…In afwachting van het kookpunt staarde Eva door het keukenraam naar de grauwe hemel, die de omgeving iets troosteloos gaf. Zo grijs kan alleen de lucht in Nederland zijn, dacht ze met enige heimwee naar de vakantie op Kreta. Misschien heeft het toch wel wat om in het zuiden te wonen. Alle kleuren leven er meer en van zonnestralen word je vrolijk. Samen met Lola een weekje naar Rome zou niet gek zijn. Ze zag hen al staan bij de Trevifontein, waarin ze juist twee muntjes hadden gegooid. Nu gaat onze diepste wens in vervulling, zou Lola roepen, let maar op. Nog voor mezzanotte komen we de spannende prins op het cavallo bianco tegen. Dit weekje kan niet meer stuk, schatje. Lola was de ideale vriendin. Vrolijk, hartelijk en bescheiden als het nodig was. Ze kon urenlang kletsen, maar je alle ruimte en hulp geven als je een offday had. Het weten dat de een er voor de ander zou zijn, maakte het leven lichter. Het gerammel van de deksels drong moeizaam door tot Eva’s dromen. ‘O, help.’ Ze draaide snel het gas laag en droogde alle nattigheid zo veel mogelijk. Alles leek in orde, ze kon gaan. Ze pakte een tas en trok haar jas van de kapstok. Tegelijk gleed de nieuwe jas van Olaf mee en viel op de grond. ‘Kluns, houd je hoofd er nou eens bij,’ zei ze tegen zichzelf. Ze slaakte een diepe zucht en wilde het jack oprapen, maar haar uitgestrekte arm bleef in de lucht hangen. Met grote ogen staarde ze naar de binnenkant. De voering van Olafs jas vertoonde grote rode vlekken. Ze kreeg er kippenvel van. Wat was er gebeurd? Was hij gewond? Waarom had hij niks gezegd? Of had-ie er soms iets over geroepen? Lieve hemel, terwijl zij in de badkamer lag te genieten, maakte hij ellendige tijden door. Ze voelde zich opeens schuldig. Hij had wel dood kunnen zijn. Ongerust rende ze naar de telefoon en toetste met trillende vingers zijn
mobiele nummer in. Vrijwel direct antwoordde hij, zijn stem klonk geïrriteerd. ‘Ik kan nu niet met je praten, ik zit in de auto en er rijdt politie in de buurt.’ ‘Maar ik wou... Is alles goed met je?’ ‘Natuurlijk. Waarom zou het niet goed met me zijn? Bel je daarom of heb je nog iets urgents?’ ‘Nee, ik...’ ‘Ik moet nog snel naar de garage,’ onderbrak hij. ‘Is het eten dan klaar? Ik heb honger.’ ‘Ja, het is... Ik wou...’ zei ze verward. ‘Zie je straks, oké?! Ik heb geen zin in een bekeuring.’ Ze knikte alleen en hing op met een merkwaardig gevoel. Eenzaam, dacht ze. Soms kan een mens zich opeens eenzaam voelen, gek is dat. Wat wou ik nog maar gaan doen? O ja, de wijn halen. Olaf had trek gehad in een ouderwetse maaltijd, maar de hutspot was al lauw toen hij arriveerde. Eva warmde die samen met de worst op in de magnetron. Onder de gebakken spekjes deed ze het gas aan. Ze hoopte maar dat ze knapperig genoeg zouden blijven. Hij hield absoluut niet van een taaie hap. ‘Heb jij de afstandsbediening ergens neergelegd, Eva?’ ‘Eh, op de bank, geloof ik.’ ‘Dingen hebben hun plááts.’ Geweldig, gelijk weer zo’n toontje, dacht Eva, vriendelijk was anders. Er ging vrijwel geen dag voorbij zonder opmerkingen met die afgemeten klank in zijn stem. Zou die het eigenlijk zelf wel horen? Ze kon beter even wachten met de hamvraag. Hij leek geen verwondingen te hebben, daarover hoefde ze niet in te zitten. Misschien zou hij het vertellen als ze naar zijn dag zou vragen, want Olaf repte zelf met geen woord over de merkwaardige bloedvlek. Toch straalde hij iets uit dat ze niet van hem kende.
‘Gaat het wel? Je lijkt ...’ ‘Ik heb geen behoefte aan een freudiaanse analyse.’ Eva haalde diep adem. ‘Hoe verliepen je afspraken?’ ‘Zoals altijd. Verwacht je soms dat de wereld verandert in één dag?’ Olaf at voor de televisie zijn bord leeg en vertelde over het nieuwe project waarmee hij was opgezadeld. Volgens hem was het onmogelijk haalbaar, omdat toepassen van de juiste kennis in het bedrijf waar hij werkte een taboe leek. De vreemde onrust die Eva had opgevangen was verdreven door ergernis, die duidelijk zichtbaar werd op zijn gezicht. ‘Het zal er weer op uitdraaien dat er een hoop overbodige vergaderingen worden georganiseerd. Vervolgens staat elke testosteronbom met zijn mening vooraan en denkt dat-ie het wiel heeft uitgevonden, zonder werkelijk op de hoogte te zijn van de onderliggende problematiek van de klant,’ foeterde Olaf. ‘Laat staan dat ze de knowhow hebben op hun afdeling en die effectief weten in te zetten. Het bolwerk van de holle frasen. Bovendien kijken de heren eerst hoe ze er zelf beter van kunnen worden. Ik zal dus weer in kaboutertaal de zaken moeten regelen en alle presentaties houden. Ik zal die kar moeten trekken, let op mijn woorden. Het is overal graaien en nemen, geven laten ze aan anderen over. Als het project mislukt is het mijn schuld, maar hapt de klant toe wordt het touwtrekken om de eer. Een goed resultaat danken we natuurlijk aan de hoogste in rang. Zo gaat het altijd in dat kutbedrijf.’ ‘Kortom, life sucks,’ vatte Eva samen. ‘Het IK staat hoog op de wereldranglijst.’ ‘Wat doe je toch negatief,’ zei Olaf, ‘echt weer iets voor jou. Heb je de hutspot op een andere manier klaargemaakt?’ ‘Hoezo?’ vroeg ze voorzichtig. ‘Het smaakt deze keer niet verkeerd.’ ‘Het zal de extra liefde zijn die ik er in heb gestopt.’
‘Jij en extra liefde,’ zei hij smalend. ‘Laat me niet lachen.’ Hij zapte van de ene naar de andere zender en eindigde bij het nieuwsbulletin. ‘Zal ik straks koffie zetten of doe jij het?’ ‘Is dat een eh...open vraag of een gecamoufleerde aanbesteding?’ ‘Tjonge, wat gedragen we ons weer lekker feministisch vandaag.’ ‘Hoe komt dat bloed in je jas, trouwens?’ Eva kon zich niet langer inhouden. ‘Ik schrok me dood, ik dacht dat je...’ ‘Zit jij m’n jassen te controleren?’ ‘Nee, natuurlijk niet.’ Hoe kon hij dat nou denken? Onwillekeurig dook ze wat ineen onder zijn blik. ‘Ik controleer niets, ik zag het toevallig.’ ‘Kun je die vlek eruit krijgen of moet ie naar de stomerij?’ ‘Eh, hangt van het materiaal af. Ik zal het nakijken.’ Dat is toch niet het belangrijkste, dacht ze. Maar die opmerking kon ze beter inslikken, die zou vast ook verkeerd vallen. ‘Wat is er gebeurd?’ ‘Een ongeluk.’ Hij nam kalm de laatste hap en Eva wachtte vol ongeduld. ‘Ik zou je het heus wel verteld hebben, maar jij vroeg eerst naar m’n werk. Er was een ongeluk midden tussen de weilanden, op zo’n afgelegen landweg. Ik zag het gebeuren. Een oude man sloeg opeens af en werd geschept door een auto. Z’n eigen schuld weliswaar, maar daarom niet minder vervelend. De bestuurder...ster was helemaal over haar toeren. Omdat er verder niemand in de buurt was, ben ik gestopt om hulp te bieden. Ik heb het noodnummer gebeld en m’n jas als hoofdkussen gebruikt. Voor die oude man, uiteraard.’ ‘Jeetje, dat is nogal wat. Dan is het relatieve van het leven opeens akelig dichtbij.’ Ze streelde ontdaan over z’n arm. Het verbaasde haar zelfs even dat Olaf zijn mooie jas had opgeofferd voor een onbekende. Hij was altijd erg zuinig op zijn spullen. ‘Schrok je niet?
‘Wat is schrikken, zoiets gebeurt nu eenmaal. Je doet wat je moet doen op zo’n moment.’ ‘Wat goed van je. Hoe is het met die meneer?’ ‘Afwachten. Bloedingen en z’n hart was niet stabiel. De man ligt op de intensive care. Maar ja, hij is ver in de zeventig, hij heeft in ieder geval een leven gehad. Het is toch anders wanneer het slachtoffer een jonge vent is.’ ‘Moet je langs het politiebureau?’ ‘Er is ter plaatse een rapport opgemaakt. Ik zal nog wel gebeld worden.’ ‘Ook een geluk dat je daar reed.’ ‘Dat was puur toevallig,’ zei Olaf haastig. ‘Normaliter neem ik altijd de snelweg als ik van het hoofdkantoor kom, maar ik had zo de balen van de vergadering dat ik behoefte had aan rust. Op het laatst heb ik een afslag genomen. Ik had geen zin om hier nog uren op m’n werk te zitten, dat is dus helemaal gelukt. Elk nadeel heeft z’n voordeel.’ Hij gaf een klopje op haar been, maar keek haar niet aan. ‘Doe mij maar een scheut Tia Maria in de koffie, met slagroom, dat heb ik wel verdiend. Kijk.’ Eva fronste haar voorhoofd, maar pakte het lege bord aan dat Olaf als vanzelfsprekend omhoog hield. Hij zou het wel moeilijk hebben, meende ze vergoelijkend, en zuchtte geluidloos. Halverwege de kamer bleef ze peinzend staan. Voor het huis glansde zijn zilvergrijze Citroën CX. Had hij die alweer gewassen? ‘Had je problemen met de auto?’ ‘Dat niet, maar eh... de bluetooth gaf storing. Het bleek aan een stekkertje te liggen.’ Hij kuchte en keek op zijn horloge. ‘Ik wou straks nog even tennissen met Bram. Jij hebt de auto vast niet nodig, of wel?’ Bram was de Citroëndealer en regelde dat er voor Olaf altijd wel een monteur beschikbaar was. Het partijtje tennis met na afloop het pilsje aan de bar was doorgaans het sportieve vervolg. ‘Nee, ik neem de fiets.’
‘Zo, je gaat dus weer weg. Vorige week ook al.’ ‘Jij hebt toch ook je afspraken.’ ‘Heb je soms een date?’ ‘Het is koopavond, ik wou boodschappen doen.’ ‘Dat zeggen ze allemaal.’ ‘Tegen de tijd dat ik een smoes nodig heb, zal ik een betere verzinnen,’ zei ze mat. ‘Tjonge, wat ben jij gauw aangebrand,’ riep Olaf haar na. Eva reageerde niet meer. Zo nu en dan werd ze ontzettend moe van al die aanmerkingen, van dat afstandelijke en bijna beschuldigende toontje in zijn stem. Dat was een paar jaar geleden wel anders geweest. Hij gedroeg zich op een natuurlijke manier galant voor haar. Was altijd vriendelijk en voorkomend, luisterde naar een enthousiast verhaal zonder na een minuut al die afgeschakelde blik in z’n ogen te hebben. Nu merkte hij zelden als ze midden in een ‘gesprek’ stopte en maar op een ander onderwerp overging. Eva vulde het waterreservoir van het koffieapparaat en staarde naar buiten. Het keukenraam bood uitzicht op de tuin en liet haar dromen. Het was alsof haar handen automatisch de handelingen verrichtten die nodig waren in een wereld die niet meer de hare was.