“Vertrouwen als voorwaarde voor economisch herstel”
Hofstadlezing, Klaas Knot, 2 september 2014, Grote Kerk, Den Haag
Excellenties. Dames en heren.
De stichting die deze Grote Kerk beheert heeft zich voorgenomen om het zinvol gebruik van deze kerk te bevorderen. En wel in overeenstemming met de waardigheid ervan.
Ik wil aan die doelstelling bijdragen met een beperkte verhandeling over een groot begrip.
Dat grote begrip is vertrouwen. In mijn verhandeling wil ik het grote belang van dat enkele, kleine woord 'vertrouwen' uit de doeken doen.
Vertrouwen en economie hebben een innige relatie. Zeker in de financiële sector. Maar ook een relatie die recent helaas verstoord is geraakt.
De financiële crisis is namelijk ook een vertrouwenscrisis.
Ik gebruik deze Hofstadlezing om op een rij te zetten: -
waarom vertrouwen essentieel is voor het economisch verkeer en de financiële sector.
-
hoe het vertrouwen dat te voet is gekomen zo plots en in volle galop kon vertrekken.
-
en wat we moeten doen om het verloren vertrouwen in de financiële sector en in de eurozone te herstellen.
Met het oogmerk dat vertrouwen opnieuw kan bijdragen tot een vorm van duurzaam economisch herstel, waarbij ook onze kinderen het weer ten minste zo goed zullen hebben als wijzelf.
Laat ik dan beginnen bij de innige relatie tussen vertrouwen en economie. Ofwel waarom is vertrouwen essentieel voor het economisch verkeer?
Wanneer je geen vertrouwen hebt in de toekomst, investeer je er ook niet in. Je neemt het zekere voor het onzekere en maakt een pas op de plaats.
Je gaat je huis niet verbouwen als je twijfelt aan je relatie, droomt van een leven in een warm land of gewoon onzeker bent over wat er allemaal bij een verbouwing om de hoek komt kijken.
Dit is een huis-tuin-en keuken voorbeeld. Van hoe vertrouwen een rol speelt in het economisch verkeer.
Maar ook in het groot werkt een gebrek aan vertrouwen in de toekomst door in de bestedingen van consumenten en de investeringen van bedrijven.
1
Wanneer we - ieder voor zich - denken dat het beter is een aanschaf uit te stellen, en het niet uitgegeven geld als buffer te beschouwen voor onzekere tijden, dan vormen al die micro-buffers bij elkaar een bestedingsuitval van jewelste. En dat is een macro-effect.
En zo werkt het ook met investeringen van ondernemers.
En juist wanneer je - als consument of ondernemer - bang bent voor mogelijke plotselinge uitgaven of tegenvallers in de toekomst, dan wil je je uitgaven zoveel mogelijk beperken, en je geld in je portemonnee houden. Keynes noemde dat logischerwijs het 'voorzorgs'-motief.
Dat voorzorgs-motief, om geld bij je te houden voor onverwachte, toekomstige gebeurtenissen, speelt in de financiële sector een nog grotere rol dan bij normale transacties.
Wanneer je een boek of voor mijn part een koelkast koopt, dan vindt er een directe transactie plaats. Je betaalt en krijgt het product. En daarmee is de kous af.
Dat ligt toch iets ingewikkelder in de wereld van lenen en sparen. Ook daar vindt een transactie plaats. Maar het vertrouwen in de - nog onzekere - toekomst is hier van nog groter belang. Je zet je geld op de bank en gaat ervan uit dat de bank er in de toekomst goed op let.
Of de bank leent geld aan jou en gaat ervan uit dat je in de toekomst je schuld inlost.
In beide gevallen krijg je als spaarder of geldschieter niet meteen waar voor je geld. Zoals met het boek of die koelkast.
In een financieel contract - een lening, een hypotheek, een spaarrekening – spreid je inkomsten en uitgaven in de tijd; vandaar het gezegde dat financiële contracten 'de toekomst verhandelen'.
Bij een financieel contract gaat het dan ook om een set van afspraken die de toekomst betreffen. En omdat niemand van ons in de toekomst kan kijken, kun je die set van afspraken niet zo maken dat ze alle mogelijke eventualiteiten afdekt.
Daarom is zo'n financieel contract per definitie een onvolledig contract. En juist bij zo'n onvolledig contract is het het vertrouwen in elkaar dat bepaalt of de transactie wel of niet tot stand komt.
Voorspelbaar gedrag in het verleden wekt dan vertrouwen voor de toekomst. Je bepaalt of je van elkaar op aan kunt op grond van track record, reputatie en wellicht een ferme handdruk.
De component – en dit is van belang – die de onvolledige financiële contracten opvult of werkbaar maakt, is vertrouwen. Onderling vertrouwen.
Nu is vertrouwen geen secondelijm. Het is eerder een bindmiddel – een soort van cement – dat langzaam gemengd moet worden. En lang moet uitharden. Bij de minste of geringste schok valt het uit de voegen. En dan zakt het gebouw in elkaar.
2
Vertrouwen - onderling vertrouwen - is een voorwaarde voor welvaart. Dat is overigens een stelling die, onze dagvoorzitter wees er al op, prachtig is uitgewerkt in het boek 'Trust' van de Amerikaanse denker Francis Fukuyama.
Wanneer je vertrouwen in je omgeving wegvalt, is dat niet alleen een buitengewoon onprettig gevoel. Maar ook transacties komen dan moeizaam of helemaal niet tot stand.
En dat is in zekere zin dus gebeurd. In de financiële crisis.
Banken durfden geen geld meer aan elkaar uit te lenen. En burgers twijfelden intens over de veiligheid van de bank. En die schok trilde vervolgens door in de financiële huishouding van verschillende Europese landen, zoals Griekenland, Ierland, Portugal, Spanje en Cyprus.
Voor veel van deze landen kwam de acute crisis op de financiële markten bovenop de al langer bestaande problemen in eigen land. Met een vrijwel allesomvattende schuldencrisis als resultaat. Toen andere Europese lidstaten moesten bijspringen, was de vertrouwenscrisis compleet.
En de vraag is nu wat de tik heeft gegeven waardoor het cement - het vertrouwen - uit de voegen viel. Met andere woorden:
Wat is er mis gegaan?
Als u mij vraagt hoe de vertrouwenscrisis is ontstaan, dan luidt mijn antwoord: er zijn belangrijke conventies geschonden. Zonder hier volledigheid na te streven, zie ik er ten minste twee.
Ik begin bij de eerste conventie. Dat was de verwachting, de stilzwijgende afspraak dat banken stabiel zijn en daarom niet failliet konden gaan. Omdat ze geacht worden minder risico's te nemen. En dat de Staat dan dus ook niet zomaar hoeft bij te springen met belastinggeld.
Als spaarder kon je niet voorzien dat de bank te grote risico’s zou nemen, door zoiets exotisch als 'securitisaties van subprime hypotheken'.
Dat die securitisaties van een veel slechtere kwaliteit bleken dan gedacht, is dus zo'n 'eventualiteit' die je als spaarder vanuit Nederland moeilijk kon zien aankomen. En dus ook niet hebt kunnen afdekken met 'als-dan'-voorwaarden in het spaarcontract met je bank.
Nu kunt u denken: je bent ook wel naïef als je veronderstelt dat een bank nooit in de problemen kan komen.
Ik stel hier tegenover dat de financiële sector een gereguleerde sector is. En een gereguleerde sector wordt geacht minder risico’s te nemen dan een niet-gereguleerde sector.
De reden voor de regulering van de financiële sector ligt in het besmettingsrisico dat uitgaat van het faillissement van de ene speler op de andere spelers in het stelsel. De maatschappelijke kosten van een faillissement zijn dan groter dan de particuliere kosten voor de eigen aandeelhouders.
3
Vanuit de economische literatuur weten we dat regulering dan onontkoombaar is. De prikkels voor aandeelhouders of schuldverstrekkers om te veel risico’s te nemen, zijn simpelweg te groot. Omdat zij plat gezegd – niet alle gevolgen van hun riskante gedrag zelf aan den lijve ondervinden.
Juist in deze crisis bleek het ‘moral hazard’, ofwel het morele risico, een grote rol te spelen.
Immers, ging het goed met een bank, dan waren de winsten voor de aandeelhouders. Ging het fout met een bank, dan bloedden niet alleen de aandeelhouders. Maar werden aanzienlijke kosten afgewenteld op de samenleving. Ik noem kapitaalinjecties, belastingverhogingen en bezuinigingen, en u weet wat ik bedoel.
En juist deze praktijk bleek enorm schadelijk voor het vertrouwen.
Dames en heren.
Een bank is dus een organisatie in een sector die gereguleerd is. En daar hoort de redelijke verwachting bij dat een gereguleerde sector minder risico's neemt dan een niet-gereguleerde sector. En dat aandeelhouders in deze sector ook genoegen nemen met een lager rendement. Al deze dingen hangen met elkaar samen.
Maar juist deze logica was in de vergetelheid geraakt.
De harde werkelijkheid benam ons de adem toen de Lehman Brothers bank op 15 september 2008 failliet ging. En vervolgens een schokgolf veroorzaakte door het wereldwijde financiële stelsel.
En toen we weer konden ademen, keken we in een diep gat waarin al het vertrouwen verdwenen was.
Omdat de eerste conventie – dat banken altijd stabiel waren en nooit failliet konden gaan – geschonden bleek.
Maar dat was niet alles. Er ging nog iets mis. Een tweede conventie werd geschonden. En ditmaal op Europees niveau.
Ik neem u even mee terug in de tijd. Naar 1992. Toen werd het Verdrag van Maastricht gesloten. En in dat Verdrag waren waarborgen verankerd om te verzekeren dat lidstaten van de eurozone zelf financiële problemen zouden voorkomen én, als ze zicht toch zouden voordoen, zelf oplossen.
Daarom regelde het Verdrag dat het begrotingstekort en de staatschuld binnen de perken moesten blijven.
Vijf jaar later - in 1997 - werden deze regels verder aangescherpt. In het Stabiliteits- en Groeipact. Daarnaast werden het verbod op monetaire financiering en de zogenoemde ‘no-bail-out clause' geïntroduceerd. Een lidstaat, en dat is de essentie, moest zelf in principe zijn eigen boontjes doppen bij financiële problemen.
4
Deze afspraken zouden landen prikkelen om de overheidsfinanciën ook écht op de rails te houden.
De afspraak of conventie was dus dat lidstaten niet in zulke grote problemen zouden komen dat zij voor elkaar zouden moeten inspringen. Voor de burgers gaf dat een zekere geruststelling; zij bleven trouw belasting betalen voor de begrotingsbehoefte van hun eigen overheid. En als hun daar iets niet bevalt, kunnen burgers elke 4 jaar hun stem uitbrengen om dat nationale begrotingsbeleid in de door hen gewenste richting bij te sturen.
Of deze Europese afspraken onder alle omstandigheden goede en realistische afspraken waren, daarover kun je van mening over verschillen. En dat doen economen ook. Maar dat is hier niet de kern van mijn betoog over vertrouwen.
De kern van mijn betoog is dat deze afspraken zijn gemaakt. Op het hoogst denkbare niveau. Vastgelegd in een Verdrag. Met de handtekeningen erop van de regeringsleiders van alle betrokken EU-lidstaten.
Goed, wat gebeurde er?
Tijdens de financiële crisis bleek dat deze afspraken niet genoeg waren om gezonde overheidsfinanciën te garanderen. Al in 2004 hadden verschillende lidstaten de eisen van het Verdrag om het begrotingstekort binnen de perken te houden terzijde geschoven. Van enkele landen steeg de staatsschuld door. In plaats van de afgesproken en noodzakelijke daling. Daarnaast bleken er allerlei economische onevenwichtigheden te zijn opgebouwd. Concurrentieposities waren sluipenderwijs uitgehold. En vastgoedprijzen bereikten onhoudbare niveaus.
Markten reageerden heftig, de onzekerheid over de financiële kracht van de betrokken lidstaten werd steeds groter.
En onder deze omstandigheden bleek het niet haalbaar om de no-bail-out clause overeind te houden. En moest Europa achtereenvolgens Griekenland, Ierland, Portugal, Spanje en Cyprus te hulp schieten. Met noodleningen.
Die ingrepen waren ook absoluut noodzakelijk voor de stabiliteit van de Eurozone. Laat daar geen enkele twijfel over bestaan. Maar goed, het was niet helemaal hoe we het hadden afgesproken.
Bepalingen uit het Verdrag werden onvoldoende gerespecteerd. En de reeds bestaande huiver over de Europese Unie werd gevoed door de plotsklapse realisatie dat inwoners van de ene lidstaat opeens wel moesten instaan voor de schulden van andere lidstaten.
Op het moment dat mensen zagen dat afspraken van dit kaliber niet werden nagekomen werd opnieuw een conventie geschonden, en kreeg het vertrouwen een tweede klap. Dames en heren.
Afspraken werden niet nagekomen, en dat kleine woord - vertrouwen - werd uitgevlakt.
5
En tot op de dag van vandaag worstelen we met de grote gevolgen van het wantrouwen en de publieke verontwaardiging die daarvoor in de plaats kwamen.
Hoe kunnen we dat wantrouwen wegnemen? Ofwel, wat kunnen we doen om het vertrouwen weer op te bouwen?
Laat ik beginnen met een dooddoener. Je kunt vertrouwen niet afdwingen of opleggen. Net zo min als vriendschap. Of liefde. Hoe graag we dat ook zouden willen.
Je kunt vertrouwen wel opbouwen. Je kunt de condities scheppen die het vertrouwen schragen. En het gezond evenwicht herstellen tussen vertrouwen en wantrouwen.
Dat begint met de lessen uit het recente verleden ter harte te nemen.
Fouten maken kan en, tot op zekere hoogte, mag. Maar fouten maken en er niet van leren mag mijn inziens niet. Je moet lessen durven trekken zodat dezelfde fouten zich niet zomaar zullen herhalen. Dan kan er ook weer vertrouwen ontstaan, en wie weet, zelfs optimisme.
Niets is zo fnuikend voor vertrouwen als onvoorspelbaar gedrag. Als gemaakte afspraken niet worden nagekomen is dat alsof iemand ineens het kleed wegtrekt waarop je staat.
Vertrouwenwekkend gedrag daarentegen is consistent gedrag. Waarin afspraak dus afspraak is. Op die manier ontstaat voorspelbaarheid. En is het mogelijk verwachtingen te ontwikkelen over gedrag in de toekomst.
De enige manier om vertrouwen te herstellen is dan ook ervoor te zorgen dat afspraken die gemaakt worden, ook worden nagekomen. In de financiële sector. En in Europa.
Kijken we naar de fouten in de financiële sector, dan ligt de sleutel tot herstel van vertrouwen in: hervormingen, integriteit en transparantie. Ik licht deze drie pijlers voor het herstel van vertrouwen graag toe. Daarna kijk ik naar Europa.
Ten eerste: hervormen.
De financiële sector wordt ‘as we speak’ hervormd. De afgelopen 5 tot 6 jaar is er al flink wat veranderd in de stabiliteit en soliditeit van financiële instellingen.
Het financieel toezicht is aangescherpt. En daardoor hebben financiële instellingen inderdaad hun risico's verkleind. En hun buffers juist vergroot. De komende jaren zullen financiële instellingen moeten laten zien dat deze balansversterkingen duurzaam zijn.
6
Daarnaast hebben we in Europa ook de zogenoemde ‘bail-in’ geïntroduceerd. Hierdoor komt de rekening van een bankfaillissement vooral bij de aandeelhouders en de schuldverstrekkers terecht. En niet meer vanzelf bij de belastingbetaler.
Ook op het vlak van toezicht zelf is er vooruitgang.
We hebben de Europese Bankenunie opgericht. Vanaf 4 november dit jaar gaat het nieuwe Europese toezicht van start. Het toezicht wordt internationaler en eenduidiger. En dat is eigenlijk logisch want de financiële sector beperkt zich niet meer tot de nationale grenzen. Aan de andere kant heeft De Nederlandsche Bank ook meer bevoegdheden gekregen.
Ook dat was hard nodig. Want de ingrijpende en onverwachte financiële crisis zette het vertrouwen in De Nederlandsche Bank als toezichthouder ook onder druk. En met onze nieuwe bevoegdheden zullen wij dan ook scherp toezicht op de sector blijven houden.
Ik heb het dan bijvoorbeeld over het zogenoemde 'macro-prudentieel toezicht'. De Nederlandsche Bank ziet nu ook toe op de stabiliteit en soliditeit van het hele financiële stelsel. Voorheen konden we alleen in actie komen als een specifieke instelling in de problemen dreigde te komen. Nu doen we dat ook als het hele stelsel zich in een onhoudbare richting beweegt.
Daarnaast is De Nederlandsche Bank nationale resolutie-autoriteit geworden. Dat komt erop neer dat wij voortaan banken die in ernstige problemen zijn geraakt op tijd en geordend kunnen afwikkelen.
Naast deze hervormingen, gericht op de soliditeit en stabiliteit, is er - meer - aandacht nodig voor integriteit.
Veel financiële instellingen worden - terecht of onterecht - nog steeds met argusogen bekeken. Dat heeft alles te maken met integriteit.
In deze sector kun je niet met vuur spelen. Omdat de uitglijer van de één negatieve gevolgen heeft voor de beeldvorming van de hele sector. En gewoonweg funest is voor het herstel van vertrouwen.
Om het wantrouwen weg te nemen, raad ik financiële instellingen aan het publiek keer op keer te laten zien dat er is geleerd van fouten. Of die fouten nu in eigen huis zijn gemaakt, of bij de buren.
Ik denk aan manipulaties met rentetarieven. Of niet duidelijk zijn over wat de kosten zijn van financiële producten.
De burger moet ervan op aan kunnen dat zijn belang centraal staat. Dat er niet wordt gespeculeerd met zijn geld. En dat er geen buitensporige aandeelhouders-waarde wordt nagejaagd.
De noodzakelijke cultuuromslag moet zorgen voor een andere instelling in de financiële sector. Hier is het devies: eenvoudiger producten, eenvoudiger verdienmodellen, lagere risico's en hogere buffers. En dus een meer bescheiden rendement op bancaire aandelen.
7
En ja, de kenners onder u zullen dan denken: dan wordt het saai, voorspelbaar en veilig. U heeft gelijk. Dat is precies de bedoeling. Zodat de sector zich weer gaat gedragen zoals het een gereguleerde sector betaamt. Nog steeds met goede – maar niet langer excessieve – verdiensten. Maar wél met een bonus: je kunt weer zonder reserves er trots op zijn in deze sector te werken. Dan kom ik toe aan mijn derde punt om het vertrouwen in de financiële sector te herwinnen.
Ik pleit voor meer transparantie in de financiële sector. Omdat vertrouwen ook samenhangt met openheid.
Om de samenhang te illustreren, neem ik u nog even mee naar de avond van 14 september 2008.
De meesten van ons gingen toen rustig slapen. Een nacht als alle anderen die we ons misschien niet eens meer zo goed herinneren.
Hoe anders was dat met de ochtend van 15 september 2008! Ik durf te wedden dat velen van u, net als ik, nog precies weten waar u toen was.
Die ochtend - waarop Lehman viel - staat bij de meesten van ons in het geheugen gegrift. We werden gewekt door het ongenadig harde licht van de mondiale financiële crisis.
Het was een schok.
In de nawerking van die schok, had niemand echt zicht op de omvang en onderlinge verwevenheid van het stelsel. En het is een hele natuurlijke reflex om bij een gebrek aan informatie - en dus ook aan voorspelbaarheid - het gat op te vullen met aannames en speculaties, maar vooral worst-case scenario's.
Zo ontstaat een neerwaartse spiraal waarin de worst-case een self-fulfilling prophecy wordt. Een zichzelf waarmakende voorspelling. En in die spiraal bereikt ook het vertrouwen vanzelfsprekend een dieptepunt.
Dames en heren.
Onvoorspelbaarheid staat op gespannen voet met vertrouwen. Openheid en vertrouwen kunnen het doorgaans veel beter met elkaar vinden.
Met transparante processen en glasheldere prohervormingenducten schraag je het vertrouwen. Dat geldt voor financiële instellingen. En voor toezichthouders. Hier in Nederland. En in Frankfurt. Op dit moment is de Europese Centrale Bank bezig om de bankbalansen door te lichten. Zo komen problemen op tijd op tafel. De openheid neemt onduidelijkheid weg over de soliditeit van banken in Europa.
Ik moet daar wel de kanttekening bij maken dat juist in het financiële domein totale openheid ook wel weer grenzen kent.
8
We kunnen de notulen van vergaderingen over monetair beleid publiek maken. We kunnen onze toekomstvisie op toezicht openbaar maken. We kunnen verantwoording afleggen over een jaar dat is geweest. En dat doen we allemaal overigens ook. Of gaan we binnenkort doen.
Maar er is één onderwerp waarover een toezichthouder niet zo makkelijk open kan zijn.
En dat is het redden van een bank. Dat werkt alleen achter gesloten deuren. Of onder dekking van een druilerige oktober nacht in Brussel. Anders kun je een tussentijdse run op de bank krijgen. Met enorme schade voor het spaargeld van burgers en bedrijven. Om dat te voorkomen kun je dus niet altijd al je toezichtwerk aan de grote klok hangen.
Maar los van een dergelijke uitzondering, is transparantie voor mij een must. Naast hervormingen en integriteit. Het zijn de sleutelwoorden voor het herstel van vertrouwen in de financiële sector.
Dames en heren.
In het laatste deel van mijn verhandeling, wil ik aangeven hoe ik een zelfde restaurerende beweging voor me zie in Europa.
Op Europees vlak ligt de sleutel tot vertrouwen in een sterker economisch bestuur binnen de Europese Unie. En ook hier is de achterliggende gedachte weer dat het vertrouwen hersteld kan worden door werkbare afspraken te maken. En gemaakte afspraken simpelweg na te komen.
In Europa is het bewustzijn gegroeid dat de afspraken over de financiële situatie eenduidiger moeten worden. Dat die afspraken een sterkere preventieve werking moeten hebben. Omdat voorkomen immers beter is dan genezen. En dat die afspraken vooral moeten worden gehandhaafd. Want dat ontbrak er aan in het verleden.
Daarom is het goed dat het versterkte Stabiliteits- en Groeipact er is. Sinds eind 2011. Wanneer een lidstaat nu de maximale begrotingsnorm overschrijdt en/of de staatsschuld geen positieve ontwikkeling laat zien, kan de Europese Commissie de lidstaat in een eerder stadium op de vingers tikken.
En er is een nieuwe Europese procedure. Waarmee veel strenger wordt gelet op economische scheefgroei in de Eurozone. Zo komen onevenwichtigheden –in de concurrrentiepositie, in vastgoedprijzen– eerder aan het licht.
Tijdens de Europese schuldencrisis heeft ook de Europese Centrale Bank maatregelen genomen. Dat was absoluut noodzakelijk om de onrust op de financiële markten te herstellen.
Maar de ECB brengt geen overheids-begrotingen op orde. En de ECB neemt geen maatregelen om een economie te moderniseren. Dat is echt de verantwoordelijkheid van een overheid in een lidstaat.
En daarom is het juist nu aan de Europese landen en hun politici om te laten zien dat het menens is. Dat hervormingen om de economie weer aan de praat te krijgen, ook echt worden doorgevoerd. En dat
9
landen die in tekortprocedures verkeren, niet keer op keer uitstel krijgen om zaken op orde te brengen. Snelheid is geboden om de Europese economie er weer bovenop te krijgen.
En natuurlijk is het moeilijk om een economie te moderniseren. Dat gaat gepaard met weerstand vanuit gevestigde belangen. En ik begrijp dat.
En toch benadruk ik hier opnieuw dat afspraken nakomen in Europees verband ook bijdraagt aan herstel van vertrouwen. En omdat vertrouwen het sociale kapitaal is waarmee welvaart wordt geproduceerd, mogen we dat niet vergeten. Nu niet en later niet. In Nederland niet. En niet in Europa.
Dames en heren. Ik rond af.
Ik heb u willen laten zien dat een klein woord 'vertrouwen' van groot belang is in het economisch verkeer. En dat gedurende de financiële crisis de schending van ten minste twee conventies een tik gaf waarmee het vertrouwen behoorlijk uit de voegen viel. Ik heb u ervan willen overtuigen dat hervormingen in de financiële sector en een versterking van het economisch bestuur in de Europese Unie, de schragen vormen onder de restauratie van het pleisterwerk.
Ik blijf een optimistisch mens. Er is al veel gedaan. En we staan er steviger voor dan in 2008 - het jaar waarin de grootste crisis van onze tijd losbarstte. Ik geloof dat een crisis zelf meemaken de beste motivatie is om je in te spannen om een volgende crisis te voorkomen. Wij waren er immers bij. Allemaal. U en ik.
Ik hoop dat ook u de lessen uit de recente geschiedenis ter harte wilt nemen. Om te voorkomen dat we deze geschiedenis nog een keer moeten herbeleven. En om ervoor te zorgen dat ook onze kinderen het weer beter zullen krijgen dan wijzelf.
Ik dank u voor uw aandacht. ***
10