En Mozes hoedde de kudde van Jethro, zijn schoonvader, de
Ik ben... priester in Midian; en hij leidde de kudde achter de woestijn, en hij kwam aan den berg Gods, aan Horeb. 2 En de Engel
des HEEREN verscheen hem in een vuurvlam uit het midden
Ik ben... van een braambos; en hij zag, en ziet, het braambos brandde in het vuur, en het braambos werd niet verteerd. 3 En Mozes zeide: Ik zal mij nu daarheen wenden, en bezien dat grote
gezicht, waarom het braambos niet verbrandt. 4 Toen de HEERE zag, dat hij zich daarheen wendde, om te bezien, zo riep God tot hem uit het midden van het braambos, en zeide: Mozes,
Mozes! En hij zeide: Zie, hier ben ik! 5 En Hij zeide: Nader hier niet toe; trek uw schoenen uit van uw voeten; want de plaats, waarop gij staat, is heilig land. 6 Hij zeide voorts: Ik ben de God uws vaders, de God van Abraham, de God van Izak en
de God van Jakob. En Mozes verborg zijn aangezicht, want hij vreesde God aan te zien. 7 En de HEERE zeide: Ik heb zeer wel gezien de verdrukking Mijns volks, hetwelk in Egypte is, en heb hun geschrei gehoord, vanwege hun drijvers; want Ik heb hun smarten bekend. 8 Daarom ben Ik nedergekomen, dat Ik het verlosse uit de hand der Egyptenaren, en het opvoere uit dit land, naar een goed en ruim land, naar een land, vloeiende van melk en honig, tot de plaats der Kanaanieten, en der Hethieten, en der Amorieten, en der Ferezieten, en der Hevieten, en der Jebusieten. 9 En nu, zie, het geschrei der kinderen Israels is tot Mij gekomen; en ook heb Ik gezien de verdrukking, waarmede de Egyptenaars hen verdrukken. 10 Zo kom nu, en Ik zal u tot Farao zenden, opdat gij Mijn volk (de kinderen Israels) uit Egypte voert. 11 Toen zeide Mozes tot God: Wie ben ik, dat ik tot Farao zou gaan; en dat ik de kinderen Israels uit Egypte zou voeren? 12 Hij dan zeide: Ik zal voorzeker met u zijn, en dit zal u een teken zijn, dat Ik u gezonden heb: wanneer gij dit volk uit Egypte geleid hebt, zult gijlieden God dienen op dezen berg. 13 Toen zeide Mozes tot God: Zie, wanneer ik kom tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: De God uwer vaderen heeft mij tot ulieden gezonden; en zij mij zeggen: Hoe is Zijn naam? wat zal ik tot hen zeggen? 14 En God zeide tot Mozes: Ik BEN, Die Ik Ben! Ook zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israels zeggen: Ik Ben heeft mij tot ulieden gezonden! 15 Toen zeide God verder tot Mozes: Aldus zult gij tot de kinderen Israels zeggen: De HEERE, de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob, heeft mij tot ulieden gezonden; dat is Mijn Naam eeuwiglijk, en dat is Mijn gedachtenis van geslacht tot geslacht. 16 Ga heen, en verzamel de oudsten van Israel, en zeg tot hen: De HEERE, de God uwer vaderen, is mij verschenen, de God van Abraham,
1
Izak en Jakob, zeggende: Ik heb ulieden getrouwelijk bezocht, en hetgeen ulieden in Egypte is aangedaan; 17 Daarom heb Ik
2
En Mozes hoedde de kudde van Jethro, zijn schoonvader, de priester in Midian; en hij leidde de kudde achter de woestijn, en hij kwam aan den berg Gods, aan Horeb. 2 En de Engel des HEEREN verscheen hem in een vuurvlam uit het midden
Ik ben... van een braambos; en hij zag, en ziet, het braambos brandde in het vuur, en het braambos werd niet verteerd. 3 En Mozes zeide: Ik zal mij nu daarheen wenden, en bezien dat grote
gezicht, waarom het braambos niet verbrandt. 4 Toen de HEERE zag, dat hij zich daarheen wendde, om te bezien, zo riep God tot hem uit het midden van het braambos, en zeide: Mozes,
Mozes! En hij zeide: Zie, hier ben ik! 5 En Hij zeide: Nader hier niet toe; trek uw schoenen uit van uw voeten; want de plaats, waarop gij staat, is heilig land. 6 Hij zeide voorts: Ik ben de God uws vaders, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob. En Mozes verborg zijn aangezicht, want hij vreesde God aan te zien. 7 En de HEERE zeide: Ik heb zeer wel gezien de verdrukking Mijns volks, hetwelk in Egypte is, en heb hun geschrei gehoord, vanwege hun drijvers; want Ik heb hun smarten bekend. 8 Daarom ben Ik nedergekomen, dat Ik het verlosse uit de hand der Egyptenaren, en het opvoere uit dit land, naar een goed en ruim land, naar een land, vloeiende van melk en honig, tot de plaats der Kanaanieten, en der Hethieten, en der Amorieten, en der Ferezieten, en der Hevieten, en der Jebusieten. 9 En nu, zie, het geschrei der kinderen Israels is tot
Exodus 3:1-4:17
Mij gekomen; en ook heb Ik gezien de verdrukking, waarmede de Egyptenaars hen verdrukken. 10 Zo kom nu, en Ik zal u tot Farao zenden, opdat gij Mijn volk (de kinderen Israels) uit Egypte voert. 11 Toen zeide Mozes tot God: Wie ben ik, dat ik tot Farao zou gaan; en dat ik de kinderen Israels uit Egypte zou voeren? 12 Hij dan zeide: Ik zal voorzeker met u zijn, en dit zal u een teken zijn, dat Ik u gezonden heb: wanneer gij dit volk uit Egypte geleid hebt, zult gijlieden God dienen op dezen berg. 13 Toen zeide Mozes tot God: Zie, wanneer ik kom tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: De God uwer vaderen heeft mij tot ulieden gezonden; en zij mij zeggen: Hoe is Zijn naam? wat zal ik tot hen zeggen? 14 En God zeide tot Mozes: Ik BEN, Die Ik Ben! Ook zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israels zeggen: Ik Ben heeft mij tot ulieden gezonden! 15 Toen zeide God verder tot Mozes: Aldus zult gij tot de kinderen Israels zeggen: De HEERE, de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob, heeft mij tot ulieden gezonden; dat is Mijn Naam eeuwiglijk, en dat is Mijn gedachtenis van geslacht tot geslacht. 16 Ga heen, en verzamel de oudsten van Israel, en zeg tot hen: De HEERE, de God uwer vaderen, is mij verschenen, de God van Abraham,
3
Izak en Jakob, zeggende: Ik heb ulieden getrouwelijk bezocht, en hetgeen ulieden in Egypte is aangedaan; 17 Daarom heb Ik
Voorwoord Het lag al even op de plank... Gewoon te wachten op het juiste moment. 08-08-08 is dat moment, een nieuwe dag! Een boekje waarin God zich niet alleen graag opnieuw aan ons voorstelt, maar ook nog eens zelf aan het woord is! Gedurfd, verrassend en vooral ook ontroerend. Verschuilt de schrijver zich achter een sprekend God? Nee, zeker niet. Elk woord komt voort uit zijn vaak persoonlijke ervaring. Ervaringen die geenszins een blokkade waren om te zoeken naar de ware identiteit en intenties van God. Wie ben Ik... God verbind zich met de vragende, verwarde mens, die op zoek is naar Hem. God rekent af met de zin en de onzin van het (gesneden) beeld. Maak geen beeld van Mij, buig niet voor gesneden beelden, maar Zoek Mij en Leef! Een aanmoediging en uitnodiging die je helpt bij het lezen van dit boeiende epistel!
4
En Mozes hoedde de kudde van Jethro, zijn schoonvader, de priester in Midian; en hij leidde de kudde achter de woestijn, en hij kwam aan den berg Gods, aan Horeb. 2 En de Engel des HEEREN
Ik ben...
verscheen hem in een vuurvlam uit het midden van een braambos; en hij zag, en ziet, het braambos brandde in het vuur, en het braambos werd niet
verteerd. 3 En Mozes zeide: Ik zal mij nu daarheen wenden, en bezien dat grote gezicht, waarom het braambos niet verbrandt. 4 Toen de HEERE zag,
dat hij zich daarheen wendde, om te bezien, zo riep God tot hem uit het midden van het braambos, en
Wie ben Ik ?
zeide: Mozes, Mozes! En hij zeide: Zie, hier ben ik! 5 En Hij zeide: Nader hier niet toe; trek uw sch-
Ik roep het uit met een luide stem,
oenen uit van uw voeten; want de plaats, waarop
en met een hart dat bedroeft is.
gij staat, is heilig land. 6 Hij zeide voorts: Ik ben
Ik reik Mijn hand en wil Mij aan je geven
de God uws vaders, de God van Abraham, de God
maar Ik stuit op een muur van onbegrip.
van Izak en de God van Jakob. En Mozes verborg
Je wilt Me wel ontvangen, maar weet niet hoe, en
zijn aangezicht, want hij vreesde God aan te zien.
eigenlijk weet je niet eens wie je moet ontvangen
7 En de HEERE zeide: Ik heb zeer wel gezien de
want je kent Me niet.
verdrukking Mijns volks, hetwelk in Egypte is, en
Ik sta aan de deur en klop: een luikje wordt
heb hun geschrei gehoord, vanwege hun drijvers;
opengedaan, “Wie bent u?” hoor Ik zeggen, Ik
want Ik heb hun smarten bekend. 8 Daarom ben
antwoord:” jouw hemelse Vader”, je doet de deur
Ik nedergekomen, dat Ik het verlosse uit de hand
niet open want Ik voldoe niet aan het beeld dat
der Egyptenaren, en het opvoere uit dit land, naar
je van me hebt.
een goed en ruim land, naar een land, vloeiende van melk en honig, tot de plaats der Kanaani-
Er wordt veel over Mij gesproken, soms zelfs na-
eten, en der Hethieten, en der Amorieten, en der
mens Mij in woorden van: ”Zo zegt de Heer”.
Ferezieten, en der Hevieten, en der Jebusieten. 9
Met verbazing hoor Ik dan die woorden, want Ik
En nu, zie, het geschrei der kinderen Israels is tot
herken ze niet.
Mij gekomen; en ook heb Ik gezien de verdruk-
Wat zou Ik gezegd hebben? en wie ben Ik?
king, waarmede de Egyptenaars hen verdrukken. 10 Zo kom nu, en Ik zal u tot Farao zenden, opdat
Ik wil Mijzelf aan jou persoonlijk openbaren. Ik
gij Mijn volk (de kinderen Israels) uit Egypte voert.
wil je op het juiste spoor zetten, daar waar je
11 Toen zeide Mozes tot God: Wie ben ik, dat ik
Mij leert kennen en weet wie Ik werkelijk ben.
tot Farao zou gaan; en dat ik de kinderen Israels
Wanneer je de reis van je leven vervolgt, zul je
uit Egypte zou voeren? 12 Hij dan zeide: Ik zal
daardoor onderweg steeds weer een stuk van
voorzeker met u zijn, en dit zal u een teken zijn,
Mijn wezen leren kennen.
dat Ik u gezonden heb: wanneer gij dit volk uit Egypte geleid hebt, zult gijlieden God dienen op
Ik hoop dat je daar voor open wilt blijven staan.
dezen berg. 13 Toen zeide Mozes tot God: Zie,
Ik hoop dat, wanneer Ik me openbaar in een voor
wanneer ik kom tot de kinderen Israels, en zeg tot
jou nieuw aspect van Mijn wezen, je Mij ontvan-
hen: De God uwer vaderen heeft mij tot ulieden
gen zult.
gezonden; en zij mij zeggen: Hoe is Zijn naam? wat zal ik tot hen zeggen? 14 En God zeide tot Mozes: Ik BEN, Die Ik Ben! Ook zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israels zeggen: Ik Ben heeft mij
5
6
Toen Jezus om zich heen keek en zag dat die menigte naar hem toe kwam, vroeg hij aan Filippus: ‘Waar kunnen we brood kopen om deze mensen te eten te geven?’ 6 Hij vroeg dat om
“Ons”
Filippus op de proef te stellen, want zelf wist hij al wat hij zou gaan doen. 7 Filippus antwoordde:
Van het diepe wezen van wie Wij zijn, in één
‘Zelfs tweehonderd denarie zou niet voldoende zijn
eenheid, die Ons één maakt, is geen voorbeeld te
om iedereen een klein stukje brood te geven.’ 8
geven op aarde.
Een van de leerlingen, Andreas, de broer van Simon
Deze diepe eenheid waar Ons één persoon is
Petrus, zei: 9 ‘Er is hier wel een jongen met vijf
en één persoon Ons, is een diepe Goddelijke
gerstebroden en twee vissen – maar wat hebben
beweging.
we daaraan voor zoveel mensen?’ 10 Jezus zei:
Daar waar een openbaring is van de Vader door
‘Laat iedereen gaan zitten.’ Er was daar veel gras,
de Zoon, geleid door de Heilige Geest, zijn we
en ze gingen zitten; er waren ongeveer vijfdui-
alle drie Goddelijk.
zend mannen. 11 Jezus nam de broden, sprak het
Niet in te delen in schema’s of aan te geven met
dankgebed uit en verdeelde het brood onder de
grenzen: dit is de Vader, daar de Zoon en daar
mensen die er zaten. Hij gaf hun ook vis, zoveel als
de Heilige Geest, alsof we los van elkaar zouden
ze wilden. 12 Toen iedereen volop gegeten had zei
kunnen opereren.
hij tegen zijn leerlingen: ‘Verzamel nu de overge-
Wij zijn Vader, Wij zijn Zoon, Wij zijn Geest.
bleven stukken brood, zodat er niets verloren gaat.’
Ieder van Ons heeft een unieke plaats in de
13 Dat deden ze en ze vulden twaalf manden met
Goddelijkheid, maar we zijn totaal verweven met
wat overgebleven was van de vijf gerstebroden
elkaar. Wij zijn!
die men had gegeten. 14 Toen de mensen het wonderteken dat hij gedaan had zagen, zeiden
Ik, Jezus, zei niet: “Ik heb het Brood des Levens”,
ze: ‘Hij moet wel de profeet zijn die in de wereld
maar “Ik ben het Brood des Levens, Ik ben
zou komen.’ 15 Jezus begreep dat ze hem wilden
vergeving, Ik ben genade, Ik ben het licht, Ik ben
dwingen om mee te gaan en hem dan tot koning
genezing”.
zouden uitroepen. Daarom trok hij zich terug op de
Al deze dingen zijn verenigd in wie Ik ben, niet in
berg, alleen.
wat Ik doe.
16 Bij het vallen van de avond daalden zijn leer-
Toen Ik op aarde wandelde, genazen de zieken,
lingen af naar het meer; 17 ze stapten in een boot
niet omdat Ik genezing gaf maar omdat Ik
en zetten koers naar de overkant, naar Kafarnaüm.
genezing ben. Dus overal waar Ik kwam, kon
Het was al donker geworden, en Jezus was nog
het niet anders dan dat mensen genazen omdat
niet naar hen toe gekomen. 18 Er stak een hevige
genezing aan hen verscheen.
wind op en het meer werd onstuimig. 19 Toen ze
Het kon niet anders dan dat doden opstonden,
vijfentwintig of dertig stadie geroeid hadden, zagen
want Leven verscheen aan hen.
ze plotseling Jezus over het meer lopen; hij was
De hongerigen werden gevoed, want de
dicht bij de boot en ze werden bang. 20 Maar hij
Voorziener zat met hen aan tafel.
zei: ‘Ik ben het, wees niet bang.’ 21 Ze wilden hem
Blijdschap was hun deel, want Blijdschap
aan boord nemen, maar meteen kwam de boot aan
wandelde onder hen.
land op de plaats waar ze naartoe wilden.
Toen een vrouw Mij aanraakte bemerkte Ik dat,
Ik ben...
22 De volgende dag stond de menigte weer aan de oever van het meer. Ze hadden gezien dat er
omdat leven vanuit Mij ging naar deze vrouw. Want Ik ben het leven.
maar één boot was en dat Jezus niet aan boord was gegaan, maar dat zijn leerlingen alleen vertrokken waren. 23 Nu legden er andere boten uit Tiberias aan, dicht bij de plek waar ze het brood gegeten
7
Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE, 2 En Ik ben aan Abraham, Izak, en
Vader
Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend
geweest. 3 En ook heb Ik Mijn verbond met hen
opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan, het land hunner vreemdelingschappen, waarin
Vader
zij vreemdelingen geweest zijn. 4 En ook heb
Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, die
Mijn verlangen is Vader te zijn. Een Vader die
de Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik
diep met jou verbonden is, maar ook een Vader
heb aan Mijn verbond gedacht. 5 Derhalve zeg
die je los kan laten.
tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en
Mijn verlangen is met Mijn kinderen te wandelen,
Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der
hen te leren en te onderwijzen en te brengen in
Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienst-
Mijn dimensie.
baarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten
Mijn verlangen is om als een moeder voor je te
arm, en door grote gerichten; 6 En Ik zal ulieden
zijn, zorgzaam en voorzienend. Mijn verlangen is
tot Mijn volk aannemen, en Ik zal ulieden tot een
er altijd te zijn voor jou.
God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik de
Ik ben als een vader die met zijn kind naar een
HEERE uw God ben, Die u uitleide van onder de
speelplaats gaat en daar uren kan gewoon zitten
lasten der Egyptenaren. 7 En Ik zal ulieden brengen
om van je te genieten.
in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb,
Ik ben als een vader die met zijn kind door het
dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou;
bos wandelt en al pratend, door de natuur heen,
en Ik zal het ulieden geven tot een erfdeel, Ik,
de dingen van het leven uitlegt.
de HEERE! 8 En Mozes sprak alzo tot de kinderen
Mijn Vaderschap is geen dominant Vaderschap
Israels; doch zij hoorden naar Mozes niet, van-
waarin alleen Ik bepaal.
wege de benauwdheid des geestes, en vanwege
Mijn beslissingen zijn niet star en absoluut, maar
de harde dienstbaarheid. 9 Verder sprak de HEERE
beïnvloedbaar in onze relatie met elkaar.
tot Mozes, zeggende: 10 Ga heen, spreek tot
Zoals Ik wandelde met Abraham en hem
Farao, den koning van Egypte, dat hij de kinderen
uitdaagde uit zijn land te gaan naar een land
Israels uit zijn land trekken late. 11 Doch Mozes
dat Ik hem wijzen zou, zo wil Ik wandelen met
sprak voor den HEERE, zeggende: Zie, de kinderen
jou. Mijn relatie met Abraham was een intense
Israels hebben naar mij niet gehoord; hoe zou
relatie, van communicatie over en weer. Hij sprak
mij dan Farao horen? daartoe ben ik onbesneden
niet alleen de “mooie kloppende gebeden” zoals
van lippen. 12 Evenwel sprak de HEERE tot Mozes
ze dat in die dagen gewend waren, maar uitte
en tot Aaron, en gaf hun bevel aan de kinderen
zijn hart. Abraham moest jaren wachten op de
Israels, en aan Farao, den koning van Egypte, om
belofte van een zoon, maar ontving uiteindelijk
de kinderen Israels uit Egypteland te leiden. 13 Dit
die belofte. Toen Ik hem later riep zijn zoon te
zijn de hoofden van ieder huis hunner vaderen:
offeren, ging Abraham onderweg in een diep
de zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israel,
verlangen opnieuw gehoorzaam aan Mij te zijn.
zijn Hanoch en Pallu, Hezron en Charmi; dit zijn
Op het moment dat zijn zoon Izaak vroeg: ”Waar
de huisgezinnen van Ruben. 14 En de zonen van
is het offerlam?” sprak Abraham de profetische
Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en
woorden ”God zelf zal voor een offerlam zorgen”.
Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische; dit
Abraham vertrouwde Mij in de vragen die Ik
zijn de huisgezinnen van Simeon. 15 Dit nu zijn de namen der zonen van Levi, naar hun geboorten: Gerson, en Kehath, en Merari. En de jaren des levens van Levi waren honderd zeven en dertig jaren.
8
Ik kan je leven sturen, je beschermen, tot je spreken en je een leven geven waar in je veranderd naar Ons beeld en Onze gelijkenis als jij kiest dat Ik jouw Vader mag zijn.
hem stelde, en zette niet zijn verstand,
Het is niet Mijn verlangen om kinderen
maar zijn hart op de eerste plaats. Met
voort te brengen die, zoals in een leger,
zijn verstand kon hij vaak niet begrijpen
marcheren in dezelfde pas, in dezelfde
waarom de dingen gebeurden en waarom
richting lopen en hetzelfde uniform dragen,
Ik bepaalde dingen aan hem vroeg. Met
met een bepaler voorop. Mijn beeld van
zijn hart ervoer hij Mijn liefde voor hem
Mijn kinderen is niet bij elke stap die
en kende hij Mijn stem en vertrouwde hij,
ze doen en elke keus die ze maken met
ziende op Mijn Vaderhart dat wist wat het
pasklare antwoorden te komen. Mijn
beste voor hem was.
verlangen is dat jij Mij leert kennen, en vanuit dat kennen weet wat je kunt doen en welke beslissing je kunt maken.
Ik ben als een Vader voor je, niet naar
Ik kan aardse situaties beïnvloeden en
jouw beeld van een aards vaderschap.
dingen in Mijn hand nemen op jouw
De relatie met je aardse vader is een
verzoek en het verlangen dat jij uitspreekt
natuurlijke relatie. Mijn relatie met jou is
dat Ik handelend optreed. Ik kan je leven
een geestelijke relatie. Ik wandel niet in
sturen, je beschermen, tot je spreken en
een lichaam zoals jij dat doet, maar ben
je leven geven waarin je veranderd naar
geest. Het is misschien moeilijk voor te
Ons beeld en Onze gelijkenis, als jij kiest
stellen dat Ik nu bij jou kan zijn maar ook
dat Ik je Vader mag zijn. Ik ben een Vader
tegelijk bij iemand anders. Over dit aspect
die alles voor zijn kinderen klaar heeft
van Mijn wezen moet je je maar niet druk
liggen; een schatkamer vol goud; een tafel
maken, want deze dingen zul je pas ten
vol met eten; een plaats om te wonen.
volle zien wanneer je bij Mij bent gekomen
Mijn Vaderschap daagt jou uit naar die
in het hemelse. Zelfs al zou Ik je uitleggen
schatkamer, tafel en woning te komen door
waarom de dingen gebeuren, dan zul
jouw keus.
je vaak na Mijn uitleg nog niet ten volle
De erfenis door Jezus bereid is jouw
begrijpen vanwege de beperktheid van je
erfenis. Niet automatisch, maar doordat jij
geest, ziel en lichaam.
je aan Ons verbind.
Dingen gebeuren vaak in een verband
Ons verlangen is dat jij komt in het hart
met de geschiedenis, door besluiten van
van wie Wij zijn, als in het middelpunt van
mensen, in de haven van de toekomst.
een driehoek waar je geborgen, verzegeld
Mijn invloed op het aardse heb Ik
als een parel mag zijn. Omsloten door
verbonden aan de wilsbesluiten van de
Onze liefde voor jou, verbonden in een
mens. Mijn handelen gaat nooit om de
diepe eenheid met elkaar.
keuzes van de mens heen.
Waar jij gaat, gaan Wij, waar Wij gaan, ga
9
jij, want we zijn niet meer een drie plus
en leeft met Mij, in Mijn stad in Mijn dimensie
één van Vader, Zoon en Heilige Geest
is dat door jouw keus. Je kunt komen, maar je
verbonden met jou, maar we zijn één,
hoeft niet. Maar als jij een openbaring krijgt van
één geheel.
wie Ik voor jou wil zijn, weet Ik zeker dat je in
Zo diep is het verlangen Ons te
Mijn paradijs wilt leven, aan Mijn tafel wilt zitten,
verbinden met zonen en dochters die,
en vooral heel diep gelukkig wilt zijn. “Niet Mijn
wandelend vanuit deze eenheid, Leven
wil Vader, maar Uw wil”, dit sprak Jezus uit vlak
brengen aan hun omgeving.
voor dat Hij Zijn leven zou geven. Dit was geen
Mijn verlangen als Vader is niet alleen
automatisme, maar een keus: dit overkwam Hem
dienende geesten (engelen) om me
niet, ze namen zijn leven niet, Hij gaf Zijn leven
heen te hebben die op een woord van
door daar voor te kiezen.
Mij handelend optreden, maar ook zonen en dochters die door hun keus
Dit besluit bracht ook Hem op de plaats waarin
deel van Mij zijn.
Hij door keus deel van Mij is. Niet alleen deel van Mij door een verlangen van Mijn kant een
Toen de duivel in opstand kwam, kwam
Zoon te hebben, maar door een diepe keus in het
dat doordat hij koos voor zichzelf en
afleggen van Zijn Goddelijkheid. Door mens te
het Ons van Vader, Zoon en Heilige
worden en een weg van gehoorzaamheid te gaan,
Geest verliet. Wanneer jij bent bij Mij,
werd Hij gekroond als de Koning der koningen en de Here der heerscharen. Toen Hij terug kwam hier in het hemelse, was Hij niet dezelfde als toen Hij naar de aarde ging. Hij kwam terug door de keus die Hij had gemaakt, met een diepe ervaring van hoe het is mens te zijn, de problemen van het leven aan te kunnen voelen en de behoeften te begrijpen die er zijn. Hij pleit voor jullie bij Mij en vertelt over zijn ervaring op aarde. Uiteindelijk is Mijn verlangen dat Hij terug zal komen en jullie zal verzamelen, om het aardse af te sluiten. Dit is Mijn hart, dit Mijn verlangen: Vader te zijn.
10
Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE, 2 En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend geweest. 3 En ook heb Ik Mijn verbond met hen opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan, het land hunner vreemdelingschappen, waarin zij vreemdelingen geweest zijn. 4 En ook heb Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, die de Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik heb aan Mijn verbond gedacht. 5 Derhalve zeg tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienstbaarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten arm, en door grote gerichten; 6 En Ik zal ulieden tot Mijn volk aannemen, en Ik zal ulieden tot een God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik de HEERE uw God ben, Die u uitleide van onder de lasten der Egyptenaren. 7 En Ik zal ulieden brengen in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou; en Ik zal het ulieden geven tot een erfdeel, Ik, de HEERE! 8 En Mozes sprak alzo tot de kinderen Israels; doch zij hoorden naar Mozes niet, vanwege de benauwdheid des geestes, en vanwege de harde dienstbaarheid. 9 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: 10 Ga heen, spreek tot Farao, den koning van Egypte, dat hij de kinderen Israels uit zijn land trekken late. 11 Doch Mozes sprak voor den HEERE, zeggende: Zie, de kinderen Israels hebben naar mij niet gehoord; hoe zou mij dan Farao horen? daartoe ben ik onbesneden van lippen. 12 Evenwel sprak de HEERE tot Mozes en tot Aaron, en gaf hun bevel aan de kinderen Israels, en aan Farao, den koning van Egypte, om de kinderen Israels uit Egypteland te leiden. 13 Dit zijn de hoofden van ieder huis hunner vaderen: de zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israel, zijn Hanoch en Pallu, Hezron en Charmi; dit zijn de huisgezinnen van Ruben. 14 En de zonen van Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische; dit zijn de huisgezinnen van Simeon. 15 Dit nu zijn de namen der zonen van Levi, naar hun geboorten: Gerson, en Kehath, en Merari. En de jaren des levens van Levi waren honderd zeven en dertig jaren. 16 De zonen van Gerson: Libni en Simei, naar hun huisgezinnen. 17 En de zonen van Kehath: Amram, en Jizhar, en Hebron, en Uzziel, en de jaren des levens van Kehath waren honderd drie en dertig jaren. 18 En de zonen van Merari: Machli en Musi; dit zijn de huisgezinnen van Levi, naar hun geboorten. 19 En Amram nam Jochebed, zijn moei, zich tot huisvrouw, en zij baarde hem Aaron en Mozes; en de jaren des levens van Amram waren honderd zeven en dertig jaren. 20 En de zonen van Jizhar: Korah, en Nefeg, en Zichri. 21 En de zonen van Uzziel: Misael, en Elzafan, en Sithri. 22 En Aaron nam zich tot een vrouw Eliseba, dochter van Amminadab, zuster van Nahesson; en zij baarde hem Nadab en Abihu, Eleazar en Ithamar. 23 En de zonen van Korah waren: Assir, en Elkana, en Abiasaf; dat zijn de huisgezinnen der Korachieten. 24 En Eleazar, de zoon van Aaron, nam voor zich een van de dochteren van Putiel tot een vrouw; en zij baarde hem Pinehas. Dit zijn de hoofden van de vaderen der Levieten, naar hun huisgezinnen. 25 Dit is Aaron en Mozes, tot welke de HEERE zeide: Leidt de kinderen Israels uit Egypteland, naar hun heiren. 26 Dezen zijn het, die tot Farao, den koning van Egypte, spraken, opdat zij de kinderen Israels uit Egypte leidden; dit is Mozes en Aaron. 27 En het geschiedde te dien dage, als de HEERE tot Mozes sprak in Egypteland; 28 Zo sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: Ik ben de HEERE! spreek tot Farao, den koning van Egypte, alles, wat Ik tot u spreek. 29 Toen zeide Mozes voor het aangezicht des HEEREN: Zie, ik ben onbesneden van lippen; hoe zal dan
11
Farao naar mij horen?
1 In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. 2 Dit was in den beginne bij God. 3 Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt,
Jezus
dat gemaakt is. 4 In Hetzelve was het Leven, en het Leven was het Licht der mensen. 5 En het
Licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft
hetzelve niet begrepen. 6 Er was een mens van God
gezonden, wiens naam was Johannes. 7 Deze kwam
Jezus
tot een getuigenis, om van het Licht te getuigen,
opdat zij allen door hem geloven zouden. 8 Hij was
Vanaf de grondlegging van de aarde was Ik erbij.
het Licht niet, maar was gezonden, opdat hij van
Ik was er toen de aarde geschapen werd.
het Licht getuigen zou. 9 Dit was het waarachtige
Ik was daar op de dag dat Adam en Eva er voor
Licht, Hetwelk verlicht een iegelijk mens, komende
kozen te eten van de boom van kennis van
in de wereld. 10 Hij was in de wereld, en de wereld
goed en kwaad: het moment dat de zonde de
is door Hem gemaakt; en de wereld heeft Hem niet
mensheid en de schepping infecteerde, en de
gekend. 11 Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zi-
dood zijn intreden deed.
jnen hebben Hem niet aangenomen. 12 Maar zove-
Door hun keus verloren zij het gezag dat ze
len Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht
hadden gekregen, om te heersen over de
gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in
schepping.
Zijn Naam geloven; 13 Welke niet uit den bloede,
De duivel was ooit bij Ons en had een belangrijke
noch uit den wil des vleses, noch uit den wil des
plaats binnen het Koninkrijk der Hemelen.
mans, maar uit God geboren zijn. 14 En het Woord
Doordat hij in opstand kwam, verloor hij, door
is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond
deze keus zijn deel in het Ons en werd uit het
(en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een
hemelse Koninkrijk verbannen.
heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader),
De schepping lag onder zijn heerschappij en door
vol van genade en waarheid. 15 Johannes getu-
een daad van ongehoorzaamheid, konden Adam
igt van Hem, en heeft geroepen, zeggende: Deze
en Eva niet langer wonen in het paradijs.
was het, van Welken ik zeide: Die na mij komt, is
Vanaf dat moment was het duidelijk dat Ik naar
voor mij geworden, want Hij was eer dan ik. 16 En
de aarde zou gaan om de mensheid en schepping
uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, ook
te verlossen uit de greep van zonde en dood.
genade voor genade. 17 Want de wet is door Mozes
Vele generaties passeerden vanaf Abraham, Izaäk
gegeven, de genade en de waarheid is door Jezus
en Jacob en uit de lijn van koning David werd de
Christus geworden. 18 Niemand heeft ooit God
vrouw Maria geboren.
gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des
Maria werd door de Vader gekozen om Mij
Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard. 19 En dit
geboren te doen worden, op natuurlijke wijze.
is de getuigenis van Johannes, toen de Joden enige
Alles was in gereedheid gebracht. Ik legde Mijn
priesters en Levieten afzonden van Jeruzalem,
mantel en kroon af om geboren te worden als
opdat zij hem zouden vragen: Wie zijt gij? 20 En
een mensenkind. Maria werd zwanger, niet van
hij beleed en loochende het niet; en beleed: Ik ben
een man, maar door een Goddelijke ingreep.
de Christus niet. 21 En zij vraagden hem: Wat dan?
Toen de tijd vervuld was, werd Ik geboren in
Zijt gij Elias? En hij zeide: Ik ben die niet. Zijt gij
Bethlehem in een stal, zoals door de profeten
de profeet? En hij antwoordde: Neen. 22 Zij zeiden
voorzegd was. Er was geen plaats in de herberg,
dan tot hem: Wie zijt gij? opdat wij antwoord geven
de mensheid zat duidelijk niet op Mij te wachten
mogen dengenen, die ons gezonden hebben; wat zegt gij van uzelven? 23 Hij zeide: Ik ben de stem des roependen in de woestijn: Maakt den weg des
12
en vanaf het eerste begin probeerde men mij te doden, aangemoedigd door de duivel die Mij herkende. Na Mijn jeugd ging Ik eerst werken bij Mijn aardse vader Jozef. Hij was namelijk timmerman en bracht Mij zijn vak bij. Op Mijn dertigste was de tijd aangebroken om het verlossingswerk in te gaan zetten. Ik ging naar de woestijn en zonderde Mij af om met God de Vader te praten; de laatste dingen door te nemen. Gedurende veertig dagen at en dronk Ik niet. Toen kwam de eerst confrontatie met de duivel. Hij wilde Mij ten koste van alles stoppen, bood Mij zelfs de koninkrijken van de aarde aan en probeerde Mij te verleiden tot ongehoorzaamheid. Ik wederstond hem met het Woord en zei:” Zo staat geschreven!”. Daarna begon Mijn bediening op aarde en ging Ik naar de rivier de Jordaan waar Mijn neef mensen doopte. Hij zei: ”Bereidt de weg van de Heer”. Ik ging ook bij de mensen staan en Johannes herkende Mij direct. Ik zei: ”Ik wil ook
Ik ging naar de woestijn en zonderde Mij af om met God de Vader te praten
gedoopt worden”. Eerst weigerde hij, want hij begreep niet dat Ik dezelfde weg moest gaan als elk ander mens. Maar hij doopte Mij. Onder water ging Ik en toen Ik weer boven kwam, verscheen er een duif en er klonk een Stem die zei: ”Dit is Mijn Zoon”. Ik vervolgde Mijn weg en riep twaalf discipelen bij Me om met Mij te wandelen. We gingen van stad naar stad en overal waar Ik kwam, genazen de mensen van hun ziekten. Ik verkondigde: ”Het Koninkrijk van God is nabij gekomen“ en liet hen zien wie de Vader is en wil zijn voor hen. Veel begrepen ze nog niet, gebonden in hun zonde en verduisterd in hun denken. De tegenstand werd steeds groter;
13
kregen ze het voor elkaar dat de Romeinen Mij ter dood veroordeelden om zo de rust te bewaren in het land. tegenstand van de religieuze leiders, die
De nacht hieraan vooraf, was Ik de berg
Mij probeerden te doden, maar de dagen
op gegaan en riep tot de Vader: “Laat
waren nog niet vervuld.
deze drinkbeker aan Mij voorbij kan gaan, maar niet Mijn wil maar de uwe Vader”. Ik
Op een morgen stond Ik op, het was
zweette bloed van angst bij de gedachte
de dag van de Pascha, de dag van de
overgeleverd te worden aan de duivel en
herdenking van de uittocht uit Egypte.
bij de gedachte dat de zonde van de wereld
Ik riep de discipelen bij elkaar en zei:
op Mij zou komen en de Vader Mij voor een
”Bereid het Pascha voor”.
tijd alleen moest laten, los van de diepe
In een bovenzaal hielden wij de maaltijd,
eenheid van het Ons.
alle twaalf lagen aan, onder hen Judas die Mij zou overleveren aan hen die Mij
Ze sloegen Mij, hard sloegen ze Mij. Ze
wilden doden. Ik brak het brood: ”Dit is
verscheurden Mijn kleren en deden Mij een
Mijn lichaam dat voor jullie verbroken zal
doornenkroon op Mijn hoofd.
worden”. Ik nam de beker met wijn: ”Dit
Het kruis werd op Mijn schouders gelegd
is het bloed dat voor jullie vergoten zal
om het te brengen naar Golgotha. Ik
worden, eet en drink hiervan zo vaak jullie
bezweek bijna onder het gewicht van het
bij elkaar komen en gedenk dan Mijn werk
kruis; het moest door een ander voor Mij
voor jullie”.
gedragen worden. Ruw werd Ik op het kruis gelegd, dikke
Judas was de duisternis ingegaan en
spijkers werden in Mijn handen geslagen.
vertelde de religieuze leiders waar Ik te
Bij iedere slag ging er een immense pijn
vinden was. Hij bracht hen bij Mij. Ze
door Mijn lichaam. Toen trokken ze het
arresteerden Me, zoals men een misdadiger
kruis omhoog. De pijn die toen ontstond is
arresteert. Hardhandig werd Ik mee
met geen pen te beschrijven.
gevoerd, geslagen, geschopt, gespuugd en
Mijn vrienden waren in verwarring, Mijn
bespot, omdat ze niet konden geloven dat
moeder huilde en herinnerde zich de
Ik de Messias was, die was gekomen om
woorden ”een zwaard zal door uw ziel
hen te verlossen.
gaan”. Dikke tranen rolden over haar
Ze brachten Mij bij de machthebbers van die dagen, de Romeinen, en droegen Mij, een Jood, over aan de overheersers die het land bezet hielden. Afschuwelijk werd Ik behandeld en vernederd. Uiteindelijk
14
Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE, 2 En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch
HET IS VOLBRACHT...
met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend
geweest. 3 En ook heb Ik Mijn verbond met hen
opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan,
wangen, het was koud, Ik was alleen.
het land hunner vreemdelingschappen, waarin
Naast Mij hingen twee misdadigers. De een
zij vreemdelingen geweest zijn. 4 En ook heb
bespotte Mij, de andere herkende Mij in wie Ik
Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, die
ben en was de eerste die verlost werd door Mijn
de Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik
vergoten bloed.
heb aan Mijn verbond gedacht. 5 Derhalve zeg tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en
De uren gingen voorbij, het leken wel dagen,
Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der
toen schreeuwde Ik het uit HET IS VOLBRACHT
Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienst-
en stierf.
baarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten arm, en door grote gerichten; 6 En Ik zal ulieden
Donkere wolken kwamen over de aarde, doden
tot Mijn volk aannemen, en Ik zal ulieden tot een
stonden op uit hun graven en het voorhangsel
God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik de
scheurde.
HEERE uw God ben, Die u uitleide van onder de
De mensen liepen in paniek door elkaar en
lasten der Egyptenaren. 7 En Ik zal ulieden brengen
zeiden: ”Waarlijk dit is de Zoon van God”.
in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou;
De duivel lachte: ”Ik heb Hem, Hij is dood, Hij is
en Ik zal het ulieden geven tot een erfdeel, Ik,
van mij, nu staat mij niets meer in de weg”.
de HEERE! 8 En Mozes sprak alzo tot de kinderen
Een dag ging voorbij, het was stil, de mensen
Israels; doch zij hoorden naar Mozes niet, van-
gingen naar de tempel.
wege de benauwdheid des geestes, en vanwege
Nog een dag ging voorbij. Verbijsterd zaten de
de harde dienstbaarheid. 9 Verder sprak de HEERE
discipelen niet begrijpend bij elkaar. Toen brak er
tot Mozes, zeggende: 10 Ga heen, spreek tot
weer een nieuwe dag aan: de derde dag.
Farao, den koning van Egypte, dat hij de kinderen
De steen voor het graf was weg, het graf was
Israels uit zijn land trekken late. 11 Doch Mozes
leeg, vrouwen kwamen naar het graf en een
sprak voor den HEERE, zeggende: Zie, de kinderen
engel zei:’ Hij is er niet, Hij is opgestaan uit de
Israels hebben naar mij niet gehoord; hoe zou
dood”.
mij dan Farao horen? daartoe ben ik onbesneden van lippen. 12 Evenwel sprak de HEERE tot Mozes
Ik heb Mijn leven gegeven, en als jij Mij herkent
en tot Aaron, en gaf hun bevel aan de kinderen
en Mijn hand grijpt, zal Mijn offer ook voor jou
Israels, en aan Farao, den koning van Egypte, om
zijn. Dan zal Mijn offer jou bevrijden uit de greep
de kinderen Israels uit Egypteland te leiden. 13 Dit
van zonde en dood en je brengen in relatie met
zijn de hoofden van ieder huis hunner vaderen:
de Vader.
de zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israel,
Ik verbrak de dood, de heerschappij van de
zijn Hanoch en Pallu, Hezron en Charmi; dit zijn
duivel, om de heerschappij terug te geven aan de
de huisgezinnen van Ruben. 14 En de zonen van
Adams en Eva’s van deze tijd, opdat zij heersen,
Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en
leven en gelukkig kunnen zijn.
Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische; dit zijn de huisgezinnen van Simeon. 15 Dit nu zijn de namen der zonen van Levi, naar hun geboorten: Gerson, en Kehath, en Merari. En de jaren des levens van Levi waren honderd zeven en dertig jaren.
Hij is niet hier, Hij is opgestaan!
15
1 Al ware het, dat ik de talen der mensen en der engelen sprak, en de liefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal, of luidende schel geworden. 2
Ik ben...
En al ware het dat ik de gave der profetie had, en wist al de verborgenheden en al de wetenschap; en al ware het, dat ik al het geloof had, zodat ik
bergen verzette, en de liefde niet had, zo ware ik
niets. 3 En al ware het, dat ik al mijn goederen tot onderhoud der armen uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam overgaf, opdat ik verbrand zou worden, en had de liefde niet, zo zou het mij geen
Mijn liefde
Mijn hart is vol liefde voor jou. Ik hou van jou met alles wat in Mijn vaderhart is.
nuttigheid geven. 4 De liefde is lankmoedig, zij is goedertieren; de liefde is niet afgunstig; de liefde handelt niet lichtvaardiglijk, zij is niet opgeblazen;
Mijn hart is vol liefde om jou te nemen aan Mijn hand en je rond te leiden in Mijn koninkrijk.
5 Zij handelt niet ongeschiktelijk, zij zoekt zichzelve
Alles wat van Mij is, is er voor jou om te leven
niet, zij wordt niet verbitterd, zij denkt geen
een leven van geluk en blijdschap.
kwaad; 6 Zij verblijdt zich niet in de ongerechtigheid, maar zij verblijdt zich in de waarheid; 7 Zij bedekt alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij hoopt
Dit is Mijn hart, een hart dat verlangt naar jou, verlangt om naar jou te luisteren en jou deelgenoot te maken van wie Ik ben.
alle dingen, zij verdraagt alle dingen. 8 De liefde vergaat nimmermeer; maar hetzij profetieen, zij zullen te niet gedaan worden; hetzij talen, zij zul-
Nee, Ik ben niet boos en wil je niet veroordelen. Ik ben de God de enige God, van wie Zijn belangrijkste naam Vader is.
len ophouden; hetzij kennis, zij zal te niet gedaan worden. 9 Want wij kennen ten dele, en wij profeteren ten dele; 10 Doch wanneer het volmaakte zal gekomen zijn, dan zal hetgeen ten dele is, te niet
Dit is Mijn hart. Ik vormde jou in de schoot van je moeder. Vormde je als klei in de hand van de pottenbakker.
gedaan worden. 11 Toen ik een kind was, sprak ik
Klei met de aspecten van je vader en de aspecten
als een kind, was ik gezind als een kind, overlegde
van je moeder, en van je voorouders.
ik als een kind; maar wanneer ik een man ge-
Ik vormde jou naar Mijn beeld met je eigen unieke persoonlijkheid.
worden ben, zo heb ik te niet gedaan hetgeen eens
De dagen gingen voorbij en elke keer groeide je
kinds was. 12 Want wij zien nu door een spiegel
meer en meer, tot de dagen vervuld waren. De
in een duistere rede, maar alsdan zullen wij zien
dag dat jij geboren werd, een dag van vreugde en
aangezicht tot aangezicht; nu ken ik ten dele, maar
blijdschap. Hoe klein je ook was je had alles in je om uit te
alsdan zal ik kennen, gelijk ook ik gekend ben. 13
groeien tot een volwassen mens.
En nu blijft geloof, hoop en liefde, deze drie; doch
Uniek in je wezen, met jouw eigen talenten, met
de meeste van deze is de liefde.
16
Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE, 2 En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend geweest. 3 En ook heb Ik Mijn verbond met hen opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan,
je eigen unieke vingerafdruk waarmee je een
het land hunner vreemdelingschappen, waarin
stempel kan drukken op jouw bestaan.
zij vreemdelingen geweest zijn. 4 En ook heb Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, die
Je mag er wezen, je mag er zijn.
de Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik
Jij in je unieke wezen, leven in dit bestaan.
heb aan Mijn verbond gedacht. 5 Derhalve zeg tot de kinderen Ik ben de HEERE! Mijn hart isIsraels: verlangend naarenjou.
Stralen van vreugde, intens blij met het leven
Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der
Jij mag er wezen, jij mag er zijn.
Egyptenaren, en Ikom zal uMe redden uit hun Verlangend aan joudienstte baarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten
Groeiend naar het licht, groeiend naar Mijn beeld
arm, en door grote gerichten; 6 En Ik zal ulieden geven.
en gelijkenis.
tot Mijn volk aannemen, en Ik zal ulieden tot een
Jij mag er wezen, jij mag er zijn.
God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik de Mijn hart is vervuld van jou, HEERE uw God ben, Die u uitleide van onder de
Je bent geboren en Ik tilde je op vol trots over het
lasten wie der Egyptenaren. Ik wezen. zal ulieden brengen van je bent 7inEnje
nieuwe leven. Ik liet je zien aan Mijn omgeving en
in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb,
riep een feest uit, een feest op jouw nieuwe leven.
dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou; Jaloers word Ik als
Je groeide op en bij elke ontwikkeling ben Ik
en Ik zal het ulieden geven tot een erfdeel, Ik,
bij je. Toen je ging drinken aan de borst van je
de HEERE! 8 En Mozes sprak tot de kinderen beïnvloedingen jou alzo verdelen,
moeder, en toen je in bad werd gedaan.
Israels; doch zij hoorden naar Mozes niet, van-
Vol trots als vader.
wege de benauwdheid geestes, en vanwege weghouden vandesMijn liefde.
Altijd, want Mijn liefde is onvoorwaardelijk. Ik
de harde dienstbaarheid. 9 Verder sprak de HEERE
houd van je, welke weg je ook opgaat, welke
tot Mozes, zeggende: 10 Ga heen, spreek gaan tot Wanneer andere stemmen
beslissing je ook maakt.
Farao, den koning van Egypte, dat hij de kinderen
Ik hou van je of je nu bij me bent of bij me weg
Israels uit zijn land trekken late. 11 Doch Mozes overheersen,
loopt.
sprak voor den HEERE, zeggende: Zie, de kinderen
Mijn liefde voor jou is daar altijd, en Mijn handen
Israels hebben naar niet gehoord; stemmen nietmijvan Mij. hoe zou
zijn altijd naar jou uitgestrekt of je ze nu grijpt of
mij dan Farao horen? daartoe ben ik onbesneden
niet.
van lippen. sprak je de HEERE Mozes Blijf bij 12 MijEvenwel en geef niet tot over
Ik zal nooit uit jouw leven weg lopen. Jij kunt
en tot Aaron, en gaf hun bevel aan de kinderen
wel weglopen uit Mijn leven en je geven aan de
Israels,een en aan Farao, den koning van aan leven zonder Mij.Egypte, om
verleidingen om je heen, maar Ik zal daar altijd
de kinderen Israels uit Egypteland te leiden. 13 Dit
zijn.
zijn de hoofden van ieder huis hunner vaderen:
Altijd zal daar Mijn roepstem zijn, en altijd zal Ik
de zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israel,
alles op alles zetten om jou weer heel dicht bij Mij
zijn Hanoch en Pallu, Hezron en Charmi; dit zijn
te krijgen.
de huisgezinnen van Ruben. 14 En de zonen van
Ik houd van jou, immers Ik heb je gevormd en Ik
Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en
ken je wezen beter dan jij jezelf kent.
Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische; dit zijn de huisgezinnen van Simeon. 15 Dit nu zijn de namen der zonen van Levi, naar hun geboorten: Gerson, en Kehath, en Merari. En de jaren des levens van Levi waren honderd zeven en dertig jaren.
Leef in Mijn leven voor jou!
17
Ik ben...
18
1 En in die dagen kwam Johannes de Doper, predikende in de woestijn van Judea, 2 En zeggende: Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. 3 Want deze is het, van
Ik ben...
denwelken gesproken is door Jesaja, den profeet,
zeggende: De stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des Heeren, maakt Zijn paden
recht! 4 En dezelve Johannes had zijn kleding van
kemelshaar, en een lederen gordel om zijn lenden; en zijn voedsel was sprinkhanen en wilde honig.
5Heilige Toen is tot hem uitgegaan Jeruzalem en geheel Geest
VERBINDER
Judea, en het gehele land rondom de Jordaan;
Ik verbind, Ik verbind jou met Mij en vervolgens
6Er Enzijn werden van hem gedoopt in de Jordaan, vele namen waarmee Ik mijzelf
verbind Ik jou weer met de Vader en de Zoon.
belijdende hun zonden. 7 Hij dan, ziendeder velen van zou kunnen voorstellen. Geest
Vanuit die verbinding breng Ik jou in verbinding
de Farizeen ende Sadduceen tot Heilige zijn doopGeest. komen, waarheid, Trooster,
met mensen om je heen.
sprak hen: Gij adderengebroedsels! wie heeft Voortot velen ben Ik moeilijk te plaatsen;
Toen Jezus zijn werk op aarde volbracht had, ging
uVader, aangewezen vliedendan van den toekomenden Zoontemaar Heilige Geest.
Hij naar het hemelse, Hij zei: ”Ik moet gaan opdat
toorn? Brengt dan vertegenwoordiger vruchten voort, der bekering Toch 8ben Ik de van
de Geest kan komen die je alles te binnen zal
waardig. En meent niet uzelven te zeggen: Ons als9 Godheid op bij aarde.
brengen wat Ik jullie gezegd heb. Jezus had alles
Wij tothemelse, een vader; want ik zeg u, Dehebben VaderAbraham is in het de Zoon
gezegd wat gezegd moest worden, had verteld
dat GodIkzelfs uitdegene deze stenen kinderen ook. ben dieAbraham in beide
over Zijn lijden en opstanding, over wie de Vader
kan verwekken. 10 En ook vertegenwoordigd is.is alrede de bijl aan den
is. Hij had onder hen gewandeld, voorgeleefd wat
wortel der bomen gelegd;die alleje boom Een van de namen Mijdan, zoudie geen
Hij bedoelde en toch begrepen ze niet ten volle
goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in kunnen geven is verbinder.
wat Hij zei of wat Hij gedaan had.
het vuur geworpen. 11 Ik doop u wel met water tot
Dit kwam doordat er nog geen verbinding was.
bekering; maar Die na mij komt, is sterker dan ik,
Er was een aardse verbinding van mensen onder
Wiens schoenen ik niet waardig ben Hem na te dra-
elkaar waarin ook Jezus wandelde, maar geen
gen; Die zal u met den Heiligen Geest en met vuur
verbinding met Ons.
dopen. 12 Wiens wan in Zijn hand is, en Hij zal
De enige die verbonden was met de Vader door
Zijn dorsvloer doorzuiveren, en Zijn tarwe in Zijn
mij als Heilige Geest, was Jezus zelf.
schuur samenbrengen, en zal het kaf met onuitb-
Hij bracht de verbinding tot stand door te
lusselijk vuur verbranden. 13 Toen kwam Jezus van
luisteren en wat Hij gehoord had bij de mensen
Galilea naar de Jordaan, tot Johannes, om van hem
te brengen. In de tijden voor Jezus was dit ook
gedoopt te worden. 14 Doch Johannes weigerde
steeds het geval geweest. Mannen als Abraham,
Hem zeer, zeggende: Mij is nodig van U gedoopt
Mozes, Jozef, David “hoorden”, en wat zij
te worden, en komt Gij tot mij? 15 Maar Jezus,
hoorden brachten ze bij de mensen. Om het bij
antwoordende, zeide tot hem: Laat nu af; want
de mensen te brengen gebruikten ze hun aardse
aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervul-
verbindingen. Alleen zij waren verbonden met
len. Toen liet hij van Hem af. 16 En Jezus, gedoopt
het hemelse en probeerden het weer door te
zijnde, is terstond opgeklommen uit het water; en
geven aan de mensen. In die dagen gaf Ik weer
ziet, de hemelen werden Hem geopend, en hij zag
de maatstaven waar de mens aan zou moeten
den Geest Gods nederdalen, gelijk een duive, en op
voldoen om in verbinding te kunnen zijn met de
Hem komen. 17 En ziet, een stem uit de hemelen,
Vader. Offers moesten gebracht worden, en een
zeggende: Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Den-
weg van reiniging en heiliging om uiteindelijk
welken Ik Mijn welbehagen heb!
19
uit te komen in het heilige van de tabernakel
verlangen
of tempel. Dan stond men nog steeds voor een gordijn dat hen scheidde van het heilige der
heilige. Eens per jaar kon een vertegenwoordiger van het volk, de hogepriester binnen gaan om verzoening van zonde te bepleiten.
In deze weg die het volk Israël ging hebben we willen openbaren hoe moeilijk het is vanuit wet en de beweging van reiniging en heiliging in verbintenis te zijn met Ons als Godheid. Het liet de gevolgen van zonde en dood zien, de strijd die er ontstond tussen mensen onderling zonder verbinding door Mij de Heilige Geest, zonder vergeving van zonde door een daad van uit Ons de vergeving door de Here Jezus Christus. VERLANGEN Mijn verlangen met jou verbonden te zijn is zo groot. Heel Mijn wezen is er op gericht jouw geest te verbinden met Mijn Geest, opdat je zal zien dat Mijn armen opengespreid zijn voor jou. van autoriteit, een staf om te kunnen Mijn verlangen is om tot jou te spreken; woorden
wandelen.
van vrede, genade en vertroosting te brengen
Een verlangen dat jij komt wandelen in
aan jou hart. Dat wat beschadigd is te herstellen,
Mijn tuin en de vruchten plukt van de
je op te tillen over onbegaanbare wegen om je te
boom van leven.
plaatsen op wegen waar je op kunt wandelen. Mijn verlangen is dat jij bij Mij komt Mijn verlangen is je ogenzalf te geven opdat je
wonen in Mijn huis. Dat jij komt zitten
ziet, niet alleen met ogen die gericht zijn op het
aan Mijn tafel en eet van wat op die
aardse maar ook ogen die het hemelse kunnen
tafel is. Dat je naast Me komt zitten en
onderscheiden. Hierdoor kun je de mensen zien
verteld wat je bezig houd, waar je tegen
niet alleen vanuit jouw hart, maar vanuit jouw
aan loopt in het aardse. Dan kan Ik je
hart verbonden met de Mijne, om zo de liefde te
vertellen en uitleggen als Vader wat Mijn
voelen die Ik voor hen voel.
bezighoud, opdat jij weet.
Mijn verlangen is vanuit het hemelse te nemen
Mijn verlangen is genezing uit te
en aan jou te geven en dat je wat je nodig hebt
spreken als trooster van je ziel.
niet alleen zoekt in het aardse maar leert het van
Wanneer je verscheurende pijn van
Mij te ontvangen: een mantel met vele kleuren
afscheid nemen ervaart, wanneer
20
Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE, 2 En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend
een geliefde het aardse verlaat. Wanneer
geweest. 3 En ook heb Ik Mijn verbond met hen
verbindingen verbroken worden en mensen weg
opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan,
wandelen uit je leven. Wanneer de geluiden van
het land hunner vreemdelingschappen, waarin
onveiligheid om je heen zijn van geschreeuw,
zij vreemdelingen geweest zijn. 4 En ook heb
van misbruik in wie je bent. Mijn genezing die Ik
Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, die
uitspreek, de pijn die Ik weg neem, de wond die
de Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik
zich sluit door Mijn liefdevolle aanraking, verlang
heb aan Mijn verbond gedacht. 5 Derhalve zeg
Ik jou te geven.
tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der
Mijn verlangen is een schuilplaats voor je te zijn
Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienst-
tegen de bedreigingen om je heen.
baarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten
Het geluid van geweld, van oorlogen, van het
arm, en door grote gerichten; 6 En Ik zal ulieden
binnenvallen in jouw wereld.
tot Mijn volk aannemen, en Ik zal ulieden tot een
Dan wanneer de vijand wild om zich heen slaat
God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik de
en dood en verderf achterlaat.
HEERE uw God ben, Die u uitleide van onder de
Een schuilplaats terwijl je wandelt te
lasten der Egyptenaren. 7 En Ik zal ulieden brengen
midden van een wereld verbonden met
in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb,
de vijand, wat beelden te zien geeft die je
dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou;
voorstellingsvermogen voorbij gaan
en Ik zal het ulieden geven tot een erfdeel, Ik, de HEERE! 8 En Mozes sprak alzo tot de kinderen
Mijn verlangen is jou te vormen naar Ons beeld
Israels; doch zij hoorden naar Mozes niet, van-
en gelijkenis, opdat je kunt gaan.
wege de benauwdheid des geestes, en vanwege
Gaan naar de mensen in honger, gaan naar de
de harde dienstbaarheid. 9 Verder sprak de HEERE
mensen in pijn, gaan naar de mensen die denken
tot Mozes, zeggende: 10 Ga heen, spreek tot
het zo goed te weten maar met bloed aan hun
Farao, den koning van Egypte, dat hij de kinderen
handen voor je staan.
Israels uit zijn land trekken late. 11 Doch Mozes
Gaan om vergeving uit te spreken; hen een
sprak voor den HEERE, zeggende: Zie, de kinderen
fontein van water aan te wijzen om het bloed af
Israels hebben naar mij niet gehoord; hoe zou
te wassen, opdat de mensen zullen zien wat jij
mij dan Farao horen? daartoe ben ik onbesneden
ziet en in verbintenis met Ons zullen komen.
van lippen. 12 Evenwel sprak de HEERE tot Mozes en tot Aaron, en gaf hun bevel aan de kinderen
Mijn verlangen is...
Israels, en aan Farao, den koning van Egypte, om de kinderen Israels uit Egypteland te leiden. 13 Dit
IK OVERTUIG
zijn de hoofden van ieder huis hunner vaderen:
Ik overtuig, Ik overtuig van zonde, van waarheid,
de zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israel,
van gerechtigheid.
zijn Hanoch en Pallu, Hezron en Charmi; dit zijn
Ik maak zichtbaar de overleggingen van het hart,
de huisgezinnen van Ruben. 14 En de zonen van
de daden van mensen. Niet om oordeel uit te
Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en
spreken, maar te behouden; niet verbinding te
Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische; dit
verbreken, maar juist weer tot stand te brengen.
zijn de huisgezinnen van Simeon. 15 Dit nu zijn de
Daar waar in de verbinding ruis is ontstaan en
namen der zonen van Levi, naar hun geboorten: Gerson, en Kehath, en Merari. En de jaren des levens van Levi waren honderd zeven en dertig jaren.
21
het verstaan van de Vader weggevallen is door zonde, overtuig Ik van zonde. En Ik zeg: “Reinig je van wegen van dode werken, van vlees, van egoïsme, van het
boom van kennis van goed en kwaad in je
volgen van je eigen hart. Je bent een
leven om?
beelddrager van Mij! Niet een die neemt
Immers Ik, de Heilige Geest, leer je het
van het Mijne, het weer op stenen tafels
goede en overtuig je van het kwade, om
uithouwt, om het vervolgens weer als wet
samen een weg te gaan waarin het kwade
in jouw belang naar de mensen te brengen.
vernietigd wordt.
Laat deze stenen tafels uit je handen vallen!
Niets in Ons is erop uit te oordelen, je te
Gooi ze van de berg ! Wat is er toch met je
plaatsen voor een rechtbank van feiten
gebeurd? Ben je zover van Mij vandaan dat
waar je niets mee kunt. Plaats daarom
je Me niet meer begrijpt?”
ook niet je omgeving voor die rechtbank! Verbind je met mensen opdat door je
Ik overtuig van zonde van waarheid van
verbinding met mensen leven zal stromen
gerechtigheid.
en het kwade zal worden vernietigd. Reik de hand, in plaats van je om te draaien
Mijn waarheid is niet opgetekend in een dik
en weg te lopen in een waarheid die niet
boek van regels en wijsheden.
vrijmaakt.
Mijn waarheid is niet bedoeld om gebruikt
Alleen Ik kan je vrijmaken, want Ik ben
te worden als een meetlat zodat, wanneer
de Waarheid, geopenbaard aan jou. De
je ook maar een millimeter afwijkt van Mijn
Waarheid maakt je vrij.
waarheid, je weer onder het oordeel zou komen.
Ik overtuig van zonde van waarheid van
Ik ben de Waarheid, de Weg en het Leven.
gerechtigheid.
Mijn overtuiging gaat niet met harde hand, maar Ik spreek in jouw geest en vertel welke
Gerechtigheid verschijnt aan jou,
weg je kunt gaan en vertel je Mijn waarheid
gerechtigheid die de leugen vernietigd.
als het ontsteken van een licht in een
Gerechtigheid die niet mensen wil
donkere kamer. Het is het echter niet als een
vernietigen, maar scheiding brengt tussen
boom van kennis van goed en kwaad, die je
recht en leugen. Daar waar je stil bent
buiten het paradijs van onze aanwezigheid
gebleven en je mond niet open deed
plaatst, wanneer je er van eet.
tegen onrecht dat je werd aangedaan,
Het is een overtuiging van waarheid, een
breng Ik gerechtigheid. Daar verbreek Ik
waarheid die aan je geopenbaard is, die
de woorden van leugen om een brug te
zichtbaar voor je is geworden, zodat de
kunnen bouwen waar een kloof van onrecht
waarheid niet iets is, wat als druk op
scheiding heeft gemaakt. Daar herstel Ik
je schouders wordt gelegd, maar een
Ik ben de Waarheid, de Weg
overtuiging vanuit je hart, deel van je zelf, deel van wie je bent.
en het Leven.
Waarom neem je niet een bijl en hak je de
22
de woorden die tegen je gesproken zijn. Ik draai ze om en laat je zien wie je bent, in de waarheid waarin je wandelt verbonden met Mij. Ik spreek gerechtigheid over landen waar de hongerigen smeken om eten terwijl de rijken nemen. Ik spreek recht over het stelen door hen die er op uit zijn alleen maar te nemen. mijn rechtsgeding als deze dagen Ik spreek recht over onreinheid, om reinheid aan
voorbij zijn en Mij alleen nog rest
te bieden.
scheiding te brengen tussen hen die gereinigd zijn en hen die dat niet zijn.
Ik spreek recht over misbruik en onrecht om Liefste, Mijn oogappel,
herstel uit te kunnen spreken.
wees daar waar de zonde je niet Ik spreek recht over geweld om rust en vrede tot
vernietigen kan.
stand te brengen. Mijn zoon, Mijn dochter, Ik spreek recht over de onveiligheid waarin
verbind je met Mij, opdat je de
kinderen soms opgroeien, om veiligheid aan te
Waarheid zal kennen.
bieden. Volken, kom in de plaats van Ik spreek recht over het ongeboren leven dat
gerechtigheid,
niet kan spreken! Ik spreek woorden van leven,
opdat er vrede zal zijn in het land.
om vergeving te kunnen aanbieden voor deze IK ONDERWIJS
moorden.
Ik onderwijs, Ik leer je de weg te Ik spreek recht tussen verbroken
gaan, welke kant je op kunt lopen
verbondspartners van het huwelijk, opdat
en hoe de weg loopt. Ik geef je de
niet een ieder verscholen in eigen waarheid
gevaren aan die links en rechts op je
verwijdering tot stand brengt en opdat de liefde
afkomen, en onderwijs je op de weg te
opnieuw verbinden zal. Waar deze verbinding
blijven en niet te verdwalen.
door het leven onmogelijk is geworden, bied Ik
Mijn onderwijs wordt niet gegeven
uitgeleide aan om door te kunnen wandelen in
in collegezalen waar op afstand
het leven.
waarheden geformuleerd worden. Mijn onderwijs is gericht op het kennen,
Mijn rechtsgeding wijst naar het offer van de
het kennen van de Vader die het leven
Here Jezus Christus in de dagen van verbinding,
heeft voorgebracht.
23
Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij niet geergerd wordt. 2 Zij zullen u uit de synagogen werpen; ja, de ure komt, dat een iegelijk, die u zal doden, zal menen Gode een dienst te doen. 3 En deze dingen zullen zij u doen, omdat zij den Vader niet gekend hebben, noch Mij. 4 Maar deze
Het Woord, de Bijbel is ook zo geschreven dat het
dingen heb Ik tot u gesproken, opdat, wanneer de
open einden heeft.
ure zal gekomen zijn, gij dezelve moogt gedenken,
Niet alles wordt gezegd en niet alles uitgelegd.
dat Ik ze u gezegd heb; doch deze dingen heb Ik
Het is niet zo dat als je de Bijbel hebt gelezen, je
u van het begin niet gezegd, omdat Ik bij ulieden
ook alle antwoorden van het leven kent. Sterker
was. 5 En nu ga Ik heen tot Dengene, die Mij ge-
nog, de letter in zichzelf brengt dood voort omdat
zonden heeft, en niemand van u vraagt Mij: Waar
het moet worden geplant in de grond van je hart,
gaat Gij henen? 6 Maar omdat Ik deze dingen tot
zodat het wortels krijgt en op komt.
u gesproken heb, zo heeft de droefheid uw hart
Als het zaad van het Woord valt op beton, sterft
vervuld. 7 Doch Ik zeg u de waarheid: Het is u nut,
het en verandert in een oordeel, omdat je slechts
dat Ik wegga; want indien Ik niet wegga, zo zal de
op de hoogte bent van wat het Woord zegt.
Trooster tot u niet komen; maar indien Ik heenga, zo zal Ik Hem tot u zenden. 8 En Die gekomen
IK SPREEK
zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde, en van
Ik spreek en verlang ernaar tot jou te spreken.
gerechtigheid, en van oordeel: 9 Van zonde, omdat
Mijn spreken is daar ten alle tijden als
zij in Mij niet geloven; 10 En van gerechtigheid,
radiogolven in de lucht. Altijd kun je die signalen
omdat Ik tot Mijn Vader heenga, en gij zult Mij niet
opvangen en horen als je jouw horen afgestemd
meer zien; 11 En van oordeel, omdat de overste
hebt op Mij.
dezer wereld geoordeeld is. 12 Nog vele dingen heb
Mijn spreken vind onder andere plaats in jouw
Ik u te zeggen, doch gij kunt die nu niet dragen. 13
geest, in jouw gedachten.
Maar wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk de
Het ontvangen van deze woorden vraagt van jou
Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid lei-
vervuld te zijn met het verlangen Mijn woorden
den; want Hij zal van Zichzelven niet spreken, maar
op te vangen.
zo wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken, en
Ik dring Mijn woorden niet op en pak geen
de toekomende dingen zal Hij u verkondigen. 14
geluidsinstallatie zodat je ze toch hoort. Het mag
Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het
een verlangen zijn vanuit jezelf om te willen
Mijne nemen, en zal het u verkondigen. 15 Al wat
horen.
Zoekt en gij zult
de Vader heeft, is Mijn; daarom heb Ik gezegd, dat Hij het uit het Mijne zal nemen, en u verkondigen.
IK VERVUL
16 Een kleinen tijd, en gij zult Mij niet zien; en
Ik vervul en doop je in wie Ik ben.
wederom een kleinen tijd, en gij zult Mij zien, want
Op het moment dat jij je overgeeft en je zonden
Ik ga heen tot den Vader. 17 Sommigen dan uit Zijn
beleid, plaats je jezelf weer in het Ons.
discipelen zeiden tot elkander: Wat is dit, dat Hij tot
Het oude is voorbij gegaan het nieuwe gekomen.
ons zegt: Een kleinen tijd, en gij zult Mij niet zien;
Dat maak je zichtbaar door je als daad van je
en wederom een kleinen tijd, en gij zult Mij zien;
bekering je te laten dopen. Je gaat onder water,
en: Want Ik ga heen tot den Vader? 18 Zij zeiden
laat je oude leven achter en staat op in een
dan: Wat is dit, dat Hij zegt: Een kleinen tijd? Wij
nieuw leven, in de opstandingskracht van de Here
weten niet, wat Hij zegt. 19 Jezus dan bekende, dat
Jezus Christus.
vinden, klopt
en de deur zal worden open gedaan.
zij Hem wilden vragen, en zeide tot hen: Vraagt gij daarvan onder elkander, dat Ik gezegd heb: Een kleinen tijd, en gij zult Mij niet zien, en wederom een kleinen tijd, en gij zult Mij zien? 20 Voorwaar,
24
Ik geef
Ik blaas de levensadem dan opnieuw in je in zoals Ik dat bij Adam deed. Mijn levensadem blaas Ik, opdat wat dood is gegaan door het leven, vanuit de dood, vanuit onvruchtbaarheid, tot leven gaat komen, opdat je op gaat staan in een leven dat vrucht zal gaan dragen.
Wanneer Ik deze levensadem in jou blaas, dan geef Ik je identiteit terug en geef je een geestelijke taal. Deze taal is niet aards, maar hemels. Woorden die meestal aan je verstand voorbij gaan, zullen uit je binnenste vloeien. Ze zullen een kanaal tot stand brengen van het aardse naar het hemelse, waardoor het aardse en het hemelse aan elkaar verbonden worden. Door dit kanaal van leven kan Mijn aanwezigheid stromen die genezing brengt en woorden van troost. Door deze taal kan Ik door jou heen spreken en pleiten voor jou of voor je omgeving. Woorden die jij vaak niet begrijpt, maar die ook door de vijand niet begrepen wordt. Zonder dat je eerst alles hoeft te begrijpen, kan Ik bidden, informatie geven en dingen tot stand roepen door jou heen, zodat je wel leert begrijpen en dingen zichtbaar voor je zullen worden. IK GEEF Ik geef, Ik geef gaven en help je je talenten te ontwikkelen. Gaven die je als gereedschappen helpen om je weg te gaan: het hebben van onderscheid, het kunnen profeteren, het spreken in een geestelijke taal. Doordat Ik Mijn levensadem in je heb geblazen, zul je leven tot stand roepen en zullen grijze vlakken opeens kleur krijgen. Daar waar je niet weet wat je moet zeggen kan Ik jou woorden geven die je kunt gaan spreken. De talenten die je hebt maak Ik openbaar en Ik daag je uit deze te ontwikkelen; talenten die je uniek maken in wie je bent en de vruchten in je leven laten zien; talenten in muziek, in schilderen en vele, vele andere laten het hart van de Vader zien, in wie Hij is. Mijn plaats in het Ons is een hele uitgebreide. Hij is niet te vangen op papier, maar als je voor Mij open blijft staan, zul je steeds meer aspecten van wie Ik ben leren kennen. Ik ben, Ik ben de Heilige Geest
25
Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE, 2 En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend
Het gevecht
geweest. 3 En ook heb Ik Mijn verbond met hen
opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan, het land hunner vreemdelingschappen, waarin zij vreemdelingen geweest zijn. 4 En ook heb
Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, die
de Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik
GEVECHT
heb aan Mijn verbond gedacht. 5 Derhalve zeg tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en
Het grootste gevecht vind plaats in je denken.
Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der
Daar waar de verschillende kanalen van informatie
Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienst-
en indrukken tot je komen.
baarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten
In je denken maak je de keus wat met deze
arm, en door grote gerichten; 6 En Ik zal ulieden
informatie en indrukken te doen.
tot Mijn volk aannemen, en Ik zal ulieden tot een
Soms moet je er voor kiezen het niet op te slaan,
God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik de
handelend op te treden, of het op te slaan voor
HEERE uw God ben, Die u uitleide van onder de
later. Het gevecht in je denken kan ontstaan
lasten der Egyptenaren. 7 En Ik zal ulieden brengen
als deze informatie en indrukken tegen je gaan
in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb,
werken. Daar waar het niet in dienst van jou, tot
dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou;
opbouw is van wie je bent, maar het een negatieve
en Ik zal het ulieden geven tot een erfdeel, Ik,
beweging teweeg brengt.
de HEERE! 8 En Mozes sprak alzo tot de kinderen Israels; doch zij hoorden naar Mozes niet, van-
Om goed om te gaan met je denken is kennen
wege de benauwdheid des geestes, en vanwege
nodig, niet alleen kennis, maar kennen van wie Ik
de harde dienstbaarheid. 9 Verder sprak de HEERE
ben. Ik communiceer geen kennis, maar openbaar
tot Mozes, zeggende: 10 Ga heen, spreek tot
Mijzelf. In dit kennen van wie Ik ben, komt de
Farao, den koning van Egypte, dat hij de kinderen
informatie bij jou welke je nodig hebt om goed
Israels uit zijn land trekken late. 11 Doch Mozes
op alles te kunnen reageren wat je verstand
sprak voor den HEERE, zeggende: Zie, de kinderen
registreert.
Ik communiceer
geen kennis maar
Israels hebben naar mij niet gehoord; hoe zou
openbaar Mijzelf
mij dan Farao horen? daartoe ben ik onbesneden
Op het moment dat alleen kennis wordt
van lippen. 12 Evenwel sprak de HEERE tot Mozes
gecommuniceerd zonder het kennen, slaat deze
en tot Aaron, en gaf hun bevel aan de kinderen
kennis dood. Het is zaad dat tussen de rotsen valt,
Israels, en aan Farao, den koning van Egypte, om
waar de vogels komen en het weer weg nemen. De
de kinderen Israels uit Egypteland te leiden. 13 Dit
tien geboden op de stenen tafels, is het registreren
zijn de hoofden van ieder huis hunner vaderen:
van kennis: “Gij zult niet”. Je neemt het tot je met
de zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israel,
je verstand, maar deze kennis stelt je nog niet in
zijn Hanoch en Pallu, Hezron en Charmi; dit zijn
staat deze geboden om te zetten als waarheden in
de huisgezinnen van Ruben. 14 En de zonen van
je leven. De wet waar de tien geboden toe behoren
Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en
zorgt er voor dat je de zonde leert kennen, maar
Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische; dit
met deze informatie op zich kun je niets. Deze
zijn de huisgezinnen van Simeon. 15 Dit nu zijn de
kennis, dit kennen van de wet, brengt je meteen
namen der zonen van Levi, naar hun geboorten: Gerson, en Kehath, en Merari. En de jaren des levens van Levi waren honderd zeven en dertig jaren.
26
Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE, 2 En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend
t in je denken geweest. 3 En ook heb Ik Mijn verbond met hen
opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan, het land hunner vreemdelingschappen, waarin zij vreemdelingen geweest zijn. 4 En ook heb
Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, die
de Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik heb aan Mijn verbond gedacht. 5 Derhalve zeg
tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en onder oordeel. Je weet door de kennis,
maar
maar te rade ging in het geestelijke.
Ik zalzijn ulieden uitleiden van waar onder je de zonder lasten derkennen het stenen tafels
“Laat iedereen gaan zitten, en vraag of iemand
Egyptenaren, en Ik niets zal u redden uit hun dienstvan wie Ik ben mee kunt.
iets te eten heeft”..., een jongen had vijf
baarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten
broden en twee vissen. In het natuurlijke veel
arm, en door de grote gerichten; 6 En Ikverschillende zal ulieden De vijand, duivel, gebruikt
te weinig voor zoveel mensen, maar vanuit wie
tot Mijn volk aannemen, en Ik zal tot een methoden om jou onder hetulieden oordeel te
Wij zijn wordt de lunch van een jongen voedsel
God zijn; enHij gijlieden dat Ik de brengen. is er zult op bekennen, uit je te overspoelen met
voor een hele menigte.
HEERE uw God Die u uitleide vanminder onder dejouw indrukken enben, informatie. Hoe
Jezus nam de natuurlijke broden en de
lasten Egyptenaren. zal ulieden geestder rust krijgt en 7inEn deIkstaat komtbrengen van het
natuurlijke vissen, verbond ze aan Mij, de
in dat land, waarover Mijn hand opgeheven heb, ontvangen vanuit Ik het kennen des te beter
Voorziener en de natuurlijke waarheid van “er
het
dat Ik hem het aan Izak,beelden, en Jakob geven zou; voor is.Abraham, Meningen, geschreeuw
is niet genoeg” werd onderuit gehaald door het
en zal het ulieden tot een erfdeel, dat Ik, enIkoordeel, willengeven je laten geloven
wonder van “er is nog over”. Het natuurlijke
je op
de HEERE! 8 En Mozes sprak alzo tot je de het kinderen alles moet reageren. Voordat weet
heb
ging vrucht dragen en vermenigvuldiging,
Israels; dochgezegd zij hoorden niet, vanje dingen dienaar hetMozes negatieve alleen
omdat het niet verbonden werd aan de kennis
wege de benauwdheid in desplaats geestes, en leven vanwege maar versterken, van voort te
van “dit is alleen genoeg voor deze jongen”,
de harde dienstbaarheid. 9 Verder sprak de HEERE brengen.
maar verbonden werd aan het kennen van wie
tot Mozes, zeggende: 10 Ga heen, spreek tot
Ik ben: Voorziener, Leven.
Farao, den koning van Egypte, datwil hij geschiede de kinderen “ Uw Koninkrijk kome, Uw
zoals
Israels land trekken Doch het in uit dezijn hemel is, alzolate. ook11op deMozes aarde.”
Mijn Koninkrijk breekt baan elke keer als jij
sprak voor den HEERE, zeggende: Zie, de kinderen
in staat bent de beperking van de vijf broden
Israels hebben naar gevecht mij niet gehoord; zou Wanneer je een ingaathoe met dezelfde
en de twee vissen aan Mij te geven, opdat
mij dan Farao daartoe onbesneden wapens als horen? de vijand, zalben ditiknooit een
Ik er vanuit kan delen aan jou maar ook aan
van lippen. 12 Evenwel sprak de HEERE je tot houd Mozes immers overwinning tot stand brengen:
vele anderen. Het overwinnen van het rijk
en tot Aaron, en gaf hun bevel elkaar in evenwicht. Maaraan alsdejekinderen beseft
der duisternis ligt vaak in deze voor het oog
dat
Israels, Farao, den koning vanvlees Egypte, je niet en teaan vechten hebt tegen enom bloed,
simpele handeling, namelijk het overgeven van
de kinderen uit Egypteland 13 Dit dan ligt deIsraels overwinning niet teinleiden. het gebruik
de natuurlijke broden en vissen in Mijn handen.
van
zijn natuurlijke de hoofden van ieder huismaar hunner de wapens, devaderen: geestelijke
Ik kan dan manden vol broden en vissen
de zonen van Ruben, de eerstgeborene vanJezus Israel,zei wapenrusting wordt dan je outfit.
teruggeven om weer uit te delen.
zijn Hanoch en”Mijn Pallu, tijd Hezron en Charmi; dit zijn regelmatig is nog niet gekomen”.
Zijn
de huisgezinnen En de zonen reactie kwam van nietRuben. altijd14direct, maarvan wanneer
Wanneer je in staat bent om al je kennis aan
Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en Hij dacht dat het het meest effect zou hebben.
Mij te geven, het uit het natuurlijke te halen
Zohar, en Saul, de zoon ener Zijn reacties waren vaakKanaanietische; verrassend,dit omdat
en het in het geestelijke te plaatsen, worden
zijn van Simeon. 15in Dithet nu zijn de Hij de dehuisgezinnen oplossingen niet zocht natuurlijke,
natuurlijke onmogelijkheden ineens het
namen der zonen van Levi, naar hun geboorten: Gerson, en Kehath, en Merari. En de jaren des levens van Levi waren honderd zeven en dertig jaren.
27
Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE, 2 En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend
vestigen van Mijn Koninkrijk op aarde.
geweest. 3 En ook heb Ik Mijn verbond met hen opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan,
Zolang jij nog denkt dat alles wat je nodig hebt
het land hunner vreemdelingschappen, waarin
te vinden is in het aardse, zul je heel wat grond
zij vreemdelingen geweest zijn. 4 En ook heb
moeten omploegen, zaad moeten zaaien en koren
Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, die
moeten oogsten om dezelfde menigte te kunnen
de Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik
voeden. Je zult vele nachten moeten vissen om
heb aan Mijn verbond gedacht. 5 Derhalve zeg
dezelfde menigte van vis te kunnen voorzien. Het
tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en
zou maanden gaan duren om hetzelfde resultaat
Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der
te bereiken vanuit jouw beperkte natuurlijke
Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienst-
mogelijkheden.
baarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten arm, en door grote gerichten; 6 En Ik zal ulieden
Er is één ding dat Ik nodig heb en dat is dat jij een
tot Mijn volk aannemen, en Ik zal ulieden tot een
stap neemt, een stap van geloof. Uit het natuurlijk
God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik de
te stappen en het Koninkrijk binnen te gaan. In
HEERE uw God ben, Die u uitleide van onder de
geloof, zoals deze jongen welke naar Jezus kwam
lasten der Egyptenaren. 7 En Ik zal ulieden brengen
en zei “Ik heb nog vijf broden en twee vissen”, en
in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb,
op deze handeling kon Ik meteen reageren met dit
dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou;
geweldige wonder.
en Ik zal het ulieden geven tot een erfdeel, Ik,
Stap uit je onmogelijkheden in de mogelijkheid
de HEERE! 8 En Mozes sprak alzo tot de kinderen
je te verbinden met Mij en je zult Mijn Koninkrijk
Israels; doch zij hoorden naar Mozes niet, van-
gevestigd zien in jouw leven.
wege de benauwdheid des geestes, en vanwege de harde dienstbaarheid. 9 Verder sprak de HEERE
Het gevecht van je denken is: waar baseer je je
tot Mozes, zeggende: 10 Ga heen, spreek tot
handelingen op? Wat is het fundament van jouw
Farao, den koning van Egypte, dat hij de kinderen
reacties? Reacties vanuit kennis of vanuit het
Israels uit zijn land trekken late. 11 Doch Mozes
kennen van wie Ik ben. Je zult zien dat, wanneer
sprak voor den HEERE, zeggende: Zie, de kinderen
je leeft vanuit het kennen, jouw denken gereinigd
Israels hebben naar mij niet gehoord; hoe zou
wordt, op orde komt, omdat de behoefte in je
mij dan Farao horen? daartoe ben ik onbesneden
sterft overal op te moeten reageren en overal een
van lippen. 12 Evenwel sprak de HEERE tot Mozes
mening over te moeten hebben.
en tot Aaron, en gaf hun bevel aan de kinderen
Je bent in staat te zeggen: ”Mijn tijd is nog niet
Israels, en aan Farao, den koning van Egypte, om
gekomen” en vanuit die rust en vrede in je denken
de kinderen Israels uit Egypteland te leiden. 13 Dit
kan Ik je dan mee nemen naar de oplossingen
zijn de hoofden van ieder huis hunner vaderen:
van de noden; de overwinningen in gevechten en
de zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israel,
het vestigen van Mijn Koninkrijk op aarde door jou
zijn Hanoch en Pallu, Hezron en Charmi; dit zijn
heen.
de huisgezinnen van Ruben. 14 En de zonen van
Ik wil je leren niet alleen het moment te zien en
Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en
de natuurlijke werkelijkheid. Ik wil meenemen
Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische; dit
op Mijn berg, die met je beklimmen om je vanuit
zijn de huisgezinnen van Simeon. 15 Dit nu zijn de
grote hoogte het overzicht te laten zien. Ik wil je
namen der zonen van Levi, naar hun geboorten: Gerson, en Kehath, en Merari. En de jaren des levens van Levi waren honderd zeven en dertig jaren.
28
Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE, 2 En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend geweest. 3 En ook heb Ik Mijn verbond met hen opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan,
het groter geheel openbaren, om vanuit daar een
het land hunner vreemdelingschappen, waarin
antwoord te kunnen zijn voor de mensen om je
zij vreemdelingen geweest zijn. 4 En ook heb
heen.
Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, die
Noach bouwde een boot, maar er was nog geen
de Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik
water. Jozef vulde schuren met koren, maar er was
heb aan Mijn verbond gedacht. 5 Derhalve zeg
nog geen hongersnood.
tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en
Maar het water en de hongersnood kwamen,
Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der
omdat ze in het geestelijke een andere
Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienst-
werkelijkheid hadden gezien dan in het natuurlijke.
baarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten arm, en door grote gerichten; 6 En Ik zal ulieden
Natuurlijk is er een gevecht gaande, een gevecht
tot Mijn volk aannemen, en Ik zal ulieden tot een
van de duivel met zijn demonen en het Koninkrijk
God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik de
der hemelen.
HEERE uw God ben, Die u uitleide van onder de lasten der Egyptenaren. 7 En Ik zal ulieden brengen
DIT GEVECHT IS GEWONNEN DOOR DE HERE
in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb,
JEZUS CHRISTUS.
dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou; en Ik zal het ulieden geven tot een erfdeel, Ik,
Deze overwinning zal alleen zichtbaar worden
de HEERE! 8 En Mozes sprak alzo tot de kinderen
als je de vlag van overwinning gaat plaatsen in
Israels; doch zij hoorden naar Mozes niet, van-
je hart. Kennis omruilen voor kennen, de wet
wege de benauwdheid des geestes, en vanwege
omruilen voor een veranderingsproces om te
de harde dienstbaarheid. 9 Verder sprak de HEERE
veranderen naar Ons beeld en Onze gelijkenis.
tot Mozes, zeggende: 10 Ga heen, spreek tot
De duivel kan niets met je als hij je niet kan
Farao, den koning van Egypte, dat hij de kinderen
beïnvloeden met zijn praatjes en met zijn
Israels uit zijn land trekken late. 11 Doch Mozes
indrukken. Als jij weet wie je bent, Mijn kind met
sprak voor den HEERE, zeggende: Zie, de kinderen
Mijn mantel, verbonden met Mij, beschermd door
Israels hebben naar mij niet gehoord; hoe zou
Mij, overwinnend met Mij, waar ben je dan bang
mij dan Farao horen? daartoe ben ik onbesneden
voor?
van lippen. 12 Evenwel sprak de HEERE tot Mozes
Weersta hem in geloof en hij zal van je vluchten.
en tot Aaron, en gaf hun bevel aan de kinderen
Weersta hem door het onverwachte te doen, de
Israels, en aan Farao, den koning van Egypte, om
broden en vissen in Mijn handen te geven.
de kinderen Israels uit Egypteland te leiden. 13 Dit
Weersta hem door je te laten leiden door de
zijn de hoofden van ieder huis hunner vaderen:
Heilige Geest die je leert, die je leidt en je te
de zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israel,
binnen brengt wat je kunt zeggen, hoe je kunt
zijn Hanoch en Pallu, Hezron en Charmi; dit zijn
reageren of hoe je het beste kunt handelen.
de huisgezinnen van Ruben. 14 En de zonen van Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en
Wees geen reageerder van het moment maar
Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische; dit
kom op de Heilige Berg en ZIE.
zijn de huisgezinnen van Simeon. 15 Dit nu zijn de namen der zonen van Levi, naar hun geboorten: Gerson, en Kehath, en Merari. En de jaren des levens van Levi waren honderd zeven en dertig jaren.
29
Brussel Heel bewust heb Ik dit stuk van de
terug keren; niet de rechtbanken van oordeel,
openbaring van wie Ik ben gegeven in
maar Golgotha, daar waar vergeving tot stand is
Brussel.
gebracht. In dit rumoer en deze indrukken: blijf in
Hier probeert de duivel een Babelonische
Mij dan zal Ik in jou blijven.
toren te bouwen. Een toren die staat
Voel je veilig, Ik loop naast je.
voor een gezamenlijke waarheid, een
Wees niet bang want Mijn vrede geef Ik je.
gezamenlijke wet, een gezamenlijke
Geloof in een andere werkelijkheid: het
economie en vooral een gezamenlijk
baanbreken van Mijn Koninkrijk.
denken. Dit klinkt als eenheid maar is het niet. Het wordt tot stand geroepen
In dit alles zal er een opleving zijn.
om elk ander geluid dan het Babelonisch
Mensen zullen komen en zoeken, en als ze zoeken
geluid de mond te snoeren het zwijgen
zullen ze vinden.
op te leggen, bedoeld om als mens
Ze zullen een geopende deur vinden, armen open
totale zelfsturing te hebben, controle
gespreid en Mij als Vader die zegt: ”WELKOM”.
over elkaar en zo elkaar schaakmat te zetten in een algemeen geldende norm
Welkom ben je, welkom bij Mij
en verwachtingspatroon.
om te komen door de deur, te komen en te gaan, te zien wat Ik voor je heb
Mijn Koninkrijk breekt baan en zal
voorbereid.
het babelse denken opblazen in een verwarring die verdeeld en iedereen terug
Vrede, vrede zal er voor je zijn,
werpt in zijn of haar plaats op aarde.
wanneer Ik jou de wapens uit handen neem,
In deze “grote finale” waar alle lijnen
je denken tot rust breng en je wonden verbind.
bij elkaar zullen komen van wat er is geweest, zal het natuurlijke in rep en
Leven zul je vanuit wie Ik ben.
roer geraken. Een totaal gevoel van
Leven verbonden met Mij, verbonden met je
onveiligheid, het doden van anders
naaste.
denkenden.
Vergevend, gelovend en genietend zul je dan je weg kunnen vervolgen.
In Mij is daar niet de toren van Babel maar de Olijfberg, daar waar Jezus zal
Welkom, welkom ben je bij Mij!
30
31
Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE, 2 En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend geweest. 3 En ook heb Ik Mijn verbond met hen
Waar ben je?
opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan,
Ik zoek je en kan je niet vinden.
het land hunner vreemdelingschappen, waarin zij vreemdelingen geweest zijn. 4 En ook heb
Ik kijk uit vanaf Mijn heilige berg,
Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, die
en luister aandachtig of Ik je al hoor komen.
de Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik heb aan Mijn verbond gedacht. 5 Derhalve zeg
Het eten op Mijn tafel is al koud geworden
tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en
en het water verdampt.
Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienst-
Je huis dat Ik gereed heb gemaakt, ziet er
baarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten
verlaten uit, het is stil; zo stil.
arm, en door grote gerichten; 6 En Ik zal ulieden tot Mijn volk aannemen, en Ik zal ulieden tot een
Ik kijk en zie mensen,
God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik de
lopend door elkaar, botsend tegen elkaar,
HEERE uw God ben, Die u uitleide van onder de
zonder herkenning langs elkaar lopend.
lasten der Egyptenaren. 7 En Ik zal ulieden brengen in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb,
Maar er zijn een aantal die stil gaan staan,
dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou;
die begrijpen dat er iets veranderen moet.
en Ik zal het ulieden geven tot een erfdeel, Ik,
Ze kijken uit vanaf hun berg van geloof,
de HEERE! 8 En Mozes sprak alzo tot de kinderen
en vragen zich af waar Ik gebleven ben.
Israels; doch zij hoorden naar Mozes niet, van-
Niet in het dal, niet tussen de mensen,
de harde dienstbaarheid. 9 Verder sprak de HEERE
maar waar dan wel?
Waar ben je?
wege de benauwdheid des geestes, en vanwege
tot Mozes, zeggende: 10 Ga heen, spreek tot
Farao, den koning van Egypte, dat hij de kinderen
Ik sta op de berg naast de berg van de tien
Israels uit zijn land trekken late. 11 Doch Mozes
geboden.
sprak voor den HEERE, zeggende: Zie, de kinderen Israels hebben naar mij niet gehoord; hoe zou
Ik roep!:” Hier moeten jullie zijn, verlaat de berg
mij dan Farao horen? daartoe ben ik onbesneden
van jullie wettisisme en religie en kom naar de
van lippen. 12 Evenwel sprak de HEERE tot Mozes
berg van Mijn hart van genade.”
en tot Aaron, en gaf hun bevel aan de kinderen
Israels, en aan Farao, den koning van Egypte, om
Vogels vliegen.
de kinderen Israels uit Egypteland te leiden. 13 Dit
De bloemen groeien.
zijn de hoofden van ieder huis hunner vaderen:
de zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israel,
De zon komt op over recht en onrecht,
zijn Hanoch en Pallu, Hezron en Charmi; dit zijn
zuurstof om in te ademen,
de huisgezinnen van Ruben. 14 En de zonen van
en water om te drinken.
Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische; dit
Maar Mijn sjaloom is er alleen voor diegenen die
zijn de huisgezinnen van Simeon. 15 Dit nu zijn de
verbonden zijn aan Mijn hart.
namen der zonen van Levi, naar hun geboorten: Gerson, en Kehath, en Merari. En de jaren des levens van Levi waren honderd zeven en dertig jaren.
32
Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE, 2 En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend geweest. 3 En ook heb Ik Mijn verbond met hen
“ Vader maak hen één zoals Wij één zijn.”
opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan, het land hunner vreemdelingschappen, waarin
Wie je bent, wat je doet, welke weg je
zij vreemdelingen geweest zijn. 4 En ook heb
bewandelt, maar ook hoe je denkt, heeft alles te
Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, die
maken met je verbondenheid met Ons; met Mij
de Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik
als Vader, met Jezus de Verlosser, met de Heilige
heb aan Mijn verbond gedacht. 5 Derhalve zeg
Geest die je leidt en alles te binnen brengt.
tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en
Jouw omgang met mensen om je heen, hoe
Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der
je reageert, of hoe je lief kunt hebben, kunt
Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienst-
vergeven, heeft alles te maken met of je van Mij
baarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten
kunt ontvangen.
arm, en door grote gerichten; 6 En Ik zal ulieden tot Mijn volk aannemen, en Ik zal ulieden tot een
ontvang... God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik de
HEERE uw God ben, Die u uitleide van onder de lasten der Egyptenaren. 7 En Ik zal ulieden brengen in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou; en Ik zal het ulieden geven tot een erfdeel, Ik,
Vaak als jullie bidden, zie Ik mensen met
de HEERE! 8 En Mozes sprak alzo tot de kinderen
gevouwen handen, de ogen gesloten bijna in
Israels; doch zij hoorden naar Mozes niet, van-
elkaar gedoken.
wege de benauwdheid des geestes, en vanwege
Maar als je Mij wilt ontmoeten en wilt ontvangen
de harde 9 Verder sprakEr dewas HEERE was op dienstbaarheid. hun gezichten te zien.
uit de onuitputtelijke bronnen van leven sta dan
tot Mozes, 10 Ga heen, Ik spreek totnaar geen blikzeggende: van herkenning. werd
op met je armen in de lucht en spreek uit:” Ik
Farao, koning van datzitten hij de kinderen vorenden gebracht enEgypte, mocht op een
ontvang, ik ontvang Uw liefde, ik ontvang Uw
Israels zijn land trekken late. 11Ik Doch Mozes grote uit stoel op het podium. ging op
vergeving.”
sprak voor denvan HEERE, Zie, om de kinderen het puntje de zeggende: stoel zitten iets Israels hebbenmaar naar mij niet overstemd gehoord; hoe zou te zeggen werd door
Op een dag werd Ik uitgenodigd: Kom naar de
mij dan Farao daartoe ben ik onbesneden muziek en horen? liederen en gezang. Eindelijk
plaats waar wij samenkomen. Kom en neem Uw
van lippen. 12 Evenwel sprak de Mozes nam iemand het woord enHEERE wildetotMij
plaats, laat het een plaats zijn waar U regeert,
en tot Aaron, en gaf hun bevel de op kinderen aankondigen, keek Mijn aan kant maar
waar U leidt en kunt doen wat Uw plan is. Ik
Israels, en aan van Egypte, de stoel wasFarao, leeg.den Ikkoning was zonder datom
ging onderweg naar die plaats, de deur werd
de Israels uitde Egypteland te leiden. zekinderen het zagen via achterkant weg13 Dit
opgedaan, Ik kreeg een papier in Mijn handen
zijn de hoofden van ieder huis hunnermaar vaderen: gegaan. Ik was uitgenodigd, ze
gedrukt en een plaats aangewezen ergens
de zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israel, herkenden Mij niet. Ze vulden hun
achterin de zaal. Er was veel opwinding, want
zijn Hanoch en Pallu, Hezron en Charmi; samenkomst in naar eigen idee dit enzijn
ze verwachtten iemand, maar hij kwam niet. Hij
de huisgezinnen van onderdeel Ruben. 14 Envan de zonen wilden Mij daar latenvan
was er al, maar werd niet herkend. Toen heb
Simeon: enhun Jamin, en Ohad, enhun Jachin, en zijn. ZeJemuel, wilden eigen god,
Ik mijzelf bekend gemaakt en gezegd:” Ik ben
Zohar, Saul, de zoon ener eigenenbeeld van wie Ik Kanaanietische; zou zijn en dit
het die jullie uitgenodigd hebben!” De verbazing
zijn de huisgezinnen van Simeon. 15 Dit nu zijn de aanbaden dat beeld, dat afgodsbeeld.
33
namen der zonen van Levi, naar hun geboorten: Gerson, en Kehath, en Merari. En de jaren des levens van Levi waren honderd zeven en dertig jaren.
Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE, 2 En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend geweest. 3 En ook heb Ik Mijn verbond met hen opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan,
Dit zijn de dagen de dagen dat Ik uw woorden
het land hunner vreemdelingschappen, waarin
neem, uw handelen neem, uw beeld neem en
zij vreemdelingen geweest zijn. 4 En ook heb
plaats in de oven van loutering. De oven die al
Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, die
het onzuivere zal verbranden en het goud zuivert
de Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik
en zichtbaar maakt.
heb aan Mijn verbond gedacht. 5 Derhalve zeg
Dan zal, wanneer het vlees en alle dode werken
tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en
door het vuur vernietigd worden, er een klompje
Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der
goud overblijven van dat deel dat werkelijk met
Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienst-
Mij en uw naaste verbonden is. Dat klompje goud
baarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten
is vele malen kostbaarder dan alle grootspraak,
arm, en door grote gerichten; 6 En Ik zal ulieden
alle grote gebouwen en hoge podiums van een
tot Mijn volk aannemen, en Ik zal ulieden tot een
verbinding die niet verbind maar verdeeld. Het
God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik de
enige dat verbind, is het klompje goud van uw
HEERE uw God ben, Die u uitleide van onder de
leven met Mij en vanuit Mij met de ander. Al deze
lasten der Egyptenaren. 7 En Ik zal ulieden brengen
gouden klompjes worden dan samen gesmolten
in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb,
tot een gouden weg waarop de Here Jezus
dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou;
Christus kan wandelen op de dag dat Hij terug
en Ik zal het ulieden geven tot een erfdeel, Ik,
komt om jullie tot zich te roepen.
de HEERE! 8 En Mozes sprak alzo tot de kinderen Israels; doch zij hoorden naar Mozes niet, van-
Als Hij roept als Herder van je ziel, zal Hij jou dan
wege de benauwdheid des geestes, en vanwege
vinden?
de harde dienstbaarheid. 9 Verder sprak de HEERE
Zul je dan Zijn stem horen als een schaap dat
tot Mozes, zeggende: 10 Ga heen, spreek tot
wandelt op Zijn grazige weiden?
Farao, den koning van Egypte, dat hij de kinderen
Of zit je ergens in wat jij kerk noemt maar
Israels uit zijn land trekken late. 11 Doch Mozes
in werkelijkheid een bunker is waar Ik niet
sprak voor den HEERE, zeggende: Zie, de kinderen
kan doordringen? Een bunker geplaatst door
Israels hebben naar mij niet gehoord; hoe zou
manipulatie, door religie, door ongeloof en door
mij dan Farao horen? daartoe ben ik onbesneden
zonde. Een bunker die mensen vasthoud en hen
van lippen. 12 Evenwel sprak de HEERE tot Mozes
niet in de vrijheid plaatst die door de Here Jezus
en tot Aaron, en gaf hun bevel aan de kinderen
Christus is bewerkt.
Israels, en aan Farao, den koning van Egypte, om de kinderen Israels uit Egypteland te leiden. 13 Dit
Ik kom voor je staan en strek Mijn armen uit om
zijn de hoofden van ieder huis hunner vaderen:
je te beschermen.
de zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israel,
Ik sta op tegen de manipulatie die jouw leven
zijn Hanoch en Pallu, Hezron en Charmi; dit zijn
bedreigt, die jou vanuit angst overheersen wil, je
de huisgezinnen van Ruben. 14 En de zonen van
misbruikt om je dingen te laten doen, niet vanuit
Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en
je vrije wil maar vanuit een duivelse werking van
Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische; dit
dwang.
zijn de huisgezinnen van Simeon. 15 Dit nu zijn de namen der zonen van Levi, naar hun geboorten: Gerson, en Kehath, en Merari. En de jaren des levens van Levi waren honderd zeven en dertig jaren.
34
Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE, 2 En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend geweest. 3 En ook heb Ik Mijn verbond met hen opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan, het land hunner vreemdelingschappen, waarin zij vreemdelingen geweest zijn. 4 En ook heb Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, die de Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik heb aan Mijn verbond gedacht. 5 Derhalve zeg tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der
religie
Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienst-
baarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten arm, en door grote gerichten; 6 En Ik zal ulieden
tot Mijn volk aannemen, en Ik zal ulieden tot een
Ik sta op tegen de religie die jouw beeld
laten varen. Ongeloof is geworteld in het
van Mij verandert, van een liefdevolle
niet kennen van wie Ik ben.
vader tot een overheersende dictator. Religie geeft je een beleving van wie Ik
Ik kom voor je staan en strek Mijn armen
ben en wat Ik heb gezegd in vast omlijnde
uit als zonde je leven bedreigt. Ik wil
patronen en handelingen.
je beschermen wanneer er tegen je
Ik heb je geplaatst in een tuin van leven,
gezondigd wordt, wanneer mensen komen
met een bloemen pracht, met ruimte om je
in wie je bent, dat bedreigen en willen
heen, dansend op het gras om te kunnen
veranderen in een bruikbare prooi in het
zijn wie je bent.
belang van de zondaar. Ik wil je reinigen van dat wat aan je vast is gaan kleven, het
Ik sta op tegen ongeloof, ongeloof over
wassen in het waterbad van Mijn woorden
Mijn bestaan en maak Mijzelf bekend.
over jou, Mijn lied over jou, Ik zing:
Ongeloof over jouw gaan in het plan dat Ik voor je leven heb. Een gaan dat niet
Mijn parel, Mijn kostbare parel,
geworteld is in het aardse maar dat van
liggend op een fluwelen kussen, pronkend en
Mij ontvangt en het inplant in het aardse,
schitterend.
zodat het vrucht gaat dragen. Wanneer
Geslepen met zorg om je te laten passen in een
je alleen gaat met aardse middelen
sieraad.
en gereedschappen, dan is dat wat je
Een sierraad van puur goud waar jij de
voorbrengt aards. Als je Mijn Koninkrijk
blikvanger bent,
wilt ontvangen door in gehoorzaamheid te
als een parel gezet in een ring.
wandelen, zul je geloof tot stand roepen en zal Mijn Koninkrijk zichtbaar worden voor
Ik hou van je niet met lege woorden,
diegenen die willen zien en hun ongeloof
Maar diep vanuit Mijn hart.
35
Wanneer ik kijk in jouw fotoboek, vervult
kerk noemen, dit God noemen en hier onze
Mij dat met trots en grote blijdschap.
tenten opslaan”. Maar de ander zegt: “Ik wil
Foto’s van toen je klein was en leerde
verder in de ontdekkingstocht van het leven,
lopen, foto’s van toen je zelf vader of
verder trekken in het leren kennen van de
moeder werd. Tranen rollen over Mijn
Vader. Ik wil hoger de berg op klimmen
wangen als jou pijn wordt aangedaan en je
opdat ik iedere keer Zijn stem kan blijven
bedreigt wordt in je bestaan.
verstaan, zoals Mozes dat deed en zoals
Bezorgd ben Ik als jij je afsluit voor Mijn
Jezus dat deed”. Dan gaat de een en blijft
aanwezigheid in je leven; verdrietig als Ik
de ander achter in datgene wat hij of zij God
je hoor schreeuwen, wanneer je zondigt en
noemt, in wat hij of zij kerk noemt. Maar
anderen pijn doet.
stenen kunnen vanaf de berg rollen en je
Dan roep Ik: “Kom bij Mij en laat Mij je pijn
bedreigen, het weer kan plotseling omslaan
wegnemen, kom bij Mij en laat je tranen
en de bliksem inslaan op de plek waar Ik
afwissen, en ontvang vreugde in je hart.
was voor een moment, maar allang weer
Kom bij Mij om je te laten reinigen van
verlaten heb om een nieuwe openbaring te
zonde, opdat je rein zult zijn en Ik bij je
kunnen geven van wie Ik ben.
kan komen. Ga naar hen die je pijn hebt gedaan, vraag vergeving opdat de wond
Er was een tempel, Eli was een priester en
zich zal sluiten”.
samen met zijn zonen zorgde hij voor het dagelijkse offer en eredienst.
Kom!
Maar zijn zonen namen van de mensen om er zelf rijk van te worden en Eli zei niets.
Wat Ik je nog wil zeggen:
Ik zond de kleine jongen Samuël en
Ik geloof in Mijn kinderen, Ik geloof in wie
sprak tot hem de woorden van recht
jullie zijn, in dat wat jullie tot stand kunnen
en waarschuwing. Woorden die door Eli
roepen.
werden ontvangen als een vaststaand feit.
Te veel heb Ik gezien dat jullie in
Het bracht hem niet tot bezinning of inkeer,
verdeeldheid wandelden en schuld bij de
maar hij wachtte de vervulling van de
ander neerlegden. Maar jullie scheiding
woorden af. Dit bracht hem onder oordeel,
komt niet door meningsverschillen. Jullie
Ik kon geen vergeving uitspreken, niet
scheiding komt daar waar de een zegt:
herstellen, niet zijn zonen redden, want hij
”Laat ons hier een woning bouwen, dit
kwam niet tot inkeer.
36
Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE, 2 En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend
Sta op!
geweest. 3 En ook heb Ik Mijn verbond met hen
opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan, het land hunner vreemdelingschappen, waarin zij vreemdelingen geweest zijn. 4 En ook heb
Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, die
de Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik heb aan Mijn verbond gedacht. 5 Derhalve zeg tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienst-
baarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten arm, en door grote gerichten; 6 En Ik zal ulieden
Muren breek Ik af, boeien maak Ik los, leugen
tot Mijn volk aannemen, en Ik zal ulieden tot een
vernietig Ik om vrijgeleide te geven.
God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik de
Sta op! Loop weg van de muren, weg van Eli en
HEERE uw God ben, Die u uitleide van onder de
zijn zonen, weg van oordeel.
lasten der Egyptenaren. 7 En Ik zal ulieden brengen
Kijk niet achterom, maar loop stevig door
in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb,
Mijn Koninkrijk binnen en laat Mij je opnieuw
dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou;
ontvangen. Laat Mij je omarmen en zeggen:”
en Ik zal het ulieden geven tot een erfdeel, Ik,
Schat waar was je toch?
de HEERE! 8 En Mozes sprak alzo tot de kinderen
Kom en blijf bij Mij en laat je niet meer verleiden
Israels; doch zij hoorden naar Mozes niet, van-
door de leugen”.
wege de benauwdheid des geestes, en vanwege de harde dienstbaarheid. 9 Verder sprak de HEERE
Gebogen over een grote tafel staan ze,
tot Mozes, zeggende: 10 Ga heen, spreek tot
kijkend naar een grote bouwtekening van
Farao, den koning van Egypte, dat hij de kinderen
Mijn plan om Mijn koninkrijk te vestigen op
Israels uit zijn land trekken late. 11 Doch Mozes
aarde.
sprak voor den HEERE, zeggende: Zie, de kinderen Israels hebben naar mij niet gehoord; hoe zou
Het zijn tekeningen van schuren vol met zaad dat
mij dan Farao horen? daartoe ben ik onbesneden
gezaaid kan worden in dorre grond, tekeningen
van lippen. 12 Evenwel sprak de HEERE tot Mozes
van vlaggen, banieren en schilderijen; van een
en tot Aaron, en gaf hun bevel aan de kinderen
samenkomende menigte in een diepe vrijheid
Israels, en aan Farao, den koning van Egypte, om
die vrij zet; van onderwijs dat herstel brengt, en
de kinderen Israels uit Egypteland te leiden. 13 Dit
verbindingen die een leger tot stand brengt om
zijn de hoofden van ieder huis hunner vaderen:
de overwinning op te eisen.
de zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israel,
Mensen die ontvangen vanuit Ons en het uitdelen
zijn Hanoch en Pallu, Hezron en Charmi; dit zijn
aan elkaar.
de huisgezinnen van Ruben. 14 En de zonen van
Daar waar de kinderen mogen komen, de tieners
Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en
uitgelaten mogen zijn en de ouderen rustig
Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische; dit
mogen zitten genietend, vertellend en liefde
zijn de huisgezinnen van Simeon. 15 Dit nu zijn de
uitdelend.
namen der zonen van Levi, naar hun geboorten: Gerson, en Kehath, en Merari. En de jaren des levens van Levi waren honderd zeven en dertig jaren.
37
Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE, 2 En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend
Ik ben...
geweest. 3 En ook heb Ik Mijn verbond met hen
opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan, het land hunner vreemdelingschappen, waarin zij vreemdelingen geweest zijn. 4 En ook heb
Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, die
de Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik heb aan Mijn verbond gedacht. 5 Derhalve zeg
Ik verlang naar een plaats van maaltijd, van
tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en
diepe lofprijs en aanbidding, van samen wonen
Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der
en van het werkelijk houden van elkaar;
Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienst-
samen in staat zijn te vatten Mijn liefde, Mijn
baarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten
openbaringen en samen te wandelen naar de
arm, en door grote gerichten; 6 En Ik zal ulieden
vervulling van de tijd; het zien van aangezicht tot
tot Mijn volk aannemen, en Ik zal ulieden tot een
aangezicht.
God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik de HEERE uw God ben, Die u uitleide van onder de
Dit is wat Ik kerk noem, dit is waar Ik me aan wil
lasten der Egyptenaren. 7 En Ik zal ulieden brengen
verbinden, want dit brengt leven tot stand.
in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou;
Breek af de door u bedachte kerken en religies.
en Ik zal het ulieden geven tot een erfdeel, Ik,
Bekeer u en bouw een altaar.
de HEERE! 8 En Mozes sprak alzo tot de kinderen
Verzamel u bij de voorraadschuren om opnieuw
Israels; doch zij hoorden naar Mozes niet, van-
te kunnen ontvangen het zaad van het leven.
wege de benauwdheid des geestes, en vanwege
Zodat u zich kunt verspreiden over de aarde om
de harde dienstbaarheid. 9 Verder sprak de HEERE
het zaad in te planten.
tot Mozes, zeggende: 10 Ga heen, spreek tot Farao, den koning van Egypte, dat hij de kinderen
Er zal een oogst zijn,
Israels uit zijn land trekken late. 11 Doch Mozes
een oogst van vele, vele mensen.
sprak voor den HEERE, zeggende: Zie, de kinderen Israels hebben naar mij niet gehoord; hoe zou
Een wind zal gaan over de aarde,
mij dan Farao horen? daartoe ben ik onbesneden
een wind van leven.
van lippen. 12 Evenwel sprak de HEERE tot Mozes en tot Aaron, en gaf hun bevel aan de kinderen
Want Ik geloof in Mijn kinderen! Ik geloof dat ze
Israels, en aan Farao, den koning van Egypte, om
bereid zullen zijn om Mij opnieuw te ontvangen in
de kinderen Israels uit Egypteland te leiden. 13 Dit
hun leven.
zijn de hoofden van ieder huis hunner vaderen: de zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israel,
Ik ben de God die verbind, maar ook die
zijn Hanoch en Pallu, Hezron en Charmi; dit zijn
scheiding brengt, scheiding tussen recht en
de huisgezinnen van Ruben. 14 En de zonen van
onrecht, tussen religie en leven.
Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische; dit
Ik ben die Ik ben
zijn de huisgezinnen van Simeon. 15 Dit nu zijn de namen der zonen van Levi, naar hun geboorten: Gerson, en Kehath, en Merari. En de jaren des levens van Levi waren honderd zeven en dertig jaren.
38
Schrijver en uitgever: Theunus Herder Binnendijk 111 1446BE Purmerend
IK BEN is bedoeld om vrijelijk en gratis te worden verspreid, door middel van e-mail, printen en andere creatieve initiatieven.
39
40