Immigrantenondernemerschap in België Stand van zaken en toekomstperspectieven
Participatiefonds Departement Studies
Studie uitgevoerd in het kader van het INTI-programma “integratie van onderdanen uit derde landen” 2005-2006 van het Directoraat-Generaal Justitie, Vrijheid en Veiligheid van de Europese Commissie 2006
2
Inhoudsopgave
VOORWOORD ............................................................................................................................. 5 INLEIDING ................................................................................................................................... 6 I.
ALGEMENE SITUATIE VAN MIGRANTEN IN BELGIË............................................ 9 I.1 HISTORISCHE CONTEXT ........................................................................................................... 9 I.2 DE SOCIAALDEMOGRAFISCHE ASPECTEN VAN DE BUITENLANDSE BEVOLKING IN DE JAREN 2000 ........................................................................................................................................... 11 I.2.1 De bewegingen van de buitenlandse bevolking............................................................. 11 I.2.2 Buitenlandse aanwezigheid in België............................................................................ 15 I.2.3 Structuur en kenmerken van de migrantenbevolking in België..................................... 17 I.3. HET INTEGRATIEBELEID IN BELGIË ....................................................................................... 18 I.3.1 Op federaal niveau ........................................................................................................ 18 I.3.2 Op gewestelijk niveau ................................................................................................... 19
II. WETTELIJK KADER VOOR DE BEDRIJFSOPRICHTING EN ADMINISTRATIEVE STAPPEN ............................................................................................. 20 II.1 ALGEMEEN KADER ............................................................................................................... 20 II.1.1 De ondernemersvaardigheden ..................................................................................... 21 II.2 VEREISTE STAPPEN VOOR EEN BUITENLANDSE ONDERDAAN ................................................ 22 II.2.1 Gelijkwaardigheid van diploma’s................................................................................ 23 II.2.2 De beroepskaart........................................................................................................... 31 II.2.3 De leurderskaart .......................................................................................................... 35 II.3 SOCIAAL STELSEL EN ZELFSTANDIGEN ................................................................................. 35 II.3.1 Werkloosheidsuitkeringen............................................................................................ 35 II.3.2 Sociale bijdragen ......................................................................................................... 37 III. SITUATIE VAN ALLOCHTONE ZELFSTANDIGEN IN BELGIË ............................. 38 III.1 ALGEMENE SITUATIE VAN MIGRANTEN OP DE BELGISCHE ARBEIDSMARKT......................... 38 III.2 TOESTAND VAN ALLOCHTONE ZELFSTANDIGEN .................................................................. 40 3
IV.
DE MICROFINANCIERINGSINSTELLINGEN EN DE STEUNPUNTEN VOOR
STARTERS .................................................................................................................................. 49 IV.1 GEBRUIKTE METHODOLOGIE .............................................................................................. 49 IV.2 DE MICROFINANCIERINGSINSTELLINGEN ............................................................................ 51 IV.2.1 Het Participatiefonds.................................................................................................. 51 IV.2.2 De Startlening en Solidaire lening van het Participatiefonds .................................... 52 IV.2.3 Startlening – solidaire lening voor onderdanen uit landen die geen lid zijn van de EU ............................................................................................................................................... 54 IV.2.4 Andere microfinancieringsinstellingen in België ....................................................... 63 IV.3 STEUNPUNTEN BIJ DE OPRICHTING VAN EEN ONDERNEMING ............................................... 66 IV.3.1 Aanwezigheid van een dienst en/of persoon gespecialiseerd in de begeleiding van geïmmigreerde projectkandidaten – gebruik van een specifieke methode. ........................... 66 IV.3.2 Beschrijving van 3 steunpunten .................................................................................. 70 V.
DE PROBLEMEN VAN GEÏMMIGREERDE MICRO-ONDERNEMERS................ 75 V. 1 PROFIEL VAN DE ONTMOETE GEÏMMIGREERDE MICRO-ONDERNEMERS ................................ 75 V. 2 ANALYSE VAN DE PROBLEMEN ............................................................................................ 78
VI. AANBEVELINGEN EN DENKPISTES ............................................................................ 91 CONCLUSIE ............................................................................................................................... 96 LIJST VAN AFKORTINGEN EN LETTERWOORDEN...................................................... 99 BIBLIOGRAFIE ....................................................................................................................... 100 TABEL VAN DE GRAFIEKEN .............................................................................................. 110 LIJST VAN DE TABELLEN ................................................................................................... 111 BIJLAGE 1: ADRESSEN ......................................................................................................... 113
4
Voorwoord Het creëren van een eigen job is een mogelijk alternatief voor niet EU-onderdanen die problemen hebben om een baan te vinden. Niettemin moeten ze heel wat hindernissen nemen; vooral kapitaal bijeenkrijgen is een grote hinderpaal. Het microkrediet, een middel in de strijd tegen armoede, kan een oplossing zijn voor dat probleem. Deze studie van het Participatiefonds is gewijd aan micro-ondernemers afkomstig uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (EU) en in België wonen. Dit rapport is het eindresultaat van een 18 maanden durend project gecoördineerd door het Europees Netwerk van de Microfinanciering (ENM) en gesubsidieerd door het INTI-programma van het DirectoraatGeneraal Justitie, Vrijheid en Veiligheid van de Europese Commissie: “Integratieproject voor niet EU-onderdanen door het ondernemerschap en de versterking van de microkredietactiviteiten – Het aanbod uitbreiden om aan de vraag te voldoen”. Dit project is enerzijds ontstaan uit de vaststelling dat onderdanen uit niet-EU-landen een doelgroep vormen voor microfinancieringsinstellingen (MFI’s) en anderzijds uit de wil om informatie te verstrekken over de situatie van migranten micro-ondernemers in enkele Europese landen, over de praktijken die werden uitgewerkt om hen te begeleiden en over hun toegang tot het microkrediet. Dit project was een uitstekende gelegenheid om naast het ENM en het Participatiefonds diverse spelers uit de microfinanciering op Europees niveau samen te brengen: Adie (Frankrijk), Evers & Jung (Duitsland), First Step (Ierland), Network Credit Norway (Noorwegen) en Fundació Un Sol Món (Spanje).
5
Inleiding Internationale deskundigen verwijzen vaak naar de oprichting van micro-ondernemingen als ontwikkelingsfactor voor het economische en sociale welzijn, net als naar de rol die migrantenbevolkingsgroepen in die sector spelen. Ondernemerschap door migranten is dusdanig gegroeid dat het soms bijdraagt tot de opleving van een volledige wijk. Volgens sommigen is de zelftewerkstelling binnen migrantengemeenschappen bovenal een antwoord op de hoge werkloosheidsgraad waarmee ze te kampen hebben. Anderen stippen aan dat deze bevolkingsgroepen – door hun migratietraject en hun levenservaring – blijk geven van ondernemingszin, van de capaciteit om risico’s te nemen en van mobiliteit. De weg naar het ondernemerschap is bezaaid met diverse obstakels. Een van de eerste problemen is van financiële aard. De ondernemers uit niet EU-landen, vormen een doelgroep voor de MFI’s. Daarom is het voor deze instellingen belangrijk om na te gaan wat de kenmerken van deze bevolkingsgroepen zijn en wat hun financieringsbehoeften zijn. Deze studie, gevoerd in het kader van het Europese project “Integratieproject voor niet EUonderdanen door het ondernemerschap en de versterking van de microkredietactiviteiten – Het aanbod uitbreiden om aan de vraag te voldoen” moet een analytisch rapport opleveren over de toestand van geïmmigreerde micro-ondernemers in België en hun toegang tot het microkrediet. In dit onderzoek proberen we ook na te gaan welke de voornaamste uitdagingen zijn voor de autoriteiten en officiële instellingen om de toestand van deze micro-ondernemers te verbeteren, verstrekken we informatie over de begeleiding bij de oprichting van een onderneming in België voor deze groep ondernemers en formuleren we denkpistes en aanbevelingen. Het woord “integratie” in de titel van het project waarbinnen deze studie kadert, verwijst naar een vaak gebruikt complex concept. Op het sociale vlak wordt integratie gedefinieerd als: “Fase waarin de elementen van buitenlandse herkomst volledig zijn opgenomen in het land, zowel vanuit juridisch, als linguïstisch en cultureel standpunt, en één maatschappelijk geheel vormen”, (vrij naar Trésor de la langue française informatisé, s.v. intégration).
6
Aangenomen wordt dus dat integratie niet tot één dimensie is beperkt, maar meerdere aspecten omvat: de culturele integratie, de juridische en politieke integratie, de sociaaleconomische integratie. In dit onderzoek gaan we dieper in op de sociaaleconomische dimensie van de integratie. De studie volgt dit postulaat: de toegang en de deelname op de Belgische arbeidsmarkt door een onderdaan uit een niet-EU-land dragen bij tot een geslaagde integratie. In dat licht zijn de oprichting van een onderneming en zelftewerkstelling integratiefactoren. Deze studie werd in twee fases uitgevoerd. Eerst verzamelden we statistische gegevens en informatie over het algemene kader van het oprichten van een onderneming door migranten in België. Niet EU-onderdanen die in België verblijven, vormen de doelgroep voor deze etappe. In een tweede fase volgden kwalitatieve, open gespreken met steunpunten voor starters, MFI’s en micro-ondernemers om na te gaan welke de gebruiken zijn in België en tegen welke moeilijkheden de startende migrant moet opboksen. Gelet op de grote golf van naturalisaties in België in 2000, werd de doelgroep van de studie uitgebreid naar personen van buitenlandse afkomst die de Belgische nationaliteit hebben verworven, maar die niet zijn geboren in een EUland. Verder volgen we de Europese definitie van de micro-onderneming, meer bepaald: elke onderneming die minder dan 10 personen tewerkstelt en waarvan de omzet en de totale jaarlijkse balans niet meer dan 2 miljoen euro bedragen.1 We opteerden ervoor om de studie in zes delen op te splitsen. Eerst willen we een overzicht bieden van de algemene toestand van migranten op het Belgische grondgebied via een korte, historische schets van de diverse migratiebewegingen in België in de 20ste eeuw, de analyse van de sociaaldemografische aspecten van de buitenlandse bevolking in België in de jaren 2000 en de opsplitsing van de bevoegdheden tussen de diverse bevoegdheidsniveaus in België inzake integratie (I). Vervolgens maken we de balans op van het wettelijke kader en de administratieve stappen rond de oprichting van een onderneming en de vestiging als zelfstandige in België. We beschrijven
1
Aanbeveling van de Commissie C (2003) 1422 van 6 mei 2003.
7
meer bepaald de stappen die een onderdaan uit een land dat niet is aangesloten bij de Europese Economische Ruimte (EER) moet zetten om zich als zelfstandige te vestigen. (II) Daarna bekijken we de toestand van zelfstandige migranten in België. We kozen 2003 als referentiejaar om zo veel mogelijk complete statistiekgegevens samen te brengen. De bedoeling is om die statistieken over de plaats van migranten op de Belgische arbeidsmarkt te toetsen aan die over hun situatie als zelfstandige. (III) Het werk van de MFI’s en de steunpunten voor starters bij de bedrijfsoprichting is een essentieel element van dit rapport. We gaan dieper in op de microkredietproducten die worden aangeboden door het Participatiefonds en andere microfinancieringsinstellingen. Op die manier schetsen we wat de steunpunten voor starters doen voor veelbelovende projecten van migranten en hoe eventuele specifieke methodes worden toegepast. Concrete casusgevallen illustreren deze realiteit. (IV) Micro-ondernemers moeten een reeks hindernissen overwinnen. Die problemen identificeren is fundamenteel. Verder confronteren we de moeilijkheden waargenomen door de steunpunten voor starters bij de oprichting van een onderneming met deze aangehaald door een reeks geïmmigreerde micro-ondernemers. (V) Aanbevelingen en denkpistes sluiten dit rapport af. Bij de opstelling ervan werd rekening gehouden met de pluspunten en lacunes in het nationale systeem rond de ondernemingsoprichting en de toegang tot de microfinanciering in België. (VI)
8
I. Algemene situatie van migranten in België
I.1 Historische context Vanaf het interbellum tot 1974 vallen de immigratiegolven in België samen met de schommelingen op de arbeidsmarkt2 […] wanneer de arbeidsmarkt erg gespannen is, neemt de druk toe om makkelijker buitenlandse werkkrachten in dienst te nemen, terwijl de druk in een werkloosheidsperiode toeneemt om de Belgische werknemer te beschermen tegen de concurrentie van migranten.3 (vertaald)
Het migratiebeleid in die periode – ingegeven door economische redenen – bestaat er voornamelijk in om buitenlandse werknemers te rekruteren voor onder andere de steenkoolmijnen, de zware industrie en handenarbeid. Dit is een fase van economische immigratie. In het interbellum, in de jaren veertig en vijftig, zijn de migranten voornamelijk uit Europa afkomstig. Het Belgisch-Italiaanse akkoord van 1946 organiseert de rekrutering van Italiaanse werkkrachten. De mijnramp in Bois-du-Cazier in 1956 doet de Italiaanse regering besluiten om het vertrek van Italiaanse werknemers naar België in te perken. Als gevolg daarvan gaan de Belgische autoriteiten daarom Spaanse en Griekse werkkrachten aantrekken.4 Door de economische groei in de jaren ’60 zijn er méér werknemers nodig5. In die periode rekruteert België nieuwe werknemers in Marokko en Turkije. Met beide landen worden bilaterale
2
J.-P. Grimmeau, Vagues d’immigration et localisation des étrangers en Belgique, in A. Morelli (dir.), Histoire des étrangers et de l’immigration en Belgique de la préhistoire à nos jours, Brussel, Couleur livres a.s.b.l., 2004, p. 109. 3 Ibidem. 4 N. Ouali, Analyse des données démographiques et des demandes d’asile, in P. Desmarez, P. Van der Hallen, N. Ouali, V. Degraef, K. Tratsaert, Minorités ethniques en Belgique: migration et marché du travail. Analyse démographique, statistique et des mesures juridiques et d’action en faveur des migrants sur le marché du travail. Analyse van de demografische, statistische en reglementaire context met betrekking tot allochtonen op de arbeidsmarkt, Gent, Academia Press, 2004, p. 14. 5 Jean-Pierre Grimmeau constateert dat voor de jaren 1961 tot 1966. J.-P. Grimmeau, op. cit., p. 112.
9
akkoorden voor de uitvoer van werkkrachten ondertekend.6 Overigens ontstaat er in de jaren ’60 een nieuwe immigratiefase die in gang gezet wordt door de demografische erosie in België en de wens om daar wat aan te doen. De Belgische autoriteiten doen daarom een beroep op migratie om de demografische tekorten op te vangen.7 De petroleum- en arbeidscrisis in 1974 betekent het definitieve einde van de immigratie van extracommunautaire werknemers. We zien een nieuwe vorm van immigratie ontstaan: de gezinshereniging. Terwijl de Spaanse, Turkse en Italiaanse immigratie verder blijft afnemen, duurt de Marokkaanse immigratie voort vanwege de gezinsherenigingen. Het aantal onderdanen uit de VS, Azië, Afrika en de buurlanden neemt toe.8 In tegenstelling tot de jaren ’80 wordt het migratiesaldo positief in de jaren 90.9 De migranten zijn voornamelijk afkomstig uit landen van de Europese Unie. De immigratiefase van families die we in de jaren ’70 zagen ontstaan, neemt momenteel toe en omvat naast gezinsherenigingen ook asielaanvragen en vluchtelingen die naar België komen. Of zoals Estelle Krzeslo zeer terecht opmerkt: “[…]vandaag wordt de komst van primaire migranten, in tegenstelling tot gisteren toen ze nog niet onder die naam bekend waren, door het gastland noch verwacht, noch gewenst”10. In België en Europa zien we een nieuwe fase in het migratiebeleid ontstaan. Daarnaast observeren we bij de Belgische overheden een trend om de administratieve stappen en verblijfsformaliteiten (verkrijging van de werkvergunning, arbeidskaart, beroepskaart) eenvoudiger te maken voor bepaalde buitenlandse bezoldigde werknemers, met name onderzoekers, en voor buitenlandse zelfstandigen.11 6
Ondertekening van een Belgisch-Marokkaans akkoord op 17 februari 1964. Ondertekening in datzelfde jaar van een akkoord tussen de Belgische en Turkse overheden. 7 Cf. A. Manço, Quarante ans d’immigration en Wallonie (1960-2000): bilan et perspectives d’intégration des communautés maghrébines, turques et africaines subsahariennes, 2 december 2003, 8 p.,
, geraadpleegd op 3 augustus 2005. 8 J.-P. Grimmeau, op. cit., p.112. 9 N. Ouali, op. cit., p.15. 10 E. Krzeslo, Profil d’une nouvelle catégorie de chercheurs d’emploi en Belgique. Les étrangers primo arrivants accueillis dans les dispositifs d’accompagnement à Bruxelles et en Wallonie, in Lettres d’information. Travail Emploi Formation, n°2-3, juni-september 2005, p.4, , geraadpleegd op 20 september 2005. (vertaald) 11 In november 2005 keurde de Ministerraad maatregelen goed om de administratieve stappen gemakkelijker te maken voor buitenlandse werknemers en zelfstandigen. Een aanpassing die voornamelijk voor onderzoekers is bedoeld. Ze kadert in een Europese richtlijn en aanbevelingen betreffende de specifieke toelastingsprocedure voor
10
I.2 De sociaaldemografische aspecten van de buitenlandse bevolking in de jaren 2000 I.2.1 De bewegingen van de buitenlandse bevolking Op 1 januari 2004 telde België 10.396.421 inwoners, waarvan 860.287 buitenlanders, of 8,27% van de totale Belgische bevolking.12 Tussen 1 januari 2000 en 1 januari 2004 is de buitenlandse bevolking in België afgenomen met 36.823 personen. Figuur 1: Evolutie van de buitenlandse bevolking 950.000
900.000
850.000
800.000 2000
2001
2002
2003
2004
Situatie op 1 januari volgens het Rijksregister (Bron: FOD Economie- NIS, demografische statistieken)
De forse daling in het aantal buitenlandse onderdanen voor de periode van 1 januari 2000 tot 1 januari 2004 wordt voornamelijk verklaard door een significante evolutie in de naturalisaties. We zien een grote toename in het aantal genaturaliseerden in 2000 (61.980) en 2001 (62.282) in verhouding tot voorgaande jaren.13 Die trend is het gevolg van een aanpassing van het Wetboek onderdanen uit derde landen voor onderzoeksdoeleinden. Zie Administratieve vereenvoudiging voor buitenlandse werknemers en zelfstandigen, p.1, < http://www.kafka.be/doc/1132599415-3665.pdf >, geraadpleegd op 22 november 2005. 12 FOD Economie, KMO’s, Middenstand en Energie – Afdeling statistieken, Structuren van de bevolking, , geraadpleegd op 1 september 2005 (datum van laatste wijziging: 05/08/2005). 13 Het SOPEMI-rapport 2004, Trends in de internationale migraties, vermeldt de volgende cijfers: 26.129 naturalisaties in 1995, 24.581 in 1996, 31.687 in 1997, 34.034 in 1998 en 24.273 in 1999. OESO, Trends in de internationale migraties SOPEMI 2004, OESO, 2005, p. 376, , geraadpleegd op 11 augustus 2005.
11
van de nationaliteit door de wet van 1 maart 2000.14 Deze aanpassing “vereenvoudigt de procedure, maakt de toegang tot naturalisatie gratis, maakt de behandelingstermijn van dossiers korter […]”.15 Hier dient echter opgemerkt dat het aantal naturalisaties afneemt in de jaren daarna: 46.417 in 2002 en 33.709 in 2003. De genaturaliseerde buitenlandse bevolkingsgroepen zijn in de periode 2000-2003 hoofdzakelijk afkomstig uit Marokko (72.328), Turkije (44.674) en Italië (12.088). Tabel 1: 10 voornaamste buitenlandse bevolkingsgroepen die de Belgische nationaliteit verwierven (2000-2003)
Marokko Turkije Italië Congo (democr. republiek) Ex-Joegoslavië Algerije Frankrijk Tunesië Polen Nederland Roemenië
2000 21.917 17.282 3.650 2.993 2.187 1.071 948 859 551 492 403
2001 24.014 14.401 3.451 2.445 1.760 1.222 1.025 728 628 601 297
2002 15.832 7.805 2.341 2.562 1.730 926 856 521 630 646 294
2003 Totaal periode 10.565 72.328 5.186 44.674 2.646 12.088 1.670 9.670 1.034 6.711 826 4.045 698 3.527 383 2.491 458 2.267 522 2.261 277 1.271
(Bron: FOD Economie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie16)
Dit naturalisatiebeleid gaat samen met een restrictief asielbeleid. Het aantal asielaanvragen is significant gedaald in de periode 2000-2004. In 2000 registreerde men 41.940 asielaanvragen, 16.209 in 2003 en 15.357 in 2004. Die neerwaartse trend zet zich dus door.
14
Wet van 1 maart 2000 – Wet tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende de Belgische nationaliteit (B.S. van 06.04.2000), < http://www.ejustice.just.fgov.be/doc/rech_f.htm>, geraadpleegd op 13 december 2005. 15 N. Ouali, op. cit., p. 19. (vertaald) 16 Opmerking: de cijfers van 2000 en 2001 voor Marokko, Turkije, Italië, de democr. rep. Congo, ex-Joegoslavië, Algerije, Frankrijk, Tunesië, Polen en Roemenië zijn overgenomen van N. Ouali, op. cit., p. 21.
12
Figuur 2: Asielaanvragen per jaar (bron DV)
50.000
41.940
40.000 30.000
23.540 18.212
20.000
16.209
15.357
2003
2004
10.000 0 2000
2001
2002
(Bron: DV, Evolutie van de asielaanvragen per jaar 17 )
Volgens het Commissariaat-Generaal voor vluchtelingen en staatlozen (CGVS) zou het aantal asielaanvragen in 2005 echter gestegen zijn (15.957). De aanvragen worden voornamelijk ingediend door personen afkomstig uit de Russische federatie, de democratische republiek Congo en Servië-Montenegro. Het aantal als politieke vluchtelingen erkende personen in België bedroeg in 2005 zelfs 3.059; dat is een stijging met één derde tegenover 2004.18 We zien een lichte daling van het aantal binnenkomende buitenlandse onderdanen in 2003 in vergelijking met 2002: 70.230 binnenkomsten in 2002 en 68.800 binnenkomsten in 2003.19 In 2003 maken de onderdanen uit het Europa van de 15 44,26% uit van de immigranten in België. Daarna volgen onderdanen uit Afrikaanse landen (20,96%), Europese landen die niet bij de EU zijn aangesloten op 1 januari 2003 (16,21%) en Aziatische landen (10,27%). Marokkanen (8.444) en Turken (3.828) vormen de grootste groep niet-EU-onderdanen die in 2003 naar België immigreren. 17
.be Belgique. Portail fédéral, Evolution des demandes d’asile, , geraadpleegd op 15 september 2005. 18 “België erkende vorig jaar 3.059 politieke vluchtelingen, dus één derde meer dan in 2004, zo blijkt uit de cijfers van het Commissariaat-Generaal voor vluchtelingen en staatlozen (CGVS). Vooral Tsjetsjenen, Rwandezen en Congolezen verkregen asiel”. Cf. R.C, Le statut de réfugié politique plus reconnu, in La Libre Belgique, 6 januari 2006, , geraadpleegd op 6 januari 2006. (vertaald) 19 Bron: NIS – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Bevolking en gezinnen. Beweging van de bevolking en migraties.
13
Tabel 2: Immigratie en emigratie van de 13 voornaamste buitenlandse nationaliteiten in België in 2003
Nederland Marokko Frankrijk Turkije Duitsland Groot-Brittanië Verenigde Staten Italië Polen Portugal China (volksrepubliek) Spanje Congo Andere nationaliteiten Andere Totaal buitenlanders Totaal EU
Immigratie Emigratie 8.547 3.480 8.444 240 8.191 3.622 3.828 320 2.942 1.914 2.496 1.723 2.483 2.120 2.293 1.389 2.086 393 1.823 688 1.575 256 1.545 1.050 1.134 77 21.278 6.145 135 26 68.800 23.443 30.457 15.508
(Bron: NIS – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Bevolking en gezinnen. Beweging van de bevolking en migraties in 2003, 2004)
Analyseren we de natuurlijke aangroei van de buitenlandse bevolkingsgroepen tussen 2000 en 2003, dan zien we een afname. Die daling is onder andere toe te schrijven aan een gevoelige daling van het aantal geboortes (8.323 geboortes in 2000 tegen 6.941 in 2002 en 7.202 in 2003)20, aan de “automatische verwerving van de Belgische nationaliteit voor kinderen van migranten van de derde generatie”21, maar ook aan de naturalisatiegolf sinds 2000. Tabel 3 toont de bewegingen en aantallen van die bevolkingsgroepen, rekening houdend met de eerder bestudeerde elementen: naturalisaties, natuurlijke bewegingen en migratiebewegingen.
20
NIS – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Bevolking en gezinnen. Beweging van de bevolking en migraties. 21 N. Ouali, op. cit., p. 14. (vertaald)
14
Tabel 3: Bewegingen en aantallen van de buitenlandse bevolking – overzichtstabel (cijfers per duizend)
Beweging van de buitenlandse populatie Populatie op 1 januari Saldo natuurlijke beweging Saldo migratiebewegingen Naturalisaties (buitenlands naar Belg) Diverse aanpassingen
2000
2001
2002
2003
2004
897.110 2.658 31.773 -61.980 –
861.685 2.393 41.520 -62.982 –
846.734 1.375 46.374 -46.417 –
850.077 1.661 45.357 -33.709 –
860.287 – – – –
(Bron: NIS – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Bevolking en gezinnen. Beweging van de bevolking en migraties)
I.2.2 Buitenlandse aanwezigheid in België Op 1 januari 2004 maken de onderdanen uit het Europa van de 15
66,14% uit van de
buitenlandse bevolking.22 Die grote verhouding Europese burgers houdt zonder enige twijfel verband met de vestiging van de Belgische instellingen in België. De voornaamste niet-EUbevolkingsgroepen aanwezig op het Belgische grondgebied zijn: Marokkanen (81.763), Turken (41.336) en onderdanen afkomstig uit Subsahara-Afrika, inclusief Congo (13.823).23 Een groot deel van het migratieverkeer naar België bestaat sinds 1960 uit die drie gemeenschappen. Turken en Maghrebijnen maken deel uit van de laatste golf migrantenwerknemers die vóór 1974 werden gerekruteerd, het jaar waarin de massale immigratie in principe werd stopgezet. De Afrikanen uit de Subsahara […] zijn in België aanwezig in het voordeel van meer heterogene migratiepistes. 24 (vertaald)
22
Voor meer details cf. Algemene Directie Statistiek en Economische informatie, Bevolking en gezinnen. Buitenlandse bevolking op 01.01.2004, Brussel, Algemene Directie Statistiek en Economische informatie, 2004, , geraadpleegd op 10 augustus 2005. 23 Ibidem. 24 A. Manço, Quarante ans d’immigration en Wallonie (1960-2000): bilan et perspectives d’intégration des communauté maghrébines, turques et africaines subsahariennes, op. cit., p. 1.
15
Tabel 4: De 13 meest vertegenwoordigde nationaliteiten in België op 01.01.2004 Aantal % buitenlandse bevolking 183.021 21,27% Italië 114.943 13,36% Frankrijk 100.700 11,71% Nederland 81.763 9,50% Marokko 43.802 5,09% Spanje 41.336 4,80% Turkije 35.530 4,13% Duitsland 26.802 3,12% Portugal 26.183 3,04% Groot-Brittannië 17.096 1,99% Griekenland 13.823 1,61% Congo (Dem.Rep.) 11.582 1,35% Verenigde Staten Polen 11.570 1,34% Totaal 708.151 82,32% Totaal buitenlanders 860.287 100,00% (Bron: Algemene Directie Statistiek en Economische informatie, Bevolking en gezinnen. Buitenlandse bevolking op 01.01.2004)
Bovendien bevinden zich meer dan 7.000 Algerijnse onderdanen en meer dan 3.000 Tunesiërs in België.25 Interessant in tabel 5 is de situatie van de onderdanen uit Subsahara-Afrika, want daar vinden we personen afkomstig uit de drie voormalige Belgische kolonies, namelijk Congo, Rwanda en Burundi. Tabel 5: Voornaamste nationaliteiten uit Subsahara-Afrika vertegenwoordigd in België op 01.01.2004
Congo G h an a K am ero en N ig eria A n g o la R w an d a S en eg al B u ru n d i T o taal T o taal b u iten lan d ers
A an tal % b u iten lan d se b evo lkin g 13.823 1,61% 2.509 0,29% 2.432 0,28% 1.636 0,19% 1.237 0,14% 1.123 0,13% 1.033 0,12% 874 0,10% 24.667 2,87% 860.287 100,00%
(Bron: Algemene Directie Statistiek en Economische informatie, Bevolking en gezinnen. Buitenlandse bevolking op 01.01.2004, 2004) 25
Algemene Directie Statistiek en Economische informatie, Bevolking en gezinnen. Buitenlandse bevolking op 01.01.2004, op.cit.
16
De vier meest vertegenwoordigde Aziatische nationaliteiten zijn (in dalende volgorde) afkomstig uit China, India, de Filippijnen en Pakistan. De Verenigde Staten, Canada en Brazilië zijn de grootste gemeenschappen afkomstig uit Amerika. De geografische spreiding van personen met een niet-EU-nationaliteit in België is niet gelijkmatig. Bepaalde streken vallen immers op door een grote aanwezigheid van migranten. Dat is een gevolg van het migratiebeleid dat vóór 1974 werd gevoerd. Tabel 6: Totale en buitenlandse bevolking per provincie op 01.01.2004 Provincie/regio
Brussel Antwerpen Henegouwen Luik Oost-Vlaanderen Vlaams Brabant Limburg Waals-Brabant West-Vlaanderen Namen Luxemburg
Totale bevolking
Buitenlanders (EU en niet-EU) Niet-EU-buitenlanders% niet EU/ totale bevolk
999.899 1.668.812 1.283.200 1.029.605 1.373.720 1.031.904 805.786 360.717 1.135.802 452.856 254.120
263.451 104.698 143.842 104.153 36.540 61.226 64.444 30.088 21.467 18.488 11.890
110.963 45.576 22.804 22.281 21.129 17.879 11.950 7.844 7.795 4.410 1.885
11,10% 2,73% 1,78% 2,16% 1,54% 1,73% 1,48% 2,17% 0,69% 0,97% 0,74%
(Bron: Algemene Directie Statistiek en Economische informatie, Bevolking en gezinnen. Buitenlandse bevolking op 01.01.2004, 2004)
Per 1 januari 2004 vinden we de grootste verhouding niet-EU-buitenlanders (meer dan 10%) in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Daarna volgen de provincies Antwerpen, Luik en Henegouwen met iets meer dan 2%.
I.2.3 Structuur en kenmerken van de migrantenbevolking in België Uit een analyse van de cijfers van 2003 blijkt dat migranten die niet uit de EU van de 15 afkomstig zijn, gemiddeld jonger zijn dan de Belgische autochtonen. Iets meer dan 64,59% van de niet-EU-buitenlanders en meer dan 57,70% van de Turken en Marokkanen zijn tussen 25 en 49 jaar, terwijl 42,40% van de autochtone Belgen en 50,79% van de genaturaliseerde Belgen tussen 25 en 49 jaar zijn. Verhoudingsgewijse zijn er ook meer jongeren tussen 15 en 24 jaar bij
17
de niet-EU-migranten (19,76%) en bij Turken en Marokkanen (18,03%) dan bij de autochtone (15,13%) en genaturaliseerde (9,61%) Belgische bevolking).26 Ongeveer 145.722 niet-EU-onderdanen zijn vrouwen (per 1 januari 2004). Dat maakt 50,03% van die bevolkingsgroep tegenover 145.554 mannen.27
I.3. Het integratiebeleid in België I.3.1 Op federaal niveau De bevoegdheden inzake migrantenintegratie zijn in België verdeeld onder de federale overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen. Het vreemdelingenbeleid, de toegang tot het grondgebied en het verblijfsrecht zijn uitsluitend federale bevoegdheden. Het onthaal- en integratiebeleid voor bevolkingsgroepen van buitenlandse afkomst is echter voornamelijk een gewestelijke en communautaire aangelegenheid. De voorbije jaren vaardigde de federale overheid nieuwe juridische maatregelen uit.28 Begin 2003 breidde de staat ook de wetgeving inzake discriminatiebestrijding uit. Verder hervormde de federale overheid de wetgeving inzake de toegang tot bezoldigd en zelfstandig werk voor buitenlanders. Een Impulsfonds voor het Migrantenbeleid financiert sinds 1991 projecten die de integratie van buitenlanders willen bevorderen door maatschappelijke instroming en deelname. Die projecten 26
Deze cijfers werden berekend op basis van statistieken verstrekt door het Nationaal Instituut voor de Statistiek, Onderzoek naar de werkkrachten. 2003. 27 Algemene Directie Statistiek en Economische informatie, Bevolking en gezinnen. Buitenlandse bevolking per 1.1.2004, op. cit. 28 Wet van 20 januari 2003 tot versterking van de wetgeving tegen het racisme. Wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijke kansen en racismebestrijding. Koninklijk Besluit van 6 februari 2003 tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 9 juni 1999 houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers. Koninklijk Besluit tot vrijstelling van bepaalde categorieën van vreemdelingen van de verplichting houder te zijn van een beroepskaart voor de uitoefening van een zelfstandige beroepsactiviteit. Gevonden in V. Degraef, Analyse des données juridiques et des mesures fédérales, bruxelloises, wallonnes (2002-2003), in P. Desmarez, P. Van der Hallen, N. Ouali, V. Degraef, K. Tratsaert, Minorités ethniques en Belgique: migration et marché du travail. Analyse démographique, statistiques et des mesures juridiques et d’action en faveur des migrants sur le marché du travail. Analyse van de demografische, statistiche en reglementaire context met betrekking to allochtonen op de arbeidsmarkt, op. cit., pp. 71-72.
18
spelen zich af in Prioritaire Actiezones (PAZ). Die prioritaire zones zijn: Brussel, Antwerpen, Gent, Luik en Charleroi.
I.3.2 Op gewestelijk niveau In het Strategisch Plan voor etnisch-culturele minderheden van 1996 legt het Vlaamse Gewest zijn minderhedenbeleid vast. In 1998 wordt een decreet over de etnische en culturele minderheden goedgekeurd. Bovendien verleent het Vlaamse Minderhedencentrum steun aan “integratiecentra en –diensten en aan hulpdiensten voor vluchtelingen en maatschappelijke ondersteuning”.29 Daarnaast bestaan er provinciale integratiecentra. In het Waalse Gewest zijn er gewestelijke integratiecentra actief voor de instroming van buitenlanders of personen van buitenlandse afkomst.30 Naast die instellingen bestaat er een “Direction interdépartementale à l’intégration sociale”. Deze directie coördineert de “bestrijdingsmiddelen tegen sociale uitsluiting en vóór de sociale integratie” van het Waalse Gewest.31 In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest spelen drie instanties een rol. Zo ontwikkelde het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, onder meer, een “Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid”. Een van de richtlijnen in dat pact is “de bestrijding van discriminatie bij aanwerving op basis van etnische herkomst.32 Ook de “Commission communautaire Française” steunt een beleid van “instromingsamenleving”. Ten slotte staat de Vlaamse Gemeenschapcommissie in “voor missies die te maken hebben met het Vlaamse minderhedenbeleid”.33
29
Integratiebeleid, Vlaams Gewest, p.1, < http://www.newintown.be >, geraadpleegd op 7 september 2005 (datum laatste wijziging 01/06/2004). 30 Het Decreet van 4 juli 1996 betreffende de integratie van vreemdelingen of van personen van buitenlandse herkomst richt gewestelijke integratiecentra op. Volgende domeinen komen aan bod: “instroming in de maatschappij en arbeidsmarkt, huisvesting, gezondheid, opleiding, inzameling van gegevens, meting van indicatoren, verspreiding van informatie, begeleiding van mensen, evaluatie van lokale initiatieven, deelname van personen aan het sociale en culturele leven, de promotie van interculturele uitwisselingen en eerbied van de verschillen, in Politique d’intégration: Région Wallonne, p.1, < http://www.newintown.be >, geraadpleegd op 7 september 2005. (vertaald) 31 Politique d’intégration: Région Wallonne, p.1, < http://www.newintown.be >, geraadpleegd op 7 september 2005. 32 Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, , geraadpleegd op 13 december 2005. 33 Integratiebeleid: Brussels Hoofdstedelijk Gewest, p.1, < http://www.newintown.be >, geraadpleegd op 7 september 2005.
19
II. Wettelijk
kader
voor
de
bedrijfsoprichting
en
administratieve stappen
II.1 Algemeen kader Volgens artikel 5 van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen: Iedere onderneming of vestigingseenheid bedoeld in artikel 4, wordt in de Kruispuntbank van Ondernemingen ingeschreven en verkrijgt op het ogenblik van de inschrijving een ondernemingsof vestigingseenheidnummer. Dit nummer vormt hun uniek identificatienummer.34
Artikel 4 van die wet doelt, onder meer, op handels- of ambachtsondernemingen. Bij de oprichting of “bij de opening van een nieuwe vestigingseenheid” is “elke handels- en ambachtsonderneming” verplicht zich bij de Kruispuntbank van Ondernemingen in te schrijven via een ondernemingsloket.35 De Kruispuntbank van Ondernemingen registreert de ondernemingen en kent ze een identificatienummer toe.36 De ondernemingsloketten controleren of de natuurlijke persoon of rechtspersoon correct voldoet aan de toegangsvoorwaarden tot het beroep en of hij over de 34
Zie artikel 4 en artikel 5 van de wet van 16 januari 2003 – Wet tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen (B.S.. van 05.02.2003), , geraadpleegd op 18 november 2005. 35 Artikel 33, lid 1 van de wet van 16 januari 2003 – Wet tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen (B.S.. van 05.02.2003), , geraadpleegd op 18 november 2005. 36 “De Kruispuntbank van Ondernemingen is belast met het opnemen, het bewaren, het beheren en het ter beschikking stellen van de gegevens die betrekking hebben op de identificatie van de ondernemingen overeenkomstig […]” Artikel 3, lid 3 van de wet van 16 januari 2003 – Wet tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen (B.S.. van 05.02.2003), , geraadpleegd op 18 november 2005.
20
noodzakelijke “ondernemersvaardigheden” beschikt. Onder “ondernemersvaardigheden” verstaan de Belgische overheden de “basiskennis van bedrijfsbeheer” en “beroepsbekwaamheid.”37 Wanneer de persoon over die vaardigheden beschikt, schrijven de ondernemingsloketten hem in bij de Kruispuntbank van Ondernemingen.38 Elke kandidaat-ondernemer moet daarom informeren naar de vestigingsvoorwaarden voor het beroep.
II.1.1 De ondernemersvaardigheden Om de ondernemersvaardigheden te bewijzen, wordt er alleen rekening gehouden met “de diploma’s van een school of jury” erkend door de Staat, de Gemeenschappen of de Gewesten. Opleidingen in het privéonderwijs zijn dus uitgesloten.39 Deze regel geldt voor zowel Belgische als buitenlandse burgers.
Het bewijs van basiskennis van het bedrijfsbeheer “Elke KMO”, rechtspersoon of natuurlijke persoon, “die een activiteit uitoefent waarvoor een inschrijving bij de Kruispuntbank van Ondernemingen is vereist, moet bewijzen dat hij over de basiskennis van het bedrijfsbeheer beschikt.”40 Die kennis heeft betrekking op recht, handel,
37
Artikel 3 van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van zelfstandig ondernemerschap (B.S. van 21.02.1998), , geraadpleegd op 18 november 2005. 38 De FOD Economie KMO’s, Middenstand en Energie definieert het ondernemingsloket als: “Deze ondernemingsloketten staan onder andere in voor de inschrijving van natuurlijke personen, rechtspersonen of verenigingen die in België • hetzij als handelsonderneming opereren; • hetzij als werkgever onderworpen zijn aan de sociale zekerheid; • hetzij BTW-plichtig zijn; • hetzij als zelfstandigen een intellectueel of vrij beroep uitoefenen of aan dienstverlening doen in FOD Economie KMO’s, Middenstand en Energie, Ondernemingsloketten, , geraadpleegd op 25 november 2005 (laatste wijziging 20/10/2005). 39 FOD Economie KMO’s, Middenstand en Energie, Diplo, < http://mineco.fgov.be/homepull_fr.htm>, geraadpleegd op 24 november 2005 (laatste wijziging 13/06/2003). 40 Waals Gewest, Portail création PME. Formalités liées à l’exercice d’une activité en personne physique. Capacité entrepreneuriale – Connaissances de gestion de base, , geraadpleegd op 18 november 2005. Zie ook B.S. van 21.02.1998), , geraadpleegd op 18 november 2005. (vertaald)
21
boekhouding en noties informatica.41 Diverse documenten (diploma’s en certificaten) bewijzen die basiskennis van bedrijfsbeheer. Onder bepaalde voorwaarden kan de kennis van bedrijfsbeheer ook worden bewezen door de “beroepsuitoefening”.42
Beroepsbekwaamheid In België zijn er 42 beroepen specifiek gereglementeerd. Om tot die beroepen toe te treden, moet de betrokkene bewijzen dat hij over de basiskennis bedrijfsbeheer beschikt, net als over een beroepskennis in het activiteitsdomein waarin hij het beroep wil uitoefenen.43 Voor bepaalde beroepen zijn er hervormingsprojecten aan de gang. Diverse documenten kunnen worden voorgelegd.44 De betrokkene kan ook bewijzen dat hij de activiteit “als zelfstandige, actieve vennoot, bedrijfsleider of werknemer” uitoefende gedurende een voldoende aantal jaren.45
II.2 Vereiste stappen voor een buitenlandse onderdaan Naast de algemene, verplichte formaliteiten voor iedereen die in België zelfstandige wil worden, krijgen de buitenlandse kandidaat-ondernemers te maken met drie soorten problemen: 1. de erkenning van hun diploma behaald in het buitenland vóór de uitoefening van bepaalde beroepsactiviteiten en bruikbaar voor de erkenning van de basiskennis bedrijfsbeheer
41
FOD Economie, KMO’s, Middenstand en Energie, Bijzondere startformaliteiten, p.1, , geraadpleegd op 9 november 2005 (tekst afgesloten op 13/07/2005). 42 Voor meer info zie FOD Economie, KMO’s, Middenstand en Energie, Bijzondere startformaliteiten, p.2, ibidem. 43 Zie beroepenlijst in http://mineco.fgov.be/SME/profession_acces/home_fr.htm, Toegang tot het beroep (ondernemersvaardigheden), p. 1-2, , geraadpleegd op 9 november 2005 (laatste aanpassing 18/07/2005). De sectoren waarop deze maatregel van toepassing is, staan vermeld in artikel 6, § 1 van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van zelfstandig ondernemerschap (B.S. van 21.02.1998), , geraadpleegd op 18 november 2005. 44 Voor meer info zie FOD Economie, KMO’s, Middenstand en Energie, Vademecum van de onderneming. Uitoefening van beroepsactiviteiten in kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, p.12, , geraadpleegd op 21 november 2005 (tektst afgesloten op 30/04/2005). 45 Meer bepaald 5 jaar of langer voor bepaalde beroepen. FOD Economie, KMO’s, Middenstand en Energie, Vademecum van de onderneming. Uitoefening van beroepsactiviteiten in kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, p.12, ibidem.
22
2. de erkenning van hun beroepsvaardigheden opgebouwd in het buitenland via een diploma of praktijkervaring 3. voor bepaalde categorieën: het verkrijgen van de beroepskaart, verplicht om een zelfstandige activiteit uit te oefenen.
II.2.1 Gelijkwaardigheid van diploma’s De buitenlandse toekomstige zelfstandige moet beschikken over een in België erkend diploma of attest, goedgekeurd door het ondernemingsloket, om het beroep te kunnen uitoefenen. In het andere geval moet hij een equivalent voor de in het buitenland behaalde titel aanvragen bij de ter zake bevoegde Franse, Vlaamse en Duitstalige overheden. Hij onderneemt de nodige administratieve stappen afhankelijk van zijn nationaliteit (wel of niet uit de EU) en volgens wat hij met zijn diploma wil gaan doen (verder studeren of toegang krijgen tot een baan). We bekijken hier welke stappen noodzakelijk zijn voor niet-EU-burgers (EU van de 25) voor het verkrijgen van werk in een eerste fase in de Franse Gemeenschap, vervolgens in de Vlaamse Gemeenschap en tot slot in de Duitstalige gemeenschap. De diploma-equivalenten opgesteld door de Gemeenschappen voor tewerkstellingsdoeleinden, gelden voor het hele land.
De Franse Gemeenschap Figuur 3: Gelijkwaardigheid van de diploma’s voor tewerkstellingsdoeleinden in de Franse Gemeenschap Gelijkwaardigheid van diploma's voor tewerkstellingsdoeleinden in de Franse Gemeenschap
Franse Gemeenschap
Diploma van het hoger middelbaar onderwijs
Diploma van hoger onderwijs
Algemene directie van het verplicht onderwijs Dienst gelijkwaardigheid
Algemene directie van het niet-verplicht onderwijs Dienst gelijkwaardigheid van het hoger onderwijs
Advies van de Homologatiecommissie
Advies van de Interuniversitaire Commissie
Academische gelijkwaardigheid van het diploma
23
Niveau-gelijkwaardigheid Voor de graad van bachelor of master
Naargelang de buitenlandse onderdaan de gelijkwaardigheid aanvraagt voor een certificaat van hoger middelbaar onderwijs of hoger onderwijs, moet hij in de Franse gemeenschap bij verschillende diensten aankloppen. In beide gevallen betaalt de aanvrager € 124 aan nietterugvorderbare administratieve kosten. Bij deze som komen nog de kosten voor een eventuele beëdigde vertaling van de diploma’s. Deze procedure is dus erg duur voor iemand in een precaire situatie. Voor een aanvraag bij de dienst Gelijkwaardigheid van het middelbaar onderwijs van de Algemene Directie van het verplichte onderwijs, moet de aanvrager eensluidende kopieën verstrekken van alle administratie- en schooldocumenten.46 Diploma’s die zijn opgesteld in een andere taal dan het Nederlands, Frans, Engels, Spaans, Portugees, Duits en Italiaans moeten door een beëdigd vertaler worden omgezet.47 Congolezen, Rwandezen, Marokkanen, Chinezen, Senegalezen, Guinezen, Polen en Roemenen moeten de originele exemplaren van die documenten voorleggen. Na de procedure kunnen ze de originele papieren niet terugkrijgen, wat achteraf problemen kan opleveren48. Merken we nog op dat “diploma’s van middelbaar onderwijs uit de Democratische Republiek Congo behaald na 1997 niet volledig gelijkgesteld worden met een Diploma Hoger Secundair Onderwijs ”.49 Voor diploma’s van het middelbaar technisch en beroepsonderwijs kunnen alleen diploma’s of certificaten behaald in het normale dagonderwijs gelijkgesteld worden. Certificaten van een beroepsopleiding van een paar maanden in een specifiek vakgebied worden dus niet als gelijkwaardig beschouwd. Zelfs wanneer de gelijkwaardigheid van het 5de, 6de of 7de beroepsjaar wordt erkend, geeft dat nog niet automatisch recht op een attest van kennis van bedrijfsbeheer die
46
Die administratieve documenten omvatten een motiveringsbrief en een bewijs van het zoeken naar werk. Zie Petit guide des équivalences de diplômes de l’enseignement secondaire 2005/06. Réalisé à l’initiative de la Direction générale de l’enseignement obligatoire de la Communauté française, de la FéCRI et du CIRÉ, Brussel, Lise-Anne Hanse – algemeen directrice van het verplicht onderwijs, 2005, p.14. 47 Ibidem, p.17. 48 Volgens CIRÉ (Coordination et Initiatives pour et avec les Réfugiés et Étrangers) kunnen vluchtelingen en kandidaat-vluchtelingen een dossier indienen waarin bepaalde documenten, zoals een uittreksel van de geboorteakte, ontbreken. Daartoe moeten ze een attest van het Commissariaat-Generaal van Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) voorleggen. 49 CIRÉ (Coordination et Initiatives pour et avec les Réfugiés et Étrangers), dienst voor hulp bij het verkrijgen van gelijkwaardigheid voor diploma’s, Équivalence du diplôme du CESS (Certificat d’Enseignement secondaire supérieur), p. 9. (vertaald)
24
verplicht is voor de uitoefening van alle handels- en ambachtsactiviteiten.50 Volgens C.I.R.E. “kunnen middelbare beroepsopleidingen of te specifieke opleidingen geen gelijkwaardigheid krijgen”.51 Vele buitenlanders die een beroepsopleiding volgden in hun land van herkomst moeten daarom een nieuwe opleiding volgen. Zo’n opleiding kan soms een paar jaar duren en kan erg moeilijk zijn voor personen zonder middelen en/of die het Frans niet goed beheersen. Er zijn heel wat documenten vereist voor een dossier dat wordt ingediend bij de dienst Gelijkwaardigheid van het hoger onderwijs van de Algemene Directie van het niet-verplicht onderwijs. Elk diploma of uittreksel dat in een andere taal dan het Frans is opgesteld, moet beëdigd vertaald worden. Daarnaast is de aanvrager verplicht om een officieel cursusprogramma voor elk lesjaar te verstrekken. Dat kan problemen opleveren voor onderdanen uit landen waar lesprogramma’s niet bestaan of onvolledig zijn. De aanvragers moeten ook een exemplaar van hun eindverhandeling indienen, maar in sommige landen is een eindverhandeling niet verplicht. Wanneer het dossier compleet is, wordt het doorgestuurd naar een interuniversitaire commissie samengesteld uit professoren die elke Franstalige universiteit van België vertegenwoordigen. Deze professoren vergaderen en beslissen of het diploma al dan niet gelijkwaardig is. Het is mogelijk om een gelijkwaardigheidsattest aan te vragen voor een diploma van hoger universitaire onderwijs, graad bachelor of master, bij de Franse Gemeenschap.52 De procedure is dezelfde als die voor de gelijkwaardigheid van een diploma van hoger onderwijs. Sommige personen met een andere nationaliteit doen hun doctoraat in België. Een 3de universitaire cyclus afgelegd in België met een buitenlands diploma 2de cyclus, leidt niet
50
Alleen houders van een getuigschrift van het hoger middelbaar algemeen vormend, technisch of kunstonderwijs of van een getuigschrift van het hoger middelbaar beroepsonderwijs uitgereikt in een afdeling “handel, boekhouding of verkoop” vóór 30 september 2000 kunnen zo’n attest verkrijgen. Zie FOD Economie, KMO’s en Energie, Administratieve verplichtingen voor bepaalde activiteiten en bepaalde personen, p.2, op.cit. Zoniet moet de aanvrager een aantal uren bedrijfsbeheer volgen. 51 CIRÉ (Coordination et Initiatives pour et avec les Réfugiés et Étrangers), dienst voor hulp bij het verkrijgen van equivalenties voor diploma’s, Équivalence du diplôme du CESS (Certificat d’Enseignement secondaire supérieur), op.cit. (vertaald) 52 Artikel 44 van het Decreet betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten van 31 maart 2004 (B.S. van 18.06.2004, err.28.10.2004), Centre de documentation administrative de la Communauté française, Secrétariat général, , geraadpleegd op 01/12/2005 (datum laatste wijziging 01/09/2005).
25
automatisch tot de latere erkenning van het diploma.53 Voor buitenlanders is het soms interessanter om een gedeeltelijke gelijkwaardigheid van hun licentiediploma aan te vragen en de cursussen van de 2de cyclus in België te volgen in plaats van pas met de 3de cyclus te starten. Iemand die zijn doctoraat in België afmaakte […] moet […] daarna de gelijkwaardigheid aanvragen voor de licentie die hij in het buitenland behaalde als hij een beroepsactiviteit wil uitoefenen, terwijl hij houder is van een doctoraatstitel, een diploma dat hoger is dan een licentiediploma.54 (vertaald)
Wat we zien bij degenen die geen gelijkwaardigheid voor hun buitenlandse diploma krijgen, is erg veelbetekenend: […] naargelang het geval kunnen de kandidaten slechts solliciteren voor banen die vaak ver onder hun werkelijke kwalificaties liggen. Desgevallend moeten ze opnieuw beginnen met de studies waarvoor ze al gecertificeerd zijn. Zelfs wanneer ze soms over een uitgebreide beroepservaring beschikken.55 (vertaald)
53
Buitenlanders die een doctoraat willen doen in de Franse Gemeenschap in België moeten daartoe de toestemming vragen aan een universiteit of hogeschool. De beslissing ligt dus bij de betreffende universitaire autoriteiten en niet bij de minister van Hoger onderwijs.” Die toestand is erg verwarrend voor degenen die een gelijkwaardigheidsprocedure starten. Een student die de gelijkwaardigheid van zijn licentie heeft verkregen van een universiteit (waardoor hij zijn doctoraat kon doen aan genoemde universiteit), bijvoorbeeld, begrijpt niet waarom hij een nieuwe aanvraag moet indienen bij de minister om zijn licentie te laten erkennen (een lager diploma dan een dotoraat)” in T. Moussaoui, Equivalence des diplômes et valorisation des compétences: un parcours traumatisant semé d’embûches, in Osmoses. Revue des Centres Régionaux pour l’Intégration des Personnes Étrangères ou d’Origine Étrangère, n°26, januari-februari-maart 2003, p. 4. (vertaald) 54 L. Abedinaj, Equivalence des diplômes: le FéCRI et les Centres Régionaux d’Intégration animent le débat, in Osmoses. Revue des Centres Régionaux pour l’Intégration des Personnes Étrangères ou d’Origine Étrangère, n°27, april-mei-juni 2003, p. 5. 55 Ch. Denys, Equivalence des diplômes et accès aux professions de nombreux aléas, in Osmoses. Revue des Centres Régionaux pour l’Intégration des Personnes Étrangères ou d’Origine Étrangère, n°21, oktober-november-december 2001, p. 10.
26
De Vlaamse Gemeenschap Figuur 4: Gelijkwaardigheid van diploma’s voor beroepsdoeleinden in de Vlaamse Gemeenschap Vlaamse Gemeenschap Ministerie van Onderwijs
Diploma van middelbaar onderwijs Administratie van het middelbaar onderwijs
Niveaubepaling
Diploma van hoger onderwijs Administratie van het hoger onderwijs
Academische erkenning
Erkenning van de equivalentie
Beroepsopleiding Administratie van de voortgezette opleiding
Beroepserkenning (EU-onderdanen
Niveau-erkenning
Niet EU-onderdanen die de gelijkwaardigheid willen verkrijgen voor een van hun diploma’s voor beroepsdoeleinden, richten zich ook tot het ministerie van Onderwijs. Alle procedures voor de gelijkwaardigheid van diploma’s bij een Vlaamse administratie zijn gratis. Er moet een beëdigde vertaling bijgevoegd worden voor diploma’s die niet in een van de drie Belgische landstalen zijn opgesteld, net als een Engelse versie. Uiteraard moet er voor die vertaling betaald worden. Een gewone kopie van de diploma’s volstaat. De administratie kan wel vragen om de originele documenten in te kijken. Om de gelijkwaardigheid van een middelbaar diploma te verkrijgen moet men zich wenden tot de administratie van het middelbaar onderwijs. Volledige gelijkwaardigheid voor diploma’s van het middelbare beroepsonderwijs kan erg tegenvallen. De procedure duurt één maand, onder voorbehoud.56 In de Vlaamse Gemeenschap bestaan er specifieke en soms vereenvoudigde procedures voor buitenlandse
kandidaat-ondernemers
om
hun
kennis
van
bedrijfsbeheer
en
hun
beroepsvaardigheden te bewijzen. Voor het hoger onderwijs bestaan er twee mogelijkheden voor niet-EU-onderdanen: óf een niveaubepaling, óf een academische erkenning van het diploma. 56
OCIV-Vluchtelingenwerk Vlaanderen, Gelijkwaardigheid van buitenlandse diploma’s. Een praktische gids, 2005, pp. 7-10.
27
Een niveaubepaling betekent dat het in het buitenland verkregen diploma wordt gesitueerd binnen het hoger onderwijsniveau in Vlaanderen. Een niveaubepaling is zeker geen erkenning van de gelijkwaardigheid van het diploma of het academische niveau. Om het niveau te bepalen, vraagt de Vlaamse administratie een kopie van het diploma. Op grond van de diplomatitel en de naam van de instelling gaat ze na of de buitenlandse opleiding wordt erkend door het ministerie van Onderwijs in het land van herkomst. Die niveaubepaling volstaat om iemands kennis van bedrijfsbeheer te bewijzen. Om een academische erkenning te krijgen, kunnen buitenlanders de gelijkwaardigheid van hun diploma of van hun niveau aanvragen. De procedure is omslachtiger. De administratie vraagt immers meer documenten en het duurt langer om het dossier te onderzoeken (4 maanden onder voorbehoud).57 Drie kopieën van de documenten worden verstuurd naar universiteiten of hogescholen bevoegd in de materie van het diploma. Die instellingen onderzoeken het dossier en geven de administratie daarna hun advies over de gelijkwaardigheid van het diploma of het niveau. Een andere mogelijkheid bestaat erin om de administratie van permanente vorming te vragen om de in het buitenland gevolgde beroepsopleiding te erkennen. Het behaalde certificaat, rapporten, een studieprogramma en attesten van beroepservaring moeten dan worden voorgelegd. We kregen het voorbeeld van een Marokkaanse bakker: hij behaalde een certificaat van beroepsopleiding in Marokko en kan dus de erkenning van dit certificaat aanvragen. Toch moet hij ook over de nodige kennis van bedrijfsbeheer beschikken om een eigen bakkerij te kunnen openen. Indien zijn opleiding wordt erkend, maar niet zijn kennis van bedrijfsbeheer, moet hij een cursus bedrijfsbeheer in België volgen. Wordt de beroepsopleiding niet als gelijkwaardig erkend, dan bepaalt de Vlaamse administratie in welk jaar de aanvrager met zijn opleiding in België begint.
57
OCIV-Vluchtelingenwerk Vlaanderen, op. cit., pp. 15-16.
28
De Duitstalige Gemeenschap Alleen degenen die officieel gedomicilieerd zijn in of werken in de Duitstalige Gemeenschap of de buurgemeenten kunnen een gelijkwaardigheidsaanvraag indienen bij het Departement van Organisatie van Onderwijs van het ministerie van de Duitstalige Gemeenschap. De procedure voor de gelijkwaardigheidsaanvraag is gratis. Het ministerie van de Duitstalige Gemeenschap houdt zich voornamelijk bezig met gelijkwaardigheidsaanvragen voor een diploma van het hoger middelbaar onderwijs. Voor de aanvragen voor een diploma van het hoger onderwijs ontvangt het departement van Organisatie van Onderwijs de aanvraagdossiers en stuurt ze vervolgens naar het ministerie van Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap voor verwerking. Wanneer de persoon zijn kennis van bedrijfsbeheer kan bewijzen, kan de Duitstalige Gemeenschap niveau-attesten uitreiken na onderzoek van de aanvraag. We kunnen besluiten dat er in België diverse wegen met elk hun voor- en nadelen bestaan om de gelijkwaardigheid van diploma’s te verkrijgen. Niet-EU-onderdanen met een diploma hoger middelbaar onderwijs of hoger onderwijs die zich als zelfstandige willen vestigen hebben meerdere mogelijkheden indien hun diploma niet als gelijkwaardig wordt beschouwd: 1. een in België erkende opleiding bedrijfsbeheer volgen om een certificaat te behalen 2. een beroepsopleiding overdoen om toegang te krijgen tot bepaalde gereglementeerde beroepen 3. een deel van hun studies overdoen. Een niveau-attest aanvragen voor het hoger onderwijs is eveneens een mogelijkheid.
Rol van het ondernemingsloket in de procedure Vóór hij enige stappen onderneemt om een gelijkwaardigheid aan te vragen, moet de kandidaatondernemer bij het ondernemingsloket navragen of zijn kennis van bedrijfsbeheer of 29
beroepservaring al dan niet worden aanvaard. De ondernemersvaardigheden worden geval per geval onderzocht door het ondernemingsloket en door de Algemene Directie KMO-beleid. Het ondernemingsloket vraagt het advies van de Algemene Directie KMO-beleid van de Federale Overheidsdienst over de diploma’s of certificaten van beroepsuitoefening die het krijgt voorgelegd. Deze dienst doet dus geen uitspraak over de gelijkwaardigheid van een diploma; dat is immers een specifiek communautaire bevoegdheid. Het ondernemingsloket gaat bij die AD na of ze geen precedent heeft in haar databank, dus of ze niet reeds een diploma heeft goedgekeurd dat identiek is aan het ingediende diploma (identieke titel, afkomstig van hetzelfde land, uitgegeven door dezelfde instelling en van dezelfde jaren). Een andere mogelijkheid bestaat erin om via de website ENIC NARIC na te gaan of het ministerie van Onderwijs van het land van herkomst het diploma van hoger onderwijs erkent. De AD geeft haar advies, maar de uiteindelijke beslissing om de toekomstige zelfstandige al dan niet in te schrijven in de Kruispuntbank en dus zijn kennis van bedrijfsbeheer te erkennen ligt bij het loket. Wat betreft de erkenning van de beroepservaring, illustreert een praktijkvoorbeeld waarom het nodig is zich tot het ondernemingsloket te wenden. Een restauranthouder uit een land buiten de EER kreeg een attest van een beroepsvereniging uit zijn land van herkomst dat bevestigde dat hij als werknemer gedurende een bepaalde periode actief was geweest in een restaurant. Op dat attest stond dat hij als chef werkzaam was geweest in een specifieke keukensector. Hij kon echter geen fiscaal attest of sociaal-zekerheidsattest krijgen. Daarom werd voorgesteld dat hij contact zou opnemen met de ambassade van zijn land om na te gaan of de beroepsvereniging in kwestie wel bevoegd was om dergelijk attest uit te reiken. De ambassade bevestigde dat. Zo kon hij een erkenning van zijn beroepsuitoefening verkrijgen.
30
II.2.2 De beroepskaart Om een zelfstandige beroepsactiviteit te kunnen uitoefenen, moeten buitenlandse onderdanen in het bezit zijn van een beroepskaart.58 Deze kaart is verplicht voor elke natuurlijk persoon of “volmachthebber van een vennootschap” die niet de nationaliteit heeft van een lidstaat van de EER59, met uitzondering van Roemenen en Bulgaren die aan de MOEL-attestering zijn onderworpen (Midden-en Oost-Europese Landen). Volgens het Koninklijk Besluit van 3 februari 2003 zijn bepaalde personen – waaronder buitenlanders in het bezit van een onbeperkte verblijfsvergunning en erkende vluchtelingen – vrijgesteld van die verplichting.60 Deze kaart wordt uitgereikt door de Dienst Economische Vergunningen. Op figuur 5 zien we hoe het aantal uitgereikte beroepskaarten is gedaald sinds 2003. De daling is toe te schrijven aan het Koninklijk Besluit van 3 februari 2003. Figuur 5: Evolutie van het aantal beroepskaarten uitgereikt door de Dienst Economische Vergunningen tussen 1999 en 2004 2000 1500 1000 500 0 1999
2000
2001
2002
2003
2004
(Bron: Dienst Economische Vergunningen)
58
Wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen (B.S. van 26.02.1965 ), , geraadpleegd op 19 september 2005. De wet van 28 juni 1984 betreffende sommige aspecten van de toestand van de vreemdelingen en houdende invoering van het Wetboek van de Belgische nationaliteit (B.S. van 12.07.1984), , geraadpleegd op 19 september 2005. De wet van 2 februari 2001 tot wijziging van de wet van 19 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen (B.S. van 08.03.2001), , geraadpleegd op 19 september 2005. 59 FOD Economie, KMO’s, Middenstand en Energie, Beroepskaart - Aanvraag om machtiging tot het uitoefenen van een zelfstandige beroepsactiviteit door een vreemdeling in België, p. 2, geraadpleegd op 9 november 2005 (tekst afgesloten 05/05/2004). 60 Koninklijk Besluit van 3 februari 2003 tot vrijstelling van bepaalde categorieën van vreemdelingen van de verplichting houder te zijn van een beroepskaart voor de uitoefening van een zelfstandige beroepsactiviteit (B.S. van 04.03.2003), , geraadpleegd op 19 september 2005.
31
Er zijn drie criteria om de beroepskaart toe te kennen: 1.
het
verblijfsrecht
genieten
(beslissing
van
de
Dienst
Vreemdelingenzaken) 2.
het naleven van reglementaire verplichtingen met betrekking tot de activiteit
3.
een project verdedigen dat van economisch nut is of een “sociaal, cultureel, artistiek of sportief nut” heeft 61
De beroepskaart kan worden aangevraagd bij de gemeente in België of, voor wie in het buitenland woont, bij een Belgische diplomatieke post van zijn verblijfsplaats. Voor elke aanvraag om een beroepskaart om een handels- of ambachtsactiviteit uit te oefenen, moet de aanvrager zijn ondernemersvaardigheden bewijzen via een Belgisch ondernemingsloket. De aanvraag kan worden ingediend zelfs wanneer het ondernemingsloket de naleving van de voorwaarden nog niet heeft gecontroleerd. De Dienst Economische Vergunningen zal de kaart echter pas uitreiken na een positief advies van het ondernemingsloket.
Indiening van de aanvraag via het buitenland Figuur 6: Stappen om een beroepskaart te verkrijgen vanuit het buitenland In het buitenland
Beroepskaart
Visum
Controle van de ondernemersvaardigheden + Inschrijving bij de KBO voor de uitoefening van een handels- of ambachtsactiviteit
Diplomatieke of consulaire post van de woonplaats
Diplomatieke of consulaire post van de woonplaats
Ondernemingsloket België
Dienst Economische Vergunningen België
Dienst Vreemdelingenzaken België
Advies van de Dienst Vreemdelingenzaken
Controle van de toekenningscriteria
Om een beroepskaart te verkrijgen vanuit het buitenland, moet de niet-EER-onderdaan zich tot de diplomatieke post van zijn woonplaats wenden en een belasting van € 125 betalen. Hij bezorgt een certificaat van goed zedelijk gedrag uitgereikt door de bevoegde overheden. Hij voegt ook 61
FOD Economie, KMO’s, Middenstand en Energie, Hulp bij de indiening van een aanvraag voor een beroepskaart, Brussel, Algemene Directie KMO-beleid. Dienst Economische Vergunningen, pp. 3-4, , geraadpleegd op 20 september 2005.
32
een beschrijving toe van de activiteiten die hij wil uitoefenen. Verder kan hij een cv en een kopie van zijn diploma’s bijvoegen. Parallel daarmee dient de persoon een aanvraag in voor een visum van het lange type. Die verblijfsvergunning is verplicht om langer dan 3 maanden in België te verblijven en een activiteit als zelfstandige uit te oefenen. Ze wordt uitgereikt door de Belgische DV. Bij aankomst in België gaat de persoon naar de gemeente waar hij verblijft om een BIVR (Bewijs van Inschrijving in het Vreemdelingenregister) aan te vragen, of een IA model 1 (immatriculatie-attest) uitgereikt door de DV. De Dienst Economische Vergunningen die de aanvraag voor een beroepskaart behandelt, vraagt het advies van de DV om de kaart te kunnen uitreiken.
INDIENING VAN DE AANVRAAG IN BELGIË Figuur 7: Stappen om de beroepskaart vanuite België te verkrijgen In België
Beroepskaart
Controle van ondernemersvaardigheden + inschrijving in KBO voor de uitoefening van een handels- of ambachtsactiviteit
Gemeentebestuur van verblijfplaats
Ondernemingsloket
Dienst Economische Vergunningen
In België kan de kandidaat een beroepskaart aanvragen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats. Hij moet € 125 aan fiscale zegels betalen. Bovendien moet de persoon geldig in het land verblijven en in het bezit zijn van een BIVR of IA model 1 uitgereikt door de DV. Zonder een kopie van deze documenten wordt de aanvraag om een beroepskaart onontvankelijk verklaard. Als de persoon reeds in België verblijft zonder papieren, moet hij eerst zijn toestand regulariseren. Hij kan een aanvraag voor een verblijfsvergunning indienen op basis van artikel 9 § 3 van de wet van 15 december 1980 in geval van uitzonderlijke omstandigheden.62
62
Wat te doen om mijn verblijfspapieren in orde te brengen?, , geraadpleegd op 22 november 2005.
33
In november 2005 keurde de Ministerraad een reeks maatregelen goed om – onder meer – de procedure te vereenvoudigen voor buitenlandse werknemers die zich als zelfstandige willen vestigen.63 Er wordt onder andere voorgesteld om de aanvragen voor beroepskaarten in België voortaan door het ondernemingsloket te laten indienen bij de Dienst Economische Vergunningen. Het ondernemingsloket zou dan de enige tussenpersoon worden voor de toekomstige zelfstandige.64 Momenteel kan onmogelijk gezegd worden of die maatregel effectief van kracht wordt.
Onderzoek van de aanvraag Wanneer de aanvraag is ingediend, gaat de Dienst Economische Vergunningen na of de kandidaat aan de toekenningscriteria voldoet. Is dat het geval, dan wordt de beroepskaart uitgereikt. In het andere geval wordt het dossier doorgestuurd naar de Raad voor Economisch Onderzoek. Dat orgaan deelt zijn advies mee aan de Dienst Economische Vergunningen die een beslissing neemt, al of niet op basis van de conclusies van de Raad voor Economisch Onderzoek. Indien de standpunten tegenstrijdig zijn, beslist de minister van Middenstand. Bij weigering is een beroep bij de Raad van State mogelijk. De beroepskaart blijft 5 jaar geldig. Na die periode moet ze vernieuwd worden. We stippen aan dat de eerste beroepskaart doorgaans voor 2 jaar wordt verleend.65 Indien de houder een nieuwe activiteit wil uitoefenen, moet hij een nieuwe aanvraag indienen. De beroepskaart heeft een prijs. De aanvraag en vernieuwing bedragen € 125. De uitreiking kost € 75.
63
Minder papieren voor buitenlandse werknemers, Brussel, Federal Belgian Government, 21 november 2005, , geraadpleegd op 22 november 2005. 64 Zie Administratieve vereenvoudiging voor buitenlandse werknemers en zelfstandigen, p. 13, , geraadpleegd op 22 november 2005. 65 FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie, Hulp bij het indienen van een aanvraag voor een beroepskaart, op.cit., p .6.
34
II.2.3 De leurderskaart Een kandidaat-ondernemer die met een ambulante handelsactiviteit wil beginnen, moet daar vooraf een vergunning voor krijgen. Hij moet een aanvraag voor een leurderskaart indienen. De kaart wordt uitgereikt door de Federale Overheidsdienst Economie, Middenstand en Energie. Naast een attest bedrijfsbeheer, een verblijfsattest en een uittreksel uit het strafregister afkomstig van het land waar de kandidaat woonde vóór hij zich in België vestigde, moest de onderdaan met een niet-EU-nationaliteit bovendien ten minste 10 jaar in België verblijven om deze kaart te kunnen krijgen.66 In juni 2006 besloten de bevoegde overheden, onder meer, om die verblijfsvoorwaarde te schrappen. De nieuwe bepalingen in deze sector zullen vanaf 1 oktober 2006 van toepassing zijn. Kortom, wie zich als zelfstandige in België wil vestigen, moet vele stappen ondernemen. Onderdanen uit een niet-EER-land die voor eigen rekening aan de slag willen, moeten veel geduld uitoefenen. Alle vereiste formaliteiten kunnen nogal verwarrend overkomen. Toch zien we een trend bij de Belgische overheid om de administratieve stappen eenvoudiger te maken: oprichting van de ondernemingsloketten, de Kruispuntbank voor Ondernemingen, uitbreiding van de categorieën van personen die aan het werk kunnen zonder beroepskaart. De Belgische overheid keurde onlangs een reeks maatregelen goed om de toekenningsvoorwaarden voor de beroepskaart en de leurderskaart eenvoudiger te maken.
II.3 Sociaal stelsel en zelfstandigen
II.3.1 Werkloosheidsuitkeringen Een uitkeringsgerechtigde volledige werkloze die beslist om een eigen baan te creëren verliest het recht op werkloosheidsuitkeringen zodra hij het statuut van zelfstandige verwerft. Personen in moeilijkheden kunnen dus niet langer op die hulp rekenen, hoewel die net goed van pas zou 66
FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie, Leurderskaart, , geraadpleegd op 18/04/2006 (laatste wijziging 22/03/2006).
35
komen gezien de vele kosten die iemand moet betalen bij het opstarten van een activiteit. Deze toestand kan ondernemingsinitiatieven afremmen. Hij kan achtergestelde personen immers aanmoedigen om in de werkloosheid te blijven liever dan de grote sprong “zonder vangnet” te wagen” en een eigen zaak op te richten. Toch is het mogelijk om het behoud van de werkloosheidsuitkering aan te vragen om de oprichting van een eigen zaak voor te bereiden, bijvoorbeeld om een haalbaarheidsstudie en marktonderzoek uit te voeren, lokalen in te richten, professionele contacten te zoeken. Indien het werkloosheidskantoor de toestemming geeft, kan de persoon nog maximaal 6 maanden een werkloosheidsuitkering krijgen. Dat recht verdwijnt zodra hij daadwerkelijk als zelfstandige begint.67 Wie ervan gebruik wil maken, moet het werkloosheidsbureau lang genoeg op voorhand schriftelijk op de hoogte brengen. Wie beslist om een bezoldigde baan op te geven om zelfstandige te worden, heeft 6 maanden lang nadat hij is gestopt geen enkel recht op een uitkering. Besluit hij daarna om niet langer zelfstandige te zijn en van werkloosheidsuitkeringen te genieten, dan moet hij bewijzen dat zijn vroegere werkgever hem niet opnieuw in dienst wil nemen.68 Een zelfstandige die een werkloosheidsuitkering genoot vóór hij zich voor eigen rekening vestigde en besluit om zijn activiteit stop te zetten, kan zijn werkloosheidsuitkeringen terugkrijgen indien hij maximaal 9 jaar als zelfstandige actief was. Heeft de persoon zijn recht op werkloosheid opgezegd om zelfstandige te worden en besluit hij na zes maanden om daarmee te stoppen, dan heeft hij weer recht op dezelfde werkloosheidsuitkering als vroeger.69 Elke sociale steun verliezen wanneer men beslist om voor eigen rekening aan de slag te gaan, remt ondernemingsinitiatieven af. Om dat probleem op te lossen hebben bepaalde Europese landen sociale modellen ingevoerd om de oprichting van ondernemingen aan te moedigen. Zo introduceerde Ierland een systeem waarbij starters hun sociale uitkeringen vier jaar lang kunnen 67
Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, Infoblad – Werknemers Wat is de invloed van een zelfstandige activiteit op het recht op werkloosheidsuitkeringen? , geraadpleegd op 10/03/2006 (datum laatste wijziging 15/12/2005). 68 Voor meer info zie ibidem. 69 Ibidem.
36
behouden. Het bedrag van die uitkering neemt mettertijd geleidelijk af. Gaat de onderneming bovendien failliet, dan belet niets de ondernemer om opnieuw uitkeringen te genieten.70 De mogelijkheid om – zelfs op een regressieve manier – sociale uitkeringen te genieten tijdens de start zou een formidabele aanmoediging zijn om een eigen zaak te beginnen en opnieuw deel uit te maken van de arbeidswereld. Die mogelijkheid moet ook op Belgisch niveau worden onderzocht.
II.3.2 Sociale bijdragen Een zelfstandige, van Belgische of buitenlandse afkomst, moet om de 3 maanden sociale bijdragen betalen aan een sociale verzekeringskas. Bij de start van de activiteit en gedurende 3 jaar betaalt de starter forfaitaire en voorlopige bijdragen: 1. 1ste jaar van activiteit in 2006: € 493,29 2. 2de jaar van activiteit in 2006: € 572,88 3. 3de jaar van activiteit in 2006: € 648,98.71 Na 3 jaar wordt de toestand geregulariseerd en worden de bijdragen berekend op basis van de werkelijke inkomsten. Zelfstandigen in een “moeilijke situatie”72 kunnen bij een sociale zekerheidskas een aanvraag indienen om vrijgesteld te worden van bijdragen. Die vrijstelling geldt maximaal één jaar. Ook is het mogelijk om een ontheffing of een verlaging van de bijdragen te vragen. Vele geïmmigreerde micro-ondernemers ondervraagd tijdens deze studie hebben dat ook daadwerkelijk gedaan omdat ze niet over voldoende inkomsten beschikten om alle kosten voor de start en de uitoefening van de activiteit te dragen.
70
Voor meer info zie Policy measures to promote the use of micro-credit for social inclusion. Study conducted on behalf of the European Commission DG Employment, Social Affairs and Equal Opportunities unit E/2, 28 February 2005, p. 10. 71 UCM, Calcul des cotisations en début d’activité. Vos cotisations sociales pendant la période de début d’activité, , geraadpleegd op 10/03/06. 72 UCM, La dispence de cotisations sociales, sociale verzekeringskas UCM, 1 april 2005, p.1, , geraadpleegd op 10/03/06.
37
III. Situatie van allochtone zelfstandigen in België III.1 Algemene situatie van migranten op de Belgische arbeidsmarkt Om een beter overzicht te krijgen van de toestand van migranten op de Belgische arbeidsmarkt, vergelijken en analyseren we de gegevens m.b.t. het aantal Belgen, genaturaliseerde Belgen, onderdanen uit de EU van de 15, onderdanen van buiten de EU, Turken en Marokkanen aanwezig in België met een baan en met een werkloosheidsuitkering.73 Tabel 7: Toestand van de arbeidsmarkt in België in 2003 Bevolking op 01/01/04 % Autochtonen Genaturaliseerde buitenlanders Onderdanen EU van de 15 Onderdanen buiten EU Turken/Marokkanen Totaal
9.536.134 91,73% niet beschikbaar 569.011 5,47% 168.177 1,62% 123.099 1,18% 10.396.421 100,00%
Tewerkgestelde Werkloosheidsgraad Werklozen IAB (>14 beroepsbevolking % % (>14 jaar en < 65 jaar en < 65 jaar) (>14 jaar en < 65 jaar) jaar) 6,9% 3.576.295 88,38% 266.422 73% 16,6% 198.326 4,90% 39.340 11% 11,8% 206.913 5,11% 27.761 8% 27,4% 41.934 1,04% 15.824 4% 38,0% 23.169 0,57% 14.211 4% 4.046.637 100,00% 363.558 100% 8,20%
(Bronnen: Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Bevolking en gezinnen. Buitenlandse bevolking per 01.01.2004. Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Enquête over de arbeidskrachten 2003)
De cijfers over de tewerkgestelde beroepsbevolking in 2003 tonen aan dat de autochtonen 88% van die bevolkingsgroep uitmaken74. Onderdanen van buiten de EU, Turken en Marokkanen vertegenwoordigen slechts iets meer dan 1,5% van de beroepsbevolking. Het scholingsniveau van actieve Turkse en Marokkaanse onderdanen (vanaf 15 jaar) is proportioneel laag in verhouding tot hun totale bevolkingsgroep en tot het scholingsniveau van andere niet-EU-migranten en genaturaliseerde Belgen: 35% van hen heeft geen diploma of alleen een diploma lager onderwijs; 29% heeft een diploma middelbaar onderwijs. Slechts 6,81% van de 73
De opsplitsing tussen autochtonen, genaturaliseerde buitenlanders, onderdanen uit de EU, onderdanen van buiten de EU, Turken en Marokkanen, werd overgenomen van L. Okkerse, A. Termote, Etudes Statistiques Brussel°111. Singularité des étrangers sur le marché de l’emploi. À propos des travailleurs allochtones en Belgique, Brussel, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, 2004. De gegevens van 2003 werden ons volgens die uitsplitsing bezorgd door de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie op basis van de Enquête over de arbeidskrachten. 74 Onder tewerkgestelde beroepsbevolking verstaan we alle personen ouder dan 14 jaar en jonger dan 65 jaar die een baan hebben. Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Tewerkstelling en werkloosheid. Enquête over arbeidskrachten 2003, Brussel, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, 2004 pp. 5-7, , geraadpleegd op 14 september 2005.
38
werkende Turken en Marokkanen genoot een opleiding van universitair niveau. Terwijl 25,51% van de onderdanen van buiten de EU en 14,4% van de werkende genaturaliseerde Belgen een diploma van universitair niveau hebben.75 Bovenstaande tabel toont ook het aantal werklozen in het koninkrijk voor de bevolking ouder dan 14 jaar en jonger dan 65 jaar.76 Uit een analyse van de werkloosheidsgraad blijkt dat de allochtone bevolkingsgroepen het meest getroffen zijn.77 In 2003 is 38% van de Turken en Marokkanen, 27,40% van de niet-EU-onderdanen en 11,80% van de bevolkingsgroepen uit de EU door werkloosheid getroffen, tegen 6,9% voor de autochtonen. Genaturaliseerde buitenlanders hebben het eveneens moeilijk inzake tewerkstelling. In die context kan een eigen zaak voor die bevolkingsgroepen een manier zijn om aan hun toestand te ontsnappen. Zelf een baan scheppen is dus een prima alternatief of zelfs een oplossing. […] de kleine handelsonderneming wordt door vele waarnemers a priori gezien als een alternatief om de meest gemarginaliseerde migrantengroepen sociaaleconomisch vooruit te helpen. We weten inderdaad dat de kleine onderneming een belangrijke rol speelde in de economische vooruitgang van bepaalde oude migrantengroepen in de U.S.A. (JENKINS, 1984; LIGHT, 1984). De proportioneel hogere implicatie van die bevolkingsgroepen in handelsactiviteiten blijft ze verder differentiëren van de oorspronkelijke bevolking.78 (vertaald)
75
Deze cijfers werden berekend op basis van statistische gegevens verstrekt door de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Enquête over de arbeidskrachten. 2003. 76 Opmerking: we volgen de definitie die de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie geeft in haar Enquête over arbeidskrachten, namelijk de definitie van “werkloze” volgens het Internationaal Arbeidsbureau “[…] alle personen die de leeftijd van 15 jaar hebben bereikt die tijdens de referentieperiode tegelijk “zonder werk” […], “beschikbaar voor werk” […] en “op zoek naar werk” waren […]. Dit statuut hangt niet af van een inschrijving bij een officieel bemiddelingsbureau (FOREM, BGDA, VDAB).” Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie. Tewerkstelling en werkloosheid. Enquête over arbeidskrachten 2003, Brussel, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, 2004, pp. 6-7, , geraadpleegd op 14 september 2005. (vertaald) 77 Aantal werklozen ⁄ (aantal werklozen + beroepsbevolking): dit is de formule om de werkloosheidsgraad te berekenen. 78 S. Feld, P. Biren, A. Manço, Indépendants d’origine étrangère. Présentation théorique et enquêtes, sous la direction de FELD (Serge), Analyse de l’évolution récente et des perspectives d’insertion de la main d’œuvre étrangère dans un marché en mutation, S.P.P.S – Groupe de Recherches Economiques et Sociales sur la Population, Université de Liège, Service de programmation de la politique scientifique, werkdocument nr. 19, juni 1993, p.5.
39
III.2 Toestand van allochtone zelfstandigen Volgens het Rijksinstituut van Sociale Verzekeringen voor Zelfstandigen (RSVZ) bedraagt het totale aantal zelfstandigen in België 856.655 per 31 december 2003.79 Het RSVZ registreert 58.268 zelfstandigen en helpers van buitenlandse nationaliteit in 2003. Dat maakt 6,40% uit van het totale aantal zelfstandigen en helpers in België. We zien een stabiele verhouding buitenlandse zelfstandigen in de periode 2000-2002 (iets meer dan 52.000 zelfstandigen).80 In 2000, 2001, 2002 zijn de meeste zelfstandigen en helpers afkomstig uit landen die bij de EU van de 15 zijn aangesloten. Tabel 8 toont de toestand van de sociale zekerheidsplichtige zelfstandigen op 31.12.2003 per nationaliteit.81 We zien dat er 11.763 sociale zekerheidsplichtige zelfstandigen zijn van buiten de EU van de 25. Dat stemt overeen met 20,19% van het totale aantal sociale verzekeringsplichtigen van buitenlandse nationaliteit. Tabel 8: Aantal verzekeringsplichtigen met het sociale statuut van zelfstandige (zelfstandigen en helpers) per nationaliteit op 31.12.2003 Nationaliteit Aantal % Nationaliteit van een lidstaat aangesloten bij de EU vóór 01.05.2004 44.575 76,50% Nationaliteit van een lidstaat aangesloten bij de EU sinds 01.05.2004 1.930 3,31% Nationaliteit van een land dat niet is aangesloten bij de EU 11.763 20,19% Totaal aantal verzekeringsplichtigen van buitenlandse nationaliteit 58.268 100,00% (Bron: RSVZ, Evolutie van het aantal verzekeringsplichtigen (zelfstandigen + helpers) volgens nationaliteit. Toestand op 31 december82) 79
Dit cijfer werd door het RSVZ verstrekt. Het omvat zelfstandigen en helpers die een hoofdactiviteiten, bijkomende activiteit uitvoeren of na de pensioenleeftijd actief zijn als zelfstandige, net als een categorie “onbekend”. RSVZ, Statistieken. Evolutie van het aantal verzekeringsplichtigen volgens de aard van de activiteit, 2004, , geraadpleegd op 12 september 2005 (datum laatste wijziging 07/09/2004). 80 RSVZ, Statistieken van personen van vreemde nationaliteit die onder de toepassing vallen van het sociaal statuut der zelfstandigen, Brussel, RSVZ, s.d. [2004], p. beschouwingen, 1. 81 Definitie van verzekeringsplichtigen van het RSVZ: “alle personen (in dit geval van buitenlandse nationaliteit) op wie het sociaal statuut als zelfstandige verplichtingen oplegt of de mogelijkheid biedt om een beroep te doen op vrijwillige verzekeringsplicht. Het gaat hier om zelfstandigen en helpers in hoofdberoep, in bijberoep en na de pensioenleeftijd. Deze telling omvat bovendien bepaalde categoriën van personen die, hoewel ze geen zelfstandige activiteit meer uitoefenen, in het stelsel behouden blijven om hun recht op prestaties te vrijwaren”, RSVZ, Statistieken van personen van vreemde nationaliteit die onder de toepassing vallen van het sociaal statuut der zelfstandigen, jaar 2003, op. cit., p. inleiding, 2. (vertaald) 82 RSVZ, Evolutie van het aantal verzekeringsplichtigen (zelfstandigen + helpers) volgens nationaliteit. (toestand op 31 december), RSVZ, 2006, , geraadpleegd op 17 mei 2006 (datum laatste wijziging 17/01/2006).
40
Op 11.763 werkenden ingeschreven onder het sociaal statuut van zelfstandige die niet de nationaliteit hebben van een lidstaat van de EU van de 25 zijn 25,61% ervan vrouwen en 74,39% mannen. Het aantal vrouwen dat niet uit de EU van de 25 afkomstig is en onderworpen is aan het sociaal statuut van zelfstandige is lager dan het nationale gemiddelde. Immers, 33,93% van alle zelfstandigen zijn vrouwen. De zelfstandigen met een niet-EU-25-nationaliteit zijn in verhouding jonger dan EU-onderdanen: 36,90% van de zelfstandigen van niet-EU-25-nationaliteit zijn tussen 30 en 40 jaar, 26,85% is tussen 40 en 50 jaar en 13,22% is tussen 25 en 30 jaar. Slechts 7,05% van de EU-zelfstandigen is tussen 25-30 jaar, 25,81% tussen 30 en 40 jaar en 29,85% is tussen 40 en 50 jaar.83 Tabel 9: Tewerkgestelde beroepsbevolking onderworpen aan het social statuut van zelfstandige in 2003
Tewerkgestelde beroepsvolking (15 jaar en ouder) Belgen 3597573 Genaturaliseerde Belgen 199877 EU van 15 207586 Buiten EU van 15 42151 Turken/Marokkanen 23169 Totaal 4070356
Onderworpen % aan het sociaal verzekeringsplichtingen statut van /beroepsbevolking zelfstandige 798387 22,19% niet beschikbaar niet beschikbaar 44575 21,47% 10108 23,98% 3585 15,47% 856655 21,05%
(Bron: Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Enquête over de arbeidskrachten 2003 en RSVZ – Dienst Statistieken)
In tabel 9 zien we dat bijna 24% van de actieve en tewerkgestelde onderdanen van buiten de EU van de 15 zelfstandigen zijn. Dat percentage ligt boven het nationale gemiddelde en wijst op het ondernemerspotentieel van migrantenbevolkingsgroepen. Het percentage actieve Turken en Marokkanen onderworpen aan het sociale statuut van zelfstandige ligt onder het nationale gemiddelde (iets meer dan 15%). Toch zijn dit de twee meest vertegenwoordigde niet- EU-nationaliteiten op het Belgische grondgebied. Daarom is het vreemd 83
Berekend volgens de cijfers verstrekt door het RSVZ, dienst Statistieken.
41
dat het percentage Marokkanen en Turken met een sociaal statuut als zelfstandige niet groter is. Bepaalde sociaaldemografische verklaringen werpen een duidelijker licht op de toestand en in het bijzonder op de ondernemingsontwikkeling binnen de Turkse gemeenschap in België. Altay Manço haalt enkele redenen aan en wijst op “de moeilijke start” voor Turkse handelaars.84 “De regio’s in België waar Turkse migranten gevestigd zijn hebben weinig tradities van lichte industrie […]”.85 Daarnaast zijn vele Turkse families zich oorspronkelijk gaan vestigen in de Belgische metaal- en steenkoolstreken waar er vele banen waren. De economische achteruitgang van die streken had de oprichting van ondernemingen binnen die bevolkingsgroep moeten aanmoedigen. “De concentratie in achtergestelde sectoren versterkt de economische kwetsbaarheid van Turkse families in België […]”.86 A. Manço verwijst ook naar het lage scholingsniveau van de “Turkse eerstaangekomenen”.87 Toch evolueert de situatie van deze zelfstandigen. Zoals A. Manço opmerkt, kunnen ze rekenen op het gemeenschapsnetwerk om hun zaak uit te bouwen. Zelfstandig werk blijkt ook meer en meer personen van Turkse origine aan te trekken.88 Hier dient opgemerkt dat vele Turken (5.186 in 2003) en Marokkanen (10.565 in 2003) genaturaliseerde Belgen zijn. Zij worden dus niet meer opgenomen in de cijfers van het RSVZ over de verzekeringsplichtigen van Marokkaanse en Turkse nationaliteit, wel in de statistieken over de Belgische zelfstandigen. Die naturalisatie bevordert de administratieve stappen om zich als zelfstandige in België te vestigen. We zien dus een sterke activiteit van niet-EU-onderdanen op de zelfstandige arbeidsmarkt. We kunnen de volgende hypothese poneren: buitenlandse onderdanen zijn door hun immigratie mobieler en meer geneigd om met een eigen zaak te beginnen dan autochtonen. Deze
84
A. Manço, Sociographie de la population d’origine turque. Quarante ans de présence en Belgique (1960-2000). Dynamiques, problématiques, perspectives, Brussel, Centres de Relations Européennes (CRE), juli 2000, p.150. (vertaald) 85 Ibidem, pp. 150-151. (vertakd) 86 Uitleg verstrekt door A. MANÇO. Ibidem, p. 151. (vertaald) 87 U. Manço geciteerd door A. Manço. Ibidem, p. 151. (vertaald) 88 “Na eigen onderzoek stellen we vast dat, op basis van de gegevens verstrekt door SOPEMI, dat er in 1975 850 Turkse zelfstandigen en gelijkgestelden zijn in België, 1.342 in 1993 en 1.881 in 1.999”. A. Manço. Ibidem, p. 154.
42
bevolkingsgroepen werken echter hoofdzakelijk als arbeiders89 en kampen met een sterke werkloosheidsgraad in België. Tabel 10 toont de zes nationaliteiten van buiten de EU van de 25 met het grootste aantal onderdanen ingeschreven onder het sociaal statuut van zelfstandige. We zien daarin ook de toestand van Congolese zelfstandigen. Tabel 10: De 6 meest vertegenwoordigde nationaliteiten van buiten de EU van de 25 en de Congolese onderdanen onderworpen aan het sociale statuut van zelfstandige op 31.12.2003 Marokko Turkije China Verenigde Staten Pakistan India Congo Totaal Totale aantal zelfstandigen van buiten de Eu van de 25 Totale aantal buitenlandse zelfstandigen van binnen en buiten de EU
Aantal % van de buitenlandse zelfstandigen 1.833 3,15% 1.752 3,01% 642 1,10% 638 1,09% 579 0,99% 554 0,95% 396 0,68% 6.394 10,97% 11.763 20,19% 58.268
100,00%
(Bron: RSVZ – Dienst Statistieken)
Verder zijn er 461 Roemeense zelfstandigen, 217 Algerijnen en 170 Tunesiërs. Uit een sectoranalyse blijkt dat verzekeringsplichtigen uit landen die niet bij de EU van de 25 zijn aangesloten sterk vertegenwoordigd zijn in de handel (7.836), industrie en ambacht (1.845) en vrije beroepen (1.385).90 Een grondiger analyse in tabel 11 toont de concentratie van die zelfstandigen (met uitzondering van industrielanden als Canada, de VS, Japan en Zwitserland) per sector.
89
In haar enquête over de arbeidskrachten in 2003 telt de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie 18.164 Turkse en Marokkaanse arbeiders, net als 17.566 arbeiders van buiten de EU van de 15. 90 Bron: RSVZ – Dienst Statistieken
43
Tabel 11: Nationaliteiten die geen deel uitmaken van een EU-land van de 25 in de handel, industrie en ambachten, vrije beroepen, dienstverlening, landbouw en visvangst op 31.12.2003 Servië en Montenegro India China Iran Israël Libanon Pakistan Turkije Congo Algerije Marokko Tunesië Syrië Roemenië UNO-vluchtelingen Staatlozen Politieke vluchtelingen Andere Totaal Totale aantal buitenlandse zelfstandigen
Handel Industrie en ambacht Vrije beroepen Diensten Landbouw Visvangst 36 (0,06%) 17 (0,03%) 11 (0,02%) 104 (0,18%) 1 1 407 (0,70%) 104 (0,18%) 18 (0,05%) 10 (0,02%) 8 (0,01%) 4 (0,01%) 553 (0,95%) 50 (0,09%) 27 (0,05%) 8 (0,01%) 2 1 34 (0,06%) 52 (0,09%) 6 (0,01%) 68 (0,12%) 2 1 77 (0,13%) 19 (0,03%) 5 (0,01%) 180 (0,31%) 1 0 34 (0,06%) 53 (0,09%) 3 (0,01%) 133 (0,23%) 0 0 508 (0,23%) 41 (0,07%) 6 (0,01%) 19 (0,03%) 4 (0,01%) 1 272 (0,47%) 42 (0,07%) 91 (0,16%) 5 (0,01%) 4 (0,01%) 1.335(2,29%) 77 (0,13%) 117 (0,20%) 25 (0,04%) 4 (0,01%) 170 (0,29%) 1 32 (0,05%) 12 (0,02%) 4 (0,01%) 28 (0,05%) 0 141 (0,24%) 256 (0,44%) 133 (0,23%) 110 (0,19%) 10 (0,02%) 4 (0,01%) 1.314 (2,26%) 119 (0,20%) 20 (0,03%) 13 (0,02%) 17 (0,03%) 1 0 16 (0,03%) 9 (0,02%) 3 (0,01%) 105 (0,18%) 0 2 122 (0,21%) 58 (0,10%) 42 (0,07%) 14 (0,02%) 224 (0,38%) 0 16 (0,03%) 7 (0,01%) 7 (0,01%) 0 0 0 7 (0,01%) 2 2 2 1 0 72 (0,12%) 27 (0,05%) 10 (0,02%) 6 (0,01%) 0 2 633 (1%) 770 (1,32%) 140 (0,24%) 60 (0,10%) 20 (0,03%) 2.389 (4,10%) 7.836 (13,45%) 58.268
1.845 (3,17%) 58.268
Varia 1 3 (0,01%) 1 1 0 2 0 3 (0,01%) 2 0 6 (0,01%) 0 0 1 0 0 0 9 (0,02%)
1.385 (2,38%) 510 (0,88%) 117 (0,20%) 41 (0,07%) 29 (0,05%) 58.268 58.268 58.268 58.268 58.268
(Bron: RSVZ – Dienst Statistieken)
In de handel zijn Turken, Marokkanen, Chinezen, Pakistanen en Indiërs de meest vertegenwoordigde nationaliteiten. Congolese zelfstandigen werken ook hoofdzakelijk in die sector. Tabel 12 toont de activiteitstakken waarin die 6 nationaliteiten evolueren.91
91
We nemen de nomenclatuur van de RSVZ over: 1: Groothandel 2: Kleinhandel 3: Groot- en kleinhandel 4: Banken 5: Verzekeringen 6: Handelstussenpersonen 7: Hotelindustrie, met name de horeca (onder meer restaurants, hotels, fritures, traiteurs, cafés) 8: Vermakelijkheden 9: Foorkramers 10: Marktkramers, leurders 11: Bestuurders van vennootschappen van 1 tot 10
44
Tabel 12: De activiteitsbranches waarin Turken, Marokkanen, Chinezen, Indiërs, Pakistanen en Congolezen in de handel vertegenwoordigd zijn op 31.12.2003 1 Turkije Marokko China Pakistan India Congo Totaal
2 11 6 5 5 4 2 33
3 126 195 14 73 46 21 475
4 2 5 0 0 0 2 9
5 1 1 1 0 5 0 8
6 2 7 0 0 0 3 12
7 27 55 8 8 10 27 135
8 175 70 286 9 8 7 555
9 10 11 12 0 0 4 37
10 0 1 0 0 0 0 1
25 72 0 12 9 11 129
11 Totaal 956 1335 891 1314 227 553 401 508 325 407 93 170 2893 4287
(Bron: RSVZ – Dienst Statistieken)
Op basis van die gegevens stellen we vast dat vele buitenlandse verzekeringsplichtigen zijn ingeschreven in de categorie “bedrijfsleiders”. We kunnen moeilijk achterhalen in welke branches die zelfstandigen precies actief zijn. Daarom houden we met die informatie geen rekening in onze studie. Een grote meerderheid van die buitenlanders is werkzaam in de horeca, in de kleinhandel, als handelstussenpersonen en als ambulante handelaars. In de industrie en ambacht zijn ook de Turken en Marokkanen het meest vertegenwoordigd. Ze worden gevolgd door de Roemenen die sterk aanwezig zijn in de bouwsector. Indiërs zijn eveneens erg talrijk in de ambacht en industrie.92 Proportioneel zien we meer Congolezen dan Chinezen en Pakistanen in deze sectoren. Congolese onderdanen zijn evenwel weinig talrijk in dit domein in vergelijking met hun aanwezigheid in de commerciële sector. In de sector van de vrije beroepen stellen we vast dat de Congolese zelfstandigen sterk vertegenwoordigd zijn. Ze volgen immers net achter de Marokkaanse onderdanen en ruim vóór de Turken. De Congolese gemeenschap telt een groot aantal artsen, chirurgen en advocaten. Die positie staat in contrast met de zwakke Congolese aanwezigheid in de industrie en ambacht. Deze toestand kan enerzijds worden verklaard door de origine van de Congolese immigratie en anderzijds door de hoge scholingsgraad van die migranten. In tegenstelling tot de Marokkaanse en Turkse migranten, ligt de oorsprong voor de aankomst van onderdanen uit Subsahara-Afrika en Congo niet in een Belgische vraag om mensen te rekruteren. De redenen voor die immigratie zijn heel uiteenlopend. Vele Congolezen komen immers naar België om hun studies voort te 92
Deze conclusie werd getrokken uit cijfers verstrekt door het RSVZ. Bron: RSVZ, Dienst Statistieken.
45
zetten dankzij interuniversitaire akkoorden, beurzen… of ook als asielzoekers en vluchtelingen. Andere aangehaalde migratiefactoren: […] de vlucht voor de armoede en het zoeken naar een beter leven; de culturele overheersing van het Westen, met name via vele mediakanalen van het westen die als heuse propagandamiddelen voor de migratie zuid – noord functioneren; de Congolese (ex-Zaïrese) muziek als reclame- en aanmoedigingsvector voor de emigratie […] Vermelden we ook de immigratie van enkele Afrikaanse expats die werken voor ondernemingen met een vertegenwoordiging in België.
93
(vertaald)
De oorsprong van de immigratie en het statuut van personen uit Subsahara-Afrika zijn dus heel divers. De lage verhouding Turken, Chinezen, Indiërs en Pakistanen in vrije beroepen contrasteert scherp met hun sterke aanwezigheid in de handel en industrie. Uit een analyse van deze sectorgegevens leiden we een zekere specialisatie af per activiteitstak van enkele nationaliteiten. Turkse zelfstandigen zijn hoofdzakelijk actief in de handelssector en meer bepaald in de horeca en in de kleinhandel. In vergelijking met die handelsdomeinen zijn ze heel weinig vertegenwoordigd in de industrie en ambacht, net als in de vrije beroepen.94 Marokkaanse zelfstandigen zijn voornamelijk aan de slag in de handelssector. Marokkanen werken minder in de horeca en meer als ambulante handelaars en tussenhandelaars, maar ook in de kleinhandel. Bovendien zijn ze aanwezig in de transportsector en in de voedingsindustrie.95 In de vrije beroepen vinden we drie keer meer Marokkanen dan Turken. Aziatische zelfstandigen, tot slot, vinden we voornamelijk in de handelssector. Opvallend is de sterke aanwezigheid van Chinezen in de horeca.
93
B. Kagné, M. Martiniello, L’immigration subsaharienne en Belgique, in Courrier hebdomadaire, Centre de Recherche et d’information socio-politiques (CRISP), n°1721, 2001, p. 11. 94 Hier dient opgemerkt dat vele Turken genaturaliseerd zijn en dus geen deel uitmaken van deze cijfers. 95 De transportsector omvat het vervoer van personen, correspondentie, goederen en taxi’s. RSVZ, Statistieken van de personen van vreemde nationaliteit die onder de toepassing vallen van het sociaal statuut van de zelfstandigen, 2003, op.cit., p. codes 1.
46
De analyse van de geografische verdeling van buitenlandse verzekeringsplichtigen van buiten de EU van de 25 wijst op een groot verschil tussen het Brusselse Gewest, de provincie Antwerpen en de rest van het koninkrijk.96 Meer dan 60% van het totale aantal zelfstandigen van buiten de EU zijn in die twee streken gevestigd. In de provincies Namen en Luxemburg zijn ze nagenoeg niét aanwezig. Verrassend is ook het aantal buitenlandse zelfstandigen in Limburg gelet op het grote aantal buitenlandse onderdanen in die provincie (64.444 buitenlanders en ongeveer 11.500 onderdanen van buiten de EU, en buiten Canada, de Verenigde Staten, Japan en Zwitserland). Iets meer dan 2% van de buitenlanders van buiten de EU van de 25 en buiten Canada, de Verenigde Staten, Japan en Zwitserland is als zelfstandige aan de slag. Volgens de statistiekbronnen wonen er 5.873 Turken in Limburg. Slechts 170 van die onderdanen zijn ingeschreven onder het sociaal statuut van zelfstandige. Ook zijn er 2.225 Marokkanen in Limburg aanwezig, terwijl het RSVZ slechts 8 verzekeringsplichtigen van Marokkaanse nationaliteit telt. Tabel 13: Aantal zelfstandigen van buitenlandse nationaliteit van buiten de Europese Unie van de 25 per Belgische provincie op 31.12.2003 Brussels Hoofdstedelijk Gewest Antwerpen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant Luik Henegouwen W est-Vlaanderen Limburg W aals-Brabant Namen Luxem burg Totaal
Aantal 4232 1885 888 684 608 590 373 327 260 117 59 10.023
% 42,22% 18,81% 8,86% 6,82% 6,07% 5,89% 3,72% 3,26% 2,59% 1,17% 0,59% 100%
(Bron: RSVZ – Dienst Statistieken97)
Tabel 14 wijst op een sterke aanwezigheid van Turkse, Marokkaanse, Chinese, Pakistaanse en Congolese verzekeringsplichtigen in het Brussels gewest, in tegenstelling tot de Indiërs. Die vinden we voornamelijk in Antwerpen, de diamantstad. Steeds meer Indiërs zijn immers actief in 96
We baseren ons op cijfers verstrekt door het RSVZ dat een geografische opsplitsing maakt volgens het domicilieadres of het opgegeven adres van de verzekeringsplichtigen. Die stemmen misschien niet overeen met het adres van de beroepsactiviteit. Onderdanen uit industrielanden werden uit deze cijfers weggefilterd (Zwitserland, Japan, Verenigde Staten, Canada) 97 Het aantal Zwitserse, Japanse en Noord-Amerikaanse (Canada, VS) verzekeringsplichtigen in elke provincie werd afgetrokken van de cijfers verstrekt door de RSVZ, net als de categorie “in het buitenland/onvolledig adres”.
47
de diamantsector. Verder zien we een discrepantie tussen de oververtegenwoordiging van Marokkaanse zelfstandigen in het Brusselse gewest tegenover de rest van België. Merken we ook op dat er in Oost-Vlaanderen vele Turkse zelfstandigen aanwezig zijn. Een toestand die deels gekoppeld is aan de sterke aanwezigheid van de Turkse gemeenschap in Gent. Tabel
14:
Turkse,
Marokkaanse,
Chinese,
Indiase,
Pakistaanse
en
Congolese
verzekeringsplichtigen per provincie op 31.12.2003
Antwerpen Vlaams Brabant Waals Brabant West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Henegouwen Luik Limburg Luxemburg Namen Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Turkije Marokko 275 197 68 107 6 37 29 34 312 64 137 80 146 101 170 8 9 2 10 8 550 1.178
China 110 53 40 60 39 90 73 16 12 28 112
India Pakistan 297 118 17 9 4 5 14 42 49 45 5 37 20 53 31 8 0 1 0 12 100 234
Congo 13 37 23 0 5 23 14 1 6 12 260
(Bron: RSVZ – Dienst Statistieken)
Tot slot zou het relevant zijn geweest om deze statistiekgegevens aan te vullen met cijfers over de plaats die onderdanen uit niet-EU-landen innemen in de informele sector. Helaas kon er geen enkele statistiek over dat onderwerp worden gevonden.
48
IV.
De microfinancieringsinstellingen en de steunpunten
voor starters IV.1 Gebruikte methodologie We spraken met elf organisaties (5 Nederlandstalige en 6 Franstalige) die toekomstige microondernemers begeleiden en helpen bij de uitwerking van hun project. Van die 11 organisaties was er één microfinancieringsinstelling en de andere zijn steunpunten bij de oprichting van een onderneming. De organisaties zijn gevestigd in Vlaanderen, Brussel en Wallonië. Het betreft Céraction (Brussel), Collectif des Femmes (Louvain-la-Neuve), Crédal (Louvain-la-Neuve), De Kempische Brug (Antwerpen), het Plaatselijk Economieloket van Schaarbeek (Brussel), Job’In (Luik), MIREC (Monceau-sur-Sambre), Unizo Brussel-Halle-Vilvoorde, Adviesbureau voor Zelfstandigen (Antwerpen), de Stad Gent (Dienst Economie) en Stebo (Genk). De gesprekken hadden plaats in de kantoren van de organisaties. Twee soorten organisaties werden aangesproken: 1. organisaties die specifiek werkzaam zijn in de begeleiding van microondernemers uit het buitenland en van buitenlandse origine of die over een dienst beschikken die in dergelijke begeleiding is gespecialiseerd 2. organisaties die actief zijn in de hulp aan en begeleiding van starters in het algemeen (autochtonen en allochtonen) Die gesprekken waren voornamelijk bedoeld om inlichtingen te krijgen over het werk dat deze organisaties verrichten bij micro-ondernemers van buiten de EU. Het onderzoek verliep in twee fases. Op basis van een open gesprek trachtten we enerzijds om kwalitatieve informatie in te zamelen die niet alleen gebruikt zou worden om te bepalen of de organisaties beschikken over een dienst gespecialiseerd in de begeleiding van kandidaat-ondernemers uit derde landen van buiten de EU, maar ook om te zien of ze een specifieke methodologie uitwerkten om met die toekomstige ondernemers te werken. Die gegevens analyseren we in het hoofdstuk over de steunpunten voor 49
starters. Verder was het de bedoeling na te gaan met welke problemen geïmmigreerde kandidaten te maken hebben. Een kwestie die wordt uitgewerkt in een later hoofdstuk. Anderzijds verzamelden we kwantitatieve gegevens over het publiek van niet-genaturaliseerde geïmmigreerde micro-ondernemers die bij deze steunpunten aankloppen. Op basis van die kwantitatieve gegevens peilden we voor 2004 onder meer naar: - het aantal personen dat niet de EU-nationaliteit bezitten die bij deze steunpunten aankloppen - de nationaliteiten die een project indienen bij deze steunpunten en meer bepaald het aantal projecten per nationaliteit - de voornaamste sectoren waarvoor die niet-EU-onderdanen een project uitwerken - het aantal niet-EU-onderdanen dat een project uitwerkt en uiteindelijk een microonderneming opricht - het aantal niet-EU-onderdanen dat een financiering krijgt Bij de inzameling van die gegevens dook een groot probleem op. Het bleek moeilijk om statistieken te verwerven die op dezelfde manier waren opgebouwd bij de diverse instellingen die we op het Belgische grondgebied ondervroegen. We zien een substantieel verschil in de verwerking van statistieken m.b.t. de herkomst van microondernemers tussen de Vlaamse en Waalse organisaties. Een andere indeling is ongetwijfeld de oorzaak daarvoor. Bepaalde Vlaamse instellingen delen de micro-ondernemers immers niet in per nationaliteit, maar nemen ze over in een databank gewijd aan “etnisch-culturele minderheden”. Bovendien spreken die organismen over “allochtone micro-ondernemers”.: “mannen en vrouwen met een andere nationaliteit of met een andere etnische origine” “burgers met een andere sociaalculturele herkomst, origines die teruggaan naar een ander land van herkomst. Ze zijn al dan niet Belg (geworden)”98 (vertaald) 98
28/4/98: Decreet van de Vlaamse Regering inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden 14/7/1998: Decreet van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning en subsidiëring van centra en diensten voor het Vlaams beleid inzake minderheden. Document en definitie vermeld door N. Ouali, La catégorisation statistique des étrangers, des personnes d’origine étrangère et de leurs descendants en Belgique, in DESMAREZ (Pierre), VAN DER HALLEN (Peter), OUALI (Nouria), DEGRAEF (Véronique), TRATSAERT (Katrien), op. cit., p. 191.
50
In Wallonië wordt het begrip “allochtoon” weinig gebruikt. Men spreekt van “buitenlander”, “migrant” of “persoon van buitenlandse origine”. 99 In Brussel hanteert men een combinatie van de definities gangbaar in Vlaanderen en Wallonië. Die vele categorieën, die vele taalverschillen van gewest tot gewest maken het erg moeilijk om een betrouwbare en gelijkmatige compilatie te maken van alle gegevens ingezameld over de origine en nationaliteit van micro-ondernemers. Daarom gaven we de voorkeur aan de statistische analyse van gegevens verstrekt door het Participatiefonds, een federale openbare instelling, die de zelfstandigen en de oprichting van ondernemingen steunt en, onder meer, microkredieten uitkeert. Die analyse komt aan bod in het hoofdstuk over de microfinancieringsinstellingen.
IV.2 De microfinancieringsinstellingen IV.2.1 Het Participatiefonds Het Participatiefonds, een federale openbare instelling, heeft tot doel om de financiering van kleine ondernemingen te vergemakkelijken. Het Fonds vervult vier belangrijke taken: 1. De toegang tot de markt van het beroepskrediet vergemakkelijken voor startende KMO’s of zelfstandigen 2. Rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen tot het versterken van de financiële structuur van ondernemingen, natuurlijke of rechtspersonen, die toegang hebben tot het beroepskrediet 3. Achtergestelde leningen toekennen aan niet-werkende werkzoekenden die zich als zelfstandige willen vestigen of een onderneming willen oprichten. En bijdragen tot de financiering van hun ondersteuning. Zij kunnen rekenen op een degelijke begeleiding bij de indiening van hun dossier en een opvolging gedurende de eerste 18 maanden in de startfase 4. Helpen bij de overname van ondernemingen 100
99
N. Ouali, La catégorisation statistique des étrangers, des personnes d’origine étrangère et de leurs descendants en Belgique, op. cit., p. 182. 100 Voor meer info zie <www. fonds.org>.
51
Sinds 2005 herbergt het Participatiefonds ook het KeFiK, het Kenniscentrum voor de Financiering van KMO’s. Het KeFiK is een federaal referentieorgaan op het gebied van KMOfinanciering.101 In uitvoering van zijn opdracht biedt het Fonds sinds 1984 diverse financieringsproducten aan voor beoefenaars van vrije beroepen, starters, de ontwikkeling van KMO’s, maar ook voor werkzoekenden die met een eigen zaak willen beginnen. Het Participatiefonds heeft de business line “Microfinanciering” ontwikkeld. Deze BL stelt twee producten voor aan werkzoekenden en personen die geen toegang hebben tot een klassiek bankkrediet om hun eigen economische activiteit op te starten: de Startlening en Solidaire lening. In deze sector werkt het Fonds samen met specifieke partners: de steunpunten. Deze steunpunten, erkend door het Fonds, verzekeren de begunstigden van die kredieten een professionele begeleiding.
IV.2.2 De Startlening en Solidaire lening van het Participatiefonds DE STARTLENING De startlening is bestemd voor uitkeringsgerechtigde volledige werklozen, niet-werkende werkzoekenden die ten minste sinds 3 maanden zijn ingeschreven en voor begunstigden van een wachtuitkering. Het krediet verleent hen de nodige financiële middelen om hun zaak op te starten. De startlening is bedoeld voor de financiering van materiële, immateriële en financiële investeringen. De toegestane lening bedraagt maximaal € 30.000. De aanvrager moet een vierde van de som in geld inbrengen. Het Participatiefonds vraagt geen enkele waarborg. Bovendien wordt een vrijstelling van terugbetaling van kapitaal automatisch verleend voor het eerste jaar. Een tweede en derde vrijstellingsjaar kunnen eveneens worden aangevraagd. De looptijd van de lening varieert van 5, 7 tot 10 jaar. De interest is vastgesteld op 4%. Deze interest kan evenwel verlaagd worden tot 3% voor de eerste twee jaar, indien de begunstigde een gratis begeleiding volgt bij een erkend steunpunt. Er wordt immers professionele ondersteuning aangeboden om de kredietaanvraag voor te bereiden, maar ook om de personen de eerste 18 maanden na de start te begeleiden. Die begeleiding is realiteit voor de meeste kandidaten.
101
Voor meer info zie <www.cefip.be>.
52
DE SOLIDAIRE LENING De solidaire lening, aanvankelijk opgericht door de Koning Boudewijnstichting, is bestemd voor personen die geen bankkrediet krijgen en geen startkapitaal bijeen krijgen om een eigen zaak op te richten. Deze personen genieten doorgaans sociale steun, een integratie-uitkering of een werkloosheidsuitkering zonder enige ander inkomen voor het gezin. Asielzoekers kunnen eveneens een aanvraag voor een solidaire lening indienen wanneer het Commissariaat-generaal voor vluchtelingen en staatlozen de aanvraag voor een statuut als vluchteling heeft onderzocht en wanneer de asielzoeker officieel is erkend. De begunstigde moet een onderneming oprichten of zich als zelfstandige vestigen in hoofdberoep. Net als de startlening dient de solidaire lening voor de financiering van materiële, immateriële en financiële investeringen. Het maximumbedrag bedraagt hier echter € 12.000 en de looptijd van de lening bedraagt 4 jaar. De interest is vastgesteld op 3% en er wordt geen enkele waarborg gevraagd. De aanvrager hoeft het door het Participatiefonds verleende krediet bovendien niet aan te vullen met eigen middelen. De kredietaanvrager krijgt begeleiding door een steunpunt bij de voorbereiding van zijn aanvraag en vervolgens bij de start van zijn activiteit om formaliteiten uit te voeren, de onderneming en de lening te beheren. In tegenstelling tot de startlening is een begeleiding tot 18 maanden na de oprichting hier verplicht. Deze twee soorten leningen worden aangevuld met het “Plan Jonge Zelfstandigen” bedoeld voor niet-werkende werkzoekenden jonger dan 30 jaar die zich voor de eerste keer als zelfstandige willen vestigen. Een steunpunt begeleidt de aanvrager 3 tot 6 maanden lang gratis indien het Participatiefonds zijn project goedkeurde. In die periode vóór de effectieve oprichting geniet de jongere een maandelijkse onkostenvergoeding van € 375, cumuleerbaar met een wachtuitkering of een vestigingsuitkering van de RVA. Vervolgens wordt de aanvraag voor een startlening van maximaal € 30.000 ingediend. Een renteloze lening van € 4.500, terugbetaalbaar in het zesde en zevende jaar, kan toegekend worden om de jongere te helpen in zijn behoeften te voorzien gedurende de eerste maanden. De structuur blijft de jongere verder steunen tijdens de eerste 24 maanden van zijn activiteit.
53
ENKELE CIJFERS Het Participatiefonds is de grootste Belgische speler in microfinanciering. In 2004 werden 476 van de 1.085 aanvragen voor een Startlening goedgekeurd voor een totaalbedrag van € 10.835.753. In 2005 haalt het Fonds 503 goedkeuringen voor een bedrag van € 10.855.891.102 In 2004 verleende het Participatiefonds 48 solidaire leningen op 96 complete aanvragen ingediend bij het Kredietcomité. Dat vertegenwoordigt een productie van € 419.626. Voor 2005 bedraagt het aantal toegestane dossiers 32 op 54 complete aanvragen ingediend bij het Kredietcomité voor een totale som van € 361.468.103 In 2005 vertegenwoordigt de business line “microkrediet” 42,7% van het aantal dossiers toegekend door het Participatiefonds.
IV.2.3 Startlening – solidaire lening voor onderdanen uit landen die geen lid zijn van de EU Omdat het Participatiefonds zo’n belangrijke speler is in het Belgische landschap van het microkrediet, kunnen uit de analyse van de bij deze instelling ingediende dossiers conclusies getrokken worden die voor het hele land geldig zijn. AANVRAGEN INGEDIEND BIJ HET PARTICIPATIEFONDS: JANUARI 1999 TOT JUNI 2005
De basissteekproef bestaat uit personen die een aanvraag indienden voor een startlening of solidaire lening bestemd voor niet-werkende werkzoekenden (of gelijkgestelde categorieën) of personen in een onzekere situatie, in de periode van 01.01.1999 tot 30.06.2005 en met een nationaliteit buiten het Europa van de 15. In dit geval kiezen we de doelgroep als selectiecriterium en niet het toegestane bedrag van de lening (voor Solidaire leningen geldt een plafond van € 12.000 en voor Startleningen een plafond van € 30.000). We herinneren eraan dat deze cijfers uitsluitend betrekking hebben op personen van buitenlandse afkomst die de Belgische nationaliteit niet hebben verworven op het moment dat ze hun dossier 102 103
Participatiefonds, Jaarverslag 2005, Brussel. Ibidem.
54
indienen. Belangrijk punt daarbij is de grote naturalisatiegolf in 2000 en 2001 ingevolge de Belgische wet van 1 maart 2000, zoals reeds eerder vermeld in de studie. De steekproef telt 168 dossiers ingediend bij het Participatiefonds; 45 daarvan resulteerden in de toekenning van een microkrediet. De drie meest vertegenwoordigde nationaliteiten daarbij zijn Marokkanen, Turken en Congolezen die samen meer dan 50% van de ingediende dossiers uitmaken. Tabel 15: De voornaamste nationaliteiten die een dossier indienden tussen januari 1999 en juni 2005
Marokko Turkije Democratische Republiek Congo
40 35 15 90
23,81% 20,83% 8,93% 53,57%
Deze cijfers weerspiegelen de buitenlandse aanwezigheid in België aangezien dit de drie meest vertegenwoordigde nationaliteiten van buiten de EU van de 15 zijn. Buiten die drie landen groepeerden we de andere nationaliteiten per continent. Tabel 16: De Afrikaanse nationaliteiten die een dossier indienden tussen januari 1999 en juni 2005
Algerije Kameroen Ivoorkust Ghana Guinea Niger Nigeria Rwanda Senegal Tsjaad Togo Tunesië
9 1 2 1 1 3 1 3 1 1 1 5 29
17,26%
55
Het Afrikaanse continent is het sterkst vertegenwoordigd. De dossiers ingediend door personen afkomstig van het Afrikaanse continent (zonder Marokko, Congo en voorgaande dossiers) maken immers 50% uit van de aanvragen. Tabel 17: De Aziatische nationaliteiten die een dossier indienden tussen januari 1999 en juni 2005
Afghanistan Armenië Azerbeidzjan Bangladesh Irak Iran Pakistan Syrië Oekraïne Oezbekistan
1 4 2 2 2 5 2 2 1 1 22
13,10%
We zien dat bepaalde nationaliteiten in deze tabel ontbreken, hoewel ze sterk vertegenwoordigd zijn binnen de buitenlandse bevolking in België. Het gaat om Chinezen, Indiërs, Thai en Filippino’s. Tabel 18: De Europese nationaliteiten van buiten de EU van de 15 die een dossier indienden tussen januari 1999 en juni 2005
Onderstaande tabel toont de aanvragen die in de beschouwde periode werden ingediend door onderdanen uit landen die geen deel uitmaken van het Europa van de 15. Albanië Bosnië-Herzegovina Bulgarije Litouwen Polen Roemenië Rusland Slowakije Zwitserland
1 3 1 1 2 4 3 1 1 56
Joegoslavië
3 20
11,90%
Tabel 19: De Amerikaanse nationaliteiten die een dossier indienden tussen januari 1999 en juni 2005
Brazilië Chili Colombia Cuba Ecuador Haïti
1 2 1 1 1 1 7
4,17%
Voor de hierna volgende vergelijking van de buitenlandse nationaliteiten in België hielden we geen rekening met de dossiers ingediend door onderdanen van de Verenigde Staten (V.S.onderdanen maken bijna de helft uit van de Amerikaanse bevolking in België). Tabel 20: Het beroep op een microkrediet per nationaliteit tussen januari 1999 en juni 2005
Nationaliteit Marokko Turkije Congo Afrika (- Marokko – Congo) Azië Amerika (- Verenigde Staten) Europa (-Turkije-15)
Aantal ingediende dossiers 40 35 15 29 22 7 20 168
In % 23,81 20,83 8,93 17,26 13,10 4,17 11,90
Buitenlandse bevolking op 01/01/2004 81.763 41.336 13.823 32.564 37.748 13.461 45.435 266.130
In % 30,72 15,53 5,19 12,24 14,18 5,06 17,07
Uit deze tabellen kunnen we enkele significante vaststellingen afleiden: 1. We zien een grote verscheidenheid in de betrokken nationaliteiten: onder alle personen die een aanvraag voor een microkrediet indienden in de beschouwde periode telden we immers 41 nationaliteiten (buiten EU van de 15, buiten de Verenigde Staten). 57
2. De Turken doen vaker een beroep op de microkredietformule. Het volume ingediende dossiers is groter dan hun vertegenwoordiging onder de Belgische bevolking (buiten EU van de 15 en buiten de Verenigde Staten). 3. De Marokkanen, de meest vertegenwoordigde buitenlandse nationaliteit (buiten EU van de 15) in België, doen proportioneel minder vaak een beroep op het microkrediet dan de Turkse Gemeenschap. Toch noteren ze het hoogste aantal dossiers ingediend tijdens de beschouwde periode. 4. Onderdanen uit Congo doen proportioneel vaker een beroep op het microkrediet, net als de onderdanen van het Afrikaanse continent (buiten Marokko en Congo). 5. Buitenlanders van het Aziatische continent doen proportioneel iets minder een beroep op het microkrediet. Onderdanen uit China, Thailand, India en de Filippijnen – die op zich 45% van de Aziatische bevolking in België uitmaken – dienden geen dossiers in. Een toestand die wellicht is toe te schrijven aan het gebruik van intracommunautaire financieringscircuits. 6. Wat betreft de Amerikaanse buitenlanders zien we een lichte ondervertegenwoordiging van de aanvragers in verhouding tot de grootte van hun gemeenschap in België (met dien verstande dat we geen rekening houden met de onderdanen van de Verenigde Staten die op zich 46% uitmaken van de bevolking afkomstig uit Amerika). 7. Europese onderdanen die geen deel uitmaken van het Europa van de 15 doen proportioneel veel minder een beroep op het microkrediet dan de andere groepen.
Tabel 21: De verdeling van de activiteitssectoren van Turkse aanvragers tussen januari 1999 en juni 2005
Ter illustratie geven we hieronder de activiteiten die de 35 Turkse aanvragers wilden opstarten in de beschouwde periode.
58
1. 2.
Geplande activiteit Leurhandel, snack, pita Bakkerij banketbakkerij
19. 20.
3. 4.
Handel in elektrische toestellen Superette
21. 22.
5.
Kapsalon voor dames
23.
6. 7. 8.
Chauffeur-besteller Snacks met Turkse specialiteiten Dagbladhandel
24. 25. 26.
9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Boekhandel Café met snacks Interieurwinkel Crèche Psychologiepraktijk Bakkerij – broodjeszaak - proefsalon Groothandel in durums
27. 28. 29. 30. 31. 32.
16.
Voedingszaak met Turkse 34. specialiteiten Aankoop en herstelling van juwelen 35.
17.
Geplande activiteit Elektriciteitsinstallateur Voedingszaak met Turkse specialiteiten Handel in tweedehandse wagens Frituur met Turkse specialiteiten + thuislevering Geschenkenhandel (juwelen, horloges…) Kruidenierszaak Snack Frituur Export van tomaten en vervoer van personen Fastfood: pizza's en döner kebab. Plaatsing van parketvloeren Videotheek Snack Turkse kruidenierszaak Fastfood met Turkse specialiteiten Import en groothandel van Turkse producten Groothandel in keramiek Handel in fruit & groente en verwante producten
18. Restaurant met pizza, pita, pasta We zien een grote verscheidenheid in de activiteiten die de aanvragers gepland hebben. In tegenstelling tot wat men soms denkt, beperken ze zich dus niet tot fastfood- en kruidenierszaken. Zoals blijkt uit onderstaande grafiek legt een grote meerderheid zich toe op de handel (60% van de dossiers) en de restaurantsector (20% van de dossiers). Diensten aan personen vertegenwoordigen 14% van de dossiers en de bouwberoepen 6%
59
Figuur 8: De verdeling per activiteitssector van de Turkse aanvragers tussen januari 1999 en juni 2005
Verdeling per sector van de Turkse aanvragers
Handel
2; 6% 5; 14%
7; 20%
Restaurantsector Bouwberoepen
21; 60%
Diensten aan personen
Bekijken we de recente statistieken over de verdeling per economische sector van de goedgekeurde microfinancieringsdossiers binnen het Participatiefonds voor de hele bevolking (zonder onderscheid van nationaliteit), dan krijgen we de volgende verdeling (cijfers 2005):
60
Tabel 22: Verdeling per activiteitssector van de microfinancieringsdossiers goedgekeurd binnen het Participatiefonds voor de hele bevolking en voor de Turkse aanvragers
Alle toegekende microfinancieringsdossiers /2005 Activiteitssector Dossiers % Groot-/kleinhandel 173 32,34% Diensten aan particulieren 157 29,35% Horeca 93 17,38% Bouwberoepen 47 8,79% Diensten aan ondernemingen 34 6,36% Industrie ambacht uitgeverij 20 3,74% Niet gepreciseerd 11 2,06% 535 100 %
Aanvragers van Turkse nationaliteit 1999-2005 Dossiers 21 5 7 2 35
% 60 % 14,29 % 20,00 % 5,71 % 100 %
Zonder overhaaste conclusies te willen trekken (verschillende periodes en goedgekeurde dossiers versus ingediende dossiers), kunnen we zonder gevaar voor vergissingen toch al vaststellen dat de Turkse gemeenschap: 1.
nagenoeg twee keer meer dossiers voor de handelssector indient dan het nationale gemiddelde
2.
geen enkel dossier indient in de industrie en ambacht, evenmin als in de dienstverlening
aan
ondernemingen
die
10%
uitmaken
van
de
microfinancieringskredieten van het Fonds 3.
beduidend minder dossiers indienen in de dienstverlening aan personen dan het nationale gemiddelde
AANVRAGEN VOOR LENINGEN KLEINER DAN OF GELIJK AAN € 30.000 INGEDIEND IN
2005: ANALYSE
VAN DE WEIGERINGSREDENEN
De leningaanvragen kleiner dan of gelijk aan € 30.000, net als de redenen waarom een lening werd geweigerd, werden geanalyseerd. De onderzochte steekproef bestaat uit onderdanen van landen die niet zijn aangesloten bij het Europa van de 25. De nationaliteit van de aanvrager vormt het criterium. Hierbij stippen we aan dat vele aanvragers van buitenlandse origine zijn en de 61
Belgische nationaliteit hebben verworven. Ze maken geen deel uit van de doelgroep omdat ze bij de Belgen zijn ingedeeld. Tussen 1 januari en 31 december dienden onderdanen uit landen van buiten de EU van de 25 in totaal 42 kredietaanvragen in van minder dan of gelijk aan € 30.000. Drie dossiers werden onontvankelijk verklaard. Of omdat er geen enkele terugbetalingscapaciteit bestond, óf omdat het bedrag ver boven het toegestane maximum van de solidaire lening lag (maximum € 12.000). Twintig dossiers werden geweigerd. Interessant is dat 14 dossiers een positief antwoord kregen. De resterende aanvragen zijn nog in behandeling of werden geannuleerd door de aanvrager. Na een analyse van de weigeringsredenen, stellen we vast dat de weigeringen gebaseerd zijn op een combinatie van factoren die betrekking hebben op het profiel van de kandidaat en de beoogde markt, de haalbaarheid van het project en het financiële plan ingediend door de aanvrager. Deze parameters zitten in elkaar verweven. De meest aangehaalde redenen voor een weigering zijn gekoppeld aan een zwak financieel plan. Zo zijn de verwachte winstcijfers of terugbetalingen niet realistisch, bestaan er twijfels over de berekening van de omzet, een te lage schatting van de kosten… Daarna volgen de redenen gebaseerd op het onderzoek van het project op zich: twijfels over de locatie van de zaak, sterke concurrentie in de sector, twijfels over de openingsuren van een zaak, bijvoorbeeld. Betreffende de 20 geweigerde dossiers zien we dat het profiel van de ondernemer, en meer bepaald zijn beroepservaring en kennis van bedrijfsbeheer niet vaak worden aangehaald als reden om een dossier te weigeren. Tot slot blijkt dat de lacunes in de samenstelling van de dossiers voornamelijk zouden steunen op de inhoud van het financiële plan wat betreft de aflossingscapaciteit en op de studie van de leefbaarheid van het project. Niet alleen dient de vraag gesteld of de aanvrager zijn kredieten kan terugbetalen, maar ook of zijn project leefbaar is. Uit de analyse blijkt dat de beslissing van het Participatiefonds voornamelijk gebaseerd is op een combinatie van diverse criteria die nagaan of
62
er een evenwicht bestaat tussen de aanvrager en zijn project: wordt het juiste project voorgesteld door de juiste persoon?
IV.2.4 Andere microfinancieringsinstellingen in België BRUSOC Brusoc is sinds 2001 actief in de sociale economie en meer bepaald in de microfinanciering op Brussels gewestelijk niveau. Het is een dochteronderneming van de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel (GIMB). De GIMB, opgericht in 1984, is gespecialiseerd in de financiering van private en openbare ondernemingen. Ze steunt de oprichting en uitbreiding van KMO’s. Het doel van BRUSOC bestaat erin om kleine ondernemingen en zelfstandigen te helpen met de toekenning van microkredieten. Dit product is bestemd voor personen die in een moeilijke situatie verkeren en werkzoekenden die een zelfstandige activiteit willen opzetten. De toegekende leningen variëren van € 1.250 tot € 15.000. BRUSOC vraagt een eigen inbreng. Ze past een interest toe van 4%. De terugbetalingstermijn loopt over 3 jaar.104 Er bestaan specifieke voorwaarden om de steun van BRUSOC te kunnen genieten” 1. de aanvrager moet “zijn activiteit ontwikkelen in de zone Doelstelling II105 van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest” want BRUSOC wordt medegefinancierd door Doelstelling II van de Europese structurele fondsen 2. de aanvrager moet problemen hebben om een bankkrediet te krijgen 3. de aanvrager moet “een minimum aan eigen middelen” inbrengen.106
104
FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie, Brussels Hoofdstedelijk Gewest , geraadpleegd op 14 maart 2006 (tekst afgesloten op 30/01/2006). 105 Doelstelling II van de Europese structurele fondsen is bedoeld om industrie-, landbouw-, stads- of visvangstgebieden te helpen met hun structurele problemen. Voor meer info zie , geraadpleegd op 5 mei 2006 (datum van laatste wijziging 25/11/2004). 106 S.R.I.B. G.I.M.B, BRUSOC, , geraadpleegd op 14 maart 2006.
63
Naast de business line microkredieten stelt BRUSOC nog andere producten voor, zoals een “startfonds voor de oprichting en ontwikkeling van een onderneming”107 met bedragen van € 5.000 tot € 50.000 in de vorm van een lening of een kapitaalbijdrage. Vzw’s of ondernemingen die actief zijn in de sociale economie kunnen een aanvraag voor een achtergestelde lening indienen bij BRUSOC. CREDAL Crédal, opgericht in 1984, is een privéspeler in de sociale economie, voornamelijk actief in Wallonië en Brussel. Crédal biedt de volgende diensten aan: 1. solidair krediet met klassieke kredieten en “risico-ontwikkelingskredieten”. Deze kredieten zijn bestemd voor solidaire projecten. 2. sociaal consumptiekrediet, “lening 5 op 5” bestemd voor gezinnen met problemen die uit het banksysteem zijn uitgesloten om een “belangrijk goed in hun leven te financieren”108 3. consultancykantoor in sociale economie 4. Crédal-MC², een microkredietproduct Crédal-MC² is bestemd voor zelfstandigen of toekomstige zelfstandigen die zijn uitgesloten uit het banksysteem en hun micro-onderneming willen oprichten of uitbreiden. De totale investering mag niet meer dan € 50.000 bedragen. Het maximumbedrag van de lening is vastgesteld op € 10.000. De interest bedraagt 5% per jaar en de aflossingstermijn loopt maximaal 3 jaar. Er wordt een waarborg gevraagd die overeenstemt met 50% van het gevraagde krediet. Die waarborg kan door een of meerdere personen verzekerd worden. Crédal staat de aanvaarde zelfstandige gratis bij om een balans op te maken van de evolutie van zijn activiteit. De kredietverantwoordelijken blijven ter beschikking van de micro-ondernemer. Het kredietdossier wordt in verschillende fasen opgemaakt. In een eerste fase neemt de kandidaat-ondernemer contact op met Crédal. In een telefoongesprek worden de volgende punten bepaald: 1. heeft de persoon daadwerkelijk geen toegang tot een bankkrediet 107 108
S.R.I.B. G.I.M.B, BRUSOC, op. cit. Crédal, Crédal L’argent solidaire. Rapport d’activité 2004, Louvain-la-Neuve, Crédal, p.26.
64
2. is zijn project ontwikkeld genoeg 3. kan hij een waarborg geven a rato van 50% van het gevraagde krediet Is dat het geval, dan volgt een verkennend gesprek met de klant in de kantoren van Crédal. Verloopt dat gesprek positief, dan zal Crédal het dossier aanleggen. In het andere geval zal de kredietverantwoordelijke de betrokkene doorsturen naar een instelling voor de begeleiding bij de oprichting van een onderneming. Zodra het dossier is ingevuld, besluit het Verbintenissencomité of het microkrediet al dan niet wordt toegekend.109 In 2004 voerde Crédal 488 telefoongesprekken. 119 gesprekken werden in haar eigen lokalen georganiseerd. 41 dossiers werden voorgesteld aan het Verbintenissencomité dat er 31 aanvaardde. 30 personen startten of ontwikkelden hun eigen onderneming.110 Wat meer specifiek het profiel betreft van de 41 personen die een dossier indienden, was 20% afkomstig van buiten Europa, 28% waren vrouwen, 36% was jonger dan 30 jaar en 64% had een diploma van hoger middelbaar onderwijs.111 Een cofinanciering met de Start- en Solidaire lening van het Participatiefonds is best mogelijk met Crédal-MC². Verder werkte Crédal een specifiek microkrediet uit bestemd voor vrouwen die zich als zelfstandige willen vestigen. Crédal stelt ze een opleiding, begeleiding en een krediet voor.
MICROFINANCIERING IN VLAANDEREN
In Vlaanderen vinden we geen enkele microfinancieringsinstelling. Graag wijzen we wel op de aanwezigheid van Hefboom, een organisatie die sinds 1985 actief is in de sociale en solidaire economie in Vlaanderen en Brussel. Hefboom stelt financiële steun voor, net als advies voor de ondernemingen en instellingen gespecialiseerd in deze tak van de economie. Onlangs startte
109
Zie en Crédal, Le micro-crédit pour entreprendre. « Mode d’emploi » à destination des partenaires de Crédal-MC², , geraadpleegd op 14 maart 2006 (datum laatste wijziging 14/12/2005). 110 Cijfers overgenomen uit het jaarverslag 2004 van Crédal. Crédal, Crédal L’argent solidaire. Rapport d’activité 2004, op.cit., p.21. 111 Ibidem, p.22.
65
Hefboom met een haalbaarheidsstudie om een instelling voor microfinanciering in te voeren in Vlaanderen. Dat onderzoek begon in februari 2006 en loopt door tot juli van datzelfde jaar.
IV.3 Steunpunten bij de oprichting van een onderneming IV.3.1 Aanwezigheid van een dienst en/of persoon gespecialiseerd in de begeleiding van geïmmigreerde projectkandidaten – gebruik van een specifieke methode. Op de 11 ondervraagde organisaties hebben er 5 een dienst die gespecialiseerd is in de begeleiding van migrantenprojecten. Meer specifiek zien we 4 Vlaamse organisaties en één Franstalige instelling die specifiek beschikken over een departement en/of ten minste een persoon die instaat voor de hulp aan “allochtone” micro-kandidaatondernemers. De 4 Vlaamse instellingen, Unizo Brussel Halle Vilvoorde, de stad Antwerpen en het adviesbureau voor zelfstandigen, de stad Gent en zijn economische dienst Stebo zijn allemaal gevestigd in streken en steden die gekenmerkt worden door een sterke migrantenaanwezigheid: Antwerpen, Gent, Brussel en Genk. Bovendien nemen ze samen deel aan een Europees project gesubsidieerd door het Europees Sociaal Fonds (ESF), gecoördineerd door UNIZO. Dit project wil het ondernemerschap bij de migrantenbevolkingsgroepen aanmoedigen. Allochtonen moeten makkelijker toegang krijgen tot de diensten voor toekomstige zelfstandigen. Die instellingen helpen het publiek op verschillende manieren. Zo zijn er infosessies in meerdere talen. UNIZO Brussel Halle Vilvoorde bijvoorbeeld stelt sessies voor in het Engels en het Russisch. Verder zijn er ook diverse infobrochures opgesteld in verschillende talen. De stad Gent is eveneens erg actief op dat vlak via haar dienst Economie. Deze structuur geeft brochures uit in het Engels, Frans, Nederlands en Turks. Ze verstrekken aangepaste cursussen bedrijfsbeheer aan migrantenbevolkingsgroepen. Deze worden doorgaans georganiseerd in samenwerking met SYNTRA (gewestelijke opleidingscentra voor KMO’s in Vlaanderen). De stad Gent en SYNTRA bieden business- en managementcursussen aan voor Engelstalige micro-ondernemers. Ze organiseren bovendien ondernemingscursussen voor Turkstalige kandidaten. In Genk biedt Stebo specifieke cursussen aan voor de Marokkaanse en Turkse gemeenschappen in 66
aanwezigheid van een professor en een cultureel bemiddelaar. Die diensten geven ook advies over de economische haalbaarheid van projecten, juridische en wetgevende informatie. Vaak kan die hulp in meerdere talen worden verstrekt. Deze praktijk wordt bevorderd door het feit dat personen van buitenlandse origine vertegenwoordigd zijn in departementen die starters begeleiden. De instellingen geven allochtone projectbedenkers geen financiële steun, maar verwijzen ze naar organisaties die wel financiële hulp kunnen bieden zoals het Participatiefonds en zijn Solidaire en Startleningen. Bij onze ontmoetingen met de Franstalige structuren konden we vaststellen dat van de 6 ondervraagde organisaties slechts één organisme echt gespecialiseerd was in de begeleiding van buitenlandse kandidaat-ondernemers: Het Collectif des Femmes (CdF) uit Louvain-la-Neuve. De andere ondervraagde Franstalige structuren beschikken niet over een gespecialiseerde dienst voor toekomstige, geïmmigreerde micro-ondernemers. Integendeel, tijdens de gesprekken benadrukten ze dat ze identieke diensten aanbieden voor autochtonen en allochtonen. Ze ontwikkelden evenmin een specifieke methodologie om die doelgroep te begeleiden, terwijl bepaalde organisaties heel vaak de gelegenheid hebben om met dat publiek te werken en op plaatsen waar veel inwoners van buitenlandse origine zijn gevestigd. De begeleider blijkt heel vaak een beroep te doen op zijn eigen interculturele ervaring (ervaring in het buitenland, kennis van andere culturen) en op zijn luistervaardigheid. Hier stippen we aan dat de lokale economieloketten in bepaalde Brusselse gemeentes nauw in contact staan met allochtone bevolkingsgroepen. Hierna bekijken we het geval van het Plaatselijk Economisch Loket van Schaarbeek (PELS) gevestigd in een van de grootste gemeentes van België. Het casusvoorbeeld van het PELS schetst de ervaringen van een structuur die geen specifieke begeleiding uitwerkte voor allochtone micro-ondernemers, hoewel ze in een gemeente met een sterke buitenlandse vertegenwoordiging is gevestigd. In 2005 telde Schaarbeek 110.375 inwoners op een totale bevolking in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 1.006.749. In totaal wonen er 30.437 vreemdelingen in Schaarbeek, dus 27,58% van de bevolking. Daarvan zijn 10.690 personen afkomstig uit Azië, Afrika, Amerika en Oceanië112. Op 31 december 2005 waren
112
Bron: Nationaal Instituut voor de Statistiek, FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie, geraadpleegd op ECODATA, Bevolking, FOD Economie, KMO’s, Middenstand & Energie, ,
67
er 24.655 werklozen, waarvan 14.201 niet-werkende werkzoekenden en 10.454 volledige uitkeringsgerechtigde werklozen.113 Het PELS richt zich tot ondernemers, kandidaatondernemers en onthaalt werkzoekenden die zelfstandige willen worden. Het loket speelt een rol in de begeleiding bij de oprichting van de onderneming (begeleiding bij de opstelling van een business plan, een financieel plan), helpt toekomstige zelfstandigen en verstrekt info over de mogelijke subsidies voor wie een eigen zaak wil oprichten. Dit is bovendien een economisch observatorium gesteund door het Europese programma “Doelstelling II”. In het PELS wordt men geholpen in het Frans, Nederlands en Engels. Gevestigd in een gemeente met veel inwoners van buitenlandse origine, ontvangt het PELS heel wat allochtone bezoekers. Van de 533 bezoekers in 2005 waren er 272 buitenlanders en Belgen van buitenlandse origine. Volgens de statistieken van het PELS hebben in 2005 13 ‘allochtonen’ en 10 migranten van buiten de EU een ondernemersproject uitgewerkt. De projecten van 5 allochtonen en 4 niet-EUmigranten waren geen succes. Terwijl 6 allochtonen en 5 niet-EU-migranten een financiering kregen. Eén iemand van buitenlandse afkomst stapte af van zijn project. Degenen die een project indienden in 2005 zijn grotendeels van Maghrebijnse, Turkse, Subsahara-Afrikaanse afkomst en in mindere mate van Zuid-Amerikaanse afkomst. Het PELS onthaalt steeds meer personen van vreemde origine die zich als zelfstandige willen vestigen en op zoek zijn naar informatie. In de periode januari en februari 2006 ontving het PELS reeds 109 bezoekers. Zo’n 78% van die bezoekers zijn personen van buitenlandse origine die voor het grootste deel over de Belgische nationaliteit beschikken. Het PELS observeert een zeer uitgesproken verpauperiseringtrend bij de bezoekers. Ze weten niet meer wat te doen, want ze hebben geen geld. Bovendien zijn ze bang om hun recht op een werkloosheidsuitkering te verliezen. Ook zijn ze bang voor discriminatie. Om die personen te kunnen opvangen is een interculturele ervaring en openheid noodzakelijk. De taalkennis en de persoonlijke ervaring van bepaalde PELS-medewerkers in het buitenland en meer bepaald in Noord-Afrika en Subsahara-Afrika vormen dus een belangrijke troef.
geraadpleegd op 2 maart 2006 en ECODATA, Vreemde bevolking, FOD Economie, KMO’s, Middenstand & Energie, , geraadpleegd op 2 maart 2006 113 Deze cijfers werden verstrekt door het Plaatselijk Economisch Loket van Schaarbeek.
68
Alle Franstalige structuren erkennen het belang van een interculturele kennis in de begeleiding van buitenlandse kandidaten of kandidaten van buitenlandse origine. Enkele organisaties volgden een opleiding die op dat onderwerp toegespitst was. Ondanks de bereidheid om op een identieke manier samen te werken met autochtone en allochtone bezoekers, blijkt duidelijk dat migranten een specifieke aanpak vergen. Zo heeft de Mission Régionale pour l’Insertion et l’Emploi à Charleroi (MIREC) een persoon in dienst die migranten (al of niet toekomstige zelfstandigen) adviseert over de vereiste administratieve stappen (werkvergunning, verblijfsvergunning). De MIREC legde ook het accent op sensibiliseringsacties die specifiek voor migranten zijn bestemd. Ze bouwde een lokaal platform uit en werkt samen met het Centre Régional d’Intégration de Charleroi (CRIC) om buitenlanders te sensibiliseren voor de oprichting van een onderneming in België. Er werd een brochure opgesteld en verdeeld onder verenigingen die rechtstreeks met migranten werken. Tijdens onze gesprekken beklemtoonden bepaalde steunpunten het voordeel te beschikken over een begeleider en (voor microfinancieringsinstellingen) een kredietagent van buitenlandse afkomst om allochtonen aan te trekken. Dat kan meer klanten lokken en dus het imago van een open structuur uitstralen. Consulenten van buitenlandse herkomst roepen meer vertrouwen op. Desondanks is er nog steeds een zekere beduchtheid voelbaar bij enkele structuren. Ze merken op dat begeleiders onmogelijk alle nationaliteiten kunnen vertegenwoordigen en wijzen erop dat het vooral belangrijk is om naar de persoon te luisteren en te beseffen dat er interculturele verschillen bestaan. Uit die gesprekken komt een eerste vaststelling naar voren: geïmmigreerde projectaanbrengers worden in België op twee manieren begeleid. In Vlaanderen zien we bij de steunpunten immer departementen of personen gespecialiseerd in de begeleiding van deze doelgroep. In Wallonië observeren we vooral “algemene” steunpunten. Die begeleiding is niet specifiek afgestemd op migranten, behalve bij het CdF.114 114
Dit onderscheid tussen twee strekkingen in de begeleiding, een begeleiding toegespitst op een doelgroep en een meer algemene begeleiding is gebaseerd op de theorie ontwikkeld door T. Levy-Tadjine, L’entrepreneuriat immigré et son accompagnement en France. Thèse pour l’obtention du doctorat en sciences de gestion, voorgesteld en verdedigd op 26 oktober 2004, Université du Sud-Toulon-Var. Institut d’administration des entreprises, 427 p., , geraadpleegd op 27 september 2005.
69
De eerste steunpunten kozen voor een specifieke begeleidings- en opleidingsmethodologie: cursussen bedrijfsbeheer in vreemde talen, aanwezigheid van een interculturele bemiddelaars, infobrochures in diverse talen. Deze aanpak leunt meer aan bij het Angelsaksische model van positieve discriminatie. Tijdens de opvolging of opleiding wordt er rekening gehouden met de culturele eigenheden van de kandidaat die gelijk gesensibiliseerd wordt voor het concept ondernemerschap in België. De structuren bieden ook een individuele begeleiding aan. Franstalige structuren balanceren tussen de wil om geïmmigreerde kandidaat-micro-ondernemers niet anders te behandelen dan autochtone projectvoorstellers en het besef dat toekomstige ondernemers van buitenlandse origine hun culturele eigenheden hebben. In de gesprekken werd er immers vaak gewezen op de wens om alle projectaanbrengers identiek dezelfde diensten aan te bieden. Herhaaldelijk werd ook gezegd dat het vooral belangrijk is om te luisteren naar de persoon tijdens de begeleiding. De structuren beseffen evenwel dat de culturele dimensie een grote rol speelt in de begeleiding van starters. Voor de meeste organisaties is een beter cultureel inzicht essentieel om geïmmigreerde micro-ondernemers correct te kunnen begeleiden.
IV.3.2 Beschrijving van 3 steunpunten LE COLLECTIF DES FEMMES (CDF) Het CdF bestaat sinds 1979. Het werk van het CdF is toegespitst op de sociaalprofessionele herinstroming van migrantenvrouwen in België en in zuiderse landen. Het CdF werkte mee aan het EQUAL-programma. In dat kader streeft het collectief naar de sociaalprofessionele instroming van migranten (mannen én vrouwen) via de oprichting van een onderneming in België, maar ook via ondernemingsprojecten met een band met het land van herkomst. Het CdF biedt onder meer een opleiding aan inzake de oprichting van KMO’s.115 De meeste personen die bij het CdF aankloppen zijn migranten of genaturaliseerde Belgen van buitenlandse origine. Velen zijn van Afrikaanse herkomst. De KMO-verantwoordelijke bij het CdF, Placide Muamba Mulumba, past een specifieke methodologie toe gebaseerd op de vaststelling dat er weinig microkredietstructuren bestaan in België en dat deze groep bovenal een startkapitaal nodig heeft, al is dat nog zo’n klein bedrag. De problemen zijn dus bovenal financieel van aard. Om dat tekort op te vangen gebeuren de opvolging en opleiding vooral collectief en steunen op een
115
Het gaat hierbij om een opleiding van het CREE met een methodologie gericht op een volwassen publiek.
70
“verenigingsaanpak”.116 De opleiding legt immers het accent op de oprichting van commerciële en financiële netwerken om te voorkomen dat buitenlandse kandidaten geïsoleerd zouden raken. De deelnemers aan de opleiding worden aangemoedigd om een gemeenschappelijk spaarboekje (tontine) aan te leggen om hun respectieve projecten te financieren. De cursussen worden bovendien soms afgewisseld met stages. Tijdens die stages staat de kandidaat-ondernemer in contact met ondernemers van buitenlandse origine, of Belgen die in Afrika woonden en erin slaagden om een kleine onderneming op te richten op een niet-klassieke manier. De opleiding duurt ongeveer één maand. De deelnemers leren hoe ze een business plan moeten opmaken en hoe ze hun zaak financieel moeten beheren. STEBO De Vlaamse organisatie Stebo, opgericht in 1987, heeft haar basis in Genk (Limburg). De organisatie is actief op 4 domeinen: 1. aanmoediging van de deelneming van bewoners in een wijk 2. huisvesting 3. ondernemingsprojecten 4. tewerkstelling. De dienst “Kansrijk ondernemen” houdt zich meer specifiek bezig met de ondernemers en voert diverse projecten uit: 1. begeleiding van allochtonen bij de oprichting van een onderneming 2. cursussen bedrijfsbeheer voor anderstaligen 3. sensibilisering van ondernemers om hun handelsactiviteit uit te bouwen en de levenskwaliteit van hun omgeving te verbeteren (Buurt Zaken). Het doelpubliek van Stebo bestaat voornamelijk uit allochtonen, maar ook uit laaggeschoolde en kwetsbare personen. Stebo werkt mee aan het Europese ESF-project m.b.t. de uitbreiding van het ondernemerschap onder de migrantenbevolking. Dit project wordt gecoördineerd door UNIZO Vorming.
116
P. Muamba Mulumba, A. Potakey, Création d’entreprises par les immigrés: vecteur d’insertion et de développement, in AIREPME (Association internationale de recherche en entrepreneuriat et PME), Akten van het colloquium van Agadir – oktober 2003, p. 9, , geraadpleegd op 3 oktober 2005.
71
In samenwerking met SYNTRA stelt Stebo twee opleidingen bedrijfsbeheer voor met verschillende methodes bestemd voor allochtonen. Vóór hij met enige opleiding begint, moet de kandidaat een test Nederlands afleggen om zijn taalniveau te achterhalen en te bepalen welke opleiding hij gaat volgen. De eerste opleiding, “Omkaderde cursussen bedrijfsbeheer voor anderstaligen”, is specifiek bestemd voor Turken en Marokkanen met een gebrekkige kennis van het Nederlands. Een leraar en een culturele tussenpersoon zijn op die cursussen aanwezig. De culturele tussenpersoon is van buitenlandse (Turkse of Arabische) origine. Hij moet de concepten in bedrijfsbeheer gedoceerd door de leraar uitleggen, interpreteren en toelichten om ze duidelijker te maken voor de Turkse en Arabische leerlingen. De opleiding begint in september en duurt een jaar. In 2005 hebben 2 groepen van 20 personen de opleiding gevolgd en slechts één persoon slaagde niet in het eindexamen. De tweede opleiding bedrijfsbeheer, “Schakelcursussen”, omvat lessen economisch Nederlands bestemd voor buitenlandse personen met een degelijke kennis van de Nederlandse taal. Twee en een halve maand lang worden de cursussen twee keer per week gegeven door één leraar. Na deze cursus kunnen de betrokkenen een andere opleiding beginnen waaraan zowel autochtonen als allochtonen deelnemen. Voor deze opleidingen moet betaald worden: € 120 voor de cursussen en € 70 voor het handboek. Op het einde van beide opleidingen leggen de studenten een examen af. Slagen ze voor dat examen, dan krijgen ze een diploma bedrijfsbeheer waarmee ze zich als zelfstandige kunnen vestigen. Degenen die beide opleidingen volgen kunnen een beroep doen op Stebo die een individuele begeleiding regelt om een individuele achterstand in te halen en het examen voor te bereiden. Ongeveer 8 op 20 personen doen een beroep op Stebo. Daarnaast bestaat er een ander, origineel initiatief gericht op de opleiding van rondreizende personen. Ze hebben geen vaste woonplaats, maar bezitten een voertuig (caravan, rollend 72
materieel). Ze zijn actief als marktkramers, leurders in tapijten, pannen en potten enz. Deze opleiding stelt specifieke en bijkomende cursussen voor (20 uur les) rekening houdend met het lage scholingsniveau van deze groep. De kandidaten kunnen eveneens een beroep doen op Stebo voor een individuele begeleiding. ADVIESBUREAU VOOR ZELFSTANDIGEN, STAD ANTWERPEN Het Adviesbureau voor Zelfstandigen in Antwerpen is voornamelijk actief in de begeleiding van allochtone kandidaat-ondernemers. Het bureau richt zich specifiek op personen die een eigen zaak willen beginnen en die problemen hebben om zich aan te passen aan de procedures en vereisten van het officiële circuit. Aangezien Antwerpen een multiculturele stad is met een grote bevolkingsgroep van buitenlandse afkomst, is 90% van de klanten van deze dienst allochtoon. Het bureau getuigt van een echte flexibiliteit en mobiliteit tegenover die klanten. Enerzijds stelt het bureau een gratis individuele begeleiding voor bij de oprichting van een onderneming. Tijdens de individuele gesprekken kan de consulent de taal van de betrokkene spreken (als hij die kent). Dankzij de talenkennis van het team, kunnen de klanten geholpen worden in het Turks, Arabisch, Engels en Frans. De brochures zijn evenwel alleen in het Nederlands opgesteld. Anderzijds is het team samengesteld uit mobiele adviseurs die zelf toestappen naar starters of personen die al lang aan het hoofd van hun eigen zaak staan. Het bureau helpt hen om hun toestand– zo nodig – te regulariseren, hun manier van werken opnieuw te bekijken, om hun zaak nieuw leven in te blazen of bij te sturen. De stad Antwerpen en het Adviesbureau voor Zelfstandigen werkten een specifieke actie uit om de handelszaken in de Antwerpse wijk rond het De Coninckplein in ere te herstellen en uit te breiden. Handelaars en ondernemers die hun onderneming positief willen laten bijdragen in de ontwikkeling van de wijk kunnen een premie-aanvraag indienen. Er bestaan twee soorten premies: een heroriëntatiepremie van maximaal € 15.000 en een vestigingspremie die tot € 25.000 kan bedragen.
73
Het bureau steunt ook de oprichting van gemengde en allochtone handelsverenigingen, zoals de Unie van Allochtone Bakkers – UAB) die de leden sensibiliseert voor hygiëne, tewerkstelling en de verfraaiing van hun winkels.
74
V.
De problemen van geïmmigreerde micro-ondernemers
V. 1 Profiel van de ontmoete geïmmigreerde micro-ondernemers We voerden 17 gesprekken met geïmmigreerde micro-ondernemers. De doelgroep bestond uit: micro-ondernemers van buitenlandse origine geboren in een staat die geen lid is van het Europa van de 25, die niet de nationaliteit hebben van een lidstaat van de Europese Unie of die de Belgische nationaliteit verwierven na hun aankomst. De gesprekken hadden voornamelijk plaats in Brussel, Louvain-la-Neuve en Luik. Zo wilden we niet alleen de origine voor de oprichting van een onderneming door migranten afbakenen, maar ook nagaan wat de problemen zijn en welke financieringskanalen ze hebben gevonden. Alle ondernemers zijn reeds met hun zaak begonnen. Ze evolueren in heel uiteenlopende sectoren: Sector Vrij beroep Crèche Optiek Bouwbedrijf Leurdershandel Teleshop Horeca Night Shop Groothandel Kleinhandel Totaal
Aantal ondervraagde personen 1 2 2 1 1 3 2 2 2 1 17
12 van de ondervraagde respondenten hebben niet de Belgische nationaliteit. De meeste van deze micro-ondernemers zijn van Afrikaanse origine (Noord-Afrika en Subsahara-Afrika). Microondernemers van Aziatische en Europese origine werden eveneens ondervraagd.117 De redenen 117
De respondenten zijn afkomstig uit Algerije, Bangladesh, Kameroen, Macedonië, Marokko, Congo, Roemenië, Senegal, Sierra Leone, Togo en Turkije.
75
voor hun migratie zijn erg uiteenlopend: gezinshereniging, vluchtelingen, studies alsook economische redenen. Om de steekproef te variëren ondervroegen we personen 1.
die een Startlening of Solidaire lening hebben verkregen van het Participatiefonds: 7 respondenten
2.
die een financiering voor hun opstart kregen van een andere instelling dan het Participatiefonds: 2 ondervraagde personen
3.
geholpen door een steunpunt en die geen financiering verkregen bij een bank of MFI: 3 respondenten
4.
die niet bij de steunpunten hebben aangeklopt en geen financiële steun kregen van een bank of MFI en die hun zaak financierden met hun spaargeld of dankzij financiële hulp van de familie: 5 respondenten.
9 van de 17 ondervraagde personen hebben zich als zelfstandige gevestigd omdat ze geen werk vonden en niet werkloos wilden blijven. Diverse getuigenissen bevestigen die realiteit: 1. “Toen ik de papieren kreeg, alle papieren inclusief de werkvergunning, wou niemand me nog in dienst nemen. Voor hen is een zwartwerker voordeliger dan iemand met papieren. Ik vond geen werk […]. Een jaar lang moest ik hulp zoeken bij het OCMW. Toen ik vaststelde dat er geen enkele manier was om werk te vinden, bestond de enige oplossing erin om zelfstandige te worden.” 2. “[…] ik wou helemaal geen zelfstandige worden, maar omdat ik overal werk zocht en niets vond, wou ik dat ook eens een keertje geprobeerd hebben 3. “[…] Ik was ongeveer een jaar lang werkloos. Daarna moest ik weg uit de werkloosheid, érgens aan het werk gaan […] maar alle deuren bleven gesloten […] Ik moest wel zelf met een activiteit starten of zo. Toen kregen we die kans. Eerst was het een probleem om uit de werkloosheid te geraken. Ze hadden me gezegd: ‘als u zelfstandige wilt worden, dan krijgt u het moeilijk.’”
De acht andere ondernemers wilden bovenal hun eigen zaak oprichten. 1. “Ik wou altijd al zelfstandige worden. Het enige verschil is dat ik beroepservaring wilde opdoen vóór ik me als zelfstandige zou vestigen […]” 2. “Vroeger was ik al handelaar […] Ik ben een geboren verkoper, denk ik. Ik weet niet wat ik anders zou moeten of kunnen doen […]”
76
Op de vraag wat de voordelen van een eigen zaak zijn, benadrukken de meesten het gevoel van vrijheid als belangrijkste voordeel, ongeacht de redenen waarom ze zich uiteindelijk als zelfstandige zijn gaan vestigen. 1.
“Je bent veel vrijer in alles. Er zijn natuurlijk nadelen, maar ik ben liever zelfstandige dan werknemer. Ik bedoel dat je meer vrijheid hebt, maar ook veel verantwoordelijkheden.”
2.
‘Ik vind het positief dat je geen grenzen hebt, dat je kunt groeien […]”
3.
“Vrijheid in het algemeen is het grootste pluspunt, denk ik. Je doet waar je zin in hebt […] vrijheid en verplichtingen een beetje vermijden. Je organiseert de dingen zoals je zelf wilt […].”
Enkele respondenten vermelden ook de werkzekerheid die een eigen zaak kan bieden, in tegenstelling tot een baan als werknemer. 1.
“Je kunt trots zijn op je eigen winkel […]. Vroeger was het een ramp. Je werkt 2, 3 jaar en daarna zetten ze je aan de deur. En je moet opnieuw op zoek naar werk”.
2.
“[…] er was ook een bepaalde werkzekerheid aangezien ik mijn eigen werkgever was. […] mij beschermen tegen het werkloosheidsprobleem van vandaag, want dat is een heel moeilijke toestand voor velen […] je komt heel makkelijk in een situatie terecht waarin je werkloos bent en het heel moeilijk is om werk te vinden. Je eigen baan, je eigen onderneming oprichten, is een zekere oplossing voor dat probleem. ’s Morgens als ik opsta, hoef ik niet bang te zijn dat ik mijn job ga verliezen. Ik kan wel mijn zaak verliezen, ja, maar het feit dat ik mijn baan kan verliezen daar denk ik niet aan. […] ik zit niet in die toestand dat ik op zoek moet naar ander werk omdat ik me niet goed voel in mijn job, omdat ik niet tevreden ben […].”
Een interessante vaststelling is dat 11 ondernemers zelfstandigen/ondernemers in hun familie hebben (ouders, broer, zus, schoonbroer, schoonzus). Vijf ondernemers hadden al een eerste beroepservaring als zelfstandige, ofwel in hun land van herkomst, ofwel in België. Negen ondernemers volgden studies of opleidingen in verband met de zaak die ze hebben opgericht. Negen personen hadden al eerdere beroepservaring in de activiteitssector die ze hebben gekozen. Zeven ondernemers volgden een opleiding van hoger of universitair niveau. Alle ondervraagde werknemers die een Startlening of Solidaire lening kregen van het Participatiefonds, volgden opleidingen of studies en/of hebben beroepservaring in de sector waarin ze hun zaak oprichtten.
77
V. 2 Analyse van de problemen De gesprekken met de steunpunten voor starters en geïmmigreerde ondernemers waren onder meer bedoeld om na te gaan wat volgens hen de problemen zijn waarmee projectaanbrengers van buiten de EU in België te maken hebben. We geven een overzicht van de situatie. De problemen moeten met de nodige nuanceringen worden gelezen. De verschillende migrantengemeenschappen in België hebben enerzijds hun specifieke bijzonderheden. Een gemeenschap mag niet gezien worden als een gelijkmatig en compact geheel, maar als een heterogene groep individuen met gemeenschappelijke kenmerken. Elke migrant-ondernemer beleeft en ervaart de obstakels daarom op een heel eigen manier. Anderzijds kunnen sommigen het verwijt maken nemen dat de problemen alleen tot de allochtone bevolkingsgroepen beperkt blijven. Ze zullen erop wijzen dat Belgische kandidaat-microondernemers uit achtergestelde omgevingen met dezelfde problemen worden geconfronteerd. Een realiteit die we niet ontkennen. Toch is deze studie bedoeld om de problemen in kaart te brengen waarmee kandidaat-micro-ondernemers uit niet-EU-landen geconfronteerd worden. Om dat doel te bereiken wordt deze analyse aangevuld met conclusies getrokken uit gesprekken met ondernemers van buitenlandse origine. A. FINANCIËLE PROBLEMEN EN TOEGANG TOT KREDIET
Begeleidingsorganisaties halen financiële problemen vaak aan als de grootste moeilijkheid om zich als zelfstandige te vestigen. Voor migranten is het moeilijk om voldoende eigen middelen bijeen te brengen of om waarborgen te verzamelen om een zaak te starten. Die waarborg is een obstakel voor iedereen in een onzekere toestand die zich als zelfstandige wil vestigen. Crédal, een microfinancieringsinstelling die op privé-fondsen draait, vraagt een waarborg van 50% van het gevraagde kredietbedrag. Die voorwaarde kan een probleem zijn voor sommigen, net zoals de inbreng van eigen middelen die het Participatiefonds vraagt voor de toekenning van een Startlening. Met een Solidaire lening kan men een lening krijgen zonder eigen inbreng, maar dan voor een beperkt bedrag (€ 12.000). Eigen middelen of een waarborg vinden, blijkt vooral erg moeilijk voor asielzoekers en politieke vluchtelingen die in België aankomen zonder hier iemand te kennen. 78
Ook alle geïnterviewde migrantenondernemers vermelden financiële problemen bij de start van een onderneming. Twee van die ondernemers verkregen een banklening. Voor de anderen is een lening bij de bank nagenoeg uitgesloten. De voornaamste redenen zijn bovenal het ontbreken van een waarborg om een banklening te krijgen, maar ook de aflossingsvoorwaarden van die lening. Negen ondervraagde ondernemers namen geen contact op met banken om te peilen naar een mogelijke banklening voor de start. 1.
“De banken, daar heb ik het zelfs niet gevraagd, want ze vragen veel waarborgen en de aflossing is niet hetzelfde”.
2.
“Spreek me niet van de banken. Je bent al zelfstandige en vóór je zelfstandige wordt, het OCMW, dat aanvaarden ze niet. Dus u ziet dat het de moeite niet is.”
Sommigen probeerden een banklening te krijgen: “We hebben het geprobeerd, maar het is niet gelukt.” “Zodra je over een winkel begint, is er niemand die wil lenen.”
Volgens bepaalde steunpunten voor de oprichting van een onderneming is een groot deel van de middelen afkomstig uit parallelle circuits, van vrienden of familie. Een opmerking die wordt bevestigd tijdens de diverse interviews. Ondernemers die eigen middelen bijeen moeten brengen voor een lening, rekenen daarvoor op hun eigen spaarcenten of op familie. Soms brengen ze geld over uit hun land van herkomst. Vele ondernemers die geen beroep deden op een krediet bij de start, lenen geld bij hun familie en vrienden. De familie die in het land van herkomst is gebleven, is een zekere bron van financiële hulp. Vele ondernemers hebben dus schulden tegenover hun familie en vrienden. Meteen blijkt ook de grotere moeilijkheid om aan de naaste omgeving toe te geven dat de zaak niet correct draait en niet winstgevend is. Het volledige verlies van de sociale uitkeringen (werkloosheid, OCMW) kan eveneens een hinderpaal zijn voor degenen die zich als zelfstandige willen vestigen. Sommige ondernemers zijn verplicht om hun sociale verzekeringskas om een vrijstelling van sociale bijdragen voor één jaar te vragen. Ze hebben niet voldoende inkomsten om alle kosten bij de start te betalen. Alle geïnterviewde ondernemers benadrukten dat ze als zelfstandige erg zware lasten moeten betalen.
79
B. SLECHTE KENNIS VAN DE ONDERNEMINGSPRAKTIJKEN IN BELGIË De steunpunten citeren ook een slechte kennis van de ondernemingspraktijken in België als een probleem. Vooral dan voor bepaalde bevolkingsgroepen die het niet gewend zijn om binnen een formeel gereglementeerd systeem te werken. Uitgeweken projectvoorstellers hebben soms een andere opvatting over de oprichting van een bedrijf: informele praktijken overheersen en de openbare instellingen getuigen van een uiterste tolerantie. In de zuiderse landen – waar een microkrediet wordt toegekend om de armoede tegen te gaan – wordt de informele sector gezien als “een bron van ontwikkeling”.118 De noordelijke landen echter proberen niet om de informele sector te verstevigen, maar om “de middelen te vinden om de zelftewerkstelling en nieuwe economische activiteiten te bevorderen”.119 In tegenstelling tot het zuiden wordt informaliteit in het noorden gezien als een onwettelijke concurrentie vanwege niet-aangegeven micro-ondernemingen en als een verlies van fiscale en sociale inkomsten”, maar ook als een bron van kwetsbaarheid voor illegale ondernemers die niet worden beschermd.120 (vertaald)
De Belgische context kan daarom moeilijk te begrijpen zijn voor personen van buiten de EU die met een zaak willen starten. Een vaststelling die wordt bevestigd door enkele geïmmigreerde micro-ondernemers die de reglementering voor hun sector echt op het terrein moeten leren, net als het dagelijks beheer (bijv.: facturen, aangeduide prijzen). Anderen botsen op een taalbarrière waardoor ze bepaalde managementconcepten moeilijk begrijpen. Of snappen niet waarom er zo veel controles zijn. Bepaalde steunpunten raden kandidaat-ondernemers aan om een opleiding bedrijfsbeheer te gaan volgen. Zo maken ze van dichtbij kennis met de materie en met bijvoorbeeld juridische begrippen die ze niet kennen. Dat is een betere manier dan een lange, zware rompslomp om de gelijkwaardigheid van hun diploma aan te vragen en zo hun kennis van bedrijfsbeheer aan te tonen. Van de 17 geïnterviewde ondernemers volgden er 5 een opleiding, óf om toegang te 118
J.-F. Maystadt, Microfinance au Nord: un effet de mode importé du Sud ?, in Mondes en Développement, Microfinance et développement, vol.32, N°126, 2004/2, p. 72. 119 Ibidem, pp. 72-73. 120 Verwijzing naar P. Connoly (1985), B. Lautier (1991), R. Pearson (1998) par J.-F. Maystadt. Ibidem, p. 73.
80
krijgen tot een gereglementeerd beroep, óf om bedrijfsbeheer te leren. Sommigen wijzen op de noodzaak om in een vakgebied geschoold te zijn om een eigen zaak te kunnen starten. Anderen hebben geen spijt van de cursus bedrijfsbeheer waar ze konden zien hoe ze een handelszaak in België moeten beheren. Voor de praktische kant van het bedrijfsbeheer aarzelden bepaalde ondernemers niet om een stage te volgen bij een kennis die een soortgelijke zaak heeft zoals zij die voor ogen hebben. Op die manier maakten ze ook van nabij kennis met de sector waarin ze zich willen vestigen. We merken op dat bovenstaande vaststellingen vooral gelden voor personen zonder diploma, zonder specifieke kwalificatie of met een diploma van middelbaar onderwijs die onlangs in België zijn aangekomen. Structuren hebben vastgesteld dat sommige gemeenschappen een ander beeld hebben van het ondernemerschap dan wij in het westen. Zo zijn er bevolkingsgroepen die een eigen zaak oprichten om het voortbestaan van hun gemeenschap te verzekeren en om hun land van herkomst te helpen. Sommigen kiezen ook voor een zelfstandige baan, niet om lucratieve redenen, maar om een bovenal sociale reden: de familie en vrienden laten zien dat je werkt. In tegenstelling tot die waarneming blijkt uit de meeste getuigenissen van de ondernemers dat ze sterk gemotiveerd zijn om hun zaak winstgevend te maken en om er niet alleen sociaal, maar ook financieel bovenop te komen. C. CULTUURVERSCHILLEN Volgens de begeleidingsorganisaties worden personen van een buitenlandse nationaliteit geconfronteerd met andere culturele percepties in hun onthaalomgeving, wat een hinderpaal kan zijn bij de oprichting van een onderneming. De reeds eerder vermelde slechte kennis van de ondernemerspraktijken in België is ongetwijfeld gekoppeld aan andere culturele gewoontes. Een structuur haalde aan dat het in bepaalde culturen niet gebruikelijk is om de prijs van een artikel in de etalage aan te duiden omdat ze het gewoon zijn om over de prijs te onderhandelen. Structuren wezen ook op een andere houding tegenover de tijd. In bepaalde culturen is het moeilijk om toekomstplannen uit te stippelen. Die trend kan problemen opleveren bij het 81
opstellen van een business plan om een krediet aan te vragen. Van de 17 geïnterviewde ondernemers stelden er 11 een business plan op. Ze deden dat alleen of met de hulp van een steunpunt of een boekhouder. De 7 ondernemers die een lening kregen bij het Participatiefonds hadden allemaal een business plan opgesteld, dat wordt gevraagd bij het openen van een kredietaanvraagdossier. De meeste ondernemers die een lening kregen toegekend, hadden vooraf een business plan opgemaakt. Twee ondernemers die geen externe financiële steun kregen, hadden eveneens een business plan opgesteld. Zes ondernemers hadden helemaal geen financieel plan of business plan uitgewerkt. Sommigen zagen daarvan af omdat ze onder tijdsdruk stonden. Enerzijds moesten ze snel beslissen als ze de kans zagen om een geschikte ruimte te huren. Anderzijds wilden ze zo snel mogelijk met hun zaak starten. “ […] ze hebben mij informatie gegeven. Ze zegden mij dat ik een financieel plan moest opstellen, dat er dit nodig was, dat er dat nodig was. Allemaal heel logisch, de banken hadden dat nodig. Maar eigenlijk had ik geen keuze meer […], ik zat al 8 maanden zonder werk”
De steunpunten wijzen er ook op dat een schriftelijk document veel minder waarde heeft dan een “gegeven woord” in bepaalde gemeenschappen. Vertrouwen is een erg belangrijk begrip. De structuren werken dan een strategie uit en proberen de kandidaat-ondernemers eraan te laten wennen om mondelinge afspraken ook schriftelijk vast te leggen. Sommige van de geïnterviewde ondernemers blijken inderdaad op het gegeven woord te vertrouwen, met name bij de overname van een zaak. In dat geval moet er een overeenkomst worden bereikt met de vorige eigenaar. Die manier van doen vrijwaart hen echter niet van onaangename verrassingen, niet bij een controle door de overheden aan wie ze niet kunnen bewijzen dat de zaak van hen is en niet na de ondertekening van de papieren die de overname van de zaak officieel vastleggen. Zo kan het gebeuren dat ze op het adres van de zaak facturen van de vorige eigenaar ontvangen die ze verplicht moeten betalen. Een ander aangehaald cultuurverschil is de weigering van bepaalde moslims om een beroep te doen op een krediet met interesten. Het is voor kandidaat-ondernemers min of meer onmogelijk om geld te lenen bij een instelling die interesten toepast om zijn zaak op te starten. Hij zal zich veeleer tot zijn gemeenschap wenden. Een situatie die de ontwikkeling van informele financieringscircuits in de hand kan werken. Diverse gesprekken bevestigen die opmerking. Niet 82
alle islamitische ondernemers zijn radicaal tegen een lening met interest gekant. De meningen verschillen nogal over dat onderwerp. Daarom rijst de vraag of het niet is aangewezen om een specifiek kredietproduct voor moslims in te voeren. De steunpunten moeten op al die parameters letten. Eén structuur stipte evenwel aan dat men zich op de culturele kenmerken van bepaalde bevolkingsgroepen kan baseren om projecten op te zetten en toegang te bieden tot een microkrediet, bijvoorbeeld dankzij “tontines”. De culturele eigenheden worden dan impulsfactoren om ondernemersschap aan te moedigen. D. ADMINISTRATIEVE MOEILIJKHEDEN Volgens sommige structuren hebben kandidaat-ondernemers van een andere nationaliteit het soms moeilijk om alle administratieve formaliteiten te integreren. Bovendien krijgen ze te maken met een zekere traagheid in de administratieve afhandeling van de dossiers. Onder meer tijdens de procedure voor de gelijkwaardigheid van het diploma of andere administratieve stappen. Die traagheid is – volgens sommige structuren – te wijten aan de stroom nieuwe aanvragen van migranten van binnen en buiten de EU. Uit gesprekken met migrantenondernemers blijkt dat er diverse opvattingen bestaan over de moeilijkheidsgraad bij het uitvoeren van de administratieve stappen. Een eerste onderscheid bestaat tussen 3 categorieën van personen. Ten eerste zijn er de migranten die onlangs in België zijn aangekomen en niemand kennen: zij hebben de meeste problemen om te weten wat ze precies moeten doen. Zo hebben ze problemen om te weten of ze met hun statuut al dan niet een aanvraag voor een beroepskaart moeten indienen. Sommige instellingen vragen om een beroepskaart terwijl ze die in feite niet nodig hebben. Dat geldt bijvoorbeeld voor erkende vluchtelingen of onderdanen uit landen van Middenen Oost-Europa die alleen een MOEL-attest nodig hebben. “[…] ik ging naar de gemeente. Daar zeiden ze me dat ik een beroepskaart nodig had […]. De meneer heeft het nagekeken […]. ‘Je moet € 125 betalen’. Dus heb ik die € 125 betaald en begon met de nodige papieren. Toen ik weer naar de gemeente ging, had ik met een andere ambtenaar te maken en die zei me dat ik geen beroepskaart nodig had omdat er akkoorden bestaan tussen België
83
en Roemenië. Er bestaan MOEL-attesten. Maar ik had al betaald en ik was dat geld kwijt. ‘Je kunt dat geld niet meer terugkrijgen als je betaald hebt’.”
Het betreft ook de aanvragen voor de nodige vergunningen naargelang de zaak die men wil opstarten. Ze zijn soms ook overweldigd door alle administratieve regels rond het statuut van zelfstandige in vergelijking met de werking in hun land van herkomst (bijvoorbeeld: inschrijven bij het ondernemingsloket, inschrijven bij een sociale zekerheidskas). Voor die toekomstige ondernemers is het belangrijk dat ze competente personen ontmoeten die hen kunnen begeleiden en die rompslomp wat lichter kunnen maken. Ten tweede zijn er de personen van buitenlandse nationaliteit die onlangs naar België zijn gekomen naar hun familie die hier reeds gevestigd is. Meestal kunnen zij rekenen op de hulp van de familie die reeds aan de werking van de Belgische administratie gewend is. Een antwoord op de vraag of de respondent problemen had met de administratieve stappen weerspiegelt die realiteit: “Luister, ik ben er geraakt, dus zo veel administratieve problemen had ik niet. Ik wist al een beetje hoe het werkte. We zijn niet de juiste personen om over administratieve problemen te praten.”
Tot besluit hebben de personen van buitenlandse nationaliteit of origine die al lang in België wonen niet dezelfde houding tegenover de administratieve procedures als recente migranten. “[…] qua administratie ging het tamelijk snel tussen het moment waarop we bij de notaris waren om de vennootschap op te richten en het moment waarop we een btw-nummer en handelsregister kregen. Het ging tamelijk snel en erg makkelijk.”
Volgens de steunpunten waardeert de toekomstige buitenlandse ondernemer het bestaan en de werking van de ondernemingsloketten in België. Dankzij dat ene loket staat de kandidaatzelfstandige in contact met één persoon die al zijn problemen regelt om het statuut van zelfstandige te kunnen krijgen. Hij hoeft geen veelvuldige stappen bij verschillende administraties te doen. Iets wat immers niet evident is gezien zijn slechte kennis van de Belgische wettelijke en administratieve context, zijn gebrekkige kennis van de landstaal en zijn opleidingsniveau. Tijdens de enquête benadrukten de ondernemers het gemak van die loketten. 84
“[…] vooral voor de administratie is dat super. Het ondernemingsloket zorgt voor alles.”
E. TOEGANG
TOT HET BEROEP
/ GELIJKWAARDIGHEID
VAN DIPLOMA’S
/ ERKENNING
VAN DE
BEROEPSPRAKTIJK
Een beroep kan soms moeilijk toegankelijk zijn. De toekomstige ondernemer van buiten de EU moet zijn kennis in bedrijfsbeheer kunnen bewijzen. Wordt het in het buitenland behaalde attest of diploma niet aanvaard door het ondernemingsloket, dan moet hij bij de bevoegde overheden een aanvraag indienen om zijn buitenlands diploma als gelijkwaardig te laten erkennen of om zijn beroepservaring te laten erkennen. Een lange, moeizame procedure. De steunpunten observeren een gebrek aan erkenning voor opleidingen en beroepservaring van buiten België. Dat gebrek aan erkenning kan ontmoedigend zijn voor een migrant die veel ervaring heeft in zijn land van herkomst, maar verplicht is om opnieuw een opleiding te volgen. Een structuur haalde het voorbeeld aan van de diploma-erkenning van Turken. In Turkije duren de lagere en middelbare studies in totaal 11 jaar. Bij ons duren die studies 12 jaar. De bevoegde overheden baseren zich, onder meer, op de duur van de studies om een diploma als gelijkwaardig te zien. Voor Turkse migranten is het daarom haast onmogelijk om een gelijkwaardigheid van hun diploma te verkrijgen. Bepaalde begeleidingsinstellingen raden kandidaten daarom aan om een opleiding bedrijfsbeheer te volgen, liever dan een lange gelijkwaardigheidsprocedure aan te vragen. De geïnterviewde ondernemers wijzen op de problemen met de erkenning van hun diploma dat ze in het buitenland behaalden. Sommigen stelden een groot verschil vast tussen de Franstalige en de Vlaamse Gemeenschap. De gelijkwaardigheidsprocedure moet betaald worden in de ene gemeenschap (Franstalige Gemeenschap) en is gratis in de andere (Vlaamse Gemeenschap). Bovendien zijn er soms beëdigde vertalingen vereist en die zijn erg duur. Sommigen stelden vast dat de formulering van hun kwalificatie uiteindelijk fout bleek te zijn op het erkende diploma. We nemen het voorbeeld van een elektricien die een gelijkwaardigheidsattest kreeg waarop stond dat hij industrieel elektricien was. Toen diende hij aan het ondernemingsloket te bewijzen dat hij als elektricien in een ander vakgebied had gewerkt om zich als zelfstandig bouwkundig elektricien te kunnen vestigen. Het ondernemingsloket vroeg hem om een bewijs waarin zijn 85
vroegere werkgever verklaarde dat hij x jaar lang sociale bijdragen had betaald. Nu was het haast onmogelijk om dergelijk attest te krijgen in zijn land van herkomst. Pas na een wachttijd van 6 maanden kon de kandidaat zich voor eigen rekening vestigen. Een andere micro-ondernemer van vreemde afkomst besloot een opleiding te volgen om toegang te krijgen tot een gereglementeerd beroep. Hij moest niet alleen erg gemotiveerd en enthousiast zijn, maar hij moest ook op de nodige steun kunnen rekenen. Iemand die beslist om – soms 2 jaar lang – weer een voltijdse opleiding te volgen heeft geen enkel recht op financiële bijstand. Naast die lessen, moet de persoon in kwestie in zijn eigen onderhoud en dat van zijn gezin voorzien. Een gebrek aan beroepservaring in het vakgebied waarin men aan de slag wil, kan voor banken en bepaalde MFI een criterium zijn om een lening te weigeren. F. BEPERKING TOT SECTOREN MET EEN STERKE CONCURRENTIE Steunpunten en micro-ondernemers wezen op het probleem dat allochtone ondernemers vaak beperkt zijn tot sectoren met een sterke concurrentie. Een beperking die vaak gekoppeld is aan het gebrekkige opleidingsspecialisatie van ondernemers. Die sectoren zijn meer bepaald: teleboetieks, nachtwinkels en snackbars. De ondernemers zijn zich bewust van die felle concurrentie. De meesten hadden geen andere keuze dan een zaak in die sectoren te starten. Immers, 4 van de 5 ondernemers die een zaak in de sector van de teleboetieks en nachtwinkels openden, hadden een middelbare schoolopleiding genoten. De stappen om dergelijke winkels te openen, ervaren zij bovendien als makkelijker dan voor andere sectoren. Van die 5 ondernemers hebben 4 personen één of zelfs meerdere rechtstreekse concurrenten in dezelfde straat. De winkels liggen soms pal naast elkaar. Slechts één ondernemer kon een lening krijgen om zijn zaak te starten. De anderen moesten een beroep doen op hun familie en/of hun eigen spaarcenten gebruiken.
86
G. TAALPROBLEMEN Uit de verschillende gesprekken blijkt dat de taal een hinderpaal kan zijn om als ondernemer te beginnen. Een structuur stelt vast dat degenen die niet één van de landstalen spreken niet naar een steunpunt toestappen om informatie te vragen of om een cursus bedrijfsbeheer te volgen. Parallel met die vaststelling, bevestigen andere instellingen dat de taalproblemen miniem zijn binnen hun organisme. Misschien gewoon omdat ze geen toegang hebben tot bepaalde diensten omdat de taalproblemen hen beletten de eerste stappen te zetten. Wie de taal niet spreekt van de gemeenschap waar hij zich wil vestigen, heeft bovendien problemen met de officiële documenten die ondertekend moeten worden (bijv.: verkoopsovereenkomst, overname-overeenkomst, huurovereenkomst) en met het Belgische wettelijke kader. Uit gesprekken met geïmmigreerde ondernemers blijkt ook dat de taalproblemen, paradoxaal genoeg, een reden kunnen zijn om met een eigen zaak te beginnen, vooral voor ondernemers die in Brussel wonen. Herhaaldelijk werd immers gewezen op de problemen om een baan te vinden als men niet tweetalig (Nederlands – Frans) is. De enige oplossing voor hen bestond erin om zelf met een onderneming te beginnen. H. MOEILIJKE TOEGANG TOT INFORMATIE Allochtone ondernemers kunnen het gevoel hebben dat ze niet over voldoende informatie beschikken. Een gebrek dat onder meer verband kan houden met de aangehaalde taalproblemen. Sommige structuren zijn van mening dat er bij de allochtone bevolking niet voldoende tastbare informatie bestaat over de microkredietstructuren die in België actief zijn. Tijdens de gesprekken wezen de micro-ondernemers vooral op de problemen om correcte, centrale informatie te krijgen. Ze benadrukken het feit dat ze bij verschillende instellingen moesten aankloppen en dat die informatie soms zelfs tegenstrijdig was. Om correcte informatie te krijgen, moeten ze “hier en daar” rondvragen en vooral veel vragen stellen. Zelfredzaam zijn is een eerste vereiste eigenschap. Voor velen komt het erop aan om de juiste persoon op het juiste moment te vinden, iemand die hen correct kan doorverwijzen.
87
I. MOEILIJKHEDEN OM EEN NETWERK EN EEN KLANTENKRING OP TE BOUWEN Tijdens de interviews was er sprake van de problemen die geïmmigreerde ondernemers hebben om in bestaande netwerken te stappen (zoals handelaarsverenigingen) en om een relationeel netwerk op te bouwen. Onrechtstreeks bestaat daardoor een trend bij die ondernemers om alleen hun eigen etnische groep als mogelijke klantenkring te beschouwen. Na de gesprekken bleek dat die trend vooral waar te nemen is in specifieke etnische zaken die producten leveren die uitsluitend bestemd zijn voor bepaalde gemeenschappen (bijvoorbeeld: voedingsmiddelen, haarstukjes, kaftans en djellaba’s). De ondervraagde ondernemers die niet in de etnische handel gespecialiseerd waren, willen hun zaak vooral voor een zo ruim mogelijk publiek open stellen en zich niet tot hun eigen gemeenschap beperken. Toch stellen we vast dat sommigen van hen een winkel hebben in wijken die worden gekenmerkt door een hoge concentratie aan inwoners van buitenlandse afkomst. Voor hen is het daarom moeilijker om een ruime en gevarieerde klantenkring te bereiken. De problemen met de uitbouw van een klantenkring hebben ook te maken met een gebrek aan reclame aangezien de ondernemers daarvoor niet over voldoende middelen beschikken. De meeste winkels drijven op mond-tot-mondreclame en het buurtgevoel. Sommige ondernemers, met name de moslims, maken reclame binnen hun gemeenschap tijdens vergaderingen in de moskee of op een Arabische radio. Al naargelang hun budget plaatsen sommigen een advertentie in de krant of laten flyers drukken. Alles hangt ook af van de sector waarin de ondernemers actief zijn. De meeste geïnterviewde ondernemers werken in de sector van de teleboetieks, snackbars en nachtwinkels en maken geen reclame. Ze zien daar het nut niet van in, vooral dan de nachtwinkels die zichzelf voornamelijk als “noodwinkels” zien. J. GEBREK AAN VERTROUWEN IN DE OFFICIËLE INSTANTIES Enkele steunpunten vermeldden dat nieuwkomers vaak geen vertrouwen hebben in de officiële instanties. Ze hebben de indruk dat dit publiek het moeilijk heeft om contact op te nemen met de formele en officiële structuren. Ze zijn meer geneigd te vertrouwen op landgenoten die al langer in België zijn. Ze geven dus de voorkeur aan de informele circuits van hun gemeenschap, op het gevaar af dat ze op een dag problemen krijgen met de Belgische overheden omdat ze niet de 88
juiste informatie kregen. Volgens een structuur is die trend om op informele circuits te vertrouwen sterker naarmate het scholingsniveau lager ligt. Extern advies vragen buiten de gemeenschap wordt afgeremd. Dezelfde structuren merken op dat die manier van doen zware gevolgen kan hebben, met name bij de overname van een zaak die mondeling geregeld wordt binnen bepaalde gemeenschappen. Een minderheid van de aangesproken ondernemers vroeg geen informatie bij officiële instellingen. Die minderheid vertrouwde liever op kennissen of aanbevolen personen. Zo bestaat het gevaar dat ze terechtkomen bij weinig scrupuleuze, weinig competente personen die onjuiste informatie verspreiden. Dit draait niet noodzakelijk om een gebrek aan vertrouwen in de officiële instanties, wel om het gevoel dat dergelijke personen makkelijker aan te spreken zijn. Andere aannemers zien daar het nut niet van in: familieleden zijn zelf aan de slag als handelaar in hun land van herkomst en kunnen hun “goeie tips” geven. K. MOEILIJKHEID OM EEN EXPLOITATIERUIMTE TE VINDEN EN DISCRIMINATIE De problemen die kandidaat-micro-ondernemers van vreemde origine hebben om een geschikt lokaal te vinden worden door diverse steunpunten aangehaald. Sommige structuren stelden vast dat aannemers van buitenlandse herkomst soms met discriminatie geconfronteerd worden bij het zoeken naar een exploitatieruimte. Een probleem dat ook naar voren kwam in onze gesprekken met de ondernemers. Andere structuren hebben niet die ervaring. Het probleem zou vooral gekoppeld zijn aan de toestand van de vastgoedmarkt in de stad waar de toekomstige ondernemer zich wil gaan vestigen. Uit gesprekken met voornamelijk ondernemers gevestigd in Brussel blijkt dat de problemen om een locatie te vinden vooral in de hoofdstad sterk voelbaar zijn. Sommigen waren maandenlang op zoek naar een ruimte waar ze zich konden vestigen. Op de vraag of ze problemen hadden om een lokaal te vinden, antwoordden sommigen: 1.
“[…] we hebben acht maanden gezocht voor we iets vonden.”
2.
“Het lokaal? Ongeveer 5 à 6 maanden. Er waren wel winkels, maar alles hangt af van de locatie, van de gemeente. Dat is niet evident.”
3.
“Ik heb normaal een jaar gezocht […] Ik zocht en het was erg duur.”
89
Voor hen komt het er vooral op aan om een lokaal te vinden tegen een betaalbare prijs en met een interessante ligging. Zodra ze een goeie plaats hebben gevonden, moeten ze dan ook zo snel mogelijk beslissen, want de concurrentie is enorm. Sommigen willen zo snel mogelijk aan de slag en willen niet lang wachten met hun eigen zaak. Uit de analyse van de gesprekken konden we een lijst van 11 problemen opstellen, inclusief de toegang tot de financiering. Sommige obstakels gelden voor alle toekomstige zelfstandigen, andere problemen zijn specifiek van toepassing voor geïmmigreerde kandidaat-ondernemers. Een einde stellen aan die moeilijkheden en dus een stap verder gaan in de promotie van het ondernemerschap binnen migrantengemeenschappen zijn bijgevolg een belangrijke uitdaging voor de Belgische overheden en officiële instanties.
90
VI. Aanbevelingen en denkpistes In het vorige hoofdstuk kregen we een tamelijk goed beeld van de vele problemen waarmee allochtone micro-ondernemers te maken krijgen. Om de gelijke kansen bij de oprichting van ondernemingen te verbeteren en micro-ondernemers uit derde landen de mogelijkheid te geven hun ondernemerspotentieel volledig te ontwikkelen, zijn onderstaande aanbevelingen en denkpistes bedoeld voor de federale, gewestelijke en communautaire overheden, voor de steunpunten bij de ondernemingsstart en de MFI’s.
VI.1
Aanbevelingen
bestemd
voor
federale,
gewestelijke
en
communautaire overheden ● KOSTPRIJS VAN DE BEROEPSKAART De beroepskaart is erg duur; € 125 is veel voor personen van een andere nationaliteit die werkloos zijn, sociale uitkeringen trekken of ronduit zonder inkomsten zitten. De verlaging van de kostprijs voor het verkrijgen van een beroepskaart of een eventuele gratis kaart voor kansarmen zou overwogen kunnen worden. Die prijsdaling zou al één obstakel verlagen of elimineren voor migranten die hun eigen zaak willen beginnen. ● ERKENNING
VAN DE BUITENLANDSE OPLEIDING EN DE VROEGERE BEROEPSERVARING IN HET
BUITENLAND
De door migranten gevolgde buitenlandse beroepsopleiding gemakkelijker erkennen is een grote uitdaging. Een mogelijk voorstel bestaat erin om een test op te leggen (volgens nader te bepalen voorwaarden) aan personen van wie het in het buitenland behaalde diploma en/of opgedane ervaring soms niet worden erkend om louter administratieve redenen, bijvoorbeeld, omdat het onmogelijk is de bedoelde documenten te verkrijgen in het land van herkomst. Op die basis kan worden nagegaan of: -
de persoon een volledige of gedeeltelijke cursus moet volgen
-
de persoon vrijgesteld kan worden van een opleiding.
91
● KOSTPRIJS VAN DE GELIJKWAARDIGHEIDSPROCEDURES VAN DIPLOMA’S De gelijkwaardigheidsprocedure voor diploma’s is gratis in de Vlaamse en Duitstalige Gemeenschap, maar moet betaald worden in de Franse Gemeenschap. Is het mogelijk om de kosten voor de erkenning van diploma’s te verlagen in de Franse Gemeenschap? Vergeten we niet dat er bovenop die prijs nog de kosten voor een beëdigde vertaling van de documenten komen. ● UITKERINGEN BEHOUDEN IN DE STARTFASE VAN DE ONDERNEMING Deze aanbeveling is niet alleen van toepassing op projectaanbrengers van buitenlandse nationaliteit, maar voor elke werkloze kandidaat-ondernemer die sociale uitkeringen geniet. Ze is voornamelijk geïnspireerd op het in Ierland ontwikkelde model dat beknopt in deze studie werd voorgesteld. De mogelijkheid om een overgangsperiode in te voeren en tijdens de startfase verder te kunnen rekenen op werkloosheidsuitkeringen of sociale steun zou een aanmoediging zijn om een eigen zaak op te starten en geleidelijk weer deel uit te maken van de arbeidswereld. De duur van die maatregel, het bedrag van de uitkeringen en de degressiviteit ervan kunnen variëren.
VI.2 Aanbeveling inzake de toegang tot informatie Brochures en andere infodragers, zoals websites, die een overzicht geven van de vereiste stappen om zich als zelfstandige te vestigen, opgesteld in een begrijpelijke taal voor buitenlandse onderdanen die de Belgische context niet kennen en/of taalproblemen hebben, zou de toegang tot informatie over de bedrijfsoprichting verbeteren. Die brochures in de landstalen kunnen worden gekoppeld aan samenvattingen opgesteld in de meest gebruikelijke vreemde talen. In juni 2006 lanceerde UNIZO dergelijk initiatief en stelde een meertalige “gids voor de ondernemer” op (in 6 talen: Nederlands, Frans, Engels, Turks, Arabisch en Russisch) om ondernemers van buitenlandse origine te helpen.121 Bovendien kunnen ondernemingsinitiatieven in België beter gepromoot worden als die informatie ook wordt verspreid in de regionale integratiecentra en bij VSW’s die specifiek werken met vluchtelingen en asielzoekers. Die informatie is momenteel immers nagenoeg alleen beschikbaar in instellingen die zich specifiek bezig houden met de begeleiding van toekomstige ondernemers.
121
Voor meer info, zie: <www.ondernemerswegwijzer.be> .
92
VI.3 Aanbeveling inzake opleiding ● REGIONALE INTEGRATIECENTRA EN VSW’S De MFI’s kunnen infosessies over hun werking en producten organiseren voor het personeel van eerder vermelde regionale integratiecentra en vsw’s. ● MFI’S EN STEUNPUNTEN Opleidingsinitiatieven kunnen worden overwogen binnen MFI’s, banken en steunpunten om het personeel te sensibiliseren voor de eigenheden van het allochtone ondernemerschap. In die opleiding kan de culturele verscheidenheid in de oprichting van ondernemingen aan bod komen. De begeleiders zouden dan meer op de hoogte zijn van de culturele verschillen en specifieke moeilijkheden van dit publiek, zodat ze de bijzonderheden van de Belgische ondernemerscontext makkelijker uitleggen aan migranten die een project willen voorstellen. Ook de kredietagenten – die de dossiers van personen van buitenlandse origine moeten analyseren – kunnen in hun onderzoek rekening houden met dat aspect, terwijl ze zich bewust zijn van de economische realiteit op de Belgische markt. ● OPLEIDING BEDRIJFSBEHEER Een opleiding bedrijfsbeheer met een specifieke methodologie die is afgestemd op allochtone bevolkingsgroepen zou bijdragen tot een betere toegankelijkheid van ondernemersinitiatieven. Naar het voorbeeld van de in deze studie beschreven initiatieven van het Vlaamse Gewest, zijn meerdere formules denkbaar: -
initiatiecursussen in voorbereiding op erkende opleidingen
-
specifieke cursussen in aanwezigheid van een tolk en/of culturele tussenpersoon, dus een persoon die de gebruikte concepten kan uitleggen rekening houdend met de culturele wereld van het doelpubliek
-
formules die cursussen bedrijfsbeheer combineren met het aanleren van één van de landstalen.
In die opleiding kan theorie met praktijk gecombineerd worden door middel van een stage in het vakgebied waarin de kandidaat zich wil vestigen. Tijdens die stage kan hij zijn terreinkennis uitdiepen en ervaart hij de dagdagelijkse werkelijkheid van een ondernemer in België. Ervaring in de beoogde sector zou bovendien een enorm pluspunt zijn bij de opstelling van een aanvraagdossier voor een microkrediet bij een MFI. Tijdens de stage zou de kandidaat in contact
93
gebracht worden met succesvolle ondernemers. Dankzij dit initiatief kan de toekomstige ondernemer concreet kennismaken met een positief voorbeeld.
VI.4 Aanbeveling bestemd voor de steunpunten ● INZAMELING VAN STATISTISCHE GEGEVENS Het zou interessant zijn mochten de steunpunten bij de ondernemingsoprichting op een gelijkmatige manier gegevens inzamelen over het profiel van de personen die bij hun diensten aankloppen. Er kan een werkgroep met die structuren worden opgericht om te bepalen welke minimuminformatie noodzakelijk is. ● UITWISSELING VAN GOEDE PRAKTIJKEN De uitwisseling van informatie tussen de ondersteuningsstructuren over de diverse praktijken om allochtone kandidaat-ondernemers te begeleiden, zorgt voor een ruimer spectrum van mogelijk toepasbare methodes. Om deze twee aanbevelingen te verwezenlijken, kan gedacht worden aan een Belgisch platform samengesteld uit specialisten in allochtoon ondernemerschap en de actoren die de oprichting van micro-ondernemingen op gewestelijk, communautair en federaal niveau ondersteunen. Het Participatiefonds kan daarbij rechtstreeks of via het KeFiK als overkoepelend orgaan fungeren.
VI.5 Pistes voor toekomstige studies ● INVOERING VAN TONTINES IN BELGIË In verdere studies kan worden nagegaan of het haalbaar is om waarborgsystemen zoals collectief sparen, “tontines”, op de Belgische markt in te voeren om een betere krediettoegang te bieden aan kandidaat-ondernemers die geen eigen middelen of waarborgen kunnen inbrengen. Er dient nagegaan of die financieringspraktijk die in vele ontwikkelingslanden wordt toegepast, kan worden geformaliseerd en aangepast aan de Belgische – en in ruimere zin ook de Europese – context. ● ONDERNEMINGSPROJECTEN IN DE LANDEN VAN HERKOMST Vele ondervraagde allochtone ondernemers blijken een ondernemingsproject in hun land van herkomst te willen uitwerken. In de periode 1998-2004 bestond er in België een specifieke steun voor hen. Met de steun van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking hebben diverse 94
organisaties (CdF, CIRE, OCIV dat nu Vluchtelingenwerk heet) een begeleidingsprogramma voor ondernemingsbegeleiding in het land van herkomst van de kandidaten op punt gezet. Dat programma verschafte de allochtone toekomstige ondernemer een begeleiding en financiële ondersteuning in samenwerking met een plaatselijke partner in het land van herkomst. Een studie kan de haalbaarheid en impact van dergelijk initiatief op Belgisch niveau nagaan, rekening houdend met die eerdere ervaring en de reeds aanwezige plaatselijke initiatieven in de zuiderse landen. Deze studie kan worden georganiseerd in samenwerking met de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, Bio SA (Belgium Investment Company for Developing Countries) en Proximity Finance Foundation. Op die manier wordt er een band gecreëerd tussen het gastland en het land van herkomst om aldus ondernemings- en co-ontwikkelingsinitiatieven te promoten.
95
Conclusie Een hoge werkloosheidsgraad brengt personen uit niet-EU-landen die in België wonen in een kwetsbare sociale en economische toestand. Gelet op hun ondernemerspotentieel kan de oprichting van een onderneming voor hen een manier van integratie vormen. Zelftewerkstelling mag echter niet voorgesteld worden als een neventraject uit medelijden. Om die valkuil te vermijden, is er een fundamentele rol weggelegd voor de instanties, overheden, de maatschappij, banken en MFI’s die steun verlenen bij de oprichting van een onderneming. Die maatregelen zijn niet alleen bedoeld om het imago van micro-ondernemingsinitatieven in België op te krikken, maar ook om het ondernemingspotentieel van migranten te stimuleren en te bewijzen hoe de culturele vermenging een positieve invloed kan hebben op de ontwikkeling van het sociaaleconomisch welzijn van het land. De grootste uitdaging om die doelstellingen te bereiken, bestaat bovenal uit een inperking van de vele obstakels die onderdanen uit derde landen moeten overwinnen wanneer ze besluiten om zich als zelfstandige te vestigen. De allochtone toekomstige zelfstandige moet zo veel mogelijk troeven aan zijn kant kunnen scharen om zijn project tot een goed einde te brengen en zo de valstrik van de informele sector te vermijden en niet het gevoel te krijgen verdwaald te raken in de vele administratieve formaliteiten. Zowel de Belgische overheden, als de steunpunten namen diverse initiatieven in die zin en streven naar een vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten voor alle toekomstige zelfstandigen (oprichting van een ondernemingsloket, van de Kruispuntbank Ondernemingen) en meer specifiek voor allochtone kandidaten (uitbreiding van de categorie personen die zonder beroepskaart kunnen werken, vereenvoudiging van de toekenningscriteria van een leurderskaart). Bovendien zien we dat de steunpunten diverse methodes gebruiken om buitenlandse kandidaten of kandidaten van vreemde origine in België te helpen. Enerzijds bestaan er structuren die opteerden voor een specifieke methodologie geïnspireerd op het Angelsaksische model van positieve discriminatie: cursussen bedrijfsbeheer in vreemde talen, aanwezigheid van een interculturele tussenpersoon, meertalige informatiebrochures en collectief sparen. Er wordt rekening behouden met de culturele eigenheden van de projectvoorsteller die tegelijk wordt ingeleid in de Belgische opvattingen over het ondernemerschap. Daarnaast zijn ook “algemene” 96
steunpunten gevoelig voor deze problematiek. Ze zijn zich bewust van de culturele kenmerken van buitenlandse toekomstige ondernemers of van vreemde origine, toch maken ze geen onderscheid tussen allochtone en autochtone kandidaten en verzekeren beiden dezelfde diensten. Ondanks deze initiatieven blijven er nog vele vraagtekens: de kostprijs van de beroepskaart, de erkenning van de opleiding en beroepservaring in het buitenland, de centrale en uniforme verspreiding van recente informatie over de oprichtingsvoorwaarden voor een onderneming in België bij migrantengemeenschappen. Om een oplossing te vinden voor die vragen, om het debat op gang te trekken en om gelijke kansen te garanderen bij de oprichting van een microonderneming, formuleerden we een tiental aanbevelingen en denkpistes voor de federale, gewestelijke en communautaire overheden, de steunpunten en de MFI’s. Want het noodzakelijke en minimale kapitaal bijeen krijgen om een eigen zaak te beginnen is immers een van de grootste hinderpalen voor zowel Belgische als buitenlandse toekomstige ondernemers die geen inkomen hebben, niet bij banken terechtkunnen en sociale steun trekken. De financiële hinderpaal blijkt des te groter te zijn voor degenen die pas geïmmigreerd zijn, het Belgische systeem niet kennen, niemand kennen in het gastland of alleen op hun in België gevestigde gemeenschap kunnen rekenen als contact. Een microkrediet is voor die bevolkingsgroepen een antwoord op hun problemen om financieringen te vinden. Bovendien kunnen ze op die manier een zaak oprichten en aldus bijdragen aan de economische ontwikkeling van het land. Gelet op de belangrijke plaats die onderdanen uit derde landen innemen in België, dient dit doelpubliek te worden bereikt om, met name, het beroep op formele financieringscircuits te bevorderen. Specifieke strategieën opzetten, maar ook de sociaalculturele bijzonderheden van deze populatie beter kennen zijn mogelijke werkpistes voor de Belgische MFI’s. Het is ook mogelijk om op die bijzonderheden te steunen om de kandidaat-ondernemers te helpen bij hun projecten en ze toegang tot het microkrediet te verschaffen. Tijdens de onderzoeken en gesprekken werd eveneens vastgesteld dat vele allochtone ondernemers een bedrijfsproject willen uitwerken in relatie met hun land van herkomst. Helaas bleven vele initiatieven in de ijskast, met name door een gebrek aan financiële middelen. Een mogelijk studiespoor op Belgisch niveau 97
bestaat daarom uit een analyse van de haalbaarheid voor Belgische MFI’s om – in samenwerking met
Ontwikkelingssamenwerking
–
dergelijke
projecten
te
steunen
om
aldus
ondernemersinitiatieven aan te moedigen, zowel in het noorden als in het zuiden. Om de acties van de Belgische MFI’s tot slot te optimaliseren, dient er een betere uitwisseling te komen van de informatie over de praktijken die Belgische en Europese actoren in de bedrijfsoprichting gebruiken, over de initiatieven die Europese MFI’s op dat vlak nemen en over de diverse theorieën over etnisch en allochtoon ondernemerschap.
98
Lijst van afkortingen en letterwoorden BIVR CdF CGVS CIRÉ
= = = =
CRIC
=
DRC DV EER ENM ESF EU EU 15
= = = = = = =
EU 25
=
FOD GIMB IA IAB KeFiK MFI MOEL MIREC
= = = = = = = =
NIS PELS RSVZ
= = =
RVA UCM UNIZO
= = =
Bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister Collectif des femmes (vrouwencollectief) Commissariaat-generaal voor vluchtelingen en staatlozen Coordination et initiatives pour et avec les réfugiés et étrangers (coördinatie en initiatieven voor en met vluchtelingen en vreemdelingen) Centre régional d’intégration de Charleroi (regionaal integratiecentrum van Charleroi) Democratische Republiek Congo Dienst Vreemdelingenzaken Europese economische ruimte Europees netwerk van de microfinanciering Europees sociaal fonds Europese Unie Europese Unie van de 15 (Duitsland, Oostenrijk, België, Denemarken, Spanje, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Griekenland, Ierland, Italië, Nederland, Portugal, Verenigd Koninkrijk, Zweden) Europese Unie van de 15 plus 10 nieuwe lidstaten sinds 1 mei 2004 (Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Tsjechië, Slovakije, Slovenië) Federale overheidsdienst Gewestelijke investeringsmaatschappij Brussel Immatriculatie-attest Internationaal Arbeidsbureau Kenniscentrum voor de financiering van KMO Microfinancieringsinstelling Midden-en Oost-Europese Landen Mission régionale pour l’insertion et l’emploi à Charleroi (regionale inschakelings- en tewerkstellingsmissie in Charleroi) Nationaal instituut voor de statistiek Plaatselijk Economisch Loket van Schaarbeek Rijksdienst voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen Rijksdienst voor arbeidsvoorziening Union des classes moyennes (middenstandsverbond) Unie van zelfstandige ondernemers
99
Bibliografie Monografie, artikels - L. Adedinaj, Equivalence des diplômes: le FéCRI et les Centres Régionaux d’Intégration animent le débat, in Osmoses. Revue des Centres Régionaux pour l’Intégration des Personnes Étrangères ou d’Origine Étrangère, nr. 27, april-mei-juni 2003, pp.4-6. - E. Aro, M. Bornati, Immigrants and Financial Services: Literacy, Difficulty of Access, Needs an Solution. The Spanish Experience, s.l., Fondazione “Giordano Dell’Amore”, working paper n° 3, 2004, 24 p., < http://www.european-microfinance.org/bibliotheque/234.pdf>, geraadpleegd op 1 december 2005. - J. Blaschke, J. Boissevain, H. Grotenberg, I. Joseph, M. Morokvasic, R. Ward, European Trends
in Ethnic Business, in R. Waldinger, H. Aldrich, R. Ward and Associates, Ethnic Entrepreneurs. Immigrant Business in industrial Societies, Verenigde Staten, Sage Publications, 1990, pp. 79105, < http://www.sscnet.ucla.edu/soc/faculty/waldinger/pdf/Ethnic_B8.pdf>, geraadpleegd op 16 januari 2006. - Brusoc, in Rapport annuel. Jaarverslag 2004. Groupe S.R.IB. G.I.M.B. – Groep, Brussel, 2005, pp.84-115. - E. Bruyland, De 6 grootste problemen van allochtone ondernemers in België, in Trends, 16 december 2004, pp. 59-64. - CIRÉ (Coordination et Initiatives pour et avec les Réfugiés et Étrangers), Service d’aide à l’obtention des équivalences de diplômes, Équivalence du diplôme du CES (Certificat d’enseignement secondaire supérieur), 10 p. - Crédal, Crédal l’argent solidaire. Rapport d’activité 2004, Louvain-la-Neuve, Crédal, 52 p. - Crédal, Le micro-crédit pour entreprendre. « Mode d’emploi » à destination des partenaires de Crédal-MC², , geraadpleegd op 14 maart 2006 (datum laatste wijziging 14/12/2005). - V. Degraef, Analyse des données juridiques et des mesures fédérales, bruxelloises, wallones (2002-2003), in P. Desmarez, P. Van der Hallen, N. Ouali, V. Degraef, K. Tratsaert, Minorités ethniques en Belgique: migration et marché du travail. Analyse démographique, statistique et des mesures juridiques et d’action en faveur des migrants sur le marché du travail. Analyse van de
100
demografische, statistische en reglementaire context met betrekking tot allochtonen op de arbeidsmarkt, Gent, Academia Press, 2004, pp.71-117. - Ch. Denys, Equivalence des diplômes et accès aux professions de nombreux aléas, in Osmoses. Revue des Centres Régionaux pour l’Intégration des Personnes Étrangères ou d’Origine Étrangère, nr. 21, oktober-november-december 2001, pp.10-12. - P. Desmarez, P. Van der Hallen, N. Ouali, V. Degraef, K. Tratsaert, Minorités ethniques en Belgique: migration et marché du travail. Analyse démographique, statistique et des mesures juridiques et d’action en faveur des migrants sur le marché du travail. Analyse van de demografische, statistische en reglementaire context met betrekking tot allochtonen op de arbeidsmarkt, Gent, Academia Press, 2004, 278 p. - D. De Troy, Allochtoon ondernemerschaap vraagt gediversifieerde begeleiding op maat, in Over. Werk. Tijdschrift van het Steunpunt WAV, nr. 4, december 2004, pp.50-51. - H. Entzinger, R. Biezeveld, Benchmarking in Immigrant Integration, Rotterdam, European Research Centre on Migration and Ethnic Relations (ERCOMER), Faculteit Sociale Wetenschappen,
Erasmus
Universiteit
Rotterdam,
augustus
2003,
,
53
p.,
geraadpleegd
op 15 mei 2006. -European Civic Citizenship and Inclusion Index, Brussel, British Council Brussel, 2005, 176 p., , geraadpleegd op 15 mei 2006. - S. Feld, P. Biren, A. Manço, Indépendants d’origine étrangère. Présentation théorique et enquêtes, sous la direction de S. Feld, Analyse de l’évolution récente et des perspectives d’insertion de la main d’œuvre étrangère dans un marché en mutation, S.P.P.S – Groupe de Recherches Economiques et Sociales sur la Population, Université de Liège, Service de programmation de la politique scientifique, Document de travail n° 19, juni 1993, 42 p. - Participatiefonds, Rapport d’activité 2004, Brussel, 41 p. - J.-P. Grimmeau, Vagues d’immigration et localisation des étrangers en Belgique, in A. Morelli (dir.), Histoire des étrangers et de l’immigration en Belgique de la préhistoire à nos jours, Brussel, Couleur livres a.s.b.l., 2004, pp.109-121.
101
- B. Kagné, M. Martiniello, L’immigration subsaharienne en Belgique, in Courrier hebdomadaire, Centre de recherche et d’information socio-politiques (CRISP), nr. 1721, 2001, pp. 5-51. - R. Kloosterman, J. Rath, Working on the Fringes: Immigrant Businesses, Economic Integration and Informal Practices, in Marginalisering eller Integration. Invandrares foeretagande I svensk retorik
och
praktik,
Stockholm,
NUTEK,
pp.
177-188,
<
http://users.fmg.uva.nl/jrath/downloads/@rath%20NUTEK.pdf>, geraadpleegd op 8 maart 2006. - Id., Immigrant entrepreneurs in advanced economies: mixed embeddedness further explored, in Special issue on Immigrant Entrepreneurship, Journal of Ethnic and Migration Studies, 27 (2), april
2001,
pp.
189-202,
, geraadpleegd op 10 maart 2006. - E. Krzeslo, Profil d’une nouvelle catégorie de chercheurs d’emploi en Belgique. Les étrangers primo arrivants accueillis dans les dispositifs d’accompagnement à Bruxelles et en Wallonie, in Lettres d’information. Travail Emploi Formation, nr. 2-3, juni-septembere 2005, pp. 3-10, , geraadpleegd op 20 september 2005. - H. Lambrecht, H. Verhoeven, A. Martens, Ondernemende allochtonen…of allochtone ondernemers? Ondernemers. Een kwantitatief en kwalitatief verkennend onderzoek naar allochtone ondernemers in Vlaanderen, Leuven, Departement Sociologie, 2001, 179 p. - T. Levy-Tadjine, L’entrepreneuriat immigré et son accompagnement en France. Thèse pour l’obtention du doctorat en sciences de gestion, publiek voorgesteld en verdedigd op 26 oktober 2004, Université du Sud-Toulon-Var. Institut d’administration des entreprises, 427 p., , geraadpleegd op 27 september 2005. - Id., R. Nkaleu, B. Lanoux, L’acculturation entrepreneuriale de l’entrepreneuriat africain en France, Montpellier, AIRPME (Association Internationale de Recherche en Entrepreneuriat et PME). 7ème Congrès International Francophone en Entrepreneuriat et PME, oktober 2004, 21 p., < http://neumann.hec.ca/airepme/pdf/2004/051.pdf >, geraadpleegd op 3 oktober 2005. - A. Manço, Communautés immigrées et travail indépendant, in Nouvelle Tribune, nr. 4, 1994, pp. 24-33. - Id., O. Akhan, La formation d’une bourgeoisie commerçante turque en Belgique, sous la direction de S. Feld, Analyse de l’évolution récente et des perspectives d’insertion de la main 102
d’œuvre étrangère dans un marché en mutation, S.P.P.S – Groupe de Recherches Economiques et Sociales sur la Population, Université de Liège, Document de travail n° 20, september 1994, 13 p. - A. Manço, Quarante ans d’immigration en Wallonie (1960-2000): bilan et perspectives d’intégration des communautés maghrébines, turques et africaines subsahariennes, 2 december 2003, 8 p., , geraadpleegd op 3 augustus 2005. - Id., Sociographie de la population d’origine turque. Quarante ans de présence en Belgique (1960-2000). Dynamiques, problématiques, perspectives, Brussel, Centres de Relations Européennes (CRE), juli 2000, p. 19-70, pp.149-161. - Id., Travail indépendant et immigration en Belgique: analyse empirique de cas contrastés, in L. Muller, S. de Tapia (eds), La création d’entreprises par les immigrés. Un dynamisme venu d’ailleurs, Paris, L’Harmattan, 2005, pp. 109-136. - J.-F. Maystadt, Microfinance au Nord: un effet de mode importé du Sud ?, in Mondes en Développement , Microfinance et développement, vol.32, nr.126, 2004/2, pp. 69-82. - Id., La microfinance peut-elle fonctionnner au Nord ? Apprentissage Sud-Nord, Brussel, Editions Luc Pire, s.d. [2004 ?], 175 p. - T. Moussaoui, Equivalence des diplômes et valorisation des compétences: un parcours traumatisant semé d’embûches, in Osmoses. Revue des Centres Régionaux pour l’Intégration des Personnes Étrangères ou d’Origine Étrangère, nr. 26, januari-februari-maart 2003, pp. 4-7. - P. Muamba Mulumba, A. Potakey, Création d’entreprises par les immigrés: vecteur d’insertion et de développement, in AIREPME (Association internationale de recherche en entrepreneuriat et PME),
Actes
du
Colloque
d’Agadir
–
Octobre
2003,
14
p.,
, geraadpleegd op 3 oktober 2005. - Y. Niessen, Y. Schibel, Handbook on integration for policy-makers and practicioners. November
2004,
European
Communities,
2004,
84
p.,
, geraadpleegd op 15 mei 2006. - OCDE, Tendances des migrations internationales. SOPEMI 2004, OCDE, 2005, 385 p., , geraadpleegd op 11 augustus 2005. 103
- OCIV-Vluchtelingenwerk Vlaanderen, Gelijkwaardigheid van buitenlandse diploma’s. Een praktische gids, 2005, 51 p. - L. Okkerse, A. Termote, Etudes statistiques n°111. Singularité des étrangers sur le marché de l’emploi. À propos des travailleurs allochtones en Belgique, Brussel, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, 2004, 43 p. - N. Ouali, Analyse des données démographiques et des demandes d’asile, in P. Desmarez, P. Van der Hallen, N. Ouali, V. Degraef, K. Tratsaert, Minorités ethniques en Belgique: migration et marché du travail. Analyse démographique, statistique et des mesures juridiques et d’action en faveur des migrants sur le marché du travail. Analyse van de demografische, statistische en reglementaire context met betrekking tot allochtonen op de arbeidsmarkt, Gent, Academia Press, 2004, pp. 9-34. - Id., La catégorisation statistique des étrangers, des personnes d’origine étrangère et de leurs descendants en Belgique, in P. Desmarez, P. Van der Hallen, N. Ouali, V. Degraef, K. Tratsaert, Minorités ethniques en Belgique: migration et marché du travail. Analyse démographique, statistique et des mesures juridiques et d’action en faveur des migrants sur le marché du travail. Analyse van de demografische, statistische en reglementaire context met betrekking tot allochtonen op de arbeidsmarkt, Gent, Academia Press, 2004, pp. 181-231. - Petit guide des équivalences de diplômes de l’enseignement secondaire 2005/06. Réalisé à l’initiative de la Direction générale de l’enseignement obligatoire de la Communauté française, de la FéCRI et du CIRÉ, Brussel, Lise-Anne Hanse – algemeen directrice van het verplicht onderwijs, 2005, 21 p. - Ch. Pilley, Immigrants and Financial Services: Literacy, Difficulty of Access, Needs and Solutions. The UK experience, s.l., Fondazione “Giordano Dell’Amore”, working paper n°2, 2004, 29 p., < http://www.european-microfinance.org/bibliotheque/235.pdf>, geraadpleegd op 1 december 2005. - Policy measures to promote the use of micro-credit for social inclusion. Study conducted on behalf of the European Commission DG Employment, Social Affairs and Equal Opportunities unit E/2, 28 february 2005, 15 p. - R.C., Le Statut de réfugié politique plus reconnu, in La Libre Belgique, 6 januari 2006, , geraadpleegd op 6 januari 2006.
104
- M. Schapers, Tweede generatie allochtone detaillisten succesvol. Detailhandel biedt etnische ondernemer kansen, in Retail Trends, januari 2005, pp. 44-45. - S.R.I.B. G..I.M.B., Brusoc, , geraadpleegd op 14 maart 2006. - P. Tisserant, L’entrepreneuriat immigré: contribution à l’étude de l’aide à la création d’entreprise par les personnes d’origine étrangère, in AIREPME (Association Internationale de Recherche en Entrepreneuriat et PME), Actes du Colloque d’Agadir, oktober 2003, 14 p., , geraadpleegd op 3 oktober 2005. - R. Waldinger, et a., Conclusions and Policy Implications, in R. Waldinger, H. Aldrich, R. Ward and Associates, Ethnic Entrepreneurs. Immigrant Business in industrial Societies, United States of
America,
Sage
Publications,
1990,
pp.
http://www.sscnet.ucla.edu/soc/faculty/waldinger/pdf/Ethnic_B8.pdf>,
177-197, geraadpleegd
< op
16
januari 2006. - B. Wauters, J. Lambrecht, Zelfstandig ondernemerschap bij asielzoekers en vluchtelingen, Brussel, Studiecentrum voor Ondernemerschap, EHSAL-K.U.Brussel, s.d. [2006], 214 p.
Statistiekbronnen - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Tewerkstelling en werkloosheid. Enquête over de arbeidskrachten. 2003, Brussel, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, 2004, pp. 6-7, , geraadpleegd op 14 september 2005. - Id., Bevolking en gezinnen. Beweging van de bevolking en migraties in 2003, Bruxelles, Algemene
Directie
Statistiek
en
Economische
Informatie,
2004,
304
p.,
, geraadpleegd op 19 augustus 2005. - Id., Bevolking en gezinnen. Buitenlandse bevolking op 1.1.2004, Brussel, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, 2004, , geraadpleegd op 10 augustus 2005.
105
- ECODATA, Nationaal Instituut voor de Statistiek, FOD Economie, KMO’s, Middenstand en Energie. FOD Economie, KMO’s, Middenstand en Energie, , geraadpleegd op 2 maart 2006. - FOD Economie, KMO’s, Middenstand en Energie, Afdeling Statistieken, Structuur van de bevolking, , geraadpleegd op 1 september 2005 (datum laatste wijziging: 05/08/2005). - Nationaal Instituut voor de Statistiek, Bevolking en gezinnen. Beweging van de bevolking in 2000,
Brussel,
Nationaal
Instituut
voor
de
Statistiek,
2002,
248
p.,
, geraadpleegd op 2 september 2005. - Id., Bevolking en gezinnen. Beweging van de bevolking in 2001, Brussel, Nationaal Instituut voor de Statistiek, 2003, 248 p., , geraadpleegd op 2 september 2005. - Id., Bevolking en gezinnen. Beweging van de bevolking in 2002, Brussel, Nationaal Instituut voor de Statistiek, 2004, 304 p., , geraadpleegd op 2 september 2005. - Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen(RSVZ), Statistieken. Evolutie van het aantal verzekeringsplichtigen volgens de aard van de activiteit, 2004, , geraadpleegd op 12 september 2005 (datum laatste wijziging 07/09/2004). - Id., Statistieken van personen van vreemde nationaliteit die onder de toepassing vallen van het sociaal statuut der zelfstandigen, jaar 2003, Brussel, RSVZ, s.d [2004]. - .be Belgique, federaal portaal, Dienst Vreemdelingenzaken. Evolutie van de asielaanvragen, , geraadpleegd op 5 september 2005.
Wettelijke referenties - Koninklijk Besluit van 3 februari 2003 tot vrijstelling van bepaalde categorieën van vreemdelingen van de verplichting houder te zijn van een beroepskaart voor de uitoefening van een
zelfstandige
beroepsactiviteit
(B.S.
van
04.03.2003),
, geraadpleegd op 19 september 2005.
106
- Decreet betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten van 31 maart 2004 (B.S. van 18.06.2004, err. 28.10.2004), Centre de documentation
administrative
de
la
Communauté
française,
Secrétariat
général,, geraadpleegd op 01/12/2005 (datum laatste wijziging 01/09/2005). - Wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen
(B.S.
van
26.02.1965),
,
geraadpleegd op 19 september 2005. - Wet van 28 juni 1984 sommige aspecten van de toestand van de vreemdelingen en houdende invoering van het Wetboek van de Belgische nationaliteit (B.S. van 12.07.1984), , geraadpleegd op 19 septembre 2005. - Programmawet van 10 februari 1998 ter bevordering van de zelfstandige onderneming (B.S. van 21.02.1998), , geraadpleegd op 18 november 2005. - Wet van 1 maart 2000 – Wet tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende de Belgische nationaliteit
(B.S.
van
06.04.2000),
,
geraadpleegd op 13 december 2005. - Wet van 2 februari 2001 tot wijziging van de wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen (B.S. van 08.03.2001), , geraadpleegd op 19 september 2005. - Wet van 16 januari 2003 – Wet tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende
diverse
bepalingen
(B.S.
van
05.02.2003),
, geraadpleegd op 18 november 2005. - Aanbeveling van de Commissie C (2003) 1422 van 6 mei 2003 betreffende de definitie van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen.
Internet - , geraadpleegd op 13 december 2005
107
→ Territoriaal pact voor werkgelegenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest - , geraadpleegd op 18 november 2005 → Portail création PME. Formalités liées à l’exercice d’une activité en personne physique. Capacité entrepreneuriale – Connaissances de gestion de base - - <www.kafka.be>, geraadpleegd op 22 november 2005 → Minder papier voor buitenlandse werknemers, Brussel, 21 november 2005 → Administratieve vereenvoudiging voor buitenlandse werknemers en zelfstandigen - → Ondernemingsloket, geraadpleegd op 25 november 2005 (datum laatste wijziging: 0/10/2005) → Beroepskaart, Aanvraag om machtiging tot het uitoefenen van een zelfstandige beroepsactiviteit door een vreemdeling in België, geraadpleegd op 9 november 2005 (tekst afgesloten op 05/05/2004) → Diplo, geraadpleegd op 24 november 2005 (datum laatste wijziging: 13/06/2003) → Administratieve verplichtingen voor bepaalde personen of bepaalde activiteiten, geraadpleegd op 9 november 2005 (tekst afgesloten op 13/07/2005). → Toegang tot het beroep (ondernemersvaardigheden), geraadpleegd op 9 november 2005 (datum laatste wijziging 18/07/2005) → Vademecum van de onderneming. Beroepsactiviteiten uitoefenen in kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, geraadpleegd op 21 november 2005 (tekst afgesloten op 30/04/2005) → Leurderskaart, geraadpleegd op 18 april 2006 (datum laatste wijziging: 22/03/2006) → Brussels Hoofdstedelijk Gewest, geraadpleegd op 14 maart 2006 (tekst afgesloten op 30/01/2006) - <www.newintwon.be> → Integratiebeleid: Vlaams Gewest, geraadpleegd op 7 september 2005 → Integratiebeleid: Waals Gewest, geraadpleegd op 7 september 2005 → Integratiebeleid: Brussels Hoofdstedelijk Gewest, geraadpleegd op 7 september 2005 → Hulp bij het indienen van een aanvraag voor een beroepskaart, geraadpleegd op 20 september 2005 108
→ Wat doe ik om in orde te zijn met mijn papieren?, geraadpleegd op 22 november 2005 - <www.ondernemerswegwijzer.be> - <www.rva.be>, geraadpleegd op 10 maart 2006 → Infobladen werknemers. U geniet werkloosheids- of wachtuitkeringen en start een zelfstandig beroep? (datum laatste wijziging 15/12/2005) - →
Ondernemen
&
werken,
Bedrijvenloket,
Adviesbureau
voor
zelfstandigen,
geraadpleegd op 15 maart 2006 (datum laatste wijziging 16/02/2006) - , geraadpleegd op 10 maart 2006 → Calcul des cotisations sociales en début d’activité. Vos cotisations sociales pendant la période de début d’activité → La dispense de cotisations sociales
109
Tabel van de grafieken Figuur 1: Evolutie van de buitenlandse bevolking ........................................................................ 11 Figuur 2: Asielaanvragen per jaar (bron DV)................................................................................ 13 Figuur 3: Gelijkwaardigheid van de diploma’s voor tewerkstellingsdoeleinden in de Franse Gemeenschap......................................................................................................................... 23 Figuur 4: Gelijkwaardigheid van diploma’s voor beroepsdoeleinden in de Vlaamse Gemeenschap ............................................................................................................................................... 27 Figuur 5: Evolutie van het aantal beroepskaarten uitgereikt door de Dienst Economische Vergunningen tussen 1999 en 2004 ...................................................................................... 31 Figuur 6: Stappen om een beroepskaart te verkrijgen vanuit het buitenland ................................ 32 Figuur 7: Stappen om de beroepskaart vanuite België te verkrijgen............................................. 33 Figuur 8: De verdeling per activiteitssector van de Turkse aanvragers tussen januari 1999 en juni 2005 ....................................................................................................................................... 60
110
Lijst van de tabellen Tabel 1: 10 voornaamste buitenlandse bevolkingsgroepen die de Belgische nationaliteit verwierven (2000-2003) ........................................................................................................ 12 Tabel 2: Immigratie en emigratie van de 13 voornaamste buitenlandse nationaliteiten in België in 2003 ....................................................................................................................................... 14 Tabel 3: Bewegingen en aantallen van de buitenlandse bevolking – overzichtstabel (cijfers per duizend) ................................................................................................................................. 15 Tabel 4: De 13 meest vertegenwoordigde nationaliteiten in België op 01.01.2004...................... 16 Tabel 5: Voornaamste nationaliteiten uit Subsahara-Afrika vertegenwoordigd in België op 01.01.2004 ............................................................................................................................. 16 Tabel 6: Totale en buitenlandse bevolking per provincie op 01.01.2004 ..................................... 17 Tabel 7: Toestand van de arbeidsmarkt in België in 2003 ............................................................ 38 Tabel 8: Aantal verzekeringsplichtigen met het sociale statuut van zelfstandige (zelfstandigen en helpers) per nationaliteit op 31.12.2003 ................................................................................ 40 Tabel 9: Tewerkgestelde beroepsbevolking onderworpen aan het social statuut van zelfstandige in 2003 ....................................................................................................................................... 41 Tabel 10: De 6 meest vertegenwoordigde nationaliteiten van buiten de EU van de 25 en de Congolese onderdanen onderworpen aan het sociale statuut van zelfstandige op 31.12.2003 ............................................................................................................................................... 43 Tabel 11: Nationaliteiten die geen deel uitmaken van een EU-land van de 25 in de handel, industrie en ambachten, vrije beroepen, dienstverlening, landbouw en visvangst op 31.12.2003 ............................................................................................................................. 44 Tabel 12: De activiteitsbranches waarin Turken, Marokkanen, Chinezen, Indiërs, Pakistanen en Congolezen in de handel vertegenwoordigd zijn op 31.12.2003 .......................................... 45 Tabel 13: Aantal zelfstandigen van buitenlandse nationaliteit van buiten de Europese Unie van de 25 per Belgische provincie op 31.12.2003 ............................................................................ 47 Tabel
14:
Turkse,
Marokkaanse,
Chinese,
Indiase,
Pakistaanse
en
Congolese
verzekeringsplichtigen per provincie op 31.12.2003 ............................................................ 48 Tabel 15: De voornaamste nationaliteiten die een dossier indienden tussen januari 1999 en juni 2005 ....................................................................................................................................... 55
111
Tabel 16: De Afrikaanse nationaliteiten die een dossier indienden tussen januari 1999 en juni 2005 ....................................................................................................................................... 55 Tabel 17: De Aziatische nationaliteiten die een dossier indienden tussen januari 1999 en juni 2005 ....................................................................................................................................... 56 Tabel 18: De Europese nationaliteiten van buiten de EU van de 15 die een dossier indienden tussen januari 1999 en juni 2005 ........................................................................................... 56 Tabel 19: De Amerikaanse nationaliteiten die een dossier indienden tussen januari 1999 en juni 2005 ....................................................................................................................................... 57 Tabel 20: Het beroep op een microkrediet per nationaliteit tussen januari 1999 en juni 2005 ..... 57 Tabel 21: De verdeling van de activiteitssectoren van Turkse aanvragers tussen januari 1999 en juni 2005 ................................................................................................................................ 58 Tabel 22: Verdeling per activiteitssector van de microfinancieringsdossiers goedgekeurd binnen het Participatiefonds voor de hele bevolking en voor de Turkse aanvragers ........................ 61
112
Bijlage 1: adressen Microfinancieringsinstellingen Brusoc (G.I.M.B.) Stassartstraat 32 1050 Brussel Telefoon: +32 (0) 2 548 22 11 E-mail: [email protected] Website: www.srib.be/pages/FR/1_5.asp Crédal Place de l’Université, 16 1348 Louvain-la-Neuve Telefoon: +32 (0) 10 48 33 50 Fax: +32 (0) 10 48 33 59 E-mail: [email protected] Website: www.credal.be Participatiefonds de Lignestraat 1 1000 Brussel Telefoon: +32 (0) 2 210 87 87 Fax: +32 (0) 2 210 87 79 E-mail: [email protected] Website: www.fonds.org Hefboom Vooruitgangstraat 333/5 1030 Schaarbeek
113
Telefoon: +32 (0) 2 205 17 20 Fax: +32 (0) 2 205 17 39 E-mail: [email protected] Website: www.hefboom.be
Steunpunten bij de oprichting van een onderneming Céraction Général Berheimlaan 31 1040 Brussel Telefoon: +32 (0) 2 646 55 31 Fax: +32 (0) 2 646 55 32 E-mail: [email protected] Website: www.ceraction.be Collectif des femmes Gestion et élaboration de microprojets Rue des Sports 19 1348 Louvain-la-Neuve Telefoon: +32 (0) 10 47 91 86 GSM: +32 (0) 478 52 77 41 De Kempische Brug Lange Leemstraat 372 2018 Antwerpen Telefoon: +32 (0) 3 213 40 00 Fax: +32 (0) 3 213 40 19 E-mail: [email protected] Website: www.kempischebrug.be Lokaal Economieloket Schaarbeek
114
Gallaitstraat 36 1030 Brussel Telefoon: +32 (0) 2 215 73 29 Fax: +32 (0) 2 216 50 72 E-mail: [email protected] Website: www.economielocale.org Job’In Liège Avenue Blonden, 29 4000 Liège Telefoon: +32 (0) 4 344 06 01 Fax: +32 (0) 4 341 01 70 E-mail: [email protected] Website: www.acfi.be/jobin MIREC Rue de Trazegnies, 41 6031 Monceau-Sur-Sambre Telefoon: +32 (0) 71 20 82 20 Fax: +32 (0) 71 30 08 23 E-mail: [email protected] Website: www.mirec.net UNIZO Regio Vlaams-Brabant en Brussel Tweekerkenstraat 29 1000 Brussel Telefoon: +32 (0) 2 298 07 02 E-mail: [email protected] Website: www.unizo.be/vlaamsbrabant
115
Adviesbureau voor Zelfstandigen – Stad Antwerpen Jan Van Rijswijcklaan, 162 2020 Antwerpen Telefoon: +32 (0) 3 244 51 82 Fax: +32 (0) 3 202 67 89 E-mail: [email protected] Website: www.antwerpen.be Stad Gent Departement Werk en Economie - Dienst Economie Sint-Niklaastraat 27/401 9000 Gent Telefoon: +32 (0) 9 266 84 00 Fax: +32 (0) 9 266 84 49 E-mail: [email protected] Website: www.gent.be Stebo vsw Kansrijk Ondernemen Evence Coppéelaan 91 3600 Genk Telefoon: +32 (0) 32 95 30 E-mail: [email protected] Website: www.stebo.be
Andere Instellingen CIRÉ asbl Rue du Vivier 80/82 1050 Bruxelles Telefoon: +32 (0) 2 629 77 10
116
Fax: +32 (0) 2 629 77 33 E-mail: [email protected] Website: www.cire.irisnet.be Vluchtelingenwerk Vlaanderen Gaucheretstraat 164 1030 Brussel Telefoon: +32 (0) 2 274 00 20 Fax: +32 (0) 2 201 03 76 E-mail: [email protected] Website: www.vluchtelingenwerk.be
117