FORUM Stephen Hodes Partner LAgroup bv
Pleidooi voor een Deltaplan Toerisme Amsterdam Een maand of zes geleden publiceerde Het Parool een artikel van mijn hand waarin ik een pleidooi hield voor het ontwikkelen van een Deltaplan Toerisme voor Amsterdam. In het artikel concludeer ik het volgende: “Amsterdam is toe aan een Deltaplan Toerisme. De gemeente moet een stevig toekomstbeleid maken, in nauwe samenwerking met belanghebbenden, zoals Amsterdam Marketing, Bureau Monumenten en Archeologie, Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen, Metropoolregio Amsterdam en de toeristische sector. Moeten er beperkingen gesteld worden aan de groei van (bepaalde segmenten) hotels, vooral in het centrum? Moet er in de marketing van de stad een nog sterkere focus komen op de kwaliteitstoeristen, in plaats van het alleen maar ambiëren van meer toeristen? Moet er meer nadruk komen op het versterken van de bezienswaardigheden buiten het overvolle centrum? Kunnen de nieuwe media helpen om de toerist ertoe te verleiden ook andere delen van de stad te bezoeken dan alleen het centrumgebied? Dit zijn belangrijke vragen en het onderwerp is een belangrijk aandachtspunt voor de komende gemeentelijke verkiezingen, want regeren is immers vooruitzien. De boodschap is duidelijk: er zitten grenzen aan de groei van toerisme. Regelmatig botsen de belangen van bewoners en toeristen. Daarnaast bestaat het gevaar dat de beleving van Amsterdam als prettige en kleinschalige woonwerkstad wordt aangetast en dat het in toenemende mate een ‘pretstad’ wordt. De balans tussen wonen, werken en recreëren in de binnenstad is al decennia lang een van de belangrijkste onderscheidende sterkten van de stad. Die verhoudingen dreigen uit balans te raken, en eenmaal uit balans is dat moeilijk te corrigeren (zoals we zien in Venetië). Amsterdam is als stad uniek, maar ook kwetsbaar en dient als zodanig behandeld te worden; niet als een openluchtmuseum, maar als een levend organisme.” Het artikel heeft veel interesse gewekt bij betrokkenen in de stad, maar ook redelijk veel scepsis. ‘Wat is het probleem? De stad heeft er nooit zo goed bijgestaan. Toerisme is van groot belang voor de economie van de stad! Hoe meer mensen hoe beter, hoe gezelliger. Het zijn alleen de kniesoren die klagen in Amsterdam. Wat is mis met meer hotels? Die zorgen toch voor een prima hergebruik van de leegstaande kantoren?’ Et cetera. Al deze reacties en zoveel belanghebbenden met uiteenlopende (eigen)belangen, maken de complexiteit van het probleem alleen maar duidelijker. In deze Forumbijdrage zal ik uitleggen waarom een Deltaplan Toerisme wel gewenst is.
Korte- en langetermijnperspectief Cultureel antropoloog Geert Hofstede heeft in zijn vergelijkende landenonderzoek aangegeven dat Nederland een land is van kortetermijndenken. Wij werken niet met langetermijnperspectieven, maar willen in een vrij korte periode zichtbare resultaten realiseren. Op dit moment zijn er signalen dat het begint te wringen in Amsterdam, maar ernstig is de situatie zeker niet. Hierin schuilt een belangrijke vraag: Moeten we niets doen en wachten tot de situatie ernstig wordt, of moeten we gaan anticiperen op de eerste signalen van wat er mogelijk in de toekomst kan gaan gebeuren? Regeren is, tenslotte, vooruitzien!
Vrijetijdstudies nummer 1, jaargang 32, 2014 | 43
FORUM
Er is een aantal langetermijnontwikkelingen die op termijn een groot effect zouden kunnen hebben op het toerisme in Amsterdam: • Volgens de World Tourism Organisation (WTO) groeit het internationale toerisme de komende tien jaar mondiaal met 60%, van 1 miljard internationale reizigers in 2010 naar 1,6 miljard in 2020. • De wereldpopulatie zal volgens de VN groeien van 7 miljoen in 2011 naar 8 miljoen in 2025 (en bijna 10 miljard in 2050). • Onderzoek door het NBTC toont aan dat tussen 2012 en 2025 het aantal internationale aankomsten in Amsterdam zal groeien van 4,7 naar 6,2 miljoen reizigers – een toename van bijna een derde. Dit zijn omvangrijke cijfers die een exponentiële groei laten zien. De vraag is wat de effecten hiervan zullen zijn op Amsterdam, wetend dat de meeste bezoekers voor de historische en monumentale binnenstad komen? Wij moeten ons realiseren dat de oude binnenstad van Amsterdam • kleinschalig en fijnmazig is; • bijzonder en zeer aantrekkelijk is vanwege de functiemenging, dus een goede balans kent tussen wonen, werken en recreëren; • deel uitmaakt van de UNESCO Werelderfgoedlijst wat bepaalde verplichtingen met zich meebrengt met betrekking tot duurzame groei; • een historische kern heeft die qua omvang begrensd is; de oppervlakte blijft dezelfde terwijl het aantal toeristen en toeristische bewegingen sterk groeit; • in vergelijking met andere toeristische metropolen klein is, eerder een global village met kosmopolitische ambities.
Botsende belangen, twee keuzes Als we de emoties en eigenbelangen even terzijde schuiven en naar de toekomst kijken, dan kunnen we zien dat de hierboven omschreven mondiale ontwikkelingen en het karakter van Amsterdam op termijn met elkaar zullen botsen. We staan voor een keuze tussen twee mogelijkheden: wachten tot er een watersnood komt, zoals in 1953, en dan pas een Deltaplan ontwikkelen; of erop anticiperen en nu met een Deltaplan Toerisme komen om de golf van toeristen aan te kunnen. Dat vraagt durf van zowel de politiek als het bedrijfsleven. Wat zeker niet gaat werken, is het alom gehanteerde mantra van spreiding in tijd en ruimte. Deze kreet wordt in Amsterdam al meer dan 20 jaar gebezigd en het heeft tot nu toe betrekkelijk weinig effect gehad. Daar zijn drie redenen voor: 1) de meeste toeristen komen voor de binnenstad en het aangrenzende Museumplein, 2) men logeert gemiddeld 1,89 nachten in Amsterdam, dus kort, en dat biedt beperkte mogelijkheden om de omliggende regio te bezoeken en 3) de consument is veeleisender en laat zich minder makkelijk sturen. Dat betekent dat de stad natuurlijk moet blijven inzetten op spreiding, maar we moeten de verwachtingen hierover temperen.
Deltaplan Toerisme – integraal en veelomvattend Er is ook een andere reden waarom een dergelijk plan gewenst is. In Amsterdam zijn vele organisaties en instellingen hiermee bezig. Op gemeentelijk niveau kun je denken aan Economische Zaken (EZ), Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO), Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer (DIVV), Stadsdeel Centrum, Stadsdeel Zuid, World Heritage Office, Amsterdam Economic Board, Cluster Toerisme & Congressen, Bureau Monumenten & Archeologie (BMA), Afdeling Kunst en Cultuur, Gemeentelijk Vervoersbedrijf (GVB) – om er maar een paar te noemen. Maar er zijn ook andere belangrijke partijen, zoals Amster-
44 |
Vrijetijdstudies nummer 1, jaargang 32, 2014
dam Marketing, Vereniging Amsterdam City, het toeristische bedrijfsleven, Metropoolregio Amsterdam (MRA), Luchthaven Schiphol, Koninklijke Horeca Nederland (KHN), het Nederlands Bureau voor Toerisme (NBTC), et cetera. Al deze spelers zijn op hun eigen manier bezig met een deel van het toerisme naar en in Amsterdam, maar hun inspanningen worden niet gecoördineerd, hun kennis komt nergens bij elkaar, er is geen overzicht en geen lange(re)termijnperspectief voor de toeristische ontwikkeling van Amsterdam. Met het Deltaplan Toerisme bedoel ik een integraal en veelomvattend plan dat deze partijen bij elkaar brengt, hun kennis bundelt en een helder perspectief schetst waarin duidelijke keuzes worden gemaakt.
Begin nu Zoals ik in het begin van deze column aanhaalde, Amsterdam heeft er nog nooit zo goed bijgestaan, dus wat is het probleem, wat is de urgentie? Die is er nu niet, die ligt in de toekomst! Maar er zijn al wel signalen die wij nu serieus moeten nemen. Een van de belangrijkste klachten van toeristen is de drukte in de (binnen)stad. De belangrijkste klacht van de inwoners van Amsterdam is de drukte veroorzaakt door verkeer en toeristen. Voor het eerst komen inwoners van de stad in opstand tegen meer hotels in de binnenstad en voor het eerst is dit ook een politiek issue tijdens de verkiezingen. Een aantal van de belanghebbenden wijst op het feit dat 50% van de toeristen in de stad Nederlandse bezoekers zijn. Dat mag zo zijn, maar als toeristen of inwoners klagen over de drukte door toeristen, dan bedoelen ze zeker niet de Nederlandse bezoekers, maar de buitenlandse bezoekers. Last but not least, Amsterdam heeft, toeristisch gezien, een A-status in en voor Nederland. De stad is internationaal gezien beeldbepalend voor Nederland en is dus van grote waarde. Hier dienen we prudent mee om te gaan!
DE FORUMREACTIES Conrad van Tiggelen directeur marketing NBTC
Een Deltaplan, van Cadzand tot Ameland. Een Deltaplan voor Amsterdam. Dat is de oproep van Stephen Hodes. Een plan waarbij integraal gekeken wordt naar hoe het toerisme in Amsterdam zich duurzaam kan ontwikkelen. Hoe kan je tegen zo’n plan zijn? Het onderzoek Toekomstperspectief Destinatie Holland 2025 van NBTC Holland Marketing schetst een duidelijk beeld hoe het inkomend toerisme zich kan ontwikkelen. Kort gezegd komt het er op neer dat waar het nu druk is, het alleen maar drukker wordt en wanneer het druk is, het alsmaar drukker wordt. Kortom, ook NBTC pleit voor een plan. Sterker nog, NBTC werkt al aan een plan. We noemen het geen Deltaplan, maar de Holland Branding & Marketing Visie. Maar het heeft wel dezelfde doelstelling als het Deltaplan: hoe kan toerisme bijdragen aan een duurzame balans tussen bezoekers, bewoners en bedrijven. Een Deltaplan voor alleen Amsterdam is te beperkt. Als je daadwekelijk de druk op de Amsterdamse binnenstad wenst te stabiliseren, moet je groter denken dan de metropool Amsterdam. Nederland is vanuit buitenlands perspectief zo klein dat we ons gehele land veeleer moeten zien als een metropolitan area met verschillende districten die alleen op die manier mondiaal (economisch)
Vrijetijdstudies nummer 1, jaargang 32, 2014 | 45
DE FORUMREACTIES
kunnen concurreren. De verschillende districten spreken verschillende mensen met verschillende passies aan. Het Deltaplan voor Nederland moet niet alleen een antwoord geven op hoe we duurzaam toerisme in de Amsterdamse binnenstad garanderen. Ook de andere steden, de Nederlandse kust en de landelijke gebieden dienen in het Deltaplan een plek te krijgen. Een voorbeeld: Noordrijn-Westfalen, het voor Nederland belangrijkste herkomstgebied van buitenlandse bezoekers, vergrijst snel. Dat betekent dat er op termijn minder gezinnen zijn, die minder vakanties aan de Nederlandse kust doorbrengen. Het betekent ook dat er een grote doelgroep van 50-plussers ontstaat met veel besteedbaar inkomen en dito vrije tijd. De vraag is of we klaar zijn om deze doelgroep met haar specifieke interesses en wensen te ontvangen. En wat betekent dit voor onder andere voor productontwikkeling? Het vertrekpunt van het Deltaplan voor Nederland moet het merk ‘Holland’ zijn. We moeten het eens zijn over waar Holland voor staat en hoe Holland internationaal gezien wil worden. Wat zit er in het centrum van het DNA van Nederland, dat onderscheidend is van de concurrentie en dat ook internationaal (h)erkend wordt? Het is belangrijk dat Nederlandse partijen die in het buitenland actief zijn zoals het ministerie van Buitenlandse Zaken, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, universiteiten, regio’s, steden én het bedrijfsleven hetzelfde vertrekpunt hebben. Vervolgens kunnen en moeten er relevante doorvertalingen plaatsvinden naar elke sector, discipline en doelgroep. Met elkaar moeten we een doelstelling vaststellen op het gebied van toerisme voor zowel bezoekers als bestedingen. Op 31 oktober 2013 zijn de eerste gedachtes gepresenteerd voor een duurzame strategie voor de bestemming Nederland. (link naar de HBMV op NBTC.nl: http://nbtc.nl/nl/homepage/hollandmarketing/holland-branding-marketing-visie-20142018.htm ). Een visie die is opgebouwd uit deelstrategieën op het gebied van spreiding in tijd, spreiding in ruimte en het stimuleren van de bestedingen. Door in eerste instantie uit te gaan van de passie in plaats van de plek, kun je daadwerkelijk toeristen andere delen van Nederland, naast de Amsterdamse binnenstad, laten ontdekken. De Van Gogh-route en de Liberation Route zijn hiervan goede voorbeelden. Wellicht zijn het nu nog niches, maar internationale destinatiemarketing is steeds minder ‘mass marketing’ en steeds vaker marketing van een ‘mass of niches’. Door passies te verbinden aan evenementen, kan er ook spreiding in tijd plaatsvinden. Waarom is het tot nu toe niet gelukt? Onder andere omdat we ons land nog nooit zo vermarkt hebben. Daarnaast zijn er pas sinds enkele jaren nieuwe digitale kanalen, zoals social media, waar internationale consumenten elkaar nadrukkelijk vinden op basis van hun passie. Het plan van de Nederlandse overheid om voorbereid te zijn op een stijgende waterspiegel gaat verder dan de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden. Ook voor het Rivierenland, de Waddeneilanden en de Noord- en Zuid-Hollandse kust worden passende, duurzame oplossingen bedacht. Voor toeristisch Nederland zou het niet anders moeten zijn. Met de Holland Branding en Marketing Visie ontwikkelt NBTC een strategie voor heel Nederland. Dus ja, graag een Deltaplan! Echter, geen losstaand plan voor de hoofdstedelijke binnenstad of metropool Amsterdam, maar voor de metropool Nederland. Oftewel, een Deltaplan van Maastricht tot Den Helder en van Cadzand tot Ameland.
46 |
Vrijetijdstudies nummer 1, jaargang 32, 2014
Jos Gadet Hoofdplanoloog bij de Dienst Ruimtelijke Ordening, gemeente Amsterdam.
Voor toeristen is de Amsterdamse binnenstad groter dan de historische binnenstad Eerst even een update van de feiten. De Amsterdamse binnenstad, het gebied binnen de Singelgracht en bezuiden het IJ, is een van de allergrootste historische binnensteden. Vervolgens, die binnenstad is de laatste 15 jaren in de mental map van Amsterdammers sterk uitgebreid. Vraag aan jongeren die in 1990 of later geboren zijn de grenzen van ‘de binnenstad’ te tekenen, dan is de Singelgracht niet meer herkenbaar. Het noordelijk deel van de Pijp hoort ontegenzeggelijk tot hun binnenstad, evenals de omgeving van het Vondelpark (tot aan de Amstelveense Weg), het gebied rond het Museumplein (let op: de P.C. Hooftstraat ligt niet in de binnenstad), en de omgevingen Timorplein en Javaplein (in de ooit vermaledijde Indische Buurt). Ik kan nog doorgaan. Het Westerpark met al zijn voorzieningen en festiviteiten, de voormalige no go area Staatsliedenbuurt: het zijn allemaal buurten die recent ontdekt zijn door jongeren, startende gezinnen en zeer zeker ook toeristen. Kortom, zonder gericht toeristisch spreidingsbeleid zoeken stedelijk gerichte huishoudens en op stedelijkheid gerichte toeristen hun weg wel in Amsterdam. Daarbij, het uitzonderlijk prachtige Proeflokaal Het Gemaal midden in het toch ver van het centrum gelegen Flevopark is inmiddels ook door Duits- , Engels- en Franstaligen ontdekt. Tenslotte, volgens Stephen Hodes komen de meeste toeristen voor de historische en monumentale binnenstad. Ik denk het niet. Bezoekers komen daarnaast ook en steeds meer voor de uitzonderlijke (ruimtelijke) concentratie van topmusea en toppodia (Concertgebouw) en last but not least de toegankelijke en tolerante stedelijke ‘ambiance’. In het geval van Amsterdam is dit ‘complete’ arrangement meer dan de som van de zojuist genoemde drie afzonderlijke trekkers. Deze inleidende beschietingen zijn niet bedoeld om de argumentatie in het pleidooi van Stephen Hodes onderuit te halen. Integendeel. Bovenstaande onderstreept een heel belangrijk argument van hem dat de toeristen zich moeilijk, zo niet laten geleiden. Spreidingsbeleid heeft amper effect. Het unique selling point van Amsterdam is zo krachtig dat bezoekers nagenoeg niet te verleiden zijn zich buiten de (nieuw gedefinieerde) binnenstad te begeven. Dat lukt slechts mondjesmaat en kost enorm veel geld en energie. En laten we wel wezen: er staat een stad als Amsterdam een tsunami aan bezoekers te wachten. Daar moet de stad op zijn voorbereid. Kan Amsterdam de hordes wel aan? Hodes wijst terecht op de fysieke grenzen van de 17de-eeuwse stad (en ik voeg daar de 19de-eeuwse aan toe), maar ook op de kwalitatieve aantasting van de aantrekkelijkheid van Amsterdam. Massatoerisme heeft de hele Middeleeuwse stad in haar greep. De ontroerende schoonheid van de middeleeuwse burgwallen valt amper nog op tussen de schreeuwende lichtreclames en het ranzige voorzieningenprofiel. Zoals Hodes opmerkt in zijn pleidooi, en ook op allerlei discussiepodia heeft ingebracht: dat gaat sluipenderwijs. Ik ben het helemaal met hem eens. Sterker nog, door zijn betrokkenheid met dit thema heeft hij me overtuigd van de bedreigingen die de stad te wachten staan. Ook wijst hij op het versnipperde toeristische beleid in de hoofdstad. Het is niet alleen zo dat verschillende instanties en afdelingen langs elkaar heen werken, zij hebben soms ook nog eens tegenstrijdige belangen. Dat kan een metropool die tot nu toe een sterke economische concurrentiepositie heeft zich niet veroorloven in een wereld waarin het toerisme een belangrijke en sterk stijgende economische motor is. Het gemeentebestuur heeft recent opdracht gegeven om strategisch te koersen op duurzaam toerisme. Dankzij Stephen Hodes is het kernteam dat zich daarmee bezig houdt interdisciplinair van
Vrijetijdstudies nummer 1, jaargang 32, 2014 | 47
DE FORUMREACTIES
karakter, een karakter dat zich versterkt doorzet in de klankbordgroep. De meeste door Hodes genoemde instanties zijn hier nu bij betrokken. Dit klinkt allemaal heel ambtelijk, ik geef het toe, maar schijn bedriegt. Deze strategische koers zal niet uit de koker van een muf vergaderkamertje in het stadhuis komen, maar gebaseerd zijn op een veelheid en veelzijdigheid aan gesprekken met toeristische instituties, grote maar zeker ook kleine ondernemers, bevolking en adviesbureaus. In dit proces zit een aantal Hodes-adepten (ik ben er één van). Hodes zelf heeft ook een rol in dit proces, die zeker nog niet is uitgespeeld. Veel werk, maar broodnodig. Want een aantrekkelijke stad is de belangrijkste vestigingsconditie in de (creatieve) kenniseconomie. Met één ding met ik het niet geheel met Hodes eens. Ik zie wèl nog ruimtelijke spreidingsmogelijkheden in Amsterdam. Ik noem een paar onontdekte schone plekken. Naast dé grachtengordel, kent de stad ook een wat ik ooit in een krantenartikel de Tweede Grachtengordel heb genoemd: Da Costakade en Bilderdijkkade. Als een schilderij van Vermeer. Maar ondergesneeuwd door gammele woonboten, slecht onderhouden panden, geen aanlegsteigers, gebrekkige horeca en veel te weinig groen. Ondernemers willen wel, maar overheden zijn stug. Daar is een hoop werk te doen. Over groen gesproken. Ooit, in de jaren ’60, was de Sloterplas in het Sloterpark het recreatiegebied bij uitstek voor Amsterdammers. Nu is het compleet verdwenen uit de mental map van Amsterdammers, laat staan andere bezoekers. Wat is er gebeurd? Een hoop. Maar de leegheid, onveiligheid en saaiheid van de Jan Evertsenstraat (de twee kilometer- verbinding met de ‘binnenstad’) is een belangrijke oorzaak van het maar niet tot (her)leven willen komen van dit mooie gebied. Vergelijk dat eens met de Wannsee in Berlijn! In het toeristisch beleid zijn kleine ondernemingen steeds buiten beschouwing gelaten. Onterecht. Zij kunnen een groot toeristisch effect hebben. Neem het Ramada hotel aan de Jan Evertsenstraat. Maar liefst 80 procent van het personeel komt uit de directe omgeving. De horeca in het vanuit het hotel gezien oostelijk deel van de Jan Evertsenstraat geeft aan te profiteren van de hotelgasten. Het Ramada is een succesvol voorbeeld van het spreiden van hotels in Amsterdam. Kortom, het maatschappelijk nut van deze parel staat buiten kijf. Daar komt nog eens bij dat het hotel zich opent naar de stad met een prachtig café en restaurant op de 17de verdieping (Floor 17) en een openbaar toegankelijk dakterras. Maar het hotel kampt ook met problemen. In de nachtelijke uren is de omgeving onveilig, en niet alleen vanwege de heroïneprostitutie in met name de Admiraal Helfrichstraat. Het aanpalende (onzichtbare) Rembrandtpark is (mede hierom) een relatief onveilig park, met bijna geen voorzieningen of attracties. Hotelgasten worden geadviseerd het Vondelpark te bezoeken: veel leuker en veiliger! Die paar onherbergzame meters tussen het Ramada hotel en het Mercatorplein zijn bepalend voor de ontwikkelingen van hotel, hotelschool en andere ondernemingen aan de straat richting Sloterplas. Het hotel (en anderen) hebben ideeën zat en zelfs geld om het Rembrandtpark te restylen naar moderne parkbehoeftes. Als dit gepaard gaat met transformatie van vastgoed en ruimte aan de Admiraal Helfrichstraat worden het Ramada hotel en de Haagse Hotelschool aan de ‘binnenstad’ vastgekit. De drukte in het Vondelpark vloeit deels af naar het Rembrandtpark. Floor 17 en het dakterras worden onderdeel van ‘de binnenstad’ van Amsterdam. De Sloterplas ligt ineens nog dichter bij de stad. Het serieus nemen van ondernemers als die van het Ramada hotel is van net zo grote betekenis voor het ‘toeristisch product Amsterdam’ als Park 21 (“een ‘toplocatie’ in de Haarlemmermeer geschikt voor grootschalige publieksattracties”). Misschien nog wel van grotere betekenis.
48 |
Vrijetijdstudies nummer 1, jaargang 32, 2014
Tenslotte. Via de hotelbranche hoorde ik recentelijk in debatcentrum Pakhuis de Zwijger woorden die rechtstreeks uit de mond van Stephen Hodes (leken te) komen: “een nieuw hotel moet zich op een niche richten!”. Wijze woorden.
Vrijetijdstudies nummer 1, jaargang 32, 2014 | 49