NIEUWSBRIEF
Najaar 2011
Kwartaal 2, 2012
IN BEWEGING
INHOUD • Auto en Fiscus • Omzetbelasting • DGA praktijk • Internationaal zaken doen • Algemeen
Het zal u opgevallen zijn in de berichtgeving dat de financiële wereld ter discussie staat en ook de accountant daar niet aan ontkomt. De accountantswereld is dan ook flink opgeschud door de Tweede Kamer, die voor wil schrijven dat de grote bedrijven van openbaar belang om de acht jaar moeten wijzigen van accountant. Ook mag bij grote bedrijven de accountant niet meer controleren en adviseren tegelijk. De Nederlandse wetgever loopt daarbij vooruit op de Europese wetgever. Dit geldt dus voor controles bij beursgenoteerde bedrijven en ander bedrijven van openbaar belang, zoals banken en pensioenfondsen en niet voor de markt van middelgrote en kleinere bedrijven. De Tweede Kamer wil met deze maatregelen het vertrouwen in de financiële sector en in het werk en oordelen van accountants weer herstellen. Ook de toezichthouder AFM krijgt meer macht en hulpmiddelen om (nog strenger) toezicht te houden op de uitvoering van wettelijke controles en dat voor alle bedrijven die een wettelijke controle nodig hebben. Kortom de accountantsmarkt zal flink in beweging komen de komende jaren en misschien is dat maar goed ook. Op dit moment is, net zoals in andere delen van de economie, de markt van de zakelijke dienstverleners en dus ook van de accountants niet eenvoudig. Bedrijven eisen een proactieve dienstverlener die waar voor zijn geld levert. Accountants moeten aan de klant steeds sneller en steeds betere financiële informatie leveren, liefst on line real time tegen een competitieve prijs. Dat terwijl de eisen die aan het werk van accountants worden gesteld steeds strenger worden, eisen die de kosten van de dienstverlening eigenlijk alleen maar verhogen. Het antwoord dat Daamen & van Sluis heeft gevonden is fors investeren in de kwaliteit van de dienstverlening en het zoveel mogelijk automatiseren van de werkzaamheden. Voor een deel is dit een technisch verhaal dat veelall buiten uw gezichtsveld plaats vindt, onder de motorkap als het ware. Voor een deel kunt u er mede van profiteren door bijvoorbeeld online real time uw salarissen te laten verwerken, inclusief de verzuimregistratie en de vakantiekaarten. Ook uw jaarrekening is bijvoorbeeld onder de motorkap gereed gemaakt om door middel van SBR (geautomatiseerd) aan uw bank te worden aangeleverd alsmede aan de Kamer van Koophandel. Als u dat wilt kunnen we binnenkort uw jaarrekening gaan benchmarken tegen uw branchegenoten en zelfs gaan uitrekenen wat uw "rating" zou zijn bij uw bank. Wij kunnen daar dan gelijk een advies aan koppelen, pro actief, met behulp van de modernste technieken.>>>
1
>>> IN BEWEGING >>> U ziet Daamen & van Sluis is al een poosje, deels onder de motorkap, in beweging om u ook in de toekomst van dienst te kunnen zijn. Dat doen we overigens niet omdat de wetgever dat vraagt maar omdat in een globaliserende economie met veel competitie onze ondernemers steeds meer relevante diensten van ons zullen gaan vragen tegen een billijke prijs. Daamen & van Sluis is een onafhankelijk kantoor in de Randstad van Nederland met een sterk nationaal netwerk via SRA en een sterk netwerk internationaal via AGN waardoor wij de persoonlijke dienstverlening kunnen koppelen aan de modernste technieken en nieuwste kwaliteitsinzichten.
Natuurlijk, het gaat met vallen en opstaan, maar altijd in het vertrouwen dat wij hebben in de relatie met u als onze klanten om u de beste dienstverlening te geven die u ook verdient! Samen blijven we in beweging, en dat is ook goed voor uw en onze financiële gezondheid! Veel leesplezier met deze nieuwsbrief, aarzel niet om ons te bellen met vragen. Vriendelijke groet, Namens het team van Daamen & van Sluis, Wim van Sluis.
Wij staan klaar om samen met u de toekomst in te gaan en willen samen met u doorgroeien als onafhankelijk topdienstverlener met een menselijke maat die de kenmerkende vertrouwensrelatie met u als klant kan waarborgen.
AUTO EN FISCUS >>>
1 MINISTERIE VERLIEST ZAAK REISKOSTEN Voordeel voor leaserijders, maar ook alle andere werknemers De staatssecretaris van Financiën heeft voor de Hoge Raad een gevoelige nederlaag geleden. Een belastingplichtige ging thuis lunchen en deed daar ook "wat" voor zijn werk. Hij stelde dat die ritten ook zakelijk waren en dus voor de bijtelling van de auto van de zaak niet meetelden. Het betoog van de staatssecretaris "dat onder woonwerkverkeer alleen
2
dienden te worden begrepen ritten vanaf de woning naar het werk met het doel daar werkzaamheden te verrichten en vervolgens aan het eind van de werkdag in omgekeerde richting" vindt volgens de Hoge Raad geen steun in de wettekst en geen steun in de toelichting. De lunchritten zijn dus géén privé kilometers.
>>> AUTO EN FISCUS Deze zaak kan de staatssecretaris wel eens veel geld gaan kosten. Doordat de extra kilometers niet meetellen als privékilometers, ontloopt een aantal leaserijders de bijtelling. Bovendien kunnen werknemers die met eigen vervoer thuis gaan lunchen een dubbele reiskostenvergoeding krijgen. Terwijl het de werkgever niets extra’s hoeft te kosten als de werknemer voor de extra vergoeding salaris of verlof inlevert.
een ruime vergoeding in werkelijkheid alle kosten te vergoeden, eventueel minus een bedrag voor het privégebruik. De controller betaalde eerst zelf de kosten van de auto, waaronder de verzekering en belasting, en vervolgens declareerde hij de kosten bij zijn werkgever en kreeg hij ze bij zijn maandelijkse loonbetaling vergoed. Omdat de controller op de zitting verklaarde dat alle autokosten door zijn werkgever zijn vergoed, is volgens de rechtbank sprake van een ter beschikking gestelde auto.
2
De rechtbank houdt de navorderingsaanslagen dan ook in stand. Ook de opgelegde vergrijpboeten van 25%, die zijn berekend over de bijtelling vanwege het privégebruik van de auto, acht de rechtbank passend en geboden. Mede gelet op de functie van de controller, het feit dat de afspraken over de auto op voorstel van de controller zijn gemaakt, en de algemene bekendheid van de wettelijke regels, is er volgens de rechtbank sprake van ‘grove schuld’.
'VERKLARING ZAKELIJK GEBRUIK BESTELAUTO' UITSLUITEND AANVRAGEN VIA FORMULIER
De Belastingdienst krijgt vragen over de ‘verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’. Het formulier waarmee u deze verklaring kunt afgeven, is sinds eind 2011 beschikbaar op de website van de Belastingdienst. Per 1 januari 2012 wordt voor bestelauto’s de 'verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto' ingevoerd. Een ondernemer, een particulier met resultaat uit overige werkzaamheden of een werknemer kan daarmee verklaren, dat hij met de bestelauto van de zaak geen enkele kilometer privé rijdt. Zo kunt u de bijtelling/onttrekking voor privégebruik vermijden. En hoeft u geen rittenadministratie bij te houden. De verklaring kunt u uitsluitend afgeven via een door de Belastingdienst beschikbaar gesteld formulier. Bent u een werknemer, dan stuurt u de verklaring in via uw werkgever. Dit formulier, en een toelichting van de regeling, zijn sinds eind 2011 beschikbaar via de website. 3
CONTROLLER IN DE FOUT INZAKE BIJTELLING PRIVÉGEBRUIK AUTO
Rechtbank Leeuwarden heeft onlangs geoordeeld dat een tot het privévermogen van een controller behorende auto aangemerkt kan worden als een door de werkgever ter beschikking gesteld voertuig omdat de werkgever alle kosten ervan vergoedt. De bijtelling privégebruik auto is terecht, evenals de boete wegens grove schuld. De controller gaf in de aangiften IB /PVV over de jaren 2003 t/m 2005 geen bijtelling privégebruik auto aan. Na een boekenonderzoek vond de inspecteur dit niet terecht en legde hij over de genoemde jaren navorderingsaanslagen met vergrijpboete op. Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat een tot het privévermogen behorende auto aangemerkt kan worden als een door de werkgever ter beschikking gestelde auto wanneer de werkgever alle autokosten vergoedt ofwel de bedoeling lijkt te hebben om met
4
HEEN EN TERUGREIZEN NAAR ANDERE PLAATSEN BEHOORT NIET TOT WOON WERKVERKEER
Sinds 1 juli jl. worden de kilometers die met een auto van de zaak worden gereden in het woon werkverkeer, voor de BTW als privékilometers aangemerkt. Maar wat is woonwerkverkeer? Een recent gepubliceerd besluit van de Staatssecretaris van Financiën geeft daarop antwoord. Samengevat is woonwerkverkeer de afstand tussen het woonadres en de vaste werkplaats. Het heen en terugreizen naar andere plaatsen behoort niet tot het woon werkverkeer, zoals het reizen van een bouwvakker naar de bouwplaats en van een onderhoudsmonteur naar het adres van zijn klant. Dat geldt ook voor het als zakelijk aanmerken van het gebruik door de werknemer van parkeergelegenheid van de werkgever. Ook dat is in het besluit geregeld. Als een auto van de zaak voor privéritten wordt gebruikt, moet de ondernemer aan het eind van het jaar BTW betalen over dat privégebruik (de zogenoemde BTWcorrectie). Sinds 1 juli jl. is die correctie niet langer gekoppeld aan de hoogte van de fiscale bijtelling in de loon en inkomstenbelasting. Sindsdien wordt het werkelijke privégebruik belast. Onder voorwaarden mag een forfait worden toegepast van 2,7% van de cataloguswaarde van de auto. Europese BTWregels zijn de reden dat woonwerkkilometers niet langer als zakelijk worden aangemerkt. ■
3
OMZETBELASTING
5
UITSPRAAK LAGERE BTWCORRECTIE BEVESTIGD
Hof Amsterdam heeft de veelbesproken uitspraak van Rechtbank Haarlem inzake de lagere btwcorrectie op het privégebruik van de auto bevestigd. Uit het oogpunt van de heffing van omzetbelasting over privégebruik van de een auto bestaat geen verschil tussen een auto met een lagere CO2uitstoot en een andere auto. De belastingplichtige doet dan ook terecht een beroep op de gunstige regeling die voor anderen geldt. Een belastingplichtige ondernemer die een btw correctie van 12% x 14% wilde in plaats van een btw correctie van 12% over de bijtelling van 25% wegens privégebruik van zijn auto van de zaak, werd op 1 juni vorig jaar door Rechtbank Haarlem in het gelijk gesteld. De rechter vond dat de milieuverschillen bij de berekening van de btwcorrectie geen rol mogen spelen. Hof Amsterdam heeft deze uitspraak bevestigd. Door voor heffing van omzetbelasting aan te sluiten bij de bijtelling in de IB is de nietaftrekbare omzet belasting in grote mate afhankelijk van de aard van de ter beschikking gestelde auto. Door het verschil in CO2 uitstoot ontstaan er, bij gelijke kosten, aanzienlijke verschillen in de correctie voor het privégebruik. Hierdoor gaat het verband tussen de feitelijk kosten met betrekking tot privégebruik en de op basis van het forfait vastgestelde kosten geheel verloren. Op geen enkele manier is aannemelijk geworden dat de kosten van een milieuvriendelijke auto aanleiding geven tot het in aanmerking nemen van een (zoveel) gunstiger forfait dan bij ander auto’s van dezelfde waarde. Het hof vindt dat de staatssecretaris bij de uitvoering van
4
het bepaalde in het BUA een begunstigend beleid voert ten aanzien van auto’s met een lagere CO2 uitstoot. Uit het oogpunt van heffing van omzetbelasting over privégebruik van een auto bestaat er echter geen verschil tussen een auto met een lagere CO2uitstoot en een andere auto. De ondernemer heeft terecht een beroep gedaan op de voor anderen geldende begunstigende regeling. Volgens het hof kan de begunstigende regeling niet geacht worden te berusten op een onjuiste rechtsopvatting en is het ook niet aannemelijk dat de regeling zonder die rechtsopvatting achterwege zou zijn gebleven. Het is immers niet goed denkbaar dat de staatssecretaris niet heeft beseft dat de begunstigende regeling in strijd was met het bepaalde in de BTW richtlijn en met doel en strekking van het BUA. Daamen & van Sluis heeft voor haar relaties waar de BTW aangifte voor wordt verzorgd collectief bezwaar gemaakt.
6
VERPLICHTING TOT INDIENEN SUPPLETIE BTW
Met ingang van 1 januari 2012 zijn belastingplichtigen verplicht om een suppletieaangifte btw in te dienen bij gebleken onjuistheden of onvolledigheden (hierna: de informatieverplichting). Deze regeling is ingevoerd omdat volgens het kabinet belastingplichtigen bij uitstek bekend zijn met de volledige en juiste informatie die relevant is voor de btwheffing. Bij het niet tijdig informeren van de belastingdienst kan de belastingplichtige een vergrijpboete opgelegd krijgen. Deze bedraagt maximaal 100% van de als gevolg van de onjuistheid of onvolledigheid niet betaalde btw. De suppletie vanaf 2012 Belastingplichtigen die een suppletieaangifte btw indienen, kregen tot 1 januari 2012 hooguit een verzuimboete opgelegd wegens het niettijdig betalen van de verschuldigde belasting. Vanaf 1 januari 2012 is echter een nieuwe informatieverplichting geïntroduceerd, waardoor het niet tijdig doen van een suppletieaangifte voortaan als een overtreding kwalificeert waarop een vergrijpboete is gesteld. Onder het niet voldoen aan de informatieverplichting is begrepen de situatie waarin de belastingdienst de onjuistheden of onvolledigheden ontdekt vóórdat de belastingplichtige daarvan mededeling heeft gedaan. De informatieverplichting sluit aan bij het kalenderjaar. Gedurende vijf jaar, blijft de belastingplichtige verplicht om onjuistheden te melden.
Vergrijpboete na verzuimboete Indien na het opleggen van een verzuimboete wordt geconstateerd dat sprake is van opzet of grove schuld ter zake van hetzelfde feit, vrijwaarde dit de overtreder van een vergrijpboete. Met ingang van 1 januari 2012 is het echter mogelijk na een verzuimboete een vergrijpboete op te leggen voor hetzelfde feit. Er moet dan sprake zijn van nieuwe bezwaren. Nieuwe bezwaren zijn verklaringen van de belastingplichtige of van derden, boeken, bescheiden en andere gegevensdragers waarvan de inhoud pas bekend is geworden na het opleggen van de verzuimboete of die bij het opleggen daarvan niet zijn onderzocht. De eerder opgelegde verzuimboete wordt overigens wel verrekend met de wegens hetzelfde feit opgelegde vergrijpboete.■
Het gaat in de nieuwe regeling om onjuistheden en onvolledigheden die blijken vanaf 1 januari 2012. Het kan dus ook gaan om onjuist of onvolledigheden in aangiften die in 2011 of in de vier jaren daarvoor zijn ingediend, maar die pas in 2012 worden geconstateerd. Bij het opstellen van de jaarrekening constateert men regelmatig dat nog btw moet worden voldaan. Men doet er goed aan om zo snel mogelijk deze suppletieaangifte in te dienen. Wordt de suppletie ingediend binnen drie maanden na het einde van het kalenderjaar waarin de belasting verschuldigd werd, dan zal volgens een eveneens op 1 januari 2012 in werking getreden regeling geen rente worden berekend. Hetgeen hiervoor is opgemerkt over de suppletieaangifte btw, geldt overigens ook voor de verklaring geen privégebruik voor de auto van de zaak en de nieuwe verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto.
5
INKOMSTENBELASTING
7
HEBT U VOOR DE BELASTINGEN EEN PARTNER... EN VOOR WELKE PERIODE GELDT DAT DAN?
Het kan voor de belastingen een groot verschil maken of u wel of niet een partner hebt. Daar kunt u mee geconfronteerd worden bij de jaarlijkse belasting aangifte die één dezer dagen ongetwijfeld weer veel mensen de nodige hoofdbrekens gaat kosten. En de regels voor het fiscale partnerschap zijn met ingang van 2011 nogal gewijzigd. Het kan er zelfs toe leiden dat gehuwden in 2010 niet als partners werden beschouwd omdat zij ‘duurzaam gescheiden’ leefden, maar dat zij op basis van de nieuwe regels voor 2011 weer wél als fiscale partners moeten worden aangemerkt. Een andere belangrijke wijziging is er voor ongehuwd samenwonenden. Voor hen is de keuzeregeling voor het fiscale partnerschap afgeschaft. Daarmee vervallen wellicht interessante mogelijkheden, zoals de vrije verdeling van bepaalde inkomsten en aftrekposten. Maar als u een deel van 2011 een fiscale partner hebt is het zinvol om wat verder te kijken dan de neus lang is. Misschien kunt u beiden dan toch nog wel voor heel 2011 als fiscale partners kwalificeren en dan komen de mogelijkheden dus echt weer in beeld. Gehuwden Gehuwden worden voor de belastingen als fiscale partners aangemerkt; hetzelfde geldt overigens voor degenen die zich bij de burgerlijke stand hebben laten registreren, het zogenoemd geregistreerd partner schap.
6
Bij een huwelijk in 2011 geldt het fiscale partnerschap voor de huwelijkse periode, tenzij beide partners al voor de huwelijksdatum op hetzelfde woonadres stonden ingeschreven. In dat geval gelden beiden ook in die periode als fiscale partners, mogelijk dus voor heel 2011. Einde van het fiscale partnerschap geldt alleen bij een officiële scheiding, een scheiding van tafel en bed of een officieel verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed. Belangrijk is wel dat in al die gevallen men in ieder geval als fiscale partners blijft aangemerkt zolang beiden op hetzelfde woonadres staan ingeschreven. Ook dan mogelijk dus nog voor heel 2011. Voorbeeld A is gehuwd met B. Zij besluiten uit elkaar te gaan. Op 1 mei 2011 wordt een verzoek tot echtscheiding gedaan. Op 15 augustus 2011 wordt de echtscheiding uitgesproken. In afwachting van definitieve woonruimte blijven beiden nog wel samen op hetzelfde adres ingeschreven staan. Op 1 oktober 2011 laat B zich uitschrijven. A en B zijn dan fiscale partners tot 1 oktober 2011. Zij kunnen er vervolgens overigens ook nog voor kiezen om het hele jaar als fiscale partners te worden aangemerkt, waardoor zij bepaalde inkomsten en aftrekposten vrij kunnen toedelen.
Als de uitschrijving pas plaatsvindt in 2012 zijn zij alleen al daarom heel 2011 fiscale partners. En opmerkelijk: ook in 2012 zijn zij dan voor de periode van de gezamenlijke inschrijving nog fiscale partners. Duurzaam gescheiden leven Vanaf 2011 wordt voor het fiscaal partnerschap geen betekenis meer toegekend aan het duurzaam gescheiden gaan leven, zolang nog geen verzoek om echtscheiding of scheiding van tafel en bed is gedaan. Dat kan er zelfs toe leiden dat duurzaam gescheiden levende echtgenoten voor de belastingen in 2010 , en misschien ook zelfs in eerdere jaren, geen fiscale partners waren en vanaf 2011 weer wel als fiscale partners worden aangemerkt. Hoe bijzonder kunnen wij het maken? Voorbeeld C en D zijn gehuwd, maar zijn met ingang van 1 augustus 2010 duurzaam gescheiden gaan leven. Zij staan ook op verschillende woonadressen ingeschreven. Voor 2010 zijn zij op grond van de oude regels vanaf 1 augustus 2010 geen fiscale partners meer. Zolang er nog geen aanvraag voor echtscheiding of scheiding van tafel en bed is ingediend, worden C en D echter volgens de nieuwe regeling met ingang van 1 januari 2011 weer aangemerkt als fiscale partners. Ongehuwd samenwonenden Ongehuwd samenwonenden worden voor de belastingen vanaf 2011 alleen nog als fiscale partners aangemerkt als zij op hetzelfde woonadres staan ingeschreven en bovendien één of meer van de volgende situaties van toepassing is. • Zij hebben samen een notarieel samenlevingscontract. • Zij hebben samen een kind of het kind van de ene partner is door de andere erkend. • Zij bezitten samen een woning. • Zij zijn samen in een pensioenregeling opgenomen. Het fiscale partnerschap is in die situaties verplicht; de keuzemogelijkheid is dus vervallen. Sterker: de fiscus zal bij de vooringevulde gegevens ongetwijfeld al vermelden als u op basis van de nieuwe criteria een fiscale partner hebt. Deeljaar fiscale partners Ook bij ongehuwd samenwonenden geldt het fiscale partnerschap tevens voor de periode in het kalenderjaar waarin beide partners op hetzelfde woonadres staan ingeschreven. Voorbeeld E en F wonen op 1 januari 2011 ongehuwd samen en staan ook op hetzelfde woonadres ingeschreven. Als zij
in de loop van 2011 een samenlevingscontract hebben gesloten zijn zij toch vanaf 1 januari 2011 fiscale partners. Ook als zij geen samenlevingscontract hebben gesloten maar bijvoorbeeld in de loop van 2011 een kind hebben gekregen zijn zij vanaf 1 januari 2011 fiscale partners. Aftrekposten gunstig verdelen Fiscale partners kunnen bepaalde aftrekposten geheel vrij verdelen. Dat geldt bijvoorbeeld niet alleen voor de hypotheekrente, de specifieke zorgkosten (ziektekosten, tandartskosten en dergelijke) en de giften, maar bijvoorbeeld ook voor alimentatie betalingen. Dat kan een groot verschil uitmaken als de ene partner in een belangrijk hoger tarief valt dan de ander. De aftrekpost kan bij toerekening aan de meestverdiener een (veel) hoger belastingvoordeel opleveren. Om te beoordelen wat het gunstigste is kunt u in het aangifteprogramma de gezamenlijke gegevens laten 'verschuiven van de een naar de ander' om aldus te testen welke verdeling het meeste voordeel oplevert. Er geldt één belangrijke voorwaarde voor de vrije toedeling: het is alleen mogelijk als u en uw fiscale partner het hele jaar 2011 fiscale partners zijn. Maar als u niet het gehele jaar 2011 fiscale partners bent, bijvoorbeeld omdat u beiden pas in de loop van 2011 op hetzelfde woonadres bent ingeschreven (zie hiervoor), kunt u er voor de vrije verdeling toch voor kiezen om het hele jaar als fiscale partners te worden aangemerkt. Op die manier kunt u dus toch van de vrije verdeling gebruik maken. 8 VRIJWILLIGE ALIMENTATIE NIET AFTREKBAAR Wanneer betaalde alimentatie niet berust op een uit het familierecht voortkomende verplichting, is deze alimentatie niet aftrekbaar, zo oordeelt de rechtbank in Breda. Een man en vrouw zijn in 2005 uit elkaar gegaan. De echtscheiding wordt uitgesproken in april 2006 en een maand later ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. In juli 2006 bereiken de man en zijn ex overeenstemming over de afwikkeling van de echtscheiding. Afgesproken wordt dat hij vanaf de datum van echtscheiding geen alimentatie hoeft te betalen aan haar. Dit wordt bevestigd in een uitspraak van de rechtbank. In zijn aangifte over 2006 trekt de man de door hem betaalde alimentatie af. Ook de alimentatie die hij na de datum van echtscheiding nog heeft betaald, brengt hij op zijn inkomen in mindering. Hij heeft deze alimentatie betaald om te voorkomen dat zijn ex alsnog alimentatie zou eisen.
7
Toch is de alimentatie die de man vanaf mei 2006 betaald volgens de inspecteur niet aftrekbaar en Rechtbank Breda is het daar mee eens. Omdat de vanaf 2005 betaalde alimentatie niet berust op een uit het familierecht voortkomende verplichting, kan hij deze alimentatie niet in mindering brengen op zijn inkomen. Betaalde alimentatie aan een exechtgenoot is onder voorwaarden aftrekbaar als persoonsgebonden aftrekpost. Een van de voorwaarden is dat de alimentatie wordt betaald uit hoofde van een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting. Hiervan is sprake als de alimentatieverplichting berust op een rechterlijke uitspraak. Het is vervolgens mogelijk om in een (aanvullend) echtscheidingsconvenant de hoogte van de alimentatie vast te leggen. Deze alimentatie is dan aftrekbaar. Een tweede voorwaarde is dat de alimentatie wordt betaald aan een exechtgenoot. Hieronder wordt ook begrepen de echtgenoot van wie van tafel en bed is gescheiden of de echtgenoot van wie men duurzaam gescheiden leeft. Een exsamenwoner valt niet hieronder. Toch kan ook een expartner de alimentatie
DGA PRAKTIJK >>>
8
die hij betaalt aan degene met wie hij ongehuwd heeft samengewoond onder voorwaarden aftrekken. Er moet dan sprake zijn van een zogeheten dringende morele verplichting. Degene die de alimentatie moet betalen, kan dit bedrag als gezegd aftrekken op zijn inkomen. De betaalde alimentatie komt eerst in mindering op het box 1inkomen, vervolgens op het box 3inkomen en ten slotte, als er dan nog een bedrag overblijft, op het box 2inkomen. Tegenover de aftrek bij degene die de alimentatie moet betalen staat een heffing bij degene die de alimentatie ontvangt. Deze is over de ontvangen alimentatieuitkering inkomstenbelasting verschuldigd volgens het progressieve tarief. Wil de alimentatieplichtige in een keer aan zijn verplichting voldoen in plaats van periodiek een geldbedrag te moeten overmaken, dan kan hij hiervoor een alimentatielijfrente afsluiten. De koopsom voor een alimentatielijfrente is in een keer aftrekbaar op voorwaarde dat de alimentatielijfrente direct ingaat en uitsluitend aan de expartner uitkeert. De alimentatiegerechtigde moet de ontvangen uitkeringen optellen bij zijn inkomen. ■
>>> DGA PRAKTIJK 9 WINSTUITDELING, JE HEBT HET ZO TE PAKKEN Een apotheker, directeur en enig aandeelhouder van diverse apotheken, steekt kortingen van de tussen handel in eigen zak. Winstuitdeling, stelt de belasting inspecteur vast. De rechter is het met hem eens. Winstuitdeling Als een bedrijf vermogen onttrekt met de bedoeling een aandeelhouder te bevoordelen is sprake van een verkapte winstuitdeling. Een 'onttrekking' is bijvoorbeeld: tegen een te hoge prijs verkopen aan de vennootschap, tegen een te lage prijs kopen van de vennootschap, een voordeel laten lopen ten gunste van de aandeelhouder. Een voorwaarde is altijd wel dat zowel de vennootschap als de betrokkene zich bewust is van de bevoordeling. Let op De Belastingdienst kijkt kritisch naar de zakelijkheid van transacties tussen een dga en zijn bv. Er wordt getoetst of de bv haar aandeelhouder bewust bevoordeelt (of andersom). De zaak In de zaak van de apotheker, de belanghebbende in deze zaak, is zo'n winstuitdeling aan de orde. Hij is directeur en enig aandeelhouder van een bv die alle aandelen van drie apotheekvennootschappen bezit. De apotheekvennootschappen drijven elk een apotheek en vormen met de bv van de apotheker een fiscale eenheid voor de Vpb. Uit een onderzoek van de Belastingdienst bij leveranciers van medicijnen blijkt dat de apotheekvennootschappen kortingen op medicijnen niet in de administratie hebben verantwoord. De kortingen zijn via tussenpersonen aan de apotheker op zijn privérekening uitbetaald. In geschil bij de rechtbank is of de inspecteur de kortingen terecht als uitdeling van de bv aan de apotheker in aanmerking heeft genomen. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de Belastingdienst terecht een winstuitdeling van de bv aan de apotheker heeft aangenomen voor de kortingen op medicijnen. De rechtbank overweegt dat hij de kortingen buiten de apothekersvennootschappen om heeft ontvangen. Hoewel de vennootschappen recht hadden op de korting heeft hij zich niet verplicht deze kortingen af te dragen. Het is bovendien niet aannemelijk dat een rekeningcourantschuld van de apotheker aan de vennootschappen is ontstaan. Het feit dat in juni 2001 wel een rekeningcourantschuld wegens de kortingen over 1998 in de jaarrekening en de Vpbaangifte was opgenomen, doet hieraan volgens de rechtbank niet af omdat hierdoor een niet bestaande betalingsverplichting niet herleeft.
Volgens de rechtbank is de apotheker ten koste van de betrokken vennootschappen bevoordeeld. Het is aannemelijk dat dit bewust is gebeurd en dat de bevoordeling bij de apotheker heeft plaatsgevonden in de hoedanigheid van aandeelhouder. 10
OVEREENGEKOMEN RENTE IN BEGINSEL NIET BESLISSEND VOOR ZAKELIJKHEID LENING De Hoge Raad heeft onlangs arrest gewezen over de vraag of door een directeurgrootaandeelhouder aan zijn bv verstrekte lening onzakelijk was. Onder verwijzing naar zijn arrest van 25 november 2011 stelde de Hoge Raad voorop dat voor de beoordeling of een verstrekte lening onzakelijk is, de tussen partijen overeengekomen rente daarbij niet van belang is. Als partijen geen zakelijke rente hebben afgesproken, wordt dit voor de fiscale winstberekening gecorrigeerd door uit te gaan van een rentepercentage dat onder de gegeven omstandigheden wel zakelijk is. Alleen in het geval dat geen rente kan worden bepaald omdat geen onafhankelijke derde bereid zou zijn om onder dezelfde omstandigheden en voorwaarden eenzelfde lening te verstrekken moet worden verondersteld dat de geldverstrekker een debiteurenrisico loopt dat een derde niet zou hebben genomen. In dat geval (bijzondere omstandigheden daargelaten) moet ervan worden uitgegaan dat de geldverstrekker in zijn hoedanigheid van aandeelhouder het debiteurenrisico heeft aanvaard met de bedoeling het belang van de debiteur (bv) te dienen. De Hoge Raad merkte op dat dit uitgangspunt ook geldt voor geldleningen die bij de geldverstrekker onder de terbeschikkingstellingsregeling vallen. De Hoge Raad stelde in de onderhavige procedure vast dat Hof Amsterdam in zijn uitspraak uit 2010 nog van een ander criterium was uitgegaan bij de beoordeling van de zakelijkheid. De Hoge Raad heeft deze procedure nu verwezen naar Hof Den Haag voor verdere behandeling. 11
VERSCHIL IN STEMRECHT LEIDT TOT EEN (SOORT) AANMERKELIJK BELANG De soortbenadering in de aanmerkelijkbelangregeling ziet op de situatie waarin een vennootschap verschillende soorten aandelen heeft. Ingevolge deze benadering heeft een belastingplichtige (natuurlijk persoon) ook een aanmerkelijk belang (AB) indien hij, al dan niet tezamen met zijn partner, direct of indirect voor ten minste 5% van het geplaatste kapitaal van één soort aandelen aandeelhouder is. De soortbenadering is nodig om misbruik door manipulatie van het aandelenbezit tegen te gaan. Volgens de wetgever behoren aandelen tot een aparte soort indien de aandelen op enigerlei wijze van elkaar verschillen en daardoor niet dooreen leverbaar
9
zijn. Een uitzondering op deze hoofdregel geldt voor de in de wet omschreven aandelen die zich uitsluitend van andere aandelen onderscheiden doordat aan die aandelen een benoemingsrecht, het recht de naam van de vennootschap te mogen bepalen of een met die rechten vergelijkbaar recht is verbonden, dan wel doordat ter zake van die aandelen een bijzondere aanbiedingsregeling of een daarmee vergelijkbare regeling geldt. Deze aandelen worden niet als afzonderlijke soort aangemerkt. Op 16 december 2011 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat sprake is van verschillende soorten aandelen, niet alleen indien sprake is van een bijzondere gerechtigdheid tot een vermogensbestanddeel of een reserve van de vennootschap (zoals het geval is bij letteraandelen met een eigen dividendreserve), maar ook indien tussen verschillende soorten aandelen uitsluitend een verschil bestaat met betrekking tot de besluitvorming omtrent uitkeringen van winst of vermogen van de vennootschap. Laatstgenoemd verschil is van een andere orde dan de hiervóór genoemde, in de wet opgenomen verschillen. Derhalve heeft de Hoge Raad voorgaande zienswijze van de wetgever tot op zekere hoogte bevestigd.
INTERNATIONAAL ZAKEN DOEN >>>
10
Op basis van dit arrest kan worden geconcludeerd dat relatief snel sprake is van verschillende soorten aandelen en dus van een ‘soort AB’. Afhankelijk van de situatie kan dit vóór of nadelig zijn. Met name in geval van werknemersparticipaties is een AB vaak niet gewenst. Verder kunnen door een soort AB kunnen ook andere regelingen in beeld komen, zoals de terbeschikkingstellingsregeling, de gebruikelijkloon regeling én (mogelijk) de bedrijfsopvolgingsregelingen voor de inkomstenbelasting en de schenk en erfbelasting. Het belang van de arresten neemt onder de toekomstige Flex BV alleen maar toe. ■
>>> INTERNATIONAAL ZAKEN DOEN 12 FISCUS SPEURT STEEDS VAKER INTERNATIONAAL De Belastingdienst speurt steeds vaker naar geld over de grens. Uit onderzoek blijkt, dat driekwart van de ondernemingen vaker en agressiever door de fiscus worden gecontroleerd in verband met internationale transacties. Krap 80 procent van de ondervraagde belastingfunctionarissen laat weten de komende jaren meer te gaan letten op „fiscale risico’s” in verband met internationale constructies. Particulieren en bedrijven worden steeds meer geacht transparant en coöperatief te zijn tegenover de fiscus. Waar dat eerst nog op vrijwillige basis gebeurde, wordt dit meer en meer een verplichting voor alle bedrijven. Volgens het onderzoek maken met vooral de grootste ondernemingen zich zorgen over de snelle veranderingen in de belastingwetgeving wereldwijd. Volgens het onderzoek kunnen de verschillende belastingdiensten de extra inkomsten goed gebruiken. Zeker gelet op de huidige crisis en bezuinigingen die worden doorgevoerd is het logisch dat overheden op deze manier op meer inkomsten hopen. 13
THINCAPREGELING BIJ OVERHEERSENDE ZEGGENSCHAP Als uw bv deel uitmaakt van een groep – een economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch met elkaar verbonden zijn – kunt u te maken krijgen met de thincapregeling. Deze regeling beperkt de renteaftrek op vreemd vermogen. De Belastingdienst beschouwt het vreemd vermogen als ‘teveel’ als het meer is dan drie keer uw eigen vermogen, plus een drempel van € 500.000. In de zaak stond een vennootschap centraal die samen met een aantal dochtervennootschappen een fiscale eenheid vormde. In 2004 zou er sprake zijn van een teveel aan vermogen, dus werd de aftrek van rente beperkt op basis van de thincapregeling. Hier was de bv het niet mee eens. Zij stelde geen onderdeel van een groep te zijn, omdat er geen geconsolideerde jaarrekening was opgesteld en omdat er geen sprake was van een organisatorische verbondenheid, wat belangrijke criteria zijn. De centrale leiding over de vennootschap lag namelijk bij een in België gevestigde niet verbonden vennootschap. Maar de aandeelhouders van de bv hadden nog wel doorslaggevende zeggenschap over de bv en eventueel haar beleid. Dit was volgens de Hoge Raad bepalend voor een groep. De thincapregeling moest daarom wel toegepast worden, wat een beperking van de renteaftrek betekende voor de bv.
14
ONGEREALISEERDE WAARDEAANGROEI DIRECT AFREKENEN NIET VERENIGBAAR MET EURECHT Verhuist uw onderneming vanuit Nederland naar een andere EUlidstaat? Dan mag u op een later tijdstip afrekenen met de belastingdienst. Dit oordeelde het Europees Hof van Justitie in Luxemburg. Op grond van de huidige Nederlandse wetgeving hoeft uw vennootschap over stille reserves en goodwill pas af te rekenen op het moment dat deze waardeaangroei daadwerkelijk gerealiseerd wordt. Bij een verhuizing binnen Nederland hoeft u niet direct af te rekenen. Wanneer uw vennootschap echter vanuit Nederland naar het buitenland verhuist, moet u wel direct afrekenen over de aangegroeide stille reserves en goodwill. Dit verschil komt doordat de Nederlandse belastingdienst haar heffingsrecht voor de toekomst verliest op het moment dat een vennootschap geen inwoner meer is van Nederland. Om haar belastingclaim veilig te stellen, treedt er daarom een fictief realisatiemoment op wanneer een vennootschap naar het buitenland verhuist: de zogenaamde exit heffing. Het Europese Hof van Justitie gaf belastingplichtige gelijk. Het Hof is van mening dat de onmiddellijke invordering van de heffing op het moment waarop de vennootschap haar feitelijke bestuurszetel verplaatst, zonder dat de vennootschap de mogelijkheid wordt geboden om dit bedrag op een later tijdstip te betalen, onverenigbaar is met de vrijheid van vestiging binnen Europa. Deze uitspraak biedt u solide gronden om bezwaar aan te tekenen tegen directe invordering van Nederlandse exit heffing, wanneer uw vennootschap (fiscaal) verhuist naar een andere EU Lidstaat. ■
11
ALGEMEEN 15
STELSELWIJZIGING BIJ DREIGENDE VERLIESVERDAMPING MOGELIJK
Financiën heeft het besluit (op)waardering, willekeurige afschrijving en verruimde achterwaartse verliesverrekening geactualiseerd. In het besluit wordt aangegeven dat het mogelijk is om voor een ander waarderingsstelsel te kiezen als verliezen dreigen te verdampen. Staatsecretaris Weekers heeft aangegeven dat er geen bezwaar is tegen een stelselwijziging om verliesverdamping te voorkomen. Voorwaarde is wel dat de wijziging in overeenstemming is met goedkoopmansgebruik, het stelsel bestendig wordt toegepast en geen sprake is van incidenteel fiscaal voordeel. Verder moet het gaan om eigen verliezen van de belastingplichtige. De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij een overstap van een waardering op kostprijs minus afschrijvingen naar een waardering op werkelijke waarde van onroerende zaken niet in overeenstemming acht met goed koopmansgebruik. De Belastingdienst moet zich redelijk en constructief opstellen en de inspecteurs mogen daarbij niet lichtvaardig het standpunt innemen dat de stelselwijziging is gericht op het behalen van incidenteel fiscaal voordeel. In het besluit zijn ook goedkeuringen opgenomen over verliesverrekening als gevolg van toepassing van willekeurige afschrijving en over te laat gemaakte keuzes voor verruimde achterwaartse verliesverrekening in de vennootschapsbelasting. 16 FLEXBV KOMT ERAAN Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie heeft aangegeven dat hij het wetsvoorstel vereenvoudiging en flexibilisering bvrecht op 1 juli van dit jaar wil invoeren.
Stemrechtlozen en winstrechtloze aandelen De flexbv maakt het namelijk mogelijk dat de bv stemrechtloze en winstrechtloze aandelen uitgeeft. Een combinatie van deze aandelen is echter niet mogelijk. U hoeft daarnaast niet langer een minimumkapitaal van € 18.000 in een nieuwe bv te storten en ook de vereisten voor het maatschappelijk kapitaal zullen verdwijnen. Blokkeringsregeling vervalt De aandeelhouders van de bv krijgen ook meer ruimte, omdat die zich niet langer hoeven te houden aan de blokkeringsregeling. Bij verkoop van de aandelen hoeft de aandeelhouder niet eerst zijn aandelen aan een andere aandeelhouder aan te bieden of toestemming te vragen voor de verkoop. Eerste Kamer moet er nog mee instemmen De Tweede Kamer heeft al in 2009 het wetsvoorstel voor de flexbv aangenomen. Recent heeft de minister een Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer gestuurd. Daarin heeft de minister enkele punten verduidelijkt en aangeven dat hij het wetsvoorstel zo snel mogelijk wil afronden. Als de Eerste Kamer het wetsvoorstel snel goedkeurt is invoering nog mogelijk per 1 juli 2012. ■
Makkelijker een nieuwe bv oprichten Dit wetsvoorstel moet het voor u makkelijker maken om een nieuwe bv op te richten. De Eerste Kamer moet er nu nog mee instemmen, zodat een spoedige invoering mogelijk is. De invoering van het nieuwe bvrecht zal een wijziging brengen in de regels met betrekking tot de aandelen, de kapitaal en crediteurenbescherming en de benoeming van bestuur en het toezicht op de bv.
12
INFO Fascinatio Boulevard 722 2909 VA Capelle aan den IJssel T: 010 458 11 44 F: 010 458 14 49 E:
[email protected] I: www.daasluis.nl