VERGADERING DATUM AGENDAPUNT BIJLAGE
: : : :
COMMISSIE TEELTAANGELEGENHEDEN 12 MAART 2010 4 3a
MASTERPLAN MINERALENMANAGEMENT (MMM) In de afgelopen periode is gewerkt aan verdere invulling en concretisering van het Masterplan mineralenmanagement akkerbouw. In februari zijn 3 expertbijeenkomsten gehouden, waarin verder gesproken is over: 1) de problematiek van de Zuidoostelijke zand- en lössgronden, 2) bodemvruchtbaarheid en 3) alternatieve bronnen voor stikstof en fosfaat. Deze bijeenkomsten hebben veel discussie en waardevolle projectideeën opgeleverd. Het bleek niet gemakkelijk te zijn prioriteiten te stellen binnen de eerder geformuleerde en nieuw gegenereerde projectideeën. Individueel worden er andere accenten gelegd. Uiteindelijk zijn keuzes gemaakt door zoveel mogelijk rekening te houden met deze diversiteit. De voorgestelde invulling van het plan is als bijlage bij deze notitie gevoegd. Het totale budget van het plan voor de periode 2010 t/m 2015 is ruim 10,5 miljoen euro, waarvan bijna 6 miljoen euro voor het PA. Van SPADE wordt 50% cofinanciering verwacht voor de communicatieactiviteiten, van het Ministerie van LNV 50% confinanciering voor de overige nieuwe projecten. LTO is hierover in overleg met LNV. In het reguliere praktijkonderzoeksprogramma van het PA wordt voor de periode 2010 t/m 2015 rekening gehouden met een bijdrage van € 533.000,- per jaar aan onderzoek en kennisverspreiding op het gebied van nutriënten, bodem en water, in totaal dus 3,2 miljoen euro. Er is dus voor het PA sprake van een financieel tekort van ca. 2,7 miljoen euro, variërend van ruim 100.000 euro in 2010 tot ruim 700.000 in 2013. Het werkelijke tekort is echter bijna 400.000 euro geringer, omdat de PA-kosten van projectmanagement reeds zijn begroot en van LNV cofinanciering voor projectmanagement wordt verwacht. Voor 2010 kan het relatief kleine tekort worden opgevangen vanuit de reserves van de diverse PA-fondsen (zie bijlage 3c). Voor de jaren na 2010 is dat echter niet mogelijk. Hier moeten keuzes gemaakt worden: budget voor andere activiteiten wordt verschoven naar het MMM, of heffingen worden verhoogd. Binnen het praktijkonderzoeksprogramma van het PA wordt na 2010 zo’n 40% besteed aan het MMM en het Actieplan Aaltjesbeheersing. Een verdere verschuiving van gelden naar deze beide plannen is deels mogelijk door de activiteiten van Kiemkracht en/of Kennisakker.nl na 2010 te beëindigen. Verdergaande verschuivingen leiden echter tot te weinig budget voor andere activiteiten en thema’s van de programmeringsorganisatie, wat het draagvlak in de praktijk niet ten goede komt en de kennisinfrastructuur (incl. regionale proefbedrijven) voor ernstige problemen kan stellen. Een dergelijke verschuiving wordt daarom afgeraden.
Datum: 26 februari 2010 Nummer: TB.N.10.003
1
Een verschuiving van budget van andere activiteiten van de PA-fondsen naar het MMM is wel mogelijk, maar leidt tot kaalslag in de activiteiten (geen Akkerbouw PR, geen bacterieziek- of valse meeldauw-onderzoek, etc?). Daarmee zijn dergelijke verschuivingen waarschijnlijk niet gewenst. De laatste mogelijkheid is een heffingsverhoging. Het gaat om een tekort van ca. € 2,6 miljoen in een periode van 5 jaar. Bij een areaal akkerbouwgewassen (excl. snijmaïs) van ca. 530.000 ha gaat het dan om een verhoging met ca. 1 euro per ha. De CT wordt gevraagd: kennis te nemen van de ontwikkelingen en van het nieuwe concept-masterplan; de voorgestelde activiteiten voor 2010 goed te keuren; een besluit te nemen over de financiering van het MMM na 2010.
Datum: 26 februari 2010 Nummer: TB.N.10.003
2
MASTERPLAN MINERALENMANAGEMENT (MMM) 1
AANLEIDING
Directe aanleiding voor de totstandkoming van het MMM is de voedselzekerheid en de toenemende schaarste van minerale grondstoffen voor de plantaardige productie. De akkerbouwsector is van mening dat, om in de toekomst aan de toenemende vraag naar plantaardige producten te voldoen, uitbreiding van het areaal ten koste van natuurlijk habitat geen duurzame optie is. De oplossing moet gezocht worden in de meest efficiënte benutting van areaal en nutriënten met een minimale belasting van de omgeving. Kortom; meer output met minder input. Een dergelijke inzet sluit naadloos aan bij de inzet die nodig is om te voldoen aan milieudoelstellingen die vanuit Europees en nationaal beleid van kracht zijn en worden. In 1991 is in Europa de Nitraatrichtlijn vastgesteld en in 2000 de Kaderrichtlijn Water. Deze beide richtlijnen geven de kaders voor de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater. In het kader van het Vierde Actieprogramma Nitraatrichtlijn (2010-2013) en de eerste KRWstroomgebiedbeheersplannen (2009-2015) zijn de normen, maatregelen en voorschriften grotendeels vastgelegd op zowel landelijk als regionaal niveau. Nederland heeft daarnaast in 2008 het agroconvenant “Schoon en Zuinig” gepresenteerd, waarin concrete doelen zijn geformuleerd om te komen tot vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in 2020 en besparing van energiegebruik. De akkerbouwsector kiest voor het MMM het jaar 2030 als horizon. Dan zal een emissieneutrale akkerbouw gerealiseerd moeten zijn met als onmisbare pijler behoud van rentabiliteit van teelten. 2
DOELSTELLING
De akkerbouw streeft naar een emissieneutrale landbouw in 2030. Emissieneutrale akkerbouw is akkerbouw waarbij de bijdrage van het landbouwkundig handelen aan de verliezen van nutriënten naar bodem, water en lucht tot nul is gereduceerd. Verliezen door akkerbouwmatige teelten zullen dan niet hoger dienen te zijn dan verliezen op onbemeste gronden. Behoud van rentabiliteit, behoud van biodiversiteit en voldoen aan de doelen uit “Schoon en Zuinig” zijn de kaders waarbinnen een emissieneutrale akkerbouw moet worden gehaald. Op weg naar een emissieneutrale akkerbouw in 2030 zijn voor 2017 de volgende tussendoelen gesteld: Op gebiedsniveau worden de normen uit de Nitraatrichtlijn gehaald; Het hoofdwaterlopensysteem voldoet aan de normen van de Kaderrichtlijn Water; De akkerbouw is op koers voor het halen van de doelstellingen uit het convenant Schoon en Zuinig.
Datum: 26 februari 2010 Nummer: TB.N.10.003
3
3
ORGANISATIE
De organisatie kan worden weergegeven in het volgende diagram:
Vakgroep Akkerbouw LTO Nederland
Bestuur NAV
Commissie Teeltaangelegenheden PA
Stuurgroep
Projectgroep In analogie van het Masterplan Phytophthora is een stuurgroep gevormd bestaande uit vertegenwoordigers uit de Vakgroep Akkerbouw van LTO Nederland, het Bestuur van de NAV en de Commissie Teeltaangelegenheden van het PA. De stuurgroep is formeel opdrachtgever en de werkzaamheden worden gecoördineerd door een projectgroep. Deze projectgroep voert de werkzaamheden uit en legt verantwoording af aan de stuurgroep. De stuurgroep bestaat vooralsnog uit de volgende leden: Voorzitter: Jaap Haanstra (LTO vakgroep Akkerbouw) Secretaris: Jaap van Wenum (LTO Noord) Leden: Joke de Geus (LTO Noord) Theo Koekoek (ZLTO) Chrit Wolfhagen (LLTB) Marc Bräntjes (NAV) Erik Greve (PA) Adviseur: Jacob Dogterom (DLV Plant) De projectgroep bestaat vooralsnog uit Jaap van Wenum (LTO), Jacob Dogterom (DLV Plant), Tonnis van Dijk (NMI) en Tjitse Bouwkamp (PA, projectleider). Indien andere partijen het MMM gaan meefinancieren en indien gewenst, kunnen zij een positie krijgen in de organisatie. De gezamenlijke organisatie kan ook tot uitdrukking komen in uitingen van het masterplan. Voor het Masterplan Mineralenmanagement zou de volgende zinsnede kunnen worden gebruikt: “Het Masterplan Mineralenmanagement is een initiatief van LTO Nederland, NAV en Productschap Akkerbouw (PA).” Deze formulering laat ruimte om eventuele subsidieverstrekkers te vermelden (“..., en wordt mede gefinancierd door ….”).
Datum: 26 februari 2010 Nummer: TB.N.10.003
4
4
PROGRAMMA
Binnen het MMM is een viertal hoofdthema’s benoemd, namelijk: 1. Timing en management van mineralen; 2. Vitale bodem betekent optimale bodemvruchtbaarheid; 3. Mineralen en klimaat/energie en 4. Mineralenkringlopen. Daarnaast vormt communicatie een zeer belangrijk onderdeel van het programma. Timing en Management van mineralen Een renderende teelt/bedrijfsvoering in de akkerbouw binnen de gestelde kaders vraagt om optimaal en efficiënt mineralengebruik. Verbetering van de huidige prestaties, in termen van een hogere benutting en minder verliezen, zijn nodig. Om dit te bereiken is maximale inzet van de huidige kennis nodig, maar dit is niet voldoende. Verder vernieuwen en innoveren van het mineralenmanagement is cruciaal voor het bereiken van de doelen. Hoe zorgt de akkerbouwer ervoor dat de plant goed getimed door het groeiseizoen juist die mineralen ter beschikking heeft die zorgen voor een optimale groei? Voor het optimaliseren en renderend houden van het mineralengebruik is het aandacht vragen en innoveren van het mineralenmanagement dus essentieel. Vitale bodem betekent optimale bodemvruchtbaarheid Onder de noemer ‘Vitale bodems’ is een aantal deelonderwerpen te onderscheiden dat een rechtstreekse link heeft met mineralenmanagement. Goed mineralenmanagement is altijd gebaseerd op de vruchtbaarheid van de bodem waarop een gewas wordt geteeld. Immers, de bemestingsadviezen zijn daar in belangrijke mate op gebaseerd. Voor de teelt van planten zijn de termen bodemvruchtbaarheid en bodemkwaliteit vrijwel synoniem. In landbouwkundige zin wordt hieronder verstaan het vermogen van de bodem om structureel voldoende water, lucht en nutriënten te leveren voor een optimale/maximale groei van de geteelde gewassen. De bodemkwaliteit wordt in belangrijke mate bepaald door de chemische, fysische en biologische bodemvruchtbaarheid, door de textuur (grondsoort) en door de grondwaterstand. Op bedrijfsniveau zijn textuur en grondwaterstand niet of nauwelijks beïnvloedbare gegevens. Direct te beïnvloeden zijn de chemische, fysische en biologische bodemvruchtbaarheid. De middelen daarvoor zijn de bemesting en meststoffenkeuze, de grondbewerking, de gewaskeuze (het bouwplan), de berijding met zware machines, het gebruik van groenbemesters of het inlassen van (groene) braakperioden, etc. Mineralen en klimaat/energie In het thema mineralen en klimaat/energie moet gezocht worden naar zogenaamde win-win situaties. Verbetering van het mineralenmanagement moet leiden tot behoud of verbetering van de rentabiliteit van de bedrijven en waar mogelijk tegelijkertijd een bijdrage leveren aan doelstelling op het gebied van energiereductie, reductie van broeikasgassen als koolzuur (CO2), lachgas (N2O), methaan (CH4) die hun effect hebben op de klimaatdoelstelling, etc. Voor wat betreft de emissie van broeikasgassen gaat het in de akkerbouw voornamelijk om CO2 en N2O. Emissie van CH4 speelt vooral in de melkveehouderij een rol en nauwelijks in de akkerbouw. Met name de emissie van N2O is belangrijk. N2O-emissie ontstaat bij de processen nitrificatie (beperkt) en denitrificatie (belangrijk), processen die zich in de bodem afspelen. Denitrificatie (omzetting van nitraat in gasvormige stikstof en voor een deel ook lachgas) vindt vooral plaats onder zuurstofloze omstandigheden bij aanwezigheid van organisch materiaal in de bodem. Zulke omstandigheden doen zich vooral voor als de grond verzadigd is met water (bijvoorbeeld bij zware neerslag) en bij een verdichte bodem. Een goede bodemstructuur en een snelle afvoer van overtollig water helpt dus bij het voorkomen of beperken van denitrificatie.
Datum: 26 februari 2010 Nummer: TB.N.10.003
5
Mineralenkringlopen Bij het zoveel mogelijk sluiten van mineralenkringlopen kan worden gedacht aan kringlopen binnen het bedrijf, kringlopen binnen verschillende agrarische sectoren, kringlopen op regionaal en nationaal niveau en ook aan kringlopen op mondiaal niveau. De belangrijkste kringlopen die aan de orde komen zijn die voor stikstof en fosfaat, die voor dierlijke mest en die voor overig organisch materiaal (organische stof). De stikstofkringloop wordt in belangrijke mate bepaald door die van dierlijke mest en overige organische materialen. Dierlijke mest is een nuttige grondstof voor de teelt van akkerbouwgewassen. Het levert organische stof, stikstof, fosfaat, kali en een reeks van andere mineralen en spoorelementen. Probleem van dierlijke mest is dat niet alle mineralen op een voorspelbaar moment ter beschikking komen. Dit geldt overigens ook voor andere organische reststromen die in de akkerbouw worden gebruikt. Probleem is verder dat het maar gedurende een korte periode kan worden uitgereden. Verbetering van de benutting van deze organische producten leidt automatisch tot een verminderde behoefte aan stikstofaanvoer via kunstmest (lagere productie van kunstmest is eveneens gunstig voor thema ‘mineralen en klimaat/energie’). Wanneer kringlopen zoveel mogelijk moeten worden gesloten, moeten vanuit de veehouderijsectoren producten uit dierlijke mest worden geleverd die zoveel mogelijk aansluiten bij de behoefte van de te telen akkerbouwgewassen en waarvan de werking goed voorspelbaar is (vraaggestuurde producten dus). Samenwerking tussen veehouderijsectoren en akkerbouw is daarbij noodzakelijk. Communicatie De centrale boodschap van de communicatie is een vertaling van de doelstelling van het masterplanplan: “Door een zo efficiënt mogelijke benutting van areaal en nutriënten met een minimale belasting van de omgeving wil de akkerbouw in 2030 emissieneutraal, rendabel, divers en zuinig zijn.” Deze nog vrij abstracte boodschap zal bij aanvang van het masterplan worden omgezet in meer praktische deelboodschappen die gericht zijn op o.a. probleemonderkenning, kennisverspreiding, innovatie en voortgang. Het reeds beschikbare conceptcommunicatieplan, met daarin doelgroepen, doelstellingen, strategie, instrumenten, middelen en evaluatie, zal verder ingevuld worden. Voor de uitwerking van deze thema’s in concrete activiteiten is een workshop en een aantal expertbijeenkomsten georganiseerd, waarin verschillende vertegenwoordigers vanuit het primaire landbouwbedrijfsleven, agribusiness, onderzoek, adviesorganisaties, waterschappen, provincies en overheid (LNV en VROM) de problematiek op de Zuidoostelijke zand- en lössgronden, de problemen met betrekking tot bodemvruchtbaarheid en het gebruik van alternatieve stikstof- en fosfaatbronnen bespraken. ‘Durf te dromen’ was de insteek, waarna verschillende innovatieve ideeën naar voren zijn gebracht. Op basis van deze ideeën zijn vervolgens concrete en relevante projecten aangewezen die een bijdrage gaan leveren aan een emissieneutrale Nederlandse akkerbouw in 2030. De resultaten van de workshop en expertbijeenkomsten zijn verwoord in dit programmavoorstel, waarin projecten 2010-2015 worden opgesomd. Voor veel projecten geldt dat verschillende partijen betrokken (zullen) zijn. Onderstaande legenda geeft weer welke markering welke combinatie weergeeft: Markering Financiering PA/LNV PA/SPADE PA/Overige partijen
In de volgende tabel zijn programma-activiteiten, al lopend of nieuw, inclusief begroting weergegeven. Datum: 26 februari 2010 Nummer: TB.N.10.003
6
Activiteiten MMM 2010-2015 Relevantie
Financier
Looptijd
●●○○○ ●○○○○ ●○○○○
LNV LNV LNV
2010-12 2010-12 2010-12
●●●●○ ●●○○○ ●●●○○ ●○○○○ ●●●○○ ●●●○○ ●●○○○ ●●○○○ ●●●○○ ●○○○○ ●●○○○ ●○○○○ ●●○○○ ●●●○○ ●○○○○ ●●●○○
LNV LNV LNV LNV LNV LNV LNV PA PA PA PA PA PA PA PA PA
2010-12 2010-12 2010-13 2010-11 2010-14 2010-11 2010-13 2008-10 2009-10 2009-11 2010-12 2010-12 2010-13 2010 2010 2010-12
Begroting MMM (* 1.000 €) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 Totaal
Timing en Management van mineralen: Lopende projecten (On)werkzaamheid van dierlijke mest Inwerktijdstip van winterharde groenbemesters Effect van vanggewassen op nitraatuitspoeling Technieken voor voorjaarstoediening dierlijke mest kleigrond en precisietoediening in rijen Differentiatie N-advies maïs Relatie P-bemesting en P-toestand Actualisatie N-bemestingsadviezen Vervanging N-kunstmest dunne fractie - Koeien&Kansen Effecten van teeltvervroeging Programma precisielandbouw Effect precisiebemesting op opbrengst en kwaliteit Fosfaatrijenbemesting in maïs Vloeibare fosfaatmeststoffen in consumptieaardappel Vloeibare stikstofmeststoffen in aardappel Vloeibare fosfaatstofmeststoffen in zaaiui Vergelijking bemestingsadviessystemen Quickscan historisch bemestingsonderzoek Mogelijkheden en waarde van alternatieve meststoffen Stikstofsystemen wintertarwe
125 13 46 25 14 37 22 4 27
22 12 34
23 14 35
27
30
●●●○○
35
35
●●○○○ ●●●○○ ●○○○○ ●●●○○ ●●○○○ ●●○○○ ●●●●○
75 50
75
75
75 60
50 60
15 50 60
43
Timing en Management van mineralen: Nieuwe projecten Bemestingsadviezen actualiseren Samenstelling en werking van organische stofbronnen en (nieuwe) meststoffen Actuele stand van zaken nutriënten- en bodemmanagement ontsluiten Richtlijnen denitrificatie Verhoging efficiëntie dierlijke mest Ontwikkelen/toetsen nieuwe bijmestsystemen en -strategiën Gewenste samenstelling organische meststoffen (workshop) Sturen van mineralisatie en beschikbaarheid mineralen Datum: 26 februari 2010 Nummer: TB.N.10.003
50
15 60
60
60
7
Activiteiten MMM 2010-2015 Relevantie
Financier
Looptijd
LNV LNV PA
2010-13 2010-11 2010-15
Begroting MMM (* 1.000 €) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 Totaal
Vitale Bodem: Lopende projecten
Organische stof- en nutriëntenstromen - bodemkwaliteit Bodemweerbaarheid - invloed grondbewerking Structuur- en bodemverbeteraars
●●●○○ ●○○○○ ●●●○○
81
49
120
51
57
153
75
75 75 60
75 75 60
75 60
40 50
500 150 75
500 150
Vitale Bodem: Nieuwe projecten
Kennis organische stofmanagement ontsluiten Effecten en beïnvloeding van bodembiodiversiteit Referentiewaarden en indicatoren biologische bodemvruchtbaarheid Verbeteren mogelijkheden groenbemesters + nieuwe groenbemesters
●●●○○ ●●●○○ ●●○○○ ●●●○○
40
Mineralen en Klimaat/Energie: Lopende projecten Geen lopende projecten binnen dit thema Mineralen en Klimaat/Energie: Nieuwe projecten
Verwerking organische mest, zuiveringsslib en organische reststoffen Veredeling op verhoging mineralenefficiëntie Stikstof beter benutten door biologische stikstofbinding Benutting van fosfaatvoorraad in akkerbouwgronden
●●●○○ ●●●●○ ●●●○○ ●●●●○
75
75
40 500 150 75
10
10
10
10
10
150
150
150
Mineralenkringlopen: Lopende projecten
Afvoer en verwerking van N-rijke gewasresten P-kringlopen Commissie Bemesting Akkerbouw/Vollegrondsgroente
●●●○○ ●●○○○ ●●○○○
LNV LNV PA
2010-12 2008-2011 2004-
10
Mineralenkringlopen: Nieuwe projecten
Bijeenkomst regionale gemengde bedrijf Bestaande kennis kringlopen N en P ontsluiten Onderzoek mogelijkheden alternatieve bronnen (bijv. algen)
Datum: 26 februari 2010 Nummer: TB.N.10.003
●●○○○ ●●●●○ ●●●○○
10 50
8
Activiteiten MMM 2010-2015 Relevantie
Financier
Looptijd
Begroting MMM (* 1.000 €) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 Totaal
Algemeen, Communicatie en Regelgeving: Lopende projecten Telen met Toekomst/Bedrijvennetwerk
●●●○○
LNV/PA
174
275
275
275
275
275
31
17 100 50 50 75
100 50 50 75
100 50 50 75
100 50 50 75
100 50 50 75
300
400
400
400
400
Algemeen, Communicatie en Regelgeving: Nieuwe projecten Monitoring en evaluatie mest en mineralen Commissie Deskundigen Meststoffenwet Protocol bepaling fosfaattoestand Water daar waar het nodig is! Kennisoverdracht Bijscholing ondernemers Landbouwonderwijs betrekken Projectmanagement
●●●○○ ●●●●○ ●●●●○ ●●●○○
LNV LNV LNV PA/Limburg SPADE/PA
2010-12 2003-12 2010-13
75
Reservering nieuwe onderwerpen Totaal PA LNV SPADE Anderen
865
1.466 1.777 2.439 2.087 1.973 10.607 1.005 1.272 1.077 1.068 5.903 703 1.098 1.010 905 4.412,0 252,5 50 50 40 20 20
663 124,5 77,5
819 573 75
Beschikbaar PA - budget praktijkonderzoek mest en mineralen
533
533
533
533
533
533
Tekort
114
286
472
739
544
535
Datum: 26 februari 2010 Nummer: TB.N.10.003
2.689
9
Voor 2010-2015 zijn de volgende projecten voorzien, waarin voor het PA/LNV/SPADE de volgende investeringen zijn opgenomen: Veredeling op verhoging mineralenefficiëntie (2013-2015) PA: LNV:
Є 775.000 Є 775.000 Є 1.550.000
PA: LNV:
Є 225.000 Є 225.000 Є 450.000
PA: LNV:
Є 225.000 Є 225.000 Є 450.000
Stikstof beter benutten door biologische stikstofbinding
Onderzoek mogelijkheden alternatieve bronnen (2013-2015)
Telen met Toekomst (2010-2015) PA: LNV:
Є 774.500 Є 774.500 Є 1.549.000 Bijscholing ondernemers, landbouwonderwijs, kennisoverdracht (2011-2015) PA: Є 548.000 LNV: Є 350.000 SPADE: Є 150.000 Є 1.048.000 Overige projecten ‘Timing en management van mineralen’ (2010-2015) PA: Є 1.039.000 LNV: Є 422.500 SPADE: Є 67.500 Є 1.529.000 Overige projecten ‘Vitale bodem’ (2010-2015) PA: Є 846.000 LNV: Є 315.000 SPADE: Є 20.000 Є 1.181.000 Overige projecten ‘Mineralen en klimaat/energie’ (2010-2015) PA: Є 190.000 LNV: Є 150.000 ANDERS: Є 40.000 Є 380.000 Overige projecten ‘Mineralenkringlopen’ (2010-2015) PA: Є 95.000 SPADE: Є 25.000 Є 120.000 Ruimte om nieuwe onderwerpen te definiëren (2011-2015) PA: Є 950.000 LNV: Є 950.000 Є 1.900.000 Projectmanagement (2010-2015) PA: Є 225.000 LNV: Є 225.000 Є 450.000
Datum: 26 februari 2010 Nummer: TB.N.10.003
10
LNV en SPADE worden gevraagd om voor de periode 2010-2015 Є 4.412.000 respectievelijk Є 252.500 beschikbaar te stellen om de voorgestelde projecten uit te kunnen voeren. Hierbinnen is tevens een bedrag begroot dat de projectgroep in staat stelt nieuwe onderwerpen te definiëren op basis van relevante ontwikkelingen. 5
WERKPLAN 2010
In het programma worden de volgende projecten in 2010 voorgesteld: Actuele stand van zaken nutriëntenmanagement ontsluiten Aan het management van mest en mineralen is de afgelopen jaren al veel aandacht besteed in onderzoek en kennisoverdracht. Denk aan meststoffenkeuze, toedieningtechnieken, bijmeststystemen, precisiebemesting, biodiversiteit, bodembeheer, etc. In dit project wordt de stand van zaken opgemaakt en ontsloten voor de praktijk in de vorm van een helder, duidelijk en praktisch deel van kennisakker.nl en één of meerdere brochures/vakbladartikelen. Investering PA: Є 25.000 Investering SPADE: Є 25.000 Totale investering 2010 Є 50.000 Gewenste samenstelling organische meststoffen (incl. workshop) Binnen de akkerbouw is de grondsoort een belangrijke variabele. Afhankelijk van de grondsoort, het seizoen, gewasrotatie en overige (niet-beïnvloedbare) omgevingsfactoren wil de akkerbouwer een specifiekere samenstelling van meststoffen. Efficiënt en effectief bemesten wordt steeds belangrijker naarmate de regelgeving rond meststoffen scherper wordt geformuleerd. Idealiter kunnen bedrijven zelf bepalen in welke hoeveelheid zij een bepaalde meststof willen toedienen, afhankelijk van relevante omgevingsfactoren. Middels dit project, inclusief een workshop waar onder andere de primaire sector zal zijn vertegenwoordigd, wil de projectgroep wensen en behoeften met betrekking tot de optimale samenstelling van organische meststoffen in kaart brengen en communiceren naar leveranciers. Investering PA: Є 7.500 Investering SPADE: Є 7.500 Totale investering 2010 Є 15.000 Kennis organische stofmanagement ontsluiten In dit project zal de kennis over het management van organische stof helder in beeld worden gebracht. Centraal staat de vraag hoe en wanneer een akkerbouwer het meeste rendement haalt uit composttoevoegingen aan de bodem binnen de regelgeving, zowel op korte als lange termijn. Er zal een adviesmodule voor kennisakker.nl worden gemaakt en één of meerdere brochures/vakbladartikelen. Investering PA: Є 20.000 Investering SPADE: Є 20.000 Totale investering 2010 Є 40.000 Bijeenkomst regionale gemengde bedrijven In deze bijeenkomst met akkerbouwers en (melk)veehouders worden de voor- en nadelen van regionale gemengde bedrijven in kaart gebracht. Met andere woorden; bij welke problemen in de akkerbouw kunnen (melk)veehouders ondersteuning bieden en vice versa. Doel van de bijeenkomst is om potentiële kansen inzichtelijk te krijgen en waar mogelijk samenwerking tussen de akkerbouw en (melk)veehouderij te bevorderen/initiëren. Investering PA: Є 10.000 Totale investering 2010 Є 10.000 Datum: 26 februari 2010 Nummer: TB.N.10.003
11
Bestaande kennis kringlopen N en P ontsluiten (offerte is bijgevoegd, pagina 12-14) Deskundigen vanuit onderzoek en advies stellen gezamenlijk twee korte, op de akkerbouwer gerichte brochures/leaflets samen. In deze brochures wordt kort en toegankelijk ingegaan op de achtergronden van N en P. Wat doet het, wat zijn emissieroutes, waarom is er een probleem, etc. Daarnaast wordt duidelijk aangegeven wat de akkerbouwer kan doen om de emissies van N en P naar de omgeving te beperken en daarnaast zijn stikstof- en fosfaatbemesting binnen de normen op peil te houden. Hierbij rekening houdend met diverse grondsoorten. Middels deze brochures/leaflets wordt getracht de onduidelijkheden en oplossingsrichtingen voor zowel de stikstof- als fosfaatproblematiek op een toegankelijke wijze inzichtelijk te maken. Verspreiding van de brochures/leaflets volgt via PA (PA mailing), via Nieuwe Oogst en/of andere (vak)bladen. Investering PA: Є 25.000 Investering SPADE: Є 25.000 Totale investering 2010 Є 50.000 Telen met toekomst Zie project Telen met toekomst (pagina 15-20 van dit document) Investering PA: Investering LNV: Totale investering 2010
Є 87.000 Є 87.000 Є 174.000
Water daar waar het nodig is! Dit voorstel kan goed aansluiten bij de programma’s Schoon en Zuinig en het MMM. Doel van ‘Water daar waar het nodig is!’ is nieuwe technieken op het gebied van watermanagement, zoals vochtsensoren en WaterWatch®, in de praktijk te implementeren en te valideren. Hierbij zal de nadruk liggen op het optimaliseren van het watergebruik, dat moet leiden tot een vermindering van watergebruik. Een ander spoor is het voorkomen van doorlekken van water uit de bouwvoor naar het grondwater waardoor mineralenverlies beperkt wordt.
Figuur 1: Financieringsvoorstel Water daar waar het nodig is!
Investering PA: Totale investering 2010
Є 31.000 Є 31.000
Projectmanagement Om het programma vorm te geven voert PA het projectmanagement uit. Hierbij zal het PA extern ondersteund worden. Investering PA: Є 37.500 Investering LNV: Є 37.500 Totale investering 2010 Є 75.000
Datum: 26 februari 2010 Nummer: TB.N.10.003
12
Algemeen Additionele investering PA projecten 2010 Additionele investering LNV projecten 2010 Additionele investering SPADE projecten 2010
Є 243.000 Є 124.500 Є 77.500 +
Totale additionele investering 2010
Є 445.000
Datum: 26 februari 2010 Nummer: TB.N.10.003
13
Offerte opzet “Alles over P; Achtergronden, emissies en maatregelen” Deskundigen vanuit onderzoek en advies stellen gezamenlijk een korte, op de akkerbouwer gerichte brochure/leaflet samen ( maximaal 6 A4-kantjes, inclusief voldoende illustraties). In deze brochure wordt kort en toegankelijk ingegaan op de achtergronden van P, wat doet het, wat zijn emissieroutes, waarom is er een probleem, etc. Daarnaast wordt heel duidelijk aangegeven wat de akkerbouwer kan doen om de emissies van P naar de omgeving te beperken en daarnaast z’n fosfaatbemesting binnen de normen op peil te houden. Rekening houdend met diverse grondsoorten. Hiermee proberen we de onduidelijkheden en oplossingsrichtingen voor de fosfaatproblematiek op een toegankelijke wijze te verwoorden. Verspreiding van deze brochure/leaflet door PA via PA mailing of via Nieuwe Oogst en andere bladen. Tijdstip nader overeen te komen. Dit resulteert in een voorzet van onze (DLV Plant, NMI, WUR) kant om deze vraag invulling te geven: vanuit NMI denken we aan Wim Bussink, voor WUR aan Gert Jan Noy en voor DLV Plant aan … (namen nog later in te vullen). Taakverdeling: Dit groepje komt 3 keer bij elkaar en gaat na een instructie en toelichting vanuit de projectleiding aan de slag. Ieder vanuit zijn expertise draagt materiaal aan. De tekst wordt geredigeerd en gelayout door DLV Plant, zodat een op de akkerbouwer gericht verhaal geproduceerd zal worden. Inhoud (concept) Onderwerp Inleiding ( waarom deze brochure) Waarom is P een probleem Achtergronden van P en overschot Verschillende P-vormem,, bv. monocalciumfosfaat, ammoniumfosfaat, organisch gebonden fosfaat, natuurfosfaat, etc. Werkingscoëfficienten P uit organische mest (en werking van “alternatieve P-meststoffen”) Daling Pw door lager gebruik, waartoe leidt dat? Is Pw wel de juiste parameter voor beschikbaarheid in de bodem? Wat zijn de belangrijkste P gebruikers (gewassen) in de akkerbouw Normen/adviesbasis. Zit er geen ruimte (baat het niet dan schaadt het niet) in het P-bemestingsadvies? Emissie routes P: uitspoeling, afspoeling (run-off), fixatie (kwantitatief en kwalitatief) Achtergronden waarden P in grond- en oppervlaktewater, zowel akkerbouw als “natuur” Maatregelen die de akkerbouwer kan nemen Hoe slim fosfaat verdelen/inzetten bij hoge Pw? Ook in relatie tot bodemvruchtbaarheid? Verwijzingen naar meer info Eindredactie Teksten verzamelen en redigeren Laatste check tekst Lay-out Drukwerk Datum: 26 februari 2010 Nummer: TB.N.10.003
Uitwerking door Jaap Haanstra 3 partijen Idem Idem
Idem Idem
idem DLV Plant DLV Plant Door stuurgroep MPM DLV Plant DLV Plant 14
Gezien het bovenstaande, de onderstaande begroting in uren van de diverse organisaties. De volgende begroting lijkt ons realistisch: Inzet van de 3 deskundigen: 3 * 4 dagen Inzet Projectleider: 2 dagen Inzet communicatie deskundige DLV Plant: 2 dagen Totale personeelskosten: € 16.920. Daarnaast kosten layout vormgeving (circa € 1.000) en drukken (circa € 5.000). Totale kosten: € 23.000, ex. BTW. BTW hoeft niet in rekening gebracht te worden
Offerte opzet “Alles over N; Achtergronden, emissies en maatregelen” Deskundigen vanuit onderzoek en advies stellen gezamenlijk een korte, op de akkerbouwer gerichte brochure/leaflet samen (maximaal 6 A4-kantjes, inclusief voldoende illustraties). In deze brochure wordt kort en toegankelijk ingegaan op de achtergronden van N, wat doet het, wat zijn emissieroutes, waarom is er een probleem etc. Daarnaast wordt heel duidelijk aangegeven wat de akkerbouwer kan doen om de emissies van N naar de omgeving te beperken en daarnaast z’n stikstofbemesting binnen de normen op peil te houden. Rekening houdend met diverse grondsoorten. Hiermee proberen we de onduidelijkheden en oplossingsrichtingen voor de stikstofproblematiek op een toegankelijke wijze te verwoorden. Verspreiding van deze brochure/leaflet door PA via PA mailing of via Nieuwe Oogst en andere bladen. Tijdstip nader overeen te komen. Dit resulteert in een voorzet van onze (DLV Plant, NMI, WUR) kant om deze vraag invulling te geven: vanuit NMI denken we aan Wim Bussink, voor WUR aan Gert Jan Noy en voor DLV Plant aan … (nog nader vast te stellen). Taakverdeling: Dit groepje komt 3 keer bij elkaar en gaat na een instructie en toelichting vanuit de projectleiding aan de slag. Ieder vanuit zijn expertise draagt materiaal aan. De tekst wordt geredigeerd en gelayout door DLV Plant, zodat een op de akkerbouwer gericht verhaal geproduceerd zal worden. Inhoud (concept) Onderwerp Inleiding ( waarom deze brochure) Waarom is N een probleem Achtergronden van N en overschot Verschillende N–vormen: vloeibaar vs vast; ureumamiden-ammonium-nitraat-organisch gebonden (anorganische en organische meststoffen) Werkingscoëfficiënten Effecten op organische stof voorziening Wat zijn de belangrijkste N gebruikers (gewassen) in de akkerbouw Welke teelten/gewassen benutten N relatief slecht? Normen vs bemestingsadviezen Emissie routes N: uitspoeling, afspoeling, ammoniakvervluchtiging, denitrificatie (kwantitatief en kwalitatief) Datum: 26 februari 2010 Nummer: TB.N.10.003
Uitwerking door Jaap Haanstra 3 partijen Idem Idem
Idem
Idem
15
Achtergrondwaarden in grond- en oppervlaktewater, zowel akkerbouw als “natuur” Maatregelen die de akkerbouwer kan nemen Hoe ver gaan met gebruik dierlijke mest? Verwijzingen naar meer info Eindredactie Teksten verzamelen en redigeren Laatste check tekst Lay-out Drukwerk
idem DLV Plant DLV Plant Door stuurgroep MPM DLV Plant DLV Plant
Gezien het bovenstaande, de onderstaande begroting in uren van de diverse organisaties. De volgende begroting lijkt ons realistisch: Inzet van de 3 deskundigen: 3 * 4 dagen Inzet Projectleider: 2 dagen Inzet communicatie deskundige DLV Plant: 2 dagen. Totale personeelskosten: € 16.920. Daarnaast kosten layout vormgeving (circa € 1.000) en drukken (circa € 5.000). Totale kosten: € 23.000, ex. BTW. BTW hoeft niet in rekening gebracht te worden.
Datum: 26 februari 2010 Nummer: TB.N.10.003
16
Bemesting in Telen met toekomst 2010 e.v. Terugblik In onderdeel bemesting, van Telen met toekomst zijn we in 2008 gestart met 12 bedrijven, verdeeld over Nederland: twee bedrijven op de Noordelijke zeeklei, in het Noordoostelijk zand- en dalgebied, in Flevoland, in Zeeland en in Noord Brabant. Verder 1 bedrijf in Noord Holland en 1 bedrijf op löss in Zuid Limburg. De werving van de bedrijven vond plaats in samenwerking met LTO. Doel was om met de bedrijven te onderzoeken: o Haalbaarheid van de gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat: kansen en knelpunten die zich hierbij voordoen. Hierbij zijn de Best- en Good Practices bemesting op de bedrijven toegepast. o In 2008 hebben we bovendien de mogelijkheden voor een systeem van flexibele gebruiksnormen verkend en hiervoor een concept ontwikkeld. Conclusies op hoofdlijnen: o Gebruiksnormen voor 2009 (derde actieprogramma!) blijken haalbaar op alle bedrijven. Bedrijven met stikstof intensieve bouwplannen en bedrijven op lichte zandgronden moeten meer moeite doen om binnen de normen de opbrengsten op peil te houden dan andere bedrijven. o Diverse Good- en Best Practices blijken goede instrumenten voor stikstofbemesting op maat. o Mest in het voorjaar op klei biedt technisch goede mogelijkheden, problemen doen zich echter voor met het uitrijden van mest, voor de praktijk acceptabele methoden van uitrijden passen niet binnen de wet. o Een systeem met flexibele gebruiksnormen voor stikstof lijkt technisch haalbaar, wordt echter niet opgenomen in het Vierde Actieprogramma. Wel is een beperkte flexibilisering afgesproken voor consumptieaardappel en suikerbieten op klei in geval van hoge opbrengsten. o Mineralenconcentraten als kunstmestvervangers zijn kansrijk. Ook andere mestsoorten, zoals digestaat en bewerkte mest, zijn in een aantal situaties interessant. o Bodemvruchtbaarheid op zandgrond en op kleigronden met relatief weinig organische stof komt in de gevarenzone en is een belangrijk aandachtspunt voor bedrijven door de aanscherping van de normen in het Vierde Actieprogramma. 2010 is het derde jaar en laatste jaar van de lopende inspanning in het bemestingsdeel van Telen met toekomst. In deze notitie wordt vooruitgeblikt naar een mogelijke invulling van het werkplan in afstemming met het Materplan Mineralenplan van LTO. 2010 eerste jaar Vierde Actieprogramma Nitraat In 2010 zijn de bemestingsnormen op onderdelen verder aangescherpt (het eerste jaar van het ) o Voor fosfaat gelden nu gebruiksnormen in afhankelijkheid van het Pw getal. o De aanscherping van de gebruiksnormen voor stikstof betreft vooral een aantal gewassen op zandgrond .Daarnaast wordt de uitrijdperiode van organische mest verder beperkt. o Belangrijke consequentie hiervan is dat het gebruik van organische mest op klei van najaar naar voorjaar moet, een ingrijpende verandering. Moeilijke positie zandgronden De grondwaterkwaliteit onder akkerbouwpercelen in Zuidoost Nederland is duidelijk hoger dan in andere delen van Nederland. Zelfs met de wettelijke aanscherpingen van de regels zal het op de zandgronden in Zuidoost Nederland moeilijk zijn om te voldoen aan de eisen van de Nitraatrichtlijn: maximaal 50 ppm nitraat in het bovenste grondwater. Dit blijkt o.a. uit Datum: 26 februari 2010 Nummer: TB.N.10.003
17
de resultaten van het in september 2009 afgesloten project Nutriënten Waterproof op Proefboerderij Vredepeel en uit door het RIVM uitgevoerde metingen op de Tmt bedrijven. Uit Nutriënten Waterproof blijkt ook dat een teruglopende bodemvruchtbaarheid (indicator hiervoor het organische stof gehalte van de grond) ten koste lijkt te gaan van de opbrengsten. Van alle regio’s in Nederland heeft deze regio hierdoor de grootste ‘veranderopdracht’. De sector (LLTB, ZLTO) realiseert zich de problematiek terdege en is van plan zich maximaal in te zetten om het nitraatgehalte in het grondwater te verlagen, binnen de randvoorwaarde van een rendabele bedrijfsvoering. Dit is geen eenvoudige opgave gezien: o Aangescherpte gebruiksnormen voor fosfaat en stikstof. In Zuidoost Nederland liggen veel gronden met hoge Pw-getallen (>55). De fosfaatgebruiksnorm op deze percelen wordt de komende jaren stapsgewijs verlaagd naar 55 kg P2O5/ha. o Moeilijkheid de bodemvruchtbaarheid in stand te houden bij deze lagere gebruiksnormen. Onbewerkte varkensdrijfmest is in deze situatie geen geschikte mestsoort. Mestbewerking en –verwerking kan bijdragen aan de oplossing. o Dreiging van verdere aanscherping in het Vijfde actieprogramma, met als mogelijk gevolg dat een rendabele bedrijfsvoering niet meer mogelijk is. Synergie Masterplan Mineralen en Tmt LTO Nederland ontwikkelt momenteel een Masterplan Mineralen, waarin de sector aangeeft hoe zij denkt de komende jaren de problemen aan te pakken op weg naar een emissieneutrale akkerbouw in 2020. Het bedrijvennetwerk van Tmt wordt beschouwd als een waardevolle aanpak die goed past bij de doelen en gewenste aanpak van het masterplan. LTO wil dan ook beide trajecten goed op elkaar af te stemmen en zo mogelijk te integreren. Gezien de omvang van de problematiek in Zuidoost Nederland en de consequenties van de aanscherping van de gebruiksnormen voor akkerbouwbedrijven in Zuidoost Nederland is LTO van mening dat er in 2010 en volgende jaren extra inzet nodig is in deze regio. Dat om zowel te werken aan haalbare oplossingen binnen de verder aanscherpende normen als om de periode van het Vierde actieprogramma maximaal te gebruiken met het oog op het Vijfde Actieprogramma dat in 2014 begint. Van de 12 Tmt bedrijven zijn er echter maar drie in Zuidoost Nederland gevestigd. Gezien het feit dat de problemen in het zuidoostelijk zandgebied het grootst zijn wordt het door LTO gewenst geacht het aantal bedrijven in deze regio uit te breiden, bijvoorbeeld tot 7, met drie bedrijven in zowel Noord Brabant als Limburg op zand en 1 bedrijf op lössgrond. De overige 9 bedrijven van Tmt zouden moeten blijven bestaan. Aanpak Telen met toekomst in 2010 De situatie op de kleigronden is anders dan op het zand. Verder bepalen de bedrijfsopzet, bouwplan en vruchtwisseling op een bedrijf hoe groot de aanpassing is, nodig om binnen de gebruiksnormen te blijven. De accenten in de bemestingsstrategie zullen daarom bij de deelnemers verschillend zijn. Hieronder zijn de belangrijkste aandachtspunten voor de inzet van de deelnemers en de begeleiding vanuit Telen met toekomst gegeven. Aandachtspunten op de zandgronden o Maximale inzet van kennis over mineralenmanagement op de bedrijven, tot welke N-input leidt dit en hoe verhoudt zich dit tot de stikstofgebruiksnorm op perceels- en bedrijfsniveau. De verschillen tussen jaren zijn aanzienlijk. Waar ligt de ruimte en waar knelt het. o Managen van de bodemvruchtbaarheid binnen de randvoorwaarden van de fosfaatnormen, vooral op gronden met hoge Pw toestand. Hoe kan dan toch de organische stof voorziening op peil gehouden worden. Hierbij ook de mogelijkheden van bewerkte mest en compost benutten. o Wat zijn de meest veelbelovende Good en Best Practices (GP’en en BP’s,). Hierbij nemen we ook nadrukkelijk de mogelijkheden van de moderne technologie in mee (remote sensing en ‘nearby sensing’). Op zandgronden wordt vaak beregend, hierdoor werkt geleide bemesting beter dan op (klei)gronden waar niet wordt beregend.
Datum: 26 februari 2010 Nummer: TB.N.10.003
18
o o o o
o
Welke organische mestsoorten en kunstmeststoffen passen op het bedrijf (o.a.mestconcentraat, digestaat). Aanpassingen/optimalisatie van diverse stikstofbijmestsystemen. Verkennen van de effecten van lagere N-giften dan de gebruiksnorm (20 en 40 kg lager dan de gebruiksnorm bijvoorbeeld) op opbrengst en kwaliteit van de diverse gewassen. Voortzetting van deelname bedrijven in het meetnet van RIVM om de effecten op waterkwaliteit te monitoren. De bedrijven zijn nu twee keer gemeten. De grootte van de objecten met minder stikstof kunnen zo gekozen worden dat naast de effecten van een lagere bemesting op opbrengst, kwaliteit ook effect op nitraatgehalte in het grondwater gemeten kan worden. Verkennen van inkomenseffecten ten gevolge van lagere gebruiksnormen, op gewasniveau en bedrijfsniveau. Hiervoor worden de opbrengsten bepaald op de veldjes met een lagere bemesting.
Aandachtspunten op de kleibedrijven o Maximale inzet van kennis over mineralenmanagement op de bedrijven (GP’s en BP’s), tot welke N-input leidt dit en hoe verhoudt zich dit tot de stikstofgebruiksnorm op perceels- en bedrijfsniveau. De verschillen tussen jaren zijn aanzienlijk. Waar ligt de ruimte en waar knelt het. o Managen van de bodemvruchtbaarheid binnen de randvoorwaarden van de fosfaatnormen. Op gronden met relatief lage organische stofgehaltes verdient dit aspect extra aandacht. Hoe kan de organische stof voorziening op peil gehouden worden. Hierbij ook de mogelijkheden van bewerkte mest en compost benutten. o Veranderde strategie voor mestgebruik op klei. De hoogte van de gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat is voor de meeste bedrijven geen groot knelpunt. Het Vierde Actieprogramma dwingt de akkerbouwers op klei echter wel tot een totaal ander gebruik van organische mest. Zowel de mestsoorten als het tijdstip en de technieken van uitrijden vragen aandacht. De inzet in Telen met toekomst is hier mede op gericht Dit levert een bijdrage aan de acceptatie in de praktijk voor toepassen van mest in het voorjaar. o Toepassen in het voorjaar in verschillende gewassen, diverse mestsoorten, ook bewerkte mest en mestproducten, met verschillende technieken en monitoring van de resultaten (N-werking, opbrengsten, etc.) o Voortzetting van deelname bedrijven in het meetnet van RIVM om de effecten op waterkwaliteit te monitoren. De bedrijven zijn nu twee keer gemeten. Beknopt werkplan Telen met toekomst 2010 Met de deelnemende bedrijven o Bemestingsplan 2010. Analyseren en aanpassen van de bemestingsstrategie op de bedrijven en zonodig aanpassen aan de eisen van het vierde actieprogramma. De resultaten uit 2008 en 2009 zijn hierbij het uitgangspunt. In het bemestingsplan worden ook keuzes aangegeven voor mestsoorten en kunstmeststoffen. In gewassen waarvoor bijmestsysteem beschikbaar is wordt voor stikstof een basisgift voorzien, de aanvulling is maatwerk, gebaseerd op het bijmestsysteem. o Toetsen van de opgestelde strategie in het veld. Haalbaarheid van de gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat, analyse van kansen en knelpunten die zich hierbij voordoen. Organische stof wordt hierbij nadrukkelijk meegenomen. o Plan voor toe te passen Good en Best Practices (o.a. NBS, bladsteeltjes, N-monitoring in combinatie met satellietbeelden, crop scan, Yara sensor en plaatsspecifiek bemesten). Welke BP’s en GP’s passen onder welke omstandigheden, inclusief ervaringen met toepassingstechnieken voor uitrijden mest in het voorjaar in diverse gewassen. o Meetprogramma (N-min, opbrengst en kwaliteit). o Registratie en analyse van de bedrijfsgegevens. o Rapportage van de resultaten
Datum: 26 februari 2010 Nummer: TB.N.10.003
19
Projectniveau o Groepsanalyse en rapportage o Bijeenkomsten projectteam, 2x per jaar o Groepsbijeenkomsten met de deelnemers, een landelijke bijeenkomst in de winter voor de bespreking van de resultaten van het afgelopen jaar en gedurende het groeiseizoen een veldbijeenkomst in Noord en in Zuid Nederland.
Frank Wijnands, Harm Brinks Bijlage: begroting 2010
Datum: 26 februari 2010 Nummer: TB.N.10.003
20
Begroting Tmt Bemesting 2010 In onderstaande tabel komen besproken activiteiten uit het werkplan terug en worden de kosten op basis van deelname van 12, resp. 16 bedrijven inzichtelijk gemaakt. Er is gerekend met de personeelsspecifieke uurtarieven, volgens tariefstelling 2010. Uren (of €) per eenheid
Totale kosten 12 bedrijven
Bedrijfsniveau Bemestingsplannen Meet- en experimenteerplannen Begeleiding en evaluatie uitvoering Registratie en analyse Rapportage Materiële kosten Projectniveau Werving nieuwe bedrijven Groepsbijeenkomsten met deelnemers en begeleiders: 1x winter (allen); 2 regiobijeenkomsten (noord en zuid) Bijeenkomst projectteam Onkostenvergoeding deelnemers Algemene kosten: reis- en verblijf; zaalhuur, etc. Jaarrapportage overall Projectleiding
16 8 48 20 12 € 3.000
€ 19.400 € 8.900 € 60.000 € 18.000 € 14.100 € 36.000
€ 25.900 € 11.800 € 80.000 € 24.000 € 18.900 € 48.000
4 80/40
€ 1.800 € 14.400
€ 3.600 € 14.400
80 € 1.000
€ 7.700 € 12.000 € 3.000 € 12.100 € 15.600
€ 7.700 € 16.000 € 3.000 € 12.100 € 15.600
€ 223.000
€ 281.000
€ 107.000
€ 107.000
€ 116.000
€ 174.000
140
Totaal (excl. BTW) Financiële dekking: Via Tmt algemeen Resteert te financieren (exclusief BTW)
16 bedrijven
(exclusief BTW)
Korte toelichting op begroting Bemestingsplan Verzamelen basisgegevens bedrijf, eerste versie bemestingsplan ondernemerspraktijk 2010, Tmt bemestingsplan 2010, bespreken met teler (adviseur, onderzoeker), finale versie. Totaal 16 uur per bedrijf. Meetplan Per bedrijf opstellen van plan van aanpak uit te voeren best practices, experimenten, etc. en daarop uit te voeren meetplan. Betrokkenheid adviseur en onderzoeker. Totaal 8 uur per bedrijf. Begeleiding uitvoering Bedrijfsbezoeken (10 maal 3 uur), bedrijfsbezoek onderzoekers (4 maal 3 uur), evaluatiegesprek ondernemers (adviseur en onderzoeker: 6 uur): totaal 48 uur. Registratie en analyse Voor verwerking van de bedrijfsgegevens met FARM (verzamelen, controleren, invoeren, verwerken) wordt per bedrijf 20 uur gerekend. Daarbij is een deel van het voortraject: de correcte registratie en de eerste controle bij de bedrijfsbegeleiding neergelegd. Rapportage (bedrijfsspecifieke data) Het verzamelen/evalueren van een bedrijfsspecifieke data t.b.v. rapportage, met daarin de kwalitatieve ervaringen waarnemingen en de kwantitatieve gegevens (meetresultaten en berekende kengetallen vanuit de registratie) wordt begroot op ca. 12 uur per bedrijf. Datum: 26 februari 2010 Nummer: TB.N.10.003
21
Materiële kosten De materiële kosten bestaan uit de monstername- en analyse kosten van onderzoekstechnisch relevante monsters van grond en/of gewas, inzet van ondersteuning bij bepalingen, etc., wordt begroot op k€ 3 euro per bedrijf. Groepsbijeenkomsten met deelnemende akkerbouwers en begeleiders Drie bijeenkomsten, twee groepen, per bijeenkomst deelname PPO en DLV Plant, tijd voor voorbereiding, uitvoering en rapportage per bijeenkomst: totaal 50 uur per bijeenkomst. Projectteambijeenkomst Bijeenkomst voor overleg, instructie, uitwisseling ervaring, etc. met begeleidende adviseurs en onderzoekers. Een bijeenkomsten. Rapportage Voor het opstellen van een specifieke jaarrapportage bemesting, inclusief analyse van alle verkregen informatie wordt ca. 140 uur begroot. Afkomstig van de verschillende subteams met redactie en analyse van de betrokken bemestingsonderzoeker.
Datum: 26 februari 2010 Nummer: TB.N.10.003
22