Denken met het hart
In de reeks Verantwoording zijn de volgende delen verschenen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32.
Dr. J. Klapwijk (red.): De eerste en tweede geschiedenis Dr. H. Vander Goot: Onbevangen verstaan Dr. A.M. Wolters: Schepping zonder grens Dr. M.D. Stafleu: De verborgen structuur Dr. A.P. Bos: In de greep van de Titanen Dr. H.G. Geertsema: Het menselijk karakter van ons kennen Dr. R. van Woudenberg: Gelovend denken Drs. A. Tol en dr. K. A. Bril: Vollenhoven als wijsgeer Dr. N.P. Wolterstorff: De rede binnen de grenzen van de religie Dr. G. Nienhuis: Het gezicht van de wereld Dr. R. van Woudenberg (red.): Kennis en werkelijkheid Dr. M.J. Verkerk: Sekse als antwoord Dr. H. Jochemsen en dr. G. Glas: Verantwoord medisch handelen Dr. M.D. Stafleu: Experimentele filosofie Dr. E. Schuurman: Geloven in wetenschap en techniek Dr. J. Stellingwerff: Inzicht in Virtual Reality Dr. G.J. Buijs (red.): Als de olifanten vechten… Dr. M.D. Stafleu: Een wereld vol relaties Dr.ir. K. Boersma, dr.ir. J. van der Stoep, dr. M.J. Verkerk, dr.ir. A. Vlot (red.): Aan Babels stromen… Dr. S. Griffioen: Moed tot cultuur Dr. B. Cusveller: Met zorg verbonden Dr. G.J. Buijs, dr. P. Blokhuis, dr. S. Griffioen, dr. R. Kuiper (red.): Homo Respondens Dr. B. Cusveller, dr. M.J. Verkerk, dr. M.J. de Vries: De Matrix Code Dr.ir. J. van der Stoep, dr. R. Kuiper, mr.drs. T. Ramaker (red.): Alles wat je hart begeert? Dr. M.J. Verkerk, dr. J. Hoogland, dr.ir. J. van der Stoep, dr. M.J. de Vries: Denken, ontwerpen, maken Dr. B. Goudzwaard, M. Vander Vennen R.S.W., dr. D. van Heemst, drs. H.A.C. Weigand-Timmer: Wegen van hoop in tijden van crisis Dr. R. Kuiper: Moreel kapitaal Dr. M.D. Stafleu: Chronos & Clio Dr. M.J. Verkerk, dr. B. Cusveller, dr. J. Hoogland, M. Vermeulen: Scherp gezien Dr.ir. R.A. Jongeneel: Eerlijke economie Dr. A. Plantinga: Het echte conflict Mr. drs. B.D. Hengstmengel: Denken met het hart
Denken met het hart Christelijke filosofie in de traditie van Augustinus en Calvijn
Bas Hengstmengel
Buijten & Schipperheijn Motief Amsterdam
VERANTWOORDING De reeks Verantwoording wordt uitgegeven in samenwerking met de Stichting voor Christelijke Filosofie te Amersfoort en staat onder redactie van dr. R. Henderson, dr. ir. G.J. de Ridder, D.E. Slump-Schoonhoven, dr. J. van der Stoep, dr. ir. H.J. de Vries Nr. 32: Denken met het hart
Deze publicatie is mede mogelijk gemaakt dankzij bijdragen van de Stichting Dr Abraham Kuyperfonds en de Stichting Zonneweelde. © 2015 Buijten & Schipperheijn Motief, Amsterdam ISBN 978-90-5881-671-9 en 978-90-5881-701-3 (Verantwoording) Omslagillustratie: ‘Sint-Augustinus met het brandende hart’ (1645) van Philippe de Champaigne (Brussel, 26 mei 1602 - Parijs, 12 augustus 1674) Basisontwerp omslag: Hart Voor De Zaak, Erik Houwer, Leiden www.buijten-motief.nl
Inhoud Woord vooraf
11
Hoofdstuk 1:
Inleiding 13 1. Gereformeerde filosofie 13 2. De term ‘gereformeerd’ 15 3. Vraagstelling en beperkingen 4. ‘In de traditie van…’ 17 5. Structuur van het boek 18 Noten 19
16
Hoofdstuk 2:
Aurelius Augustinus 21 1. Christendom en filosofie 21 2. Denkcirkels 22 3. Augustinus’ opvatting van filosofie 23 4. Transformatie 23 5. Twee soorten liefde: uti en frui 25 6. Twee steden 26 7. Augustinus’ beweging naar binnen 26 8. Natuurlijk godsverlangen 27 9. Augustinus’ opvatting van kennis 28 10. Geloof en rede 29 11. Augustijns platonisme 29 12. Zonde en genade 32 13. Voluntarisme 33 14. Augustinisme 34 Noten 35
Hoofdstuk 3:
Tussen Augustinus en Calvijn 39 1. Aristoteles herontdekt 39 2. Thomas en Aristoteles 40 3. Thomas en Augustinus 41 4. Zijnsleer 41 5. Spreken over God 43 6. Intellect en wil 44 7. Godsbewijzen 45 8. Geloven en weten 45 9. Theologie en filosofie 47 10. Natuurlijk Godsverlangen 48 11. Natuur en genade 49 5
12. Thomas-interpretatie 50 13. Na Thomas 52 14. Duns Scotus 52 15. Intellectualisme en voluntarisme 53 16. Ockham en het nominalisme 54 17. Potentia absoluta en potentia ordinata 55 18. De reformatie 56 19. Maarten Luther en de via moderna 58 20. Luthers Deus absconditus 58 21. Luther en de filosofie 59 Noten 61 Hoofdstuk 4:
Johannes Calvijn 66 1. De augustijnse reformatie 66 2. De moderne Calvijn 67 3. Calvijn en de filosofie 68 4. Philosophia christiana 69 5. Geloof en rede 70 6. Corruptio totalis 71 7. Transformatie 73 8. Speculatie en grens 75 9. Godskennis 77 10. Betekenis van de sensus divinitatis 79 11. Natuurlijke theologie 80 12. Zelfkennis en Godskennis 81 13. Schepping en algemene genade 83 14. Twee regimenten 84 15. Voluntarisme 85 16. Duns Scotus 88 17. Voorzienigheid 89 18. Na Calvijn 90 Noten 91
Hoofdstuk 5:
Neocalvinisme: levens- en wereldbeschouwing 1. Nadere Reformatie en Réveil 97 2. Kerkhistorische ontwikkelingen 99 3. Guillaume Groen van Prinsterer 100 4. Abraham Kuyper 100 5. Herman Bavinck 102 6. Het begrip ‘calvinisme’ 102 7. Romantisch idealisme 104
6
97
8. Levens- en wereldbeschouwing 105 9. Beginsel tegen beginsel 107 10. De antithese 109 11. Het hart 110 12. Zonde en de verduistering van het verstand 13. Algemene genade 112 14. Ordeningen 114 15. Soevereiniteit in eigen kring 115 16. Neocalvinisme en neothomisme 116 Noten 118 Hoofdstuk 6:
111
Calvinistische filosofie? 122 1. Calvinistische filosofie 122 2. Filosofisch calvinisme 123 3. Rationaliteit en filosofie 124 4. Beginselen en perspectivisme 125 5. Realistische kenleer 126 6. Kuypers kritisch realisme 127 7. Bavincks augustijns-thomistisch realisme 130 8. N eocalvinistische wijsgerige invloeden in Zuid-Afrika 134 9. N eocalvinistische wijsgerige invloeden in Noord-Amerika 134 10. Drie varianten 136 Noten 137
Hoofdstuk 7: Herman Dooyeweerd: de wijsbegeerte der wetsidee 141 1. Wijsgerige context 141 2. Op weg naar een gereformeerde filosofie 142 3. Filosofische stijl 145 4. Kerngedachten 148 5. Ontologie I: modale aspecten 149 6. Verwijzingen 152 7. Ontologie II: entiteiten 153 8. Relativering van filosofie en wetenschap 154 9. Horizon en kosmische tijd 155 10. Zin en substantie 157 11. Kritische vraag 159 Noten 160
7
Hoofdstuk 8:
Filosofie en geloof 164 1. Grondmotieven 164 2. Kritische geluiden 166 3. Transcendentale kritiek en de religieuze wortel van het denken 167 4. Archimedisch punt 168 5. Kritische geluiden 170 6. Filosofie 172 7. Levens- en wereldbeschouwing 173 8. Christelijke filosofie 175 9. Dialoog en antithese 176 10. De geloofsfunctie 178 11. Theologie 180 12. Thomas en de scholastiek 181 13. Openbaring 182 14. Kritische geluiden 184 15. De strijd der faculteiten 185 16. Dooyeweerd en de theologen 187 Noten 188
Hoofdstuk 9:
Waarheid en de grenzen van het kennen 194 1. Epistemologie en ontologie 194 2. Dooyeweerd en Kant 194 3. Zinstructuur 196 4. Gematigd realisme 197 5. Religie en waarheid 198 6. Scheppingsorde en wetsidee 200 7. De wet als grens tussen God en kosmos 201 8. Duns Scotus 203 9. Geen speculatieve metafysica 204 10. Geen natuurlijke theologie 207 11. De boventijdelijkheid van het hart 208 12. De rede 210 13. Zonde en verlossing 211 14. Algemene genade 213 15. Theologisch kader 214 Noten 215
Hoofdstuk 10: Praktische filosofie 220 1. Intellectuele invloeden 220 2. Kant en het neokantianisme 222
8
3. Denkontwikkeling 223 4. Dooyeweerd als rechtsfilosoof 225 5. Het juridische aspect 227 6. Natuurrecht 228 7. Opnieuw Thomas 230 8. Vroege visie 231 9. Rechtsbeginselen 233 10. Natuurrechtelijke momenten 234 11. Rechtswetenschap 236 12. Positivering en gelding 237 13. Een dubbelzinnige erfenis 238 14. Individualiteitsstructuren: huwelijk en gezin 15. Staatsleer 240 16. Ten slotte: na Dooyeweerd 241 Noten 244 Hoofdstuk 11: Alvin Plantinga: wijsgerige revolutie 1. Wijsgerige context 249 2. Gods filosoof 250 3. Intellectuele invloeden 251 4. Plantinga en Dooyeweerd 256 5. Helderheid 257 Noten 259
239
249
Hoofdstuk 12: Reformed epistemology 261 1. Tegen het evidentialisme 261 2. Faith and rationality 263 3. Godsbewijzen en natuurlijke theologie 4. Een nieuw element: warrant 268 5. Warranted Christian belief 270 6. Zonde en verlossing 272 7. Kritische geluiden 274 Noten 275
265
Hoofdstuk 13: Augustijnse christelijke filosofie 278 1. Filosofie 278 2. Christelijke filosofie 280 3. Augustijnse christelijke filosofie 282 4. Augustijnse wetenschapsopvatting 284 5. Tegen Kant 285 6. Filosofie en theologie 286
9
7. Analytische filosofie en wijsbegeerte der wetsidee 288 Noten 290 Hoofdstuk 14: Metafysica en wijsgerige theologie 293 1. Realisme en platonisme 293 2. Abstracte entiteiten 294 3. Mogelijke werelden 296 4. Modale logica 297 5. Enkele toepassingen 298 6. Metafysica en wijsgerige theologie 299 7. Simplicitas Dei 301 8. Theïsme en anti-realisme 303 9. Een dooyeweerdiaanse kritiek 306 10. Kritische wedervragen 309 11. Dooyeweerd welbeschouwd 310 12. Rationaliteit 312 Noten 313 Hoofdstuk 15: Denken met het hart 317 1. Context 317 2. Christelijke filosofie 318 3. Brümmer: Het dilemma van een christelijke filosofie 319 4. Een neothomistisch debat 320 5. Het hart in de augustijns-calvinistische traditie 322 6. Denken met het hart 325 Noten 326
10
Woord vooraf
Dit boek is voortgekomen uit de scriptie die ik schreef ter afronding van de studie wijsbegeerte aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. De opzet van deze (Engelstalige) scriptie was een vergelijking tussen Herman Dooyeweerd en Alvin Plantinga. De thematiek is in dit boek verbreed en de tekst is sterk uitgebreid en volledig herschreven. De oorspronkelijke scriptie werd geschreven onder begeleiding van Ger Groot en Roel Kuiper, met adviezen van Henri Krop. De uitwerking van deze scriptie tot een boek zou niet hebben plaatsgevonden wanneer Groot en Kuiper mij daar niet, onafhankelijk van elkaar, toe hadden aangemoedigd. Het past mij dan ook hen op deze plaats te danken. In een bijzondere, niet geheel toevallige samenloop van omstandigheden, verschijnt dit boek bij de gelegenheid van het afscheid van Roel Kuiper als bijzonder hoogleraar christelijke filosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Het is mede een vrucht op zijn werk, enthousiasme en betrokkenheid. Veel dank Roel! Voor inhoudelijk commentaar dank ik Renée van Riessen, Henk Geertsema, Govert Buijs, Jan Hoogland, Henk Jochemsen, Maarten Verkerk en Herman Selderhuis. Het commentaar van Henk Geertsema op de hoofdstukken over Dooyeweerd is bijzonder waardevol geweest om mij voor misverstanden en onduidelijkheden te behoeden. De meelezers vanuit de redactie, Jan van der Stoep en Jeroen de Ridder en aanvankelijk ook Henk de Vries, dank ik hartelijk voor hun commentaar, tijd en enthousiasme. De redactie heeft veel geduld getoond met het trage tempo van een ‘avondurenschrijver’ en heeft steeds kwaliteit boven snelheid geplaatst. Voor het ter beschikking stellen van literatuur gaat mijn dank uit naar Alvin Plantinga, Richard Mouw, Henk Geertsema, Andries Raath, Jaap Klapwijk, René van Woudenberg, Henri Krop, Johannes Corrodi Katzenstein, Ab Flipse en de Stichting voor Christelijke Filosofie. Mijn broer Joost Hengstmengel, een groot geleerde in wording, dank ik voor zijn meedenken en meelezen en voor de vele gesprekken. Voor taalkundige correcties in eerdere versies van de hoofdstukken dank ik Maarten Hasselman. De mensen van uitgeverij Buijten & Schipperheijn hebben veel werk verzet om dit boek in een recordtempo drukklaar te maken. Uitgever Guido Sneep begeleidde de publicatie van het begin af aan. Machteld 11
Siegmann-Boers, Andries Boertien en anderen hebben goed werk geleverd in de fase van redactie, correctie, opmaak en vormgeving. Allen veel dank. De Stichting voor Christelijke Filosofie dank ik voor haar financiële ondersteuning. De redactie van de Verantwoordingreeks dank ik voor de mogelijkheid dit boek in deze serie te publiceren. De Faculteit Wijsbegeerte van de Erasmus Universiteit Rotterdam bood mij de gastvrijheid en faciliteiten om aan dit boek te kunnen werken. Veel dank daarvoor! Rotterdam, april 2015 Bas Hengstmengel
12
Hoofdstuk 1
Inleiding In zijn boek Christianisme et philosophie (1936) verzet de Franse neothomistische filosoof Étienne Gilson (1884-1978) zich tegen het calvinisme omdat er in het calvinisme geen ruimte zou zijn voor filosofie.1 Calvijns Philosophie chrétienne zou volgens Gilson bestaan uit louter bovennatuurlijke kennis en zou daarmee theologie zijn, geen filosofie. Filosofie wordt gereduceerd tot het Woord van God. Bovendien kan de verdorven rede van de mens, zoals deze geschetst wordt door de reformatoren, geen waarheid bevatten. Daarom kan er geen filosofie als inhoudelijke discipline bestaan in het calvinisme, alleen theologie. Er zijn calvinisten die instemmen met Gilson: calvinisme en filosofie zijn natuurlijke vijanden; fideïsme is het enige alternatief. De calvinistische leer van de alles doortrekkende zonde – opgevat als de totale verdorvenheid van de mens – en de absolute genade laat a priori geen ruimte voor wijsgerige exploratie, laat staan voor de autonomie van de rede. Op vergelijkbare wijze suggereert Alisdair MacIntyre in After Virtue (1981) dat calvinisme dicht bij irrationalisme staat. Door het ontkennen van een rationeel kenbaar menselijk telos, zoals dat wijdverbreid was in het middeleeuwse denken, en door te menen dat de kracht van de menselijke rede door de zondeval teniet is gedaan, kunnen calvinisten niets anders doen dan Gods bevelen gehoorzamen. Deze bevelen mogen arbitrair zijn, maar er is geen andere wijsgerige basis voor leven en denken. Volgens MacIntyre staan calvinisten op dit punt dicht bij jansenistische katholieken als Pascal.2 Er zijn echter ook mensen die claimen zowel filosoof als calvinist te zijn: ‘gereformeerde filosofen’, zoals ik ze zal noemen – de terminologie zal ik later toelichten.
1. Gereformeerde filosofie Gereformeerde filosofen zijn niet alleen geïnspireerd door de 16eeeuwse theoloog en kerkhervormer Johannes Calvijn, maar ook door de 4e- en 5e-eeuwse kerkvader Aurelius Augustinus. Hedendaagse gereformeerde filosofen voelen zich daarnaast vaak aangesproken door de 19e-eeuwse Nederlandse theoloog en politicus Abraham Kuyper en de neocalvinistische beweging. Een bekende hedendaagse, gereformeerde filosoof is Alvin Plantinga (geboren in 1932), vanaf 1982 tot aan zijn 13
emeritaat (2010) een collega van MacIntyre aan de wijsgerige faculteit van – opvallend genoeg – de katholieke University of Notre Dame. In 1992 schreef Plantinga een spraakmakend artikel over ‘Augustinian Christian Philosophy’.3 Een belangrijk element in Plantinga’s opvatting van christelijke filosofie is wijsgerige kritiek. Plantinga neemt van Augustinus het onderscheid over tussen twee tegengestelde krachten in de geschiedenis, te weten: de stad van God (Civitas Dei) en de aardse stad of stad van de wereld (Civitas Mundi). In de 19e eeuw noemde Abraham Kuyper, eveneens met een beroep op Augustinus, dit onderscheid een antithese tussen geloof en ongeloof. Plantinga schrijft: ‘Augustine and Kuyper are right; and the contemporary Western intellectual world, like the worlds of their times, is a battleground or arena in which rages a battle for men’s souls.’4 Plantinga maakt daarbij onderscheid tussen een viertal tegenstanders waar hedendaagse christelijke filosofen tegen te strijden hebben: naturalisme, subjectivisme, nihilisme en relativisme. Een gereformeerde filosoof uit een eerdere generatie is de Nederlandse denker Herman Dooyeweerd (1894-1977). In het woord vooraf van zijn hoofdwerk De wijsbegeerte der wetsidee (1935-1936) schrijft hij wat het grote keerpunt in zijn denken was: ‘de ontdekking van den religieuzen wortel van het denken zelve, waardoor mij een nieuw licht opging over de doorloopende mislukking van alle, aanvankelijk ook door mijzelf ondernomen, pogingen een innerlijke verbinding tot stand te brengen tusschen het Christelijk geloof en een wijsbegeerte, die geworteld is in het geloof in de zelfgenoegzaamheid der menschelijke rede.’5 De elementen van antithese, de religieuze wortel van het denken en de ‘onzelfgenoegzaamheid’ van de menselijke rede waar Plantinga en Dooyeweerd over spreken, zijn karakteristieke elementen in de gereformeerde traditie in de filosofie. De gereformeerde traditie, oorspronkelijk vooral een theologische beweging, heeft zich in het neocalvinisme ontwikkeld tot een levensen wereldbeschouwing die zich mede uitstrekt over de terreinen van politiek en filosofie. De gereformeerde traditie in de filosofie is een veelkleurige, internationale traditie die zich beroept op oude wortels. Bekende hedendaagse gereformeerde denkers als Alvin Plantinga en Nicholas Wolterstorff vertegenwoordigen de Noord-Amerikaanse beweging van de ‘Reformed epistemology’. Er bestaan duidelijke connecties tussen deze denkers en Herman Dooyeweerd, omdat Plantinga, Wolterstorff en Dooyeweerd vertegenwoordigers zijn van de NoordAmerikaanse respectievelijk de Nederlandse tak van de negentiende en 20e-eeuwse beweging van het neocalvinisme. Zij schreven en schrijven echter nadrukkelijk in een andere tijd en wijsgerige context. 14
2. De term ‘gereformeerd’ Ik kies ervoor niet bij voorbaat een definitie te geven van ‘gereformeerde filosofie’. In plaats daarvan zal ik Dooyeweerd en Plantinga presenteren als prominente voorbeelden van denkers die van zichzelf zeggen dat ze als filosofen staan in de gereformeerde traditie. In de loop van het boek zal op deze claims worden teruggekomen. ‘Gereformeerd’ heeft betrekking op de brede, door Calvijn gestempelde (hoewel niet tot hem te beperken) tak van de 16e-eeuwse reformatie, met inbegrip van het 19e- en 20e-eeuwse neocalvinisme. ‘Gereformeerd’ wordt gebruikt als equivalent van ‘Reformed’, ‘Reformé’ en ‘Reformiert’. Een alternatief is ‘reformatorisch’, maar dat heeft in Nederland tegenwoordig de te nauwe connotatie van ‘bevindelijk-gereformeerd’. De bevindelijk gereformeerden vormen een substroming van de bredere gereformeerde traditie, een substroming waarin bovendien vaak weinig affiniteit met de filosofie kan worden geconstateerd. Ik kies dan ook voor de termen ‘gereformeerd’, de ‘gereformeerde traditie’ en ‘gereformeerde filosofie’. Tot aan de Afscheiding van 1834 was ‘gereformeerd’ in Nederland overigens min of meer synoniem aan ‘Hervormd’. Zo heette de Nederlandse Hervormde Kerk tot 1816 de Nederduitsch Gereformeerde Kerk. Later werden met ‘gereformeerden’ ook specifieke kerkgenootschappen (in institutionele zin) bedoeld, zeker na de oprichting, in 1892, van de (kuyperiaanse) Gereformeerde Kerken in Nederland. Het gaat mij echter nadrukkelijk niet om kerkgenootschappen als zodanig, maar om de brede gereformeerde traditie die een confessionele verwantschap toont. Toch is het, inhoudelijk gezien, geen toeval dat de twee filosofen die in dit boek centraal staan, Dooyeweerd en Plantinga, lid zijn van de Nederlandse en Noord-Amerikaanse variant van (ruwweg) hetzelfde kerkgenootschap. Dooyeweerd was lid van de toenmalige Gereformeerde Kerken in Nederland en Plantinga is lid van hun Noord-Amerikaanse zusterkerk, de Christian Reformed Church. Beide kerken zijn van neocalvinistische snit. Nu gaat het me ook hier niet om dat lidmaatschap als zodanig, maar om de theologisch-culturele context waarin beiden staan en waarvan deze kerken een institutionalisering vormen. Hoe komt het dat juist de neocalvinistische substroming van de gereformeerde traditie deze filosofen van internationale allure heeft voortgebracht? Daar zijn nadrukkelijk inhoudelijke redenen voor aan te dragen, voortkomend uit een bepaalde theologie, zoals nog zal blijken bij de bespreking van het neocalvinisme. 15
Hoewel dit geen theologisch boek is, is het onvermijdelijk ook theologische thema’s aan te snijden. De gereformeerde traditie in de filosofie kan namelijk niet begrepen worden zonder de gereformeerde traditie in de theologie in de discussie te betrekken. Bij de bespreking van theologische thema’s zal ik mij beperken tot die thema’s die van direct belang zijn voor de gereformeerde filosofie, in het bijzonder in het denken van Augustinus en Calvijn. Sommige thema’s in hun denken die van groot belang zijn voor de gereformeerde theologie blijken van weinig of geen direct belang voor de gereformeerde filosofie. Overigens is het goed zich te realiseren dat in de tijd van Augustinus het hedendaagse onderscheid tussen filosofie en theologie niet bestond.
3. Vraagstelling en beperkingen In dit boek onderzoek ik de karakteristieke elementen van de gereformeerde traditie in de christelijke filosofie en de augustijns-calvinistische wortels ervan, die tot uiting komen bij de twee al genoemde 20e-eeuwse denkers: Herman Dooyeweerd en Alvin Plantinga. Naast een persoonlijk genoegen in het schrijven, heb ik drie doelen met dit boek. In de eerste plaats wil ik laten zijn dat er in de gereformeerde traditie wel degelijk vruchtbaar filosoferen mogelijk is. Christelijke wijsgerige activiteit is niet voorbehouden aan roomskatholieke denkers in de thomistische traditie, maar vindt ook plaats bij gereformeerde denkers in de augustijns-calvinistische traditie, zij het vooral in de specifieke neocalvinistische stroming daarbinnen. Enkele vragen zijn daarbij: Hoe werkt het denken van Augustinus en Calvijn door in het werk van hedendaagse gereformeerde filosofen? Wat zijn de centrale filosofische thema’s en standpunten? Wat maakt deze veelkleurige traditie tot een zekere eenheid? In de tweede plaats wil ik in dit boek laten zien hoe een beroep op Augustinus en Calvijn kan leiden tot een tweetal zeer uiteenlopende filosofische uitwerkingen: het sterk op het continentaal-wijsgerige denkveld georiënteerde denken van Dooyeweerd en het nadrukkelijk op het analytisch-wijsgerige denkveld gestoelde denken van Plantinga. Beide denkers begeven zich in zo’n ander symbolisch universum dat ze elkaar (in ieder geval aan de oppervlakte) nauwelijks lijken te raken. Enkele vragen zijn daarbij: Hoe is de denkontwikkeling van Dooyeweerd en Plantinga te verklaren vanuit de specifieke tijd en context waarin ze werk(t)en? Welke accenten leggen ze in hun werk? Wat is de uitwerking van hun denken op hun omgeving en leerlingen? In de derde plaats wil ik met dit boek bijdragen aan een zekere kruis16
bestuiving tussen denkers die zich vooral op Dooyeweerd oriënteren en denkers die zich juist door Plantinga aangesproken voelen. Enkele vragen zijn daarbij: Wat zijn de sterke en zwakke plekken in het denken van deze twee kopstukken? Waar kunnen ze iets van elkaar leren? Fundamenteler nog: Wat is eigenlijk christelijk filosoferen? Mijn inzet is niet in de eerste plaats te komen tot een eigen kritische confrontatie met de besproken denkers, al plaats ik hier en daar evaluatieve opmerkingen en verwijs ik naar discussies. Het gaat me er vooral om de besproken denkers te presenteren als voorbeelden en representanten van christelijk filosoferen in de gereformeerde traditie en hen zo mogelijk met elkaar in gesprek te brengen. Het zwaartepunt ligt daarbij, zoals gezegd, op Dooyeweerd en Plantinga. De keuze voor deze denkers is deels gebaseerd op een persoonlijke voorkeur, maar er zijn ook inhoudelijke redenen. Beide denkers plaatsen zich nadrukkelijk in de gereformeerde traditie en beroepen zich nadrukkelijk op Calvijn. Beiden behoren tot de grootste hedendaagse denkers in de gereformeerde traditie. De verleiding is zelfs groot te zeggen: zij zijn de grootste hedendaagse denkers in deze traditie, maar daarmee lopen we het gevaar de bijdrage van anderen te onderschatten. Vrijwel elke denker bouwt immers voort op het werk van anderen (voorlopers en tijdgenoten) en profiteert van het debat met anderen. Vrijwel geen enkele denker is volledig origineel. Wel nemen sommige denkers een meer prominente plaats in dan anderen, omdat ze meer naar buiten treden en meer het debat aangaan. Dooyeweerd en Plantinga zijn van die denkers. Dit boek handelt over christelijke filosofie en specifiek over de gereformeerde traditie daarin. Het is dus geen omvattende studie over christelijke filosofie. De nadruk ligt op filosofie die zich oriënteert op zowel Augustinus als Calvijn. Het denken van Thomas en het (neo) thomisme wordt besproken voorzover dat, middels een confrontatie, bijdraagt aan een beter begrip van gereformeerde filosofie. Denkers als Blaise Pascal en Sören Kierkegaard blijven bijna geheel onbesproken, maar ook hedendaagse denkers als Richard Swinburne of Paul Ricoeur krijgen in deze studie niet de aandacht die ze in een algemene inleiding tot de christelijke filosofie wel zouden verdienen. Hetzelfde geldt voor stromingen als het christelijk existentialisme en personalisme en de dialogische filosofie.
4. ‘In de traditie van…’ Het feit dat ik spreek van een traditie van filosoferen die teruggaat tot Augustinus en Calvijn kan tot misverstand aanleiding geven. Ik betoog 17
nadrukkelijk niet dat, zoals bijvoorbeeld Stellingwerff lijkt te suggereren, er een min of meer rechtstreekse lijn loopt ‘van het Evangelie via Aurelius Augustinus, Johannes Calvijn en Abraham Kuyper naar de Reformatorische Wijsbegeerte’.6 Een dergelijke rechtlijnigheid doet geen recht aan de complexiteit van de ideeëngeschiedenis en heeft teveel weg van hineininterpretieren. Waar Calvijn zich op Augustinus beroept en neocalvinisten zich op Augustinus en Calvijn beroepen, is deze verwijzing meer dan het noemen van een inspiratiebron. Een dergelijke verwijzing naar autoriteiten kan ten minste deels begrepen worden als een poging tot legitimatie van de eigen positie. Daar is op zich niets mis mee, zolang maar duidelijk is dat, zoals Calvijn niet de hele Augustinus volgde, neocalvinisten niet de hele Augustinus en Calvijn onderschrijven, maar bepaalde elementen uit hun denken overnemen en herinterpreteren. Bovendien geldt dat, wanneer gesproken wordt van filosoferen ‘in de traditie van’ of ‘in de lijn van’ Augustinus en Calvijn, dit uiteraard een duiding achteraf is. Hedendaagse gereformeerde denkers plaatsen zichzelf in een traditie en geven daarmee zelf actief vorm aan die traditie. Kenmerkend voor een traditie is immers dat deze enerzijds de blik naar het verleden heeft, georiënteerd op een bepaalde autoriteit of inspiratiebron, terwijl deze anderzijds in het heden leeft en met het gezicht naar de toekomst staat. Een traditie is voortdurend in ontwikkeling en ontkomt er niet aan, als ze tenminste niet in een isolement wil bestaan, met eigentijdse denkers in gesprek te zijn.
5. Structuur van het boek Dit boek is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 worden enkele hoofdlijnen in het werk van Augustinus besproken. Het betreft geen omvattende bespreking van zijn denken, maar een introductie die bedoeld is beter zicht te krijgen op een aantal elementen in zijn denken die worden opgepakt door Calvijn, door de neocalvinistische beweging van Kuyper, Bavinck en Dooyeweerd en door Plantinga. Alvorens in hoofdstuk 4 in te gaan op het denken van Calvijn, wordt in hoofdstuk 3 stilgestaan bij het middeleeuwse denken, in het bijzonder dat van Thomas van Aquino, en de crisis van dit denken in de late middeleeuwen. Luther komt hierbij kort aan bod. Deze uitweiding is naar mijn inschatting behulpzaam bij een beter begrip van de augustijnscalvinistische stroming in de filosofie. De sprong van Augustinus, over de middeleeuwen heen naar Calvijn, zou bovendien een erg grote zijn. In hoofdstuk 4 staat vervolgens het denken van Calvijn centraal, dat de 18
bakermat vormt voor de gereformeerde filosofie. Daarbij zal overigens blijken dat de augustijnse denkstroming dwars door de ‘thomistische’ middeleeuwen heen, springlevend is. In hoofdstuk 5 en 6 wordt de neocalvinistische beweging geschetst, met een zwaartepunt bij het denken van Kuyper, maar ook met aandacht voor Bavinck. Ook komt de internationale uitwerking van de neocalvinistische beweging aan bod. Om de connecties tussen Dooyeweerd en Plantinga te begrijpen, worden de Nederlandse theologische en filosofische invloeden in NoordAmerika besproken. Daarbij wordt ook een klein uitstapje gemaakt naar de aan het neocalvinisme parallelle stroming van het neothomisme. Deze hoofdstukken vormen de noodzakelijke achtergrond om het denken van Dooyeweerd en Plantinga in een historisch perspectief te kunnen plaatsen. Het denken van Dooyeweerd komt uitgebreid aan bod in de hoofdstukken 7 tot en met 10, terwijl Plantinga centraal staat in de hoofdstukken 11 tot en met 14. In het slothoofdstuk 15 worden, bij wijze van uitleiding, de lijnen uit het boek bij elkaar gebracht en interpreteer ik christelijke filosofie in de traditie van Augustinus en Calvijn als ‘denken met het hart’. Dit boek biedt een algemene introductie, een eerste kennismaking. Het is niet in de eerste plaats bedoeld voor specialisten. De hoofdlijn is, naar ik hoop althans, te volgen voor een breed, algemeen ontwikkeld publiek, hoewel enig jargon niet steeds te vermijden was. Voor de geïnteresseerde lezer zijn in de eindnoten verwijzingen opgenomen naar specialistischer literatuur. Voor wie goed thuis is in het denken van Dooyeweerd zullen de hoofdstukken over zijn werk niet veel nieuws bevatten. Deze lezers verwijs ik vooral naar de hoofdstukken over Plantinga. Andersom verwijs ik de Plantinga-kenners vooral naar de hoofdstukken over Dooyeweerd. De voorafgaande hoofdstukken over Augustinus, Calvijn en het neocalvinisme zouden voor beide groepen interessant kunnen zijn. Bij de weergave van citaten is er voor gekozen Engelse originelen te laten staan en citaten in overige talen (Latijn, Frans) om te zetten in het Nederlands. De overweging was dat de Engelse taal voor een breed publiek leesbaar is, maar de overige talen niet. De vertalingen zijn van mijn hand, behalve waar er een goede Nederlandse vertaling voorhanden was.
Noten 1
Étienne Gilson, Christianisme et Philosophie, Paris: Libraire Philosophique J. Vrin 1936, 27, 32. In Engelse vertaling: Christianity and Philosophy. New York: Sheed and Ward 1939, 14, 18.
19
2 3 4 5 6
20
Alasdair MacIntyre, After Virtue, 2nd Edition, Notre Dame: University of Notre Dame Press 1984, 53-54. Alvin Plantinga, ‘Augustinian Christian Philosophy’, The Monist 75:3 (1992), 291320. Plantinga, ‘Augustinian Christian Philosophy’, 295. Herman Dooyeweerd, De wijsbegeerte der wetsidee, Boek I, Amsterdam: H.J. Paris 1935, V. Johan Stellingwerff, Geschiedenis van de Reformatorische Wijsbegeerte. Een Christelijk Perspectief, Stichting voor Reformatorische Wijsbegeerte 2006, 10.