Rub a dub Nog niet helemaal van zijn dromen los, gingen zijn eerste gedachten uit naar zijn lief. Vandaag, haar verjaardag. Ondanks deze slaperige inval, ontwaakte Quinten niet naast de jarige, wel in een tentje op de camping van het Reggae Bel festival. Het was nog vroeg, zo vroeg dat het voor sommige festivalgangers, naar de uren van de voorbije nacht gerekend, laat begon te worden. Zo ook voor zijn vrienden Lars en Jacob, die met veel gebral hun laatste blikje bier kraakten. ‘Zie daar,’ zei Jacob, terwijl Quinten zijn hoofd naar buiten stak. ‘Als dat geen vroege vogel is!’ ‘Hé Quinten?’ riep Lars. ‘Klaar voor je ochtendgymnastiek?’ Hun opmerkingen negerend, kroop hij verder uit zijn tent. De hemel zweemde blauw, maar de zon zelf was nog niet verschenen. Hij vond een aangebroken fles water en leste met gulzige slokken zijn dorst. ‘Jezus,’ zei hij, met een mouw zijn mond droog wrijvend. ‘Wordt het niet eens tijd dat jullie slapen gaan?’ ‘Zo meteen,’ zei Lars, ‘na deze joint.’ ‘Zeker,’ zei Jacob, ‘maar hier spreken we liever over Selassie I.’ Hij plofte neer in een vouwstoel en kreeg de joint aangereikt. Zijn vrienden hadden het over de line-up die hen te wachten stond. Vooral naar Capleton keken ze uit. ‘Ken je Adriaan nog?’ vroeg Quinten. ‘Die opent vandaag in de Bounce Dancehall.’ ‘Als dj?’ vroeg Jacob. ‘Als selector,’ zie Quinten. ‘Ben hem gisteren op de wei tegengekomen. Noemt zich tegenwoordig Iriaan. Zijn soundsystem heet Proximity Dance.’ ‘Cool,’ zei Lars. ‘Dus blijf je nog even plakken?’ ‘Echt niet. M’n vriendin vermoordt me. Ik kan haar trouwens best een berichtje sturen.’ Terwijl hij letter per letter de gelukwens op zijn gsm componeerde, 1
verscheen, van achter een wolkenflard een stuk boven de horizon, de vurige bol van de zon. Alsof dat het teken was waarop zijn vrienden gewacht hadden, verdwenen Lars en Jacob in hun tenten. Slaperig staarde hij naar de joint. Het was nog te vroeg voor de bussen om tussen het festival en het station te circuleren. Ook keerde de vermoeidheid met dubbele kracht terug. Dus haalde hij zijn matje en slaapzak uit zijn tent tevoorschijn, om nog even in open lucht te rusten. Opnieuw werd hij wakker, nu met Rob in een strandstoel aan zijn zijde. ‘Hoe laat is het?’ vroeg hij, ondertussen zelf naar zijn gsm tastend. ‘Wat een vraag,’ antwoordde Rob. ‘Moet die nu echt gesteld worden op een festival als dit?’ Zijn vriendin had nog niets teruggestuurd. Waarschijnlijk sliep ze na een lange nacht uit. Quinten friste zich op aan de watervoorziening en liep daarna met Rob door naar de ontbijttent. Terwijl ze hun sandwiches met kaas en roerei verorberden, observeerden ze geamuseerd de met een geluidssysteem uitgebouwde fietskar. Naar jaarlijkse gewoonte pendelde deze tussen de camping en de ingang van het festival heen en weer, een massa feestgangers in haar muzikale zog met zich meevoerend. De man in het zadel draaide net een plaat van Dennis Brown. If this world were mine I played rub a dub all the time And I played it anyhow Played it all the while Played it in a rub a dub style De reggae bracht meteen het festivalgevoel terug. Algauw liepen ze zelf achter de fiets aan. Verder en verder voerde het karretje hen mee, zijn gedachten aan naar huis gaan, één voor één uitschakelend. In zijn broekzakken vond hij een inkombandje, gisteren van Iriaan gekregen, goed voor de toegang tot het festival vandaag. ‘Eventjes, dan,’ besloot hij. De belofte aan zijn lief vergetend, belandde hij zo opnieuw op de weide van het Reggae Bel festival. Op het hoofdpodium waren de optredens nog niet begonnen, uit het dubbos weerklonk reeds een stevige bas, maar het was in de Bounce Dancehall dat ze Proximity Dance aan het werk hoorden. De tent was op dit uur nog niet half gevuld, toch werd de overtollige ruimte met branie benut door de reeds aanwezige feestgangers. Rob, die even verdwenen was, kwam aandraven met twee cocktails. Dorstig zoog hij de rum punch op door het rietje. Ondertussen skankte het publiek heen en weer op de plaatjes die Iriaan selecteerde. De MC van het gezelschap riep ‘Hold!’ en kwam, nadat hun DJ voor stilte had gezorgd, verder het podium op om daar door zijn microfoon te spreken. 2
Now all massive and crew This is Proximity Dance mashing the place hot As you might know Proximity is when you hold a girl close So what I want you to do is Grab your girl tight And do a close dance with her Also known as rub a dub For Proximity Dance is all about rub a dub Toen riep de man ‘Pull up!’ en de vorige plaat startte opnieuw. Het trage maar aanstekelijke ritme deed de koppeltjes op de dansvloer versmelten. Quinten observeerde de jongen en het meisje voor hem. Deze draaiden om elkaar heen, hun handen verstrengelden zich, hun voeten voerde hen nader, tot ze op elkaar botsten en zo, haar boezem tegen zijn borst, plakken bleven. Rub a dub – een dansje waar hij zijn lief maar al te graag voor uitnodigen wou. In plaats daarvan bestelde hij twee Jamaiquito’s aan de bar. ‘Excuseer?’ vroeg de jongedame die hem bedienen wou. ‘Jamaiquito’s?’ ‘Ken je dat niet?’ vroeg hij, met gespeelde verbazing. ‘Dat is hetzelfde als een mojito, maar dan de Jamaicaanse versie, met wiet-blaadjes in plaats van munt.’ ‘Sorry,’ lachte ze. ‘Klinkt lekker, maar helaas, dat hebben we niet.’ ‘Oké,’ zuchtte hij, ‘doe me dan maar twee standaard mojito’s.’ Met de cocktails in de hand wandelde hij terug naar Rob. Proximity Dance voerde juist het tempo op. Van rustige roots schakelden ze over op energieke ragga. Samen met de snelheid van de muziek steeg ook de temperatuur. Quinten trok zijn T-shirt uit. Wilde hij zich staande houden in dit om hem heen bulderende ritme, dan zat er niets anders op dan te dansen. De tent vulde zich, als een paar gretige longen, met marihuanarook. Lars en Jacob kwamen toe. Blij dat hij nog niet weg was, stopten ze hem een stuk spacecake toe. Wellicht was dat teveel van het goede, maar weigeren kon hij niet. Een jonge vrouw keek toe, hoe hij het stuk bedwelmende zoetigheid opsmulde. Het motiefje op haar witte blouse welfde verleidelijk op en het glitterrokje benadrukte des te meer haar op zichzelf reeds fraaie benen. Als hij vrijgezel was geweest, had hij haar een stuk van zijn cake aangeboden. ‘Geen rub a dub met haar,’ zei hij, zichzelf in de hand houdend. ‘Wat?’ vroeg Rob. Hij haalde zijn schouders op. ‘Wel lekkere cake.’ Het voorval herinnerde hem aan zijn lief. Hij wierp een blik op zijn gsm en bleek drie berichtjes ontvangen te hebben. – Ben je al onder weg? Waar zit je? Kus. – Schat, laat eens iets weten! Ik hoop dat je trein snel hier 3
is! xxx – Ik wacht vol ongeduld op de sauna! – Meteen belde hij haar op. Op weg naar buiten hoorde hij slechts woordjes als teleurgesteld, onmiddellijk en huiswaarts. Natuurlijk wist ze nu, door de luide muziek, dat hij op het festivalterrein was. De hitte was omgeslagen in een regenbui. De druppels keilden uit de lucht, plensden neer op het gras, de tenten, zijn gezicht. Hij staarde omhoog en bedacht dat het om een zegen van een excuus ging. ‘Schat, luister, het regent hier, ik moest wel schuilen. Dus dacht ik, evengoed in de tent op het festival, niet? Ik mis je trouwens, echt, je zou hier moeten zijn.’ ‘Ik begrijp je niet, Quinten,’ zei ze. ‘Ben je onze afspraak vergeten?’ Hij trachtte, in bloot bovenlijf door de regen dwalend, de situatie uit te leggen. ‘Toch niet, schat. Maar als je hier was geweest, dan had je me begrepen. De regen valt met bakken uit de lucht, maar de sfeer is op en top. Waarom kom je niet af? Dan vieren we je verjaardag toch gewoon hier!’ ‘Waar haal je het? Heb je wiet gerookt, ofzo?’ ‘Het zou me gewoon plezier doen als je hier was.’ ‘Neen. Ik hou niet van die brousse muziek en ook niet van de stonede apen die er op dansen. Bovendien ben jij degene die me een plezier moet doen en niet omgekeerd!’ ‘Jawel, schat, maar het regent! Ik ben nu al doorweekt.’ ‘Noem me geen schat, oké! Beslis zelf maar wat je doet. Maar als je me nog wilt zien, dan best vanavond!’ Kwaad omwille van haar absurde ultimatum, liep hij opnieuw de tent binnen. Bier, dat had hij nodig. Hij vond zijn vrienden, die een pint klaar hielden. In één slok goot hij het vocht naar binnen. Ondertussen draaide Proximity Dance een laatste nummer. Reggae music gone pon top! And it ain’t no stoppin us, ain’t no stoppin us now! Hij was, hoe dan ook, te stoned om nu naar zijn lief te vertrekken. In plaats daarvan liet hij zich meetronen om iets aan zijn honger te doen. Hij kocht een pizzabaguette, Lars en Rob gingen voor friet en Jacob bestelde een hamburger. Al etend wandelden ze de 18 Inch Corner binnen. Dit stukje open bos, waar de dubmuziek even diep reikte als de wortels van de bomen, beschutte hen voor de nu miezerende regen. Anders dan het gedram van de dancehall, wasemde deze plek een dromerige sfeer uit. Mensen doezelden in de tussen de stammen gespannen hangmatten of zaten neer in kringen op de met dennennaalden bezaaide grond. Zelf namen ze ook plaats. Om hen heen deinde het publiek op de muziek. Rob vroeg hem wat hij van plan was. ‘Ontnuchteren,’ antwoordde hij. ‘En dan naar huis.’ ‘Niet zo simpel,’ zei Jacob. ‘Die spacecake werkt nog wel een paar 4
uur door.’ ‘Geen probleem,’ zei Lars. ‘Als je bloed maar snel genoeg stroomt, ben je sneller weer nuchter.’ ‘Dus?’ vroeg hij. ‘Dus moet je dansen,’ zei Lars. ‘Dat reinigt je lichaam van alle ongewenste stoffen.’ ‘En dat,’ zei Jacob, ‘kan nergens beter dan op Reggae Bel!’ Daar zat, moest hij bekennen, een zekere logica in. ‘Wie treedt er nu op?’ vroeg hij. ‘Protoje,’ zei Rob, die het programma had. ‘Oké,’ zei hij. ‘Laten we een kijkje nemen gaan. Een optreden meer of minder kan toch geen kwaad meer.’ Het was opgehouden met miezeren. Dus liepen ze naar het hoofdpodium, drongen voorwaarts door het publiek en lieten zich de show welgevallen. Protoje was lang en slank, maar zijn teksten bezaten al het gewicht dat zijn magere lichaam miste. We are soldiers! Yes we are rub a dub soldiers! Stoned en dronken en onder invloed van muziek, het lichaam op en neer gooiend, zichzelf door elkaar werpend, zonder evenwicht maar evengoed zonder te vallen, nam Quinten afscheid van het festival. De vervoering liet hem draaien en spinnen, springen en landen. Bij elke pas die hij plaatste, veerde de grasvlakte mee. Hij besefte wel, dat hij beter kon vertrekken. De muziek echter gijzelde hem tot het einde van de show. Na het optreden nam hij in een vuist tegen vuist gebaar afscheid van zijn vrienden. Ze wilden hem niet laten gaan, maar dit maal was hij onverbiddelijk. Onderweg naar zijn tent zinderde het ritme nog na. Bij het bereiken van de camping belde hij zijn lief op. ‘Waar ben je?’ vroeg ze. ‘Onderweg.’ zei hij. ‘Waar onderweg?’ ‘Op weg naar jou!’ Even was het stil aan de andere kant. Net lang genoeg om zijn vertrouwen om zeep te helpen. ‘Het is bijna zes uur. Je had al hier moeten zijn. Op zijn minst op de trein moeten zitten.’ Twee tenten verder keek een rasta in een vouwstoel nieuwsgierig toe. In zijn handen hield hij een gitaar. Quinten hief de palm van zijn hand omhoog, als om te vragen wat er uit de hemel vallen kwam. ‘Ik had je maar al te graag bij mij gehad vandaag,’ zei ze. Haar stem klonk schriller dan gewoonlijk. ‘Maar begrijp nu hoe onrealistisch dat was. Tenslotte is het maar mijn verjaardag. Blijf jij dus maar op je reggae 5
festival. Ik ga wel met Hanne naar de sauna.’ ‘Ik hoef niet langer af te komen?’ ‘Daar is het nu te laat voor, Quinten. Dat was het eigenlijk al toen je vandaag een voet op de wei zette. In feite al toen ik zonder jouw wakker werd.’ ‘Wat bedoel je? Er is toch nog tijd voor het donker wordt.’ ‘Ik heb liever dat je weg blijft,’ zei ze. ‘Trouwens, ik zal niet thuis zijn. Dat bespaart je een hoop moeite.’ ‘Je zal niet thuis zijn?’ vroeg hij. ‘Neen, dat zei ik al, ik ga met Hanne naar de sauna.’ ‘Morgen dan. Laten we dan morgen gaan.’ De rastaman schudde zijn hoofd, bracht toen vuur naar zijn joint. ‘Quinten, je schijnt het niet te begrijpen!’ ‘Het was niet de bedoeling om je te kwetsen!’ ‘Maar blijkbaar kon mijn verjaardag je ook niet schelen.’ Op de achtergrond hoorde hij iemand praten. Waarschijnlijk Hanne, haar beste vriendin. ‘Natuurlijk wel,’ zei hij, nu zelf met een brok in de keel. ‘Ik wou de hele tijd dat je bij me was!’ ‘Dat is dan het verschil tussen ons,’ zei ze kordaat. ‘Jij gaat altijd naar reggae feestjes, waar ik geen moer om geef.’ ‘Maar dat is toch niet belangrijk,’ zei hij. ‘Ik bedoel, dat verschil kunnen we toch overbruggen?’ Hij wist niet of hij het zichzelf kwalijk moest nemen of haar. Natuurlijk had ze gelijk wat haar verjaardag betrof. Hij had bij haar moeten zijn. Dat had hij haar met alle plezier gegund. Ondertussen sloeg de rasta, zonder hem aan te kijken, een ritme aan op zijn gitaar. ‘Neen, ik vrees van niet, Quinten. Niet als jij die feestjes belangrijker vindt dan mij. En dat heb je vandaag maar al te duidelijk aangetoond.’ Aan de andere kant was hij ontsteld over haar weigering het festival bij te wonen. Alsof ze hem met opzet voor een dilemma geplaatst had. Een onnodige test die, alleen al door gesteld te worden, de beste oplossing uitgesloten had. Dat wil zeggen, deze waar hun relatie het festival in rub a dub stijl overleefd had. ‘Het spijt me van je verjaardag,’ zei hij. ‘Maar Reggae Bel zelf, daar heb ik geen spijt van.’ Twee druppels raakte de grond. Toen verbrak hij de verbinding. De daaropvolgende stilte werd verbroken door de rasta die, terwijl hij op zijn gitaar tokkelde, een lied aanhief. My cup is running over And I don't know what to do No I don't know, no I don't know Guess I've got to cry, cry, cry 6
People let me cry, cry, cry Quinten nam de joint, die de man hem aanbood, in ontvangst. ‘Bedankt,’ zei hij. Droogde toen zijn ogen met de mouw van zijn shirt. ‘Geen probleem,’ zei de rasta. ‘Dat was Bob Marley, niet?’ ‘Natuurlijk,’ zei de man. ‘Voor elke situatie heeft Bob wel een lied. Ik ken dan ook al zijn nummers uit het hoofd.’ Quinten knikte. De marihuana warmde zijn gemoed, deed zijn hartzeer in rook opgaan. ‘Wil je wat kopen?’ vroeg de man. ‘‘t Is tien euro de gram.’ Hij had de keuze tussen hoop en troost. ‘Geef me maar een zakje,’ zei hij. Hij gaf de rasta een biljet, kreeg een grammetje toegestopt en rolde er meteen eentje van. De hoop was ijdel en de troost zonder voorbehoud. Dus liet hij de rook in zijn mond circuleren, hapte naar de slierten die dreigden te ontsnappen, inhaleerde en blies zijn verdriet mee naar buiten. ‘Ga je niet naar de wei?’ vroeg hij de rasta. ‘Later,’ zei de man. ‘Ik moet eerst nog een zaakje afhandelen.’ Dus wandelde hij in zijn eentje terug naar het festivalterrein. Zijn vrienden stonden nog steeds bij het hoofdpodium. Berustend vertelde hij hen wat er gebeurd was. ‘Trek het je niet aan,’ zei Jacob. ‘Ze draait wel weer bij.’ Rob was verstandig genoeg om in stilte te luisteren. Hij knikte slechts en sloeg een arm om Quintens schouders. Zelf voelde hij zich zowel weemoedig als opgelucht. Vreemd sereen ook, nu hij zich geen zorgen meer hoefde te maken om hun relatie. Ondertussen stal Capleton de show. Als een bliksemschicht palmde de man, met zijn stem als donder, het hele podium in. Quinten betrapte zich er op mee te zingen. Maar op het einde van het optreden had hij wel zijn vuur terug. Ze namen opnieuw een kijkje in de Bounce Dancehall. Glipten door het volk voorwaarts tot ze midden in de tent stonden. De energie sproeide uit de boxen over het publiek heen, bracht iedereen die het tegenkwam in beweging. Just lean with it, rock with it... hot funk with it. Het meisje voor hem rockte heen en weer. Net zoals de muziek haar opdroeg, leunde ze achterwaarts. Quiten herkende haar, maar wist niet meer van waar. Even keek ze achterom, lachte toen ze hem zag staan. Het meisje van de Jamaiquito’s? Hij was niet zeker, maar leuk vond hij haar wel. Even later stond hij in de drukte zo dichtbij dat hij maar een voet voorwaarts hoefde te plaatsen. Het volgende moment schuurde ze tegen hem 7
aan. Zijn arm gleed om haar middel, ze trok zich niet terug, hij gaf haar niet af. De muziek deed hun knieën buigen, synchroniseerde hun heupen, liet hun handen in elkaar grijpen. ‘Leuke manier om kennis te maken,’ zei hij. Mooi als de toekomst, lachte ze terug.
Jan Van Dyck @ Fantasmania.be
8