Ik word toch gehoord ?! Signalen van demente cliënten als effect van muziektherapie
Eva Lebertz Creatieve Therapie Muziek 2054515 Hogeschool Zuyd Heerlen, Faculteit Gezondheid en Zorg 4. Juni 2009 Begeleidster: Marja van Heerden
1
Inhoudsopgave Voorwoord 3 Inleiding
4
1. Probleemstelling 1.1.
Dementie 1.1.1. Definitie en ziektebeeld
5
1.1.2. Voorkomen 7 1.1.3. Dementie in de context van het ouder worden 8 1.2. Dementie en muziektherapie 1.2.1. Muziektherapie bij cliënten met dementie
9
1.2.2. Effecten van muziektherapie bij dementerende 1.3. Het probleem 11 2. Onderzoek afstudeerproject 13 2.1.1. Vraagstelling 13 2.1.2. Doelstelling 13 2.1.3. Onderzoekstype
14
2.1.4. Onderzoeksmethode 2.2.
Uitvoering 2.2.1. Dataverzameling
15
2.2.2. Sociale wenselijkheid 2.3.
2.4.
15
20
Analyse 2.3.1. Data-analyse
20
2.3.2. Kwaliteitscriteria
23
Resultaten
24
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
9
2 3. Discussie 3.1.
Conclusies 30
3.2.
Kritiek
3.3.
Interpretatie van de data 33
3.4.
Integratie in nieuw werkmodel
3.5.
Vergelijking nieuw werkmodel – oud werkmodel
3.6.
Aanbevelingen
Nawoord
32
36 39
42
44
Literatuuropgave 45
Bijlagen Bijlage 1 – Diagnostische criteria van de DSM IV voor dementie Bijlage 2 – Enquête
48
Bijlage 3 – Brief aan instelling als voorlichting Bijlage 4 – Mondelinge Voorlichting Bijlage 5 – Logboek SPSS Bijlage 6 – Tabellen
51
52
53 56
Bijlage 7 – Uitwerking van de kwalitatieve gegevens 66 Bijlage 8 – Interviewvragen
70
Bijlage 9 – Uitwerking van het interview
72
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
47
3
Voorwoord In het kader van mijn studie Creatieve Therapie Muziek heb ik een onderzoek verricht naar de signalen die een dementerende cliënt uitzendt als effect van muziektherapie. Het onderzoek is een gevolg van mijn stage, die ik van september 2007 tot juli 2008 in het “Seniorenpark carpe diem” heb gedaan. Het onderzoek werd alleen in “carpe diem” uitgevoerd, dus de uitspraken die over het onderzoek gedaan worden, zijn niet algemeen geldig. De resultaten en conclusies gelden alleen voor deze instelling. Aan het eind van mijn stagejaar en voor het begin van het laatste jaar van mijn studie had ik een leervraag geformuleerd: “Wat zijn uitgangspunten van belevingsgerichte zorg bij dementerende ouderen, die zich verbaal niet meer kunnen uiten?” met subvragen zoals: Kan men überhaupt echt “belevingsgerichte zorg” geven? We weten toch nooit zeker wat de ander voelt en wat in hem omgaat. Wat zijn de uitgangspunten van belevingsgerichte zorg? Waarvan wordt er uitgegaan? Wat bedoelen we precies als we over de beleving praten? Hoe kunnen wij een idee hebben van wat er in een dementerende omgaat? Dit was het uitgangspunt voor mijn paper van het onderdeel “Integratieve Methodiek”, die de basis vormde voor mijn afstudeerproject. Ik heb ervoor gekozen om in mijn scriptie eerst algemene informatie te geven over dementie en over muziektherapie bij cliënten met dementie. Dit heb ik gedaan om voor de lezer een soort “basiskennis” te scheppen en te informeren over de ziekte van dementie, en dit in samenhang met muziektherapie. Zo bezit de lezer aangepaste kennis voor het daarop volgende onderzoek. Tot slot wil ik nog enkele mensen bedanken. Als eerste mijn scriptiebegeleidster Marja van Heerden van de Hogeschool Zuyd Heerlen voor de vriendelijke, competente, stevige en behulpzame begeleiding die ze mij tijdens het schrijven van mijn scriptie gegeven heeft. Ten tweede wil ik hier mijn stagebegeleidster en muziektherapeute Verena Foitzik bedanken voor haar inzet. Verena heeft veel organisatie overgenomen voor het onderzoek in carpe diem, heeft mensen gemotiveerd om de enquêtes in te vullen, was zelf steeds bereid om vragen te beantwoorden, was direct bereid om een interview met mij te doen en was met veel inzet op verschillende gebieden, een grote hulp voor mij. Ook Simone Gehring van carpe diem heeft me enorm geholpen door samen met mij verschillende technieken voor een interview door te nemen en de verwerking ervan uit te leggen. Een groot dankwoord gaat ook naar de respondenten, de medewerkers van carpe diem, voor het invullen van de enquêtes. Uiteindelijk wil ik graag nog mijn vrienden, familie en collega’s bedanken, die me niet alleen in deze laatste fase van mijn afstudeerproject steeds ondersteund hebben, maar ook gedurende de laatste vier jaar.
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
4
Inleiding In de volgende tekst zal het gaan om de vraag: Uit welke signalen van een dementerende cliënt kan men opmaken dat muziektherapie effect heeft. Dit is de hoofdvraagstelling die in deze scriptie aan bod zal komen. Vervolgens zal er een probleemverheldering gegeven worden, die de aanleiding geeft voor het daarop volgende onderzoek. De probleemstelling wordt aangevuld door een paragraaf waarin het over dementie gaat, dit betekent de definitie en het ziektebeeld van dementie, het voorkomen van dementie en dementie in de context van het ouder worden. Daarop volgt dan een paragraaf die over dementie en muziektherapie gaat. Hier wordt enerzijds over de behoefte van muziektherapie bij cliënten met dementie geschreven; anderzijds gaat het over effecten van muziektherapie op dementerenden. Op de probleemstelling volgt dan het hoofdstuk “onderzoek afstudeerproject”, hier is de vraagstelling van dit onderzoek verder beschreven. Daarop volgt de doelstelling. Daarbij sluiten de onderzoeksmethode en het onderzoekstype aan. Hierop volgt dan de uitvoering van het onderzoek, wat de dataverzameling en de sociale wenselijkheid inhoudt. Hier sluit dan ook de analyse met de data-analyse en de kwaliteitscriteria op aan. De resultaten staan vervolgens in een aparte paragraaf beschreven. Als laatste hoofdstuk volgt dan de discussie. Hier zijn de volgende paragrafen in opgenomen: conclusies, kritiek, data-interpretatie, integratie van het nieuwe werkmodel, vergelijking van het nieuwe en het oude werkmodel en ten slotte nog aanbevelingen voor verder onderzoek te vinden. Tot slot volgt dan nog een samenvatting.
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
5
1. Probleemstelling In de volgende paragraaf zal de probleemstelling voor mijn onderzoek afstudeerproject verhelderd worden. Hiervoor zal ik om te beginnen de aanleiding voor dit praktijkonderzoek beschrijven. Hierbij wordt als aanvulling een stuk van mijn literatuuronderzoek over dementie weergegeven. Dit dient tegelijkertijd als verheldering voor de probleemstelling. Zoals ik ook al in mijn paper van integratieve methodiek beschreef, heb ik in mijn stagejaar in een bejaardentehuis gewerkt. Ik had al vroeg een individuele cliënte, die in de vierde fase van dementie zat (voor de vier fasen van dementie, zie hoofdstuk 1.1. over dementie). Zij was bedlegerig en maakte alleen nog maar zelf een geluid (dat op “aim” leek). Op een dag was ik op haar kamer en heb ik met haar muziektherapie gedaan. Omdat ik aan haar bed zat, kon ik slechts één zij van haar lichaam zien. Tijdens de therapie heb ik bijna geen reacties van haar gezien. Maar aan het einde van de sessie, toen ik naar buiten ging, kon ik zien dat er een traan over haar wang rolde. Dit was een heel ingrijpend en belangrijk moment voor mij. Dit was voor mij het teken dat mijn muziek haar daadwerkelijk bereikt had; en dat dit een heel emotionele kant van haar geraakt had. Omdat dit al heel vroeg in mijn stage gebeurde, verwachtte ik gedurende de tijd erna ook nog vaak dergelijke reacties, die echter heel zelden te zien waren. Ik deed tijdens mijn stage de ervaring op, dat dit ook een heel grote en zichtbare reactie van de cliënte was geweest. Ik probeerde me dus meer op kleine dingen te concentreren, wat echter wel moeilijk was voor mij. Daarom vroeg ik me af, hoe ik kon weten of hetgeen ik deed, ook een effect of een nut had voor de persoon in kwestie. Op die manier kwam ik voor mijn paper integratieve methodiek, die handelde over belevingsgerichte zorg voor dementerende mensen, ook bij het thema “Effecten van muziektherapie en waaraan men deze kan herkennen”. De uiteindelijke vraagstelling is in hoofdstuk 2 onder “Vraagstelling” te vinden.
1.1. Dementie 1.1.1. Definitie en ziektebeeld Het woord dementie komt uit het Latijn en betekent “zonder geest” (de = zonder; mens = geest). Dementie is een achteruitgang in cognitieve, emotionele en sociale vaardigheden, die een beperking in het sociale en beroepelijke functioneren veroorzaakt. Betrokken zijn: het kortetermijngeheugen, het denkvermogen, de motoriek, de taal en ook de persoonlijkheidsstructuur. De DSM-IV geeft de diagnostische criteria voor dementie weer. In de DSM-IV wordt dementie in twee delen opgesplitst: in het eerste deel wordt er een geheugenstoornis vastgesteld, waaronder verminderd vermogen om nieuwe informatie te leren of zich eerder geleerde informatie te herinneren. In het tweede deel komen er afasie (taalstoornis), apraxie (verminderd vermogen om motorische handelingen uit te voeren ondanks intacte motorische functies), agnosie (onvermogen objecten te herkennen of thuis te brengen ondanks intacte sensorische functies) en stoornissen in uitvoerende functies (dat wil zeggen: plannen maken, organiseren, opeenvolgend handelen, abstraheren) aan bod. Dementie wordt gediagnosticeerd als deze componenten een beperking in het sociaal of beroepsmatig functioneren veroorzaken. De diagnostische criteria van de DSM-IV voor dementie zijn opgenomen in de bijlage (bijlage 1). De eerste kenmerken van dementie zijn het aanvankelijk nalaten van het logisch denken, kritiek- en oordeelsvermogen, het vermogen om dingen te onthouden, het versgeheugen en de oriëntatie op tijd. In een later stadium vindt een vermindering van het volgende plaats: het oud-geheugen, het ruimtelijke voorstellingsvermogen en het herkennen van personen. Daarbij komen deels verwardheidstoestanden, een verandering in de aandrift, storingen in het sociaal gedrag en een wezensverarming in de persoonlijkheid.
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
6 Onder dementie worden verschillende soorten onderscheiden. Drie hiervan zal ik even noemen, omdat ik hiermee te maken had op mijn stage: Praeseniele Dementie: Deze vorm van dementie zet voor het Senium in. Zij omvat meerdere ziektes met verschillende oorzaken (Creutzfeld Jacob, Picksche Ziekte, Alzheimer). Dementia Senilis: Deze begint vanaf de zeventigste levensjaren en is duidelijk de meest voorkomende vorm van dementie. Zij is vaak verbonden met een slechte algemene gezondheidstoestand. Dementia alcoholica Deze wordt door een somatische aandoening (misbruik van alcohool) veroorzaakt. “De beleving van dementie” van Buijssen beschrijft drie fasen van dementie: 1. het bedreigde Ik, 2. het verdwaalde Ik en 3. het verzonken Ik. Deze zal ik vervolgens verder uitbreiden. 1. het bedreigde Ik In deze fase gebruiken mensen het zogenoemde “externe geheugen”. Dit zijn hulpmiddelen, papiertjes om dingen niet vergeten. Zo proberen zij hun heelheid te bewaren. In deze fase heerst veel onzekerheid en onveiligheid, de cliënt begrijpt het maar niet. De reacties van mensen in deze fase zijn een mengeling van angst en ontkenning (de angst is de motor van de ontkenning) Citaten van mensen in deze fase: “Er gebeurt iets vreemds met mij, iets heel engs.”, “Iets overkomt me plotseling en verdwijnt even plotseling; en dan laat het een schaduw van paniek achter.” 2. het verdwaalde Ik De hersenen zoeken in deze fase steeds vaker en tevergeefs naar aanknopingspunten. De dementerende weet niet meer in welk jaar en welke maand hij leeft. De cliënt begint te confabuleren: hij vult met verhalen en fantasieën op wat hij niet meer weet (maar gelooft dit zelf ook). In deze fase begint ook het persevereren: de cliënt herhaalt zinloos woorden, zinsdelen, handelingen of bewegingen. De dementie verzwakt psychische “dijken” die ieder mens heeft om groot verdriet tegen te houden. Hierdoor kunnen oude psychische gebeurtenissen weer aan de oppervlakte komen. Deze worden dan weer beleefd alsof ze in het hier en nu opnieuw gebeuren. Gevoelens behouden, als ze niet verwerkt worden, immers hun oude kracht. De dementerende vermengt verleden en heden en verdwaalt daardoor in zijn eigen levensgeschiedenis. Het geheugenverlies kan echter ook vrijheid betekenen: mensen met een van nature opgewekt karakter, lijken zorgeloos en zijn prettig in de omgang; zij voelen zich misschien als toeristen (er doen zich steeds nieuwe indrukken op, men leert steeds nieuwe mensen kennen); het verleden is er niet meer, daarom zijn er ook geen oorzaken. 3. het verzonken Ik In deze fase heeft de dementerende bij bijna alles hulp nodig. Hij is het verband tussen woorden en dingen kwijt. Om die reden kan hij met woorden niet meer duidelijk maken wat hij wil. Daardoor wordt het contact met de buitenwereld moeilijk. De cliënt kan wel nog aanvoelen wat er in de ander omgaat; een soort intuïtief aanvoelen van de ander. Omdat de taal is weggevallen, beoordeelt hij een persoon alleen nog op grond van zijn non-verbale expressie. De dementerende ervaart in deze laatste fase zijn lichaam als vreemd (handen en voeten worden als voorwerpen beschouwd). Als laatste verliest hij dan zijn glimlach. (Buijssen, H.P.J. (2007). De beleving van dementie : een eenvoudige gids voor naasten van dementerenden. Utrecht: het Spectrum.)
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
7
Verdult deelt dementie in vier fasen in: het bedreigde Ik, het verdwaalde Ik, het verborgen Ik en het verzonken Ik. Het bedreigde Ik Deze fase vindt plaats bij het begin van het dement worden. Hier is het hoofdgevoel de bedreiging. Daarom ook “het bedreigde Ik.” Mensen die in deze fase van dementie zitten, proberen hun onzekerheid te overspelen; zij vertonen een soort “façadegedrag” om hun falen te verdoezelen. Zij proberen met uitvluchten en rationaliseren hun onzekerheid te verstoppen. Demente mensen maken zowel lichamelijke als persoonlijke en sociale verliezen mee. Lichamelijk gezien moet de persoon ondervinden dat het lichaam steeds minder gestuurd kan worden door zichzelf. Op het sociale vlak moet de persoon herkennen dat hij bijvoorbeeld groepsgesprekken niet meer goed kan volgen. Op persoonlijk vlak kan de persoon zichzelf in zijn eigen gedrag soms niet meer herkennen; hij ziet zijn persoonlijkheid en zijn cognitieve vaardigheden veranderen. De demente mens verliest zichzelf. Deze fase vormt het begin van het verlies van autonomie en identiteit. Het verdwaalde Ik Angst treedt in deze fase steeds meer op de voorgrond; het minder worden van autonomie en identiteit wordt steeds duidelijker. Het begrip voor de omgeving wordt ook steeds minder en er ontstaat een gevoel van controleverlies. Er ontstaat een gevoel van onveiligheid voor de wereld om de dementerende heen. De persoonlijkheid verandert steeds meer door het verzwakken van de egofuncties; dit is de aanleiding voor het identiteitsverlies, die dan op zijn beurt weer de aanleiding vormt voor de toename van angst. De dementerende verdwaalt in zijn levensgeschiedenis. Daarom groeit de behoefte aan houvast. Het verborgen Ik Het contact met de cliënt is in deze fase nog wel mogelijk, maar dit gebeurt dan op de manier van de dementerende. De dementerende lijkt in een eigen, innerlijke en tijdloze wereld te leven, waarin hij niemand nodig heeft en bijna nooit iemand toelaat. Het verzonken Ik De dementerende komt steeds meer in een geïsoleerde wereld terecht, die een wereld op zich vormt en niet gedeeld wordt met anderen. Door het toenemende identiteitsverlies van de cliënt, raakt hij vervreemd van zichzelf. Het contact met de omgeving wordt steeds minder, en is uiteindelijk bijna helemaal niet meer mogelijk. De cliënt heeft in deze fase geen besef meer van tijd en ruimte; hij kan zichzelf niet meer ervaren als te onderscheiden van de omgeving. In deze fase is er geen verband meer met dingen of personen “van buiten”. De cliënt raakt in een volledig isolement. (Verdult, R. (2003). De pijn van dement zijn. Baarn: Hbuitgevers.)
1.1.2. Voorkomen Het optreden van dementie is niet gelijkmatig over alle ouderdomsgroepen verdeeld. Bij mensen in de ouderdom van 60 tot 70 jaar, is ongeveer 1-2% betrokken. Bij de 70- tot 80- jarigen stijgt de waarschijnlijkheid voor dementie tot 3-6%. Van 80- tot 90- jarigen lijdt al een vijfde van de personen aan dementie (15-20%) en bij de 90- tot 95jarigen lijdt al een derde aan dementie (34,6%).
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
8
Figuur 1. Frequentie van dementie (Bron: www.vitanet.de, 2006)
(Lämmler, G. : Vitanet.de – Prävention & Gesundheit (2008, 18. September) Immer mehr Menschen mit Demenz. Geraadpleegd op 25 april 2009 op het World Wide Web: http://www.vitanet.de/rundumsalter/gesundheit/demenz/demenz-krankheit/haeufigkeit) Dementie is het meest voorkomende psychiatrische ziektebeeld bij oude mensen. Bij personen boven de 65 jaar, is 3-7% dement. De prevalentie van dementie is op het negentigste levensjaar meer dan 40%. De incidentie voor dementie bedroeg in het jaar 2000, 1,9 tot 2,6 per 1000 voor mannen en 2,1 tot 4,1 per 1000 voor vrouwen. Bij vrouwen treedt de ziekte van Alzheimer vaker op; bij mannen wordt eerder vasculaire dementie vastgesteld. (Heeren, Dr. T.J. (2001). Handboek ouderenpsychiatrie. Leusden : De Tijdsstroom uitgeverij.)
1.1.3. Dementie in de context van het ouder worden Craeynest schrijft in zijn boek “De levensloop van de mens” over de verschillende fasen die een mens in zijn leven doorloopt. Vanaf het 60ste levensjaar (totdat men sterft) bevindt een mens zich volgens hem in de bejaarde volwassenheid. Deze kan vervolgens nog eens in de vroege ouderdom (van 60/65 tot 75/80 jaar) en de hoge ouderdom (vanaf 75/80 jaar) ingedeeld worden. In dit boek wordt ook over de vergrijzing van de mensheid geschreven. “In het oude Rome bedroeg de gemiddelde levensduur zo’n 22 jaar; aan het begin van deze eeuw was dit cijfer in de Westerse wereld al opgelopen tot een eind in de veertig, en thans schommelt het rond de 78 jaar.” Binnen het biologisch verouderingsproces nemen de lichaamsreserves af en extra inspanningen worden moeilijk. De mens wordt vatbaar voor allerlei ziekten. Ook in het orgaansysteem vinden er enkele veranderingen plaats: een afbraak van de cellen, de huid wordt dunner, er is minder bloedcirculatie, het hart reageert minder vinnig en er treden problemen op met de uitscheiding. “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
9 De hersenen verminderen 10 tot 15 procent. Een geleidelijke prestatievermindering in het bewegingsapparaat vindt plaats en de spiermassa wordt minder. De afname van het gehoor heeft als gevolg dat de ouder wordende mens zich steeds meer uitgesloten voelt; daarom gaan zij contacten uit de weg en wordt het zelfbeeld verminderd. Het deficit-model verklaart dat oude mensen minder scoren bij metingen van het kortetermijngeheugen. Ook toestanden van tijdelijke verwarring kunnen optreden, wat gecombineerd met de deficiten in het kortetermijngeheugen snel tot een toename van dementie kan leiden. (Craeynest, P. (2002). De levensloop van de mens. Leuven : Uitgeverij Acco.)
1.2.1. Muziektherapie bij cliënten met dementie Het aantal ouderen, waaronder we mensen boven de 65 rekenen, zal in de komende jaren sterk toenemen. Deze informatie geeft het Centraal Bureau voor de Statistiek. De groep van 80-jarigen en +80-jarigen zal in de komende jaren het sterkst groeien. Tegelijkertijd neemt ook de levensverwachting voor mannen en vrouwen steeds toe door factoren zoals bijvoorbeeld een betere medische verzorging. Zoals in paragraaf 1.1.2. beschreven, stijgt met het ouder de waarschijnlijkheid voor dementie. Daardoor zal de hulpvraag van ouderen en dementerenden in de komende jaren stijgen. Men moet zich bekommeren over zowel lichamelijke als psychische problemen. Daarom is het ook noodzakelijk, dat er verder onderzoek gedaan wordt naar de effecten van muziektherapie. Door onderzoek treedt er een verbetering en vernieuwing van werkmodellen voor muziektherapie op. Vooral het effect van muziektherapie op dementerende cliënten is een belangrijk onderwerp, dat steeds om vernieuwing vraagt. Er duiken steeds nieuwe of vernieuwde en andere behandelmethoden- en werkwijzen op. Als er verder onderzoek naar het effect van muziektherapie gedaan wordt, kan er ook ontwikkeling in het vak plaatsvinden.
1.2.2. Effecten van muziektherapie bij dementerenden ♦
Muziek en het lichaam
Smeijsters noemt in zijn boek “Handboek muziektherapie” enkele onderzoeken die ik hierna ga benoemen: uit een onderzoek van Aldrigde & Aldrigde (1992), Glynn (1992) en Aldridge (2000) blijkt, dat muziektherapie effect heeft op mentale intentionaliteit, concentratie, aandacht, taakvolharding, geheugencapaciteit, flexibiliteit en omgevingsbewustzijn. Uit andere studies blijkt (volgens Smeijsters), dat muziektherapie een verbetering van de sociale vaardigheden, meer plezier, meer zelfvertrouwen en zelfwaardering, minder agitatie, minder verbaal storend gedrag en dwaalgedrag bewerkt. Verder noemt Smeijsters dat Brotons & Koger (2000) onderzochten, dat de inhoud en het gemak van het spreken van een dementerende na een muziektherapiesessie beter waren. Volgens Smeijsters stelde Hilliard (2004) vast, dat de levensduur van de cliënten die muziektherapie volgden, significant langer was dan die van de controlegroep. In het boek “Handboek Muziektherapie” van Henk Smeijsters wordt erop gewezen dat het belangrijk is dat er verder onderzoek plaatsvindt over de effecten die muziektherapie op emoties en stemming bij ouderen heeft. (Smeijsters, H. (red.) (2006). Handboek Muziektherapie – Evidence based practice voor de behandeling van psychische stoornissen, problemen en beperkingen. Houten : Bohn Stafleu van Loghum.)
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
10 In het boek “Zwischenwelten” wordt over het zingen met mensen met afasie geschreven: Een kruispunt tussen muziek en taal is het zingen. Over de inzet van zingen en de werking ervan bij mensen met afasie, ligt een onderzoek, waarvan Cohen (Cohen 1994) een overzicht geeft. Al sinds de jaren ’70 wordt in de U.S.A. de “Melodic Intonation Therapy” ingezet; een vorm van spraaktherapie, die korte frasen en zinnen in een makkelijke melodie inbedt (Albert et al. 1973). Met behulp van deze vorm van therapie, worden er significante verbeteringen in de spraakproductie vastgesteld. (Baumann, M. & Gessner, C. (2004) Zwischenwelten – Musiktherapie bei Patienten mit erworbener Hirnschädigung. Wiesbaden : Dr. Ludwig Reichert Verlag.) In een tijdschriftenartikel wordt over onderzoeken van het „Institut für Musikphysiologie und Musikmedizin” in Hannover) geschreven: Wetenschappers observeren, dat al bij het passief luisteren naar muziek, geheugenkernen actief worden die voor de sturing van de stem of van de beweging belangrijk zijn. Automatisch zouden bij het horen van een toon ook motorische regionen geactiveerd worden. Voor het geheugen is muziek een soort roes die pijn laat verdwijnen en het immuunsysteem versterkt. Het is de directe verbinding tussen het oor en het limbische systeem (het gevoelscentrum van het geheugen), die bewerkt dat muziek sterke emoties uitlokt. “Muziektherapeuten herkennen dat zij een sleutel in de hand houden, die voor hen de toegang tot geblokkeerde geheugenregionen opent.” (Elleringmann & Laif (2009) Kann Musik das Gehirn heilen? Welt der Wunder – Kompakt , 09 (1), 90/91.) ♦
Muziek en de geest
Ook hier noemt Smeijsters enkele voorbeelden van onderzoeken: een onderzoek van Hanser (1994) laat zien dat muziektherapie een positief effect heeft op ouderen met depressies. De depressie wordt minder, de stemming verbetert en de zelfwaardering wordt sterker. Smeijsters geeft aan dat Pollack & Namazi (1992) ontdekten dat muziektherapie een toename van sociale gedragingen en een afname van niet sociale gedragingen met zich meebrengt. In het boek van Smeijsters vond ik het onderzoek van Gerdner (2000): het toonde dat muziek die geselecteerd wordt op basis van een voorkeur van de cliënt, effectiever is dan “standaard” ontspanningsmuziek voor het verminderen van agitatie. Vink (2006) kon vaststellen, dat muziektherapie een vermindering van agitatie teweegbrengt; en dit zowel gedurende als ook nog na de periode, waarin interventies aangeboden worden. (Smeijsters, H. (red.) (2006). Handboek Muziektherapie – Evidence based practice voor de behandeling van psychische stoornissen, problemen en beperkingen. Houten : Bohn Stafleu van Loghum.) In een artikel van internet wordt geschreven dat muziektherapie een positieve invloed heeft op dementiepatiënten. Agitatie wordt verminderd en de interactievaardigheden worden beter. Een ambulant onderzoek in Frankfurt am Main (D) heeft aangetoond, dat het zingen van bekende volksliedjes het geheugen kan prikkelen. Sommige dementerende mensen herinneren zich dan bijvoorbeeld de situatie waarin zij het lied leerden kennen. Professor Lutz Frölich van het Mannheimer Zentralinstitut für Seelische Gesundheit gaf aan dat muziektherapie een verbetering van de communicatievaardigheden bewerkt. In het artikel vertelt de muziektherapeute Ulrike Linden uit Herdecke, dat in haar groepssessies de cliënten, die uit gedesoriënteerde bewoners bestaan, bij een pianobegeleiding korte zinnen met een gemakkelijk instrument zoals een klankstaaf, kunnen spelen. De cliënten worden volgens haar beweeglijker, schijnen georiënteerder en er ontstaat een “met elkaar”. Daarbij is muziek geschikt voor cliënten met dementie, omdat het een taal zonder woorden is. De melodieën van liederen blijven present, ook als de tekst al uit het geheugen begint te verdwijnen. (Aerztezeitung.de (2005, 26. Januari) Musiktherapie macht Menschen mit Demenz agiler. Geraadpleegd op 20 april 2009 op het World Wide Web: http://www.aerztezeitung.de/medizin/krankheiten/demenz/default.aspx?sid=337003) In een tijdschriftenartikel vond ik dat muziek geheugenarealen activeert, die bij de grootste geluksgevoelens betrokken zijn, volgens de neurologe Anne Blood. De “Amandelkern”, de centrale schakel van de angst, blijft uitgeschakeld. (Elleringmann & Laif (2009) Kann Musik das Gehirn heilen? Welt der Wunder – Kompakt , 09 (1), 90/91.)
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
11
Het probleem Tijdens mijn stage in het derde jaar heb ik in een bejaardenhuis gewerkt. Die cliënten die ik behandelde, zaten allemaal in verschillende stadia van dementie. Daarom wordt vervolgens met het begrip “dementerende” steeds een persoon bedoeld die aan dementie lijdt; het begrip staat hier algemeen voor alle stadia. Als er een speciaal stadium bedoeld wordt, zal dit in de tekst expliciet vernoemd worden. In de groepstherapieën zaten vooral dementerenden in het beginstadium. Hier kon ik weinig aandacht schenken aan de effecten van muziektherapie op mijn cliënten, omdat er te weinig tijd voor het individuele groepslid was. Hier stond de groep op de voorgrond. Daarbij heb ik er te weinig tijd aan besteed om de effecten te kunnen onderzoeken, die na de therapie optraden. Met de term cliënt of cliënte wordt in dit geval iemand beschreven, die muziektherapie van een muziektherapeut(e) ontvangt. Bij mijn individuele cliënten, die zich allen in de laatste fase van dementie bevonden, heb ik in mijn werk vooral op lichamelijke reacties gelet, zoals bijvoorbeeld (en vooral) de ademhaling. Dit was ook het enige dat ik bij deze cliënten kon observeren. Ik kon daarbij echter niet uitmaken hoe de muziek op hen werkte; wat ze opriep; wat ze met hen deed. Ik dacht wel dat de effecten in de laatste fase zich vooral in de vitale functies lieten zien. Maar de hartslag of de bloeddruk kon ik bijvoorbeeld niet controleren. Wat ik vooral ook niet kon vaststellen, was hoe de cliënten zich na de muziektherapie gedroegen; wat signalen en effecten na de muziektherapie waren. Een voorbeeld hiervan kon zijn, dat zij na de muziektherapie beter en meer aten of dronken. De uitwerkingen die de muziektherapie op mijn cliënten had, kon ik niet iedere keer controleren of bij de verpleegsters navragen. Dit was de aanleiding voor het volgende onderzoek. Uitgangspunt hiervan is mijn paper van “integratieve methodiek”. Hierin had ik geschreven over wat uitgangspunten zijn van belevingsgerichte zorg bij dementerende ouderen. Wat me dan bezig gehouden heeft, was de vraag: Hoe kan ik dan weten, of de muziektherapie die ik geef, ook effect heeft op de cliënt? Met effecten bedoel ik de uitwerkingen die de muziek of de muziektherapie op de cliënt heeft. Uit onderzoeken over effecten van muziektherapie, blijkt dat muziek invloed heeft op vegetatieve functies van het lichaam. Verder kon men vaststellen, dat muziek het immuunsysteem verbetert en dat muziek, afhankelijk van de voorkeur en de ervaring met de muziek, ook op de motoriek van een mens kan werken. (Smeijsters, H. (1996) Neurologische en fysiologische aspecten van muziektherapie. Melos, Heerlen) Maar hoe uiten deze effecten zich bij de cliënt? Als de cliënt in het laatste stadium van dementie zit, kan hij niet meer praten en mij niet meer teruggeven wat de muziek met hem doet. Ook in een vroegere fase van dementie kan de cliënt vaak niet goed verbaal uitdrukken wat hem bezig houdt of wat hij wil zeggen. Woorden krijgen andere betekenissen; er worden vaak stereotype antwoorden gegeven; de cliënt kan de vragen die gesteld worden, niet begrijpen. De cliënt kan mij geen (verbale) feedback geven. De effecten van muziektherapie kunnen zich van cliënt tot cliënt verschillend uiten. Zoals uit onderzoeken van Smeijsters blijkt, verschillen vegetatieve reactiepatronen van mens tot mens. Sommige mensen hebben voortdurend veranderingen in hun vegetatieve functies, sommigen hebben er nooit. Het probleem is actueel, omdat er een voortdurende vergrijzing van de bevolking op de hele wereld plaatsvindt. De levensverwachting van mensen wordt steeds groter; mensen leven langer (Rötzer, F. (2008) http://www.heise.de/tp/blogs/3/102168. News Übermensch). De zorg voor ouderen en daarmee ook de behandeling voor ouderen en ouderen met dementie wordt steeds meer en belangrijker. Muziektherapie is een behandeling die bij deze doelgroep vaak gebruikt wordt. Ook de vraag naar muziektherapie stijgt voor deze doelgroep.
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
12 Dit onderzoek is belangrijk voor muziektherapeuten. Vooreerst omdat het hier in eerste instantie om de werking van muziektherapie gaat. Ten tweede omdat de therapeut, door te weten op welke signalen hij kan letten bij een cliënt, zich beter op de cliënt in kan stellen en zo de behandeling kan verbeteren en variëren. Anderzijds is het onderzoek ook belangrijk voor verpleegpersoneel en mensen die met de cliënten te maken hebben. Als de cliënt uit de muziektherapie komt en zich bijvoorbeeld anders gedraagt, weet het verpleegpersoneel dat de muziektherapie hiervoor de reden is of kan zijn. Hetzelfde geldt voor verwanten en naasten van de cliënt; of algemeen gezegd: voor mensen die (veel) met de cliënt te maken hebben. Nagaan welke signalen er als gevolg van muziektherapie optreden, kan het begrip voor de dementerenden bevorderen en daardoor de omgang met hen verbeteren. Het contact met de dementerende wordt in de loop van de ziekte steeds minder. Muziek biedt hier een goede weg om dit contact te herstellen en oprecht te houden. Het gehoor blijft bij een mens het langst bestaan. Ook als iemand zoals in de laatste fase van dementie alleen nog op bed kan liggen, blijft het oor het kanaal waardoor men de mens nog kan bereiken. De toestand van een cliënt met dementie is natuurlijk ook sterk afhankelijk van de fase waarin hij zit. Afhankelijk van de fase zullen ook de effecten zich anders uiten. Daarom is het van belang om te weten op welke signalen van de cliënt men kan letten bij het bepalen van effecten van muziektherapie. Voor mij, maar ook voor andere therapeuten is het belangrijk om te weten: bereikt de muziek de cliënt? Wat doet de muziek met de cliënt? Komt de muziek “goed of fout” aan bij de cliënt? En hoe kan men dit vaststellen? Met “goed of fout” bedoel ik het volgende: Het is bekend dat ons lichaam op een onhoorbare frequentie trilt. Als er trillingen op het lichaam inwerken, die niet in overeenstemming zijn met de trillingen uit de natuur, kan dit tot schade van het lichaam leiden. (Een voorbeeld hiervan is een onderzoek van Tompkins & Bird (2000), waaruit blijkt dat jongeren die al vanaf hun jeugd hardrockmuziek hebben geluisterd, voor hun twintigste al gedeeltelijk doof zijn.) Voor mij is binnen een therapiesessie “iets fout doen” dan bijvoorbeeld: niet in overeenstemming met de trillingen van de natuur spelen. (Velde, J.-W. v.d. (2005) Muziek werkt als agogisch instrument.Uitgeverij Nelissen, Soest) De cliënt kan mij in de meeste gevallen dan niet zeggen dat het hem niet goed doet. Maar hoe merk ik het dan? Er is wel onderzoek gedaan naar de effecten van muziektherapie bij demente ouderen. Maar er is weinig te vinden over de signalen die de cliënt uit zichzelf geeft na de muziektherapie. Daarom kan het moeilijk zijn voor een therapeut om deze signalen te interpreteren of er überhaupt op te letten. Met signalen worden hier tekens bedoeld, die de cliënt als effect van muziektherapie uitzendt. Deze tekens kunnen lichamelijk van aard zijn, in het bereik van vitale functies, maar ze kunnen ook in het gedrag, in de taal of in de motoriek te vinden zijn. De tekens kunnen bijvoorbeeld een verbetering of een verslechtering van de genoemde variabelen zijn. Een voorbeeld van een signaal is: een cliënt, die niets meer kan doen behalve op bed liggen, blijft met een vinger, na of tijdens de therapie gedurende enkele seconden of minuten, een ritme tikken. Dit signaal is dan lichamelijk van aard, maar toont ook een verbetering op motorisch gebied. Ook voor andere muziektherapeuten kan deze vraag belangrijk zijn. Als er geen signalen van de cliënt waargenomen worden, kan er niet doelgericht gewerkt worden. De signalen die de cliënt uitzendt als effect van muziektherapie, helpen de therapeut bij het inschatten. Hierdoor weet de therapeut waarop hij bij de cliënt moet letten en waar hij op in kan gaan bij zijn handelen. Als men zich meer concentreert op wat muziek bij de cliënten bereikt, kan dit een verbetering van de behandeling tot gevolg hebben. Als de effecten herkend kunnen worden, kunnen nieuwe doelen en werkvormen bedacht worden voor de cliënt. Dit onderzoek zal een bijdrage leveren aan de verbetering van de kwaliteit van muziektherapie bij demente mensen. Belangrijk voor het volgende onderzoek is om duidelijk te maken, dat dit onderzoek in EEN instelling, namelijk het “Seniorenpark carpe diem” in Aken, gedaan wordt. Daardoor zijn de resultaten alleen voor deze instelling representatief. Het is belangrijk dat het duidelijk is, dat de data en resultaten die dit onderzoek oplevert, alleen voor deze instelling gelden. “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
13
2.
Onderzoek afstudeerproject
2.1.1. Vraagstelling Hoofdvraagstelling Uit welke signalen van de cliënt kan men opmaken dat muziektherapie bij mensen met dementie effect heeft? Subvragen -
In welke fase van dementie zitten de cliënten?
-
Hoe vaak per week ontvangt de cliënt muziektherapie?
-
Zijn de signalen aan het lichaam, de taal, het gedrag en/of de motoriek te herkennen?
2.1.3. Doelstelling De uitkomst van dit onderzoek zal een opsomminglijst met een theoretische relevantie worden, waarbij de signalen genoemd worden die bij de cliënten optreden als effect van muziektherapie. Deze zal ten eerste als oriëntatie kunnen dienen voor muziektherapeuten. Er kan altijd nagekeken worden welke signalen er bij de cliënten geobserveerd kunnen worden. Tegelijkertijd kan de lijst ook een aanzet geven om zelf over signalen na te denken, die een mogelijke individuele cliënt uit zichzelf geeft. De therapeut kan een methodiek ontwikkelen die met deze signalen rekening houdt; daarmee kan hij op de signalen ingaan of ermee gaan werken. In de opsomminglijst gaat het om signalen van zowel binnen als buiten de therapie. Door meer kennis over het onderwerp te hebben, krijgen muziektherapeuten meer inzicht op de uitwerkingen bij de behandeling van een cliënt. Zij zullen daardoor een verbeterde therapievorm kunnen aanbieden en hebben daarmee ook de mogelijkheid om nieuwe werkvormen te bedenken, die meer op de behoeften van de cliënt ingaan. Voor mijn eigen werkmodel zal dit onderzoek zeker een aanvulling geven. Als muziektherapeute weet ik wel welke effecten muziektherapie op mijn cliënt(en) heeft of kan hebben. In een eigenlijke sessie echter, ben ik bij de individuele cliënt niet zeker, op welke signalen ik moet letten. Het doel voor mezelf bij dit onderzoek is onder andere ook om voor mezelf meer zekerheid binnen de sessies te krijgen, en dit door meer op de behoeften van de cliënt te kunnen ingaan. Over het vernieuwen van mijn eigen werkmodel zal in een later hoofdstuk, namelijk in de discussie (hoofdstuk 3) uitgebreider geschreven worden. De kwaliteit van belevingsgerichte zorg wordt op die manier verbeterd, omdat door de signalen een hypothese opgesteld kan worden, over wat er in de cliënt omgaat. De therapeut krijgt een betere kijk op de uitwerking en de consequenties van zijn handelen. De therapeut kan in zijn attitude en zijn werkwijze op de behoeften van de cliënt ingaan. Dit leidt tot een verbetering van de levenskwaliteit van de cliënt. De kwaliteit van de muziektherapie in het algemeen, stijgt hierdoor. Voor muziektherapeuten is het belangrijk om te weten of de muziek die zij gebruiken ook juist ingezet wordt. Aan de signalen die op de opsomminglijst komen te staan, kan men interpreteren of de muziek die ingezet wordt, het vooropgestelde doel bereikt. Door meer aandacht te krijgen voor signalen die de cliënt geeft als effect van muziektherapie, kan de therapeut meer inzicht krijgen in wat er met de cliënt aan de hand is. Daardoor kan het behandelplan beter op de cliënt afgestemd worden. De therapeut kan op die manier doelgerichter werken. “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
14
2.1.4. Onderzoekstype Inventariserend “Een inventariserend onderzoek inventariseert hoe vaak een verschijnsel voorkomt en / of welke verschijnselen voorkomen;…” (Smeijsters, H. (2005). Praktijkonderzoek in vaktherapie. Bussum : Uitgeverij Coutinho.) Ik heb voor dit onderzoekstype gekozen, om algemene uitspraken te doen over de signalen die duidelijk maken dat muziektherapie effect heeft. Hoe meer enquêtes ingevuld worden en hoe meer cliënten geobserveerd worden, des te meer kunnen algemeen geldige uitspraken gedaan worden, die ook voor andere therapeuten in dit werkveld van belang kunnen zijn. In mijn onderzoek wil ik onderzoeken uit welke signalen van de cliënt men kan opmaken dat muziektherapie effect heeft. Dit betekent dat ik ga onderzoeken welke signalen er optreden, wat dus inventariserend van aard is. Ik onderzoek dus welke signalen er bij demente mensen optreden als consequentie van muziektherapie. Zowel de verklarende kwalitatieve casestudy als ook het ontwikkelend actiegericht onderzoek zijn voor mijn onderzoek niet van toepassing. In een kwalitatieve casestudy had ik de mogelijkheid om één cliënt te benaderen en over hem een onderzoek te doen. In dit geval wordt er slechts één casus onderzocht. Om een algemeen geldige uitspraak te doen heb ik echter meer informatie nodig dan over één cliënt. Daarbij komt dat ik hier een keuze had moeten maken voor een cliënt, die uiteraard gedurende die tijd slechts in één fase van dementie zou zitten. Voor de andere fasen van dementie zou ik dan geen uitspraken kunnen doen. Ook het actiegericht onderzoek is niet van toepassing voor mijn vraagstelling. Een actiegericht onderzoek is steeds gekoppeld aan een actie met als doel de praktijk te veranderen. Er bestaat in het begin een praktisch probleem, wat door het onderzoek zal worden opgelost. Bij een actiegericht onderzoek zijn beide partijen, onderzoekers en onderzochten, gelijkwaardig en gezamenlijk. Er wordt gezamenlijk met de therapeut tijdens de behandeling een interventie ontwikkeld. Dit komt voor mijn onderzoek ook niet aan bod, omdat het zich meer op een observatie van cliënten toelegt en niet zozeer op de activiteiten en acties van de cliënten tijdens een therapie. Essentieel voor een inventariserend onderzoek, is dat de onderzoeker nagaat wat er aan de hand is en wat de huidige stand van zaken is. Drie voorbeelden van een inventariserend onderzoek zijn: 1. imago-onderzoek, 2. marktonderzoek, 3. doelgroepenanalyse. Voor mijn onderzoek is het laatste, de doelgroepenanalyse, van toepassing; omdat ik in mijn onderzoek wil nagaan welke kenmerken en signalen er bij een bepaalde doelgroep die muziektherapie ontvangt, te vinden zijn.
(Migchelbrink, F. (1996). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam : Uitgeverij SWP.)
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
15 2.1.5. Onderzoeksmethode Kwantitatieve survey “Door middel van een voorgestructureerde en gesloten vragenlijst wordt cijfermatig bij een groot aantal respondenten informatie verzameld. Respondenten geven bijvoorbeeld aan of iets wel / niet en in welke mate aanwezig is. Het onderzoek heeft een inventariserend karakter.” (Smeijsters, H. (2005) Praktijkonderzoek in vaktherapie. Uitgeverij Coutinho: Bussum.) Voor een kwantitatief onderzoek wordt er een groot aantal respondenten bevraagd. Dit wordt gedaan om een zo representatief mogelijk resultaat te krijgen. Ook in mijn geval wil ik bij de resultaten die ik krijg, een algemene uitspraak kunnen doen. Dit kan alleen als er een representatief aantal mensen bij betrokken wordt. Bij een kwantitatief onderzoek wordt er een gestandaardiseerd meetinstrument gebruikt (in dit geval een enquête). Het meetinstrument is voor iedereen gelijk, omdat men alleen op die manier een gestandaardiseerd antwoord krijgt. De antwoorden die men krijgt, wil men kunnen tellen; daarom is het belangrijk dat steeds dezelfde vragen en antwoordmogelijkheden bij iedereen gegeven worden. In mijn geval is het vooreerst belangrijk om te weten in welke fase de cliënt zit; omdat de antwoorden afhankelijk van de fase van dementie, erg kunnen verschillen. Een cliënt in de eerste fase van dementie zal bijvoorbeeld duidelijk meer praten dan een cliënt van de laatste fase, die helemaal niet meer kan praten. Dus er moet eerst bepaald worden, in welke fase van dementie de betreffende cliënt zich bevindt, en pas daarna kunnen specifieke vragen gesteld worden. Er worden dus meerdere vragenlijsten opgesteld, om individueel op een cliëntgroep te kunnen ingaan, maar tegelijk toch algemene antwoorden over deze doelgroep te krijgen. Ik kies voor dit soort meetinstrument, omdat het zowel individueel van aard is (omdat het op de specifieke fase van de cliënt ingaat), maar ook algemene antwoorden zal opleveren (omdat de specifieke enquête antwoorden geeft over meerdere cliënten en het hiermee dus algemeen gemaakt wordt). Een statistische verwerking treedt op bij een kwantitatief onderzoek. Men verwerft vooral getallen en feiten. Deze worden uitgewerkt, bijvoorbeeld in een tabel of in een speciaal programma (SPSS). De data worden verzameld en in een statistiek uitgewerkt zodat men algemeen geldige uitspraken kan doen. Dit is meetbaar in cijfers en daardoor kwantitatief en het geeft in principe al een antwoord op mijn hoofdvraagstelling. Ten tweede onderzoek ik welke signalen er zich voordoen bij cliënten die muziektherapie ontvangen. Dit onderdeel van het onderzoek is beschrijvend en daarmee een survey. (Smeijsters, H. (2005) Praktijkonderzoek in vaktherapie. Uitgeverij Coutinho: Bussum.)
2.2. Uitvoering 2.2.1. Dataverzameling Voor mijn dataverzameling heb ik een enquête opgezet aan de hand van een literatuurstudie. Deze enquête wordt schriftelijk gevoerd. Vooreerst wil ik een algemeen overzicht van dataverzamelingstechnieken geven: Er worden drie hoofdgroepen van dataverzamelingstechnieken onderscheiden: 1. ondervragen, 2. observeren, 3. inhoudsanalyse. De techniek van het ondervragen wordt gebruikt om gegevens en informatie van personen te verkrijgen. “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
16 De techniek van het observeren wordt gebruikt om naar personen te kijken en waar te nemen. De techniek van de inhoudsanalyse wordt vooral toegepast op gesprekken, uitzendingen, kranten, tijdschriften etc. Op het eerste zicht lijkt voor mijn vraagstelling het observeren de passende dataverzamelingstechniek. De signalen van een cliënt kunnen voornamelijk door observeren herkend worden. In mijn onderzoek gaat het er echter ook om, om de signalen die de cliënt geeft van zo veel mogelijk kanten te bekijken (dus muziektherapeut, verpleegpersoneel, ander personeel etc.) De observatie vindt dus in principe plaats door de mensen, die hierover vervolgens door mij bevraagd worden. Dus eigenlijk zijn deze twee technieken in mijn onderzoek met elkaar verbonden. (Migchelbrink, F. (1996) Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Uitgeverij SWP, Amsterdam.) Ik was van plan om schriftelijke enquêtes op te stellen. Deze wilde ik, afhankelijk van de situatie, doorgeven aan de respondenten ofwel de vragen van de enquête met de respondenten samen doornemen, dus ondervragen. Uiteindelijk is het niet gelukt om de vragen met de respondenten door te nemen en ze te ondervragen. Door veel uitval van personeel door ziekte en vakantie had de verpleging niet de tijd om met mij gezamenlijk de vragen door te gaan. Daarom heb ik ervoor gekozen om de enquêtes door te geven aan de respondenten. Type enquête De enquête is een lijst met vragen over het onderwerp, waarvan ik verwacht dat ik de informatie die ik voor mijn scriptie nodig heb, te weten zal komen. De enquête is een van de meest gebruikte onderzoeksmethoden van een kwantitatieve onderzoek. Er zijn vier categorieën van ondervraging: 1. Individuele / groepsgewijze ondervraging, 2. Face to face / niet-lijfelijke ondervraging, 3. Mondelinge / schrijftelijke ondervraging en 4. Open / voorgestructureerde ondervraging. Oospronkelijk was mijn plan om een face-to-face mondelinge en voorgestructureerde ondervraging te doen; wat op een interview leek. Als men de respondenten persoonlijk aanspreekt en met hen de vragen doorgaat, krijgt men meer resonantie dan als men alleen de enquêtes inlevert en dan op een respons wacht. Voor betrouwbaarheid en validiteit, zie de bijbehorende hoofdstukken. Gezien de omstandigheden die er in de instelling waren, heb ik dus een niet-lijfelijke, schriftelijke ondervraging gedaan. De vragen en de antwoordmogelijkheden zijn van tevoren vastgelegd. Aan het eind zijn er echter ook open vragen te vinden om meer diepgaande informatie te krijgen. (Migchelbrink, F. (1996) Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Uitgeverij SWP, Amsterdam.)
Vorm van de vraagstelling De taal van de vraagstelling is in dit geval Duits, omdat de enquête in een Duitse instelling afgenomen werd. Dit is een voorwaarde voor de respondenten om de vragen goed te verstaan. Per vraag heb ik niet meer dan een tot twee korte zinnen geschreven. Korte en duidelijke vragen zijn het best te beantwoorden. De vragen worden in een bepaalde volgorde gesteld. Voorest wil ik te weten komen, welke relatie de respondent met de cliënt heeft, dus in welke positie hij zit en hoeveel hij van de cliënt weet. Zoals ook in de data-analyse nog eens beschreven, heb ik naar het beroep van de respondent gevraagd om ongeveer te kunnen nagaan welke medewerkers ik al bevraagd heb en welke de enquête nog moeten invullen. “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
17 De vragen die dan volgen, zijn vragen met betrekking op een speciale cliënt. De respondent wordt gevraagd om een bepaalde client in gedachten te houden en aan de hand van deze client de vragen te beantwoorden. Dit gebeurt om de anonimiteit te bewaren. Als er op iedere enquête een andere naam staat, moet er eerst toestemming van de instelling gegeven worden om de enquêtes te mogen gebruiken. Hier heeft dus ook de tijdfactor een rol gespeeld. In de enquête wil ik eerst te weten komen in welke fase de cliënt zit. Dit wil ik doen door in de enquête een kort overzicht te geven van de vier fasen van dementie, zoals hierboven in de probleemstelling al beschreven. Ik heb bewust voor de vier fasen van dementie gekozen, omdat ik deze als geschikter acht. Ze zijn namelijk preciezer dan de drie fasen van dementie, die ook hierboven in de probleemstelling beschreven werden. Afhankelijk van de fase waarin de cliënt zit, kunnen ook de signalen die hij geeft als reactie op de muziektherapie, verschillen. Ik heb er nu bewust voor gekozen om een respondent steeds over één cliënt te ondervragen. Iedere cliënt heeft een zogenoemde “Bezugspfleger”, die zich vooral met deze ene cliënt bezighoudt. Daardoor kent hij de cliënt het best van het personeel en kan hij ook de kleinste veranderingen vaststellen. Maar het was dan ook mogelijk dat een respondent over meerdere bewoners enquêtes invulde. Daarna wil ik verder gaan met vragen die betrekking hebben op de signalen die de cliënt uit zichzelf geeft. Deze sorteer ik aan de hand van de categorieën: vitale functies, taal, gedrag en motoriek. Deze vier categorieën heb ik aan de hand van mijn literatuurstudie uitgezocht, omdat op deze gebieden de meest voorkomende effecten optreden. Ik vraag eerst of er überhaupt effecten geobserveerd werden, zodat ik niet op de zaken vooruit loop. Zo voorkom ik dat ik het antwoord in de mond van de respondent leg. Daarna wordt er gevraagd op welke gebieden er uitwerkingen geobserveerd werden en van welke aard deze uitwerkingen waren. Als de eerste vraag, of er überhaupt uitwerkingen zijn, met een ‘ja’ wordt beantwoord, zullen dan bij de daaropvolgende vragen ook antwoorden te vinden zijn. Dit zijn dan ook multiple-choice-antwoorden, maar steeds met een vrije antwoordmogelijkheid erbij, om verdere aanvullingen van de respondent ook toe te laten. Zo kan de informatie die men wil verkrijgen, nog uitgebreider en/of specifieker worden. De enquête wordt dan afgesloten met een algemene vraag naar andere uitwerkingen, die misschien niet in de genoemde categorieën passen. Er bestaat natuulijk ook de mogelijkheid dat de respondent uitwerkingen van muziektherapie heeft vastgesteld op de dementerende cliënten vastgesteld, die in de enquête niet genoemd werden. Daarom heeft hij op deze plaats nog eens de mogelijkheid om observaties in te vullen.
Antwoordmogelijkheden Ik wil mijn enquête beginnen met multiple-choice-vragen. Deze bieden vaste antwoordalternatieven. Hierbij wil ik ook vragen opnemen waarbij meerdere antwoorden aangekruist mogen worden. Zoals hierboven al beschreven, heb ik voor het formuleren van mijn vragen en van de antwoordmogelijkheden, een literatuurstudie gedaan. In de literatuurstudie ben ik veel te weten gekomen over verschillende effecten die muziektherapie op dementerende, maar ook op nietdementerende cliënten heeft (bijvoorbeeld op mensen met afasie; omdat afasie een bijverschijnsel van dementie is). Hier heb ik vooral, zoals hierboven al beschreven, effecten op vitale functies, taal, gedrag en motoriek gevonden. Zo zijn dan ook de antwoordmogelijkheden tot stand gekomen. De vragen zullen voor een groot deel multiple choice vragen zijn. Hier bied ik dus de mogelijke antwoorden aan, omdat ik ervan uitga dat het verpleegpersoneel niet goed in de gaten heeft wat voor effecten er kunnen optreden en hoe de effecten van muziektherapie op dementerende cliënten zich kunnen uiten. Daarbij zullen er echter ook open vragen zijn. De respondent kan hier zelf aanvulling aan geven. Dit acht ik belangrijk, omdat de multiple choice vragen begrensd zijn tot 4 - 5 antwoorden en het juiste antwoord er misschien niet inzit. Op het einde heb ik twee compleet open vragen gesteld. De vraag “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
18 over hoe de uitwerkingen op de motoriek van de client zich uiten, heb ik bewust open gesteld, omdat ik denk dat hierbij heel veel antwoorden mogelijk zijn, en ik deze dus niet tot 5 antwoordmogelijkheden wilde begrenzen. Ook de laatste vraag, of er nog andere uitwerkingen herkend werden bij de cliënten, heb ik open gelaten, omdat deze vraag veel verschillende richtingen uit kan gaan. Voor deze vraag is het dus beter om de respondent vrij te laten. Hierdoor kan nog informatie bijgevoegd worden, die eventueel in de voorafgaande vragen niet opgenomen kon worden. Moment van afname Toen ik mijn onderzoeksvoorstel opstelde (dus vóór mijn onderzoek), was ik al in de instelling waar ik het onderzoek heb gedaan; op die dag was er namelijk een medewerkersvergadering, waar bijna iedereen van de verpleging bij zat. Hier heb ik al mijn onderzoek aangekondigd, en verteld waarover het zou gaan. Zo waren de medewerkers al voorbereid en geïnformeerd over het onderzoek, ze wisten waar het om draaide en konden al op mogelijke signalen van de cliënten letten. Het moment van afname heb ik bewust op een vroeg tijdstip gezet. In mijn onderzoeksvoorstel had ik gepland om de enquêtes op 13 april klaar te hebben en uit te delen aan de respondenten. Ik heb door middel van een brief nog eens op het belang van het onderzoek gewezen. In dit brief heb ik ook gevraagd om de enquêtes tegen 23 april in te vullen. Dit heb ik bewust gedaan om de respondenten te motiveren om de enquêtes zo snel mogelijk in te vullen. Ook verbaal heb ik de respondenten nog eens gemotiveerd om de enquêtes in te vullen. Dit is me ook gelukt en ik heb deze zoals gepland op 27 april weer kunnen inzamelen. De meeste enquêtes waren wel al op 23 april klaar, maar er waren (zoals ik ook verwacht had) nog enkele personen, die er niet in geslaagd waren om deze op tijd in te vullen. Op die manier heb ik echter mijn tijdsplanning kunnen volgen. Omdat ik in die instelling ook stage gelopen heb, kende ik al een groot deel van de medewerkers en kon ik hen steeds op een collegiale wijze opnieuw motiveren om de enquêtes in te vullen. Daarbij heeft mijn stagebegeleider ook steeds iedereen aan de enquêtes herinnerd, zodat ik ze op tijd kon inzamelen. Het “Seniorenpark carpe diem” in Aken “Pluk de dag” is de grondgedachte voor het nieuwe concept dat in Carpe diem verwezenlijkt wordt. Het houdt in: “Zo veel mogelijk zelfstandigheid met zoveel verzorging en verpleging als nodig is”. Communicatie en gezamenlijk beleven staan hier op de voorgrond. Carpe Diem in Aken biedt 91 verzorgingsplekken. Carpe Diem bestaat uit het verpleegtehuis als centrale eenheid en het aangesloten verpleegd / verzorgd wonen. Het verpleegtehuis bestaat uit de verpleegeenheid, de medische en therapeutische inrichtingen, bijkomende inrichtingen, service-inrichtingen, en het Café Bistro. De verpleegeenheid is georganiseerd volgens het woongroepenprincipe. Ongeveer 10 verpleegappartementen vormen een woongroep, waarin 10 tot 12 bewoners verzorgd worden door een bevoegd verple(e)g(st)er.
Lay-out De vragenlijst is zo verwerkt, dat ik eerst duidelijk heb welke positie de respondent binnen de instelling heeft en welke relatie hij met de cliënt heeft. Dit zijn in principe basisvragen, die men direct zonder na te denken, kan beantwoorden. Ook het geslacht en de fase waarin de cliënt zit, vraag ik aan het begin van de enquête. Ik ben verder gegaan met de gesloten vragen, om precieze en duidelijke antwoorden te hebben. Omdat hier antwoordmogelijkheden aangegeven zijn, hoeft de respondent ook niet lang na te denken over zijn antwoord. De antwoordmogelijkheden kunnen dan ook ideeën vormen voor de open vragen, die ik aan het eind van de enquête wil stellen. De voorafgegane vragen hebben de respondent aan het denken gezet en kunnen nu een grondlaag vormen voor de antwoorden op de open vragen. De vragen worden ondergebracht in categorieën, die ik al noemde (vitale functies, taal, gedrag, motoriek), om het overzichtelijk te houden. “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
19 Betrouwbaarheid en validiteit Om een zo betrouwbaar mogelijk resultaat te krijgen, wilde ik graag zo veel mogelijk mensen bevragen. Omdat het tijdstip beperkt was, was dit echter slechts beperkt mogelijk. Ik had in mijn onderzoeksvoorstel gepland om 60 mensen te bevragen; dit betekent dat ik nog meer enquêtes verdeeld heb. Daarbij had ik erop gerekend, dat ik van ongeveer 50 mensen de enquêtes terug zou krijgen. Dit is ongeveer gelukt; er zijn 47 ingevulde enquêtes geretourneerd. Toen ik de enquêtes verdeelde, heb ik er altijd bij gezegd, dat als er vragen waren, deze steeds aan mij gesteld konden worden. Doordat ik toen veel tijd in de instelling doorbracht, konden de respondenten me altijd vinden of mij via mijn stagebegeleider bereiken. Er waren wel enkele vragen over de enquête, die ik kort en direct kon beantwoorden. Deze vragen draaiden er vooral om dat de verpleging er bijna nooit op let welke hartslag of bloeddruk iemand na een muziektherapeutisch aanbod heeft. Ik gaf dan als antwoord dat, als zij niets gezien of geobserveerd hadden, zij ook gewoon ‘nee’ konden aankruisen. Anonimiteit van de respondent De anonimiteit van de respondent was voor mij heel belangrijk. Vooreerst is het voor mijn onderzoek helemaal niet van belang om te weten hoe de respondent heet of wie hij is. Daarenboven zou het de sociale wenselijkheid van mijn onderzoek beïnvloeden. Als de respondent zijn naam moet aangeven, voelt hij zich waarschijnlijk gecontroleerd als hij de enquête moet invullen, en geeft hij mogelijk sociaal wenselijke antwoorden. Daarom heb ik er bewust voor gekozen om niet naar de naam van de respondent te vragen, maar naar het beroep. Hierdoor kon ik ongeveer nagaan wie van de verpleging al een enquête ingevuld had en hoeveel er nog misten. Aan de hand van de beroepsbeschrijvingen die op de enquête aangegeven werden, kon ik dit vaststellen. Het aangeven van het beroep was dus niet belangrijk voor de resultaten die het onderzoek oplevert, maar als controle voor mij, om na te gaan hoeveel enquêtes ik nog kon inzamelen. Datapreparatie Voor de datapreparatie heb ik een logboek in SPSS aangelegd. De antwoordmogelijkheden die ik in de enquête gaf, kunnen hier een code krijgen en zo in een tabel verwerkt worden. Vooreerst worden de vragenlijsten gecontroleerd op het correct invullen. Als er enkele antwoorden ontbreken of meerdere antwoorden gegeven zijn waar slechts één antwoord mocht gegeven worden, kunnen deze vragen niet gebruikt worden. Daarom is SPSS geschikt voor de datapreparatie: het heeft een functie die met ontbrekende antwoorden rekening houdt. De tweede stap is dan om een totaaloverzicht te maken door de antwoorden in SPSS in te geven. De antwoordmogelijkheden krijgen in SPSS een code. Bij de eerste drie vragen is dit ook heel makkelijk, omdat hier de antwoorden gewoon een cijfer krijgen, die dan in SPSS kan ingegeven worden. Bij de vragen naar de uitwerkingen van muziektherapie op de cliënten wordt dit al moeilijker. Bij deze vragen zijn er meerdere antwoordmogelijkheden. In de meeste gevallen kunnen er ook meerdere antwoorden gegeven worden. In dit geval krijgt iedere antwoordmogelijkheid de code “ja” of “nee”. Zo kunnen er ook meerdere antwoorden voor één vraag in SPSS worden ingevoerd. De antwoorden die ik op mijn vrije vragen kreeg, heb ik extra opgeschreven. Hier werden vaak dezelfde antwoorden gegeven. De antwoorden op de open vragen hebben dus trekken van een kwalitatieve uitwerking. (Migchelbrink, F. (1996) Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Uitgeverij SWP, Amsterdam.) “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
20 2.2.2. Sociale wenselijkheid Sociaal wenselijke antwoorden heb ik voorkomen, doordat ik eerst de enquêtes uitgedeeld heb en ze dan achteraf weer verzameld heb. Zo kon ik niet zien hoe de enquêten werden invuld en daardoor hadden de respondenten niet het gevoel dat zij sociaal wenselijke antwoorden moesten geven. Anderzijds heb ik dit voorkomen door de enquêtes anoniem te maken. Daardoor weet ik niet precies wie de enquête ingevuld heeft en zo hebben de respondenten ook hier niet het gevoel dat zij een sociaal wenselijk antwoord moeten geven. Een ander punt voor de sociale wenselijkheid is het moment en de context van afname. Een andere context dan de beoogde, kan tot sociaal wenselijkere antwoorden leiden. “Een enquête over oorlog en vrede kan gedurende de kerstdagen tot geheel andere conclusies leiden dan wanneer de enquête wordt afgenomen in andere perioden van het jaar.”( Baarda, de Goede (2006). Basisboek Methoden en Techniken. Groningen: Wolters-Noordhoff.) Het thema van mijn onderzoek is heel neutraal. Daardoor kunnen de antwoorden ook niet in een “foute context” gegeven worden. De antwoorden worden op een heel algemene manier door de respondent gegeven. Er zijn bijna geen factoren die de respondent van buitenaf voor zijn antwoord kunnen beïnvloeden. Sociaal wenselijke antwoorden worden gegeven omdat de respondent zich van zijn goede kant wil laten zien. Mijn dataverzameling omzeilt echter deze punt, omdat de gegevens gaan over derden, dus niet over zichzelf maar over de mensen om wie het eigenlijk in het onderzoek gaat. Dit betekent dat de respondenten zich hier beperkt van hun goede kant kunnen laten zien. Als de respondent helemaal geen antwoorden voor het onderzoek zou kunnen geven, zou het echter wel een teken zijn naar de respondent toe. Ook de non-respons hoort bij de sociale wenselijkheid. Als mensen neutraal staan tegenover een thema, zal de interesse voor het onderzoek ook heel laag zijn. Respondenten zullen vooral enquêtes invullen als zij duidelijk positief of negatief denken over het thema. Als ze negatief over het thema zouden denken, zullen zij eerder geen sociaal wenselijke antwoorden geven. Omdat in mijn onderzoek de respondenten niet direct bij het thema (muziektherapie) betrokken zijn, zullen de sociaal wenselijke antwoorden wat dit punt betreft, ontbreken.
2.3. Analyse 2.3.1. Data-analyse Dataverwerkingstechnieken Voor mijn onderzoek komen er twee dataverzamelingstechnieken in vraag. Vooreerst de Frequentieverdeling die weergeeft hoe vaak elke meetwaarde voorkomt. Bij deze techniek kan ik aangeven in welke fase van dementie een cliënt zit en hoe vaak bij cliënten in deze fase signalen als reactie op muziektherapie überhaupt te herkennen zijn. Bij de correlationele associatiemaat is er een verband te zien tussen de fase van dementie van de cliënt en de aard van signalen die de dementerende laat zien als effect van muziektherapie. (Smeijsters, H. (2005). Praktijkonderzoek in vaktherapie. Bussum : Uitgeverij Coutinho.) Gezien mijn vraagstelling worden de vragen niveau verwerkt. Hier wordt nagegaan muziektherapiesessie. Iedere antwoordmogelijkheid krijgt een cijfer maken heeft. Er is geen goed-/slecht-relatie classificatie.
die in de enquête gesteld worden, vooral op nominaal welke signalen er optreden na of tijdens een toegedeeld, dat echter niets met een waarde ervan te tussen deze getallen. Het gaat hierbij slechts om een
Ik kies onder andere voor deze vorm van meetniveau, omdat deze het best aansluit bij mijn hoofdvraagstelling. “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
21
Verder gebruik ik echter ook het intervalniveau. “Bij variabelen op intervalniveau hebben de codecijfers behalve de eigenschap dat zij een rangorde vormen, ook nog de eigenschap dat hun onderlinge verschillen (intervallen) en de verhoudingen daartussen zinvol zijn. Een interval is een vaste meeteenheid.” (Jansen, E.P.W.A. (2004) Enquêteren. Wolters-Noordhoff, Groningen.) Deze heeft aan de ene kant betrekking op de vraag, in welke fase van dementie de cliënt zit. Maar het heeft ook betrekking op bijvoorbeeld de vraag hoe vaak de cliënt per week muziektherapie ontvangt of hoe vaak de signalen als effect bij hem optreden. (Jansen, E.P.W.A. (2004). Enquêteren. Groningen : Wolters-Noordhoff.) SPSS Voor de data-analyse heb ik een logboek in SPSS gemaakt. Iedere vraag met multiple-choice-antwoordmogelijkheden krijgt een eigen codering. In dit geval ben ik begonnen met de eerste vraag: “Welk geslacht heeft de client?”. De antwoordmogelijkheden bestonden uit “mannelijk” en “vrouwelijk”; want andere mogelijkheden zijn er niet. Het antwoord “mannelijk” kreeg in SPSS de code “1” en “vrouwelijk” de code “2”. Het ging verder met de fase van dementie waarin de cliënt zit. Hier heb ik voor de vier fasen van dementie in de codering ook de getallen 1 tot 4 genomen. Dit leek me het makkelijkst om de data in SPSS in te geven. Daarop volgde de frequentie van muziektherapie; met 1 = een keer per week, 2 = twee keer per week, 3 = drie keer per week en 4 = meer dan drie keer per week. Ook hier was het makkelijkst om de nummers uit het antwoord direct als code over te nemen. Bij de vraag naar de vorm van muziektherapie, of indivdueel of groepstherapie, konden er drie antwoorden gegeven worden: 1 = individueel, 2 = groepstherapie, 3 = allebei. De 3 moest ik er in dit geval ook als antwoordmogelijkheid bij nemen, omdat SPSS geen twee antwoorden bij één vraag op kan nemen. Daarom moest ik, als beide antwoordmogelijkheden aangekruist werden, voor de codering nog de antwoordmogelijkheid “allebei” invoeren. Dan volgde de vraag of er uitwerkingen van muziektherapie op vitale functies van de client herkend werden. Er kon met een “ja” (=1) of een “nee” (=0) geantwoord worden. Bij vragen die men met ja of nee kan beantwoorden, is het gebruikelijk in SPSS de “ja” met een 1 te coderen en de “nee” met een 0. Dit heb ik ook bij de volgende vragen en antwoorden zo gedaan. Dan werd gevraagd naar de uitwerkingen die muziektherapie op de vitale functies heeft. De antwoordmogelijkheden waren “ademhaling, bloeddruk, spijsvertering en stofwisselling”. Omdat er ook meerdere antwoorden gegeven konden worden, moest ik ieder antwoord in SPSS een eigen kolom geven. Iedere kolom heeft vervolgens een “ja” of “nee” als antwoordmogelijkheid gekregen. Als door een respondent bijvoorbeeld het antwoord “ademhaling” aangekruist werd, kreeg de kolom met de ademhaling een “ja” en de rest een “nee”. Werden er bijvoorbeeld twee antwoorden aangekruist, zoals “ademhaling” en “bloeddruk”, dan kregen deze twee een “ja” en de rest een “nee” enzovoort. Zo kon ik wel meerdere antwoorden voor één vraag in SPSS ingeven. Hetzelfde schema (ja=1, nee=0) geldt dan ook voor de vraag of er uitwerkingen van muziektherapie op de taal te herkennen waren. En op dezelfde manier zoals ik de antwoordmogelijkheden bij de vraag naar de uitwerkingen op de vitale functies gecodeerd heb, zo heb ik het ook gedaan met de antwoordmogelijkheden op de vraag naar de uitwerkingen op de taal. Iedere antwoordmogelijkheid heeft een eigen kolom gekregen en deze wordt dan door een “ja” of een “nee” voorzien. De antwoordmogelijkheden hiervoor waren “de taal van de cliënt is vloeiender; de cliënt gebruikt meer woorden; de betekenis van de woorden is duidelijk voor de cliënt; herhalingen vallen weg”. Net op dezelfde manier heb ik het dan ook gedaan met de vragen naar de uitwerkingen van muziektherapie op het gedrag van de client. Hier stelde ik eerst maar eens de vraag of er überhaupt uitwerkingen op het gedrag waren, met een “ja” of een “nee” als antwoordmogelijkheid. En dan de verschillende antwoordmogelijkheden “de cliënt is minder vergeetachtig; de oriëntatie van tijd is verbeterd; de ruimtelijke oriëntatie is verbeterd; de cliënt uit meer gevoelens; de cliënt praat meer; de client is rustiger” met een eigen kolom en een “ja” of “nee” voorzien. Ook de laatste gesloten vraag, of er uitwerkingen van muziektherapie op de motoriek van de cliënt herkend werden, wordt met een “ja” of een “nee” beantwoord. “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
22 De tabellen uit SPSS zijn opgenomen in de bijlage. De belangrijkste tabellen en de uitkomsten van de enquête zijn te vinden in het onderdeel “resultaten”. Voor ontbrekende antwoorden is er in SPSS een speciale functie ingebouwd. Een ontbrekend antwoord heb ik met een “9” gecodeerd. Als er in een veld een “99” ingevuld werd door mij, betekent dit dat de respondent een eigen aanvulling aan dit antwoord gegeven heeft. Deze manier van verwerken van ontbrekende antwoorden werd ons in een workshop getoond. Open vragen De antwoorden op de open vragen die ik mijn enquête heb gesteld, heb ik allemaal per vraag gesorteerd en opgeschreven. Per vraag heb ik alle gegeven antwoorden opgeschreven. De antwoorden die daar gegeven werden, heb ik in het onderdeel “restultaten” opgenomen. Deze heb ik op de manier overgenomen zoals zij geantwoord werden. De verzameling van deze antwoorden is ook in de bijlage (bijlage 7) te vinden. Interview De uitwerking van mijn interview was in dit geval kwalitatief van aard. Het interview had ik opgenomen en daarna op de computer uitgetikt. Er waren altijd twee dingen die ik in een vraag te weten wilde komen: 1. in welke fase van dementie zit de cliënt? 2. welke uitwerkingen van muziektherapie worden in deze fase vastgesteld? Voor de uitwerking kreeg iedere fase van dementie een eigen kleur, dus vier verschillende kleuren. Iedere aard van uitwerking (vitale functies, taal, gedrag, motoriek) kreeg voor de uitwerking eveneens een eigen kleur; maar andere dan de kleuren van de fase. Als ik bijvoorbeeld bij de eerste vraag naar de uitwerkingen van muziektherapie op de vitale functies van een client in de eerste fase van dementie vraag, krijgt het antwoord op deze vraag bijvoorbeeld een blauwe achtergrond als kenmerk voor de vitale functies en een rood lettertype als kenmerk voor de eerste fase. Zo heb ik het hele interview met deze kleuren gemarkeerd. Hierdoor had ik een overzicht op de antwoorden, ook als er bijvoorbeeld eens een antwoord op vraag 2 in de uitvoering van vraag 5 gegeven werd. Door het kleurensysteem te gebruiken, kon ik de antwoordgegevens sorteren. De uitkomsten van het interview worden ook onder het onderdeel “resultaten” genoemd. Het interview is opgenomen in de bijlage (bijlage 9). Steekproef Mijn onderzoekspopulatie bestaat uit muziektherapeuten, verpleegpersoneel en ook medewerkers van andere afdelingen. De muziektherapeuten zitten tijdens de muziektherapie samen met de cliënt en kunnen hem observeren. Afhankelijk van de aard van de therapie (groepstherapie of individuele), kunnen zij direct alle signalen van de cliënt waarnemen. Zij zijn dicht bij de cliënt en hebben het oogmerk op de reacties van de cliënt. Zij zijn in hun werk sowieso sterk op de reacties, signalen, gedragingen etc. van de cliënt gefocust. Het verpleegpersoneel is de groep van onderzochten, die het meeste tijd met de cliënten doorbrengen. Zij zijn diegenen die de cliënt meestal na de muziektherapie beleven en het best de effecten van muziektherapie meekrijgen. Daarbij horen zij tot de groep mensen die de cliënten, de lichamelijke toestand van de cliënten, het karakter en de gedragingen van de cliënten het beste kennen. Veranderingen die op deze facetten plaatsvinden, worden meestal direct door het verpleegpersoneel waargenomen. Ook personeel uit andere afdelingen beleven de cliënten iedere dag en kennen hen. Een voorbeeld is het personeel van de afdeling “Ergotherapie”. Hieronder vallen een ergotherapeute, een sociaalpedagoge, twee stagiaires en een muziektherapeute. Deze zijn ook afwisselend in stevig contact met de clienten, kennen hen en kunnen goed herkennen als er met hen iets aan de hand is. “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
23
2.3.2. Kwaliteitscriteria Betrouwbaarheid De medewerkers zijn er vaak niet op geconcentreerd om op de samenhang van gedrag (etc.) en muziektherapie te letten. Omdat ze zelf met hun werk bezig zijn en er nog andere therapieën dan muziektherapie plaatsvinden in de instelling, weten ze ook vaak niet wanneer de cliënten muziektherapie ontvangen. Op de medewerkervergadering, die ik hierboven al noemde, heb ik hen daarom gevraagd om in de daaropvolgende dagen en weken eens de focus te richten op de cliënten die muziektherapie ontvangen, en op hun gedragingen na de therapie. Daardoor wisten ze al waarover het in dit onderzoek gaat en heb ik hen erop voorbereid om ook betrouwbare antwoorden te krijgen. In het boek “Basisboek methoden en technieken” van Baarda en De Goede (Baarda, de Goede (2006). Basisboek Methoden en Techniken. Groningen: Wolters-Noordhoff.) wordt gezegd dat de betrouwbaarheid vergroot wordt als de meting minder afhankelijk wordt van het toeval. Een voorbeeld hiervan is: als ik voor mijn onderzoek mijn enquêtes gewoon had verdeeld en de cliënten hadden een bijzonder moeilijke dag en gedroegen zich anders dan gewoonlijk, kon het gebeuren dat de respondent de enquête op deze dag meer specifiek (voor die dag) invult, en dus niet algemeen gezien. Dit heb ik voorkomen door op de medewerkersvergadering aan te kondigen dat ik het onderzoek zou gaan doen en dat de resondenten eens meer konden gaan letten op de signalen van de cliënten na muziektherapie. Ook bij het interview kon ik ervan uitgaan dat Verena mij algemeen geldige antwoorden gaf over de cliënten. Een andere factor voor betrouwbaarheid is de omgeving waarin de enquête afgenomen wordt. Dit kan ik echter niet controleren, omdat ik de enquêtes gewoon afgegeven heb en er niet bij ben geweest toen deze werden ingevuld. Wat het interview betreft, moet ik zeggen dat we hiervoor in een erg rommelige omgeving zaten. Het was echter niet mogelijk een andere plek/situatie op te zoeken voor het interview. Dus wat de omgeving betreft, kan ik er zowel bij de enquêtes als ook bij het interview, niet van uitgaan dat de resultaten 100% betrouwbaar zijn. Ook met de homogeniteit van mijn vragen is rekening gehouden in de enquête. Ik heb de vragen zo opgesteld, dat zij allemaal hetzelfde begrip meten. Enerzijds heb ik vragen uitgekozen die aansluiten bij de definitie van de begrippen die gebruikt worden. Anderzijds heb ik er, voor de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid, voor gezorgd, dat de vragenlijst duidelijk was en dat instructies of eventueel onduidelijke onderwerpen in de enquête verklaard werden (zoals de vier fasen van dementie). Validiteit Wat betreft de begripsvaliditeit heb ik tot nu toe nog geen ander instrument gevonden die de signalen van dementerende clienten als effect van muziektherapie onderzocht heeft. Ik heb wel, zoals hierboven in de paragraaf “effecten van muziektherapie bij dementerende cliënten” beschreven, effecten van muziektherapie gevonden; maar niet hoe zij zich uiten en wat signalen van dementerende cliënten hierop zijn. De validiteit van het onderzoek kan echter slechts gegeven worden als de uitkomsten van dit onderzoek met de uitkomsten van de hierboven genoemde onderzoeken over de effecten van muziektherapie, vergeleken worden. Er wordt bijvoorbeeld geschreven over effecten zoals “de sociale vaardigheden, meer plezier, meer zelfvertrouwen en zelfwaardering”; dit zijn uitspraken die ook in de resultaten vaak terug te vinden zijn. Broton & Koger (2000) ontdekten dat “het gemak van het spreken van een dementerende na een muziektherapiesessie beter was.” Ook deze uitspraak wordt in mijn onderzoek onderbouwd. “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
24 “Pollack & Namazi (1992) ontdekten dat muziektherapie een toename van sociale gedragingen en een afname van niet sociale gedragingen met zich meebrengt.” Deze uitspraak wordt vanuit het hoofdstuk “Effecten van muziektherapie bij dementerende cliënten” overgenomen. De uitkomst van dit onderzoek is echter ook weer een onderbouwing van de resultaten van mijn onderzoek. Ook hier is een vaak genoemd effect dat sociale gedragingen toenemen en dat de cliënten sociaal competenter worden.
2.4. Resultaten Enquête Multiple-Choice-Vragen In totaal hebben 47 mensen de enquête ingevuld. Dit betreft verpleegkundigen, verpleeghulpkrachten, gezondheids- en ziekteverpleging, muziektherapeute, een stagiarie voor muziektherapie en een ergotherapeute.
een
De cliënten over wie de enquêtes ingevuld worden, bestaan uit 42 vrouwen en 5 mannen; wat onder andere ook nog eens de levensverwachting van mannen en vrouwen in het geheugen roept: de levensverwachting van vrouwen is hoger dan die van mannen. De fases waarin de cliënten zich bevinden, zijn voor 15 mensen de eerste en tweede fase van dementie; bij 13 cliënten is het de derde fase en bij 4 cliënten is het de vierde fase van dementie waarin zij zitten. Vooreerst beschrijf ik de antwoorden op de vragen betreffende de uitwerkingen die bij de clienten geobserveerd kunnen worden in de verschillende facetten: vitale functies, taal, gedrag en motoriek. Bij de vitale functies konden 24 van de 47 een uitwerking waarnemen, dus ongeveer 51%. Uitwerkingen op de taal konden 30 van de respondenten vaststellen, wat ongeveer 64% betekent. Bij deze vraag ontbrak ook een antwoord. Ongeveer 79% van de respondenten gaf aan dat zij een uitwerking op het gedrag van de clienten geobserveerd hebben (37 van 47 respondenten). Deze tabel is hieronder opgenomen. 21 van de 47 respondenten (45%) hebben bij de cliënten uitwerkingen op de motoriek van de cliënten kunnen zien. Deze tabel is hieronder opgenomen. Hierbij zaten 11 clienten in de eerste fase van dementie, 12 in de tweede fase, 10 in de derde en 4 in de vierde fase. Zie hiervoor ook tabel 1:
Tabel 1. Werden er uitwerkingen van muziektherapie op het gedrag van de cliënt herkend? Werden er uitwerkingen op het gedrag herkend?
Gültig
nee ja Gesamt
Häufigkeit
Prozent
Gültige Prozente
Kumulierte Prozente
10 37
21,3 78,7
21,3 78,7
21,3 100,0
47
100,0
100,0
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
25 21 van de 47 respondenten (45%) hebben bij de cliënten uitwerkingen op de motoriek kunnen zien. Hierbij waren 6 clienten uit de eerste fase, 6 uit de tweede fase, 7 uit de derde en 2 uit de vierde fase. Vervolgens gaat het over de specifieke uitwerkingen in de categorieën, namelijk hartslag, ademhaling, bloeddruk, spijsvertering en stofwisselling. Twee respondenten hebben bij de vitale functies een uitwerking op de hartslag van de cliënt herkend. Ongeveer 43% van de bevraagden, dit zijn 20 personen, konden een uitwerking van muziektherapie op de cliënt observeren (tabel 2) Dit is in de categorie “vitale functies” het meest geobserveerde. Hiervoor ook de tabel: Tabel 2. Uitwerkingen van muziektherapie op de ademhaling van de cliënt Uitwerking ademhaling
Gültig
Fehlend
Häufigkeit
Prozent
Gültige Prozente
nee
7
14,9
25,9
25,9
ja
20 27 20 47
42,6 57,4 42,6 100,0
74,1 100,0
100,0
Gesamt 9
Gesamt
Kumulierte Prozente
Bij de ademhaling van de cliënt ging het over 3 cliënten uit de eerste fase van dementie; 8 cliënten uit de tweede fase; 7 uit de derde en 2 uit de vierde fase van dementie. Hier tegenover staat de bloeddruk (waar slechts 2 respondenten een uitwerking van muziektherapie konden vaststellen), de spijsvertering (waar helemaal geen uitwerkingen herkend werden) en de stofwisselling (waar slechts 1 respondent een verandering gezien heeft). De uitwerkingen van muziektherapie wat de taal betreft, zijn duidelijk regelmatiger verdeeld. Ongeveer 21% gaf aan dat de taal van de cliënt na de muziektherapie vloeiender is (10 respondenten). 18 van de 47 respondenten viel op, dat de cliënt na of tijdens de muziektherapie welbespraakter is of meer woorden gebruikt (ca. 38%). Voor 15 van de respondenten werd duidelijk dat de betekenis van woorden na de muziektherapie voor de cliënten met dementie, duidelijker is dan daarvoor. Volgens 10 respondenten, vallen herhalingen van woorden weg na muziektherapie. Vervolgens worden de resultaten beschreven die zich op het gedrag van de cliënten betrekken: Ongeveer 13% gaf aan, dat de dementerenden na de muziektherapie minder vergeetachtig zijn. Verder gaven 11 respondenten aan dat de tijdsbeleving bij de clienten verbeterd is na het krijgen van muziektherapie. 9 respondenten konden hetzelfde vaststellen bij de ruimtelijke oriëntatie. 28 respondenten, dus ongeveer 60% heeft waargenomen dat de dementerenden na of tijdens de muziektherapie meer hun gevoelens uiten. Ook hier ontbreekt een antwoord. Hiervoor ook de tabel die erbij hoort:
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
26 Tabel 3. Uitwerking: cliënt uit meer gevoelens als gevolg van muziektherapie Uit meer gevoelens
Gültig
nee ja Gesamt
Fehlend Gesamt
Häufigkeit 9 28
Prozent 19,1 59,6
37 10
78,7 21,3
47
100,0
9
Gültige Prozente 24,3 75,7
Kumulierte Prozente 24,3 100,0
100,0
Ongeveer 30% kon vaststellen dat de cliënten meer praten naar aanleiding van een muziektherapeutisch aanbod. Zoals blijkt uit de volgende tabel, gaven 24 van de respondenten aan, dat de dementerenden na of tijdens de muziektherapie rustiger werden/waren (ca. 51%). Hierbij horen 5 van de 15 mensen thuis in de eerste fase; 8 van de 15 mensen in de tweede fase; 9 van de 13 mensen in de derde fase en 2 van de 4 mensen in de vierde fase (tabel 4).
Tabel 4. Uitwerking: cliënt is rustiger als gevolg van muziektherapie Is rustiger
Gültig
nee ja Gesamt
Fehlend Gesamt
Häufigkeit 13 24
Prozent 27,7 51,1
37 10
78,7 21,3
47
100,0
9
Gültige Prozente 35,1 64,9
Kumulierte Prozente 35,1 100,0
100,0
Open vragen / zelfgegeven antwoorden Bij vraag 7, die naar de aard van uitwerkingen op vitale functies vraagt, geeft een respondent aan, dat de cliënt aandachtiger wordt. Vraag 8 informeert naar hoe de uitwerkingen op de vitale functies zich uiten. Hier wordt door 23 respondenten een antwoord gegeven. Hiervan geven 6 respondenten aan, dat de ademhaling regelmatiger is. 11 mensen zeggen dat de ademhaling dieper is; 4 mensen geven aan, dat de ademhaling meer ontspannen en regelmatiger is. Over een andere cliënt wordt geschreven dat de ademhaling van een hoestprikkel naar ontspanning leidt. Over een cliënt wordt gezegd dat de bloeddruk soms te hoog is (wat negatief uitgelegd wordt), omdat zij zelf haar grenzen niet kan aangeven, als zij veel plezier heeft . Tot slot wordt nog gezegd dat de ademhaling bij een cliënt onregelmatiger is en de bloeddruk te hoog wordt, wat tot kringloopproblemen leidt. “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
27 Vraag 9 handelt over de uitwerkingen op de taal van de cliënt. Hier wordt door een respondent geschreven: “alleen non-verbaal mogelijk, omdat er sprake is van afasie”. Op vraag 10, hoe de uitwerkingen op de taal tot uiting komen, komen er veel verschillende antwoorden aan bod: bewoner neuriet vaak liederen of probeert te zingen; de liedteksten zijn duidelijk; herinnert zich eerst liedteksten, begint daarna de communiceren; lezen, taal en gezang worden in samenhang gebracht; toon verandert, dus meer spraakmelodie; wensen worden geuit; er worden meer positieve uitspraken gedaan, meer lof; scheldwoorden vallen weg; praat minder; er kunnen zinnen gemaakt worden; is beleefder. In 6 van de 23 antwoorden wordt aangetoond dat muziektherapie de dialoogvaardigheden van de cliënt bevordert. Dialogen met de buitenwereld kunnen nu gevoerd worden, men gaat meer op dialogen in en dialogen komen voor in plaats van monologen. Bij vraag 11 wordt gevraagd of de respondent uitwerkingen van muziektherapie op het gedrag van de cliënt geobserveerd heeft. Hier worden twee zelfgeschreven antwoorden gegeven: de ene cliënt is meer ontspannen, vrolijker, evenwichtiger; de andere cliënt is aandachtiger. Vraag 12 handelt over hoe de uitwerkingen van muziektherapie op het gedrag van de client geuit worden. Hier wordt onder andere aangegeven dat de cliënt beter gezind is, aandachtiger, vrolijker, een positievere stemming heeft, de activiteit van de cliënt verhoogd is, de cliënt beleefder is; er dialogen kunnen ontstaan, die meer zijn dan stereotypen; de cliënt uit zijn wensen; wordt actiever, toont vreugde. Antwoorden die op deze vraag gegeven worden, hebben echter voor het grootste deel betrekking op sociale competenties. Het wordt veelvuldig aangetoond, dat de cliënt na en tijdens de muziektherapie sociaal competenter is. In enkele gevallen is het zo, dat de cliënt zich beter op de groep kan instellen. In andere gevallen neemt de cliënt überhaupt voor het eerst aan de groep deel. Er worden positieve reacties op de groep getoond. Een keer wordt beschreven dat de cliënt naar de buitenwereld toegaat. In totaal worden er 25 antwoorden zelf ingevuld door de respondenten. Op de vraag hoe de uitwerkingen op de motoriek van de cliënt zich uiten (vraag 14) komt er veelal het antwoord, dat de cliënt meer ontspannen is. Verder wordt vaak het antwoord gegeven dat de coördinatie van de bewegingen makkelijker verloopt. De coördinatie van de adembeweging wordt ook eens genoemd. De coördinatie van armen en benen lukt beter. Minder verkrampte en betere bewegingscoördinatie. Over een cliënt wordt aangegeven dat zij zekerder loopt. Over een andere cliënt, dat de stereotype bewegingen wegvallen. In totaal worden hier 21 zelf ingevulde antwoorden van de respondenten gegeven. Tot slot wordt in vraag 15 nog gevraagd welke signalen de respondent nog bij de cliënten vastgesteld heeft. Hier zijn de antwoorden heel verschillend uitgevallen. Cliënt is aandachtiger; cliënt neuriet liederen; glimlacht meer en is meer ontspannen; bewoner is in het totaal meer tevreden; is vrolijker, evenwichtiger, meer ontspannen; positieve stemming; deelname aan het groepsaanbod; bewoner neemt graag aan het aanbod deel, deelt dingen mee en werkt cognitief fitter; hoe meer muziektherapie hoe meer geestelijk fitter; bewoner negeert aanbod niet meer en zingt mee; bewoner werkt tevreden, slaat niet meer, geeft adequate antwoorden; cliënt werkt meer ontspannen en is rustiger, ziet er gelukkig uit; is vrolijker en evenwichtiger; minder onrust; meer zelfwaarneming en zelfzekerheid; is gemotiveerder; communiceert met anderen; meer rust en zelfbewustzijn; cliënt is geïnteresseerder en gemotiveerder in de loop van de dag; cliënt werkt meer georiënteerd; is actiever. Maar ook opgewekte signalen zoals uitroepen, worden genoemd.
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
28 Interview Tijdens het uitwerken van mijn onderzoek, het verdelen van de enquêtes, het ingeven van de data in SPSS begon ik er zelf aan te twijfelen of de data die ik door dit onderzoek verkreeg, ook betrouwbaar genoeg waren. Omdat ik zelf in carpe diem gewerkt heb, weet ik dat de medewerkers niet helemaal vertrouwd zijn met het werk van muziektherapeuten. Voor verdere informatie, kijk alstublieft in het hoofdstuk “Kritiek”. Hier worden deze punten verder uitgebreid. Mijn scriptiebegeleider Marja van Heerden gaf me dus de raad om nog een interview te doen met de muziektherapeute die in de instelling werkt; om hiermee het onderzoek te verbreden en diepgaander te maken. Vervolgens ga ik de kernpunten van dit interview weergeven. Het gehele interview is in de bijlage terug te vinden. De naam van de muziektherapeute die in de instelling werkt, is Verena Foitzik en was in mijn stagejaar mijn stagebegeleidster. Zij is 37 jaar en werkt sinds 5 jaar in carpe diem. Voor het interview heb ik mijn enquête als leidraad genomen; ik heb hier dus dezelfde vragen gesteld, maar in algemene zin. Eerst heb ik, zoals ook bij de enquête, naar de vitale functies gevraagd. Dan ben ik de vier fasen van dementie afgegaan. Hetzelfde heb ik dan met de taal, het gedrag en de motoriek gedaan. Ook de interviewleidraad is opgenomen in de bijlage. Met betrekking tot het thema “vitale functies” heeft Verena Foitzik de mij volgende antwoorden gegeven: In de eerste fase kon zij uitwerkingen van muziektherapie op de spijsvertering van de cliënten observeren: het heeft een rustgevende, regulerende werking; in een speciale casus van een cliënte die altijd naar de muziektherapie komt, is het zo dat zij een heel nerveuze stoelgang heeft en bijzonder vaak naar het toilet moet. En als deze cliënte een muziektherapeutische sessie volgt, moet zij maximaal een keer in deze tijd naar het toilet. Een verdere vitale functie, die ook in de enquête al meerdere keren genoemd wordt, is de ademhaling. Het is altijd zo, dat de ademhaling dieper wordt bij de bewoners. Volgens Verena Foitzik is dit in alle fasen van dementie het geval. Door inzingoefeningen te doen, waarbij de ademhaling sterk getraind wordt, komt ook weer meer zuurstof in het lichaam en het hoofd van de cliënten. De ademhaling is meer gereguleerd, maar net in de eerste fase van dementie een beetje meer gespannen. “Vooral in de eerste fase is het interessant (…), dat de ademhaling in ieder geval regelmatiger is, zekerder, dieper, intensiever wordt en op deze wijze ook rustiger.” Ook bij cliënten in de tweede fase treedt er weer een diepere ademhaling op. Er is meer waarneming doordat het hoofd beter doorbloed wordt. Het gehele lichaam wordt weer goed doorbloedt. Dit heeft weer uitwerkingen op de geheugenprestaties. In de derde fase van dementie is het net zo. Het ademen wordt dieper en dit doet het geheugen ook goed. In de vierde fase is dit dan anders. In dit geval concentreert Verena zich op de adem van de cliënt en ademt met hem mee. De muziek wordt dan op die manier op de adem van de cliënt afgestemd. Vaak wordt bijvoorbeeld het ritme van de adem overgenomen. Dit helpt echter ook weer om lange adempauzes te overbruggen. Van de vitale functies is de adem in dit geval de mogelijkheid om het contact met de cliënt op te bouwen. Vervolgens gaat het over de uitwerkingen van muziektherapie op de taal van de dementerende cliënten. In de eerste fase is te herkennen dat de taal doelgerichter wordt. De cliënten gaan een dialoog aan. Door de muziektherapie kunnen zij ook met niet-dementerenden goed communiceren. In de tweede fase wordt de taal vloeiender. Herhalingen vallen weg en de cliënt is welbespraakter. Woorden zijn weer present en bouwen weer een zin. Daarbij is de betekenis van de woorden weer duidelijk; de cliënt komt weer aan de betekenis van de woorden toe. In de derde fase, waar de afasie al verder ontwikkeld wordt, kunnen cliënten bijvoorbeeld weer hun voor- en achternaam zeggen. Er worden drie-woord-zinnen gesproken en deze hebben ook een samenhang met het thema dat aan de orde is. Het komt vaak voor dat demente mensen de hele dag niets anders doen dan een geluid uitroepen of een woord beginnen en dan af te breken; zij spreken dan een woord niet zinvol uit en na een sessie muziektherapie kunnen zij duidelijk heldere “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
29 antwoorden geven en hebben ook korte tijd daarna nog een bredere woordenschat. Zij lezen tijdens de muziektherapie dan ook bijvoorbeeld de tekst van een lied, zitten in een muziektherapeutisch groepsaanbod en geven antwoorden of zingen mee. Een andere factor is dat zij de aanwijzingen begrijpen, die gegeven worden. Het gaat hierbij dus niet alleen om zelf spreken, maar ook om spraak begrijpen. In uitzonderlijke gevallen is het ook al voorgekomen dat iemand uit de vierde fase, die eigenlijk totaal zijn spraak verloren heeft, plotseling dan toch weer een woord heeft gezegd. Op de vraag hoe de uitwerkingen op het gedrag van de cliënten bemerkbaar waren, zei Verena Foitzik dat er in de eerste fase voor de dementerenden terug meer oriëntering is, en dat zij terug kunnen grijpen op sociale competenties. Er is veel meer tolerantie aanwezig en de cliënten kunnen zichzelf beter aanvaarden. Zij hebben meer humor en gaan zo in de omgang met anderen beter op hen in. Hier wordt dus een verbetering van de sociale competenties ook nog eens aangetoond. In de tweede fase worden de cliënten dan actiever. Hier worden echter ook negatieve uitwerkingen zichtbaar. Mensen zijn meer gedesoriënteerd en weten niet “Waar ga ik naar toe? Wat gaat hierna gebeuren?” Dan is het belangrijk om te weten wat de cliënt na de muziektherapie verwacht. Als hij dan iemand heeft die zich met hem bezighoudt, zoals een nabestaande of een verpleegster, is hij dan gerust. Als dit echter niet het geval is en er op de gangen niemand is, dan kan het gebeuren dat er al eens iemand gaat lopen. De mensen die in fase 2 eerder negatief gestemd zijn, zijn na de muziektherapie dan eerder positief gestemd. In het algemeen zijn de cliënten eigenlijk positief gestemd en hebben hierdoor ook een positieve uitstraling. In de derde fase kunnen de bewoners de groep beter waarnemen. Zij kunnen dan bijvoorbeeld plotseling “Schiller’s Glocke” citeren of spreken plotseling een Franse zin uit; dingen die men in het dagelijks leven nooit van hen zou verwachten. Aan het einde van een sessie kunnen zij dan werkopdrachten echt goed uitvoeren. Ook hier is het sociale gedrag verbeterd, net zoals het waarnemen van zichzelf. In de vierde fase wordt het dan moeilijk om veranderingen in het gedrag vast te stellen. Volgens Verena treedt de cliënt in de vierde fase in de muziektherapie echter weer in dialoog met de therapeut. Hij vertoont lichamelijke reacties op muziek; onder andere ook nabijheid en distantie. Er zijn ook bij Verena in de therapie bij een cliënt al tranen opgekomen. Veel rust hebben en getroost zijn, treden op door emotionele afvoer. Veel rust vinden, die normaal er niet is, totdat de cliënt inslaapt. Tot slot komen wij bij de motorische reacties op muziektherapie. In de eerste fase gaf Verena aan dat de cliënten door bewegingen op de muziek, ook heel goed kunnen meebewegen en ook kunnen dansen. Er zijn veel mogelijkheden om in de muziek bewegingen te doen die de cliënten uit eigen motivatie nooit zouden doen (omdat zij niet durven of bang zijn om iets fout te doen). Met de muziek gaat dit goed en de cliënten zijn dan ook weer veel beweeglijker. Het valt ook op dat er dan meer rust tot stand komt bij diegenen die anders steeds rondlopen. De coördinatie van armen en benen lukt beter, zoals ook al als antwoord in de enquête meerdere keren genoemd werd. In de tweede fase hebben de cliënten het voordeel van de ‘lolfactor’. Omdat zij lol hebben, klappen zij met het lied mee en bewegen zo hun lichaam weer door eigen impulsen. De motoriek wordt beter: de cliënten lopen met meer zekerheid, nemen de bewegingen over die voorgedaan worden of zij kunnen beter met hun roulator (ga-hulp) uit de voeten. De bewegingsaflopen zijn weer present. In de derde fase wordt de beweging tijdens de muziektherapie geaccentueerd. Door de verbinding beweging/klank worden bewegingsaflopen verbeterd en door de motoriek komen de gevoelens beter aan, volgens Verena Foitzik. De cliënten klappen in deze fase bij de muziektherapie mee en bewegen hun heupen. Aan het begin van het interview zei Verena ook nog dat zij in de derde fase meebewegen door te wiegen. Tot slot worden de cliënten in de vierde fase dan door Verena zelf bewogen. Hier worden lichaamsdelen dan nog eens bewogen, die anders niet meer bewogen worden. In de muziektherapie kan het dan ook voorkomen dat een cliënt in de vierde fase plotseling een willekeurige beweging maakt. Een keer heeft Verena eens meegemaakt dat een cliënt zijn been naar zich toegetrokken heeft. Er worden dus gewilde bewegingen gemaakt.
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
30
3. Discussie 3.1. Conclusies De vraagstelling “Uit welke signalen van een cliënt met dementie kan men opmaken dat muziektherapie effect heeft?” is volgens mij door dit onderzoek beantwoord. Zoals in de probleemstelling al gezegd, is dit enkel voor het bejaardenhuis “Seniorenpark carpe diem” geldig. Er worden op alle gebieden signalen van de respondenten vastgesteld; vooral in het gedrag van de cliënten. Dit is volgens mij ook het gebied waar de effecten van muziektherapie het meest opvallen. Om vitale functies te kunnen controleren, heeft men veel rust en geduld nodig; voor het controleren van de taal moet men een praatje houden met de cliënt, en voor het controleren van de motorische vaardigheden van de cliënt, moet men observeren hoe hij bepaalde handelingen doet. Maar het gedrag van de cliënt is eigenlijk een heel breed begrip, dat ik ook bewust zo breed gelaten heb. Hieronder horen “oriëntatie”, “uiting van gevoelens”, “rustiger zijn” (zoals de antwoordmogelijkheden in de enquête gegeven werden); maar ook “sociale competenties”, “positieve stemming”, “is vrolijker” (antwoorden die gegeven werden als eigen aanvulling op de vraag naar de uitwerkingen van muziektherapie op het gedrag). De uitwerkingen op de ademhaling worden in de categorie “vitale functies” het meest geobserveerd door de respondenten. Een reden hiervoor kan zijn dat de andere vitale functies, namelijk bloeddruk, spijsvertering en stofwisseling, slechter te controleren zijn dan de ademhaling. Met betrekking op de taal worden er veel verschillende antwoorden gegeven. Deze zijn, zoals uit het onderdeel “resultaten” blijkt, zeer regelmatig over de antwoordmogelijkheden verspreid. Onder de categorie “uitwerkingen op het gedrag van de cliënt” is het meest gegeven antwoord “uit meer gevoelens” en “cliënt is rustiger”. Eigenlijk had ik erop gerekend dat de oriëntatie van de cliënten bij dit punt verbeterd zou zijn. De resultaten die ik verwachtte van dit onderzoek, zijn ook behaald. Ik had grofweg verwacht dat er op alle gebieden (vitale functies, taal, gedrag en motoriek) uitwerkingen van muziektherapie te zien zouden zijn. Zoals hierboven gezegd, is de uitkomst van dit onderzoek een opsomminglijst. Deze wordt als volgt opgesteld: Fase 1 Vitale Functies 1. Ademhaling (adem wordt dieper; regelmatiger) Taal 2. Taal wordt doelgerichter 3. Cliënt is welbespraakter Gedrag 4. Cliënt uit meer gevoelens 5. Cliënt is rustiger 6. Cliënt is sociaal competenter 7. Cliënt is meer georiënteerd Motoriek 8. Bewegingen zijn meer gecoördineerd 9. Coördinatie van armen en benen is verbeterd
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
31 Fase 2 Vitale Functies 1. Ademhaling Taal 2. 3. 4. 5.
Cliënt is welbespraakter / gebruikt meer woorden Taal is vloeiender Herhalingen vallen weg Betekenis van de woorden is duidelijk
Gedrag 6. Cliënt uit meer gevoelens 7. Cliënt is actiever 8. Cliënt is positief gestemd Motoriek 9. Cliënt loopt zekerder 10. Bewegingsaflopen zijn weer present Fase 3 Vitale Functies 1. Ademhaling Taal 2. Cliënt is welbespraakter / gebruikt meer woorden 3. Cliënt kan enkele woorden / kleine zinnen spreken 4. Cliënt begrijpt aanwijzingen Gedrag 5. Cliënt uit meer gevoelens 6. Cliënt is rustiger 7. Cliënt is sociaal competenter Motoriek 8. Bewegingsaflopen zijn verbeterd 9. Cliënt is beter met de motoriek Fase 4 Vitale Functies 1. Ademhaling Gedrag 2. Cliënt uit meer gevoelens 3. Cliënt is rustiger 4. Cliënt treedt in dialoog 5. Lichamelijke reacties 6. Tranen 7. Inslapen Motoriek 8. Cliënt kan bewegingen weer bewust uitvoeren “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
32 3.2. Kritiek Tekortkomingen In mijn enquête vraag ik naar de fase van dementie waarin de cliënt zit over wie de enquête wordt ingevuld. De verschillende fasen worden wel kort uitgelegd en ik stelde me ook steeds ter beschikking voor vragen. Hier zie ik echter toch een tekort, omdat waarschijnlijk niet iedereen van de respondenten vertrouwd is met deze vier fasen van dementie. Mijn kritiek op dit punt is dat het waarschijnlijk niet volstaat om hier in de enquête slechts een korte beschrijving van te geven. Dit punt kan dus mogelijk niet helemaal duidelijk zijn voor de respondent en leidt tot een tekortkoming in de betrouwbaarheid van mijn onderzoek. De vraag naar de frequentie van muziektherapie bij de cliënt is ook een kritiekpunt volgens mij. Omdat ik zelf in carpe diem stage gelopen heb, weet ik dat het personeel niet helemaal vertrouwd is met het dagprogramma van de afzonderlijke cliënten. Soms weten zij niet wanneer een cliënt aan een muziektherapeutisch aanbod heeft deelgenomen. Bij zaken zoals de “dansthè” of het wekelijkse “zingen” weten zij dat wel, omdat dit vaste tijden in de week zijn. Maar van sommige activiteiten weten zij niet dat deze muziektherapeutisch van aard zijn. De antwoorden op deze vraag zijn dus niet helemaal betrouwbaar. Hier ontbreken ook enkele antwoorden. Bij de antwoordmogelijkheden bij de vraag naar de uitwerkingen van muziektherapie op de taal is mij opgevallen dat ik hier alleen “positieve” antwoordmogelijkheden gegeven heb. De antwoorden die gegeven kunnen worden, zijn allemaal voordelig of positief voor de cliënt. Hiermee wordt de respondent de mogelijkheid ontnomen om zowel positieve als negatieve aspecten van de uitwerkingen aan te kruisen. Zoals hierboven echter al gezegd, heb ik deze antwoordmogelijkheden opgesteld aan de hand van een literatuurstudie; zij hebben dus een wetenschappelijke basis. Daarbij was er ook nog een veld om een eigen aanvulling aan bij antwoord te geven; hier konden dus ook “negatieve” effecten vermeld worden. Hetzelfde geldt voor de vraag naar het gedrag van de cliënt. Ook hier worden alleen positieve effecten als antwoordmogelijkheden gegeven. Maar ook hier is een veld te vinden, waar de respondent zelf aanvullingen kon geven. In oorsprong is mijn onderzoek een kwantitatieve survey, zoals ook al hierboven in de onderzoeksmethode werd beschreven. De enquête op zich is al een kwantitatieve manier van dataverzameling. In mijn geval is de enquête echter niet helemaal kwantitatief van aard. Er zijn ook enkele antwoordmogelijkheden te vinden, waar de respondent zelfs iets kan invullen. Daarbij komen nog enkele open vragen die de respondent helemaal zelf moest invullen. Deze antwoorden moest ik dan op een kwalitatieve manier uitwerken. Om deze antwoorden nog verder aan te vullen, werd dan nog het interview afgenomen, dat ook kwalitatief uitgewerkt werd. Omdat in mijn enquête zowel open als gesloten vragen gesteld worden, is de uitwerking ervan moeilijk. De gesloten vragen kunnen gewoon in SPSS ingegeven en geanalyseerd worden. Ook de open vragen kon ik apart opschrijven en analyseren. Om een verband te leggen tussen de fase en de signalen die door de cliënt gegeven worden, zijn de gesloten vragen geschikter. Deze worden in SPSS ingegeven en er kunnen vervolgens gewoon kruistabellen gemaakt worden. Hier ligt dan het nadeel in de antwoorden op de open vragen. Deze heb ik opgeschreven, maar ik kan hierbij verder geen verband meer leggen tussen de antwoorden en de fase waarin de cliënt zit. Hier zit dus een duidelijke tekortkoming. Dit geldt ook voor de antwoordmogelijkheden waarbij ik een veld vrij heb gelaten om de respondent zelf een aanvulling te laten geven.
Meerwaarde Oorspronkelijk was mijn plan om naar de instelling te gaan en de enquêtes persoonlijk af te nemen. Hierdoor wilde ik voorkomen dat ik te weinig enquêtes terug zou krijgen. Omdat dit niet mogelijk was en ik de enquêtes allemaal zelfstandig door de respondenten heb laten invullen, verwachtte ik zo goed als geen sociaal wenselijke antwoorden te hebben gekregen. In die zin zijn de antwoorden die in de enquête gegeven worden, ook betrouwbaar. Door de respondenten op het onderzoek voor te bereiden, en telkens opnieuw te motiveren en te laten motiveren, kreeg ik toch ook de meeste enquêtes weer terug. Hierdoor werd mijn steekproefgrootte “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
33 groter en heb ik zoals gepland rond de 50 enquêtes teruggekregen. Dit had ik wel zo gepland, maar ik had eigenlijk niet echt verwacht om zoveel enquêtes terug te krijgen. De laatste twee vragen zijn open vragen en worden heel breed en algemeen gesteld. Dit heb ik voor mijn onderzoek al risico aanzien, omdat hier ontzettend veel verschillende antwoorden op gegeven konden worden. Na de uitwerking van de resultaten heb ik echter gezien dat er veel overeenkomsten in de antwoorden waren, zoals ook in de “resultaten” beschreven. Door allereerst te vragen of er überhaupt uitwerkingen op de aparte gebieden te zien waren, heb ik voorkomen de cliënt een antwoord in de mond te leggen. Als ik direct van tevoren gevraagd had “Welke van de volgende uitwerkingen van muziektherapie op de cliënt heb je gezien” nam ik al direct aan dat er ook effectief een uitwerking was. Verder heeft het interview dat ik met de muziektherapeute gedaan heb, een aanvullende functie gehad. Met dit interview heb ik nog eens bevestiging gekregen van de data die ik door mijn enquête verworven had; maar ik heb ook aanvullingen en uitvoeringen verkregen. Daarbij werd de informatie die ik in het interview gekregen heb, door een muziektherapeute gegeven. Daardoor worden de uitkomsten van mijn onderzoek nog eens betrouwbaarder. Een kritiekpunt voor mijn onderzoek was (zoals hierboven genoemd), dat ik open vragen gesteld heb, die ik echter in verband met de fase van dementie niet adequaat kon uitwerken. Dit wil ik echter ook als meerwaarde aanvoeren, omdat het tegelijkertijd ook aanvullend werkte. Door bij de gesloten vragen al vastgelegde antwoordmogelijkheden te geven, beperkte ik de respondent al in zijn antwoord. Daarom heb ik bij sommige vragen dan ook nog een vrij veld toegevoegd. Door de open vragen te stellen en de vrije velden te laten voor eigen aanvullingen, heb ik meer en bredere antwoorden gekregen dan bij de gesloten vragen. De open vragen hebben dus nog eens een aanvullende waarde met daarenboven een verbreding van de al gegeven antwoorden.
3.3. Interpretatie van de data Vervolgens ga ik de data interpreteren aan de hand van de hierboven genoemde onderzoeken en literatuur. Smeijsters beschrijft een onderzoek van Aldrigde & Aldrigde (1992), Glynn (1992) en Aldridge (2000), dat toont dat muziektherapie een effect heeft op (onder andere) omgevingsbewustzijn. Dit is ook in mijn onderzoek te herkennen. Er wordt in de open vragen vaak het antwoord gegeven dat de cliënt meer op zijn omgeving ingaat en dat sociale competenties weer meer op de voorgrond treden. Een groot deel van de cliënten zit in de groepsmuziektherapie. Hierdoor bestaat dus al de mogelijkheid om met andere bewoners in contact te treden. Daarbij komt dat het communiceren binnen de muziek voor velen in de therapie makkelijker wordt: het contact tussen de cliënten komt eerder tot stand. Hierdoor wordt dan ook de verbale communicatie gestimuleerd en vereenvoudigd. Zoals hierboven ook al genoemd, blijkt ook uit andere studies (volgens Smeijsters) dat muziektherapie een verbetering van de sociale vaardigheden bewerkt. Dit komt ook in mijn onderzoek meermaals ter sprake. Er wordt op de vraag naar uitwerkingen op het gedrag van de cliënt (vraag 12) meermaals het antwoord gegeven dat de cliënt sociaal competenter is. Dit is dus in overeenstemming met de onderzoeken die Smeijsters noemt. Deze onderzoeken noemen ook dat er meer plezier is als effect van muziektherapie. Ook dit wordt in de enquête vaak als antwoord gegeven. Vooral bij de vraag naar het gedrag (vraag 12) en de laatste vraag naar andere uitwerkingen van muziektherapie (vraag 15) wordt vaak vermeld dat de cliënt vrolijker is, positiever gestemd, zijn vreugde uit en er gelukkig uitziet. Dit komt ook overeen met de onderzoeken die Smeijsters noemt. Ook effecten zoals “minder storend gedrag”, die in deze studies genoemd worden, treden als antwoorden in mijn onderzoek op. “Cliënt is beleefder en terughoudender tegenover anderen”, “cliënt kan zich beter op de groep instellen” en “cliënt toont positieve reacties op de groep” zijn voorbeelden hiervan. Ook dit punt komt met de door Smeijsters genoemde studies overeen. Smeijsters noemt onder andere ook een onderzoek van Brotons & Koger (2000). Dit leverde op dat de inhoud en het gemak van het spreken van dementerenden na een sessie muziektherapie beter waren. In vergelijking hiermee, kwam ik er bij mijn onderzoek op uit dat de taal van de cliënten na een sessie “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
34 muziektherapie vloeiender was, de cliënten welbespraakter, de betekenis van de woorden die zij gebruikten was duidelijk en de herhalingen die zij vaak gebruikten, vielen weg. Ook deze uitkomsten sluiten aan bij het onderzoek van Brotons & Koger (2000). Dit wordt bij Smeijsters wel samengevat beschreven (de inhoud en het gemak van spreken verbeterde); maar als men de antwoordmogelijkheden uit mijn onderzoek samenvat, zal men tot hetzelfde resultaat komen. Het onderzoek dat in het boek “Zwischenwelten” genoemd wordt, beschrijft de werking van zingen in de muziektherapie op de spraakvaardigheden van mensen met afasie. Hier komt een verbetering van de spraakproductie aan bod. (Baumann, M. & Gessner, C. (2004). Zwischenwelten – Musiktherapie bei Patienten mit erworbener Hirnschädigung. Wiesbaden : Dr. Ludwig Reichert Verlag.) Dit wordt ook door de resultaten van de enquêtes nog eens bevestigd. Hier geeft ook het interview nog een aanvulling. Verena Foitzik noemt hier dat de cliënten meer in dialoog met elkaar gaan. Woorden zijn weer present en samenvattend kan men zeggen dat er in het algemeen meer gepraat wordt. Verband tussen de fase van dementie en de uitwerkingen van muziektherapie Om een overzicht te geven van de uitwerkingen van muziektherapie op dementerenden in de verschillende fasen noem ik hier nog de belangrijkste kruistabellen: Tabel 5. Uitwerking op ademhaling in verband met de fase Fase van dementie * Uitwerking ademhaling Kreuztabelle
Uitwerking ademhaling Fase van dementie
Das bedrohte Ich Das verirrte Ich Das verborgene Ich
nee 4 2
ja 3 8
Gesamt
0 1
7 2
7 3
7
20
27
Das versunkene Ich Gesamt
7 10
Zoals uit deze tabel (tabel 5) blijkt, is er in iedere fase van dementie een uitwerking op de ademhaling te herkennen. Behalve bij de eerste fase, is dit in de andere fasen duidelijk de meerderheid. Dit is ook in overeenstemming met de uitspraak van Verena Foitzik in het interview, waar zij zei dat in alle fasen een uitwerking op de ademhaling van de cliënt te zien is.
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
35 Tabel 6. Uitwerking op de welbespraaktheid in verband met de fase Fase van dementie * Welbespraakter / gebruikt meer woorden Kreuztabelle
Welbespraakter / gebruikt meer woorden nee Fase van dementie
Gesamt
ja
Das bedrohte Ich Das verirrte Ich
6
3
9
3
8
11
Das verborgene Ich
3 1
6 1
9 2
13
18
31
Das versunkene Ich Gesamt
Wat de taal betreft, zijn de meeste effecten op de taal zichbaar in de tweede en derde fase van dementie (tabel 6). In deze twee fasen wordt de cliënt naar aanleiding van muziektherapie namelijk welbespraakter en gebruikt meer woorden. Ook dit resultaat komt overeen met de uitspraken van Verena Foitzik. Zij geeft aan dat woorden weer present zijn, vooral in de tweede fase. In de derde fase worden dan weer woorden gebruikt of wordt er überhaupt eens gepraat. Tabel 7. Uitwerking op het uiten van gevoelens in verband met de fase Fase van dementie * Uit meer gevoelens Kreuztabelle
Uit meer gevoelens nee Fase van dementie
Gesamt
ja
Das bedrohte Ich
3
8
11
Das verirrte Ich
3 2
9 8
12 10
1 9
3 28
4 37
Das verborgene Ich Das versunkene Ich Gesamt
Zoals uit de tabel (tabel 7) blijkt, zijn ook hier in alle fasen de uitingen van de gevoelens bij de cliënten verhoogd. Verena Foitzik zegt hierover dat de mensen in de eerste fase meer georiënteerd zijn en actiever zijn; de cliënten uit de tweede fase zijn positiever gestemd; in de derde fase nemen sociale gedragingen toe en in de vierde fase komen lichamelijke reacties meer op de voorgrond.
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
36 Tabel 8. Uitwerkingen op de rust van de cliënt in verband met de fase Fase van dementie * Is rustiger Kreuztabelle
Is rustiger nee Fase van dementie
Das bedrohte Ich Das verirrte Ich Das verborgene Ich Das versunkene Ich
Gesamt
Gesamt
ja 6 4
5 8
11 12
1 2
9 2
10 4
13
24
37
Tabel 8 toont dat vooral in de tweede en derde fase van dementie, de cliënten als rustiger gezien worden. Ook in dit geval zijn de antwoorden die aangeven dat de cliënt rustiger is, in de meerderheid.
3.4. Integratie in nieuw werkmodel Kitwood noemt onder de belangrijkste psychische behoeften van mensen met dementie: binding, troost, identiteit, bezigheid (Beschäftigung) en betrokkenheid (Einbeziehung). (Kitwood, T.M.; MüllerHergl, C. (2005) Demenz : der person-zentrierte Ansatz im Umgang mit verwirrten Menschen. Bern: Huber) Behoefte aan troost is er, omdat de cliënt met een verlies kampt. Dit kan het verlies zijn van een geliefde, maar ook het verlies van vaardigheden; het verlies van een lang geleefde levensstijl. De behoefte aan binding is een soort veiligheidsnet, wat vooral in de eerste levensjaren van een mens (waar de wereld nog onzeker is) van noodzaak is. Zonder de zekerheid van een primaire binding is het voor ieder mens (onafhankelijk van zijn ouders) moeilijk om goed te functioneren. Binding zorgt voor zekerheid en veiligheid. Betrokkenheid betekent deel van een groep zijn. En dit was vroeger belangrijk voor het overleven. Dementerende mensen worden “uitgesloten” vanwege de wisselwerking van neurologische beperkingen en sociaalpsychologie. De behoefte aan bezigheid vervolgens: bezig zijn betekent in het levensproces betrokken zijn. Het tegendeel (niet bezig zijn), betekent een toestand van verveling en apathie. De therapeut moet over handigheid, vaardigheid en verbeeldingsvermogen beschikken om deze behoeften te vervullen; en dit zonder de cliënt grove, klaargezette oplossingen op te dringen. De behoefte aan identiteit is de behoefte om te weten wie je bent. Het is een gevoel van continuïteit met het verleden; als je een identiteit hebt, heb je een geschiedenis. Het is belangrijk om zo veel mogelijk over het levensverhaal van je cliënt te weten, om je empathie te verhogen. Dit maakt het mogelijk om op de persoon individueel te reageren. Kitwood ziet de hoofdopdracht bij de omgang met dementerende personen, in het oprecht houden van het persoon zijn. Therapeutische attitude: De therapeut gaat niet in op de confabulaties van de cliënt. De cliënt wordt verbaal niet met zijn foutieve denkbeelden geconfronteerd. De cliënt moet zichzelf kunnen zijn. Dit betekent onvoorwaardelijke acceptatie en empathie van de therapeut. Maar ook authenticiteit van de therapeut hoort erbij. De cliënt krijgt de vrijheid om zelf te bepalen of hij aan een therapiesessie deelneemt of niet. De therapeut sluit in taal, muzikale vaardigheden, motorische vaardigheden, muzikale voorkeur etc. aan bij het niveau van de cliënt. “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
37 De therapeut werkt met de cliënt in het hier en nu en benoemt dingen die hij hoort en ziet (dingen die opvallen op dat moment). De therapeut zorgt er binnen de groep voor dat de cliënt zich in zijn gedrag aanpast aan de groep en deze zo weinig mogelijk verstoort. De therapeut neemt de signalen die de cliënt zelf geeft, als uitgangspunt voor de therapie. Hij interpreteert de signalen en past hier zijn werkwijze, methoden, technieken en werkvormen bij aan. “Vanuit de antroposofie gelooft een therapeut dat de bewoner zelf aangeeft wat hij nodig heeft.” (Meersman, A.M.P. (2003). Waar muziek de ziel ontmoet – Muziektherapie bij dementerende bewoners in de laatste fase van het dementieproces. Sittard, Faculteit Gedrag en Maatschappij) Werkwijzen: ORTHO(PED)AGOGISCH: deze werkwijze wordt eigenlijk bij mensen met een handicap toegepast en is bedoeld om hen in hun ontwikkeling te ondersteunen. Werkvormen richten zich onder andere ook op motoriek, taal, sociale en emotionele competenties. Doelstellingen voor dementerende cliënten kunnen de volgende zijn: -
verbeteren van fijne en grove motoriek
-
verbeteren van oog-handcoördinatie
-
verbeteren van de spraak
-
opheffen van passiviteit
-
vergroten van gerichtheid op de ander
-
verbeteren van de sociale vaardigheden
-
zich in een ander kunnen inleven
Deze punten worden ook in de uitkomsten van mijn onderzoek genoemd. Zowel als antwoorden in de enquête (op de gesloten en de open vragen) als in het interview. Door het onderzoek heb ik de orthopedagogische werkwijze nu in mijn nieuw werkmodel opgenomen.
RE-EDUCATIEF: Bij de re-educatieve werkwijze wordt in het hier en nu gewerkt. Dit sluit ook aan bij de therapeutische attitude. Het gaat erom wat de cliënt op dit moment in relatie met de therapeut en eventuele groepsleden ervaart. Doelstellingen voor dementerenden kunnen hier zijn: -
uiten van emoties
-
verbeteren van realiteitsoriëntatie
-
verbeteren van de sociale interactie
-
verminderen van de faalangst
Ook twee van deze doelstellingen (uiten van emoties en de sociale interactie) komen in mijn onderzoek ter sprake. Daarom heb ik ook deze werkwijze in mijn nieuw werkmodel opgenomen.
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
38 Indicaties: De laatste fase van dementie, de “verzonken fase”, is bijvoorbeeld al een indicatie voor muziektherapie. Door de non-verbaliteit van de muziek kan contact met de cliënt gemaakt worden. In een gesprek tijdens mijn stage kreeg ik van Verena Foitzik te horen, dat het oor het kanaal is dat nog het langst intact blijft bij een dementerende. Ook als hij in de laatste fase zit, als de taal en zelfstandig uitgevoerde bewegingen zo goed als verdwenen zijn, kunnen zij steeds nog horen en nemen zij steeds nog veel dingen via het oor waar. Observatielijst Ook de opsomminglijst die uit mijn onderzoek voortkomt, wil ik in mijn nieuw werkmodel integreren. Deze dient voor mij (en ook andere therapeuten), om een oriëntatie te hebben op de signalen die kunnen optreden als effect van muziektherapie. Deze lijst is een hulp om beter te kunnen ingaan op de cliënt en de signalen die hij geeft. Ze kan ook als creatieve bron dienen, om meer ideeën over signalen van de cliënt te verwerven. Deze worden, zoals ook uit de therapeutische attitude blijkt, als uitgangspunt voor de therapie genomen. Daarom hieronder de observatielijst: Fase 1 Vitale Functies 10. Ademhaling (adem wordt dieper; regelmatiger) Taal 11. Taal word doelgerichter 12. Cliënt is welbespraakter Gedrag 13. Cliënt uit meer gevoelens 14. Cliënt is rustiger 15. Cliënt is sociaal competenter 16. Cliënt is beter georiënteerd Motoriek 17. Bewegingen zijn meer gecoördineerd 18. Coördinatie van armen en benen is verbeterd Fase 2 Vitale Functies 11. Ademhaling Taal 12. 13. 14. 15.
Cliënt is welbespraakter / gebruikt meer woorden Taal is vloeiender Herhalingen vallen weg Betekenis van de woorden is duidelijk
Gedrag 16. Cliënt uit meer gevoelens 17. Cliënt is actiever 18. Cliënt is positief gestemd Motoriek 19. Cliënt loopt zekerder 20. Bewegingsaflopen zijn weer present “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
39
Fase 3 Vitale Functies 10. Ademhaling Taal 11. Cliënt welbespraakter / gebruikt meer woorden 12. Cliënt kan enkele woorden / kleine zinnen spreken 13. Cliënt begrijpt aanwijzingen Gedrag 14. Cliënt uit meer gevoelens 15. Cliënt is rustiger 16. Cliënt is sociaal competenter Motoriek 17. Bewegingsaflopen zijn verbeterd 18. Cliënt is beter met de motoriek Fase 4 Vitale Functies 9. Ademhaling Gedrag 10. Cliënt uit meer gevoelens 11. Cliënt is rustiger 12. Cliënt treedt in dialoog 13. Lichamelijke reacties 14. Tranen 15. Inslapen Motoriek 16. Cliënt kan bewegingen weer bewust uitvoeren
3.5. Vergelijking nieuw werkmodel – oud werkmodel Oud werkmodel Mijn oud werkmodel ga ik nu even met hulp van mijn verslagen van stage en mijn paper van “Integratieve Methodiek” uitvoeren. Hierbij zal ik me maar beperken tot het thema van dit onderzoek. Omdat ik alleen dit stuk van mijn werkmodel aan de hand van het onderzoek vernieuwen kan. Op andere gebieden zal dit niet mogelijk zijn, omdat ik hiervoor nog geen onderzoek gedaan heb (zoals bijvoorbeeld werkvormen, ziektebeeld, methoden etc.). In het onderdeel “Integratieve Methodiek” heb ik een stuk van mijn werkmodel beschreven: “Een van mijn meest ingrijpende gebeurtenissen tijdens mijn stage was een individuele therapie met een demente vrouw, die alleen nog op bed lag en een geluid kon uitbrengen. Met deze vrouw heb ik rond carnaval eens carnavalsliedjes gezongen. Omdat deze heel opgewekt zijn, was ik van mening dat dit ook op mijn cliënte zou overgaan. Voor de sessie had ik helemaal geen tekens of signalen bij haar waargenomen. Maar na de sessie, net als ik de ruimte buiten ging, zag ik een traan op haar gezicht. Ik schrok daarvan, omdat ik van mening was dat zij in een totaal andere stemming was dan ik dacht. Ik had eigenlijk het gevoel dat ik haar iets vreugdevols zou brengen, maar ik ging naar buiten met het gevoel dat ik iets slechts had gedaan. “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
40 Maar hoe kon ik dan weten hoe het met haar ging, als zij mij niets kon zeggen? Als zij geen gezichtsuitdrukking meer had? Als ze zich niet juist kon uitdrukken? In het boek “Zorg met een gezicht” van Els van Thiel, gaat het om belevingsgerichte zorg en is er een kolom te vinden over “communicatie”. In deze kolom beschrijft zij dat bij belevingsgerichte zorg gezamenlijk overleg met de cliënt moet plaatsvinden. Dit is echter toch niet meer mogelijk, als de cliënt zich (verbaal) niet meer kan uitdrukken. Binnen dit onderdeel “integratieve methodiek” heb ik eens meer naar mijn werkwijze en methodiek gekeken. Ik ben tot de conclusie gekomen dat de cliënt met zijn beleving, behoeften en gevoelens in mijn therapie centraal staat en dat ik op basis hiervan de therapie opbouw. Voor mij is de hierboven genoemde leervraag echter een soort leemte in mijn methode; een deficit. Dit deficit wil ik opvullen met kennis over de theorie, om ze dan in de praktijk te kunnen uitvoeren. Voor mijn ontwikkeling als professional is het belangrijk om te weten hoe ik dergelijke deficits kan compenseren. Daarbij is het belangrijk om zich te krijgen op mijn eigen methodisch handelen en hoe ik dit nog kan verbeteren.” Vergelijking nieuw werkmodel Zoals uit dit onderdeel blijkt, stonden de beleving, de behoeften en de gevoelens van de cliënt in mijn therapie centraal. Dit is in overeenstemming met het nieuwe werkmodel. Maar nu bestaat het “deficit” wat hierboven in het onderdeel van integratieve methodiek beschreven wordt, niet meer. Het onderzoek, en daarmee bedoel ik ook de literatuurstudie voor deze scriptie, heeft deze leemte opgevuld. Aan de ene kant door de theoretische kennis, waartoe ook de paper van integratieve methodiek bijdroeg; maar ook de theoretische kennis die ik in mijn onderzoek opdeed. Aan de andere kant door mijn onderzoek. De uitkomst hiervan, heeft me bevestiging en een aanvulling voor mijn werkmodel gegeven. Therapeutische attitude: De therapeut gaat niet in op de confabulaties van de cliënt. De cliënt wordt verbaal niet met zijn foutieve denkbeelden geconfronteerd. De cliënt moet zichzelf kunnen zijn. Dit betekent onvoorwaardelijke acceptatie en empathie van de therapeut. Maar ook authenticiteit van de therapeut hoort erbij. De cliënt krijgt de vrijheid om zelf te bepalen of hij aan een therapiesessie deelneemt of niet. De therapeut sluit in taal, muzikale vaardigheden, motorische vaardigheden, muzikale voorkeur etc. bij het niveau van de cliënt aan. De therapeut werkt met de cliënt in het hier en nu en benoemt dingen die hij hoort en ziet (dingen die opvallen op dat moment). De therapeut zorgt er binnen de groep voor dat de cliënt zich in zijn gedrag aan de groep aanpast en de groep zo weinig mogelijk verstoort.
Vergelijking nieuw werkmodel De therapeutische attitude heb ik voor een groot deel uit mijn oud werkmodel overgenomen. De laatste twee zinnen heb ik eraan toegevoegd: de therapeut neemt de signalen die de cliënt zelf geeft, als uitgangspunt voor zijn werken en past de werkwijze, werkvormen, methoden en technieken erop aan. Op de signalen die de cliënt zelf geeft, heeft dit onderzoek en deze scriptie zich gebaseerd. Er is een opsomminglijst tot stand gekomen, waar de meest genoemde signalen van de cliënten opgenoemd zijn. Deze lijst dient nu als oriëntatie voor de therapeut. Hij kan nagaan op welke signalen van de cliënt hij kan letten. Aan de hand van de lijst kan hij al een plan maken voor zijn werkvormen, technieken etc. die hij dan individueel aan de signalen, respectievelijk aan de cliënt kan aanpassen. In vergelijking met mijn oud werkmodel, is met betrekking tot de therapeutische attitude, mijn uitgangspunt heel anders. Ik ga uit van de signalen, die de cliënt mij aangeeft en ga daarmee werken. “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
41 Werkwijzen: SUPPORTIEF : Bij de supportieve werkwijze ondersteunt de therapeut zijn cliënt erbij om met zijn problemen te leren omgaan. Het is een “ondersteunende, stabiliserende of ontwikkelingsgerichte” werkwijze (Smeijsters, H. (2000). Handboek Creatieve Therapie. Bussum : Uitgeverij Coutinho.). De cliënt leert hoe hij met zijn symptomen kan omgaan. Doelstellingen voor dementerenden kunnen hierbij zijn: - verbeteren van de emotionele aanpassing -
ontwikkelen van controlemechanismen
-
exploreren van nieuwe gedachten en gevoelens
-
zelfactualisatie
RE-EDUCATIEF: De re-educatieve werkwijze werkt het probleem van de cliënt door. Hier gaat het om het veranderen van het probleemgedrag. In het hier en nu wordt het eigen gedrag en de eigen beleving gehanteerd. Doelstellingen die voor dementerenden geschikt kunnen zijn: -
vergroten van frustratietolerantie
-
afremmen van impulsief gedrag
-
verbeteren van de realiteitsoriëntatie
-
verbeteren van de sociale interactie
-
grenzen leren trekken
-
uitbreiden van het gedragsrepertoire
ORTHOPEDAGOGISCH: De orthopedagogische werkwijze wordt gebruikt als ondersteuning voor de ontwikkeling van psychomotorische, cognitieve, sociale en emotionele vaardigheden. Voor demente cliënten acht ik volgende doelstellingen als relevant: -
verbeteren van de waarneming
-
vasthouden van de aandacht
-
vergroten van de concentratieboog
-
leren onderscheiden van stimuli
-
opheffen van passiviteit
-
veranderen van gedrag
-
stimuleren van doelgericht werken
-
vergroten van gerichtheid op de ander
-
verbeteren van sociale vaardigheden
-
leren samenwerken
-
zich in een ander kunnen inleven
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
42 Vergelijking nieuw werkmodel In mijn oud werkmodel zijn zowel de supportieve, de re-educatieve als de orthopedagogische werkwijze opgenomen. Hier staan echter doelstellingen vermeld, die voor dementerenden helemaal niet van toepassing zijn, met enkele uitzonderingen. In vergelijking hiermee, heb ik in mijn nieuwe werkmodel alleen nog de re-educatieve en de orthopedagogische werkwijze opgenomen. Volgens mij passen de doelstellingen van de supportieve werkwijze helemaal niet bij een dementerende cliënt. Daarbij heb ik dan de verschillende doelstellingen, die ik voor dementiecliënten geschikt acht, voor de re-educatieve en de orthopedagogische werkwijze opgenoemd. Deze heb ik dan ook (zoals hierboven beschreven) met de uitkomsten van mijn onderzoek vergeleken en onderbouwd. Hier zijn enkele overlappingen te vinden. Op die manier heeft mijn onderzoek al een bijdrage geleverd aan het overdenken van mijn werkwijzen voor dementerende cliënten.
Contra-indicaties: We weten dat muziek herinneringen kan oproepen. Maar we kunnen nooit bepalen of deze herinneringen goed of slecht zijn. Het kan dus ook gebeuren dat men verdrongen thema’s of trauma’s oproept die nooit verwerkt werden, terwijl dit helemaal niet gebruikelijk is. Omdat de muziek hier vaak onbewust werkt, en wij niet weten wat er in het onbewuste van de cliënten gebeurt, kunnen wij nooit bepalen waar een sessie naartoe gaat. We weten niet welke trauma’s de muziek bij de cliënt kan oproepen. Vergelijking nieuw werkmodel De contra-indicaties voor muziektherapie heb ik in mijn nieuw werkmodel niet overgenomen. Ik deel wel nog de mening, dat muziek ook slechte herinneringen en trauma’s kan oproepen en dat de cliënt dat op dit moment niet aankan. Naar aanleiding van mijn onderzoek ben ik echter van mening dat ik het zou herkennen aan de hand van de signalen van de cliënt, als dit het geval zou zijn. Dit herkennen acht ik belangrijk, om er dan verder mee te kunnen werken. Ik zou dit argument niet meer als contra-indicatie gebruiken, omdat ik denk dat bijvoorbeeld slechte herinneringen en/of trauma’s in en door de muziek opgevangen en verwerkt kunnen worden.
3.6. Aanbevelingen Een vervolgonderzoek zou kunnen zijn om dit onderzoek bij verschillende instellingen uit te voeren, om een algemeen geldige uitspraak over de signalen van een cliënt te kunnen doen. Het onderzoek dat ik gedaan heb, heeft alleen geldigheid voor de instelling (carpe diem, Aken) waarbij ik het gedaan heb. Een algemene uitspraak over de signalen, die een dementerende uit zichzelf geeft als effect van muziektherapie, kan ik hiervan dus niet maken. Daarom is het belangrijk om hier een uitgebreider onderzoek over te doen in verschillende instellingen. Verder kon ik het verband van motoriek en de fase van dementie niet meer in kaart brengen. Dit zou ook een voorbeeld van een vervolgonderzoek kunnen zijn: een onderzoek dat de uitwerkingen van muziektherapie op de motoriek van dementerende onderzoekt, maar in afhankelijkheid van de fase waarin de cliënt zit. In het boek “Handboek Muziektherapie” van Henk Smeijsters wordt erop verwezen, dat het belangrijk is dat er verder onderzoek plaats vindt over de effecten die muziektherapie op emoties en stemming bij ouderen heeft. (Smeijsters, H. (red.) (2006). Handboek Muziektherapie – Evidence based practice voor de behandeling van psychische stoornissen, problemen en beperkingen. Houten : Bohn Stafleu van Loghum.) “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
43 Dit wil ik oppakken, omdat het ook een vervolgonderzoek voor mijn onderzoek kan zijn. Ik heb resultaten verkregen op het vlak van vitale functies, de taal, het gedrag en de motoriek. Met de emoties en de stemming wordt bij dit onderzoek geen rekening gehouden. Het is wel mogelijk dat er emoties over deze gebieden geuit kunnen worden, maar dan zou men kunnen onderzoeken welke signalen er bij welke emoties optreden.
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
44
Samenvatting Samenvattend wil ik nog eens het probleem, de vraagstelling, de acties, de resultaten en mijn conclusies in kaart brengen. Het probleem stelde zich al tijdens mijn stage in het derde jaar. Ik werkte in een bejaardenhuis met dementerende mensen uit alle fasen. Omdat ik geen verbale feedback kreeg, vroeg ik me af hoe ik kon weten dat muziektherapie bij mijn cliënten effect had. Ik wist van onderzoeken over de effecten van muziektherapie, maar ik verwachtte dat deze effecten zich op verschillende wijzen konden uiten. Daarom stelde ik me de vraag vanuit welke signalen bij een cliënt met dementie, men kan opmaken dat muziektherapie effect heeft; dus de uiteindelijke vraagstelling voor dit onderzoek. Deze volgde uit mijn paper van integratieve methodiek. In mijn onderzoeksvoorstel heb ik er dan voor gekozen om een kwantitatief onderzoek te doen. Hiervoor heb ik op mijn oude stageplek gevraagd om een enquête te doen, heb de medewerkers er persoonlijk op voorbereid en heb een enquête opgesteld, die mij de antwoorden op mijn vraag en mijn subvragen zou geven. Tijdens het onderzoek heb ik er dan nog voor gekozen om als aanvulling voor het onderzoek nog een interview te doen met de muziektherapeute (mijn oude stagebegeleidster) van deze instelling. Dit werkte nog eens ondersteunend en verbredend voor mijn onderzoek. De resultaten die eruit kwamen, waren deze die ik verwacht had. Ik verwachtte dat op alle gebieden (vitale functies, taal, gedrag en motoriek) signalen bij de cliënten geobserveerd zouden worden. Zoals uit het onderzoek blijkt, treden bij de vitale functies vooral effecten bij de ademhaling van de cliënt op. In de taal zijn er verschillende verbeteringen te herkennen. In het gedrag worden vooral verbeteringen in de sociale vaardigheden van de cliënten geobserveerd.. De effecten op de motoriek worden vooral gekenmerkt door meer en betere coördinatie. Mijn vraagstelling is hiermee beantwoord; maar is alleen geldig voor de instelling waarin ik het onderzoek gedaan heb. Het Seniorenpark carpe diem is de instelling waar de basis voor dit onderzoek te vinden is. Omdat ik er na mijn studie al een baan heb, zal ik er mijn nieuw werkmodel ook al kunnen toepassen. De resultaten gelden alleen voor deze instelling; aan de hand van de resultaten heb ik mijn werkmodel vernieuwd en kan ik dit vervolgens ook in deze instelling gebruiken.
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
45
Literatuuropgave Boeken: Baarda, de Goede (2006). Basisboek Methoden en Techniken. Groningen: Wolters-Noordhoff. Buijssen, H.P.J. (2007). De beleving van dementie : een eenvoudige gids voor naasten van dementerenden. Utrecht: het Spectrum. Craeynest, P. (2002). De levensloop van de mens. Leuven: Uitgeverij Acco. Gutzmann, H. (2007). Sprache und Demenz. Idstein: Schulz-Kirchner Verlag GmbH. Heeren, Dr. T.J. (2001). Handboek ouderenpsychiatrie. Leusden: De Tijdsstroom uitgeverij. Jansen, E.P.W.A. (2004). Enquêteren. Groningen: Wolters-Noordhoff. Kitwood, T.M.; Müller-Hergl, C. (2005). Demenz : der person-zentrierte Ansatz im Umgang mit verwirrten Menschen. Bern: Huber. Migchelbrink, F. (1996). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Smeijsters, H. (red.) (2006). Handboek Muziektherapie – Evidence based practice voor de behandeling van psychische stoornissen, problemen en beperkingen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Smeijsters, H. (2000). Handboek Creatieve Therapie. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Smeijsters, H. (1996). Neurologische en fysiologische aspecten van muziektherapie. Heerlen: Melos. Smeijsters, H. (2005). Praktijkonderzoek in vaktherapie. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Velde, J.-W. v.d. (2005). Muziek werkt als agogisch instrument. Soest: Uitgeverij Nelissen. Verdult, R. (2001). Dement worden: een kindertijd in beeld. Baarn: Hbuitgevers. Verdult, R. (2003). De pijn van dement zijn. Baarn: Hbuitgevers.
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
46 Websites Aerztezeitung.de (2005, 26. Januari) Musiktherapie macht Menschen mit Demenz agiler. Geraadpleegd op 20 april 2009 op het World Wide Web: http://www.aerztezeitung.de/medizin/krankheiten/demenz/default.aspx?sid=337003 Lämmler, G. : Vitanet.de – Prävention & Gesundheit (2008, 18. September) Immer mehr Menschen mit Demenz. Geraadpleegd op 25 april 2009 op het World Wide Web: http://www.vitanet.de/rundumsalter/gesundheit/demenz/demenz-krankheit/haeufigkeit Rötzer, F. : News Übermensch (2008, 22. Januari) Die Gesellschaften vergreisen mit unterschiedlicher Geschwindigkeit. Geraadpleegd op 25 april 2009 op het World Wide Web: http://www.heise.de/tp/blogs/3/102168 Wikipedia – Die freie Enzyklopädie (2009, 23. Mei) Demenz. Geraadpleegd op 23 april 2009 op het World Wide Web: http://de.wikipedia.org/wiki/Demenz
Artikelen Elleringmann & Laif (2009) Kann Musik das Gehirn heilen? Welt der Wunder – Kompakt , 09 (1), 90/91.
Scripties Meersman, A.M.P. (2003) Waar muziek de ziel ontmoet – Muziektherapie bij dementerende bewoners in de laatste fase van het dementieproces. Sittard, Faculteit Gedrag en Maatschappij
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
47
Bijlage 1 – Diagnostische criteria van de DSM-IV voor dementie 294.1x A.
Dementie van het Alzheimertype (Dementia of the Alzheimer’s Type)
De ontwikkeling van multipele cognitieve stoornissen worden zichtbaar door beide volgende: (1) Geheugenstoornissen (verminderd vermogen nieuwe informatie te leren of zich eerder geleerde informatie te herinneren) (2) Een (of meer) van de volgende cognitieve stoornissen (a) afasie (taalstoornis) (b) apraxie (verminderd vermogen motorische handelingen uit te voeren ondanks intacte motorische functies (c) agnosie (onvermogen objecten te herkennen of thuis te brengen ondanks intacte sensorische functies) (d) stoornis in uitvoerende functies (dat wil zeggen plannen maken, organiseren, opeenvolgend handelen, abstraheren)
B.
De cognitieve stoornis in criterium A1 en A2 veroorzaken elk een significante beperking in het sociaal of beroepsmatig functioneren en betekenen een significante achteruitgang ten opzichte van het vroegere niveau van functioneren.
C.
Het beloop wordt gekenmerkt door een geleidelijk begin en progressieve cognitieve achteruitgang.
D.
De cognitieve stoornissen in criterium A1 en A2 zijn niet het gevolg van een van de volgende: (1) Andere aandoeningen van het centraal zenuwstelsel die progressieve stoornissen in het geheugen en de cognitie veroorzaken (bijvoorbeeld cerebrovasculaire ziekte, ziekte van Parkinson, ziekte van Huntington, subduraal haematoom, “normal-pressure” hydrocephalus, hersentumor) (2) Systeemziekten waarvan bekend is dat deze dementie veroorzaken (bijvoorbeeld hypothyreoidie, vitamine B12 of foliumzuur deficiëntie, nicotinezuur deficiëntie, hypercalcaemie, neurolues, HIV infectie) (3) Aandoeningen door middelen teweeggebracht
E.
De stoornissen komen niet uitsluitend voor tijdens het beloop van een delirium.
F.
De stoornis is niet eerder toe te schrijven aan een andere As I stoornis (bijvoorbeeld Depressieve stoornis, Schizofrenie).
Codeer op basis van de aan- of afwezigheid van een klinisch significante gedragsstoornis: 294.10 Zonder gedragsstoornis: indien de cognitieve stoornis niet gepaard gaat aan een klinisch significante gedragsstoornis 294.10 Met gedragsstoornis: indien de cognitieve stoornis gepaard gaat aan een klinisch significante gedragsstoornis (bijvoorbeeld zwerven, agitatie) Specificeer subtype: Met vroeg begin: indien het begin ligt op het 65e jaar of eerder e Met laat begin: indien het begin ligt na het 65 jaar
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
48
Bijlage 2 – Enquête Befragung:
„An welchen Signalen eines Klienten mit Demenz kann man feststellen, dass Musiktherapie Effekt hat?“
Bitte suchen sie sich gedanklich einen Bewohner aus und beantworten sie über diesen Bewohner die folgenden Fragen aus dieser Liste. Die Befragung ist anonym, deshalb bitte keine Namen eintragen. Allgemeine Informationen 1.
Welchen Beruf üben Sie in Ihrer Einrichtung aus?
2.
Welches Geschlecht hat der Klient? Männlich
3.
Weiblich
In welcher Phase der Demenz befindet sich der/die Klient/in? 1
2
3
4
Das bedrohte Ich Die anfängliche Vergesslichkeit, Konzentrationsschwäche wird so gut wie möglich vertuscht. Der Mensch fühlt sich in seiner Existenz bedroht. Er lebt im Hier und Jetzt. Der Körper signalisiert den Wunsch nach Distanz. Der Gesichtsausdruck wirkt sehr angespannt, der Blick oft stechend und scharf. Emotionen können sehr stark ausgeprägt sein. Regeln und Manieren spielen eine wichtige Rolle. Das verirrte Ich Der Demente lebt im Wechsel zwischen Gegenwart und Vergangenheit, die innere Welt und die Außenwelt gehen ineinander über. Gefühle betreffen Menschen und Situationen von früher. In dieser Phase werden die Wortfindungsstörungen offensichtlicher. Die Fähigkeit zu Denken, Koordinieren und Kontrollieren geht verloren. Menschen in dieser Phase laufen ohne direktes Ziel herum, ihr Blick ist klar und die Muskeln entspannt. Auch in dieser Phase können die Emotionen sehr stark ausgeprägt sein. Regeln und Manieren spielen nur noch eine geringe Rolle. Das verborgene Ich Hier ist die Demenz weit fortgeschritten. Die Menschen ziehen sich in ihre innere Welt zurück. Sie sitzen der Umwelt scheinbar teilnahmslos gegenüber oder wiederholen immer die gleiche Bewegung z.B. auf die Schenkel klopfen oder mit der Faust oder einem Gegenstand auf den Tisch schlagen. Regeln spielen keine Rolle mehr, Emotionen können sehr heftig sein. Das versunkene Ich Der Mensch zeigt keine Reaktion, seine Augen sind geschlossen, der Körper gekrümmt, die Muskulatur erschlafft. Es entsteht der Eindruck, er lebt in einer anderen Welt. Emotionen werden kaum noch geäußert.
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
49
4.
Wie oft erhält der/die Klient/in Musiktherapie? 1 Mal pro Woche 2 Mal pro Woche 3 Mal pro Woche mehr als 3 Mal pro Woche
5.
Welche Form von Musiktherapie erhält der/die Klient/in? (mehrere Antworten möglich) Individuelle Musiktherapie Gruppentherapie
Auswirkungen von Musiktherapie auf den/die Klienten/Klientin 6.
Konnten Sie feststellen, das Musiktherapie Auswirkungen auf die Vitalfunktionen des/der Klienten/Klientin hatte? Ja
7.
Nein (wenn nein, dann bitte weiter mit Frage 9)
Auf welche Vitalfunktionen hatte Musiktherapie Auswirkungen? (mehrere Antworten möglich) Herzschlag Atmung Blutdruck Verdauung Stoffwechsel
8.
Wie machen sich die Auswirkungen auf die Vitalfunktionen bemerkbar (Herzschlag schneller/Atmung regelmäßiger…) ?
9.
Konnten Sie feststellen, dass Musiktherapie Auswirkungen auf die Sprache / den Sprachgebrauch des/der Klienten/Klientin hatte? Ja
10.
Nein (wenn nein, bitte weiter mit Frage 11)
Wie machen sich die Auswirkungen auf die Sprache des/der Klienten/Klientin bemerkbar? (mehrere Antworten möglich) Sprache ist flüssiger Klient/in ist wortgewandter (gebraucht mehr/verschiedene Wörter) “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
50 Bedeutung der Wörter sind deutlich Wiederholungen fallen weg
11.
Konnten Sie feststellen, dass Musiktherapie Auswirkungen auf das Verhalten des/der Klienten/Klientin hatte? Ja
12.
Nein (wenn nein, bitte weiter mit Frage 13)
Wie machen sich die Auswirkungen auf das Verhalten des/der Klienten/Klientin bemerkbar? (mehrere Antworten möglich) Vergesslichkeit nimmt ab Zeitliche Orientierung ist verbessert Örtliche Orientierung ist verbessert Gefühle/Bedürfnisse werden mehr geäußert Klient/in spricht mehr Klient/in ist insgesamt ruhiger
13.
Konnten Sie feststellen, dass Musiktherapie Auswirkungen auf die Motorik des/der Klienten/Klientin hatte? Ja
14.
Nein (wenn nein, bitte weiter mit Frage 15)
Wie machen sich die Auswirkungen auf die Motorik des/der Klienten/Klientin bemerkbar?
Signale des/der Klienten/Klientin als Reaktion auf Musiktherapie 15.
Welche anderen Signale des/der Klienten/Klientin auf Musiktherapie gibt es?
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
51
Bijlage 3 – Brief aan instelling als voorlichting Liebe Mitarbeiter der Pflege, meine Name ist Eva Lebertz, ich studiere Musiktherapie in Heerlen, mache zur Zeit meinen Abschluss und habe vor einem Jahr ein einjähriges Praktikum im carpe diem abgeleistet. Wie auf der letzten Mitarbeiterversammlung (bei der nicht alle von Ihnen anwesend sein konnten) schon angekündigt, führe ich für meine Abschlussarbeit im carpe diem eine Befragung durch. Diese bezieht sich auf die Effekte von Musiktherapie. Zu diesem Zweck habe ich bereits einige Fragebögen eingereicht. Da ich selbst weiß, dass Sie immer unter enormem Zeitdruck stehen und ich heute über diverse Personalausfälle der Pflege informiert wurde, setze ich nun dieses Schreiben auf. Ursprünglich war geplant, die Fragen mit Ihnen persönlich kurz durch zu gehen und Sie den Fragebogen dann eigenständig ausfüllen zu lassen. Da dies wegen Zeit- und Personalmangels leider nicht möglich ist, muss ich einen anderen Weg gehen und Ihnen die Fragebögen komplett anvertrauen. Die Fragebögen sind so zusammengestellt, dass sie absolut anonym sind und keinerlei Rückschlüsse auf den Respondenten zu ziehen sind. Da auch die Bewohner anonym bleiben sollen, bitte ich Sie, sich für jeden Fragebogen einen bestimmten Bewohner aus zu suchen und an Hand dessen die Fragen zu beantworten. Somit ist es möglich, dass jeder Mitarbeiter mehrere Bögen ausfüllt; was allerdings nicht Pflicht ist. Da ich für meine Arbeit ca. 60 Fragebögen als Rücklauf benötige, bitte ich jedoch darum (sollte zwischendurch Zeit sein), auch gerne 2 oder 3 Bögen aus zu füllen. In jedem Fall sollte jeder Mitarbeiter mindestens 1 Bogen ausgefüllt haben. Die Fragebögen werden von mir bei den Stützpunkten abgegeben und können nach Ausfüllen entweder an die Ergo gegeben oder gehortet werden bis ich diese abholen komme. Am Mitte nächster Woche, also 22./23.4.2009 werde ich möglichst alle ausgefüllten Fragebögen wieder abholen kommen. Schon einmal vielen herzlichen Dank für Ihren Einsatz. Mit freundlichen Grüßen.
Eva Lebertz “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
52
Bijlage 4 – Mondelinge voorlichting De mondelinge voorlichting voor de respondenten gebeurde door mij op twee manieren: Eerst eens was ik aanwezig op de medewerkersverzameling. Hier zaten bijna alle medewerkers, die ik voor mijn onderzoek bevragen wilde. Behalve die, die werken moesten of op vakantie waren. Hier heb ik toegelicht, dat ik nu mijn afstudeerproject aan het voorbereiden ben en daarvoor hun hulp nodig heb. Ik vertelde van het onderzoek, wat het inhoud en waar het om gaat. Ik gaaf voorbeelden van signalen, die een bewoner uitzenden kan als effect van muziektherapie. Voorbeelden waren vooral, dat deze op de gebieden van vitale functies, de taal, het gedrag en de motoriek plaats kunnen vinden. Daarom zoude het aan te bevelen zijn, dat zij in de volgende weken eens de focus richten op de mensen die net uit de muziektherapie komen en wat hun bij deze opvalt. De tweede manier van voorlichting gaaf ik dan als ik de enquêten uitdeelde. Ik heb niet iedereen van de respondenten persoonlijk aanspreken kunnen, maar een groot deel ervan heb ik verbaal bereiken kunnen. Hier heb ik nog eens het doel van het onderzoek duidelijk gemaakt en heb hun verklaard, dat zij zich een bewoner uitzoeken zouden, over welke zij het enquête invullen. Daarbij heb ik erom gevraagd, dat ieder respondent ook meerdere enquêten invult. Ik heb in meervoud aangekondigd, dat ik in de volgende dagen iedere dag op die instelling ga zijn en dat ik voor vragen altijd ter beschikking sta. Van Verena Foitzik heb ik een lijst gekregen met de bewoners, die muziektherapie ontvangen. Deze heb ik aan de enkele afdelingen verder gegeven, darmee zij ook een overzicht hebben.
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
53
Bijlage 5 – Logboek SPSS Geslacht
Fase 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 1 2 2 2 2 1 2 2 2 2 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2
Frequentie 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 4 4 4 4
Form 2 1 1 1 9 2 1 2 1 2 1 1 1 2 2 1 1 1 4 2 2 9 9 2 3 2 1 1 3 3 1 3 2 4 2 9 9 1 1 9 2 3 3 1 3 1 1
UitwerkingVita 2 2 2 9 9 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 9 9 3 2 2 2 2 2 2 1 2 2 2 2 1 9 1 2 9 2 3 2 1 3 1 1
Hartslag 1 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 1 1 1 1 0 1 1 0 0 0 0 1 1 1 0 1 1 1 1 1 0 1 1 0 0 0 0 0 1 1 1 1 0 1 1
Ademing 1 9 9 9 9 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 9 0 0 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 1 0 9 0 0 9 9 9 9 9 0 0 0 99 9 0 0
Bloeddruk 1 9 9 9 9 9 9 9 9 1 0 0 0 1 0 1 9 1 1 9 9 9 9 1 1 1 0 1 0 1 1 1 9 1 1 9 9 9 9 9 1 1 1 0 9 1 1
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
Verdauung 0 9 9 9 9 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 9 0 0 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 1 1 9 0 0 9 9 9 9 9 0 0 0 0 9 0 0
Stofwissel 0 9 9 9 9 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 9 0 0 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 0 0 9 0 0 9 9 9 9 9 0 0 0 0 9 0 0
1 9 9 9 9 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 9 0 0 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 0 0 9 0 0 9 9 9 9 9 0 0 0 0 9 0 0
54 UitwerkingSpraak Tallvloeiender MeerwoordenBetekenisduidelijk GeenHerhalingen UitwerkingGedrag MinderVergeet 1 1 0 1 1 1 0 0 9 9 9 9 1 0 0 9 9 9 9 0 9 0 9 9 9 9 0 9 0 9 9 9 9 0 9 0 9 9 9 9 0 9 0 9 9 9 9 1 99 1 1 1 1 1 1 1 1 0 0 1 0 1 0 1 0 1 0 0 1 1 1 0 0 0 0 1 0 1 0 1 0 0 1 0 1 0 0 0 1 1 0 1 0 0 0 1 1 0 1 0 0 0 0 1 0 0 9 9 9 9 1 0 1 0 0 1 0 1 0 1 1 1 0 0 1 0 1 0 0 1 1 1 1 0 9 9 9 9 1 0 1 1 1 1 0 0 9 0 9 9 9 9 0 9 0 9 9 9 9 0 9 1 0 1 1 1 1 0 1 0 1 0 1 1 0 1 0 1 0 0 1 0 1 0 1 0 0 1 0 1 0 1 0 0 1 0 1 0 1 0 0 1 1 1 1 0 0 1 1 0 1 0 0 0 1 1 0 1 0 1 1 0 1 0 9 1 0 0 0 1 0 1 1 1 1 0 1 1 1 1 1 1 0 1 0 0 9 9 9 9 0 9 0 9 9 9 9 0 9 0 99 9 9 9 1 0 1 99 0 0 0 1 0 0 9 9 9 9 0 9 1 0 1 1 0 1 0 1 1 1 1 1 1 0 1 1 1 1 0 1 1 0 9 9 9 9 1 99 0 9 9 9 9 1 0 1 0 1 1 0 1 0 1 0 0 1 0 1 0
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
55
TijdelijkOrientatie
PlaatsOrientatie 0 0 9 9 9 9 1 0 0 1 0 0 1 0 0 0 0 0 1 0 9 9 9 1 0 1 0 0 1 1 0 0 0 0 1 9 9 0 0 9 1 1 0 0 0 0 0
0 0 9 9 9 9 0 0 0 1 0 0 1 0 0 0 0 0 99 0 9 9 9 1 0 1 0 0 1 1 0 0 0 0 1 9 9 0 0 9 1 1 0 0 0 0 0
UitingGevoelens Praatmeer 1 0 9 9 9 9 0 1 1 1 1 1 0 1 1 1 0 1 1 0 9 9 9 1 1 1 1 1 0 1 1 1 1 1 1 9 9 0 0 9 1 1 1 0 1 1 1
Rustiger 1 0 9 9 9 9 0 1 0 0 0 0 0 0 0 1 1 1 0 0 9 9 9 0 0 0 1 1 0 0 0 0 0 1 1 9 9 0 0 9 1 1 1 0 0 1 1
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
UitwerkingMotoriek 0 1 9 9 9 9 0 0 0 1 0 1 1 0 1 1 1 1 1 0 9 9 9 1 1 1 0 0 0 1 0 1 1 1 1 9 9 1 1 9 1 1 1 1 0 0 1
1 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1 0 1 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1 1 0 1 1 1 0 1 0 1 1 0 0 1 0 0 1 1 1 1 0 1 0
56
Bijlage 6 – Tabellen Frequenties Geslacht van de client
Gültig
männlich
Häufigkeit 5
Prozent 10,6
Gültige Prozente 10,6
Kumulierte Prozente 10,6
42 47
89,4 100,0
89,4 100,0
100,0
weiblich Gesamt
Fase van dementie
Gültig
Das bedrohte Ich Das verirrte Ich Das verborgene Ich Das versunkene Ich Gesamt
Häufigkeit 15
Prozent 31,9
Gültige Prozente 31,9
Kumulierte Prozente 31,9
15
31,9
31,9
63,8
13 4
27,7 8,5
27,7 8,5
91,5 100,0
47
100,0
100,0
Hoe vaak ontvangt de client MT
Gültig
1 keer per week 2 keer per week 3 keer per week meer dan 3 keer per week
Fehlend Gesamt
Gesamt 9
Häufigkeit 19
Prozent 40,4
Gültige Prozente 46,3
Kumulierte Prozente 46,3
13 7
27,7 14,9
31,7 17,1
78,0 95,1
2
4,3
4,9
100,0
41
87,2
100,0
6 47
12,8 100,0
Welke form van MT ontvangt de client
Häufigkeit Gültig
individuele muziektherapie groepstherapie allebei Gesamt
Fehlend Gesamt
9
Prozent
Gültige Prozente
Kumulierte Prozente
6
12,8
14,6
14,6
32 3 41 6
68,1 6,4 87,2 12,8
78,0 7,3 100,0
92,7 100,0
47
100,0
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
57
Zijn er uitwerkingen op vitale functies herkent
Gültig
nee ja Gesamt
Häufigkeit 23
Prozent 48,9
Gültige Prozente 48,9
Kumulierte Prozente 48,9
24 47
51,1 100,0
51,1 100,0
100,0
Uitwerking Hartslag
Gültig
nee ja Gesamt
Fehlend
9 99 Gesamt
Gesamt
Häufigkeit 24
Prozent 51,1
Gültige Prozente 92,3
Kumulierte Prozente 92,3 100,0
2
4,3
7,7
26 20
55,3 42,6
100,0
1 21
2,1 44,7
47
100,0
Uitwerking Ademing
Gültig
Fehlend
nee ja Gesamt 9
Gesamt
Häufigkeit 7
Prozent 14,9
20 27 20 47
42,6 57,4 42,6 100,0
Gültige Prozente 25,9
Kumulierte Prozente 25,9
74,1 100,0
100,0
Gültige Prozente 92,6 7,4
Kumulierte Prozente 92,6 100,0
Uitwerking Bloeddruk
Gültig
nee ja Gesamt
Fehlend Gesamt
9
Häufigkeit 25 2
Prozent 53,2 4,3
27 20
57,4 42,6
47
100,0
100,0
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
58 Uitwerking Spijsvertering
Häufigkeit Gültig
nee
Fehlend Gesamt
9
Gültige Prozente 100,0
Prozent
27 20
57,4 42,6
47
100,0
Kumulierte Prozente 100,0
Uitwerking Stofwissel
Häufigkeit Gültig
nee
Fehlend
ja Gesamt 9
Gesamt
Gültige Prozente
Prozent
26 1
55,3 2,1
96,3 3,7
27 20 47
57,4 42,6 100,0
100,0
Kumulierte Prozente 96,3 100,0
Zijn er uitwerkingen op de taal herkent
Gültig
Fehlend
nee ja Gesamt 9
Gesamt
Häufigkeit 16
Prozent 34,0
Gültige Prozente 34,8
Kumulierte Prozente 34,8
30 46
63,8 97,9
65,2 100,0
100,0
Kumulierte Prozente 66,7 100,0
1
2,1
47
100,0
Taal is vloeiender
Gültig
nee ja Gesamt
Fehlend
9 99 Gesamt
Gesamt
Häufigkeit 20 10
Prozent 42,6 21,3
Gültige Prozente 66,7 33,3
30
63,8
100,0
15 2
31,9 4,3
17 47
36,2 100,0
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
59 Welbespraakter / gebruikt meer woorden
Häufigkeit Gültig
nee ja Gesamt
Fehlend Gesamt
9
Prozent
13 18
27,7 38,3
31 16 47
66,0 34,0 100,0
Gültige Prozente 41,9 58,1
Kumulierte Prozente 41,9 100,0
100,0
Betekenis van woorden is duidelijk
Gültig
nee
Häufigkeit 16
Prozent 34,0
15 31 16
31,9 66,0 34,0
47
100,0
ja Gesamt Fehlend Gesamt
9
Gültige Prozente 51,6
Kumulierte Prozente 51,6
48,4 100,0
100,0
Kumulierte Prozente 67,7 100,0
Herhalingen vallen weg
Gültig
nee ja Gesamt
Fehlend
Häufigkeit 21 10
Prozent 44,7 21,3
Gültige Prozente 67,7 32,3
31
66,0
100,0
16 47
34,0 100,0
9
Gesamt
Zijn er uitwerkingen op het gedrag herkent
Gültig
nee ja Gesamt
Häufigkeit 10
Prozent 21,3
Gültige Prozente 21,3
Kumulierte Prozente 21,3 100,0
37
78,7
78,7
47
100,0
100,0
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
60 Minder Vergeetachtig
Häufigkeit Gültig
nee ja Gesamt
Fehlend
9 99 Gesamt
Gesamt
Gültige Prozente 82,9 17,1
Prozent
29 6
61,7 12,8
35 10 2
74,5 21,3 4,3
12 47
25,5 100,0
Kumulierte Prozente 82,9 100,0
100,0
Orientatie op tijd is beter
Gültig
Fehlend
nee ja Gesamt 9
Gesamt
Häufigkeit 26
Prozent 55,3
Gültige Prozente 70,3
Kumulierte Prozente 70,3
11 37
23,4 78,7
29,7 100,0
100,0
10 47
21,3 100,0
Orientatie op plaats is beter
Häufigkeit Gültig
nee
Fehlend
ja Gesamt 9 99 Gesamt
Gesamt
Gültige Prozente
Prozent
27 9
57,4 19,1
75,0 25,0
36 10 1
76,6 21,3 2,1
100,0
11 47
23,4 100,0
Kumulierte Prozente 75,0 100,0
Uit meer gevoelens
Gültig
Fehlend Gesamt
nee ja Gesamt 9
Häufigkeit 9
Prozent 19,1
Gültige Prozente 24,3
Kumulierte Prozente 24,3
28 37
59,6 78,7
75,7 100,0
100,0
10 47
21,3 100,0
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
61 Praat meer
Häufigkeit Gültig
nee ja Gesamt
Fehlend Gesamt
9
Prozent
23 14
48,9 29,8
37 10 47
78,7 21,3 100,0
Gültige Prozente 62,2 37,8
Kumulierte Prozente 62,2 100,0
100,0
Is rustiger
Gültig
nee
Häufigkeit 13
Prozent 27,7
Gültige Prozente 35,1
Kumulierte Prozente 35,1
24 37
51,1 78,7
64,9 100,0
100,0
10 47
21,3 100,0
ja Gesamt 9
Fehlend Gesamt
Zijn er uitwerkingen op de motoriek herkent
Gültig
nee ja Gesamt
Häufigkeit 26
Prozent 55,3
Gültige Prozente 55,3
Kumulierte Prozente 55,3
21 47
44,7 100,0
44,7 100,0
100,0
Kruistabellen Fase van dementie * Uitwerking Hartslag Kreuztabelle Anzahl Uitwerking Hartslag nee Fase van dementie
Das bedrohte Ich Das verirrte Ich Das verborgene Ich Das versunkene Ich
Gesamt
Gesamt
ja 6 10
1 0
7 10
6 2
1 0
7 2
24
2
26
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
62 Fase van dementie * Uitwerking Ademing Kreuztabelle Anzahl Uitwerking Ademing nee Fase van dementie
Gesamt
ja
Das bedrohte Ich Das verirrte Ich Das verborgene Ich Das versunkene Ich
Gesamt
4
3
7
2 0
8 7
10 7
1
2
3
7
20
27
Fase van dementie * Uitwerking Bloeddruk Kreuztabelle Anzahl Uitwerking Bloeddruk nee Fase van dementie
Das verirrte Ich Das verborgene Ich Das versunkene Ich
Gesamt
Gesamt
ja
Das bedrohte Ich
7
0
7
10 5 3
0 2 0
10 7 3
25
2
27
Fase van dementie * Uitwerking Spijsvertering Kreuztabelle Anzahl Uitwerking Spijsvertering Gesamt
nee Fase van dementie
Das bedrohte Ich Das verirrte Ich Das verborgene Ich Das versunkene Ich
Gesamt
7 10
7 10
7 3
7 3
27
27
Fase van dementie * Uitwerking Stofwissel Kreuztabelle Anzahl Uitwerking Stofwissel nee Fase van dementie
Das bedrohte Ich Das verirrte Ich Das verborgene Ich Das versunkene Ich
Gesamt
Gesamt
ja 6
1
7
10 7
0 0
10 7
3 26
0 1
3 27
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
63 Fase van dementie * Taal is vloeiender Kreuztabelle Anzahl Taal is vloeiender nee Fase van dementie
Das bedrohte Ich Das verirrte Ich Das verborgene Ich Das versunkene Ich
Gesamt
Gesamt
ja 7
2
9
8 3
3 5
11 8
2
0
2
20
10
30
Fase van dementie * Welbespraakter / gebruikt meer woorden Kreuztabelle Anzahl Welbespraakter / gebruikt meer woorden nee Fase van dementie
Das bedrohte Ich Das verirrte Ich Das verborgene Ich Das versunkene Ich
Gesamt
Gesamt
ja 6 3
3 8
9 11
3 1 13
6 1 18
9 2 31
Fase van dementie * Betekenis van woorden is duidelijk Kreuztabelle Anzahl Betekenis van woorden is duidelijk nee Fase van dementie
Das bedrohte Ich Das verirrte Ich Das verborgene Ich Das versunkene Ich
Gesamt
Gesamt
ja 6 7
3 4
9 11
3 0 16
6 2 15
9 2 31
Fase van dementie * Herhalingen vallen weg Kreuztabelle Anzahl Herhalingen vallen weg nee Fase van dementie
Das bedrohte Ich Das verirrte Ich Das verborgene Ich Das versunkene Ich
Gesamt
Gesamt
ja 5 7
4 4
9 11
7 2
2 0
9 2
21
10
31
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
64 Fase van dementie * Minder Vergeetachtig Kreuztabelle Anzahl Minder Vergeetachtig nee Fase van dementie
Das bedrohte Ich Das verirrte Ich Das verborgene Ich Das versunkene Ich
Gesamt
Gesamt
ja 8
2
10
10 8
2 2
12 10
3
0
3
29
6
35
Fase van dementie * Orientatie op tijd is beter Kreuztabelle Anzahl Orientatie op tijd is beter nee Fase van dementie
Das bedrohte Ich Das verirrte Ich Das verborgene Ich Das versunkene Ich
Gesamt
Gesamt
ja 8 7
3 5
11 12
7 4
3 0
10 4
26
11
37
Fase van dementie * Orientatie op plaats is beter Kreuztabelle Anzahl Orientatie op plaats is beter nee Fase van dementie
Das bedrohte Ich Das verirrte Ich Das verborgene Ich Das versunkene Ich
Gesamt
Gesamt
ja 9 7
2 4
11 11
7 4
3 0
10 4
27
9
36
Fase van dementie * Uit meer gevoelens Kreuztabelle Anzahl Uit meer gevoelens nee Fase van dementie
Das bedrohte Ich Das verirrte Ich Das verborgene Ich Das versunkene Ich
Gesamt
Gesamt
ja 3 3
8 9
11 12
2
8
10
1 9
3 28
4 37
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
65 Fase van dementie * Praat meer Kreuztabelle Anzahl Praat meer nee Fase van dementie
Das bedrohte Ich Das verirrte Ich Das verborgene Ich Das versunkene Ich
Gesamt
Gesamt
ja 9
2
11
7 5
5 5
12 10
2
2
4
23
14
37
Fase van dementie * Is rustiger Kreuztabelle Anzahl Is rustiger nee Fase van dementie
6
5
11
Das verirrte Ich Das verborgene Ich
4 1 2
8 9 2
12 10 4
13
24
37
Das versunkene Ich Gesamt
Gesamt
ja
Das bedrohte Ich
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
66
Bijlage 7 – Uitwerking van de kwalitatieve gegevens Frage 7: 1. Bewohner wird aufmerksamer Frage 8: 1. Atmung regelmäßiger 2. Atmung tiefer, regelmäßiger 3. Atmung tiefer, Abhusten, manchmal Reizhusten 4. Blutdruck: manchmal eher negativ: zu hoch, weil sie selbst nicht stopp sagen kan, wenn sie Spaß hat 5. Atmung tiefer, entspannt 6. Atmung scheint gelöster und entspannter 7. insgesamt ruhiger 8. Atmung unregelmäßiger; Blutdruck erhöht -> Kreislaufschwierigkeiten 9. Atmung ruhiger, regelmäßiger & tiefer 10. Atmung tiefer, regelmäßiger 11. Atmung entspannter; über häufigen Hustenreiz (leider) zur Entspannung 12. Atmung regelmäßiger & tiefer 13. Atmung ruhiger, regelmäßiger 14. Atmung entspannter & ruhiger 15. Atmung angeregter 16. Atmung tiefer 17. Atmung vertieft 18. Atmung ist tiefer 19. Atmung entspannt 20. Atmung ruhiger 21. Atmung tief & entspannt 22. Atmung tiefer 23. Atmung entspannter Frage 9: 1. nur nonverbal möglich, da sprachlich Aphasie 2. Frage 10: 1. Bewohner summt häufiger Lieder oder versucht zu singen 2. Liedtexte deutlich 3. erinnert erst Liedtexte, danach Kommunikation 4. erinnern von Rede und Antwort 5. Lesen & Sprache & Gesang werden in Zusammenhang gebracht 6. Dialoge mit der Umwelt 7. Dialoge noch möglich, jedenfalls kleine 8. Tonfall verändert sich -> mehr Sprachmelodie 9. Dialogverhalten 10. Wünsche werden geäußert 11. positive Ansagen werden gemacht / Lob 12. Schimpfworte werden vermindert “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
67 13. spricht mit anderem Tonfall 14. Dialoge können geführt werden 15. geht mehr auf Dialoge ein 16. kennt mehr Texte 17. Sprache ist gewählter 18. kann ihrem Humor Ausdruck verleihen 19. redet weniger 20. Dialog statt Monolog 21. Sätze können gebildet werden 22. höflicher 23. mehr direkte Rede & Antwort Frage 11: 1. entspannter, fröhlicher, ausgeglichener 2. er wird aufmerksamer Frage 12: 1. ist gut gelaunt 2. je nach Musik (z.B. jahreszeitbezogen) -> zeitliche orientierung verbessert 3. aufmerksam 4. Klient ist fröhlicher 5. Klient ist sozial kompetenter & geduldiger 6. Klient wird sozial kompetenter 7. positivere Grundstimmung 8. Örtliche Orientierung verschlechtert 9. Klient lebt häufig erinnerte Szenen weiter 10. Klient ist sozial kompetenter 11. soziale Kompetenzen verbessert 12. Klientin kan sich auf etwas einlassen 13. Aktivität erhöht 14. Klient ist höflicher und zurückhaltender zu anderen 15. Dialoge können entstehen, die etwas mehr sind als Stereotypen 16. Klientin kann sich besser auf Gruppe einstellen 17. zugewandter zur Umwelt 18. zeigt positive Reaktionen auf Gruppe 19. äußert Wünsche 20. wird aktiver 21. zeigt Freude 22. nimmt an Gruppe teil 23. äußert klare Wünsche 24. begibt sich in sozialen Kontakt 25. Klientin ist sozial kompetenter Frage 14: 1. entspannter 2. entspannter 3. Liedheft kan gehalten werden 4. stereotype Bewegungen entfallen 5. zittern lässt nach, Bewegungsübungen können z.T. nachvollzogen werden “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
68 6. Koordination der Körperteile, Selbstkoherenz gefühlt vorhanden; kan auch schwere tänzerische Übungen mit ausführen 7. vereinfachter; Bewegungen sind flüssiger aus zu führen 8. Koordination von Atembewegungen 9. Kopfbewegung, z.B. ungezielt zuhören, Armbewegung Festhalten an Dingen 10. weichere Bewegungen, Koordination der Bewegungsübungen ausführbar, nur wenn sie einfach sind 11. Einfache Bewegungsanweisungen werden z.T. mit ausgeführt; Koordination Arme / Beine gelingt 12. Macht bei Bewegungsübungen teilweise mit 13. Bewegungen leichter Art gelingen 14. Koordination Arme/Beine/Rumpf ist wieder möglich 15. läuft sicherer 16. bessere Koordination in Bewegungsabläufen 17. weniger verkrampfte Körperhaltung, bessere Koordination 18. koordinierter 19. entspannte Sitzhaltung 20. entkrampft; bessere Bewegungskoordination 21. Unwillkürliche Bewegungen/Reflexe nehmen ab Frage 15: 1. Klientin ist aufmerksamer 2. Summen von Liedern 3. Mehr lächeln und entspannter 4. Bewohner ist insgesamt zufriedener 5. fröhlicher, ausgeglichener, entspannter 6. positive Gemütslage 7. Teilnahme im Gruppenangebot 8. BW nimm gerne an Angeboten teil, teilt sich mit und wirkt kognitiv viel fitter; je mehr MT desto geistig reger; positive Grundstimmung 9. BW ist nach Angebot positiver gestimmt; BW lehnt nicht mehr ab, zeigt Freude am Angebot & singt mit 10. BW verbessert ihre Hörfähigheit; singt mit, tanzt mit & schafft einfache Konzentrationsübungen im Lied und ist positiv gestimmt -> Verbesserung der Lebensqualität gut erkennbar 11. BW wirkt sehr zufrieden in allen Musikangeboten, schlägt nicht mehr am Ende, kann Fähigkeiten wie Blättern, musizieren usw. einbringen; gibt adäquate Antworten 12. Klient wirkt entspannter und ist ruhiger; sie sieht glücklich aus 13. Der Klient wirkt fröhlicher und ausgeglichener 14. Sie liebt Musik, singt gerne; wirkt beruhigend und entspannend auf sie 15. Anspannungen sind gelöster; Klient kann ermöglicht werden, dass er innerhalb der Gruppe besser agiert, bzw. auf andere Bewohner eingehen kan 16. Aufgeregte Signale, wie z.B. Ausrufe 17. scheint positiver gestimmt, weniger Unruhe, mehr Selbstwahrnemung & Selbstsicherheit 18. Positive Grundstimmung, besseres Hören, lächeln 19. Klientin ist immer sehr positiv eingestellt, drückt Freude aus 20. Klientin wirkt ausgeglichener “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
69 21. extreme Unruhe ist abgebaut 22. ist motivierter 23. tritt in Kommunikation mit anderen ein 24. mehr Ruhe und Selbstbewusstsein 25. Klientin ist interessierter & motivierter in der Tagesstruktur 26. Klientin lacht viel; wirkt insgesamt orientiert 27. Klientin spricht, zeigt Freude, wirkt zufriedener 28. motivierter 29. ist aktiver
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
70
Bijlage 8 – Interviewvragen Interviewleitfaden Einleitung - hast mich bei meinem Praktikum begleitet - jetzt steht Bachelor-Arbeit an - Thema „An welchen Signalen eines Klienten mit Demenz kann man feststellen, dass Musiktherapie Effekt hat?“ - Dazu Befragung bzw. Interview Fragen: 1. Konntest du Auswirkungen von Musiktherapie auf deine Klienten feststellen? 2. Welche Auswirkungen waren dies? 3. Sind dir die 4 Phasen der Demenz bekannt? Vitalfunktionen 4. Konntest du Auswirkungen auf Vitalfunktionen deiner Klienten in der ersten Phase der Demenz beobachten? 5. Wie äußerten sich diese? 6. Hast du Auswirkungen auf die Vitalfunktionen deiner Klienten in der zweiten Phase der Demenz beobachtet? 7. Wie äußerten sich diese? 8. Konntest du Auswirkungen auf Vitalfunktionen deiner Klienten in der dritten Phase der Demenz beobachten? 9. Wie äußerten sich diese? 10. Konntest du Auswirkungen auf Vitalfunktionen deiner Klienten in der vierten Phase der Demenz beobachten? 11. Wie äußerten sich diese?
Sprache 12. Konntest du Auswirkungen auf die Sprache deiner Klienten in der ersten Phase der Demenz beobachten? 13. Wie äußerten sich diese? 14. Hast du Auswirkungen auf die Sprache deiner Klienten in der zweiten Phase der Demenz beobachtet? 15. Wie äußerten sich diese? 16. Konntest du Auswirkungen auf die Sprache deiner Klienten in der dritten Phase der Demenz beobachten? 17. Wie äußerten sich diese? 18. Konntest du Auswirkungen auf die Sprache deiner Klienten in der vierten Phase der Demenz beobachten? 19. Wie äußerten sich diese?
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
71
Verhalten 20. Konntest du Auswirkungen auf das Verhalten deiner Klienten in der ersten Phase der Demenz beobachten? 21. Wie äußerten sich diese? 22. Hast du Auswirkungen auf das Verhalten deiner Klienten in der zweiten Phase der Demenz beobachtet? 23. Wie äußerten sich diese? 24. Konntest du Auswirkungen auf das Verhalten deiner Klienten in der dritten Phase der Demenz beobachten? 25. Wie äußerten sich diese? 26. Konntest du Auswirkungen auf das Verhalten deiner Klienten in der vierten Phase der Demenz beobachten? 27. Wie äußerten sich diese?
Motorik 28. Konntest du Auswirkungen auf die Motorik deiner Klienten in der ersten Phase der Demenz beobachten? 29. Wie äußerten sich diese? 30. Hast du Auswirkungen auf die Motorik deiner Klienten in der zweiten Phase der Demenz beobachtet? 31. Wie äußerten sich diese? 32. Konntest du Auswirkungen auf die Motorik deiner Klienten in der dritten Phase der Demenz beobachten? 33. Wie äußerten sich diese? 34. Konntest du Auswirkungen auf die Motorik deiner Klienten in der vierten Phase der Demenz beobachten? 35. Wie äußerten sich diese? Vielen Dank für das Interview
“Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
72
Bijlage 9 – Uitwerking Interview Interview mit Verena Foitzik am Dienstag, 19. Mai 2009 Eva:
Ja. Hallo, Verena. Du hast mich ja letztes Jahr bei meinem Praktikum begleitet. Das heißt, wir wissen ja auch schon ziemlich was voneinander. Jetzt steht meine Scriptie an, wie man so schön sagt und das Thema ist „An welchen Signalen eines Klienten mit Demenz kan man feststellen, dass Musiktherapie Effekt hat?“ Dazu hast du mir ja schon ein paar Fragebögen ausgefüllt. Jetzt wollen wir das Ganze ein bisschen verbreitern, bzw. verallgemeinern und ja, dazu führen wir jetzt das Interview. Ich fang’ direkt mal mit der ersten Frage an. Konntest du Auswirkungen von Musiktherapie auf deine Klienten feststellen?
Verena: Also zu den Ausführungen erst mal war das sehr hilfreich mit den Fragebögen; wir sind ja alle Bewohner durchgegangen, vom Haus und zuzüglich zu denen, die von der Pflege ausgefüllt wurden, haben wir noch geguckt nach den verschiedenen Stadien. Und dadurch habe ich mir selber auch nochmal einzeln die Bewohner vor Augen geführt. Und nochmal eine Bestätigung darin gesehen, dass es immer eine Veränderung gibt. In seltenen Fällen ist die Veränderung so, dass sie nicht positiv gesehen werden kann, weil jemand z.B. einen ganz schlimmen Hustenreiz erhält durch tiefe Atmung. Vielleicht nach einer guten Stunde Gruppen-Musik-Therapie zu verwirrt ist und erst wieder Zeit braucht um zur Ruhe zu finden, weil er zu unruhig ist, weil vielleicht zu viele alte Bilder wieder aufgetaucht sind. Was sicher ist: Egal, in welchem Stadium, dass die Musiktherapie eine sehr starke Wirkung hat; meistens eine sehr positive Wirkung. Eva:
Und genau auf diese Auswirkungen wollen wir jetzt auch zu sprechen kommen. Sind dir die 4 Phasen der Demenz bekannt?
Verena: Ja, dank deiner Fragebogen sogar ganz präsent gerade. Eva:
Sehr gut. Konntest du Auswirkungen auf Vitalfunktionen deiner Klienten in der erste Phase der Demenz beobachten?
Verena: Ja. Ich habe mir aber auch bewusst immer nur die Atmung vorgenommen, mit seltenen Ausnahmen. Ich fange mit der Ausnahme an: Mit der Vitalfunktion Verdauung; dass es eher eine beruhigende, regulierende Wirkung hat, weil wir haben ja in dem einen speziellen Fall eine Bewohnerin, die so einen nervösen Stuhlgang hat und wenn sie in Stress gerät, besonders oft auf Toilette muss. Und wenn sie eine musiktherapeutische Einheit hat, muss sie maximal einmal zur Toilette. Deshalb hab ich die Verdauung da aufgenommen. Ansonsten arbeiten wir ja auch sehr viel mit Atmung hier; das haben wir ja auch zusammen gemacht. Das hab ich dir ja auch immer gesagt. Bei „Bewegung und Musik“ wird eben auch die Atmung sehr gefördert. Und dadurch kann ich auch gut was dazu sagen: es ist immer so, dass die Atmung tiefer wird bei den Bewohnern; dass wir, dadurch, dass wir die Bewegung mitnehmen, die Atmung (wenn die Leute im Rollstuhl sitzen, atmen die kaum; aber wenn die eben Übungen haben, Arme mitnehmen, sich bequem in den Stuhl setzen, tief einatmen, gähnen, damit wieder Luft in den Kopf kommt), dass wir lustige Übungen machen, wie Grimassen schneiden, einsingen, kommen sie zu einer intensiveren Atmung und es kommt wieder mehr Sauerstoff in den Körper rein. Eva:
Also, ich merke, du sprichst jetzt sehr allgemein. Gibt es denn da bestimmte Reaktionen, bzw. Auswirkungen in der ersten Phase der Demenz?
Verena: Nicht anders als in den andern Phasen; es ist eben die Atmung auch, eben ein bisschen regulierender. Die Atmung ist da ein bisschen angespannter. Gerade in der ersten Phase. Ich habe das Bild von einem vor Augen, die eben sehr viel Wert drauf legen die Etikette zu “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
73 bewahren. Die merken „Ich bin nicht so ganz orientiert“. Deswegen eben auch oft in der Phase die Haltung „überschlagenes Bein“, so sehr angespannte Haltung, dass die dadurch einen sehr regelmäßigen Atem haben, einen sehr regulierten Atem und deswegen ganz bestimmt auch in einen besseren Stimmungstonus kommen. Besonders in dieser ersten Phase ist das interessant, gilt aber für alle Phasen, dass die Atmung, mit der wir ja auch arbeiten als Ton, oder uns beziehen darauf, genauer auch in der Gruppe, dass die Atmung auf jeden Fall regelmäßiger ist, sicherer, tiefer, intensiver wird. In der Weise auch ruhiger. Das bezieht sich also gerade die in der ersten Phase haben sehr viel davon, weil die ja in der ersten Phase die Anweisungen noch gut verstehen. Wenn ich jetzt sag „Wir nehmen jetzt die Arme wie ein Opernsänger mit“, dann tun die das auch. Oder kugeln mit den Schultern; da hat man richtig das Gefühl, das ist ein Chor. Nochmal: ich hab die anderen Vitalfunktionen jetzt nicht mitbetrachtet, weil ich da zu wenig Eindrücke hab. Bei jemandem, wo man dann denkt „das war jetzt gerade zu viel“, gerade bei etwas mit Tanz und Bewegung, dass sie sich dann übernehmen, da müssen wir dann halt drauf achten. Da hab ich dann manchmal auch Sorgen, dass der Kreislauf zu sehr angeheizt wird. Es ist auch so, dass ich immer dazu ermutige, nicht zu viel zu machen und deshalb kann ich das auch nicht bewerten wie die anderen Vitalfunktionen sich verhalten. Eva:
Und sind dir spezielle Auswirkungen aufgefallen in der zweiten Phase der Demenz im Bezug auf die Vitalfunktionen?
Verena: Da gilt das Gleiche; ich hatte ja gesagt, das gilt für alle Phasen. Ich überlege jetzt nur gerade, der Weg ist nochmal anders. In der zweiten Phase glaube ich, geht das unbewusster. Also die Zweiten-Phasen-Leute haben wieder eine tiefere Atmung und ich denke, sie kommen dadurch auch gut in Einklang mit sich. Bei der Atmung geht es ja nicht nur darum, dass man atmen kann, sondern dass es ihnen dadurch körperlich auch wieder besser geht. Auch dadurch wieder mehr Wahrnehmung; der Kopf ist wieder gut durchblutet, der ganze Körper ist wieder gut durchblutet; hat ja auch Auswirkungen auf ihre Gedächtnisleistung und das kann man in der zweiten Phase gut feststellen denn, wenn Worte, Sprache flüssiger ist, aber erst mal, hängt ja auch mit der Atmung zusammen; aber der Weg ist anders. Ich glaube, in der zweiten Phase wird das oft schon als Kinderkram erlebt, was wir da machen: wenn wir mit den Füßen stampfen und… Aber die können sich jetzt da nicht so gut einleben, ja? Musiktherapie ist jetzt was, was Spaß macht; kommen aber zum Schluss zum gleichen Ergebnis. Also nicht dieses „Ich mach heute gut mit“, die verstehen auch manche Übungen vielleicht nicht so gut. Deswegen können die die am Anfang vielleicht nicht so gut ausführen. Aber man merkt da: Am Anfang wird beim Einsingen und bei den Atemübungen vielleicht gar nicht so mitgemacht, aber spätestens an dem Punkt, wo wir ein Singspiel machen, machen die mit und haben zusehends auch eine bessere Atmung; regelmäßigere Atmung. Eva:
Wie ist das in der dritten Phase?
Verena: Wie war das nochmal? Die sitzen noch im Stuhl, aber sind schon sehr weg. Ja, in der dritten Phase läuft es nochmal ganz anders, von meinem Weg her. Um an deren Atmung ran zu kommen muss ich noch viel mehr über das Unbewusste arbeiten. Dafür machen wir ja non-verbale Therapie. Indem ich aussuche, welches Musiktstück am besten passt und wir uns dazu bewegen. Das können die auch meistens sehr gut, in dieser dritten Phase. Wenn die Sprache nicht vorhanden ist und Geselligkeit. Dadurch, dass sie nicht sprechen müssen, nicht in diese peinlichen Situationen kommen von einem gemeinsamen Plausch, sondern gemseinam Musik machen; die bewegen sich mit, schunkeln (das lustige Zigeunerleben). Die kommen so zu dieser vertieften Atmung und zu einem intensiveren Erleben, dass auch Leute, die ganz ganz apathisch waren, nachher ganz aufgeräumt wirken und ganz andere Leistungen haben. Die würden aber nicht die Anweisungen verstehen. Auch nicht das lustige Singspiel. Aber mit der Zeit lernen die „Wenn wir die Übungen mitmachen, können wir vielleicht gegen Ende der Stunde ein Singspiel mitmachen, weil sie es dann doch verstehen. Wir kommen dann zum gleichen Ergebnis mit den Vitalfunktionen, nämlich die Atmung tut auch ihrem Gehirn wirklich gut. Und die Bewegung natürlich. Eva:
Und in der vierten Phase? “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
74
Verena: Da ist es ja anders. Da konzentriere ich mich auf ihre Atmung, atme mit ihnen mit; um ihnen das Gefühl zu geben sie zu verstehen und sie somit auch verstehe und ich verstehe auch mehr von ihrer Situation: ich kan mich mehr in sie reinversetzen. Das kennst du auch. Man läuft dann schon selber blau an. Ich nehme also an ihrer Atmung teil. Mit der Ausnahme natürlich, dass, wenn die Atmung so flach und schlecht ist, dass ich meine Atmung da mit reinnehme. Dann nehme ich auch die Hände mit, bewege sie; atme mit meiner Atmung. Heißt aber grundsätlich geht es darum, die Atmung als Grundlage für deren Atmung zu üben. Ja. Und der Klient reagiert dann über diese vertiefte Atmung. Von den Vitalfunktionen ist die Atmung einfach die Möglichkeit, unseren Kontakt her zu stellen. Eva:
Okay, also, ich werde jetzt in der Manier weitermachen. Wir kommen jetzt zum Thema Sprache, dazu dann erste, zweite dritte Phase… Und das gleiche dann mit Motorik. Also, zur Sprache in der ersten Phase: Konntest du Auswirkungen beobachten von Musiktherapie?
Verena: Ja, da war ja vor allem dieser Faktor „Sprache wird flüssiger“. Wobei in der ersten Phase die Sprache bei allen erst mal gezielter wird. Also, dass ein Dialog entsteht, dass die Leute antworten und nicht irgendwas sagen, sondern wirklich mit einbezogen sind und sich eigentlich durch die Musiktherapie mit Nicht-Dementen gut kommunizieren können. Das finde ich am stärksten bei der Sprache, dass Dialoge bewirkt und dass die Leute auf irgendwelche Sätze verzichten können, alles reden. Eva:
Und in der zweiten Phase? Kann man da Signale beobachten?
Verena: Da ist das vor allem, dass also diese Wiederholungen wegfallen und dass die Wortgewandheit, die du da hattest, die ist in der zweiten Phase wirklich, dass also Worte wieder präsenter sind, dass Wörter klar geäußert werden und die ergeben einen Sinn. Und nicht, was ja oft in der zweiten Phase ist und es wird ein Satz gesagt, aber das Substantiv ist völlig falsch oder man erschließen muss, was da jetzt falsch ist. Man fragt „Möchten sie Schorle oder Wasser?“ und da sagt mir jemand „Grün.“ Es ist falsch, aber ich muss mir das übersetzen. Wenn jemand dann in der Musiktherapie sitzt, wird der mir auch sagen „Wasser“. Ja, das finde ich da am dollsten. Eva:
Also, die Bedeutung der Wörter.
Verena: Die Bedeutung der Wörter ist ihnen wieder geläufiger. Weil sie bei Liedern, deswegen auch Klangmelodien, wieder an die Wörter rankommen und durch das Trainieren das besser geht. Wobei es auch neue Lieder sein können. Gerade gestern wieder neue Mailieder mit dazu genommen; üben, richtig üben. Und auch neue Lieder können von den Dementen gut gelernt werden. Weil durch die Klangmelodie ist es in der Musik einfacher als in der normalen Kommunikation, sich offensichtlich Worte zu merken oder zumindest zu aktivieren „Ach ja, das Wort gab’s ja auch noch“. Eva:
In der dritten Phase?
Verena: Find ich’s faszinierend: wie in der Sprache, also wir haben einige Leute, die so im Übergang sind, also schon von der dritten zur vierten Phase übergehen, die eine Sprachafasie entwickelt haben, auch über die Demenz; vor allem über die Demenz; die dann wirklich ihren Vor- und ihren Nachnamen sagen können. Mit der Klangschale in der Runde. Die nach einer Einheit sagen können „Ach, hier kommt mein Freund“ und das hat einen Zusammenhang, das stimmt auch. Die Mitbewohner bennen können oder die vielleicht sogar ganze Drei-Wort-Sätze sprechen. Leute, die den ganzen Tag nichts anderes tun als einen Laut zu rufen oder ein Wort zu beginnen und ab zu brechen. Also noch nicht mal ein Wort sinngemäß aussprechen können und die nach einer Einheit (Tanztee z.B.) wirklich klare Antworten geben und über eine kurze Zeit auch danach noch über einen breiteren Wortschatz verfügen. Keinen regen Wortschatz, aber… “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
75 Vielleicht nochmal kurz über die Anfangsphase: die sitzen auch ganz ruhig im Stuhl, machen nichts. Leute denken „Die sind ja hochdement“ und die sich ein Liederbuch nehmen und lächeln und über Eck schon mal so gucken „Was steht denn jetzt da im Liederbuch“, die wirklich den Text ablesen, auch von einem neuen Lied, Leute, die den ganzen Tag keine Antwort geben würden und die einen wirklich dumpf angucken, wenn man sie was fragt; keine Antwort. Und die sitzen in „Bewegung und Musik“ oder beim „Tanztee“ und geben Auskünfte und die singen mit. Ich habe da jetzt auch wirklich so ein paar Leute vor Augen, die da wirklich im Rollstuhl am Tisch sitzen und dann sprechen. Und deshalb auch deutlich eine Sprachleistung im Kopf; das merkt man ja auch deutlich an der Sprache. Verstehen die Anweisungen, können eine Seite weiterblättern. Vielleicht kan es ind er Phase 3 passieren, dass sie wirklich konsequent die nächste Seite blättern. Dass sie die Anweisungen auch verstehen. Sprache also auch Verstehen, die können also nicht nur selber sagen. Eva:
In der vierten Phase. Ist ja schon was schwieriger.
Verena: In der vierten Phase bin ich froh, dass wir Musiktherapie machen. Weil wir die Möglichkeit haben ohne Sprache diese emotionale Abfuhr eine Sprache ohne Verbalität zu gebrauchen nämlich über den Klang, die Melodie. In der vierten Phase wüsste ich jetzt niemanden, der dadurch sehr viele Worte spricht, von denen ich jetzt weiß, der ist wirklich dement; also Hauptproblem dement. Aber ich gehe auch aufgrund der körperlichen Reaktionen davon aus, dass meine Sprache in der Musiktherapie wesentlich besser verstanden wird, als wie wenn ich jetzt so mit jemandem sprechen würde. Ich les dem eine Geschichte vor, dann hört er „Ach, da wird eine Geschichte vorgelesen“ wegen meiner Sprachmelodie. Aber ich glaube, dass in dem Lied, das seh ich an den Reaktionen, er meine Sprache besser versteht. Vielleicht auch dadurch, dass es eine Melodie bekommt, alte Worte wieder aufgegriffen werden; manchmal dann auch ein Wort gesagt wird. Und, ganz erschrecken, plötzlich ein Satz, aber das sind Einzelfälle, wo man dann denkt ein Geist läuft durch das Zimmer. Warum spricht der jetzt auf einmal? Eva:
Gut, dann kommen wir zum Verhalten. Konntest du da Auswirkungen auf das Verhalten in der ersten Phase beobachten?
Verena: Da war doch die Frage nach dieser zeitlichen und örtlichen Orientierung, oder? Das was jetzt Verhalten gewesen? Eva:
Zum Beispiel, ja.
Verena: Genau. Und da war ja immer die schöne Spalte „Sonstiges“. Im Verhalten ist auf jeden Fall viel mehr Orientierung. Aber was ich in der ersten Phase so deutlich finde ist vor allem dieses Zurückgreifen können auf soziale Kompetenzen; viel mehr Toleranz; sich selbst annehmen können, Humor zu haben, im Umgang miteinander, also auch auf den anderen eingehen. Da kommen wir wieder zur Atmung zurück. Wenn ich ruhiger atme, ruhe ich mehr in mir selbst und bin weniger angestrengt. Und deswegen… man grüßt sich eben auch. Mehr-dement, weniger-dement. Ich frage dann eben auch „Was fällt Ihnen zum Thema Zirkus ein?“. Der in der ersten Phase hat noch eine gute Idee, nebenan sitzt jemand in Phase 3, keine Antwort. „Sag doch Manege“ – „Manege“. Also, diese sozialen Kompetenzen. Wohingegen diese Phase 1 ja oft diejenigen sind in einer Gruppenveranstaltung, die schlecht mit Hochdementen umgehen können. Eva:
Okay. Wie ist das in der zweiten Phase?
Verena: Da hab ich vor allen Dingen einige Leute, die gerade diese zeitliche Orientierung, diese räumliche Orientierung, die wissen „Ich leb im carpe diem“, also normalerweise oft nicht. Wir haben auch einige wenige negative Auswirkungen. Also, ich rede jetzt erst mal über das Positive, sie sind nämlich aktiver. Negative Auswirkungen sind dann z.B. dass die Leute desorientierter sind und nicht wissen „Wo geh ich hin? Was passiert danach?“ Die müssten dann sehr eng eingebunden werden. Bei denjenigen, bei denen es danach sehr eng weitergeht, vielleicht Verwandtschaftsbesuch “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
76 oder die Pflege hat etwas Zeit, können zusammen den Abendbrottisch decken; da is klar: da gibt’s was zu tun. Aber wenn dann danach wieder eher Ruhe auf den Gängen herrscht, ist das danach dann manchmal so, dass dann einfach jemand laufen geht. In Phase 2, bei denen, die im Alltag eher ein bisschen negativ gestimmt sind, finde ich, dass bei Phase 2, dass sie danach positiv gestimmt sind. Wir haben während der Befragung auch festgestellt: wir haben neulich beim Therapieplangespräch noch einige Namen, bei denen die normalerweise nicht positiv gestimmt sind, da kommt dann bei einem Bewegungsangebot z.B. beim Kegeln „Das war ja unglaublich, was die da wieder gesagt hat. Total freundlich zu den anderen.“ Positiv für sich gestimmt und deshalb auch eine sehr positive Ausstrahlung. Wo ja in der zweiten Phase die Manieren schon mal entfallen. Ja auch eine verstorbene Bewohnerin, die du auch kanntest, aus dem Hessischen, die ein gutes Beispiel dafür ist, wie stark sich Umgangsformen dann auch wieder durch die Musiktherapie herstellen. Eva:
Hast du in der dritten Phase Auswirkungen bemerkt?
Verena: Vor allem, dass sie eine Gruppe wahrnehmen können. Wir versuchen ja oft, auch aus Kostengründen, aber auch aus der Überlegung „Die sind ja oft sehr allein“ wirklich viele mit in diese Gruppenangebote mit ein zu binden und diese Gruppenangebte so zu stricken, dass sie viel Musik mitbekommen. In Phase 3 fällt eben auf (es sind sehr integrative Angebote, wo auch viele fittere sind, verschiedene Phasen Demenz auch), in dieser Phase 3 gut integriert werden kan, dass die also z.B. beim internationalen Tanzcafè gut dran teilnehmen können, das heißt als Gemeinschaftsaktion passiert was Spannendes, im kulurellen Angebot, was noch leichten Input gibt, die können noch leicht folgen. Vielleicht können die sogar plötzlich nochmal Schiller’s Glocke zitieren oder haben plötzlich einen französischen Satz auf Lager; Sachen, die man im Alltag nie von ihnen erwarten würde. Und dass die ja wenn nur noch Geräusche machen. So rufen, „Möp“ oder „Schwester“. Und dass die am Ende sogar richtig gut die Arbeitsaufträge ausführen können. Das ist in Phase 3 sehr faszinierend, was da in der Gruppe möglich ist. Dieses Sozialverhalten und das selbst wahrnehmen. Eva:
In der vierten Phase. Da kan man ja vielleicht nicht unbedingt noch viel am Verhalten feststellen. Vielleicht ist dir da was aufgefallen?
Verena: Ja, dass man da nochmal in den Dialog eintritt. Wir haben ja da nochmal einen Bewohner, der schon sehr lange hier ist, seitdem es das Haus gibt und der bettlägerisch ist, praktisch keine Reaktionen, der halt nicht präsent ist, der aber praktisch in einen Dialog reingeht, Körperreaktionen zeigt auf Musik, auch Nähe/Distanz und weiterhin nichts sagen kan. Aber in seinem Verhalten, wo man merkt Freude, Beunruhigung, Unwohlbefinden, also dass er sich ausdrücken kan. Das gilt also auch in einem anderen Fall. Etwas weniger. In einem besseren Zustand. Der halt auch, wenn Musik dazukommt, im Dialog seine Freude ausdrückt und auch wenn ihm etwas nicht gefällt. Eva:
Das zum Verhalten…
Verena: Ja, oder in anderen Fällen noch fällt mir noch jemand ein, der sehr unruhig ist, in Phase 4. Hatten wir jetzt gerade erst bei der Wohnbereichsfeier ist er im Liege-Rollstuhl dabei gewesen. Übergangsphase 3-4; ganz schwankend; mal ganz schlecht dabei, mal besser. Und wo im Laufe des Fests bei der Musik auch wirklich die Tränen gelaufen sind. Auch viel Ruhe, Getröstetsein auftraten, weil die emotionale Abfuhr da war. Aber ganz klar über die Lieder „Kauf dir einen bunten Luftballon“ und so weiter. Mit so einem Gefühl „Ich gehör dazu“ ja praktisch ausgestrahlt wurde „Ich genieße“. Und viel Ruhe bekommen, dass er auch schon mal eingeschlafen ist während der Musiktherapie.Und ganz viel Ruhe finden, die sonst nicht da ist. Eva:
Okay. Dann kommen wir zur Motorik. Konntest du Auswirkungen auf die Motorik deiner Klienten in der ersten Phase beobachten? “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz
77 Verena: Ja. Also gerade in der ersten Phase bietet sich sehr die Kombination aus Bewegung und Musik an, egal ob das jetzt der Tanztee ist, bei dem es ja nicht nur um Standard-Tanz geht. Also, immer wenn Bewegungen dazu kommen haben die da viel von, weil dadurch, dass wir da mehr ernstere Sachen machen. Die können noch nicht so gut über sich lachen. Das kleine graue Eselchen wird nur mitgemacht, wenn ich sage „Das ist gut für die Hüftknochenentlastung und das Kopfnicken für die Nackenmuskulatur.“ Aber die gut durch Klänge und Bewegung zu diesen Liedern auch wirklich tanzen. Wir merken uns „Wie rum gehört das Walzertuch, wie genau ist die Bewegung?“, dass wir da viele Möglichkeiten haben, die Bewegungen aus zu führen, was sie so aus eigenem Antrieb gar nicht machen würden; schon allein, weil sie sich nicht trauen. Oder Angst haben, sie würden sie falsch machen. Mit der Musik geht das gut. Und dann sind die auch wieder voll beweglich. Es fällt auf, dass dann auch mehr Ruhe einkehrt für diejenigen, die dann schon gerne rumlaufen; dass die sich schon dann beruhigen und wissen „Was für eine Bewegung kan ich denn als nächstes ausführen?“ Koordination von Armen und Beinen funktioniert auch besser. Eva:
Und in der zweiten Phase? Gibt es da auch Auswirkungen?
Verena: Das ist in etwa wieder das Gleiche wie eben bei der Sprache; ist aber ein anderer Zugang. Wir steigen da bei einem anderen Punkt ein. In der zweiten Phase kan man besser feststellen, dass die den Vorteil haben von diesem Spaßfaktor, dass die mitklatschen mit einem Schlager. Und dann merkt man, dass mit der Zeit die Motorik besser ist. Die laufen mit mehr Sicherheit, die nemen die Bewegungen auf oder auch : es kommt jemand schlecht mit seinem Roulator zurecht und nachher beim Rauflaufen geht das wieder besser. Die Bewegungsabläufe sind wieder präsent. Eva:
In der dritten Phase, gibt es da Auswirkungen?
Verena: Ja, aber eher, dass sie das sehr genießen, die Motorik. Wirklich sehr stark über ein Rhythmusinstrument oder den Takt nemen oder das Walzertuch. Manchmal werden die Anweisungen auch nicht befolgt. Das Walzertuch wird über den Kopf gebunden, oder die Klangschale wird als Schüssel erkannt und dann wird vielleicht auch mal der Schlägel in den Mund gesteckt, weil der der Löffel dazu ist. Aber über die Verbindung Bewegung & Klang, auch da können Bewegungsabläufe wieder verbessert werden und gerade da ist auch die über die Motorik kommen die Gefühle besser an. Also die sitzen nicht nur da und lesen brav ihre Liederhefte, sondern die klatsche mit und bewegen ihre Hüfte. Die verstehen auch wieder mehr, durchdass die Motorik die Möglichkeit gibt zu wippen oder eben Bewegungsabläufe zu machen.Und manchmal gibt’s durch diesen Gruppeneffekt auch einige, die dann zur Musik ein Bewegungslied an manchen Stellen richtig machen, wo man dann sagt „Das ist aber doch Phase 3“, aber so was geht dann. Die würden aber auf keinen Fall motorische Verbesserungen haben durch diese Einsingübungen wie Schulterkreisen, weil die einfach die Anweisung nicht machen können. Wenn wir längst mit dem Arme heben und dem Einsingen fertig sind, fangen die gerade an und bewegen den Rest der Stunde die Arme. Eva:
Ja, das kenn ich noch. Ok. Das zur dritten Phase. In der vierten Phase?
Verena: Bewege ich ja die Leute. Mit sehr viel Vorsicht, weil wir ja immer davon ausgehen: der kan nicht sagen, dass es ihm gerade nicht gefällt und deshalb gerade sehr darauf achten, dass man sehr vorsichtig ist und dann bewege ich den Menschen in der vierten Phase. Natürlich hat das dann eine sehr gute Wirkung auf die Bewegung & auf die Motorik, weil dann einfach nochmal das bewegt wird, was sonst nicht mehr bewegt wird oder bewegt werden kann. Zum Beispiel einfach nochmal die Finger zu bewegen, die Hand berühren. Vielleicht wird auch mal eine willkürliche Bewegung gemacht, wir hatten das mal in einem Fall, dass dann plötzlich ein Knie angezogen wird. Dass also willentliche Bewegungen ausgeführt werden. Die ich ja auch anstrebe, weil ja normalerweise keine Bewegungen mehr gemacht werden. Eva: Okay. Das war’s dann. Ich hoffe, du bist alles losgeworden, was du sagen wolltest? Verena: Ja. Eva: Okay. Dann danke ich herzlich für das Interview. “Ik word toch gehoord ?!” Signalen van dementerende cliënten als effect van muziektherapie Afstudeerscriptie Eva Lebertz