1 Archeologisch vooronderzoek IEPER KLEINE POEZELSTRAAT De archeologische site situeert zich te Boezinge, een deelgemeente van de stad Ieper. De terre...
IEPER KLEINE POEZELSTRAAT De archeologische site situeert zich te Boezinge, een deelgemeente van de stad Ieper. De terreinen bevinden zich tussen de Kleine Poezelstraat, de Pilkemseweg en de Sint-Krispijnstraat. Ze bevinden zich ook ten noorden van de noordelijke ringweg rond Ieper. Op de percelen wordt in de nabije toekomst een uitbreiding van het industrieterrein aangelegd. Bij het vooronderzoek werd het terrein door middel van 56 lange parallelle proefsleuven onderzocht. Deze proefsleuven waren goed voor een oppervlakte van 10170m² ten opzichte van het circa 90000 m² grote terrein. Bijkomend werden nog plaatselijk uitbreidingen gemaakt om een volledig beeld te krijgen van de aanwezige sporen. Er werden verschillende sporen opgemerkt : twee mogelijke grondsporen uit de IJzertijd, vijf verspreide brandgravenresten, een zone met Gallo-Romeinse nederzettingssporen, middeleeuwse grachten en een groot aantal relicten uit de Eerste Wereldoorlog. De aanwezigheid van een Gallo-Romeinse occupatie en een groot aantal veldsporen uit de Eerste Wereldoorlog zijn hier het meest interessant om verder onderzoek uit te voeren. Uitvoerder :
GHENT Archaeological Team bvba
Begeleiding :
Archeo7 en Agentschap Onroerend Erfgoed
Financiering :
West-Vlaamse Intercommunale
Timing veldwerk :
september 2011
ROMEINSE BRANDRESTENGRAVEN Verspreid over het projectgebied komen vijf vergelijkbare sporen voor. De donkergrijze vulling met houtskooldeeltjes en een minieme fractie aan verbrand bot wijzen op mogelijke brandgravenresten. De datering is onduidelijk, maar bij gelijkaardige vondsten betreft het meestal Romeinse brandgravenresten. De sporen liggen werkelijk geïsoleerd van elkaar en wijzen dus niet op een grafveld. Het voorkomen van verspreide graven is kenmerkend in Vlaanderen, op vele sites worden deze zogenaamde veldgraven aangetroffen.
Grondplan met aanduiding van de mogelijke brandrestengraven in een grijs kader
ROMEINSE NEDERZETTINGSSPOREN Op het noordelijke gedeelte van het projectgebied is een zone met een diameter van ongeveer 100 m aangetroffen met een aantal grondsporen die duiden op Gallo-Romeinse occupatie. Mogelijk wijzen deze sporen op de aanwezigheid van erven met daarbij de rand activiteiten zoals kleiontginning. Er zijn weinig gelijkaardige Romeinse vondsten gekend in de directe of ruimere omgeving. De datering van de gevonden scherven, die zich rond het tweede en derde kwart van de 1ste eeuw na Chr. situeert, is heel uitzonderlijk.
Dit grote spoor kan wijzen op de aanwezigheid van een waterput, een verdiept stalgedeelte of gewoon een met afval opgevulde kuil.
Dit spoor is waarschijnlijk een klei-ontginningskuil.
WERELDOORLOG I SITUERING VAN DE SITE IN DE OORLOG Het projectgebied ligt volop in het conflictlandschap van de Eerste Wereldoorlog. Daarom was een historisch onderzoek van luchtfoto’s en loopgravenkaarten die genomen werden in de periode 1915—1918 zeker noodzakelijk. De resultaten van dit onderzoek werden gebruikt bij de uitvoering van het archeologisch onderzoek. Fase I : uitbreken WO I—2e slag bij Ieper.
Op 4 augustus 1914 vallen Duitse troepen België binnen. Na de terugtrekking van het Belgische leger achter de IJzer en de Eerste Slag bij Ieper merken we vooral een strijd in loopgraven. Een continue frontlijn die in een boog om Ieper heen liep, komt tot stand. Zowel de geallieerden als de Duitse legers groeven zich in ter hoogte van Steenstraat, Bikschote, Langemark, Poelkapelle, Passendale en Zonnebeke. In deze periode bevindt de site zich in een zone ongeveer een viertal kilometer achter het front in een regio die bezet werd door Franse troepen. Op een Duitse observatiekaart die dateert van 10 januari 1915 merken we nog geen sporen van loopgraven op de site.
In april 1915 verandert de algemene frontsituatie rond Ieper grondig. Als gevolg van een grootschalig Duits offensief op 22 april 1915 waarbij voor de eerste maal gebruik gemaakt werd van gas. De geallieerde troepen waren verrast en trokken zich op bepaalde plaatsen terug. Dit liet de Duitsers toe op te rukken richting Ieper naar de onmiddellijke nabijheid van de site.
Een tweede kaart daterend van 20 maart 1915 toont voor de eerste maal dat er structuren gebouwd werden in het projectgebied.
Fase II : Periode tussen eerste en tweede slag bij Ieper. Het front komt op nauwelijks 500 m ten noorden van de site tot stand. De Duisters groeven zich in op de strategisch hoger gelegen gronden net voor het hoogste punt op de hellingen naar Ieper toe. Voor deze periode hebben we ook de allereerste luchtfoto’s ter beschikking uit de collectie van het In Flanders Fields Museum.
WERELDOORLOG I SITUERING VAN DE SITE IN DE OORLOG
Zichtbare loopgraven op een Duitse luchtfoto van 28 april 1915
Britse loopgravenkaart van 12 september 1915. Na de overname van de sector van de Britse troepen is men de regio zwaarder gaan verdedigen en het loopgravenstelsel actief gaan uitbouwen. Het loopgravenstelsel werd verder uitgebouwd. Op een Duitse luchtfoto genomen op 18 maart 1916 bemerken we een smalspoorweg. Die werd gebruikt voor de aanleg van munitie en materiaal. Net voor de Britse tweede linie werd een telefoonkabel ingegraven ter bescherming tegen artilleriebeschietingen. Op 31 juli barst de derde slag bij Ieper los. De loopgraven in de site waren vol met troepen om een massale aanval uit te voeren. De Britse en Franse soldaten slagen er in om de hoger gelegen heuvelrug in te nemen.
Fase III : Periode tussen de derde slag bij Ieper en het Duitse voorjaarsoffensief. Na 31 juli is het front een aantal kilometer opgeschoven in de richting van het oosten en noordoosten. Onze site komt weer in het geallieerde achterland te liggen. De loopgraven zijn nog steeds in gebruik en vormen deel uit van de achterliggende verdedigingslijnen. Op kaarten van 18 en 30 maart 1918 merken we een tiental barakken. Mogelijk gaat het hier om huisvesting van de troepen.
Na het einde van de derde slag bij Ieper stabiliseerde het front enkele kilometers van het projectgebied. Tijdens het lente-offensief lanceren de Duitsers een nieuwe aanval in de regio van Ieper. Voor deze periode ontbreken echter zowel luchtfoto’s als gedetailleerde loopgravenkaarten. Hierdoor is het onduidelijk wat er te verwachten valt aan archeologische sporen uit deze periode.
WERELDOORLOG I
In het noordelijke perceel werden sporen aangetroffen van een loopgraaflinie. Het verloop van de loopgraaf kon over een lengte van ongeveer 170 m gevolgd worden. Deze loopgraaf kende een licht zig-zag patroon. De breedte van deze loopgraaf bedraagt gemiddeld 1,50 m. In een aantal wanden is bijna vergane golfplaat opgemerkt.
Tegen deze loopgraaflinie zijn langs noordelijke zijde verschillende rechthoekige sporen aangetroffen. Kenmerkend is hier ook de aanwezigheid van zware houten en/of stalen balken en golfplaat. Dit zijn sporen van versterkte posities of schuilplaatsen. Dit kan wijzen op het gebruik van deze loopgraaf als verzamelplaats voor reservetroepen.
Zowel in de loopgraaf als in de rechthoekige sporen is veel vondstmateriaal aangetroffen. Intacte rumkruik met ‘S.R.D.’ ingestempeld op de hals
Britse houwelen
Bovenste stuk van een prikkeldraadpaal
WERELDOORLOG I
Op het zuidelijk perceel is eveneens een loopgraaflinie aangetroffen. Deze kan gevolgd worden over een afstand van ongeveer 90 m. De loopgraaf heeft een gemiddelde breedte van 1 m en kent een grillig zig-zag verloop. Deze linie werd ook al eerder aangegeven door middel van luchtfoto’s. Het betreft een gevechtsloopgraaf met name de derde Britse linie. De vondsten in deze loopgraaf bleven beperkt tot een houweel en de dop van een wielas. Hoekig verloop van de zuidelijke linie
Naast de gevechtsloopgraven zijn ook twee lineaire structuren aangetroffen die beide loopgraaflinies met elkaar lijken te verbinden. Kortere stukjes verbindingsloopgraaf lijken ook voor te komen ten zuiden van de noordelijke linie. Ook bij deze verbindingsloopgraven werden constructie– en verbruiksgoederen gerecupereerd met o.a. beslag van karrewielen, een rol communicatiedraad, transportstoppen van granaten, fragmenten van een gietijzeren bord.
Zicht vanuit de hoogte op de oostelijke verbindingsloopgraaf.
Detailopname van een bewaarde dwarsbalk in de loopgraaf.
WERELDOORLOG I De historische luchtfoto’s van het gebied vertonen talrijke bomkraters. Deze sporen kwamen dan ook duidelijk naar boven tijdens het archeologisch vooronderzoek. In totaal betreft het bijna 400 exemplaren. De oppervlakte van kraters varieert van relatief klein, met afmetingen van 25 cm diameter, tot grote kraters met een diameter van meer dan 2 m. De afmetingen variëren naargelang de munitie en de impact er van die de krater heeft veroorzaakt. Na de vijandelijkheden werden deze bomkraters aangewend als afvaldump. Dit leverde ons heel wat vondsten op. Zicht op bomkrater met talrijke vondsten. melkfles
Glazen bokaal met kurken stop
Steengoed (zalf)potje
loopgravenschop
eierdopje
WERELDOORLOG I Tijdens de graafwerken zijn op twee plaatsen menselijke resten aan het licht gekomen. Een eerste vondst betreft een fragment van een menselijke schedel in een bomkrater waarin ook een glazen flesje en een lege huls van een granaat verticaal in de grond zat. Een tweede vondst bestaat uit een gedeeltelijk bewaard skelet. De vondsten in de nabijheid van het skelet zijn voornamelijk onderdelen van het uniform en de uitrusting. Van het uniform bleven voornamelijk delen over die beter bestand zijn tegen de vergankelijkheid in de bodem. Op vlak van uitrusting is een bajonet en een munitietas met een 40-tal kogels aangetroffen. Dit alles vormt het onderdeel van de uitrusting van een Franse soldaat. Helaas werd geen materiaal gevonden dat een identificatie mogelijk maakt.