. De Raad van Bestuur zet de pedagogische krijtlijnen uit, zorgt voor de eerder beheersmatige aspecten, en stimuleert/ondersteunt de onderwijskundige werking van de scholen. De vzw werkt vanuit één duidelijke missie, ondersteunt de opvoedingsprojecten van de onderliggende scholen, staat in voor het beheer van de middelen, voor het werkgeverschap van alle personeelsleden van de betrokken scholen. De geschiedenis heeft echter haar rechten: zovele schoolbesturen zijn over de jaren heen – vaak vanuit een geprofileerde missie – uitgegroeid tot wat ze vandaag zijn. De gelijkgerichtheid en het normatief basismodel dienen daarom tot op zekere hoogte ook genuanceerd te worden. Er zijn dus mogelijk ernstige argumenten om af te wijken van dit normatieve model, en tegen de achtergrond hiervan dient deze discussie gevoerd te worden. Het VSKO onderscheidt twee modellen waarvoor de incentives ten volle spelen en benoemt ze als federaal en confederaal: • het federale model: één volledig geïntegreerd bestuur (vzw) dat vanuit één gemeenschappelijke missie zijn onderwijsaanbod via de scholen en hun respectieve opvoedingsprojecten realiseert. • het confederale model kent één bestuur (vzw) dat alle bevoegdheden bezit, maar bepaalde bevoegdheden gedeeltelijk delegeert naar onderliggende gremia, wegens verschillende schooltradities, missies, opvoedingsprojecten, of organisatieculturen. De vzw staat voor één materieel beleid, heeft een overeenkomst met de eigenaars van het gebruikte patrimonium dat niet in eigendom is, enz. Federaal en confederaal model zullen natuurlijk variaties in zich dragen op basis van parameters als onderwijsaanbod, leerlingenpopulatie en context. Het VSKO realiseert zich dat dit model ingrijpend is en vandaag op enigszins gespannen voet kan staan met de historisch gegroeide realiteit in vele scholen en besturen. Het VSKO engageert zich om op zoek te gaan naar passende oplossingen om de bestaande samenwerking aan te houden binnen de nieuwe context van geoptimaliseerde schoolbesturen. De schoolbesturen bewaken het evenwicht tussen schaalgrootte en nabijheid, tussen vrijwillige en betaalde bestuurders. In vele schoolbesturen spelen geëngageerde vrijwilligers een grote rol. Zij realiseren als bestuurder een nabijheid tot de school die van grote waarde is. Betrokkenheid en nabijheid zijn belangrijke kenmerken van goed
werkende schoolbesturen. Het VSKO wil een beleid voeren van sterke ondersteuning van vrijwillige bestuurders en van verankering van de band die ze hebben met de lokale gemeenschap. Naast (en niet in de plaats van) vrijwillige bestuurders bestaan geoptimaliseerde schoolbesturen ook uit één of enkele betaalde bestuurders. De complexiteit van beheer en bestuur maakt het vandaag noodzakelijk om voor diverse aspecten gespecialiseerde deskundigheid in huis te halen. Schoolbesturen moeten een deskundig beleid voeren op tal van vlakken: algemeen beleid, financieel beleid, logistiek beleid, bouwbeleid, veiligheidsbeleid, ictbeleid, communicatiebeleid, personeelsbeleid, administratief beleid en natuurlijk ook onderwijskundig beleid (pedagogische beleid, professionalisering, kwaliteitsbeleid). Vanuit een collectieve verantwoordelijkheid voor katholiek onderwijs van hoge kwaliteit en om voor elke leerling een passend aanbod te kunnen doen, creëert het schoolbestuur binnen de regio een onderwijsaanbod over de volle breedte van het curriculum zodat iedere leerling op tijd op de juiste plaats terecht komt. Regio’s waarbinnen een schoolbestuur verantwoordelijkheid neemt, zijn in beginsel geografisch aaneensluitend. We voeren het gesprek met schoolbesturen die zich vandaag over een grotere regio of landelijk organiseren, vertrekkend van positieve waardering voor ieders geschiedenis en missie. Het schoolbestuur omvat binnen een regio dus alle scholen (gewoon en buitengewoon, in kleuter- en leerplichtonderwijs), maar ook de internaten. Andere meerwaarden zijn: • de zorg voor consequente schoolloopbanen van leerlingen; • de zorg dat iedere leerling op het juiste moment een traject naar zijn of haar maat vindt; • een breed aanbod onder één coördinatie of regie; • het uitwerken van een beleid van gelijke kansen en zorg. Met het oog op het creëren van de beste leervoorwaarden en het welbevinden van leerlingen voert het schoolbestuur een geconcerteerd zorgbeleid en draagt het zorg voor iedere leerling. Dat moet o.m. blijken uit het inschrijvingsbeleid, alle aspecten leerlingenbegeleiding (leerbegeleiding, socioemotionele begeleiding, schoolloopbaanbegeleiding), initiatieven rond welbevinden, ouderparticipatie, enz. De katholieke dialoogschool kiest er principieel voor om binnen
haar draagkracht een aanbod te doen voor iedere leerling. Ook de hervorming van het secundair onderwijs staat op de agenda van het schoolbestuur. Het VSKO pleit ervoor om het secundair-onderwijsaanbod om te bouwen van een onderwijsvorm-gedreven systeem naar een leerlingen-profiel-gedreven systeem, met een aanbod voor alle leerlingenprofielen. Op die manier geeft het katholiek onderwijs gevolg aan de roep vanuit de samenleving om gelijke behandeling van iedere leerling, weg van keuzes voor slechts een deel van een leerlingencohorte. Binnen het kader van een schoolopdracht dragen de schoolbesturen zorg voor de schoolloopbanen van het personeelsleden. Scholen zijn complexe organisaties van nog vaak sterk individueel handelende personeelsleden. In vele scholen probeert men gezamenlijke greep te krijgen op de leerprocessen. Directies ervaren vandaag slechts beperkte autonomie om personeelsbeleid te voeren. Het Regeerakkoord meldt o.m.: “We bouwen meer flexibiliteit en autonomie in voor onderwijsinstellingen om een echt personeelsbeleid te kunnen voeren in hun school. Dat zal scholen toelaten om hun kader kwalitatiever in te vullen en hun leraren maximaal en efficiënt in te zetten in de klas”. Dit is een engagement dat we uitdrukkelijk willen opnemen met respect voor ieder personeelslid. Het is een nadrukkelijke vraag aan de overheid om de hier aangekondigde autonomie en flexibiliteit ook in de feiten te realiseren.
We gaan op zoek naar wat de schoolbesturen van het katholiek onderwijs bindt, met ruimte voor wat hen onderscheidt. Binnen het gekozen model organiseert het katholiek onderwijs zijn verscheidenheid.
Binnen iedere pedagogische school stimuleert het VSKO een dynamisch personeelsbeleid met het oog op hoge onderwijskundige kwaliteit, door scholen te ondersteunen bij het gebruik van functiebeschrijvingen, functioneringsgesprekken, enz. en door allerlei vormen van samenwerking en loopbaanlange professio-
nalisering te bevorderen. We vertrekken van de taken die redelijkerwijze van leerkrachten kunnen worden verwacht gedurende de week, ingepast in de zogenaamde schoolopdracht. Naar schaalvergrote besturen gaan verbetert het onderwijs niet per definitie. Het is geenszins de bedoeling om het onderwijs te verbeteren louter door de bestuursstructuur te verzwaren. De opbouwende en stimulerende cultuur die de schoolbesturen binnen of dankzij de nieuwe structuren creëren is zonder meer belangrijker. Respect voor de personeelsleden en hun welbevinden is een engagement in ieder bestuur. De scholen van het schoolbestuur worden gestimuleerd een eigen innovatief onderwijskundig beleid te ontwikkelen met een mate van horizontale samenhang met de andere scholen van het schoolbestuur zodat van mekaar leren een vanzelfsprekendheid wordt, met sterke nadruk op leiderschap, professionalisering van alle personeelsleden en het bewaken van de eigen onderwijskwaliteit. Binnen een kader van regionale inbedding en over de onderwijsniveaus heen, versterkt het schoolbestuur het eigen beleidsvoerend vermogen, en garandeert het een gelijke bestuurlijk-beheersmatige ondersteuning van het gehele onderwijs. Het schoolbestuur bepaalt vanuit de missie de strategische doelstellingen en voert ten aanzien van al zijn scholen een beleid gericht op kwaliteitsvolle onderwijsverstrekking en evenwichtig beheer. Hiertoe maakt het gebruik van een governancemodel dat duidelijk maakt hoe het bestuur aan efficiënte besluitvorming doet en hoe de participatie van de inspraakorganen wordt georganiseerd. Binnen de schaalvergrote besturen krijgen scholen van gewoon en buitengewoon basis- en secundair onderwijs, centra voor deeltijds onderwijs, internaten hun geëigende plaats. Alle ressorteren ze onder één schoolbestuur. Directies zijn vragende partij om zich te kunnen toeleggen op hun kernopdracht, het onderwijskundig beleid in al zijn aspecten. Bedoeling is dat het schoolbestuur druk wegneemt bij de directies van scholen die zo ruimte krijgen om zich toe te leggen op het pedagogische beleid, delen van het personeelsbeleid, de uitrol van het kwaliteitsbeleid, enz. Zij worden grotendeels ontheven van allerlei bevoegdheden van materiële en juridische aard die vandaag de opdracht van een directeur sterk verzwaren. Kiezen voor niveau-overschrijdende schoolbesturen veroorzaakt overigens geen aardverschuiving: ruim meer dan 40% van alle leerlingen van vrije, katholieke scholen volgt vandaag al onderwijs in een school van een
bestuur dat niveau-overschrijdend werkt. Bepaalde zaken lopen los van de niveaus sterk gelijk: materieel beheer in de ruime zin, juridische ondersteuning, vele aspecten van personeelsbeleid, beleid inzake preventie en bescherming, enz. Het VSKO stelt voor om alle ondersteuningsmiddelen te laten toekomen bij het schoolbestuur en ze daar te herverdelen onder de scholen. De (administratieve) ondersteuning van de basisscholen moet via deze weg worden versterkt. De wijze waarop vorm gegeven wordt aan het pedagogisch beleid is een zaak die eerst en vooral op school- of schoolbestuur-niveau dient geregeld te worden. Men kan bijvoorbeeld met een ‘tweekamermodel’ werken: directies van basis- of secundair onderwijs en het buitengewoon onderwijs zitten nu eens apart, dan weer samen om afspraken te maken over de operationalisering van het onderwijskundige beleid van het schoolbestuur. Het spreekt voor zich dat het pedagogisch beleid allereerst binnen het betrokken onderwijsniveau wordt bepaald. Samenspraak over de niveaus heen kan daarbovenop een meerwaarde hebben.
Conclusie De zoektocht naar bestuurlijke schaalvergroting kan niet louter een top-down bedachte aangelegenheid zijn. Dan ontbreken zeker draagvlak en betrokkenheid. Evenmin kan dit worden overgelaten aan het spontane, lokale overleg als het katholiek onderwijs enige consequente lijn nastreeft. Visie en solidariteit met scholen die het wat moeilijker hebben, vragen minimale gelijkgerichtheid. Het is dus zaak bottom-up en top-down mekaar halverwege te laten ontmoeten. We nodigen de besturen uit mee te denken en te praten. Het VSKO stuurt dit proces aan vanuit de zorg voor eenheid van dragende visie, respect voor historisch gegroeide opvoedingsprojecten, de nood aan én lokale vrijwilligheid en betrokkenheid én aan hoge professionaliteit. De ambitie is schoolbesturen die scholen bundelen waar leerlingen tussen 2,5 en 18-19 jaar school lopen, te stimuleren om in grotere verbanden samen te werken zodat ze de uitdagingen van de toekomst met voldoende middelen, deskundigheid en vertrouwen aan kunnen gaan. In januari-februari en meijuni 2015 komen er regionale toelichtingen ter zake. Geert Schelstraete Coördinator Pedagogisch Bureau VSKO Voor de integrale versie van deze tekst verwijzen we naar www.vsko.be
februari 2015
11
t ee r
ier M-dec s os
d
t ee r
d
dossie M-dec r reet r M-de sie c os
‘M’… meer dan zomaar maatregelen? Gewoon en buitengewoon hand in hand
I
n voorliggend dossier geven we wat meer uitleg bij het decreet betreffende Maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, kortweg het M-decreet. Wat betekent zorg voor elke leerling vanuit onze inspiratie? Hoe situeert het M-decreet zich in de geschiedenis? Wat verandert er op 1 september 2015? Hoe ondersteunen we competentieontwikkeling van de leraren(teams)?
Een beetje geschiedenis Vlaanderen kent reeds een jarenlange traditie van zorg voor kinderen en jongeren met een beperking. Reeds decennia lang worden we beroerd door de vraag wat de beste plaats en de beste ondersteuningsvorm is voor deze kinderen en jongeren. Al in de 19de eeuw richtten Katholieke instellingen vanuit de caritasgedachte voorzieningen op, gespecialiseerd in zorg voor personen met een beperking en vanuit deze voorzieningen ontstonden lang voor 1978 de eerste scholen voor buitengewoon onderwijs. In 1978 kreeg het buitengewoon onderwijs zijn huidige structuur, bestaande uit types en opleidingsvormen, aangemeten. Het denken omtrent het onderwijs aan kinderen en jongeren met een beperking is steeds in evolutie geweest.
12
februari 2015
Zorg voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften kreeg ook in het gewoon onderwijs meer en meer aandacht. Zo ontstond begin de jaren 80 het GON (het geïntegreerd onderwijs) dat een brug sloeg tussen gewoon en buitengewoon onderwijs in functie van de ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. De laatste decennia is het denken over de meest passende setting voor onderwijs aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften door de bevoegde ministers ook expliciet op de politieke agenda geplaatst. Marleen Vanderpoorten (Vlaams minister van Onderwijs en Vorming van 1999-2004) legde in 2002 de discussienota “Maatwerk in samenspraak” voor aan de Commissie Onderwijs van het Vlaams Parlement. De discussienota stippelde een nieuw beleid uit voor het buiten-
gewoon onderwijs en poneerde een aantal maatregelen die de zorg voor leerlingen met problemen in gewone scholen dienden te verbreden. Opvolger Frank Vandenbroucke (Vlaams minister van Onderwijs en Vorming van 2004-2009) poogde in 2007 met de conceptnota Leerzorg een nieuw begrippenkader uit te werken, het zgn. leerzorgkader dat er in eerste instantie op gericht was om het bestaande zorgaanbod in het gewoon en buitengewoon onderwijs beter te beschrijven door het te plaatsen binnen één gemeenschappelijk referentiekader. In het leerzorgkader lag de focus op alle leerlingen, met bijzondere aandacht voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. De conceptnota mondde uit in een ontwerp van decreet dat uiteindelijk geen goedkeuring van het Vlaams Parlement in de wacht sleepte voor het einde van de toenmalige legislatuur. Onder Pascal Smet (Vlaams minister van Onderwijs van 20092014) en in tijden van besparingen werd Leerzorg in 2011 ‘on hold’ gezet wegens onvoldoende draagvlak bij de sociale partners. Reeds in het voorjaar van 2012 was er sprake van een eerste versie van het huidige Mdecreet. Tijdens de twee jaren die daarop volgden, werd onder meer onder impuls van de sociale partners aan de inhoud (ook aan
de naam: van DAM, DRAM, BNM… tot Mdecreet) gesleuteld. Op 12 maart 2014 hechtte het Vlaams Parlement dan uiteindelijk zijn goedkeuring aan het decreet betreffende Maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Het zou een belangrijke stap zijn om het onderwijs in Vlaanderen meer inclusief te maken voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.
domein onderwijs en garandeert het recht op redelijke aanpassingen zodat personen met een beperking op basis van gelijkwaardigheid toegang krijgen tot een inclusief onderwijssysteem.
Derde keer, goede keer?
De huidige structuur van het Vlaamse buitengewoon onderwijs en de opdeling in types en opleidingsvormen werd ingevoerd met het Koninklijk Besluit van 1978, gebaseerd op de Wet op het buitengewoon en het geïntegreerd onderwijs van 1970.
Waarom Pascal Smet wel voor mekaar kreeg waar zijn twee voorgangers niet in slaagden, heeft veel te maken met de sense of urgency die de laatste jaren maatschappelijk zowel nationaal als internationaal werd (en wordt) gevoed. Alle sociale partners waren er zich van bewust dat niets doen, niet langer meer tot de opties behoorde. Internationaal werd met het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (2006) de kaart van inclusie duidelijk getrokken. In Vlaanderen werd met het decreet houdende een kader voor gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid (2008), dat uitvoering geeft aan Europese richtlijnen en internationale verdragen die de strijd tegen discriminatie aangaan, al een eerste stap gezet naar de implementatie van dit Verdrag in de eigen regelgeving. Ook de groeiende knelpunten en problemen die zich op het niveau van het buitengewoon onderwijs manifesteerden, droegen bij aan het draagvlak voor verandering waar al jaren werd naar gezocht.
Het VN-verdrag en de paradigmashift: een sociaal model van handicap In 2009 ratificeerde België het verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, waarmee het zich officieel bond aan de bepalingen van het verdrag. Het VN-verdrag hanteert geen limitatieve definitie van handicap, maar omschrijft een persoon met een handicap als volgt: “Personen met een handicap omvat personen met langdurige fysieke, mentale, verstandelijke of zintuiglijke beperkingen die hen in wisselwerking met diverse drempels kunnen beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving”. De medische benadering van handicap maakt plaats voor deze sociale focus op de wisselwerking tussen personen met een beperking en sociale en fysieke drempels die hen beletten ten volle te kunnen deelnemen aan de samenleving. Artikel 24 van dit verdrag behelst het
Het buitengewoon onderwijs anno 1978
Type 1
Type 2
Type 3
voor kinderen en jongeren met een licht mentale beperking (niet in het kleuteronderwijs) voor kinderen en jongeren met een matig of ernstig mentale beperking voor kinderen en jongeren met ernstige emotionele of gedragsproblemen
Type 4
voor kinderen en jongeren met een lichamelijke beperking
Type 5
voor kinderen en jongeren in een ziekenhuis of in een preventorium
Type 6
voor kinderen en jongeren met een visuele beperking
Type 7
voor kinderen en jongeren met een auditieve beperking
Type 8
voor kinderen met leerstoornissen (niet in het kleuter- en secundair onderwijs)
Tabel 1. Huidige indeling in types (tot 1/09/2015) van het buitengewoon onderwijs volgens het KB van 1978.
Dat de huidige structuur bijna 40 jaar later moeilijk nog een antwoord kan bieden op de steeds complexere zorgvragen en onderwijsbehoeften waarmee scholen voor buitengewoon onderwijs vandaag worden geconfronteerd en ook niet meer voldoet aan de huidige maatschappelijke en wetenschappe-
lijke inzichten, is dan ook niet verrassend. Zo ontbreekt er vandaag een specifiek type of specifieke omkadering voor leerlingen met autismespectrumstoornissen. Binnen het katholieke buitengewoon onderwijs zitten de ca. 5000 leerlingen met een diagnose ASS verspreid over de huidige 8 types. Ook leerlingen met (ernstige) meervoudige beperkingen hebben in de structuur van het buitengewoon onderwijs anno 1978 geen specifieke plaats. Deze en andere leemtes in de huidige typologie dwingen scholen en CLB’s tot creativiteit vanuit een groot engagement en grote bekommernis om kwalitatief onderwijs op maat voor alle leerlingen te kunnen bieden (tabel 21). Type 1
64,9 %
Type 2
70,7%
Type 3
64,3%
Type 4
60,7%
Type 6
59,6%
Type 7
15,9%
Type 8
54,1%
Tabel 2. Aantal leerlingen binnen het type dat voldoet aan de beschrijving van het type zoals vermeld in tabel 1.
Te veel leerlingen in het buitengewoon onderwijs? Vandaag lopen binnen het Katholiek onderwijs 28.376 kinderen en jongeren school in een school voor buitengewoon onderwijs. Het gaat om 0,7% van de totale schoolbevolking in het kleuteronderwijs, 5,7% van de totale schoolbevolking in het lager onderwijs en 3,7% van de totale schoolbevolking in het secundair onderwijs2. Niveauoverstijgend kende het leerlingenaantal binnen het Katholiek buitengewoon onderwijs sinds het jaar 2000 een groei van ongeveer 12%. Vlaanderen is daarmee binnen Europa koploper wat het aantal leerlingen betreft dat onderwijs volgt binnen een gesegregeerde setting. Wellicht is Vlaanderen daarmee ook koploper inzake de investeringen die het de voorbije jaren heeft gedaan voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.
1 Bron: Onderzoek praktijktest in het kader van Leerzorg, uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse Regering, Departement Onderwijs; 2008; promotoren Prof. Dr. Jo Lebeer & Prof.Dr. Elke Struyf (Universiteit Antwerpen), Marijke Wilssens (Arteveldehogeschool Gent). 2 Cijfers spoedtelling VSKO 1 september 2014
februari 2015
13
Daarnaast heeft het geboortecohortenonderzoek3 uitgewezen dat bijna 10% van de jongens op 11-jarige leeftijd schoolloopt in het buitengewoon onderwijs. Deze en andere feiten doen de overheid concluderen dat kinderen en jongeren te vaak naar het buitengewoon onderwijs worden doorverwezen op basis van problemen die louter te wijten zijn aan contextfactoren zoals bijvoorbeeld kansarmoede, problematische thuissituaties…. Dat één van de doelen van het M-decreet erin bestaat het aantal leerlingen in het buitengewoon onderwijs terug te dringen, valt dan ook moeilijk te ontkennen. In het M-decreet gaan het recht op inschrijving in een school voor gewoon onderwijs (al dan niet onder ontbindende voorwaarde) en een strengere bewaking van de toegangspoort tot het buitengewoon onderwijs dan ook hand in hand.
M-decreet als eindpunt? Komt het M-decreet volledig tegemoet aan alle knelpunten die zich binnen het buitengewoon onderwijs stellen? Kan het M-decreet als eindpunt worden beschouwd van een broodnodige onderwijshervorming? Het VSKO meent van niet. Zo bevestigt het decreet met een bijkomend type (type 9 voor leerlingen met autismespectrumstoornissen zonder verstandelijke beperking) het medisch-defect-denken waarbij niet de ondersteuningsbehoefte van een leerling maar de stoornis een centrale rol speelt. Ook voor leerlingen met meervoudige beperkingen blijft de onduidelijke situatie ook na inwerkingtreding van het decreet ongewijzigd. Het VSKO beschouwt het M-decreet slechts als een eerste stap in de realisatie van het leerzorgkader en stelt dat toekomst-
gericht de belangrijke elementen uit het leerzorgkader, met name de organisatie in functie van doelgroepen, de leerzorgniveaus en de clusters als einddoelen vooropgesteld moeten worden.
En nu, alles inclusief? De discussie die al jarenlang woedt en die de polarisering – voor of tegen inclusie - misschien wat in de hand heeft gewerkt, dienen we niet meer over te doen. Zowel internationaal als in Vlaanderen heeft men duidelijk de kaart van inclusie getrokken en zijn we de weg naar een inclusiever onderwijssyteem ingeslagen. De focus dient te worden verschoven naar de vraag hoe we in Vlaanderen, binnen een inclusiever onderwijssysteem, kwalitatief onderwijs op maat voor alle leerlingen kunnen realiseren. Is het gewoon onderwijs de meest passende setting voor alle leerlingen? Het VSKO neemt in zijn visietekst ‘Uitgangspunten voor een kansenrijk en zorgbreed onderwijs voor alle kinderen en jongeren. Recht doen aan verschillen tussen leerlingen’ een genuanceerd standpunt in: “Het katholiek onderwijs engageert zich om alle aanpassingen die redelijk zijn te doen ten behoeve van optimale ontwikkelingskansen voor alle leerlingen. Zo werkt het katholiek onderwijs mee aan een meer inclusief onderwijs in Vlaanderen en waarborgt het het recht op onderwijs voor leerlingen die nood hebben aan gespecialiseerde zorg in een setting van buitengewoon onderwijs.” Ook het M-decreet, dat een stap zet in de richting van een meer inclusief onderwijssysteem, geeft een heel genuanceerd antwoord op deze vraag naar de meest aangewezen setting voor kinderen met specifieke onderwijsbehoeften. Het is niet langer een
of-of -verhaal maar een verhaal over samenwerking tussen het gewoon en het buitengewoon onderwijs. Een verhaal over hoe we de samenwerking tussen gewoon en buitengewoon kunnen optimaliseren. Het M-decreet én het VSKO willen dat scholen werk maken van een degelijk uitgebouwd zorgbeleid en dat doordacht wordt omgegaan met het doorverwijzen van kinderen en jongeren naar het buitengewoon onderwijs. Het decreet wil daarmee recht doen aan de onderwijsnoden van de leerling en erkent daarom ook het buitengewoon onderwijs en de expertise die er aanwezig is als noodzakelijk onderdeel van ons onderwijssysteem. Het buitengewoon onderwijs kan immers deskundige antwoorden bieden op orthodidactisch en pedagogisch vlak op specifieke onderwijsvragen waarop in het gewoon onderwijs (nog) niet voldoende kan worden ingespeeld. Een sterk en gedragen zorgbeleid uitbouwen en voldoende draagkracht realiseren in het gewoon onderwijs (voorlopig zonder bijkomende middelen) zal één van de grote uitdagingen van de toekomst zijn voor het Vlaamse onderwijs. Cruciaal daarbij is de uitwisseling van expertise en de samenwerking tussen gewoon en buitengewoon. Isabelle Dobbelaere Stafmedewerker algemeen beleid VVKBuO
3 Van Landeghem, G. & Van Damme,J. - 2009 - Twee cijferbladen over de evolutie van het buitengewoon lager onderwijs tot 2009.
vorming voor besturen over M-decreet in het kader van het voorjaarsseminarie 2015 Elk bisdom organiseert over de consequenties van het M-decreet voor het gewoon onderwijs een sessie in het Voorjaarsseminarie voor besturen. De bestuurders buigen er zich op een bevattelijke en overzichtelijke manier over de toepassing van het M-decreet, in het bijzonder in het gewoon onderwijs. Maandag 2 maart 2015
Mechelen
Dinsdag 10 maart 2015
Antwerpen
Dinsdag 3 maart 2015
Gent
Maandag 16 maart 2015
Hasselt
Maandag 9 maart 2015
Brugge
Telkens van 19.00 – 21.30 uur (behalve in Antwerpen: van 19.30 – 22.00 uur) Meer info en inschrijvingen via www.nascholing.be > Besturen > Voorjaarsseminarie.
14
februari 2015
het M-decreet Wat verandert er vanaf 1 september 2015?
D
e meeste bepalingen van het M-decreet gaan in op 1 januari 2015 voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2015-2016. Hieronder geven we een overzicht van de belangrijkste nieuwigheden, waarbij we ons beperken tot de grote lijnen. Een volledig en gedetailleerd overzicht vindt u in de ondersteunende teksten van de verschillende Verbonden, al blijven er tot vandaag nog heel wat vragen onbeantwoord.
Recht op redelijke aanpassingen Leerlingen volgen in principe steeds het volledige lesprogramma. Het M-decreet voegt hieraan toe dat een school voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften voor een deel of het geheel van het schooljaar gepaste en redelijke aanpassingen kan doen, waaronder minstens remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen. Welke maatregelen aan de orde zijn, zal afhangen van de behoeften van de leerling. Wat zijn specifieke onderwijsbehoeften precies en op welke redelijke aanpassingen hebben leerlingen vanaf 1 september recht? Het decreet verwijst naar leerlingen met langdurige en belangrijke participatieproblemen die te wijten zijn aan het samenspel tussen één of
meerdere functiebeperkingen, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren. Met persoonlijke factoren wordt iemands individuele achtergrond bedoeld zoals leeftijd, geslacht, persoonlijkheid, culturele herkomst, karakter enz. Tot de externe factoren behoren de fysieke en sociale omgeving van het individu. De school behoort tot de fysieke omgeving van de jongere. Het is dus niet de bedoeling om dit begrip eng in te vullen, al moet er wel steeds sprake zijn van een persoonskenmerk. Een leerling die problemen ondervindt die louter te wijten zijn aan contextfactoren (bv. kansarmoede, foute studiekeuze, problematische thuissituatie) valt niet onder deze definitie. Vaak zal er een wisselwerking zijn tussen persoons- en contextkenmerken. Bij twijfel zal een goede samenwerking met het CLB cruciaal zijn om uitsluitsel te krijgen.
Wat een redelijke aanpassing is en wat niet, kan niet in algemene zin afgebakend worden. De school zal steeds kijken naar de onderwijsbehoeften van de leerling en de situatie binnen de school en de klasgroep. Ze zal afwegen op welke manier aan zijn noden tegemoet kan worden gekomen en (in het secundair onderwijs) de eigenheid van het structuuronderdeel behouden blijft. De eerder aangehaalde remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen zijn alvast voorbeelden van redelijke aanpassingen. Centraal staat de vraag: wat heeft de leerling nodig om te leren? Open overleg met CLB , de leerling en zijn ouders is hierbij essentieel.
Inschrijvingen In het buitengewoon onderwijs kan een leerling vanaf het schooljaar 2015-2016 enkel worden ingeschreven op basis van een verslag van het CLB dat toegang geeft tot het buitengewoon onderwijs. Uit dat verslag moet o.a. blijken dat de leerling de fasen van het zorgcontinuüm in een school voor gewoon onderwijs heeft doorlopen en dat is gebleken dat de aanpassingen die nodig zijn om de leerling binnen het gemeenschappelijk curriculum mee te nemen, disproportioneel of onvoldoende zijn. De toelating wordt dus verstrengd: ze veronderstelt een grondige schriftelijke verantwoording en een nauwe samenwerking tussen school en CLB. In het gewoon onderwijs hebben leerlingen recht op inschrijving wanneer ze het gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen, ook als ze hiervoor nood hebben aan redelijke aanpassingen. Wanneer een leerling beschikt over een verslag van het CLB dat toegang geeft tot het buitengewoon onderwijs (dat aangeeft dat de leerling in een vorige school het gemeenschappelijk curriculum niet kon volgen), gebeurt de inschrijving onder ontbindende voorwaarde. Er zal dan een overleg plaatsvinden met de ouders, klassenraad en CLB over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum, of om de leerling studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum.
februari 2015
15
Op basis daarvan zal de school beslissen of ze de inschrijving al dan niet ontbindt. In het gewoon onderwijs blijft het principe dat leerlingen het gemeenschappelijk curriculum volgen. Een school kan wel zelf beslissen om een leerling met een verslag dat toegang geeft tot het buitengewoon onderwijs in te schrijven op basis van een individueel aangepast curriculum. In het secundair onderwijs zal dat leiden tot een attest van verworven bekwaamheden.
In de loop van zijn schoolloopbaan kan blijken dat de aanpassingen die een leerling in een gewone school nodig heeft in die mate wijzigen dat hij nood heeft aan een verslag van het CLB dat toegang geeft tot het buitengewoon onderwijs. In dat geval zal de school een overleg organiseren met de klassenraad, de ouders en het CLB. Op basis daarvan zal zij beslissen of de leerling na het ontvangen van dat verslag ingeschreven blijft op basis van een individueel aangepast cur-
riculum of dat de inschrijving van de leerling voor het daaropvolgende schooljaar wordt ontbonden.
Structuur buitengewoon onderwijs De huidige onderverdeling van het buitengewoon onderwijs in types blijft bestaan. Aan de vier opleidingsvormen in het buitengewoon secundair onderwijs verandert nagenoeg niets. Bij de types zijn er wel enkele wijzigingen:
• type 1 (licht mentale handicap) en type 8 (leerstoornissen) worden afgeschaft en vervangen door een type basisaanbod; • type 5 wordt uitgebreid naar andere residentiële voorzieningen dan universitaire ziekenhuizen en preventoria, zoals bepaalde revalidatiecentra; • de doelgroep van type 7 wordt uitgebreid met leerlingen met STOS (spraak- of taalstoornis); • er komt een nieuw type 9 voor leerlingen met autismespectrumstoornissen, maar zonder verstandelijke beperking (IQ ≥ 60). Daarnaast zal, met uitzondering van het type basisaanbod, de toegang tot de verschillende types afhankelijk zijn van een diagnose die aan een aantal criteria moet voldoen. De types worden strikter omschreven.
16
februari 2015
De nieuwe structuur zal geleidelijk ingevoerd worden en pas over een zestal schooljaren volledig gerealiseerd zijn. Leerlingen die al een inschrijvingsverslag hebben, kunnen hun huidig type blijven volgen tot het einde van het onderwijsniveau (of zij van type zouden veranderen).
Geïntegreerd en inclusief onderwijs (GON/ION) Het geïntegreerd onderwijs blijft bestaan en wijzigt niet fundamenteel. Om ervoor in aanmerking te komen, moet een leerling voldoen aan de toelatingsvoorwaarden voor het gewoon secundair onderwijs en beschikken over een gemotiveerd verslag van het CLB. In tegenstelling tot de huidige situatie zullen leerlingen dus niet langer nood hebben aan een inschrijvingsverslag voor het buitengewoon onderwijs. Dat is logisch omdat GONleerlingen het gemeenschappelijk curriculum met redelijke aanpassingen kunnen volgen en in aanmerking komen voor een reguliere studiebekrachtiging. De regelgeving koppelt een individueel aangepast curriculum niet langer exclusief aan het statuut van ION-leerling. Op dit moment is nog niet duidelijk welke gevolgen dat zal hebben voor de organisatie en financiering van onderwijs voor leerlingen die een individueel curriculum volgen. Het M-decreet stelt hierover enkel dat deze leerlingen op dezelfde manier in aanmerking komen voor aanvullende financiering en subsidiëring als GON-leerlingen.
Bemiddeling en klachten De overheid zal een Vlaamse bemiddelingscommissie oprichten. Wanneer ouders, school en CLB het niet eens raken over het afleveren van het verslag dat toegang geeft tot het buitengewoon onderwijs, zullen zij beroep kunnen doen op deze commissie. De samenstelling, de bevoegdheden en de werkingsprincipes ervan moeten nog door de Vlaamse Regering bepaald worden.
De bestaande Commissie inzake leerlingenrechten krijgt door het M-decreet ruimere bevoegdheden. Vanaf 1 september is de commissie bevoegd om, naast klachten naar aanleiding van een niet-gerealiseerde inschrijving, ook klachten te behandelen die betrekking hebben op:
• het afleveren van het verslag dat toegang geeft tot het buitengewoon onderwijs; • de inschrijving onder ontbindende voorwaarde van leerlingen met een verslag dat toegang geeft tot het buitengewoon onderwijs; • het recht op redelijke aanpassingen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften die een gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen;
jaren tijd en energie hebben geïnvesteerd in het ontwikkelen van een visie op zorg en een zorgbeleid beter voorbereid zijn. Ook wat de omkadering betreft, blijven voorlopig heel wat vragen onbeantwoord. De middelen die eventueel vrijkomen bij een verschuiving van leerlingen van het buitengewoon naar het gewoon onderwijs, of van meer naar minder omkaderde types van het buitengewoon onderwijs, zullen opnieuw worden aangewend voor de ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. De manier waarop dit berekend zal worden en voor welke leerlingen en op welke wijze de middelen zullen worden ingezet, zijn echter nog steeds niet duidelijk. Janwillem Ravyst stafmedewerker VVKSO
• leerlingen die door gewijzigde onderwijsbehoeften in de loop van de schoolloopbaan een verslag nodig hebben dat toegang geeft tot het buitengewoon onderwijs. Met het oog op deze ruimere bevoegdheden wordt de commissie voor dit soort klachten uitgebreid met leden met expertise op dit vlak: personen met een handicap of een organisatie die hen vertegenwoordigt, een personeelsvertegenwoordiging en een vertegenwoordiging van de onderwijsverstrekkers.
Nog veel vragen Momenteel is het moeilijk om in te schatten hoe groot de gevolgen van de nieuwe regelgeving zullen zijn op de dagelijkse werking van scholen. Dat heeft deels te maken met het feit dat de Vlaamse Regering nog een aantal principes uit het M-decreet moet concretiseren bij besluit. Wat wel vaststaat, is dat scholen die de voorbije
februari 2015
17
zorg voor elke leerling vanuit onze inspiratie
O
p 12 maart 2014 gaf het Vlaams Parlement zijn goedkeuring aan het M-decreet. Dat decreet beoogt dat meer kinderen en jongeren met een beperking een plaats in het gewoon onderwijs krijgen. Dat heeft gevolgen voor onze scholen. Zij hebben nogal wat praktische vragen als: Hoe kunnen we die leerlingen concreet ondersteunen? Wie kan ons daarbij helpen? Is de gewone school de beste omgeving voor die leerlingen en hoe creëren we voor hen een zo goed mogelijke omgeving? Hun vragen hebben niet alleen een technisch of decretaal antwoord nodig. Ze verwijzen naar een dieperliggende, onderstroom: Waar halen we de inspiratie om met deze leerlingen op weg te gaan? Wat drijft ons? In een katholieke school vinden we het antwoord op die vragen in de pijlers van ons opvoedingsproject. Dit artikel neemt de ‘Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen’ (OKB) als vertrekpunt. Maar we zijn ervan overtuigd dat het ook inspirerend kan zijn voor andere katholieke scholen.
Van Opdrachtverklaring naar OKB De algemene doelstellingen van elke katholieke school werden in 1994 door de Algemene Raad van het Katholiek Onderwijs beschreven in de Opdrachtverklaring van het Katholiek Onderwijs in Vlaanderen. De opdrachtverklaring is een concept. Katholieke scholen dienen de doelstellingen die erin worden beschreven, in hun eigen opvoedingsproject te concretiseren. De Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen (OKB, 2013) verbinden de Opdrachtverklaring die voor alle katholieke scholen geldt, met het schooleigen christelijke opvoedingsproject van elke katholieke basisschool. OKB bevat vijf opdrachten: werken aan de schooleigen christelijke identiteit; werken aan een geïntegreerd onderwijsinhoudelijk aanbod; werken aan een stimulerend opvoedingsklimaat en een doeltreffende didactische aanpak; werken aan de ontplooiing van ieder kind, vanuit een brede zorg; werken aan de school als gemeenschap en als organisatie. In dit artikel lichten we de pijlers van het katholieke opvoedingsproject voor de katholieke basisschool toe. We laten zien hoe ze een antwoord kunnen bieden op vragen naar onze drijfveer en ons engagement. We vertrekken vanuit bakens van de levensbeschouwelijke identiteit van een katholieke basisschool, zoals uiteengezet in de eerste opdracht. En we leggen onder meer linken naar de vijfde opdracht. Maar Zorg zit natuurlijk in elke opdracht van OKB verweven.
Werken aan de ontplooiing van ieder kind: christelijk mens- en wereldbeeld als uitgangspunt © Dirk Geens
Het opvoedingsproject, zoals we dat in de Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen schetsen, richt zich op twee bakens: uniciteit en verbondenheid. Die bakens zijn onlosmakelijk met het christelijke mens- en wereldbeeld verbonden.
18
februari 2015
Uniciteit: kwetsbaar maar ook oneindig beloftevol In de vele verhalen die de Bijbel rijk is, krijgen we het beeld van de mens die kwetsbaar en onvolkomen, en tegelijk ook oneindig beloftevol is. Een Franse filosofe geeft het in rijmvorm mooi aan als: “faiblesse et promesse”. Faiblesse verwijst onder meer naar de kwetsbaarheid, de beperktheid, de onvolkomenheid van elk kind. Dat is voor elke leerkracht herkenbaar. Kijk maar eens naar de jongste peuters. Ze zijn fysiek en emotioneel kwetsbaar en hebben nog zoveel hulp nodig. Zonder de zorg van ouders en leerkrachten zijn ze reddeloos verloren. Het woord promesse wijst op de ongelooflijke mogelijkheden die in elk kind verscholen liggen. De talenten die ze zo snel ontwikkelen, de veerkracht die ze tonen. De beloftevolle houding om het goede te ontwikkelen. Kortom: kinderen zijn tot grote dingen in staat als ze daartoe de kans krijgen.
In christelijk perspectief krijgt het overbruggen van de afstand tussen de kwetsbaarheid en de beloftevolheid van het kind een bijkomende dimensie. Het gaat er niet enkel om dat onze kinderen snel leren lezen en schrijven, vooruitgang boeken, leerwinst scoren. Het beeld van de mens in de Bijbel is immers niet horizontaal, zoals iemand die een stap vooruit gaat en als het wat tegenvalt misschien ook een stap terug moet zetten. Het beeld van de mens in de Bijbel is eerder verticaal: een leven van vallen en opstaan. Daarbij ligt de klemtoon niet op het vallen, het mislukken, maar op het opstaan. Een fout is immers te vergeven, maar het is zonde niet opnieuw te proberen het goede ervan te maken. Zoals Christus het zelf al zei: “Wat is eenvoudiger? Zeggen: uw zonden zijn vergeven, of zeggen: sta op en loop?” Daarom creëren we voor leerlingen een schoolklimaat dat hen toelaat om fouten te maken, en hen uitdaagt om telkens opnieuw zichzelf te overtreffen.
Verbondenheid De tweede baken waarop ons opvoedingsproject zich richt, is de verbondenheid. Het gaat dan meer bepaald over verbondenheid: • met zichzelf • met de ander • met de gemeenschap • met de wereld, de dingen, natuur, en cultuur • en met de Andere, met God. Groei, ontwikkeling en zelfontplooiing kan niet zonder die verbondenheid. Zo leren leerlingen in interactie met ouders, familie, vrienden, leerkrachten … wie ze zijn. In de christelijke visie is die liefdevolle relatie geïnspireerd door de woorden en de daden van Jezus: “Heb uw naaste lief als uzelf.” Die bijzondere verbondenheid, liefde, houdt stand, wat er ook gebeurt. Ze daagt ons uit om leerlingen elke keer weer een kans te geven, ook als het moeilijk gaat. Zorg voor elke leerling is dus een logisch gevolg van onze christelijke inspiratie.
© Dirk Geens
Tussen de twee begrippen ligt de kern van de opvoeding: we merken waar kinderen (nog maar) staan, maar tegelijkertijd houden we voor ogen wie ze kunnen worden. Die hoopvolle houding brengt ons ertoe dat we als opvoeders en leerkrachten met verwondering
kijken naar de vorderingen van onze leerlingen, dat we zelfs bij de moeilijkste leerlingen onverwachte mogelijkheden ontdekken, dat we ons mogen verbazen over de resultaten van de meest ‘onverbeterlijke’ kinderen. Wat niet is, kan nog komen.
februari 2015
19
Werken aan de ontplooiing van ieder kind: vroeger en nu De zorg voor een kind met specifieke onderwijsbehoeften kreeg binnen onderwijs in de loop der jaren op verschillende wijzen vorm. Het onderwijs en de zorg voor die kinderen kent een boeiende geschiedenis waarin ook het katholiek onderwijs een prominente rol speelde. Wanneer in 1970 de wet op het Buitengewoon onderwijs uiteindelijk werd gestemd, was dat uit een oprechte bekommernis om kinderen met specifieke onderwijsbehoeften een degelijk en aangepast onderwijs te verschaffen. De wet werd als kaderwet stilaan ingevuld tot het systeem van buitengewoon onderwijs dat we vandaag nog kennen. Een belangrijke verworvenheid was dat er voor die kinderen uiteindelijk extra ondersteuning inzake omkadering en werkingsmiddelen gewaarborgd werd. Maar wanneer we vandaag naar de wet van 1970 en de vormgeving binnen het buitengewoon onderwijs kijken, dan zijn er heel wat ‘verbeterpunten’ aan te duiden. Zo hebben we het bijvoorbeeld moeilijker met de binaire opdeling: er zijn vandaag kinderen voor het gewoon en kinderen voor het buitengewoon onderwijs. Moeten we niet eerder oog hebben voor de verschillende gradaties in de zorg die kinderen behoeven? In het kader van onze ‘bakens’ zouden we de vraag kunnen stellen of we wel rekening houden met de uniciteit van onze leerlingen. Het binaire systeem richt zich méér op de onvolkomenheid van de leerling, dan op zijn uniciteit. En zo kunnen er ook wel kanttekeningen gemaakt worden bij de organisatie van het specifieke onderwijs in aparte settings, en dus los van de ‘gewone’ school. In het kader van onze ‘bakens’ zouden we de vraag kunnen stellen of we wel rekening houden met de
verbondenheid van onze leerlingen met andere leerlingen, met andere mensen. Die verbondenheid biedt groeikansen aan élke leerling in onze school, om in en aan diversiteit te leren, om mens te worden. Dat neemt uiteraard niet weg dat leerlingen die nood hebben aan gespecialiseerde zorg in een setting van buitengewoon onderwijs, daar terecht moeten blijven kunnen. In die zin is het M-decreet een eerste stap in de goede richting.
Werken aan de ontplooiing van ieder kind: vanuit het decreet of vanuit onze inspiratie? De invoering van het M-decreet mag dan bij sommige leerkrachten, directies en schoolbesturen weerstand oproepen, toch is het niet van die aard dat de goede werking van onze scholen nu bedreigd wordt. Voor de meeste basisscholen is het immers niet nieuw om onderwijs te verstrekken aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. De projecten rond zorgverbreding, het inschakelen van zorgcoördinatie, de samenwerking met scholen uit het buitengewoon onderwijs: doorheen de laatste decennia is er al heel wat werk verricht. Zo zijn er ook heel wat scholen uit het gewoon basisonderwijs die in de voorbije jaren kinderen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs hebben opgevangen. Die scholen hebben vaak hun zogenaamde ‘comfort’-zone verlaten en zijn de uitdaging aangegaan om die kinderen maximale kansen te geven. Elk leerling kreeg zo groeikansen om in interactie te gaan met de ander. Katholieke scholen laten zich in deze zeker niet onbetuigd. Ze hebben meer dan gewone aandacht voor leerlingen die (groei)kansen
Extra info Informatiebrochure M-decreet, VVKBaO, 2014, 48 blz. (www.vvkbao.be > inloggen > schoolbeleid > GOK-en zorgbeleid) Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen, DOKO, Brussel, 2013, 72 blz. Uitgangspunten voor een kansenrijk en zorgbreed onderwijs voor alle kinderen en jongeren, VSKO, Brussel, 2013, 3 blz. Vademecum zorg, DOKO, Brussel, 2014 (6de druk), 148 blz. Visie op zorg voor de leerlingen in het secundair onderwijs, VVKSO, Brussel, 2014, 16 blz.
20
februari 2015
dreigen te missen, daarbij geïnspireerd door Jezus’ zorg voor al wie in de maatschappij uit de boot dreigt te vallen. Zorg dragen voor alle leerlingen, in het bijzonder voor leerlingen die om één of andere reden leerbedreigd zijn of specifieke onderwijsbehoeften hebben, is niet het werk van één personeelslid. Het vereist een engagement van het hele schoolteam. Het vraagt dus zowel een gezamenlijke visie op onderwijs, opvoeding en zorg als een persoonlijke inzet van elk teamlid. Die gedachte sluit naadloos aan bij onze vijfde opdracht voor de katholieke basisscholen in Vlaanderen: het werken aan de school als gemeenschap en organisatie. De uitdagingen die een kind met specifieke onderwijsbehoeften aan onze school stelt, willen we als pedagogische gemeenschap opnemen als kansen tot groei in onze pedagogische opdracht. Leerkrachten zijn meer dan een groep individuen. Het is dus niet uitsluitend de verantwoordelijkheid van de titularis om de zorg op te nemen van dat ene kind met specifieke onderwijsbehoeften. Het M-decreet is dus niet enkel een verhaal van technische wijzigingen, van stroomschema’s en inschrijvingsprocedures, van structurele veranderingen, van inzichten. Het is ook een verhaal van de liefdevolle en professionele gemeenschap die we willen vormen, waar mensen elkaar aanmoedigen en bevestigen, overlegmomenten inlassen, afspraken maken en problemen doorpraten, een gezamenlijke visie ontwikkelen, en mekaar ook bijstaan op momenten dat het moeilijk wordt. Een gemeenschap waar we geloof blijven hechten aan ieders mogelijkheden en groeikracht: in de eerste plaats bij leerlingen, maar ook bij leerkrachten en niet in het minst bij directies. Marc Van den Brande, secretaris-generaal VVKBaO
onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften Verbindend samenwerken aan een meer inclusieve school PBDKO ondersteunt competentieontwikkeling van de leraren(teams)
I
n maart 2014 stemde het Vlaams Parlement het decreet betreffende Maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften (het M-decreet). Dat decreet voorziet ook structurele ondersteuning van competentieontwikkeling van leraren. Nascholingsprojecten op initiatief van de Vlaamse Regering hebben de komende twee jaar ook dat perspectief. De pedagogische begeleidingsdienst van het katholiek onderwijs zet al lang in op de professionalisering van leraren(teams). Werken naar een meer inclusieve school is bovendien een inhoudelijke prioriteit voor de begeleidingsdienst van het VSKO. Vanuit de opdrachtsverklaring en onze levensbeschouwelijke inspiratie hebben we een voorkeursoptie voor de leerling met specifieke onderwijsbehoeften. Een katholieke dialoogschool is een inclusieve school. Juist daarom investeert PBDKO expliciet in professionaliseren van leraren in het verbindend samenwerken aan een meer inclusieve school. Daarvoor worden pedagogisch begeleiders competentieontwikkeling gericht ingezet.
Welke competenties willen leraren verder ontwikkelen? Begin 2013 werd een behoefteanalyse gemaakt over welke competenties leraren verder willen ontwikkelen. Die werd afgetoetst met een digitale bevraging van ongeveer 500 pedagogisch begeleiders in Vlaanderen. Daaruit bleek dat leraren nood hebben aan kennis, vaardigheden en attitudes om: • de diversiteit in de groepen en de specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen scherper in kaart te kunnen brengen zodat ze gerichter vanuit sterktes van leerlingen, elke leerling kunnen uitdagen en zijn ontwikkeling en leren socialer kunnen maken in krachtige leeromgevingen; • hun onderwijs sterker te kunnen baseren op de idee van universeel ontwerp. Dan moeten ze uitgaan van hoge verwachtingen voor elke leerling, iedereen zo sterk mogelijk kunnen stimuleren, begeleiden en remediëren waar nodig, en gepast differentiëren in krachtige leeromgevingen zodat ontwikkelen en leren van iedereen duurzaam wordt;
• handelingsgericht te kunnen werken, samen met de leerlingen en hun ouders (of verzorgers en welzijnsvoorziening) en met de collega’s en ondersteuners van de school en de scholengemeenschap, via effectieve collegiale ondersteuning en reflectief overleg; • intensiever te kunnen samenwerken met ouders, leerlingen en gezin (verzorgers en welzijnsvoorziening) zodat ze de context van de leerling sterker kunnen meenemen om een betere afstemming te vinden tussen de onderwijsbehoeften van de leerling en de aanpak in de klas en op school.
Pedagogisch begeleiders competentieontwikkeling werken aan twee algemene doelen Enerzijds hebben de begeleiders als doel de basiscompetenties van leraren te helpen verbreden en verdiepen zodat teams van het gewoon onderwijs inclusiever kunnen werken
en in de diversiteit sterker tegemoet kunnen komen aan specifieke onderwijsbehoeften. Anderzijds ondersteunen de begeleiders competentieontwikkeling leraren(teams) in het verbindend samenwerken met het oog op de maximale ontplooiing van alle leerlingen en van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in het bijzonder. Maar er wordt ook ondersteuning geboden aan teams van scholen voor buitengewoon onderwijs. Dat gebeurt bij de opstart van een aanbod buitengewoon onderwijs type 9 en bij de opstart van een basisaanbod (nu type18 en type 1-OV3). Begeleiders ondersteunen scholen van het buitengewoon basis- en secundair onderwijs eveneens teneinde expertise en deskundigheid van hun personeel in verband met autisme te vergroten en hen in staat te stellen hun aanbod voor kinderen en jongeren met autismespectrumstoornissen te verbreden en te verdiepen. Voor het realiseren van deze doelen werken de begeleiders competentieontwikkeling nauw samen met de reguliere begeleiding.
PBDKO kiest voor professionaliseringstrajecten die verbindend werken Verbindend samenwerken aan geïntegreerde zorg, biedt een hoopvol perspectief voor scholen als zij voor hun professionalisering kiezen voor een partnerschapsmodel. Scholen en hun leraren ervaren daarin dat ze er niet alleen voor staan. Dat vraagt ondersteuning tot op de klasvloer door pedagogische begeleiding en CLB. Het is hoopvol als leraren samen met hen sterker willen worden in verbinding met de leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften en met hun ouders. Het is even hoopvol om directies, zorgverantwoordelijken en het hele schoolteam te inspireren zodat zij het verbindend samenwerken duidelijk kunnen expliciteren in de zorgvisie van de school.
februari 2015
21
Begeleiders competentieontwikkeling ondersteunen scholen bij het werken aan een geïntegreerd zorgbeleid dat transparant de rol van alle betrokkenen verduidelijkt. Voor PBDKO is dat ‘Verbindend samenwerken’ een belangrijke factor op weg naar meer inclusie. Het is rijker dan ‘samenwerken’ op zich. Het houdt meer de idee van echte connectie in om hetzelfde doel te bereiken, met name ‘een meer inclusieve school’. Het duidt bovendien op een echte koppeling tussen partners die zich samen engageren, ook wat betreft de ondersteuning en begeleiding van leraren in hun professionele ontwikkeling naar meer inclusie. Verbindend samenwerken houdt een soort zelf opgelegde verplichting in tegenover elkaar om voor dat gezamenlijk doel te gaan, om zich concreet te engageren om meer inclusief te werken. Dat vraagt van scholen dat ze hun engagement helder expliciteren. Wat betreft de ondersteuning van scholen
worden de uitgangsposities voldoende scherp gesteld. Het CLB ondersteunt ouders en leerlingen en legt de focus daarbij op het belang van de individuele leerling. Het CLB heeft echter ook een school-ondersteunende opdracht voor wat betreft het zorgbeleid van de school. De pedagogische begeleiding ondersteunt scholen en legt de focus daarbij op het belang van teams en individuele leraren. Beide werken vanuit hun specifieke uitgangspositie verbindend samen aan de ondersteuning van de school in het werken aan inclusie. Voor PBDKO is het werken aan geïntegreerde zorg een ‘whole-school-approach’. Begeleiding die leraren bieden aan leerlingen, dient geïntegreerd te zijn in de school die cruciale kenmerken met betrekking tot zorg vertoont. De kenmerken, aangereikt door verschillende auteurs in de literatuur, zijn: een duidelijke zorgvisie, de ondersteunende rol van de directie, ondersteunende structuren en systemen in de school, schoolinterne samenwerking,
samenwerking met ouders, samenwerking met externen, professionalisering van het schoolteam. Voor PBDKO zijn al die kenmerken bijzonder relevant als basis voor professionalisering van leraren en voor de ondersteuning van het handelingsgericht werken.
Pedagogisch begeleiders gebruiken de kracht van professioneel leren De pedagogisch begeleiders competentieontwikkeling van de PBDKO professionaliseren leraren(teams) door met hen te werken van hulpvragen naar leervragen. Ze gebruiken de kracht van professioneel leren. Ze werken met leraren(teams) aan praktijkonderzoek in een cyclus van kennisconstructie om leerlingenresultaten te verbeteren. Het is opportuun dat leraren vertrekken van een scherp beeld op de onderwijsbehoeften van leerlingen. De
Inspirerend model voor verbindend samenwerken aan geïntegreerde zorg De leerling in zijn leergroep(en)
opvoedingsproject van de school
Wat is er juist aan de hand? (overzicht) Hoe zou dit komen? (inzicht)
De ouder(s) én de leerkracht(en), GON- of ION, zorgverantwoordelijke, reguliere CLB-medewerker en reguliere school- of vakbegeleider Wat gaan we doen? Wat hebben we daarvoor nodig? (uitzicht) Ondersteuningsbehoeften met focus op zowel verhoogde zorg als op basiszorg
hgw
- hgd - prodia
basiscompetenties
- icf
co-creatie
de ondersteuners
udl en re delijke aa npassingen
(CLB-medewerker met een school-ondersteunende opdracht pedagogische begeleider competentieontwikkeling) ondersteunende kaders, tools en instrumenten vn-verdrag M-decreet
krachtige leeromgeving
zorgcontinuüm
TE4i (index voor inclusie)
Welke ondersteuning is hier op zijn plaats? (doorzicht)
22
februari 2015
Wetenschappelijke bronnen, eigen praktijkonderzoek
opvoedingsproject van de school
(specifieke) onderwijsbehoeften
pedagogisch begeleiders competentieontwikkeling begeleiden de leraren(teams) om die beter in kaart te leren brengen. Zij werken vanuit de vraag ‘Welke onderwijsbehoeften hebben de leerlingen in deze leergroep, en waar hebben de leerlingen in deze groep nood aan?’. Daarop volgt de vraag ‘Over welke kennis, vaardigheden en attitudes beschikken de leraren reeds en wat hebben ze nog nodig?’. Nadien reflecteren zij met de leraren over ‘Hoe kunnen we de professionele kennis en vaardigheden verdiepen en verbreden? Op welke wijze kunnen we de leerlingen én hun ouders betrekken bij de nieuwe leerervaringen? Wat is de impact van de veranderde praktijk op de leerlingen en op jezelf als leraar? PBDKO wil leraren(teams) met die vragen uitdagen om hun eigen onderwijspraktijk te onderzoeken in het licht van meer inclusief onderwijs en daarbij de focus voluit te leggen op verbindend samenwerken met partners in en rond de school.
Leraren en begeleiders leren samen in een partnerschapsmodel Het concept van communities of practice is één concrete werkwijze om het partnerschapsmodel te realiseren. Dat is een kader om na te denken over expertise, waarbij de klemtoon verschuift van vaststaande en gespecialiseerde kennis naar unieke of gesitueerde kennis die tot stand komt in partnerschappen. Een community of practice is een groep mensen die een zorg, een probleem of een passie over een onderwerp deelt en die hun kennis en expertise hierover verdiepen op basis van een continue interactie. Hier zijn dat de leraar, de ouders, de zorgverantwoordelijken, de GONof ION-begeleider, de pedagogisch begeleider en de CLB-medewerker. Theoretisch is dat concept gebaseerd op sociale leertheorieën waarin kennis begrepen wordt als een leerproces dat nauw gelinkt is aan sociale participatie. Belangrijke elementen zijn ‘gemeenschap’ (leren door ergens bij te horen), ‘identiteit’ (leren als worden), ‘betekenisgeving’ (leren als ervaring) en ‘praktijk’ (leren door te doen). Scholen die zo aan de slag gaan, stellen zich open voor professionalisering die focust op kwaliteitsvol onderwijs voor ‘alle’ leerlingen, in een gewone omgeving, met leeftijdsgenoten, die dezelfde ervaringen opdoen, soms met eigen doelen, waar dat redelijk is zelfs via een individueel traject, met evenwicht tussen cognitieve doelen en sociaal-emotionele doelen, in een permanent proces. Dat is
inclusief onderwijs. Leraren en begeleiders leren samen, vanuit concrete casuïstiek en zetten in op een permanente en reflectieve samenwerking.
teerd. Dat zorgt voor professionalisering van leraren(teams) in een permanent reflectieproces. Zo wordt een geïntegreerd zorgbeleid op schoolniveau gevoed.
Duurzaam professioneel leren
Pedagogisch begeleiders competentieontwikkeling in dienst van leraren
In het perspectief van duurzaamheid ligt een belangrijke focus van de professionele ontwikkeling van leraren op het leren ‘in en aan het verbindend samenwerken’. Professionalisering gaat weg van een zuiver expertmodel en evolueert naar een partnerschapsmodel. Daar maken ook de leerling met specifieke onderwijsbehoeften, zijn ouders en/of verzorgers deel van uit. De pedagogische begeleiding en het CLB die de school ondersteunen, spelen in dat samenspel van partners een sleutelrol. Pedagogisch begeleiders en CLB-medewerkers krijgen bovendien zelf ook leerkansen. Waar teams met het concept van communities of practice aan de slag willen gaan, doen ondersteuners binnen geëngageerde onderwijscontexten ervaring op die kan leiden tot het ontwikkelen van een meer reguliere systematiek van begeleiding naar een meer inclusieve school met de klemtoon op verbindend samenwerken.
Een inspirerend model ‘verbindend samenwerken aan een inclusieve school’ PBDKO ontwikkelde een 3D-model voor professionele ontwikkeling van leraren in het kader van onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Dat model kan inspirerend werken voor scholen die werk maken van verbindend samenwerken aan geïntegreerde zorg. Het vertrekt vanuit concrete casuïstiek. Het vraagt om de (specifieke) onderwijsbehoeften van de leerling(en) in een klasgroep eerst scherp te stellen. Via dit model zoeken leraren nadien, in communities of practice, naar concrete pedagogisch-didactische acties in de klas. Ze brengen de ondersteuningsbehoeften in kaart om die acties handelingsgericht te kunnen aanpakken. De pedagogisch begeleiders (competentieontwikkeling) duiden daarbij ondersteunende kaders die worden gehanteerd om tot inclusief onderwijs te komen en brengen die ook geïntegreerd aan bod. We kiezen voor een sterk samenspel tussen de onderwijsbehoeften van de leerling, de ondersteuningsbehoeften van leraren en ouders, en de inspirerende denkkaders, tools en instrumenten die kunnen worden gehan-
Samen met de collega’s van de reguliere pedagogische begeleiding staat een team begeleiders competentieontwikkeling klaar om leraren sterker te maken in het werken aan een meer inclusieve school, in verbindende samenwerking met partners. Vragen van scholen in het kader van onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften pakken zij samen op. Daarvoor worden gerichte begeleidingsinterventies opgezet. Zo werkt PBDKO mee aan de professionele ontwikkeling en het professioneel leren van leraren en scholen. Samen met hen kunnen we expertise opbouwen en delen, in het bijzonder in het belang van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.
PBDKO kiest zelf voor verbindend samenwerken Het begeleidingswerk in het kader van onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften is zeker ook gebaat bij een sterke wetenschappelijke ondersteuning. Daarom onderhoudt de begeleidingsdienst nauwe contacten met wetenschappers van de verschillende universiteiten en met hogescholen. Begeleiders competentieontwikkeling werken ook mee aan wetenschappelijk onderzoek. Door verbindend samen te werken, bouwen we expertise verder op en kunnen we onze expertise delen. Dat doet PBDKO eveneens in het kader van de net-overschrijdende samenwerking met de andere onderwijsnetten. We werken immers Vlaanderen breed mee aan inclusief onderwijs! Scholen kunnen hun diocesane pedagogische begeleidingsdienst contacteren met vragen over onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. In elk bisdom zijn er een aantal pedagogisch begeleiders competentieontwikkeling aan het werk sinds 1 september 2014. Luc Van Acker Coördinatie competentieontwikkeling PBDKO
februari 2015
23
in de bres voor Quinten Bernarduscollege Oudenaarde
T
wee jaar geleden kreeg het Bernarduscollege in Oudenaarde de vraag of het bereid was Quinten les te laten volgen op het college. Quinten zit in een rolstoel. Het was de eerste keer dat de school zo’n vraag kreeg. Samen met de ouders werd de knoop snel doorgehakt. Na overleg en een bezoek aan de lagere school, bleken de aanpassingen die de centrumschool moest uitvoeren “redelijk”.
24
Buddy
Prefab
De school en de leerkrachten voorzagen een buddysysteem, waarbij elke klasgenoot de taak van vaste begeleider een weekje op zich nam. In de refter werd een tafel voorbehouden waaraan Quinten en zijn klasgenoten van 2MOi samen konden eten, een win-win situatie want Quintens klasgenoten hoefden nu ook niet meer aan te schuiven.
Het lokaal waar de klas van Quinten les volgt, is een prefabklas, makkelijk toegankelijk voor een rolstoelgebruiker. Vorig jaar werd snel beslist dit lokaal permanent uit te rusten met een wit bord en een beamer. Zo kan multimedia in elke klas aan bod komen.
Tijdens de voorbije zomermaanden onderging Quinten een vrij zware ingreep. Bij aanvang van het schooljaar moest hij dagelijks naar het ziekenhuis voor revalidatie. De klassenraad stelt een flexibel leertraject voor en leerkrachten geven hem tijdens hun springuur wat extra uitleg. De samenwerking verloopt vlot dankzij de goede contacten met de leerlingenbegeleidster.
Zes leerkrachten met het hart op de goede plaats, gingen boordevol inspiratie aan de slag. (Met een beetje te luide muziek, belegde broodjes en zelfgebakken taart, zat de sfeer er bij de verfploeg goed in.) De dag vloog voorbij en het resultaat … dat was af te lezen op de glunderende gezichten van Quinten en zijn klasgenoten bij het zien van de leuke verrassing die hen na de herfstvakantie te wachten stond.
februari 2015
Iedereen tevreden? Toch niet helemaal. De klasgenoten van Quinten vonden het jammer dat ze nooit les kregen in een mooi versierd lokaal aangezien voor hen alle lessen in de prefabklas plaatsvinden. Het zette de klassenlerares aan het denken. Samen met enkele collega’s werd besloten – zonder de leerlingen in te lichten – het klaslokaal tijdens de herfstvakantie tot het mooist ingerichte lokaal van de school om te toveren.
(Naar de tekst die op de Facebookpagina van de school verscheen.)
de smaak van vasten Zout: een wereld van verschil
I
s het niet paradoxaal om de vasten te associëren met smaak? Gezien de strenge reputatie van het begrip vasten, wordt deze, van oudsher religieuze praktijk, door veel mensen opgevat als flets, saai en lastig. Maar paradoxen helpen doorgaans om vastgeroeste inzichten open te breken. Op de cover van het Leeftochtnummer dat aan de vasten is gewijd zie je een zoutvaatje. Het nummer gaat over zout. Zout vinden we allemaal heel gewoon vandaag, maar eigenlijk beschikt het over heel bijzondere eigenschappen. Eigenschappen die soms het verschil betekenen tussen leven of dood. Zonder zout kan een mens immers niet leven. Van te veel zout gaat een mens uiteindelijk dood. Het speelt een betekenisvolle rol bij de vochtbalans, de bloeddruk en de werking van onze spieren. Maar we hebben maar 1,5 gram zout per dag nodig om goed te kunnen functioneren. We moeten het leven dus leren nemen met een korrel zout. Dat maakt een wereld van verschil. Zout zit in ons voedsel zonder dat we er erg in hebben en toch bepaalt het zo sterk de kwaliteit en smaak van onze maaltijd. Brood zonder zout smaakt heel anders dan brood met zout. En het wonderlijke is dat je eigenlijk maar een snuifje zout nodig hebt om brood lekker te laten smaken. Het vreemde is dat je je maar bewust wordt van zout in brood als het ontbreekt. Je proeft onmiddellijk dat er iets niet klopt. Heel anders is dat met gepekelde vis of vlees. Daar geeft het zout dorst, maar het dient in dat geval niet om het andere te accentueren, maar te bewaren. Als je vlees of vis pekelt, behoudt het langer z’n waarde. Zout geeft ook kracht. Op dit ogenblik zijn er experimenten bezig die het mogelijk moeten maken om auto’s te laten rijden op zout water. Zelfs de wetenschap kiest voor de kracht van zout. Geen wonder dat zout als symbool gebruikt wordt in de wijsheidsliteratuur en het evangelie. Jezus zegt in de Bergrede tegen zijn volgelingen: “Gij zijt het zout der aarde. Als het zout zijn kracht verliest, waarmee zal men dan zouten?” Eigenlijk vraagt Jezus aan zijn volgelingen om in zichzelf op zoek te gaan naar die kracht die hen helpt om de wereld smaak te geven. Laten we daarom eens kijken naar de vastenaffiche van het VSKO.
De essentie van een korrel zout Wat zie je op de affiche? Wat stelt de witte berg voor? Vanwaar dat beeld? Waarmee associeer jij de vasten? Is de vasten voor jou een smaakmaker? Werkt de vasten voor jou als het zout in ons dagelijks voedsel, op zichzelf onverteerbaar als je overdrijft, maar toegepast met mate, een ingrediënt dat alles verrijkt. Wat zegt Jezus over het zout? Waarom vergelijkt hij mensen van goede wil met het zout der aarde?
De smaakmakers van het VSKO De affiche, die het VSKO ontwierp in samenwerking met Uitgeverij Muurkranten (UM), nodigt de kijker uit om na te denken over de vasten en om een gesprek te starten over die dingen die ons leven smaak, diepgang en kleur geven. Welk beeld hebben we van de vas-
ten? Hoe sterk is het gekruid door het verleden of door de secularisering? Wat vertelt de reclame ons of de gezondheidstrends van afslanken en diëten? Is de vasten een materieel gebeuren of heeft het eveneens te maken met de geest en de betrokkenheid op de wereld? De affiche kan op een zichtbare plaats opgehangen worden in de school. Scholen zouden ze kunnen ophangen in de refter, zomaar in een gang, in de hall van de school, in de studiezaal. Het beeld van de affiche kan de leerling of leerkracht die toevallig passeert, doen stilstaan. Het begin voor een proces van kijken, verwondering en reflectie. Een natuurlijk leerproces. Wat roept de affiche bij mij op? Hoe kan de vasten geassocieerd worden met zout? Of word ik geraakt door de eenvoud van het beeld en de directheid van de vragen? Wat geeft mijn leven meer smaak? De Dienst Opvoedingsproject en Pastoraal brengt het thema van de veertigdagentijd gewoontegetrouw ook ter sprake in z’n publicatie Leeftocht. Het Leeftochtnummer van maart laat een zoutvaatje zien, een omgevallen zoutvaatje. Enkele korrels zout liggen op het tafelkleed. In de schilderkunst wijst een omgevallen zoutvaatje op een verbroken relatie. En misschien kan dit beeld ons erop wijzen dat we in deze tijd een beetje de relatie verloren zijn met alles wat evenwicht brengt in ons leven, maat, ritme, structuur, vertrouwen. Het zout verwijst naar kleine eigenschappen die diep ingrijpen in het leven waaraan het is toegevoegd. Het gaat niet om spectaculaire dingen, maar om zaken die ons het leven intenser laten beleven, zaken als afscheid, verdriet, vreugde en vriendschap. Het Leeftochtnummer strooit in de geest van de lezer verschillende korrels zout, verschillende kansen die de veertigdagentijd biedt. De onderliggende vraag is: “Waarmee zullen we zouten?” Welke specerijen voegen we toe opdat de veertigdagentijd uitloopt op een pad van bevrijding en verlossing? Kunnen inkeer, verzoening, solidariteit en soberheid een venster openen op Pasen?
februari 2015
25
In de digitale XXL van Leeftocht is er voor leerkrachten extra materiaal verzameld per onderwijsniveau over de veertigdagentijd. Op een bevattelijke, hedendaagse manier wordt stilgestaan bij de spirituele betekenis van het vasten, bij dingen die het leven smaak geven in het algemeen en hoe de specifieke smaak van zout een extra accent geeft aan het alledaagse. Verhalen, werkvormen, filmpjes zetten mensen op weg. Bezinningskaartjes van Uitgeverij Muurkranten(UM), met mooie teksten van Kathleen Boedt en Antoon Vandeputte over de vasten, zijn kleine krachtige kruiden, inspiratiebronnen doorheen de veertigdagentijd. Er zijn eveneens kaartjes met teksten over Aswoensdag, Palmzondag en Goede Vrijdag. Bezinningskaartjes van beide auteurs kunnen aangekocht worden om het tweede trimester mee af te sluiten of gewoon om iemand cadeau te doen. Wie krijgt niet graag een kaartje? Vooral als het kaartje een boodschap brengt die even doet nadenken. Het zijn bovendien handige bladwijzers die kunnen gebruikt worden in de schoolagenda als tijdelijke smaakmakers. De bezinnende diamontage kan een instrument zijn om op bijeenkomsten, in vergaderingen en lessen de brug te slaan naar de sterke tijden van veertigdagen en Pasen. Samen met een streepje muziek kan ze ingelast worden als een zinvolle adempauze. De Goede Week valt voor de paasvakantie en scholen zijn dan vaak op zoek naar materiaal en inspiratie om deze week voor leerlingen te duiden of om er aspecten uit op te lichten zodat het bijzondere van het feest van Pasen extra glans krijgt. Om scholen hierin behulpzaam te zijn heeft de dienst Opvoedingsproject en Pastoraal een themabundel uitgewerkt voor de Goede Week. Daarvoor surf je naar http://pastoraal.vsko.be/content/themabundels. Het bisdom Hasselt heeft, in samenwerking met Broederlijk Delen, een educatief pakket ontwikkeld om met kinderen in het basisonderwijs aan de slag te gaan.
Marco is een boer en wil dat blijven Broederlijk delen komt met de campagne voor 2015 ‘Marco is een boer en wil dat blijven’ op voor de duurzame landbouw die vernietigd dreigt te worden door de belangen van de grootschalige mijnbouw. Marco woont in het hooggebergte in Peru. Voldoende water, dat is het belangrijkste. Zo kan hij ‘het zout der aarde’, de opbrengst van zijn grond winnen, maar zijn plannen worden bedreigd door de niets ontziende plannen van de grootschalige mijnbouw... Broederlijk Delen biedt heel wat materiaal aan. Voor vieringen kan de liturgiemap in de veertigdagentijd een leidraad zijn. De campagne loopt van 18 februari tot en met 5 april 2015.
26
februari 2015
De vastenkalender, een uitgave van Broederlijk Delen reikt elke dag een portie spiritualiteit aan met een Bijbeltekst, een citaat, een gebed, een verhaal of beschouwing. Op http://www.broederlijkdelen.be/campagne kan elk schoolteam heel wat duiding en materiaal vinden om projecten te steunen, op maat van elk onderwijsniveau. Centraal staan de koffiestop en de kilometers voor het Zuiden. Spoor ZeS, de Chirodienst voor zingeving en solidariteit, ontwikkelt elk jaar voor de lagere school een solidariteitsproject bij de Broederlijk Delen campagne. Te downloaden via de webwinkel van Broederlijk Delen. Voor het secundair onderwijs is er een jongerenspel en een tekstenboekje. Het bezinningsboekje van Spoor ZeS richt zich tot leerlingen die in hun jeugdig engagement op zoek zijn naar eigentijds, verdiepend materiaal om die ervaringen die hun leven kleur en glans geven of soms twijfel en pijn bezorgen, oriëntatie en zin te geven. In het boekje van Spoor Zes vinden ze poëzie, gebeden en doordenkers. Meer info:
[email protected] en op http://www.spoorzesindeklas.be/.
Ten slotte Het thema ‘De smaak van vasten’ biedt heel wat uitdagingen om de veertigdagentijd in elke school op een creatieve en zinvolle manier onder de aandacht te brengen. In de aanloop naar Pasen worden we er allen aan herinnerd dat deze tijd van bezinning en reflectie in de eerste plaats een uitzicht biedt op een hoopvol bestaan. De veertigdagentijd is een werkwoord en Pasen is een feest van vreugde en verrijzenis. De diepe zin van het menselijk bestaan wordt niet teniet gedaan door lijden en dood, maar biedt perspectief op een ontmoeting met een levensnabije God. Bart Walgraeve Dienst opvoedingsproject en pastoraal VSKO
Praktische info Elke school ontvangt samen met Leeftocht 3 affiches voor de vasten gratis: 1 affiche op A2-formaat en 2 affiches op A3. Beide affiches kunnen bijbesteld worden: A2 tegen € 0,50, A3 tegen € 0,30. Verzendingskosten bedragen € 2,50. Bestellingen bij het VSKO door overschrijving op rekeningnummer BE 66 4350 3049 3143 van het VSKO, Guimardstraat 1, 1040 Brussel met de mededeling: “7031/11310 affiche vasten 2014” + aantal affiches + gevraagd formaat + ev. naam en adres van de bestemmeling. Info: 02 507 07 71 –
[email protected]. De Uitgeverij Muurkranten zendt, voor de bezinningskaartjes van de vasten en Pasen 2014, na een seintje graag een gratis presentexemplaar aan de scholen die er spontaan geen ontvingen. Bestellen bij UM, Monnikenwerve 1, 8000 Brugge. Prijs per stuk: € 0,50 (korting vanaf 25 ex.) + € 3,95 verzendingskosten. Info: tel. 050 31 26 01 – fax 050 31 05 50, info@muurkranten. be, http://www.muurkranten.be. Geïnteresseerden vinden alles op de VSKO-website. Ze kunnen surfen naar http://pastoraal.vsko.be. Onder de rubriek Thema’s vinden ze de sub rubriek ‘Vasten & Pasen’. Die wijst zichzelf uit. Voor de Goede Week moeten ze even doorklikken bij de sub rubriek ‘Themabundels’. Nog even voor de volledigheid de website van Broederlijk Delen meegeven en die van Spoor ZeS.
Opinieartikel 2015-01-15 Een verplicht, algemeen vormend vak Levensbeschouwing, Ethiek en Filosofie LEF hebben wij niet nodig! Een verplicht, algemeen vormend vak Levensbeschouwing, Ethiek en Filosofie (LEF). Neen, dat hoeft voor ons niet. Patrick Loobuyck (Knack, 14/1/2015) pleit ervoor jonge mensen via een nieuw neutraal levensbeschouwelijk vak LEF gemeenschappelijke basiswaarden inzake burgerschap, interculturaliteit e.d. aan te reiken. Ook de column Zoveel vragen, van Veerle Beel (DS, 14/1/2015), gaat erop in. Wij voeden jongeren op tot tolerante burgers, burgerschapsvorming nemen wij zeer ernstig. Precies dat is wat we doen in het vak roomskatholieke godsdienst en binnen de katholieke school als geheel: in het Nieuwsblad van 9 januari getuigen leerlingen van het Instituut Maris Stella, Borgerhout, daarvan. Leerlingen met vaak verschillende achtergronden en meningen over belangrijke levensvragen zitten bijeen en leren van mekaar, praten met mekaar. Ze leren overeenkomstig de leerplandoelstellingen elkaars religies, levensbeschouwingen en standpunten kennen en respecteren. Ook de school is een netwerk van relaties met medemensen, de samenleving en de wereld. Binnen die gemeenschappen is menselijke vrijheid een gekregen vrijheid, die oproept tot verantwoordelijkheid. Dat is het vertrekpunt voor leerlingen om in dialoog op zoek te gaan naar wat het is mens en medemens te zijn. In gesprek met elkaar leren ze allen de eigen identiteit vorm te geven, door deze in vraag te stellen, te verdiepen en erover na te denken. Zelf brengt de school op eigentijds-tegendraadse wijze de christelijke stem in dit gesprek binnen. De school is een oefenplaats voor een (samen)leven in een wereld van veelheid, diversiteit en verschil. Kritisch-creatief omgaan met wat eigen en wat anders is, zal mensen in staat stellen bij te dragen aan een open, zinvolle, verdraagzame en duurzame samenleving, waar een plaats is voor iedereen. LEF zou een kader bieden waarin kinderen van verschillende overtuigingen elkaars standpunten leren kennen en respecteren en dat mag je niet aan de verschillende godsdiensten of levensbeschouwingen overlaten, aldus nog Patrick Loobuyck. Dat is een foutief uitgangspunt! Niemand wordt in een neutraal gezin geboren. Geen van ons is levensbeschouwelijk neutraal. Ieder heeft een eigen waardenkader. Het is niet mogelijk volledig afstand te nemen van dat waardenkader en vanuit een neutraal levensbeschouwelijk perspectief het gesprek aan te gaan. En al zeker niet voor jonge mensen binnen de leerplichtleeftijd. Men gaat ervanuit dat, vertrekkend vanuit een vermeende neutraliteit, de opgebouwde kennis per definitie tot attitude en veranderend gedrag zal leiden. Zo werkt het toch helemaal niet! Afwegen of iets moreel juist is, wat jouw standpunt is tegenover levensbeschouwelijke of ethische kwesties, doe je vanuit een overtuiging. Je mening bijstellen, je houding nuanceren doe je binnen de betrokkenheid van de overtuiging of de levensbeschouwing. Dit gesprek vindt plaats in zovele scholen, in het katholiek onderwijs en daarbuiten. Hoeveel leraren hebben in gesprek met hun leerlingen niet al radicalisering vermeden en jongens en meisjes vaste grond onder de voeten gegeven. We blijven erbij: dit werk gedijt vanuit inspiratie. Wat ons betreft niet vanuit een onmogelijke persoonlijke neutraliteit. Overigens, alleen in het katholieke onderwijsnet zitten alle leerlingen voor het levensbeschouwelijk vak bij mekaar in de klas. Pas in deze context creëert werken aan de interreligieuze dialoog, opvoeden tot burgerschapszin e.d. een massieve leerwinst. Wat een meerwaarde! Geert Schelstraete Coördinator pedagogisch bureau VSKO (Dit artikel verscheen in aangepaste versie in De Standaard, 15 januari 2015, onder “Brief van de dag” met als titel “Iemand ooit een neutraal gezin gezien?”)
februari 2015
27
geloof in beeld gebracht Raymond Minnaert in de abdij van Averbode op 27 en 28 maart 2015
D
e abdij van Averbode verwelkomt u in haar midden om samen met Raymond Minnaert het geloof van de artiest in de rijke christelijke religieuze kunst te ontdekken. Op de drempel van de Goede Week kunt u inzoomen op de kunstwerken die verwijzen naar de grote inhoud van het paasfeest in al zijn facetten. Weg van de dagelijkse drukte en de examenstress kan u proeven van de inspiratie die talloze kunstenaars heeft gepassioneerd en hen de kracht gaf hun adembenemende meesterwerken te creëren.
Geloof in beeld gebracht 27 – 28 maart 2015 Raymond Minnaert Raymond Minnaert (°1953) is sinds 1973 norbertijn van de abdij van Averbode, waar hij in 1980 priester gewijd werd. Als schilder en amateurkunstenaar exposeerde hij meerdere malen in Denemarken. Sinds 2012 is hij terug in Averbode. Op dit moment studeert hij kunstwetenschappen aan de KU Leuven.
Praktisch Talloze kunstenaars inspireerde zich aan de verhalen en het gedachtegoed van het christendom om hun creativiteit vorm te geven. Schilderijen, wandtapijten, beeldhouwwerken… ze vertellen ons hoe de kunstenaar zijn/haar geloof beleefde. Wat doet een kunstwerk met mij? Wat doet een kunstwerk met onze leerlingen? Heeft het zin om oude kunstwerken te tonen aan jongeren van vandaag? Stof genoeg voor een boeiend midweekend.
Meer info Een digitale flyer vind je op pastoraal.vsko.be in de rubriek Vorming. Aan de hand van de affiche en het programmaboekje, aanwezig in je school, kun je collega’s ervoor warm maken. Met dit midweekend besluit Bezinning voor onderwijsmensen het programma voor het schooljaar 2014-2015.
28
februari 2015
Het midweekend start op vrijdagavond om 19 uur en eindigt op zaterdagavond om 19 uur. Vooraf inschrijven is noodzakelijk. Prijs: € 50.
Inschrijven bij Bezinningscentrum Abdij van Averbode, Abdijstraat 1, 3271 Averbode tel. 013 78 04 40 fax 013 78 04 39
[email protected]
voorjaarsseminarie voor besturen
maart 2015
N
a de succesvolle eerste editie van het Voorjaarsseminarie voor besturen van het vorige schooljaar organiseert de Dienst Besturen van het VSKO in samenwerking met alle bisdommen opnieuw een voorjaarsseminarie in maart 2015.
Tijdens een zelfde vormingsavond volgen bestuurders een vorming naar keuze uit een divers palet. Besturen die met verschillende leden deelnemen, die zich verspreiden over de verschillende sessies, krijgen zo in weinig tijd een brede vorming in hun rugzak mee naar huis. Niet alle modules worden aangeboden in elk bisdom. U kunt zich natuurlijk ook inschrijven voor een aanbod in een ander bisdom dan het uwe.
De 9 onderdelen van het vormingsaanbod in vogelvlucht
Evalueren van personeel en directie De vorming zoomt in op de evaluatieprocedures van personeel en directies. De bestuurders verweven inzicht in de rol van het schoolbestuur als tweede evaluator van personeelsleden en als eerste evaluator van de directie. Locatie: Gent, Hasselt, Mechelen
De geschikte directeur selecteren Bestuurders verkennen de verschillende stappen in het selectieproces van een nieuwe directeur. Locatie: Brugge
Dienend leiderschap
Datagebruik: systematisch gebruik maken van informatie voor beleidsvoering
M-decreet: consequenties voor het gewoon onderwijs
Bestuurders maken kennis met de mogelijkheden van datagebruik voor hun beleidsvoering. Ze leren oog hebben voor maar ook kritisch kijken naar kwantitatieve en kwalitatieve informatie die ter beschikking is o.a. via het platform ‘Mijn onderwijs’. Beleidsbeslissingen kunnen op die manier meer gefundeerd worden genomen met behulp van verhelderende gegevens, bekomen uit bevragingen, statistieken, vergelijkende cijferbronnen e.d. Locatie: Gent en Mechelen
De bestuurders ontvangen informatie over de invoering van het M-decreet en wat de gevolgen daarvan zijn voor het gewoon onderwijs. Locatie: alle bisdommen
In deze sessie worden bestuurders uitgenodigd om op zoek te gaan naar de wortels van het christendom om daarin bakens te vinden voor ‘dienend leiderschap’. Locatie: Mechelen
Welzijnsbeleid
Procesbegeleidingen rond identiteit
De leden van besturen van het katholiek onderwijs worden gesensibiliseerd inzake de diverse aspecten van het welzijnsbeleid. Locatie: Hasselt
Als ‘smaakmaker’ krijgen bestuurders een toelichting over de procesbegeleidingen die lopen rond identiteit en waarvoor ook schoolbesturen kunnen inschrijven. Locatie: Brugge
Bestuurdersaansprakelijkheid De bestuurders verwerven inzicht in de algemene beginselen van hun aansprakelijkheid. In deze vormingssessie worden antwoorden geformuleerd op o.a. de volgende vragen: wat is aansprakelijkheid? Met welke soorten aansprakelijkheid kan een bestuurder geconfronteerd worden? Door wie kan een bestuurder aansprakelijk worden gesteld? Locatie: Antwerpen, Gent en Hasselt
Inleiding in de personeelsreglementering In deze inleiding in de personeelsreglementering wordt de wetgeving m.b.t. personeelsaangelegenheden verduidelijkt. Locatie: Brugge
Waar en wanneer? Maandag 2 maart 2015: Mechelen Diocesaan Pastoraal Centrum, Varkensstraat 6 Dinsdag 3 maart 2015: Gent Diocesaan Onderwijsbureau, Marialand 31 Maandag 9 maart 2015: Brugge D’Abdij, Baron Ruzettelaan 435 Dinsdag 10 maart 2015: Antwerpen DSKO, Noorderlaan 108 Maandag 16 maart 2015: Hasselt DOd Hasselt, Tulpinstraat 75 Telkens van 19.00 – 21.30 uur (behalve in Antwerpen: van 19.30 – 22.00 uur) Meer info en inschrijvingen via www.nascholing.be > Besturen > Voorjaarsseminarie. Andreas Janssens
februari 2015
29
erasmus+
Internationale cursussen DNI – VSKO ERASMUS+
‘E
vidence based’ onderwijzen en internationaal samenwerken zijn uitdagingen voor het onderwijs in de 21ste eeuw. De Dienst Nascholing en Internationalisering van het VSKO combineert deze beide door samen met medewerkers van de Fontys Hogescholen (Nederland) de internationale cursus ‘Evidence based teaching and learning’ aan te bieden.
Samen met andere deelnemers uit Europa leer je tijdens deze internationale cursus hoe leraren hun praktijk actief kunnen onderzoeken. Je leert er hoe de resultaten van praktijkonderzoek de eigen praktijk effectief kunnen verbeteren. Je ontdekt hoe resultaten van academisch onderzoek kunnen ingezet worden binnen de context van je eigen school. Op het einde van de week keer je huiswaarts met de meest recente knowhow, met een realistisch plan om evidence te gebruiken binnen je eigen praktijk en met inspirerende internationale contacten.
Snelle beslissers kunnen ook nog terecht op volgende cursussen: • Leading educational change: Praag 22 tot 28 februari 2015 • Study visit Dene Magna: Gloucester (UK) 11 tot 13 maart 2015 • Effective continuing professional development: Lissabon 4 tot 8 mei 2015
En voor volgend schooljaar kondigen we graag deze cursussen aan:
info
30
Evidence based teaching and learning: Malaga 17 tot 23 mei 2015
Alle info over deze cursussen vind je op http://int.nascholing.be
• Using professional learning communities effective professional development o.l.v. prof. Helen Timperley (University of Auckland, Nieuw-Zeeland): Ljubljana (Slovenië) 7 tot 11 september 2015 (slechts € 600 deelname en half pension)
Voor vragen en meer inlichtingen:
[email protected]
• Study visit Finnish educational system: Oulu (Finland) 4 tot 9 oktober 2015
februari 2015
IS VERSCHENEN
Wilt u grasduinen in het archief van School+visie of het nieuwe nummer downloaden? Surf dan naar www.vvkbao.be > inloggen > School+visie-zoeker.
Dé nieuwe Schoolagenda 2015-2016 Een uitgebreid aanbod. Bekijk alle details op agendasecundair.be Alle agenda’s kunnen worden gepersonaliseerd op maat van uw school.
Voor meer uitleg of om een persoonlijke afspraak te maken, contacteer ons: Licap cvba, Guimardstraat 1, 1040 Brussel, tel. 02 507 05 05,
[email protected]
bestel vóór
13 februari 2015 en geniet 4% korting op het totaalbedrag van uw bestelling.
februari 2015
31
Tussen taal en teken
schaduw
God, ons leven speelt zich af tussen licht en schaduw. Nu eens hebben we de verkoeling van de schaduw nodig als de hitte en het overdadig licht van de dag ons zwaar vallen, dan weer kijken we uit naar een straaltje licht en warmte als donkere schaduwen onze dromen en verlangens lijken te verduisteren of te wissen.
© Koen Lemmens
Nu eens zoeken we de schaduw op om ons te verbergen voor uw blik en die van mensen als we niet veel goeds in de zin hebben, dan weer is de schaduw de verborgen plek waar we in alle rust en bescheidenheid doen wat goed is in uw ogen en die van medemensen.
Je hebt licht nodig om je schaduw te zien. Licht om je duistere kantjes weg te moffelen in het duister, dat dan achter je ligt. Je kan het zelf niet zien, gelukkig. De vastentijd roept je op je schaduw in te kleuren en vrij te maken van wat je onvrij maakt. © Koen Lemmens
In Gods nabije schaduw voel je je beschermd en veilig. Hem vraagt de psalmist meermaals: “Verberg mij in de schaduw van uw vleugels.” En God zelf verzekert de mens: “Ik bescherm je met de schaduw van mijn hand.” Elke medaille heeft een keerzijde. Schaduw staat ook voor schijn en waas, voor wat het daglicht niet mag zien. Heb je ooit de kortfilm Dood van een schaduw gezien? Schaduw wordt geassocieerd met vergankelijkheid en dood. “Een mens is vluchtig als een ademtocht, zijn dagen glijden als een schaduw weg.” (ps. 144)
Heer, weldadig licht en barmhartige schaduw, hou ons weg uit de beklemmende schaduw van wat het licht niet mag zien. Wees voor ons als een heilzame schaduw wanneer de hitte van de dag ondraaglijk is. Laat ons bij U, op elk moment van ons leven, de schaduw vinden die ons ten goede komt. En laat ons, in uw naam, die schaduw bieden aan wie ernaar op zoek zijn. Amen.
Suggestie: Deze cover, met teksten uit Leeftocht, kan gebruikt worden voor een bezinnend moment.
Gun je schaduwkantje een eigenzinnig schaduwplantje. Laat het groeien, laat het bloeien, laat het geuren, laat het het duister wat opfleuren. Zo’n donker trekje, heel banaal, hebben we allemaal. Maar met wat geur en kleur doorbreekt het jouwe net de sleur. Iesja
Uit de beschouwing in Leeftocht 6 Schaduw
Leeftocht – Maandelijkse inspiratiebron – Een verademing voor onderwijsmensen – Proviand voor onderweg. Leeftocht vind je in digitale vorm op pastoraal.vsko.be. Aarzel niet om je impressie te mailen naar
[email protected]. Bij deze Forum vind je geen Leeftocht. Het februarinummer “Schaduw” en het maartnummer “Zout” voor de vasten kreeg je reeds in januari toegestuurd. Elders in dit nummer lees je een artikel over het aanbod 2015 “De smaak van vasten” Vastenaffiche info: A2 tegen € 0,50, A3 tegen € 0,30 + verzendingskosten: € 2,50.
Jg. 30, Tussen taal en teken nr. 06, februari 2015