identiteit: Oost-Vlaming
etnisch-culturele diversiteit in onze provincie
identiteit: Oost-Vlaming
2 identiteit: Oost-Vlaming
3 identiteit: Oost-Vlaming
ter nagedachtenis van Godelieve Van Geertruyen diensthoofd dienst maatschappelijke participatie provinciebestuur Oost-Vlaanderen 9 juli 1946 – 24 augustus 2010
2 identiteit: Oost-Vlaming
3 identiteit: Oost-Vlaming
ter nagedachtenis van Godelieve Van Geertruyen diensthoofd dienst maatschappelijke participatie provinciebestuur Oost-Vlaanderen 9 juli 1946 – 24 augustus 2010
4 identiteit: Oost-Vlaming
5 identiteit: Oost-Vlaming
Inhoud
7
Woord vooraf
8
Verklarende woordenlijst
15
16 22
De migratie in Oost-Vlaanderen
33 35 41 47 53 59
Sociale schets
onderwijs tewerkstelling huisvesting inburgering en integratie verenigingsleven
69 83
Wettelijke verblijfsmotieven Samenleven in diversiteit, ook in Oost-Vlaanderen
94
Voor wie meer wil weten
migratie in historisch perspectief migratie per regio
4 identiteit: Oost-Vlaming
5 identiteit: Oost-Vlaming
Inhoud
7
Woord vooraf
8
Verklarende woordenlijst
15
16 22
De migratie in Oost-Vlaanderen
33 35 41 47 53 59
Sociale schets
onderwijs tewerkstelling huisvesting inburgering en integratie verenigingsleven
69 83
Wettelijke verblijfsmotieven Samenleven in diversiteit, ook in Oost-Vlaanderen
94
Voor wie meer wil weten
migratie in historisch perspectief migratie per regio
6 identiteit: Oost-Vlaming
7 identiteit: Oost-Vlaming
Woord vooraf Beste lezer, In Oost-Vlaanderen vestigden er zich de afgelopen decennia tienduizenden nieuwkomers. Zowel in het straatbeeld als in de berichtgeving zijn ze erg zichtbaar. Maar al te vaak lezen of horen we enkel extreme verhalen. We zien norse Vlamingen die geen kleurling in hun buurt willen en extremistische moslims die van België een moslimstaat willen maken. Ze bestaan, maar diversiteit is natuurlijk zo veel meer dan de extremen. Etnisch-culturele diversiteit is ook het Bosnische meisje in een school in Eeklo, de Congolese spits bij een amateurvoetbalploeg in Sint-Niklaas, de Turkse pittazaak in Oudenaarde en de Roemeense fruitplukker in Ninove. De brochure voor u wil deze etnisch-culturele diversiteit binnen OostVlaanderen in het juiste daglicht plaatsen. Het is niet eenvoudig in te gaan tegen de bestaande clichés en mythes over diversiteit. Iedereen heeft er ook zijn eigen mening over. Lessen in multiculturaliteit zult u daarom niet vinden in deze brochure. Wat u wel kunt lezen is een historisch en geografisch overzicht van de migratie in Oost-Vlaanderen. Ook krijgt u meer informatie over een aantal belangrijke domeinen waar diversiteit hoog op de agenda staat. Daarnaast komt u te weten welke verblijfs statuten aan niet-Belgen de mogelijkheid geven om legaal in België te verblijven. Pas in het laatste gedeelte laten we in onze ziel kijken. Daar kunt u lezen hoe wij denken over het samenleven in diversiteit. We vonden het ook belangrijk om de minderheden zelf aan het woord te laten. Daarom kunt u tussen de hoofdstukken door verschillende verhalen van Oost-Vlamingen met een andere herkomst lezen. De brochure kwam tot stand dankzij een intense samenwerking tussen organisaties die dagelijks werken aan een Oost-Vlaanderen waar iedereen
welkom is. De titel van deze brochure ‘Identiteit: Oost-Vlaming’ is dan ook niet zomaar gekozen. Wij zijn er namelijk van overtuigd dat pas als iedereen deel kan en wil uitmaken van de Oost-Vlaamse samenleving, we kunnen spreken over een leefbare samenleving. Beste lezer, deze brochure is een aanzet, een start om te werken aan het samenleven in diversiteit. Ze is verre van een allesomvattend werkstuk. Aarzel daarom niet één van de initiatiefnemende organisaties te contacteren bij verdere vragen.
Eddy Couckuyt, gedeputeerde Welzijn Provinciebestuur Oost-Vlaanderen Jos Jacobs, directeur Oost-Vlaams Diversiteitscentrum (ODiCe vzw) Memet Karaman, directeur Intercultureel Netwerk Gent (ING vzw)
6 identiteit: Oost-Vlaming
7 identiteit: Oost-Vlaming
Woord vooraf Beste lezer, In Oost-Vlaanderen vestigden er zich de afgelopen decennia tienduizenden nieuwkomers. Zowel in het straatbeeld als in de berichtgeving zijn ze erg zichtbaar. Maar al te vaak lezen of horen we enkel extreme verhalen. We zien norse Vlamingen die geen kleurling in hun buurt willen en extremistische moslims die van België een moslimstaat willen maken. Ze bestaan, maar diversiteit is natuurlijk zo veel meer dan de extremen. Etnisch-culturele diversiteit is ook het Bosnische meisje in een school in Eeklo, de Congolese spits bij een amateurvoetbalploeg in Sint-Niklaas, de Turkse pittazaak in Oudenaarde en de Roemeense fruitplukker in Ninove. De brochure voor u wil deze etnisch-culturele diversiteit binnen OostVlaanderen in het juiste daglicht plaatsen. Het is niet eenvoudig in te gaan tegen de bestaande clichés en mythes over diversiteit. Iedereen heeft er ook zijn eigen mening over. Lessen in multiculturaliteit zult u daarom niet vinden in deze brochure. Wat u wel kunt lezen is een historisch en geografisch overzicht van de migratie in Oost-Vlaanderen. Ook krijgt u meer informatie over een aantal belangrijke domeinen waar diversiteit hoog op de agenda staat. Daarnaast komt u te weten welke verblijfs statuten aan niet-Belgen de mogelijkheid geven om legaal in België te verblijven. Pas in het laatste gedeelte laten we in onze ziel kijken. Daar kunt u lezen hoe wij denken over het samenleven in diversiteit. We vonden het ook belangrijk om de minderheden zelf aan het woord te laten. Daarom kunt u tussen de hoofdstukken door verschillende verhalen van Oost-Vlamingen met een andere herkomst lezen. De brochure kwam tot stand dankzij een intense samenwerking tussen organisaties die dagelijks werken aan een Oost-Vlaanderen waar iedereen
welkom is. De titel van deze brochure ‘Identiteit: Oost-Vlaming’ is dan ook niet zomaar gekozen. Wij zijn er namelijk van overtuigd dat pas als iedereen deel kan en wil uitmaken van de Oost-Vlaamse samenleving, we kunnen spreken over een leefbare samenleving. Beste lezer, deze brochure is een aanzet, een start om te werken aan het samenleven in diversiteit. Ze is verre van een allesomvattend werkstuk. Aarzel daarom niet één van de initiatiefnemende organisaties te contacteren bij verdere vragen.
Eddy Couckuyt, gedeputeerde Welzijn Provinciebestuur Oost-Vlaanderen Jos Jacobs, directeur Oost-Vlaams Diversiteitscentrum (ODiCe vzw) Memet Karaman, directeur Intercultureel Netwerk Gent (ING vzw)
8 identiteit: Oost-Vlaming
Verklarende woordenlijst De voorbije decennia kregen mensen van niet-Belgische herkomst verschillende benamingen. In de jaren ‘60 en ’70 van de vorige eeuw sprak men van ‘gastarbeider’ en ‘vreemdeling’ terwijl in de jaren ‘80 de term ‘migrant’ veelvuldig gebruikt werd. Vanaf de jaren ‘90 gebruikt men ‘allochtoon’. Momenteel is vooral de term ‘etnisch-culturele minderheid’ in zwang. Het begrip ‘vreemdeling’ gebruikt men vandaag ook nog steeds, vooral in een juridische context. In de brochure gebruiken we deze verschillende termen door elkaar. Vaak is er onvoldoende ruimte voor nuance. Daar zijn we ons van bewust. Daarom willen we in deze verklarende woordenlijst wel tijd nemen om even stil te staan bij de verschillende containerbegrippen. Hiermee hopen we onduidelijkheden die in de brochure kunnen opduiken beter te kaderen.
Allochtoon Een persoon die legaal in België verblijft, ongeacht of hij/zij de Belgische nationaliteit heeft, en waarvan minstens één van de ouders of grootouders geboren is buiten België.
Asielzoeker / kandidaat-vluchteling Een persoon die op basis van de Conventie van Genève vraagt om als vluchteling erkend te worden. De Conventie van Genève beschermt personen die met reden vrezen dat ze in hun land van herkomst zullen worden vervolgd omwille van hun nationaliteit, ras, godsdienst, het behoren tot een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging. Naast asiel in de betekenis die in de Conventie van Genève is vastgelegd, kan een persoon die internationale bescherming zoekt, ook andere soorten bescherming genieten in België, zoals tijdelijke of subsidiaire bescherming.
9 identiteit: Oost-Vlaming
Autochtoon Een oorspronkelijke bewoner van een land, de inheemse bevolking. In de omgangstaal wordt meer gedoeld op mensen met de Belgische etniciteit. In Nederland hanteert men de definitie ‘iemand van wie beide ouders in Nederland zijn geboren’.
Etnisch-culturele minderheid Maatschappelijke groep die dezelfde etnische oorsprong of dezelfde cultuur deelt en die leeft binnen een bredere gemeenschap waarvan de etnische oorsprong en cultuur verschillend zijn.
Gastarbeider Een persoon die tijdelijk naar een ander land gaat om daar arbeid te verrichten met de bedoeling om na verloop van tijd naar het land van herkomst terug te keren. De term is in onbruik geraakt en dateert uit de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw toen mensen in het kader van bilaterale akkoorden naar België migreerden met het oog op tijdelijke tewerkstelling.
Inburgeraar De term inburgeraar wordt gebruikt voor mensen die doelgroep zijn van het inburgeringsbeleid en een inburgeringstraject mogen of moeten volgen. Zowat alle allochtonen die in Vlaanderen of in Brussel ingeschreven zijn in het Rijksregister (bevolkingsregister, wachtregister of vreemdelingenregister) hebben recht op een inburgeringstraject. Ook de vreemdelingen met verblijfsrecht in België zijn doelgroep van het inburgeringsbeleid, met uitzondering van asielzoekers wiens asielprocedure nog geen vier maanden loopt en mensen die hier met een tijdelijk doel verblijven. Een laatste doelgroep zijn Belgen die in het buitenland geboren zijn en van wie minstens één ouder ook in het buitenland geboren is.
Migrant Een migrant is iemand die zijn vertrouwde omgeving verlaat om zich elders, dikwijls in een ander land, te gaan vestigen - definitief of tenminste toch voor een lange tijd.
Nieuwkomer en oudkomer Nieuw- en oudkomers zijn personen met een vreemde origine die in
Vlaanderen of in Brussel ingeschreven zijn in het Rijksregister (bevolkings-, wacht- of vreemdelingenregister). Oudkomers zijn dit al langer dan 12 maanden.
Persoon met een vreemde origine / persoon met een andere herkomst
Woonwagenbewoners Personen met een nomadische cultuur die legaal in België verblijven en die traditioneel in een woonwagen wonen of gewoond hebben, en degenen die met deze personen samenleven of er in de eerste graad van afstammen.
Een persoon die zelf naar België immigreerde, of waarvan (één van) de voorouders naar België immigreerden, en die de Belgische nationaliteit heeft.
Persoon zonder wettig verblijf Deze term wordt doorgaans gebruikt om een persoon aan te duiden die geen verblijfsdocumenten heeft waarmee hij legaal op het grondgebied kan verblijven. Achter deze algemene term gaan heel verschillende situaties schuil: uitgeprocedeerde asielzoekers, personen die clandestien het grondgebied zijn binnengekomen, vreemdelingen die vroeger een verblijfsvergunning hadden die nu ongeldig is, enz. Door het illegale karakter van hun verblijf kunnen deze personen geen aanspraak maken op bepaalde rechten, zoals het recht op arbeid, die personen die hier legaal verblijven, wel hebben.
Tweede of derde generatie migrant Omschrijving gebruikt voor personen van vreemde herkomst die geboren zijn in België en wiens ouders of grootouders in het buitenland geboren zijn en naar België migreerden.
Vluchteling Personen die zich in België bevinden en die aan één van de volgende voorwaarden voldoen: zij zijn door België als vluchteling erkend op basis van het Internationaal Verdrag betreffende de status van vluchtelingen; zij hebben in België asiel aangevraagd en hun aanvraag werd niet definitief afgewezen.
Vreemdeling Een persoon die de Belgische nationaliteit niet heeft.
Bronnen ·· Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding, Woordenlijst, www.diversiteit.be ·· Van Geertruyen, G. 2000. Snelwegen of Wegblokkades ? Woordgebruik in het migrantendebat, Gent, Provincie Oost-Vlaanderen ·· Vlaamse Regering, 1998. Decreet inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden. Brussel
8 identiteit: Oost-Vlaming
Verklarende woordenlijst De voorbije decennia kregen mensen van niet-Belgische herkomst verschillende benamingen. In de jaren ‘60 en ’70 van de vorige eeuw sprak men van ‘gastarbeider’ en ‘vreemdeling’ terwijl in de jaren ‘80 de term ‘migrant’ veelvuldig gebruikt werd. Vanaf de jaren ‘90 gebruikt men ‘allochtoon’. Momenteel is vooral de term ‘etnisch-culturele minderheid’ in zwang. Het begrip ‘vreemdeling’ gebruikt men vandaag ook nog steeds, vooral in een juridische context. In de brochure gebruiken we deze verschillende termen door elkaar. Vaak is er onvoldoende ruimte voor nuance. Daar zijn we ons van bewust. Daarom willen we in deze verklarende woordenlijst wel tijd nemen om even stil te staan bij de verschillende containerbegrippen. Hiermee hopen we onduidelijkheden die in de brochure kunnen opduiken beter te kaderen.
Allochtoon Een persoon die legaal in België verblijft, ongeacht of hij/zij de Belgische nationaliteit heeft, en waarvan minstens één van de ouders of grootouders geboren is buiten België.
Asielzoeker / kandidaat-vluchteling Een persoon die op basis van de Conventie van Genève vraagt om als vluchteling erkend te worden. De Conventie van Genève beschermt personen die met reden vrezen dat ze in hun land van herkomst zullen worden vervolgd omwille van hun nationaliteit, ras, godsdienst, het behoren tot een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging. Naast asiel in de betekenis die in de Conventie van Genève is vastgelegd, kan een persoon die internationale bescherming zoekt, ook andere soorten bescherming genieten in België, zoals tijdelijke of subsidiaire bescherming.
9 identiteit: Oost-Vlaming
Autochtoon Een oorspronkelijke bewoner van een land, de inheemse bevolking. In de omgangstaal wordt meer gedoeld op mensen met de Belgische etniciteit. In Nederland hanteert men de definitie ‘iemand van wie beide ouders in Nederland zijn geboren’.
Etnisch-culturele minderheid Maatschappelijke groep die dezelfde etnische oorsprong of dezelfde cultuur deelt en die leeft binnen een bredere gemeenschap waarvan de etnische oorsprong en cultuur verschillend zijn.
Gastarbeider Een persoon die tijdelijk naar een ander land gaat om daar arbeid te verrichten met de bedoeling om na verloop van tijd naar het land van herkomst terug te keren. De term is in onbruik geraakt en dateert uit de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw toen mensen in het kader van bilaterale akkoorden naar België migreerden met het oog op tijdelijke tewerkstelling.
Inburgeraar De term inburgeraar wordt gebruikt voor mensen die doelgroep zijn van het inburgeringsbeleid en een inburgeringstraject mogen of moeten volgen. Zowat alle allochtonen die in Vlaanderen of in Brussel ingeschreven zijn in het Rijksregister (bevolkingsregister, wachtregister of vreemdelingenregister) hebben recht op een inburgeringstraject. Ook de vreemdelingen met verblijfsrecht in België zijn doelgroep van het inburgeringsbeleid, met uitzondering van asielzoekers wiens asielprocedure nog geen vier maanden loopt en mensen die hier met een tijdelijk doel verblijven. Een laatste doelgroep zijn Belgen die in het buitenland geboren zijn en van wie minstens één ouder ook in het buitenland geboren is.
Migrant Een migrant is iemand die zijn vertrouwde omgeving verlaat om zich elders, dikwijls in een ander land, te gaan vestigen - definitief of tenminste toch voor een lange tijd.
Nieuwkomer en oudkomer Nieuw- en oudkomers zijn personen met een vreemde origine die in
Vlaanderen of in Brussel ingeschreven zijn in het Rijksregister (bevolkings-, wacht- of vreemdelingenregister). Oudkomers zijn dit al langer dan 12 maanden.
Persoon met een vreemde origine / persoon met een andere herkomst
Woonwagenbewoners Personen met een nomadische cultuur die legaal in België verblijven en die traditioneel in een woonwagen wonen of gewoond hebben, en degenen die met deze personen samenleven of er in de eerste graad van afstammen.
Een persoon die zelf naar België immigreerde, of waarvan (één van) de voorouders naar België immigreerden, en die de Belgische nationaliteit heeft.
Persoon zonder wettig verblijf Deze term wordt doorgaans gebruikt om een persoon aan te duiden die geen verblijfsdocumenten heeft waarmee hij legaal op het grondgebied kan verblijven. Achter deze algemene term gaan heel verschillende situaties schuil: uitgeprocedeerde asielzoekers, personen die clandestien het grondgebied zijn binnengekomen, vreemdelingen die vroeger een verblijfsvergunning hadden die nu ongeldig is, enz. Door het illegale karakter van hun verblijf kunnen deze personen geen aanspraak maken op bepaalde rechten, zoals het recht op arbeid, die personen die hier legaal verblijven, wel hebben.
Tweede of derde generatie migrant Omschrijving gebruikt voor personen van vreemde herkomst die geboren zijn in België en wiens ouders of grootouders in het buitenland geboren zijn en naar België migreerden.
Vluchteling Personen die zich in België bevinden en die aan één van de volgende voorwaarden voldoen: zij zijn door België als vluchteling erkend op basis van het Internationaal Verdrag betreffende de status van vluchtelingen; zij hebben in België asiel aangevraagd en hun aanvraag werd niet definitief afgewezen.
Vreemdeling Een persoon die de Belgische nationaliteit niet heeft.
Bronnen ·· Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding, Woordenlijst, www.diversiteit.be ·· Van Geertruyen, G. 2000. Snelwegen of Wegblokkades ? Woordgebruik in het migrantendebat, Gent, Provincie Oost-Vlaanderen ·· Vlaamse Regering, 1998. Decreet inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden. Brussel
10 identiteit: Oost-Vlaming
11 identiteit: Oost-Vlaming
“Toen ik negen was hoorde ik voor het eerst van België.” Aan het woord is Tourad Kane, een 33-jarige man die 7 jaar geleden vanuit Mauritanië naar België vluchtte. “Ik keek samen met mijn vriendjes naar het wereldkampioenschap voetbal in Mexico. België speelde in de kleine finale tegen Frankrijk. Ik had zo’n Panini-album waarin ik de foto’s van alle voetballers verzamelde. Op school wisselden we de prentjes met elkaar uit. Ik kende elke speler van elke ploeg, en natuurlijk was Jean-Marie Pfaff mijn favoriete doelman.” Ik heb een afspraak met Tourad op een vroege woensdagochtend op zijn zolderkamer in hartje Gent. De studio bestaat uit niet veel meer dan een kleine keuken, een douche, een computerhoek, enkele zetels met salontafeltje en een matras. Op het salontafeltje staan nog enkele glazen halfvolle muntthee van de avond ervoor. Aan de muur hangt een poster van de kersverse bekerwinnaar AA Gent. Tourad is nog niet lang wakker en doet eerst zijn ochtendgebed. Terwijl hij zich tot Allah richt, gluur ik door de zolderramen naar buiten. Ik kijk neer op de daken van de Sint-Baafskathedraal. God en Allah, verenigd op dit Gents zolderappartement. Ons gesprek zal meer dan anderhalf uur duren. Tourad vertelt openlijk over zijn vlucht naar België, zijn moeilijke eerste jaren in Antwerpen waar hij letterlijk naast de Vlaamse maatschappij leefde en zijn transformatie tot voorbeeldinburgeraar na zijn aankomst in Gent. “Ik ontvluchtte Mauritanië toen ik 26 jaar was. In mijn land hebben de Arabieren de macht. Wij, de zwarte bevolking worden er als tweederangsburgers behandeld. Wij moeten altijd onze mond houden, maar dat kan ik niet. Ik kwam op voor gelijke rechten voor de zwarte bevolking. En zo begonnen mijn problemen.”
TOURAD KANE, geregulariseerde uit Mauritanië
“Gent en hulpvaardige Gentenaars zorgden voor een echte verandering in mijn leven.”
De grond werd te heet onder Tourad zijn voeten en hij besloot zijn moederland te ontvluchten. “Mijn oom werkte in de haven van Nouâdhibou, de tweede grootste stad van Mauritanië. Hij heeft me geholpen door me midden in de nacht een containerschip binnen te smokkelen. De reis was immens moeilijk. Ik mocht me aan niemand tonen en overleefde op water en koekjes. Dagenlang zat ik er alleen in het donker. Ik leefde tussen hoop en verdriet. Hoop dat ik met de boot in Parijs zou aankomen. Ik wist dat mijn broer daar ergens woonde en was van plan hem snel op te zoeken. Maar ik had ook veel verdriet. Het deed pijn mijn familieleden, mijn vrienden en
mijn thuisland op zo’n manier te moeten achterlaten.” Tourad ging ervan uit dat, eenmaal voet aan wal, hij automatisch in Parijs zou zijn. “Het is raar, maar dat leek mij een evidentie. Ik zou in Parijs arriveren, en ook al had ik geen precies adres, op enkele uren tijd zou ik wel bij mijn broer terechtkomen.” Maar Tourad kwam niet aan in Parijs, het containerschip meerde aan in een andere haven. “Ik was toen echt bang. Ik hoorde een taal die ik niet kende. Ik dacht dat ik ergens in een Scandinavisch land was terechtgekomen. Mijn hoop om snel bij mijn broer te zijn, was direct weg.” Maar Tourad meerde niet aan in het verre Noorwegen of Zweden, het schip hield halt in Antwerpen. “Ik vroeg aan een havenarbeider in welk land ik was, en hij vertelde me dat dit België was. Ik was verrast, ik wist niet dat men in België nog een andere taal dan het Frans sprak. Het was wel een geruststelling. Ik wist dat Frankrijk niet ver was en droomde opnieuw van een snelle hereniging met mijn broer. Ik doolde de eerste uren rond in Antwerpen, niet goed wetend waarheen. Ik leerde een jonge Guinees kennen en hij bracht me in contact met een Mauritaniër die al een poosje in Antwerpen verbleef. Hij vertelde me dat in België de vluchtelingen asiel aanvragen in Brussel. Hij nam me mee naar de Dienst Vreemdelingenzaken en ik vroeg er asiel aan. Ik kreeg een bed toegewezen in het opvangcentrum voor asielzoekers in Kapellen.” “Ik kreeg in Brussel echter ook nog iets anders te horen. Omdat ik in België de asielprocedure opstartte, werd er mij verboden om naar het buitenland te reizen of in een ander land asiel aan te vragen. Ik wist dit niet, ik was in shock. Dit betekende namelijk dat ik niet naar mijn broer in Parijs kon. Ik was boos, ook op mijn nieuwe Mauritaanse vriend die me dit niet had verteld.”
10 identiteit: Oost-Vlaming
11 identiteit: Oost-Vlaming
“Toen ik negen was hoorde ik voor het eerst van België.” Aan het woord is Tourad Kane, een 33-jarige man die 7 jaar geleden vanuit Mauritanië naar België vluchtte. “Ik keek samen met mijn vriendjes naar het wereldkampioenschap voetbal in Mexico. België speelde in de kleine finale tegen Frankrijk. Ik had zo’n Panini-album waarin ik de foto’s van alle voetballers verzamelde. Op school wisselden we de prentjes met elkaar uit. Ik kende elke speler van elke ploeg, en natuurlijk was Jean-Marie Pfaff mijn favoriete doelman.” Ik heb een afspraak met Tourad op een vroege woensdagochtend op zijn zolderkamer in hartje Gent. De studio bestaat uit niet veel meer dan een kleine keuken, een douche, een computerhoek, enkele zetels met salontafeltje en een matras. Op het salontafeltje staan nog enkele glazen halfvolle muntthee van de avond ervoor. Aan de muur hangt een poster van de kersverse bekerwinnaar AA Gent. Tourad is nog niet lang wakker en doet eerst zijn ochtendgebed. Terwijl hij zich tot Allah richt, gluur ik door de zolderramen naar buiten. Ik kijk neer op de daken van de Sint-Baafskathedraal. God en Allah, verenigd op dit Gents zolderappartement. Ons gesprek zal meer dan anderhalf uur duren. Tourad vertelt openlijk over zijn vlucht naar België, zijn moeilijke eerste jaren in Antwerpen waar hij letterlijk naast de Vlaamse maatschappij leefde en zijn transformatie tot voorbeeldinburgeraar na zijn aankomst in Gent. “Ik ontvluchtte Mauritanië toen ik 26 jaar was. In mijn land hebben de Arabieren de macht. Wij, de zwarte bevolking worden er als tweederangsburgers behandeld. Wij moeten altijd onze mond houden, maar dat kan ik niet. Ik kwam op voor gelijke rechten voor de zwarte bevolking. En zo begonnen mijn problemen.”
TOURAD KANE, geregulariseerde uit Mauritanië
“Gent en hulpvaardige Gentenaars zorgden voor een echte verandering in mijn leven.”
De grond werd te heet onder Tourad zijn voeten en hij besloot zijn moederland te ontvluchten. “Mijn oom werkte in de haven van Nouâdhibou, de tweede grootste stad van Mauritanië. Hij heeft me geholpen door me midden in de nacht een containerschip binnen te smokkelen. De reis was immens moeilijk. Ik mocht me aan niemand tonen en overleefde op water en koekjes. Dagenlang zat ik er alleen in het donker. Ik leefde tussen hoop en verdriet. Hoop dat ik met de boot in Parijs zou aankomen. Ik wist dat mijn broer daar ergens woonde en was van plan hem snel op te zoeken. Maar ik had ook veel verdriet. Het deed pijn mijn familieleden, mijn vrienden en
mijn thuisland op zo’n manier te moeten achterlaten.” Tourad ging ervan uit dat, eenmaal voet aan wal, hij automatisch in Parijs zou zijn. “Het is raar, maar dat leek mij een evidentie. Ik zou in Parijs arriveren, en ook al had ik geen precies adres, op enkele uren tijd zou ik wel bij mijn broer terechtkomen.” Maar Tourad kwam niet aan in Parijs, het containerschip meerde aan in een andere haven. “Ik was toen echt bang. Ik hoorde een taal die ik niet kende. Ik dacht dat ik ergens in een Scandinavisch land was terechtgekomen. Mijn hoop om snel bij mijn broer te zijn, was direct weg.” Maar Tourad meerde niet aan in het verre Noorwegen of Zweden, het schip hield halt in Antwerpen. “Ik vroeg aan een havenarbeider in welk land ik was, en hij vertelde me dat dit België was. Ik was verrast, ik wist niet dat men in België nog een andere taal dan het Frans sprak. Het was wel een geruststelling. Ik wist dat Frankrijk niet ver was en droomde opnieuw van een snelle hereniging met mijn broer. Ik doolde de eerste uren rond in Antwerpen, niet goed wetend waarheen. Ik leerde een jonge Guinees kennen en hij bracht me in contact met een Mauritaniër die al een poosje in Antwerpen verbleef. Hij vertelde me dat in België de vluchtelingen asiel aanvragen in Brussel. Hij nam me mee naar de Dienst Vreemdelingenzaken en ik vroeg er asiel aan. Ik kreeg een bed toegewezen in het opvangcentrum voor asielzoekers in Kapellen.” “Ik kreeg in Brussel echter ook nog iets anders te horen. Omdat ik in België de asielprocedure opstartte, werd er mij verboden om naar het buitenland te reizen of in een ander land asiel aan te vragen. Ik wist dit niet, ik was in shock. Dit betekende namelijk dat ik niet naar mijn broer in Parijs kon. Ik was boos, ook op mijn nieuwe Mauritaanse vriend die me dit niet had verteld.”
12 identiteit: Oost-Vlaming
Uiteindelijk verbleef Tourad Kane één jaar en 4 maanden in het opvangcentrum. “Het asielcentrum van Kapellen is het tweede grootste opvangcentrum van België. Er verblijven daar gemiddeld 680 asielzoekers uit verschillende landen. Daar overleven is zeer moeilijk, je hebt er echt heel veel kracht voor nodig. Ik probeerde er Nederlands te leren maar na één week gaf ik dit al op. Ik kon mij niet concentreren en uiteindelijk ging ik ervan uit dat ik ook geen Nederlands nodig had. Ik spreek vlot Frans en mijn doel bleef een leven opstarten in Parijs.” Ik vraag aan Tourad of hij dan geen nood had aan het Nederlands om in Antwerpen zijn draai te vinden. “Nee, ik had geen enkel contact met de Vlaamse maatschappij. Ik voelde mij er ook niet welkom. Zelfs toen ik het opvangcentrum verliet en bij een vriend in Antwerpen stad ging wonen, had ik nog altijd geen Nederlands nodig. Niemand sprak mij aan, niemand had interesse in mij, en ik bleef in de eigen beschermde Afrikaanse gemeenschap ronddolen. Ik leefde elke dag hetzelfde leven: slapen, eten, tv-kijken. Ik voelde me slecht. Ik deed niets en had ook nergens zin in. Het enige dat me bezighield was verhuizen naar Frankrijk. Ik geef het toe, van integratie was er helemaal geen sprake.” Tourad vertelt dat hij gedurende de jaren dat hij in Antwerpen verbleef meermaals voor enkele weken op bezoek ging bij zijn broer in Parijs, ook al liep hij toen het risico om bij een controle opgepakt te worden. Want Tourad zijn asielprocedure was ondertussen afgesloten. De Dienst Vreemdelingenzaken en het Commissariaat-Generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen besloten hem, op basis van zijn vluchtverhaal, geen verblijfsvergunning te geven. Tourad ging in beroep bij de Raad van State en diende een regularisatieaanvraag in. Dit nam niet weg dat Tourad illegaal in het land was. Hij had geen wettige verblijfsdocumenten meer. “Ik heb me meermaals afgevraagd waarom ik in België ben
13 identiteit: Oost-Vlaming
terechtgekomen, wat ik hier moest doen” zegt hij. Tourad legt zich in de zetel neer en vertelt over de wellicht zwartste periode van zijn verblijf in België. Even voel ik mij een psycholoog die zijn cliënt uithoort en alles mooi neerpent in zijn schriftje. “Ik kende België niet, ik was hier niet welkom, ik kon niet naar mijn familie in Mauritanië en ik kon niet naar mijn broer in Parijs. Het was echt een moeilijke periode.” Turend naar het witte plafond van zijn zolderstudio vervolgt hij: “Ik hoorde begin 2006 dat er in Brussel een kerkbezetting was en dat de bezetters een tijdelijk verblijfsdocument kregen”. Enkele weken daarna startte er een kerkbezetting in Gent. Ik was nog nooit in Gent geweest, maar voor mij was dit de enige mogelijkheid om iets te veranderen aan mijn situatie.” Samen met een aantal andere sans-papiers uit Antwerpen trok Tourad in april 2006 naar Gent. “Voor mij was de verhuis naar Gent de nieuwe start die ik nodig had. Ik herinner mij die dag nog als gisteren, ik zal het nooit vergeten. Ik stapte uit in het station Gent-Dampoort en ging naar de bushalte. Ik kende het adres van de kerk niet precies en vroeg het aan iemand op straat. En die persoon gaf een vriendelijk antwoord. Wat een verschil met Antwerpen. Voor het eerst voelde ik me welkom in Vlaanderen, voor het eerst zag ik wat zonneschijn.” Tourad bezette de Sint-Antoniuskerk in Gent. Een 50-tal sans-papiers sliepen in de kerk, Tourad moest ’s nachts buiten blijven. Hij doolde in deze donkere uren door de stad en ’s ochtends om 7uur ging hij de kerk binnen om uit te rusten. “De eerste dagen was het daar nogal chaotisch. Toen ik daar drie dagen verbleef vond ik dat ik iets moest doen. Er was een actie in de Vooruit en ik gaf aan dat ik eraan wou meewerken. Ik deelde er flyers uit en gaf uitleg over het waarom van onze kerkbezetting.” Tourad begon zich steeds meer op zijn gemak te voelen in Gent en kwam via de kerkactie met verschillende Gentenaars en organisaties in contact. “Na enkele maanden leerde ik Victoria Deluxe kennen [Victoria Deluxe is een Gents sociaal-artistiek werkplatform]. Zij kwamen op voor onze rechten en ik hielp hen mee een debat organiseren in de kerk. Ik nam na een tijdje ook deel aan Soirée Deluxe, hun ontmoetingsavonden. Er was een barbecue en ik stelde voor om het eten te verzorgen.” Tijdens de barbecue kreeg Tourad de vraag van Victoria Deluxe om deel
te nemen aan hun theaterproducties en hij ging er graag op in. “Ik weet dat ik best snel goede sociale contacten maak en tijdens de verschillende vergaderingen was ik ook soms grappig, ik denk dat ik daarom opviel bij Victoria Deluxe.” Vandaag is Tourad nog steeds actief als vrijwilliger van Victoria Deluxe. “Ik heb immens veel te danken aan hen. Toen we uit de kerk werden verwijderd hielpen ze met het zoeken van een tijdelijke verblijfplaats, later hielpen ze me met de huur van een kleine studio die ik samen met een andere sans-papier bewoonde. Ik bleef ondertussen als vrijwilliger meewerken binnen de organisatie.” “Het was voor de eerste keer sinds ik in België was dat ik mij welkom voelde onder de Vlamingen. Nu had ik wel zin om jullie taal te leren. Ik volgde wekelijks Nederlands voor nieuwkomers en speelde mee in het Nederlandstalig toneel. Zo leerde ik de taal snel.” Tourad acteerde in verschillende theaterproducties van Victoria Deluxe en andere Gentse kunstorganisaties. “De eerste keer op het podium was zeer stresserend” lacht Tourad. “Ik kende onvoldoende Nederlands om alles te begrijpen wat ik moest zeggen. Ik leerde alles gewoon van buiten in de hoop geen grote fouten te maken.” “Gent en de vele hulpvaardige Gentenaars zorgden voor een echte verandering in mijn leven. Ook al was ik nog steeds een sans-papier, ik had opnieuw een leven. Ik was actief in het verenigingsleven, ik leerde Nederlands, ik had contact met zowel autochtonen als allochtonen. Ik voelde me eindelijk opnieuw mens.” En enkele maanden geleden kwam ook aan Tourad zijn illegaal statuut een einde. “Het is echt de max, ik ben eind maart geregulariseerd. Na 7 jaar onzekerheid kan ik nu ook een wettig leven opstarten. Ik had dan ook een zeer sterk regularisatiedossier. Men kon niet naast het feit dat ik de laatste jaren verankerd was in de Vlaamse maatschappij. Met mijn engagementen binnen Victoria Deluxe en mijn goede kennis van de Nederlandse taal toonde ik dat ik goed ingeburgerd was.” Er moet Tourad wel nog iets van het hart als we het over de asielprocedure hebben. “Enkele jaren geleden vluchtte een andere broer van mij vanuit Mauritanië naar België. Hij ontvluchtte ons moederland om quasi dezelfde redenen dan ik. Hij kreeg na enkele maanden wel het statuut van erkend
vluchteling. Mijn verhaal geloofden ze niet, het zijne wel. Dat vind ik raar. Natuurlijk ben ik wel gelukkig voor mijn broer.” “En nu wacht de toekomst?” vraag ik aan Tourad op het einde van ons gesprek. “Ja klopt, ik ben op zoek naar werk via de interim-kantoren. Ook doe ik wat freelance montagewerk, ik leerde dit via Victoria Deluxe. Ik speel ook nog steeds theater. En voorlopig woon ik hier goed. Ik heb een eigen plekje in het hart van Gent. Beter kan ik me momenteel niet voorstellen.”
12 identiteit: Oost-Vlaming
Uiteindelijk verbleef Tourad Kane één jaar en 4 maanden in het opvangcentrum. “Het asielcentrum van Kapellen is het tweede grootste opvangcentrum van België. Er verblijven daar gemiddeld 680 asielzoekers uit verschillende landen. Daar overleven is zeer moeilijk, je hebt er echt heel veel kracht voor nodig. Ik probeerde er Nederlands te leren maar na één week gaf ik dit al op. Ik kon mij niet concentreren en uiteindelijk ging ik ervan uit dat ik ook geen Nederlands nodig had. Ik spreek vlot Frans en mijn doel bleef een leven opstarten in Parijs.” Ik vraag aan Tourad of hij dan geen nood had aan het Nederlands om in Antwerpen zijn draai te vinden. “Nee, ik had geen enkel contact met de Vlaamse maatschappij. Ik voelde mij er ook niet welkom. Zelfs toen ik het opvangcentrum verliet en bij een vriend in Antwerpen stad ging wonen, had ik nog altijd geen Nederlands nodig. Niemand sprak mij aan, niemand had interesse in mij, en ik bleef in de eigen beschermde Afrikaanse gemeenschap ronddolen. Ik leefde elke dag hetzelfde leven: slapen, eten, tv-kijken. Ik voelde me slecht. Ik deed niets en had ook nergens zin in. Het enige dat me bezighield was verhuizen naar Frankrijk. Ik geef het toe, van integratie was er helemaal geen sprake.” Tourad vertelt dat hij gedurende de jaren dat hij in Antwerpen verbleef meermaals voor enkele weken op bezoek ging bij zijn broer in Parijs, ook al liep hij toen het risico om bij een controle opgepakt te worden. Want Tourad zijn asielprocedure was ondertussen afgesloten. De Dienst Vreemdelingenzaken en het Commissariaat-Generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen besloten hem, op basis van zijn vluchtverhaal, geen verblijfsvergunning te geven. Tourad ging in beroep bij de Raad van State en diende een regularisatieaanvraag in. Dit nam niet weg dat Tourad illegaal in het land was. Hij had geen wettige verblijfsdocumenten meer. “Ik heb me meermaals afgevraagd waarom ik in België ben
13 identiteit: Oost-Vlaming
terechtgekomen, wat ik hier moest doen” zegt hij. Tourad legt zich in de zetel neer en vertelt over de wellicht zwartste periode van zijn verblijf in België. Even voel ik mij een psycholoog die zijn cliënt uithoort en alles mooi neerpent in zijn schriftje. “Ik kende België niet, ik was hier niet welkom, ik kon niet naar mijn familie in Mauritanië en ik kon niet naar mijn broer in Parijs. Het was echt een moeilijke periode.” Turend naar het witte plafond van zijn zolderstudio vervolgt hij: “Ik hoorde begin 2006 dat er in Brussel een kerkbezetting was en dat de bezetters een tijdelijk verblijfsdocument kregen”. Enkele weken daarna startte er een kerkbezetting in Gent. Ik was nog nooit in Gent geweest, maar voor mij was dit de enige mogelijkheid om iets te veranderen aan mijn situatie.” Samen met een aantal andere sans-papiers uit Antwerpen trok Tourad in april 2006 naar Gent. “Voor mij was de verhuis naar Gent de nieuwe start die ik nodig had. Ik herinner mij die dag nog als gisteren, ik zal het nooit vergeten. Ik stapte uit in het station Gent-Dampoort en ging naar de bushalte. Ik kende het adres van de kerk niet precies en vroeg het aan iemand op straat. En die persoon gaf een vriendelijk antwoord. Wat een verschil met Antwerpen. Voor het eerst voelde ik me welkom in Vlaanderen, voor het eerst zag ik wat zonneschijn.” Tourad bezette de Sint-Antoniuskerk in Gent. Een 50-tal sans-papiers sliepen in de kerk, Tourad moest ’s nachts buiten blijven. Hij doolde in deze donkere uren door de stad en ’s ochtends om 7uur ging hij de kerk binnen om uit te rusten. “De eerste dagen was het daar nogal chaotisch. Toen ik daar drie dagen verbleef vond ik dat ik iets moest doen. Er was een actie in de Vooruit en ik gaf aan dat ik eraan wou meewerken. Ik deelde er flyers uit en gaf uitleg over het waarom van onze kerkbezetting.” Tourad begon zich steeds meer op zijn gemak te voelen in Gent en kwam via de kerkactie met verschillende Gentenaars en organisaties in contact. “Na enkele maanden leerde ik Victoria Deluxe kennen [Victoria Deluxe is een Gents sociaal-artistiek werkplatform]. Zij kwamen op voor onze rechten en ik hielp hen mee een debat organiseren in de kerk. Ik nam na een tijdje ook deel aan Soirée Deluxe, hun ontmoetingsavonden. Er was een barbecue en ik stelde voor om het eten te verzorgen.” Tijdens de barbecue kreeg Tourad de vraag van Victoria Deluxe om deel
te nemen aan hun theaterproducties en hij ging er graag op in. “Ik weet dat ik best snel goede sociale contacten maak en tijdens de verschillende vergaderingen was ik ook soms grappig, ik denk dat ik daarom opviel bij Victoria Deluxe.” Vandaag is Tourad nog steeds actief als vrijwilliger van Victoria Deluxe. “Ik heb immens veel te danken aan hen. Toen we uit de kerk werden verwijderd hielpen ze met het zoeken van een tijdelijke verblijfplaats, later hielpen ze me met de huur van een kleine studio die ik samen met een andere sans-papier bewoonde. Ik bleef ondertussen als vrijwilliger meewerken binnen de organisatie.” “Het was voor de eerste keer sinds ik in België was dat ik mij welkom voelde onder de Vlamingen. Nu had ik wel zin om jullie taal te leren. Ik volgde wekelijks Nederlands voor nieuwkomers en speelde mee in het Nederlandstalig toneel. Zo leerde ik de taal snel.” Tourad acteerde in verschillende theaterproducties van Victoria Deluxe en andere Gentse kunstorganisaties. “De eerste keer op het podium was zeer stresserend” lacht Tourad. “Ik kende onvoldoende Nederlands om alles te begrijpen wat ik moest zeggen. Ik leerde alles gewoon van buiten in de hoop geen grote fouten te maken.” “Gent en de vele hulpvaardige Gentenaars zorgden voor een echte verandering in mijn leven. Ook al was ik nog steeds een sans-papier, ik had opnieuw een leven. Ik was actief in het verenigingsleven, ik leerde Nederlands, ik had contact met zowel autochtonen als allochtonen. Ik voelde me eindelijk opnieuw mens.” En enkele maanden geleden kwam ook aan Tourad zijn illegaal statuut een einde. “Het is echt de max, ik ben eind maart geregulariseerd. Na 7 jaar onzekerheid kan ik nu ook een wettig leven opstarten. Ik had dan ook een zeer sterk regularisatiedossier. Men kon niet naast het feit dat ik de laatste jaren verankerd was in de Vlaamse maatschappij. Met mijn engagementen binnen Victoria Deluxe en mijn goede kennis van de Nederlandse taal toonde ik dat ik goed ingeburgerd was.” Er moet Tourad wel nog iets van het hart als we het over de asielprocedure hebben. “Enkele jaren geleden vluchtte een andere broer van mij vanuit Mauritanië naar België. Hij ontvluchtte ons moederland om quasi dezelfde redenen dan ik. Hij kreeg na enkele maanden wel het statuut van erkend
vluchteling. Mijn verhaal geloofden ze niet, het zijne wel. Dat vind ik raar. Natuurlijk ben ik wel gelukkig voor mijn broer.” “En nu wacht de toekomst?” vraag ik aan Tourad op het einde van ons gesprek. “Ja klopt, ik ben op zoek naar werk via de interim-kantoren. Ook doe ik wat freelance montagewerk, ik leerde dit via Victoria Deluxe. Ik speel ook nog steeds theater. En voorlopig woon ik hier goed. Ik heb een eigen plekje in het hart van Gent. Beter kan ik me momenteel niet voorstellen.”
14 identiteit: Oost-Vlaming
15 identiteit: Oost-Vlaming
De migratie in Oost-Vlaanderen
14 identiteit: Oost-Vlaming
15 identiteit: Oost-Vlaming
De migratie in Oost-Vlaanderen
16 identiteit: Oost-Vlaming
Migratie is een thema dat de jongste decennia voortdurend in het nieuws opduikt. Vaak wordt er negatief over migratie gesproken. Nochtans is het migreren van mensen iets van alle tijden, niet het minst in Oost-Vlaanderen. Mensen hebben zich altijd binnen en over onze provinciegrenzen heen bewogen. De hoofdmotieven om te migreren vandaag zijn vaak dezelfde als die van gisteren en wellicht ook die van morgen. In dit hoofdstuk bekijken we historisch en geografisch de migratiegolven binnen Oost-Vlaanderen. Voor het geografische luik deelden we Oost-Vlaanderen op volgens de regio’s die door Toerisme Vlaanderen gebruikt worden.
Migratie in historisch perspectief De periode voor de 19de eeuw Migratie is van alle tijden, ook in onze regionen. Denk maar aan de grote Romeinse en Frankische invloed in onze streek. In de 16de eeuw was er een andere migratiebeweging. Honderdduizenden Vlaamse protestanten migreerden toen naar de Noord-Nederlandse provinciën. Ze ontvluchtten het terreurbewind van de Spaanse overheerser. Wist je dat… … er tot op de dag van vandaag in Horebeke en Ronse nog nakomelingen wonen van protestanten die niet naar de Noord-Nederlandse provinciën vluchtten? Ze hebben nog steeds eigen gebedshuizen.
19de eeuw: van platteland naar stad Vanaf de 19de eeuw kreeg migratie een nieuwe impuls en vond ze op een grotere schaal plaats. Eerst en vooral was er de binnenlandse migratie als gevolg van de industriële revolutie en de landbouwcrisissen. De nieuw opgerichte fabrieken in de grotere steden hadden snel goedkope
17 identiteit: Oost-Vlaming
werkkrachten nodig. De verpauperde plattelandsbevolking migreerde daarom in grote getale naar steden zoals Gent of Aalst. Maar ook Wallonië had nood aan goedkope werkkrachten. Vele Oost-Vlamingen trokken de taalgrens over en gingen aan de slag in de Waalse industrie.
19de eeuw: Vlamingen naar het buitenland Naast binnenlandse migratie trokken vanaf de tweede helft van de 19de eeuw heel wat Oost-Vlamingen naar het buitenland. Een deel trok naar Frankrijk om daar het spoorwegnet mee te ontsluiten. Anderen maakten de grote oversteek en migreerden naar Canada, de Verenigde Staten en Zuid-Amerika. De migratie werd deels door de Belgische overheid mede georganiseerd. In 1841 stuurde de Belgische Maatschappij van Volksplanning een deel van de bevolking met loze beloftes naar Guatemala. Onder hen waren er heel wat Gentenaars. Het huidige Stedelijk opvanginitiatief in Gent draagt niet toevallig de naam Verapa, een verbastering van Verapaz, de plaats in Guatemala waar tijdens de negentiende eeuw heel wat Belgen heen trokken. Later volgde er ook nog een relatief grote migratiegolf richting Belgisch-Congo. Wist je dat… … een van de bekendste afstammelingen van de Vlaamse migranten die richting Guatemala trokken niemand minder dan Oscar Berger is? Berger was van 2004 tot 2008 president van Guatemala.
19de eeuw: nieuwkomers in Vlaanderen Oost-Vlaanderen kende in de 19de eeuw niet alleen een vlucht van mensen die elders hun geluk gingen beproeven. Er waren ook verschillende immigratiegolven. Zo was België voor meerdere Centraal- en Oost-Europeanen een eerste en soms definitieve stopplaats op hun trek naar de Nieuwe Wereld. België was in die tijden gekend voor zijn liberale grondwet. Hierdoor vonden vele Europese politieke vluchtelingen in België een veilig onderkomen. Algemeen kunnen we echter stellen dat de meeste nieuwkomers vooral uit de door ons omringende landen kwamen. Nederlanders, Duitsers en Fransen immigreerden naar België om er te werken.
20ste eeuw: eerste georganiseerde arbeidsmigratie Pas in de periode tussen de twee Wereldoorlogen zie je een verschuiving
in de samenstelling van de allochtone bevolking. Dit was vooral door de blijvende roep van de grootindustrie naar een goedkope en weinig kritische werkmassa. Om deze goedkope buitenlandse arbeiders naar België te lokken organiseerde de Belgische overheid voor het eerst eigen rekruteringscampagnes. Polen, Italianen en in mindere mate Tsjechen, Joegoslaven en Hongaren werden aangetrokken en tewerkgesteld in de verschillende industrieën. België bleef ondertussen een veilig onderkomen voor politieke vluchtelingen. Spanjaarden, Duitsers, Italianen maar ook Duitse, Poolse, Hongaarse en Roemeense joden vestigden zich in België uit vrees voor vervolging in eigen land.
20ste eeuw: massaal aantrekken van arbeidsmigranten Het einde van de tweede Wereldoorlog was het startschot voor nieuwe door de overheid georganiseerde migratiegolven. Er was in heel Europa een grote nood aan steenkool als energiebron voor de wederopbouw van het continent. Om aan deze roep te voldoen werden er in Limburg een groot aantal steenkoolmijnen geopend. De plaatselijke bevolking had weinig zin in het fysiek harde werk. Nieuwe immigranten, vooral Italianen, werden aangetrokken. De arbeidsomstandigheden in de mijnen waren zeer slecht. De mijnramp in Marcinelle in 1956 waarbij 262 doden vielen, betekende een keerpunt in de migratie van Italianen naar België. Italië eiste een beter toezicht op de arbeidsomstandigheden in de mijnen. België weigerde onder druk van de grootindustrie hierop in te gaan. Dit vertraagde de instroom van Italiaanse gastarbeiders. De Belgische economie bleef echter verder groeien. Niet alleen in de steenkoolmijnen, ook in verschillende andere sectoren zoals de textiel, bouw, zware industrie en de havenarbeid was er een nijpend tekort aan arbeidskrachten. Nieuwe wervingslanden werden gecontacteerd. Met Spanje en Griekenland werden in de jaren ‘50 overeenkomsten gesloten en vanaf midden de jaren ’60 ook met Marokko, Turkije en Tunesië. Met deze landen werden afspraken gemaakt over de rechten van de nieuwe arbeidskrachten, de arbeidskaarten, sociale zekerheid, enz. In de verdragen was ook expliciet opgenomen dat het ging om migraties van hele families. Mannen werden aangemoedigd hun vrouw en kinderen mee te brengen. Hierdoor werd deels de bevolkingsafname in Wallonië tegengegaan.
Deze jaren betekenden ook voor Oost-Vlaanderen de definitieve doorbraak van de instroom van voornamelijk Turkse en Maghrebijnse (vooral Marokkaanse) migranten. Gent, Sint-Niklaas, Ronse, Aalst, Lokeren, Temse en Zele kregen eindelijk de benodigde arbeidskrachten voor de zich in de streek ontwikkelende (textiel)industrie.
20ste eeuw: migratiestop in de jaren ‘70 De jaren ’70 luidden het einde in van een lange periode van economische bloei. Er ontstond wereldwijd een grote economische crisis. Voor Vlaanderen leidde dit onder andere tot een totale immigratiestop. Er waren geen nieuwe werkkrachten meer nodig. Bij het uitvaardigen van deze maatregel werden ongeveer 10.000 vreemdelingen geregulariseerd. Men ging ervan uit dat met de migratiestop ook de migratie een uitdovend fenomeen zou zijn. Maar door gezinsvorming en gezinshereniging van de toenmalige gastarbeiders bleef er een belangrijke immigratiestroom bestaan. Ook vandaag nog huwen veel Belgen van vreemde origine een partner die geboren en opgegroeid is in het land van herkomst. Toch bleef de Belgische regering in de jaren na de migratiestop deze immigranten beschouwen als gastarbeiders die uiteindelijk naar huis zouden terugkeren. Daarom koppelde de regering haar immigratiebeleid nooit aan een gerichte integratiepolitiek. Pas in 1989 werd voor het eerst werk gemaakt van een officieel integratiebeleid.
20ste eeuw: arbeidsmigranten blijven in Vlaanderen In de jaren ’80 werd echter duidelijk dat voor vele van deze Maghrebijnen en Turken de migratie een permanent karakter had. Allochtonen begonnen eigen huizen te kopen en gingen over tot de oprichting van eigen gebedshuizen. In de jaren ’80 werd ook de Belgische nationaliteitswetgeving voor het eerst grondig herzien. De bedoeling was de naturalisatie van vreemdelingen te vereenvoudigen.
16 identiteit: Oost-Vlaming
Migratie is een thema dat de jongste decennia voortdurend in het nieuws opduikt. Vaak wordt er negatief over migratie gesproken. Nochtans is het migreren van mensen iets van alle tijden, niet het minst in Oost-Vlaanderen. Mensen hebben zich altijd binnen en over onze provinciegrenzen heen bewogen. De hoofdmotieven om te migreren vandaag zijn vaak dezelfde als die van gisteren en wellicht ook die van morgen. In dit hoofdstuk bekijken we historisch en geografisch de migratiegolven binnen Oost-Vlaanderen. Voor het geografische luik deelden we Oost-Vlaanderen op volgens de regio’s die door Toerisme Vlaanderen gebruikt worden.
Migratie in historisch perspectief De periode voor de 19de eeuw Migratie is van alle tijden, ook in onze regionen. Denk maar aan de grote Romeinse en Frankische invloed in onze streek. In de 16de eeuw was er een andere migratiebeweging. Honderdduizenden Vlaamse protestanten migreerden toen naar de Noord-Nederlandse provinciën. Ze ontvluchtten het terreurbewind van de Spaanse overheerser. Wist je dat… … er tot op de dag van vandaag in Horebeke en Ronse nog nakomelingen wonen van protestanten die niet naar de Noord-Nederlandse provinciën vluchtten? Ze hebben nog steeds eigen gebedshuizen.
19de eeuw: van platteland naar stad Vanaf de 19de eeuw kreeg migratie een nieuwe impuls en vond ze op een grotere schaal plaats. Eerst en vooral was er de binnenlandse migratie als gevolg van de industriële revolutie en de landbouwcrisissen. De nieuw opgerichte fabrieken in de grotere steden hadden snel goedkope
17 identiteit: Oost-Vlaming
werkkrachten nodig. De verpauperde plattelandsbevolking migreerde daarom in grote getale naar steden zoals Gent of Aalst. Maar ook Wallonië had nood aan goedkope werkkrachten. Vele Oost-Vlamingen trokken de taalgrens over en gingen aan de slag in de Waalse industrie.
19de eeuw: Vlamingen naar het buitenland Naast binnenlandse migratie trokken vanaf de tweede helft van de 19de eeuw heel wat Oost-Vlamingen naar het buitenland. Een deel trok naar Frankrijk om daar het spoorwegnet mee te ontsluiten. Anderen maakten de grote oversteek en migreerden naar Canada, de Verenigde Staten en Zuid-Amerika. De migratie werd deels door de Belgische overheid mede georganiseerd. In 1841 stuurde de Belgische Maatschappij van Volksplanning een deel van de bevolking met loze beloftes naar Guatemala. Onder hen waren er heel wat Gentenaars. Het huidige Stedelijk opvanginitiatief in Gent draagt niet toevallig de naam Verapa, een verbastering van Verapaz, de plaats in Guatemala waar tijdens de negentiende eeuw heel wat Belgen heen trokken. Later volgde er ook nog een relatief grote migratiegolf richting Belgisch-Congo. Wist je dat… … een van de bekendste afstammelingen van de Vlaamse migranten die richting Guatemala trokken niemand minder dan Oscar Berger is? Berger was van 2004 tot 2008 president van Guatemala.
19de eeuw: nieuwkomers in Vlaanderen Oost-Vlaanderen kende in de 19de eeuw niet alleen een vlucht van mensen die elders hun geluk gingen beproeven. Er waren ook verschillende immigratiegolven. Zo was België voor meerdere Centraal- en Oost-Europeanen een eerste en soms definitieve stopplaats op hun trek naar de Nieuwe Wereld. België was in die tijden gekend voor zijn liberale grondwet. Hierdoor vonden vele Europese politieke vluchtelingen in België een veilig onderkomen. Algemeen kunnen we echter stellen dat de meeste nieuwkomers vooral uit de door ons omringende landen kwamen. Nederlanders, Duitsers en Fransen immigreerden naar België om er te werken.
20ste eeuw: eerste georganiseerde arbeidsmigratie Pas in de periode tussen de twee Wereldoorlogen zie je een verschuiving
in de samenstelling van de allochtone bevolking. Dit was vooral door de blijvende roep van de grootindustrie naar een goedkope en weinig kritische werkmassa. Om deze goedkope buitenlandse arbeiders naar België te lokken organiseerde de Belgische overheid voor het eerst eigen rekruteringscampagnes. Polen, Italianen en in mindere mate Tsjechen, Joegoslaven en Hongaren werden aangetrokken en tewerkgesteld in de verschillende industrieën. België bleef ondertussen een veilig onderkomen voor politieke vluchtelingen. Spanjaarden, Duitsers, Italianen maar ook Duitse, Poolse, Hongaarse en Roemeense joden vestigden zich in België uit vrees voor vervolging in eigen land.
20ste eeuw: massaal aantrekken van arbeidsmigranten Het einde van de tweede Wereldoorlog was het startschot voor nieuwe door de overheid georganiseerde migratiegolven. Er was in heel Europa een grote nood aan steenkool als energiebron voor de wederopbouw van het continent. Om aan deze roep te voldoen werden er in Limburg een groot aantal steenkoolmijnen geopend. De plaatselijke bevolking had weinig zin in het fysiek harde werk. Nieuwe immigranten, vooral Italianen, werden aangetrokken. De arbeidsomstandigheden in de mijnen waren zeer slecht. De mijnramp in Marcinelle in 1956 waarbij 262 doden vielen, betekende een keerpunt in de migratie van Italianen naar België. Italië eiste een beter toezicht op de arbeidsomstandigheden in de mijnen. België weigerde onder druk van de grootindustrie hierop in te gaan. Dit vertraagde de instroom van Italiaanse gastarbeiders. De Belgische economie bleef echter verder groeien. Niet alleen in de steenkoolmijnen, ook in verschillende andere sectoren zoals de textiel, bouw, zware industrie en de havenarbeid was er een nijpend tekort aan arbeidskrachten. Nieuwe wervingslanden werden gecontacteerd. Met Spanje en Griekenland werden in de jaren ‘50 overeenkomsten gesloten en vanaf midden de jaren ’60 ook met Marokko, Turkije en Tunesië. Met deze landen werden afspraken gemaakt over de rechten van de nieuwe arbeidskrachten, de arbeidskaarten, sociale zekerheid, enz. In de verdragen was ook expliciet opgenomen dat het ging om migraties van hele families. Mannen werden aangemoedigd hun vrouw en kinderen mee te brengen. Hierdoor werd deels de bevolkingsafname in Wallonië tegengegaan.
Deze jaren betekenden ook voor Oost-Vlaanderen de definitieve doorbraak van de instroom van voornamelijk Turkse en Maghrebijnse (vooral Marokkaanse) migranten. Gent, Sint-Niklaas, Ronse, Aalst, Lokeren, Temse en Zele kregen eindelijk de benodigde arbeidskrachten voor de zich in de streek ontwikkelende (textiel)industrie.
20ste eeuw: migratiestop in de jaren ‘70 De jaren ’70 luidden het einde in van een lange periode van economische bloei. Er ontstond wereldwijd een grote economische crisis. Voor Vlaanderen leidde dit onder andere tot een totale immigratiestop. Er waren geen nieuwe werkkrachten meer nodig. Bij het uitvaardigen van deze maatregel werden ongeveer 10.000 vreemdelingen geregulariseerd. Men ging ervan uit dat met de migratiestop ook de migratie een uitdovend fenomeen zou zijn. Maar door gezinsvorming en gezinshereniging van de toenmalige gastarbeiders bleef er een belangrijke immigratiestroom bestaan. Ook vandaag nog huwen veel Belgen van vreemde origine een partner die geboren en opgegroeid is in het land van herkomst. Toch bleef de Belgische regering in de jaren na de migratiestop deze immigranten beschouwen als gastarbeiders die uiteindelijk naar huis zouden terugkeren. Daarom koppelde de regering haar immigratiebeleid nooit aan een gerichte integratiepolitiek. Pas in 1989 werd voor het eerst werk gemaakt van een officieel integratiebeleid.
20ste eeuw: arbeidsmigranten blijven in Vlaanderen In de jaren ’80 werd echter duidelijk dat voor vele van deze Maghrebijnen en Turken de migratie een permanent karakter had. Allochtonen begonnen eigen huizen te kopen en gingen over tot de oprichting van eigen gebedshuizen. In de jaren ’80 werd ook de Belgische nationaliteitswetgeving voor het eerst grondig herzien. De bedoeling was de naturalisatie van vreemdelingen te vereenvoudigen.
18 identiteit: Oost-Vlaming
De ‘snel-Belg-wet’ van 2000 heeft de voorwaarden om Belg te worden verder versoepeld. Meer en meer allochtonen verkrijgen of verwerven door geboorte of via naturalisatie de Belgische nationaliteit. Hierdoor heeft vandaag ongeveer 70% van de oorspronkelijke arbeidsmigranten de Belgische nationaliteit.
Vandaag: migratie van asielzoekers Vanaf de jaren ’90 neemt het aantal asielaanvragen sterk toe. Dit is een direct gevolg van het vlug wijzigende internationale politieke landschap. Enerzijds zorgde het wegvallen van het IJzeren Gordijn in 1989 voor een stijgend aantal Oost-Europese asielaanvragen. Hiernaast worden de jaren 1990 gekenmerkt door meerdere internationale conflicten. Oorlogen in Kosovo, Rwanda, Democratische Republiek Congo en Tsjetsjenië creëerden grote vluchtelingenstromen, ook richting België. De Oost-Vlaamse gemeenten en steden krijgen als gevolg van het federale spreidingsbeleid een aantal asielzoekers toegewezen. In steden als Eeklo, Deinze en Sint-Niklaas wordt een Rode Kruisopvangcentrum voor asielzoekers geopend. Enkele tientallen tot honderden asielzoekers verblijven er gedurende hun asielaanvraag. In 1999 krijgen OCMW’s de mogelijkheid om Lokale Opvanginitiatieven (LOI’s) in te richten. Dit zijn woningen waar meerdere asielzoekers verblijven en er materiële opvang en steun genieten. Om de achterstand in de behandeling van de asieldossiers aan te pakken, gaat de regering eind 1999 over tot een verblijfsregularisatie. De internationale conflicten bepalen verder de instroom van asielzoekers. Afghanistan en Irak leveren in het eerste decennium van de 21ste eeuw de meeste asielzoekers af. Ook Rusland (Tsjetsjenen) en Kosovo (Roma) zijn goed vertegenwoordigd in de statistieken. Opnieuw ontstaat er een grote achterstand in de behandeling van de asieldossiers. Een nieuwe regularisatie dient zich aan in 2009. Naast een aantal permanente mogelijkheden tot regularisatie worden een aantal tijdelijke maatregelen ingesteld.
19 identiteit: Oost-Vlaming
Vandaag: migratie vanuit nieuwe EU-landen Met het verder openstellen van de Europese Unie dient er zich een nieuw fenomeen aan, dat van de arbeidsmigratie binnen Europa. Polen, Roemenen en Bulgaren komen naar Vlaanderen om in de zware industrie en in knelpuntberoepen te werken. Dat zijn voornamelijk jobs die moeilijk ingevuld geraken. Ook Oost-Europese Roma vinden met het uitbreiden van de Europese Unie hun weg richting Vlaanderen.
Woonwagenbewoners in Vlaanderen Een groep die hier al sinds jaar en dag verblijft maar omwille van de herkomst tot de etnisch-culturele minderheden behoort, zijn de woonwagenbewoners. Deze woonwagenbewoners zijn meestal Vlamingen met een nomadische cultuur. Ze wonen traditioneel in woonwagens. Binnen deze populatie onderscheiden we drie groepen: de Voyageurs, de Manoesjen en de Roms. In Oost-Vlaanderen zijn er zowel residentiële terreinen als doortrekkersterreinen. In sommige steden en gemeenten staan woonwagens op een privaat stuk grond.
Conclusie Hoewel migratie dus van alle tijden is, is er de laatste 15 jaar toch een duidelijke evolutie waarneembaar. Daar waar migratie vroeger vooral bestond uit gastarbeiders die op vraag van de grootindustrie naar hier kwamen, zijn de huidige generaties migranten afkomstig uit een grotere verscheidenheid aan landen en hebben ze verschillende migratiemotieven. De migranten zijn jonger en vaker dan voorheen van het vrouwelijke geslacht. Niet alleen hun statuut verschilt, ook hun verwachtingen, hun profiel, hun mogelijkheden en hun arbeidsmarktpositie verschillen met de oude traditionele migratie van gastarbeiders.
18 identiteit: Oost-Vlaming
De ‘snel-Belg-wet’ van 2000 heeft de voorwaarden om Belg te worden verder versoepeld. Meer en meer allochtonen verkrijgen of verwerven door geboorte of via naturalisatie de Belgische nationaliteit. Hierdoor heeft vandaag ongeveer 70% van de oorspronkelijke arbeidsmigranten de Belgische nationaliteit.
Vandaag: migratie van asielzoekers Vanaf de jaren ’90 neemt het aantal asielaanvragen sterk toe. Dit is een direct gevolg van het vlug wijzigende internationale politieke landschap. Enerzijds zorgde het wegvallen van het IJzeren Gordijn in 1989 voor een stijgend aantal Oost-Europese asielaanvragen. Hiernaast worden de jaren 1990 gekenmerkt door meerdere internationale conflicten. Oorlogen in Kosovo, Rwanda, Democratische Republiek Congo en Tsjetsjenië creëerden grote vluchtelingenstromen, ook richting België. De Oost-Vlaamse gemeenten en steden krijgen als gevolg van het federale spreidingsbeleid een aantal asielzoekers toegewezen. In steden als Eeklo, Deinze en Sint-Niklaas wordt een Rode Kruisopvangcentrum voor asielzoekers geopend. Enkele tientallen tot honderden asielzoekers verblijven er gedurende hun asielaanvraag. In 1999 krijgen OCMW’s de mogelijkheid om Lokale Opvanginitiatieven (LOI’s) in te richten. Dit zijn woningen waar meerdere asielzoekers verblijven en er materiële opvang en steun genieten. Om de achterstand in de behandeling van de asieldossiers aan te pakken, gaat de regering eind 1999 over tot een verblijfsregularisatie. De internationale conflicten bepalen verder de instroom van asielzoekers. Afghanistan en Irak leveren in het eerste decennium van de 21ste eeuw de meeste asielzoekers af. Ook Rusland (Tsjetsjenen) en Kosovo (Roma) zijn goed vertegenwoordigd in de statistieken. Opnieuw ontstaat er een grote achterstand in de behandeling van de asieldossiers. Een nieuwe regularisatie dient zich aan in 2009. Naast een aantal permanente mogelijkheden tot regularisatie worden een aantal tijdelijke maatregelen ingesteld.
19 identiteit: Oost-Vlaming
Vandaag: migratie vanuit nieuwe EU-landen Met het verder openstellen van de Europese Unie dient er zich een nieuw fenomeen aan, dat van de arbeidsmigratie binnen Europa. Polen, Roemenen en Bulgaren komen naar Vlaanderen om in de zware industrie en in knelpuntberoepen te werken. Dat zijn voornamelijk jobs die moeilijk ingevuld geraken. Ook Oost-Europese Roma vinden met het uitbreiden van de Europese Unie hun weg richting Vlaanderen.
Woonwagenbewoners in Vlaanderen Een groep die hier al sinds jaar en dag verblijft maar omwille van de herkomst tot de etnisch-culturele minderheden behoort, zijn de woonwagenbewoners. Deze woonwagenbewoners zijn meestal Vlamingen met een nomadische cultuur. Ze wonen traditioneel in woonwagens. Binnen deze populatie onderscheiden we drie groepen: de Voyageurs, de Manoesjen en de Roms. In Oost-Vlaanderen zijn er zowel residentiële terreinen als doortrekkersterreinen. In sommige steden en gemeenten staan woonwagens op een privaat stuk grond.
Conclusie Hoewel migratie dus van alle tijden is, is er de laatste 15 jaar toch een duidelijke evolutie waarneembaar. Daar waar migratie vroeger vooral bestond uit gastarbeiders die op vraag van de grootindustrie naar hier kwamen, zijn de huidige generaties migranten afkomstig uit een grotere verscheidenheid aan landen en hebben ze verschillende migratiemotieven. De migranten zijn jonger en vaker dan voorheen van het vrouwelijke geslacht. Niet alleen hun statuut verschilt, ook hun verwachtingen, hun profiel, hun mogelijkheden en hun arbeidsmarktpositie verschillen met de oude traditionele migratie van gastarbeiders.
20 identiteit: Oost-Vlaming
21 identiteit: Oost-Vlaming
Aantal niet-Belgen (excl. buurlanden)
Sint-Laureins
Maldegem
Sint-Gillis-Waas
Assenede
Kaprijke
Beveren
10 - 206
Stekene
Eeklo
Zelzate Wachtebeke
207 - 552
Moerbeke
Waarschoot
Sint-Niklaas
Kruibeke
Evergem
Knesselare Zomergem
Temse Waasmunster
Lokeren
Lochristi
553 - 1 120
Lovendegem Aalter
1 121 -2 919
Hamme Nevele
Deinze
Zele
Gent Destelbergen
St.-MartensLatem
Gavere
Aalst St.-LievensHoutem
Aandeel niet-Belgen (excl. buurlanden)
0.32 - 0.85%
Erpe-Mere
Zingem Zwalm
Wortegem-Petegem
22 675 Buggenhout
Lebbeke
Lede
Oosterzele Kruishoutem
Dendermonde
Wichelen
Merelbeke
Nazareth
Zulte
Berlare
Wetteren
Melle
De Pinte
Laarne
Herzele
Zottegem
Haaltert
Denderleeuw
0.85 - 1.40%
Oudenaarde Horebeke Ninove Brakel
Lierde
Maarkedal Kluisbergen Geraardsbergen Ronse
Aantal niet-Belgen (excl. buurlanden) en hun aandeel op de totale bevolking Op basis van nationaliteit op 1/01/2010
1.40 - 2.68% 2.68 - 4.73% 4.73 - 9.31% Bron data: Rijksregister Bron kaartmateriaal: Voorlopig referentiebestand gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (OC-GIS-Vlaanderen) Verwerking gegegvens: Steunpunt Sociale Planning Oost-Vlaanderen, sociale
[email protected]
20 identiteit: Oost-Vlaming
21 identiteit: Oost-Vlaming
Aantal niet-Belgen (excl. buurlanden)
Sint-Laureins
Maldegem
Sint-Gillis-Waas
Assenede
Kaprijke
Beveren
10 - 206
Stekene
Eeklo
Zelzate Wachtebeke
207 - 552
Moerbeke
Waarschoot
Sint-Niklaas
Kruibeke
Evergem
Knesselare Zomergem
Temse Waasmunster
Lokeren
Lochristi
553 - 1 120
Lovendegem Aalter
1 121 -2 919
Hamme Nevele
Deinze
Zele
Gent Destelbergen
St.-MartensLatem
Gavere
Aalst St.-LievensHoutem
Aandeel niet-Belgen (excl. buurlanden)
0.32 - 0.85%
Erpe-Mere
Zingem Zwalm
Wortegem-Petegem
22 675 Buggenhout
Lebbeke
Lede
Oosterzele Kruishoutem
Dendermonde
Wichelen
Merelbeke
Nazareth
Zulte
Berlare
Wetteren
Melle
De Pinte
Laarne
Herzele
Zottegem
Haaltert
Denderleeuw
0.85 - 1.40%
Oudenaarde Horebeke Ninove Brakel
Lierde
Maarkedal Kluisbergen Geraardsbergen Ronse
Aantal niet-Belgen (excl. buurlanden) en hun aandeel op de totale bevolking Op basis van nationaliteit op 1/01/2010
1.40 - 2.68% 2.68 - 4.73% 4.73 - 9.31% Bron data: Rijksregister Bron kaartmateriaal: Voorlopig referentiebestand gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (OC-GIS-Vlaanderen) Verwerking gegegvens: Steunpunt Sociale Planning Oost-Vlaanderen, sociale
[email protected]
22 identiteit: Oost-Vlaming
23 identiteit: Oost-Vlaming
Migratie per regio
is dat Europeanen in aandeel winnen en de andere nationaliteiten licht afnemen. Tien jaar geleden vertegenwoordigden de Turken bijna 60% van de vreemde nationaliteiten. Nu bedraagt dit aandeel nog slechts 45%. Van de andere nationaliteiten halen enkel de Marokkanen en Bulgaren een aandeel van meer dan 5%. Dit wijst opnieuw op de erg toegenomen diversiteit onder de etnisch-culturele minderheden. Met hoeveel deze groep mensen nu precies is, valt moeilijk te zeggen. Velen verwierven ondertussen de Belgische nationaliteit. Algemeen wordt er echter vanuit gegaan dat iets meer dan 15% van de Gentse bevolking zou behoren tot een etnischculturele Sint-Laureins minderheid.
van Turkije. Hele families verhuisden naar West-Europa waardoor Emirdag in vergelijking met de rest van Turkije nauwelijks een bevolkingstoename kende. De Turken verlieten hun thuisland om in de Gentse textielindustrie te werken. Eén van de eerste bedrijven die Turkse gastarbeiders in dienst nam was UCO (Union Cotonnière). Het aantal Turken bleef na de immigratiestop van 1974 aangroeien door gezinshereniging en gezinsvorming. De Turkse gemeenschap in Gent is ondertussen bijna zelfvoorzienend door de Turkse winkels, kappers, verzekeringsagenten, reisbureaus, dokters, enz. De Maghrebijnse gemeenschap in Gent kent een vergelijkbare geschiedenis. Ze is wel veel kleiner dan de Turkse. Dit staat in contrast met de rest van België waar de Maghrebijnse gemeenschap groter is dan de Turkse.
Oost-Vlaanderen kende doorheen zijn geschiedenis een veelheid aan emigratie- en immigratiegolven. Dit heeft Oost-Vlaanderen gemaakt tot wat het vandaag is. In OostVlaanderen is migratie nog steeds in de eerste plaats een stedelijk fenomeen. Zowat de helft van alle etnischculturele minderheden verblijft in Gent. Na Gent tellen Sint-Niklaas, Aalst en Lokeren het grootste aantal mensen met een andere herkomst. De overigen leven verspreid over de 61 andere gemeenten. Ook de nieuwe groepen vestigen zich in de eerste plaats in de grotere steden. De redenen Sint-Laureins hiervoor zijn velerlei. In steden is het eenvoudiger om conNet als de rest van België kende Gent in de jaren ’90 van de vorige eeuw tact te zoeken met landgenoten, er zijn meer maatschappeeen aanzienlijkeBeveren instroom van asielzoekers. Zij die erkend werden als Sint-Gillis-Waas Assenede lijke voorzieningen Kaprijke en sommigen houden ervan te kunnen vluchteling bouwden een leven uit in Gent. De meerderheid van de asielStekene Maldegem Zelzate verdwijnen in Eeklo de stedelijke anonimiteit. zoekers echter doorliep zonder succes de asielprocedure en verloor het Wachtebeke verblijfsrecht. Een deel van hen koos ervoor om in Gent te blijven. Het is Moerbeke Waarschoot Sint-Niklaas om precies uit moeilijk te maken met hoeveel zij zijn. Schattingen spreken Kruibeke Evergem Knesselare van minstens 3.000 tot meer dan 5.000 personen zonder wettig verblijf in Zomergem Temse Gent. Waasmunster Lokeren Lochristi
Kaprijke Maldegem
Gent
Nevele
Deinze
Destelbergen
St.-MartensLatem Melle
De Pinte
Gent
Zulte
Laarne
Wetteren
Oosterzele Gavere
Wichelen
Lede
Merelbeke
Nazareth
Berlare
St.-Lievens-
Hamme Gent kent ook een grote Slovaakse Romagemeenschap. De migratie van Zele Slovaakse Roma naar Gent nam een aanvang in 1998 toen ze hun land Dendermonde ontvluchtten en hier asiel vroegen. Een deel van deze Roma leeft een anoniem bestaan. Ze werken en huren een eigen woning. Een minderheid Buggenhout van Lebbeke hen leeft in erbarmelijke omstandigheden. Zij komen regelmatig in het nieuws wanneer ze van het ene kraakpand naar het andere verhuizen. Ook andere nationaliteiten van Roma vonden de afgelopen jaren hun weg Aalst richting Gent.
Houtem Net zoalsKruishoutem in de rest van Vlaanderen is er in Gent inErpe-Mere de 19de Zingem eeuw vooral sprake van binnenlandse migratie. De induZwalm dat de Gentse bevolking Haaltert striële ontwikkeling zorgt ervoor Herzele Zottegem Oudenaarde tussen 1830 en 1900 verdubbelt. Pas vanaf 1920 kwam de Wortegem-Petegem buitenlandse migratie echt op gang. Eerst werden er Poolse Horebeke Ninove en Italiaanse gastarbeiders aangetrokken, vanaf 1964 Brakel Lierde Maarkedal volgen Turkse immigranten. De meeste van de Turkse gastarbeidersKluisbergen kwamen uit de streek rond Emirdag in het westen Geraardsbergen Ronse
Met de uitbreiding van de Europese Unie in 2004 en 2007 met landen uit Oost-Europa migreerden vooral Bulgaren naar Gent. Een groot gedeelte van hen behoort tot de Turks sprekende minderheid. Zij migreren naar Gent door de aanwezigheid van Turkse Gentenaars die hen tewerkstellen. In 2009 was ongeveer 40% van de nieuwkomers in Gent van Bulgaarse afkomst. Er wonen momenteel 152 verschillende nationaliteiten in Gent. De trend
Denderleeuw
Beveren
Stekene
Eeklo
Zelzate Wachtebeke
Moerbeke
Waarschoot
Sint-Niklaas
Kruibeke
Evergem
Knesselare Zomergem
Temse Lochristi
Lokeren
Waasmunster
Lovendegem Aalter Hamme
Deinze
Zulte
Zele
Gent
Nevele
Lovendegem Aalter
Sint-Gillis-Waas
Assenede
Destelbergen
Waasland St.-MartensLatem
Laarne
Wetteren
Berlare
Dendermonde
Buggenhout
Sint-Niklaas, De PinteBeveren, Kruibeke, Stekene, Moerbeke, Wachtebeke, Lochristi, Lokeren, Waasmunster, Temse,Lede Sint-Gillis-Waas Melle
Nazareth
Wichelen
Lebbeke
Merelbeke
Oosterzele
Aalst
St.-LievensNa Gent isGavere het Waasland de regio met het grootste aantal allochtonen. Houtem Kruishoutem Erpe-Mere OokZingem in het Waasland startte de migratie in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw. Veel Marokkanen en Turken werdenDenderleeuw aangetrokken om in de Zwalm Haaltert Herzele Zottegem te werken. florerende (textiel)industrie De gastarbeiders vestigden zich in Oudenaarde Wortegem-Petegem Sint-Niklaas of gingen wonen in Temse met zijn Boelwerf. In Lokeren was Horebeke er vooral werk in de leerlooierijen. Een aantal nieuwkomers vestigde zich Ninove in kleinere gemeenten in het Waasland. Zo kent Sint-Gillis-Waas een kleine Brakel Lierde Maarkedal Turkse gemeenschap en heeft Waasmunster een kleine Marokkaanse Kluisbergen gemeenschap. Geraardsbergen Ronse
In de jaren ’80 en ’90 zie je ook in het Waasland een steeds grotere
verscheidenheid bij de etnisch-culturele minderheden. In Sint-Niklaas breidt de allochtone bevolking verder uit met Russen, Chilenen en Congolezen. Ook de oorlogen in ex-Joegoslavië en Tsjetsjenië drijven mensen tot in het Waasland. Een opvallend fenomeen voor het Waasland is het grote aantal Roma. De Roma in Sint-Niklaas en Temse zijn hoofdzakelijk afkomstig uit Kosovo. Ze spreken voornamelijk Romanes en/of Albanees en zijn moslim. Een beperkt aantal Roma in het Waasland is afkomstig uit Bosnië, Kroatië, Servië, Montenegro en Macedonië. De meeste Kosovaarse Roma zijn erkend als politiek vluchteling of kregen het beschermingsstatuut als oorlogsvluchteling. Opvallend zijn de grote gezinsverbanden waarin deze Roma leven. Verschillende generaties leven onder één dak. Eind 2009 woonden er zo’n 1.200 Roma in Temse en Sint-Niklaas. Door een verzadiging van de huizenmarkt wijken de Roma vandaag meer en meer uit naar randgemeenten als Stekene, Kruibeke en Beveren. In Lokeren woont een eerder kleine Romagemeenschap uit Tsjechië. Wel heeft Lokeren, na Gent, de grootste Tsjechische gemeenschap binnen Oost-Vlaanderen. Opvallend in Lokeren is verder de grote aanwezigheid van Marokkanen. Zo heeft Lokeren meer Marokkaanse inwoners dan Sint-Niklaas en Aalst samen, hoewel deze gemeenten meer allochtonen tellen in hun geheel. Turken vormen de tweede grootste groep, gevolgd door Nederlanders en Russen. In het Waasland zijn er ook woonwagenterreinen. Er is een terrein op het recreatiedomein Waesmeer in Temse, en in Sint-Gillis-Waas en Beveren verblijven er ook woonwagen bewoners. In het Waasland hebben Lokeren, Sint-Niklaas en Temse een eigen integratiedienst. Sint-Niklaas heeft ook een Rode
22 identiteit: Oost-Vlaming
23 identiteit: Oost-Vlaming
Migratie per regio
is dat Europeanen in aandeel winnen en de andere nationaliteiten licht afnemen. Tien jaar geleden vertegenwoordigden de Turken bijna 60% van de vreemde nationaliteiten. Nu bedraagt dit aandeel nog slechts 45%. Van de andere nationaliteiten halen enkel de Marokkanen en Bulgaren een aandeel van meer dan 5%. Dit wijst opnieuw op de erg toegenomen diversiteit onder de etnisch-culturele minderheden. Met hoeveel deze groep mensen nu precies is, valt moeilijk te zeggen. Velen verwierven ondertussen de Belgische nationaliteit. Algemeen wordt er echter vanuit gegaan dat iets meer dan 15% van de Gentse bevolking zou behoren tot een etnischculturele Sint-Laureins minderheid.
van Turkije. Hele families verhuisden naar West-Europa waardoor Emirdag in vergelijking met de rest van Turkije nauwelijks een bevolkingstoename kende. De Turken verlieten hun thuisland om in de Gentse textielindustrie te werken. Eén van de eerste bedrijven die Turkse gastarbeiders in dienst nam was UCO (Union Cotonnière). Het aantal Turken bleef na de immigratiestop van 1974 aangroeien door gezinshereniging en gezinsvorming. De Turkse gemeenschap in Gent is ondertussen bijna zelfvoorzienend door de Turkse winkels, kappers, verzekeringsagenten, reisbureaus, dokters, enz. De Maghrebijnse gemeenschap in Gent kent een vergelijkbare geschiedenis. Ze is wel veel kleiner dan de Turkse. Dit staat in contrast met de rest van België waar de Maghrebijnse gemeenschap groter is dan de Turkse.
Oost-Vlaanderen kende doorheen zijn geschiedenis een veelheid aan emigratie- en immigratiegolven. Dit heeft Oost-Vlaanderen gemaakt tot wat het vandaag is. In OostVlaanderen is migratie nog steeds in de eerste plaats een stedelijk fenomeen. Zowat de helft van alle etnischculturele minderheden verblijft in Gent. Na Gent tellen Sint-Niklaas, Aalst en Lokeren het grootste aantal mensen met een andere herkomst. De overigen leven verspreid over de 61 andere gemeenten. Ook de nieuwe groepen vestigen zich in de eerste plaats in de grotere steden. De redenen Sint-Laureins hiervoor zijn velerlei. In steden is het eenvoudiger om conNet als de rest van België kende Gent in de jaren ’90 van de vorige eeuw tact te zoeken met landgenoten, er zijn meer maatschappeeen aanzienlijkeBeveren instroom van asielzoekers. Zij die erkend werden als Sint-Gillis-Waas Assenede lijke voorzieningen Kaprijke en sommigen houden ervan te kunnen vluchteling bouwden een leven uit in Gent. De meerderheid van de asielStekene Maldegem Zelzate verdwijnen in Eeklo de stedelijke anonimiteit. zoekers echter doorliep zonder succes de asielprocedure en verloor het Wachtebeke verblijfsrecht. Een deel van hen koos ervoor om in Gent te blijven. Het is Moerbeke Waarschoot Sint-Niklaas om precies uit moeilijk te maken met hoeveel zij zijn. Schattingen spreken Kruibeke Evergem Knesselare van minstens 3.000 tot meer dan 5.000 personen zonder wettig verblijf in Zomergem Temse Gent. Waasmunster Lokeren Lochristi
Kaprijke Maldegem
Gent
Nevele
Deinze
Destelbergen
St.-MartensLatem Melle
De Pinte
Gent
Zulte
Laarne
Wetteren
Oosterzele Gavere
Wichelen
Lede
Merelbeke
Nazareth
Berlare
St.-Lievens-
Hamme Gent kent ook een grote Slovaakse Romagemeenschap. De migratie van Zele Slovaakse Roma naar Gent nam een aanvang in 1998 toen ze hun land Dendermonde ontvluchtten en hier asiel vroegen. Een deel van deze Roma leeft een anoniem bestaan. Ze werken en huren een eigen woning. Een minderheid Buggenhout van Lebbeke hen leeft in erbarmelijke omstandigheden. Zij komen regelmatig in het nieuws wanneer ze van het ene kraakpand naar het andere verhuizen. Ook andere nationaliteiten van Roma vonden de afgelopen jaren hun weg Aalst richting Gent.
Houtem Net zoalsKruishoutem in de rest van Vlaanderen is er in Gent inErpe-Mere de 19de Zingem eeuw vooral sprake van binnenlandse migratie. De induZwalm dat de Gentse bevolking Haaltert striële ontwikkeling zorgt ervoor Herzele Zottegem Oudenaarde tussen 1830 en 1900 verdubbelt. Pas vanaf 1920 kwam de Wortegem-Petegem buitenlandse migratie echt op gang. Eerst werden er Poolse Horebeke Ninove en Italiaanse gastarbeiders aangetrokken, vanaf 1964 Brakel Lierde Maarkedal volgen Turkse immigranten. De meeste van de Turkse gastarbeidersKluisbergen kwamen uit de streek rond Emirdag in het westen Geraardsbergen Ronse
Met de uitbreiding van de Europese Unie in 2004 en 2007 met landen uit Oost-Europa migreerden vooral Bulgaren naar Gent. Een groot gedeelte van hen behoort tot de Turks sprekende minderheid. Zij migreren naar Gent door de aanwezigheid van Turkse Gentenaars die hen tewerkstellen. In 2009 was ongeveer 40% van de nieuwkomers in Gent van Bulgaarse afkomst. Er wonen momenteel 152 verschillende nationaliteiten in Gent. De trend
Denderleeuw
Beveren
Stekene
Eeklo
Zelzate Wachtebeke
Moerbeke
Waarschoot
Sint-Niklaas
Kruibeke
Evergem
Knesselare Zomergem
Temse Lochristi
Lokeren
Waasmunster
Lovendegem Aalter Hamme
Deinze
Zulte
Zele
Gent
Nevele
Lovendegem Aalter
Sint-Gillis-Waas
Assenede
Destelbergen
Waasland St.-MartensLatem
Laarne
Wetteren
Berlare
Dendermonde
Buggenhout
Sint-Niklaas, De PinteBeveren, Kruibeke, Stekene, Moerbeke, Wachtebeke, Lochristi, Lokeren, Waasmunster, Temse,Lede Sint-Gillis-Waas Melle
Nazareth
Wichelen
Lebbeke
Merelbeke
Oosterzele
Aalst
St.-LievensNa Gent isGavere het Waasland de regio met het grootste aantal allochtonen. Houtem Kruishoutem Erpe-Mere OokZingem in het Waasland startte de migratie in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw. Veel Marokkanen en Turken werdenDenderleeuw aangetrokken om in de Zwalm Haaltert Herzele Zottegem te werken. florerende (textiel)industrie De gastarbeiders vestigden zich in Oudenaarde Wortegem-Petegem Sint-Niklaas of gingen wonen in Temse met zijn Boelwerf. In Lokeren was Horebeke er vooral werk in de leerlooierijen. Een aantal nieuwkomers vestigde zich Ninove in kleinere gemeenten in het Waasland. Zo kent Sint-Gillis-Waas een kleine Brakel Lierde Maarkedal Turkse gemeenschap en heeft Waasmunster een kleine Marokkaanse Kluisbergen gemeenschap. Geraardsbergen Ronse
In de jaren ’80 en ’90 zie je ook in het Waasland een steeds grotere
verscheidenheid bij de etnisch-culturele minderheden. In Sint-Niklaas breidt de allochtone bevolking verder uit met Russen, Chilenen en Congolezen. Ook de oorlogen in ex-Joegoslavië en Tsjetsjenië drijven mensen tot in het Waasland. Een opvallend fenomeen voor het Waasland is het grote aantal Roma. De Roma in Sint-Niklaas en Temse zijn hoofdzakelijk afkomstig uit Kosovo. Ze spreken voornamelijk Romanes en/of Albanees en zijn moslim. Een beperkt aantal Roma in het Waasland is afkomstig uit Bosnië, Kroatië, Servië, Montenegro en Macedonië. De meeste Kosovaarse Roma zijn erkend als politiek vluchteling of kregen het beschermingsstatuut als oorlogsvluchteling. Opvallend zijn de grote gezinsverbanden waarin deze Roma leven. Verschillende generaties leven onder één dak. Eind 2009 woonden er zo’n 1.200 Roma in Temse en Sint-Niklaas. Door een verzadiging van de huizenmarkt wijken de Roma vandaag meer en meer uit naar randgemeenten als Stekene, Kruibeke en Beveren. In Lokeren woont een eerder kleine Romagemeenschap uit Tsjechië. Wel heeft Lokeren, na Gent, de grootste Tsjechische gemeenschap binnen Oost-Vlaanderen. Opvallend in Lokeren is verder de grote aanwezigheid van Marokkanen. Zo heeft Lokeren meer Marokkaanse inwoners dan Sint-Niklaas en Aalst samen, hoewel deze gemeenten meer allochtonen tellen in hun geheel. Turken vormen de tweede grootste groep, gevolgd door Nederlanders en Russen. In het Waasland zijn er ook woonwagenterreinen. Er is een terrein op het recreatiedomein Waesmeer in Temse, en in Sint-Gillis-Waas en Beveren verblijven er ook woonwagen bewoners. In het Waasland hebben Lokeren, Sint-Niklaas en Temse een eigen integratiedienst. Sint-Niklaas heeft ook een Rode
24 identiteit: Oost-Vlaming
25 identiteit: Oost-Vlaming Sint-Laureins
Kruisopvangcentrum voor asielzoekers. Dit werd eind jaren ’90 opgericht om het groeiend aantal asielzoekers materiële opvang aan te bieden. In Sint-Niklaas is ook het VLOS (Vluchtelingen Onthaal Sint-Niklaas) aanwezig. Dit is een vrijwilligersorganisatie die asielzoekers en vluchtelingen ondersteunt. Sint-Laureins
Sint-Gillis-Waas
Assenede
Kaprijke
Maldegem
Beveren
Stekene
Eeklo
Zelzate
Wachtebeke
Moerbeke
Waarschoot
Sint-Niklaas
Kruibeke
Evergem
Knesselare Zomergem
Temse Waasmunster
Lokeren
Lochristi Lovendegem Aalter
Hamme Zele
Gent
Nevele
Deinze
Destelbergen
St.-MartensLatem
Gavere
Buggenhout Wichelen
Lebbeke
Erpe-Mere
Zwalm
Herzele
Zottegem
Haaltert
Denderleeuw
Oudenaarde
Hamme, Dendermonde, Zele, Buggenhout, Lebbeke, Aalst, Denderleeuw, Ninove, Destelbergen, Laarne, Melle, Wichelen, Merelbeke, Wetteren, Lede, Erpe-Mere, Haaltert Horebeke
Ninove
Brakel
Lierde
Maarkedal
Kluisbergen
Geraardsbergen
Ronse
Scheldeland is een ruime regio die de grenzen van OostVlaanderen overstijgt. We beperken ons hier tot de steden en gemeenten binnen Oost-Vlaanderen. Hamme, Zele en Aalst zijn centra waar de migratie gekoppeld is aan de industriële ontwikkeling in de jaren ’60. Doorheen de jaren vestigden er zich grote gemeen schappen van Turken. Vooral in Hamme en Zele vormen zij de overgrote meerderheid van de allochtonen. Na Gent is Zele de gemeente met het grootste aantal Turken in Oost-Vlaanderen. Zij ontwikkelden een eigen netwerk met kruideniers, bakkers en cafés. Opvallend is het grote aantal Turkse ondernemers in Zele die actief zijn als kabelleggers en grondwerkers. Ook in buurgemeente Hamme vind je een relatief grote aanwezigheid van Turken.
Sint-Gillis-Waas
Assenede
Kaprijke Maldegem
Beveren
Stekene
Eeklo
Zelzate Wachtebeke
Moerbeke
Waarschoot
Sint-Niklaas
Kruibeke
Evergem
Knesselare Zomergem
Temse Waasmunster
Lokeren
Lochristi Lovendegem Aalter
In Knesselare is er ook een terrein voor woonwagen bewoners. In andere gemeenten of steden zoals Eeklo, Maldegem, Lovendegem en Evergem verblijven er ook woonwagenbewoners, sommigen nog in een woonwagen, anderen in een huis.
Hamme
Dendermonde kreeg ten gevolge van de burgeroorlog in Rwanda in de tweede helft van de jaren ’90 heel wat Rwandese vluchtelingen toegewezen. De meesten onder hen verwierven ondertussen de Belgische nationaliteit. Voor het overige valt de allochtone gemeenschap in Dendermonde, met uitzondering van een beperkte groep Marokkanen, eerder klein uit. Lebbeke heeft dan weer een kleine Marokkaanse, Algerijnse en Syrische gemeenschap. De Syriërs zijn vooral in de textielhandel actief. Gemeenten als Ninove en Wetteren kennen kleinere allochtone gemeenschappen.
Meetjesland
Deinze
Zele
Gent
Nevele
Destelbergen
St.-MartensLatem
Berlare
Dendermonde
Buggenhout
Wetteren
Melle
De Pinte
Laarne
Wichelen
Lebbeke
Sint-Laureins
Aalter, Assenede, Eeklo, Evergem, Kaprijke, Knesselare, Lovendegem, Maldegem, Nevele, Sint-Laureins, Waarschoot, Zelzate, Zomergem Nazareth
Zulte
Lede
Merelbeke
Oosterzele
Gavere
Kruishoutem
Aalst
Zwalm
Herzele
Zottegem
Zelzate Wachtebeke
Haaltert
Denderleeuw
Sint-Niklaas
De grote aanwezigheid van Rwandezen en Congolezen binnen een deel van het Scheldeland is een fenomeen dat zich aan de ganse oostgrens van de provincie aftekent. Dit is voornamelijk toe te schrijven aan een recente migratie van deze groepen vanuit Brussel en Nederland. De Rwandezen en Congolezen zijn vooral op zoek naar goedkopere woningen en een rustiger woon- en leefomgeving voor hun kinderen. Ook de goede reputatie van het Vlaamse onderwijs werkt de migratie in de hand. Hun kinderen lopen school in de nieuwe stad of gemeente maar voor hun sociale leven en tewerkstelling blijven zij meestal op Brussel aangewezen. In het Scheldeland hebben Denderleeuw, Zele en Aalst een eigen gemeentelijke integratiedienst. Aalst heeft ook een onthaal- en opvangcentrum voor buitenlandse niet-begeleide minderjarigen, namelijk Juna vzw. Wetteren en Laarne beschikken dan weer over een vrijwilligersinitiatief dat instaat voor de begeleiding van asielzoekers en vluchtelingen. In Wetteren en Aalst zijn er ook gemeentelijke terreinen voor woonwagenbewoners.
Krui
Evergem
Knesselare Zomergem
Temse Waasmunster
Lokeren
Lochristi Lovendegem
Ninove
Brakel
Moerbeke
Waarschoot
Oudenaarde
Beveren
Stekene
Eeklo
Erpe-Mere
Zingem
Het Meetjesland kent een aantal kleinere etnisch-culturele gemeenschappen. Vaak zijn het een aantal individuen of families die met elkaar optrekken. De migratie van Turkse en Noord-Afrikaanse arbeidsmigranten uit de jaren ’60 en ’70 in de vorige eeuw is grotendeels voorbijgegaan aan het Meetjesland. Dit ligt vooral aan het landelijke karakter van deze streek. Wortegem-Petegem
Sint-Gillis-Waas
Assenede
Kaprijke Maldegem
St.-LievensHoutem
Horebeke
Aalst St.-LievensHoutem
Zingem
Scheldeland
Dendermonde
Lede
Oosterzele
Wortegem-Petegem
Berlare
Merelbeke
Nazareth
Kruishoutem
Laarne
Wetteren
Melle
De Pinte
Zulte
In Scheldeland vormt Aalst de stad met de grootste allochtone gemeenschap. De Turken vormden tot voor kort de belangrijkste groep migranten in Aalst. Deze zijn nu ingehaald door bewoners van Congolese afkomst. Velen van hen hebben de Nederlandse nationaliteit. Andere groepen van vreemde nationaliteiten in Aalst zijn de Marokkanen en Russen.
Aalter
Lierde
Hamme
Maarkedal
Zele
Gent
Nevele
Kluisbergen
Destelbergen
Laarne
Geraardsbergen
Berlare
Dendermonde
Ronse
Zelzate vormt hierop een uitzondering. In tegenstelling tot de rest van het Meetjesland is de industrie er sterk ontwikkeld. Het waren vooral Maghrebijnen en Italianen die zich in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw in Zelzate vestigden. Een aantal jaren geleden richtte de Marokkaanse gemeenschap een eigen moskeevereniging op. De nabijheid van de Nederlandse grens en het verscherpen van de migratiewetgeving in Nederland zorgen recent ook voor meer instroom van Marokkaanse Nederlanders.
Leiestreek
Deinze
St.-MartensLatem
Nazareth, De Pinte, Deinze, Sint-Martens-Latem Nazareth
Zulte
Aalst St.-LievensHoutem
In de Leiestreek wonen er net als in het Meetjesland enkel kleinere groepen etnisch-culturele minderheden. Ook hier was er in het verleden weinig sprake van arbeidsmigratie. Wel is er in Deinze een Rode Kruisopvangcentrum voor asielzoekers gevestigd. Dit opvangcentrum biedt onderdak aan 55 asielzoekers waaronder 17 niet-begeleide minderjarigen.
Erpe-Mere
Zingem
Zwalm
Zottegem
Herzele
Haaltert
Oudenaarde
Horebeke
Brakel
Lierde
Maarkedal
Het Meetjesland kent wel een aanzienlijk aantal recente migraties van vluchtelingen en asielzoekers. Enkele grotere lokale opvanginitiatieven die instaan voor de opvang van asielzoekers zijn hier niet vreemd aan. Zo bieden Maldegem, Evergem en Assenede opvang aan meerdere tientallen asielzoekers. Het gaat hier om alleenstaande mannen, vrouwen en om families. In 2002 werd er in Eeklo ook een Rode Kruisopvangcentrum voor asielzoekers opgericht. In deze collectieve opvangstructuur krijgen 100 asielzoekers onderdak en begeleiding.
Lebbeke
Lede
Gavere
Wortegem-Petegem
Wichelen
Merelbeke Oosterzele
Kruishoutem
Buggenhout
Wetteren
Melle
De Pinte
Kluisbergen
Geraardsbergen
Ronse
Ninove
Denderleeuw
24 identiteit: Oost-Vlaming
25 identiteit: Oost-Vlaming Sint-Laureins
Kruisopvangcentrum voor asielzoekers. Dit werd eind jaren ’90 opgericht om het groeiend aantal asielzoekers materiële opvang aan te bieden. In Sint-Niklaas is ook het VLOS (Vluchtelingen Onthaal Sint-Niklaas) aanwezig. Dit is een vrijwilligersorganisatie die asielzoekers en vluchtelingen ondersteunt. Sint-Laureins
Sint-Gillis-Waas
Assenede
Kaprijke
Maldegem
Beveren
Stekene
Eeklo
Zelzate
Wachtebeke
Moerbeke
Waarschoot
Sint-Niklaas
Kruibeke
Evergem
Knesselare Zomergem
Temse Waasmunster
Lokeren
Lochristi Lovendegem Aalter
Hamme Zele
Gent
Nevele
Deinze
Destelbergen
St.-MartensLatem
Gavere
Buggenhout Wichelen
Lebbeke
Erpe-Mere
Zwalm
Herzele
Zottegem
Haaltert
Denderleeuw
Oudenaarde
Hamme, Dendermonde, Zele, Buggenhout, Lebbeke, Aalst, Denderleeuw, Ninove, Destelbergen, Laarne, Melle, Wichelen, Merelbeke, Wetteren, Lede, Erpe-Mere, Haaltert Horebeke
Ninove
Brakel
Lierde
Maarkedal
Kluisbergen
Geraardsbergen
Ronse
Scheldeland is een ruime regio die de grenzen van OostVlaanderen overstijgt. We beperken ons hier tot de steden en gemeenten binnen Oost-Vlaanderen. Hamme, Zele en Aalst zijn centra waar de migratie gekoppeld is aan de industriële ontwikkeling in de jaren ’60. Doorheen de jaren vestigden er zich grote gemeen schappen van Turken. Vooral in Hamme en Zele vormen zij de overgrote meerderheid van de allochtonen. Na Gent is Zele de gemeente met het grootste aantal Turken in Oost-Vlaanderen. Zij ontwikkelden een eigen netwerk met kruideniers, bakkers en cafés. Opvallend is het grote aantal Turkse ondernemers in Zele die actief zijn als kabelleggers en grondwerkers. Ook in buurgemeente Hamme vind je een relatief grote aanwezigheid van Turken.
Sint-Gillis-Waas
Assenede
Kaprijke Maldegem
Beveren
Stekene
Eeklo
Zelzate Wachtebeke
Moerbeke
Waarschoot
Sint-Niklaas
Kruibeke
Evergem
Knesselare Zomergem
Temse Waasmunster
Lokeren
Lochristi Lovendegem Aalter
In Knesselare is er ook een terrein voor woonwagen bewoners. In andere gemeenten of steden zoals Eeklo, Maldegem, Lovendegem en Evergem verblijven er ook woonwagenbewoners, sommigen nog in een woonwagen, anderen in een huis.
Hamme
Dendermonde kreeg ten gevolge van de burgeroorlog in Rwanda in de tweede helft van de jaren ’90 heel wat Rwandese vluchtelingen toegewezen. De meesten onder hen verwierven ondertussen de Belgische nationaliteit. Voor het overige valt de allochtone gemeenschap in Dendermonde, met uitzondering van een beperkte groep Marokkanen, eerder klein uit. Lebbeke heeft dan weer een kleine Marokkaanse, Algerijnse en Syrische gemeenschap. De Syriërs zijn vooral in de textielhandel actief. Gemeenten als Ninove en Wetteren kennen kleinere allochtone gemeenschappen.
Meetjesland
Deinze
Zele
Gent
Nevele
Destelbergen
St.-MartensLatem
Berlare
Dendermonde
Buggenhout
Wetteren
Melle
De Pinte
Laarne
Wichelen
Lebbeke
Sint-Laureins
Aalter, Assenede, Eeklo, Evergem, Kaprijke, Knesselare, Lovendegem, Maldegem, Nevele, Sint-Laureins, Waarschoot, Zelzate, Zomergem Nazareth
Zulte
Lede
Merelbeke
Oosterzele
Gavere
Kruishoutem
Aalst
Zwalm
Herzele
Zottegem
Zelzate Wachtebeke
Haaltert
Denderleeuw
Sint-Niklaas
De grote aanwezigheid van Rwandezen en Congolezen binnen een deel van het Scheldeland is een fenomeen dat zich aan de ganse oostgrens van de provincie aftekent. Dit is voornamelijk toe te schrijven aan een recente migratie van deze groepen vanuit Brussel en Nederland. De Rwandezen en Congolezen zijn vooral op zoek naar goedkopere woningen en een rustiger woon- en leefomgeving voor hun kinderen. Ook de goede reputatie van het Vlaamse onderwijs werkt de migratie in de hand. Hun kinderen lopen school in de nieuwe stad of gemeente maar voor hun sociale leven en tewerkstelling blijven zij meestal op Brussel aangewezen. In het Scheldeland hebben Denderleeuw, Zele en Aalst een eigen gemeentelijke integratiedienst. Aalst heeft ook een onthaal- en opvangcentrum voor buitenlandse niet-begeleide minderjarigen, namelijk Juna vzw. Wetteren en Laarne beschikken dan weer over een vrijwilligersinitiatief dat instaat voor de begeleiding van asielzoekers en vluchtelingen. In Wetteren en Aalst zijn er ook gemeentelijke terreinen voor woonwagenbewoners.
Krui
Evergem
Knesselare Zomergem
Temse Waasmunster
Lokeren
Lochristi Lovendegem
Ninove
Brakel
Moerbeke
Waarschoot
Oudenaarde
Beveren
Stekene
Eeklo
Erpe-Mere
Zingem
Het Meetjesland kent een aantal kleinere etnisch-culturele gemeenschappen. Vaak zijn het een aantal individuen of families die met elkaar optrekken. De migratie van Turkse en Noord-Afrikaanse arbeidsmigranten uit de jaren ’60 en ’70 in de vorige eeuw is grotendeels voorbijgegaan aan het Meetjesland. Dit ligt vooral aan het landelijke karakter van deze streek. Wortegem-Petegem
Sint-Gillis-Waas
Assenede
Kaprijke Maldegem
St.-LievensHoutem
Horebeke
Aalst St.-LievensHoutem
Zingem
Scheldeland
Dendermonde
Lede
Oosterzele
Wortegem-Petegem
Berlare
Merelbeke
Nazareth
Kruishoutem
Laarne
Wetteren
Melle
De Pinte
Zulte
In Scheldeland vormt Aalst de stad met de grootste allochtone gemeenschap. De Turken vormden tot voor kort de belangrijkste groep migranten in Aalst. Deze zijn nu ingehaald door bewoners van Congolese afkomst. Velen van hen hebben de Nederlandse nationaliteit. Andere groepen van vreemde nationaliteiten in Aalst zijn de Marokkanen en Russen.
Aalter
Lierde
Hamme
Maarkedal
Zele
Gent
Nevele
Kluisbergen
Destelbergen
Laarne
Geraardsbergen
Berlare
Dendermonde
Ronse
Zelzate vormt hierop een uitzondering. In tegenstelling tot de rest van het Meetjesland is de industrie er sterk ontwikkeld. Het waren vooral Maghrebijnen en Italianen die zich in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw in Zelzate vestigden. Een aantal jaren geleden richtte de Marokkaanse gemeenschap een eigen moskeevereniging op. De nabijheid van de Nederlandse grens en het verscherpen van de migratiewetgeving in Nederland zorgen recent ook voor meer instroom van Marokkaanse Nederlanders.
Leiestreek
Deinze
St.-MartensLatem
Nazareth, De Pinte, Deinze, Sint-Martens-Latem Nazareth
Zulte
Aalst St.-LievensHoutem
In de Leiestreek wonen er net als in het Meetjesland enkel kleinere groepen etnisch-culturele minderheden. Ook hier was er in het verleden weinig sprake van arbeidsmigratie. Wel is er in Deinze een Rode Kruisopvangcentrum voor asielzoekers gevestigd. Dit opvangcentrum biedt onderdak aan 55 asielzoekers waaronder 17 niet-begeleide minderjarigen.
Erpe-Mere
Zingem
Zwalm
Zottegem
Herzele
Haaltert
Oudenaarde
Horebeke
Brakel
Lierde
Maarkedal
Het Meetjesland kent wel een aanzienlijk aantal recente migraties van vluchtelingen en asielzoekers. Enkele grotere lokale opvanginitiatieven die instaan voor de opvang van asielzoekers zijn hier niet vreemd aan. Zo bieden Maldegem, Evergem en Assenede opvang aan meerdere tientallen asielzoekers. Het gaat hier om alleenstaande mannen, vrouwen en om families. In 2002 werd er in Eeklo ook een Rode Kruisopvangcentrum voor asielzoekers opgericht. In deze collectieve opvangstructuur krijgen 100 asielzoekers onderdak en begeleiding.
Lebbeke
Lede
Gavere
Wortegem-Petegem
Wichelen
Merelbeke Oosterzele
Kruishoutem
Buggenhout
Wetteren
Melle
De Pinte
Kluisbergen
Geraardsbergen
Ronse
Ninove
Denderleeuw
Temse Waasmunster
Lokeren
Lochristi Lovendegem Aalter
Hamme
26 identiteit: Oost-Vlaming Deinze
Zele
Gent
Nevele
Destelbergen
St.-MartensLatem
Aalst St.-LievensHoutem Erpe-Mere
Zingem Zwalm
Wortegem-Petegem
27 identiteit: Oost-Vlaming Buggenhout
Lebbeke
Lede
Oosterzele Gavere Kruishoutem
Dendermonde
Wichelen
Merelbeke
Nazareth
Zulte
Berlare
Wetteren
Melle
De Pinte
Laarne
Herzele
Zottegem
Haaltert
Denderleeuw
Oudenaarde Horebeke Ninove Brakel
Lierde
Maarkedal Kluisbergen Geraardsbergen Ronse
Vlaamse Ardennen Sint-Lievens-Houtem, Lierde, Zottegem, Herzele, Geraardsbergen, Brakel, Zwalm, Gavere, Zingem, Oudenaarde, Maarkedal, Kluisbergen, Ronse, Horebeke, Wortegem-Petegem, Kruishoutem In de Vlaamse Ardennen zijn er weinig gemeenten of steden waar er een grote vertegenwoordiging is van niet-Belgen. Een uitzondering hierop is de faciliteitengemeente Ronse. In Ronse woont er een grote groep Fransen, gevolgd door Marokkanen. Samen vormen deze twee groepen meer dan de helft van het aantal migranten in Ronse. Hiernaast is er een kleine Italiaanse en kleine Tunesische gemeenschap. Deze gemeenschappen zijn grotendeels terug te leiden tot de migratie in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw toen Ronse een belangrijk centrum van industriële (textiel)nijverheid was. Ronse blijft, omwille van haar taalfaciliteiten en goedkope woningen, een grote instroom kennen vanuit Brussel. Dit zijn veelal Marokkaanse families. Ronse heeft een eigen gemeentelijke integratiedienst. De recente migratie vanuit Brussel zie je ook in de buurgemeenten van Ronse. Een voorbeeld is Geraardsbergen. Deze stad ondervindt een zelfde instroom van Franstaligen vanuit Brussel. Vaak zijn het Congolezen of Rwandezen die, op zoek naar een goedkopere woning, zich in de Vlaamse Ardennen vestigen.
In de kleinste gemeente in Oost-Vlaanderen, Horebeke, verblijven er ook etnisch-culturele minderheden. Hun aantal blijft beperkt tot enkele tientallen. Deze kleine aanwezigheid is eerder typisch voor de Vlaamse Ardennen. In vergelijking met de rest van Vlaanderen hebben de gemeenten in deze regio weinig inwoners met een vreemde origine. Deze nieuwe inwoners zijn ook vaak enkelingen in het dorp. Ze worden toegewezen aan een gemeente als asielzoeker of erkende vluchteling, of komen uit de (nieuwe) EU-landen.
Bronnen: ·· Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, 2009, Ben ik een migrant? De geschiedenis van onze migraties, Averbode, Uitgeverij Averbode, www.diversiteit.be ·· Oost-Vlaams Diversiteitscentrum, Omgevingsanalyse demografie, www.odice.be, Gent ·· Stedelijke Integratiedienst Gent, Omgevingsanalyse Beleidsplan Etnisch-Culturele Minderheden 2009-2011, www.gent.be
Temse Waasmunster
Lokeren
Lochristi Lovendegem Aalter
Hamme
26 identiteit: Oost-Vlaming Deinze
Zele
Gent
Nevele
Destelbergen
St.-MartensLatem
Aalst St.-LievensHoutem Erpe-Mere
Zingem Zwalm
Wortegem-Petegem
27 identiteit: Oost-Vlaming Buggenhout
Lebbeke
Lede
Oosterzele Gavere Kruishoutem
Dendermonde
Wichelen
Merelbeke
Nazareth
Zulte
Berlare
Wetteren
Melle
De Pinte
Laarne
Herzele
Zottegem
Haaltert
Denderleeuw
Oudenaarde Horebeke Ninove Brakel
Lierde
Maarkedal Kluisbergen Geraardsbergen Ronse
Vlaamse Ardennen Sint-Lievens-Houtem, Lierde, Zottegem, Herzele, Geraardsbergen, Brakel, Zwalm, Gavere, Zingem, Oudenaarde, Maarkedal, Kluisbergen, Ronse, Horebeke, Wortegem-Petegem, Kruishoutem In de Vlaamse Ardennen zijn er weinig gemeenten of steden waar er een grote vertegenwoordiging is van niet-Belgen. Een uitzondering hierop is de faciliteitengemeente Ronse. In Ronse woont er een grote groep Fransen, gevolgd door Marokkanen. Samen vormen deze twee groepen meer dan de helft van het aantal migranten in Ronse. Hiernaast is er een kleine Italiaanse en kleine Tunesische gemeenschap. Deze gemeenschappen zijn grotendeels terug te leiden tot de migratie in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw toen Ronse een belangrijk centrum van industriële (textiel)nijverheid was. Ronse blijft, omwille van haar taalfaciliteiten en goedkope woningen, een grote instroom kennen vanuit Brussel. Dit zijn veelal Marokkaanse families. Ronse heeft een eigen gemeentelijke integratiedienst. De recente migratie vanuit Brussel zie je ook in de buurgemeenten van Ronse. Een voorbeeld is Geraardsbergen. Deze stad ondervindt een zelfde instroom van Franstaligen vanuit Brussel. Vaak zijn het Congolezen of Rwandezen die, op zoek naar een goedkopere woning, zich in de Vlaamse Ardennen vestigen.
In de kleinste gemeente in Oost-Vlaanderen, Horebeke, verblijven er ook etnisch-culturele minderheden. Hun aantal blijft beperkt tot enkele tientallen. Deze kleine aanwezigheid is eerder typisch voor de Vlaamse Ardennen. In vergelijking met de rest van Vlaanderen hebben de gemeenten in deze regio weinig inwoners met een vreemde origine. Deze nieuwe inwoners zijn ook vaak enkelingen in het dorp. Ze worden toegewezen aan een gemeente als asielzoeker of erkende vluchteling, of komen uit de (nieuwe) EU-landen.
Bronnen: ·· Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, 2009, Ben ik een migrant? De geschiedenis van onze migraties, Averbode, Uitgeverij Averbode, www.diversiteit.be ·· Oost-Vlaams Diversiteitscentrum, Omgevingsanalyse demografie, www.odice.be, Gent ·· Stedelijke Integratiedienst Gent, Omgevingsanalyse Beleidsplan Etnisch-Culturele Minderheden 2009-2011, www.gent.be
28 identiteit: Oost-Vlaming
29 identiteit: Oost-Vlaming
Hoelang noem je iemand met een andere herkomst een allochtoon? Met deze hamvraag in mijn achterhoofd sprak ik af met Karima Harrouch. Karima is een jongedame van Marokkaanse afkomst, geboren en opgegroeid in Lokeren. Ik interview haar in een vergaderzaaltje bij haar huidige werkgever. Karima is goedlachs en niet op haar mondje gevallen. Geduldig legt ze haar verhaal uit en toont ze waarmee meisjes met een andere herkomst het in Vlaanderen vaak moeilijk hebben. Karima’s vader vestigde zich in 1964 in Lokeren en ging aan de slag bij het textielbedrijf Gonzales Cock. “Mijn vader kwam hier toe als een jonge twintiger” vertelt Karima me als ik vraag naar haar familiegeschiedenis. “Hij werkte dag in dag uit in de textielfabriek. Elk jaar kreeg hij 20 dagen vakantie die hij vooral in Marokko doorbracht. Daar huwde hij enkele jaren later mijn moeder.” De moeder van Karima verhuisde na het huwelijk niet mee naar België. “Nee, mijn vader trok na het huwelijk terug naar Lokeren om er opnieuw een volledig jaar te werken. De zomer erop verbleef hij dan weer in Marokko. Deze regeling duurde ongeveer 7 jaar. Op zich was dit logisch. Het was mijn vaders bedoeling om uiteindelijk definitief naar Marokko terug te keren. Pas toen mijn ouders al drie kinderen hadden en het gemis bij mijn vader te groot werd, besloten ze in 1975 zich samen in Lokeren te vestigen. Mijn grootvader was hiermee echter niet akkoord, hij wou zijn kleinkinderen liever dicht bij hem in Marokko.” De ouders van Karima kregen er in België nog 5 kinderen bij. “Wij zijn thuis met 8 kinderen, ik ben de zesde in rij” zegt Karima. “Mijn ouders bleven er al die tijd van overtuigd dat ze ooit naar Marokko zouden terugkeren. Vandaag in feite nog steeds. Mijn vader is nu op pensioen en ze gaan steeds vaker op reis naar Marokko. Mijn moeder houdt de boot voor een definitieve verhuis voorlopig nog een beetje af. Eerst moeten alle kinderen uit huis zijn, zegt ze. Ik zou het zelf wel goed vinden, mochten ze naar hun moederland teruggaan. Mijn vader is in Marokko een gelukkig man die er zich thuis voelt. In Lokeren voelt hij zich na al die jaren nog steeds stukken minder aanvaard.
Karima Harrouch, Oost-Vlaamse van Marokkaanse afkomst
“Ik koester mijn Marokkaanse roots, maar dat wil niet zeggen dat ik geen Belgische of Vlaamse ben.”
Ik stel Karima de vraag hoe het was om als meisje van Marokkaanse afkomst in Vlaanderen op te groeien. “Goed” lacht ze, “ik had een gelukkige jeugd. Wel heb ik altijd beseft dat ik anders was, dat ik in een andere
leefwereld vertoefde dan de Vlaamse kinderen. Dit voelde je sterk op school. Ik ging in het lager onderwijs naar een gemengde school in Lokeren. Ik was er vooral bevriend met de Marokkaanse kinderen. De Vlaamse kinderen trokken ook meer met elkaar op. Ik denk dat dit normaal is, als kind zoek je een groep waarbij je je goed voelt. Bij de Marokkaanse kinderen voelde ik me beter begrepen, we konden praten over dezelfde zaken.” In het secundaire onderwijs volgde Karima de opleiding snit en naad. “Mijn vader vroeg me na het lager onderwijs wat ik wou doen. Ik had er toen echt geen idee van. Hij stelde voor om mij in te schrijven in de opleiding Handel. Maar vanuit het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) raadden ze me een lagere opleiding aan. Niet beter wetend volgde ik hun advies en startte de opleiding Snit en Naad. Ik kwam terecht in een klas met bijna uitsluitend Marokkaanse meisjes. In de andere opleidingen was er wel een grotere mix aan leerlingen, in mijn opleiding niet.” Als ik Karima hoor praten over die opleiding merk ik dat ze er niet echt tevreden over is. “In het begin wel hoor, toen amuseerde ik me enorm. Wat wil je, een klas vol giechelende meisjes. Maar vanaf het vierde, vijfde middelbaar begon ik me vragen te stellen. Ik verveelde me ook steeds meer in de klas. Uiteindelijk viel dit ook een juf op. Ze vertelde me dat ik er in feite niet op mijn plaats zat en dat ik beter een hogere opleiding volgde. Jammer genoeg was het toen al te laat om nog van opleiding te veranderen.” Karima volgde uiteindelijk wel nog een 7de jaar om haar A2-diploma te behalen. Ik wil nog even terugkomen op wat Karima vertelde over het anders zijn. Ik zeg haar dat ik het opmerkelijk vind dat ze zich als kind reeds anders voelde. Ik stel haar de vraag of ze zich vandaag nog steeds anders voelt. “Ja” zegt ze onomwonden, “ik ben anders, maar niet anders dan jij anders
28 identiteit: Oost-Vlaming
29 identiteit: Oost-Vlaming
Hoelang noem je iemand met een andere herkomst een allochtoon? Met deze hamvraag in mijn achterhoofd sprak ik af met Karima Harrouch. Karima is een jongedame van Marokkaanse afkomst, geboren en opgegroeid in Lokeren. Ik interview haar in een vergaderzaaltje bij haar huidige werkgever. Karima is goedlachs en niet op haar mondje gevallen. Geduldig legt ze haar verhaal uit en toont ze waarmee meisjes met een andere herkomst het in Vlaanderen vaak moeilijk hebben. Karima’s vader vestigde zich in 1964 in Lokeren en ging aan de slag bij het textielbedrijf Gonzales Cock. “Mijn vader kwam hier toe als een jonge twintiger” vertelt Karima me als ik vraag naar haar familiegeschiedenis. “Hij werkte dag in dag uit in de textielfabriek. Elk jaar kreeg hij 20 dagen vakantie die hij vooral in Marokko doorbracht. Daar huwde hij enkele jaren later mijn moeder.” De moeder van Karima verhuisde na het huwelijk niet mee naar België. “Nee, mijn vader trok na het huwelijk terug naar Lokeren om er opnieuw een volledig jaar te werken. De zomer erop verbleef hij dan weer in Marokko. Deze regeling duurde ongeveer 7 jaar. Op zich was dit logisch. Het was mijn vaders bedoeling om uiteindelijk definitief naar Marokko terug te keren. Pas toen mijn ouders al drie kinderen hadden en het gemis bij mijn vader te groot werd, besloten ze in 1975 zich samen in Lokeren te vestigen. Mijn grootvader was hiermee echter niet akkoord, hij wou zijn kleinkinderen liever dicht bij hem in Marokko.” De ouders van Karima kregen er in België nog 5 kinderen bij. “Wij zijn thuis met 8 kinderen, ik ben de zesde in rij” zegt Karima. “Mijn ouders bleven er al die tijd van overtuigd dat ze ooit naar Marokko zouden terugkeren. Vandaag in feite nog steeds. Mijn vader is nu op pensioen en ze gaan steeds vaker op reis naar Marokko. Mijn moeder houdt de boot voor een definitieve verhuis voorlopig nog een beetje af. Eerst moeten alle kinderen uit huis zijn, zegt ze. Ik zou het zelf wel goed vinden, mochten ze naar hun moederland teruggaan. Mijn vader is in Marokko een gelukkig man die er zich thuis voelt. In Lokeren voelt hij zich na al die jaren nog steeds stukken minder aanvaard.
Karima Harrouch, Oost-Vlaamse van Marokkaanse afkomst
“Ik koester mijn Marokkaanse roots, maar dat wil niet zeggen dat ik geen Belgische of Vlaamse ben.”
Ik stel Karima de vraag hoe het was om als meisje van Marokkaanse afkomst in Vlaanderen op te groeien. “Goed” lacht ze, “ik had een gelukkige jeugd. Wel heb ik altijd beseft dat ik anders was, dat ik in een andere
leefwereld vertoefde dan de Vlaamse kinderen. Dit voelde je sterk op school. Ik ging in het lager onderwijs naar een gemengde school in Lokeren. Ik was er vooral bevriend met de Marokkaanse kinderen. De Vlaamse kinderen trokken ook meer met elkaar op. Ik denk dat dit normaal is, als kind zoek je een groep waarbij je je goed voelt. Bij de Marokkaanse kinderen voelde ik me beter begrepen, we konden praten over dezelfde zaken.” In het secundaire onderwijs volgde Karima de opleiding snit en naad. “Mijn vader vroeg me na het lager onderwijs wat ik wou doen. Ik had er toen echt geen idee van. Hij stelde voor om mij in te schrijven in de opleiding Handel. Maar vanuit het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) raadden ze me een lagere opleiding aan. Niet beter wetend volgde ik hun advies en startte de opleiding Snit en Naad. Ik kwam terecht in een klas met bijna uitsluitend Marokkaanse meisjes. In de andere opleidingen was er wel een grotere mix aan leerlingen, in mijn opleiding niet.” Als ik Karima hoor praten over die opleiding merk ik dat ze er niet echt tevreden over is. “In het begin wel hoor, toen amuseerde ik me enorm. Wat wil je, een klas vol giechelende meisjes. Maar vanaf het vierde, vijfde middelbaar begon ik me vragen te stellen. Ik verveelde me ook steeds meer in de klas. Uiteindelijk viel dit ook een juf op. Ze vertelde me dat ik er in feite niet op mijn plaats zat en dat ik beter een hogere opleiding volgde. Jammer genoeg was het toen al te laat om nog van opleiding te veranderen.” Karima volgde uiteindelijk wel nog een 7de jaar om haar A2-diploma te behalen. Ik wil nog even terugkomen op wat Karima vertelde over het anders zijn. Ik zeg haar dat ik het opmerkelijk vind dat ze zich als kind reeds anders voelde. Ik stel haar de vraag of ze zich vandaag nog steeds anders voelt. “Ja” zegt ze onomwonden, “ik ben anders, maar niet anders dan jij anders
30 identiteit: Oost-Vlaming
bent.” Er komt een glimlach op haar gezicht als ik haar wat vragend aankijk. “Laat het mij zo zeggen. Ik ben anders, maar niet alleen omdat ik een andere herkomst heb of omdat mijn ouders Marokkaans zijn. Ook mijn geloofsovertuiging, mijn visie op het leven maakt dat ik anders ben en denk dan jij. Jouw visie op het leven is wellicht ook anders dan deze van je buur, niet?” Voor mij zit een zelfbewuste vrouw. Het is duidelijk dat Karima weet wat ze wil en uitkomt voor haar mening. Ideaal dus om mijn vraag, die ik al van in het begin van het interview in mijn achterhoofd heb, te stellen. Ziet ze zichzelf als een allochtoon of niet? Er komt een grote zucht van de andere kant van de tafel. “Allochtoon, het is vandaag zo’n beladen begrip, het is ook een negatief begrip geworden” zegt Karima. “Laat me dus duidelijk zijn, ik voel me geen allochtoon, laat staan een vreemdeling. Ik ben net zoals jij geboren en opgegroeid in Oost-Vlaanderen. Ik ben een Belgische Marokkaanse, of een Marokkaanse Belg. Weet je, ik heb een vreemde origine en ben daar trots op. Ik koester dat ook. Mijn Marokkaanse roots zijn een mooi deel van mijzelf. Ik vind het goed dat mijn ouders erop toezien dat ik Berbers kan spreken en dat ze thuis een soort klein Marokko creëren. Maar dat wil niet zeggen dat ik geen Belg of Vlaming ben. Ik spreek Nederlands als moedertaal, ik studeer en ik werk. Mijn ouders hebben mij daar ook altijd toe aangemoedigd.” Dankzij de steun van haar ouders studeerde ze na het secundair onderwijs verder. “Er was ook het besef dat ik stukken meer kon dan hetgeen ik toen reeds bereikt had” verduidelijkt Karima. Ze begon aan een opleiding talen aan de Hogeschool in Gent. Omdat haar basisniveau van het Engels en het Frans onvoldoende bleek, volgde ze eerst avondlessen. “Dat was wel een ontgoocheling. Ik was gemotiveerd en bereid om veel te studeren, maar ik had gewoonweg te weinig taalkennis. Dit knaagde aan mijn
31 identiteit: Oost-Vlaming
zelfvertrouwen.” Karima stopte de opleiding en volgde avondles Frans en Engels. Ondertussen kreeg ze een opleiding administratief bediende bij de VDAB. “Die cursus bracht mijn loopbaan in een stroomversnelling” zegt ze. “Tijdens die opleiding volgde ik stage bij PICO, het toenmalig Provinciaal Integratiecentrum Oost-Vlaanderen. Wat ze daar deden stond me wel aan. Ze werkten intensief aan het verbeteren van het contact tussen de verschillende gemeenschappen in Oost-Vlaanderen. Toen er een halftijdse functie binnen de administratie vrijkwam, solliciteerde ik ervoor. Tot mijn vreugde werd ik aangenomen. Een jaar later zochten ze een educatief medewerker. Ook daar solliciteerde ik voor en weer was ik de uitverkorene.” Ondertussen is Karima teamverantwoordelijke team interculturele actie en team vorming bij het Oost-Vlaams Diversiteitscentrum (ODiCe), de opvolger van PICO. Tussen het werken door studeerde ze verder. Tekenend is haar antwoord op mijn vraag wat ze in haar vrije tijd doet. “Studeren” lacht ze “en veel tijd doorbrengen met mijn familie.” Karima maakte succesvol de leraren opleiding af, behaalde vervolgens het diploma sociaal werk en volgde Arabische taallessen. Momenteel volgt ze de opleiding Intercultureel Management aan het Centrum voor Intercultureel Management en Internationale Communicatie (CIMIC) in Mechelen. Karima stippelt stap voor stap haar eigen weg uit. Ik stel de vraag of het dragen van een hoofddoek deze ontwikkeling in de weg staat. “Eerlijk, ik vind het vandaag stukken moeilijker om mezelf te zijn dan pakweg vijf à tien jaar geleden. Ik ben praktiserend moslim. Dit betekent dat mijn geloof een heel belangrijke rol inneemt in mijn leven. Ik bid, ik vast, ik draag een hoofddoek. Ik leef met andere woorden volgens mijn geloof, het is mijn levenswijze. Maar je hebt geen idee hoe moeilijk het vandaag is om dit te doen. Ik voel me bekeken omwille van mijn hoofddoek. Ik moet me voortdurend verdedigen. Als ik tijdens de zomervakantie in Marokko ben dan voel ik me vrij. In Vlaanderen is dit moeilijker. Door mijn hoofddoek voel ik mij geviseerd, ook al spreek ik Nederlands, studeer en werk ik.” “Mijn ouders moesten zich vroeger minder verdedigen. Daar zijn volgens mij meerdere redenen voor. Eerst en vooral is er de realiteit dat mijn ouders toen minder op straat kwamen. Mijn moeder bijvoorbeeld deed
voornamelijk het huishouden. Ze kwam weinig buiten. Terwijl vandaag de meisjes wel op straat komen. Ze studeren, werken, gaan uit, ze zijn dus zichtbaar. En blijkbaar zorgt dit voor wrevel bij sommige Vlamingen. Wat ook een rol speelt, is het verschil in praatcultuur. Het is moeilijk om in dialoog te treden met een Vlaming. Jullie laten niet te snel in jullie hart kijken. In Marokko spreekt echt iedereen tegen iedereen, in Vlaanderen gebeurt dit minder. Onlangs sprak ik een Vlaamse buurtbewoner aan. Blijkt dat die man al 30 jaar in mijn straat woont. We hadden elkaar al die tijd nog niet gesproken. Ik vind dit jammer, ik denk dat er door openlijk met elkaar te praten veel misverstanden en vooroordelen de wereld kunnen uitgeholpen worden. Daarnaast zijn er natuurlijk ook de probleemjongeren. Ik snap dat dit bij Vlamingen voor frustraties zorgt. Maar vergis je niet, ook wij zijn boos op die ruziestokers. Mijn vader kan zich daar heel erg over opwinden. Hij zegt altijd dat die probleemjongeren immens veel kapot maken voor ons. Maar laat me er misschien wel even bij vermelden dat sommige van die jongeren moeilijk doen net omdat ze geconfronteerd worden met discriminatie. Ze voelen zich niet thuis in Vlaanderen en doen daarom domme dingen.” “Er zijn vandaag meer interculturele conflicten dan twintig jaar geleden” zegt Karima nog op het einde van het gesprek. “Ik zit er natuurlijk ook dagelijks met mijn neus in door mijn werk. De Vlaming is de laatste tijd meer dan ooit op zoek naar zijn eigen identiteit. Dit verscherpt het debat over migratie en de etnisch-culturele minderheden, een debat dat sowieso al emotioneel geladen is. Er wordt ook zoveel negatiefs gezegd over de islam. Het debat wordt op de spits gedreven en er zijn conflicten. Dit maakt het allemaal zo moeilijk om je als meisje van Marokkaanse afkomst die praktiserend moslim is, je thuis te voelen in Vlaanderen. En eerlijk, ik weet niet of het er de komende jaren eenvoudiger op wordt.”
30 identiteit: Oost-Vlaming
bent.” Er komt een glimlach op haar gezicht als ik haar wat vragend aankijk. “Laat het mij zo zeggen. Ik ben anders, maar niet alleen omdat ik een andere herkomst heb of omdat mijn ouders Marokkaans zijn. Ook mijn geloofsovertuiging, mijn visie op het leven maakt dat ik anders ben en denk dan jij. Jouw visie op het leven is wellicht ook anders dan deze van je buur, niet?” Voor mij zit een zelfbewuste vrouw. Het is duidelijk dat Karima weet wat ze wil en uitkomt voor haar mening. Ideaal dus om mijn vraag, die ik al van in het begin van het interview in mijn achterhoofd heb, te stellen. Ziet ze zichzelf als een allochtoon of niet? Er komt een grote zucht van de andere kant van de tafel. “Allochtoon, het is vandaag zo’n beladen begrip, het is ook een negatief begrip geworden” zegt Karima. “Laat me dus duidelijk zijn, ik voel me geen allochtoon, laat staan een vreemdeling. Ik ben net zoals jij geboren en opgegroeid in Oost-Vlaanderen. Ik ben een Belgische Marokkaanse, of een Marokkaanse Belg. Weet je, ik heb een vreemde origine en ben daar trots op. Ik koester dat ook. Mijn Marokkaanse roots zijn een mooi deel van mijzelf. Ik vind het goed dat mijn ouders erop toezien dat ik Berbers kan spreken en dat ze thuis een soort klein Marokko creëren. Maar dat wil niet zeggen dat ik geen Belg of Vlaming ben. Ik spreek Nederlands als moedertaal, ik studeer en ik werk. Mijn ouders hebben mij daar ook altijd toe aangemoedigd.” Dankzij de steun van haar ouders studeerde ze na het secundair onderwijs verder. “Er was ook het besef dat ik stukken meer kon dan hetgeen ik toen reeds bereikt had” verduidelijkt Karima. Ze begon aan een opleiding talen aan de Hogeschool in Gent. Omdat haar basisniveau van het Engels en het Frans onvoldoende bleek, volgde ze eerst avondlessen. “Dat was wel een ontgoocheling. Ik was gemotiveerd en bereid om veel te studeren, maar ik had gewoonweg te weinig taalkennis. Dit knaagde aan mijn
31 identiteit: Oost-Vlaming
zelfvertrouwen.” Karima stopte de opleiding en volgde avondles Frans en Engels. Ondertussen kreeg ze een opleiding administratief bediende bij de VDAB. “Die cursus bracht mijn loopbaan in een stroomversnelling” zegt ze. “Tijdens die opleiding volgde ik stage bij PICO, het toenmalig Provinciaal Integratiecentrum Oost-Vlaanderen. Wat ze daar deden stond me wel aan. Ze werkten intensief aan het verbeteren van het contact tussen de verschillende gemeenschappen in Oost-Vlaanderen. Toen er een halftijdse functie binnen de administratie vrijkwam, solliciteerde ik ervoor. Tot mijn vreugde werd ik aangenomen. Een jaar later zochten ze een educatief medewerker. Ook daar solliciteerde ik voor en weer was ik de uitverkorene.” Ondertussen is Karima teamverantwoordelijke team interculturele actie en team vorming bij het Oost-Vlaams Diversiteitscentrum (ODiCe), de opvolger van PICO. Tussen het werken door studeerde ze verder. Tekenend is haar antwoord op mijn vraag wat ze in haar vrije tijd doet. “Studeren” lacht ze “en veel tijd doorbrengen met mijn familie.” Karima maakte succesvol de leraren opleiding af, behaalde vervolgens het diploma sociaal werk en volgde Arabische taallessen. Momenteel volgt ze de opleiding Intercultureel Management aan het Centrum voor Intercultureel Management en Internationale Communicatie (CIMIC) in Mechelen. Karima stippelt stap voor stap haar eigen weg uit. Ik stel de vraag of het dragen van een hoofddoek deze ontwikkeling in de weg staat. “Eerlijk, ik vind het vandaag stukken moeilijker om mezelf te zijn dan pakweg vijf à tien jaar geleden. Ik ben praktiserend moslim. Dit betekent dat mijn geloof een heel belangrijke rol inneemt in mijn leven. Ik bid, ik vast, ik draag een hoofddoek. Ik leef met andere woorden volgens mijn geloof, het is mijn levenswijze. Maar je hebt geen idee hoe moeilijk het vandaag is om dit te doen. Ik voel me bekeken omwille van mijn hoofddoek. Ik moet me voortdurend verdedigen. Als ik tijdens de zomervakantie in Marokko ben dan voel ik me vrij. In Vlaanderen is dit moeilijker. Door mijn hoofddoek voel ik mij geviseerd, ook al spreek ik Nederlands, studeer en werk ik.” “Mijn ouders moesten zich vroeger minder verdedigen. Daar zijn volgens mij meerdere redenen voor. Eerst en vooral is er de realiteit dat mijn ouders toen minder op straat kwamen. Mijn moeder bijvoorbeeld deed
voornamelijk het huishouden. Ze kwam weinig buiten. Terwijl vandaag de meisjes wel op straat komen. Ze studeren, werken, gaan uit, ze zijn dus zichtbaar. En blijkbaar zorgt dit voor wrevel bij sommige Vlamingen. Wat ook een rol speelt, is het verschil in praatcultuur. Het is moeilijk om in dialoog te treden met een Vlaming. Jullie laten niet te snel in jullie hart kijken. In Marokko spreekt echt iedereen tegen iedereen, in Vlaanderen gebeurt dit minder. Onlangs sprak ik een Vlaamse buurtbewoner aan. Blijkt dat die man al 30 jaar in mijn straat woont. We hadden elkaar al die tijd nog niet gesproken. Ik vind dit jammer, ik denk dat er door openlijk met elkaar te praten veel misverstanden en vooroordelen de wereld kunnen uitgeholpen worden. Daarnaast zijn er natuurlijk ook de probleemjongeren. Ik snap dat dit bij Vlamingen voor frustraties zorgt. Maar vergis je niet, ook wij zijn boos op die ruziestokers. Mijn vader kan zich daar heel erg over opwinden. Hij zegt altijd dat die probleemjongeren immens veel kapot maken voor ons. Maar laat me er misschien wel even bij vermelden dat sommige van die jongeren moeilijk doen net omdat ze geconfronteerd worden met discriminatie. Ze voelen zich niet thuis in Vlaanderen en doen daarom domme dingen.” “Er zijn vandaag meer interculturele conflicten dan twintig jaar geleden” zegt Karima nog op het einde van het gesprek. “Ik zit er natuurlijk ook dagelijks met mijn neus in door mijn werk. De Vlaming is de laatste tijd meer dan ooit op zoek naar zijn eigen identiteit. Dit verscherpt het debat over migratie en de etnisch-culturele minderheden, een debat dat sowieso al emotioneel geladen is. Er wordt ook zoveel negatiefs gezegd over de islam. Het debat wordt op de spits gedreven en er zijn conflicten. Dit maakt het allemaal zo moeilijk om je als meisje van Marokkaanse afkomst die praktiserend moslim is, je thuis te voelen in Vlaanderen. En eerlijk, ik weet niet of het er de komende jaren eenvoudiger op wordt.”
32 identiteit: Oost-Vlaming
33 identiteit: Oost-Vlaming
Migranten die zich in Oost-Vlaanderen vestigen, bouwen stap voor stap een eigen leven uit. Sommigen vinden vlot hun weg. Ze trouwen, krijgen kinderen, gaan aan het werk en maken nieuwe vrienden. Bij anderen is het leven in een nieuw land minder evident. Ze kunnen niet aarden in de Oost-Vlaamse samenleving en plooien steeds meer op zichzelf terug. Van deelnemen aan de maatschappij is er bij deze groepen weinig sprake. Pas eind jaren ‘80 van de vorige eeuw groeide er bij de overheid het besef dat er een integratie- en inburgeringsbeleid nodig is om alle nieuw- en oudkomers aan boord te houden. De afgelopen jaren zijn er daarom extra inspanningen geleverd om de allochtone gemeenschap te betrekken in verschillende beleidsdomeinen. Het is ondertussen algemeen aanvaard dat een goede huisvesting, scholing en tewerkstelling de basis zijn om een menswaardig leven uit te bouwen. Hiernaast is een verscheiden en actief verenigingsleven belangrijk om aansluiting te vinden bij de maatschappij. In dit hoofdstuk bekijken we hoe het is gesteld met deze beleidsdomeinen. In welke mate ondernemen niet-Belgen stappen om te integreren, om een plaats te vinden in de Vlaamse samenleving? Wat doet de Vlaamse samenleving hiervoor? Met welke problemen krijgen allochtonen en autochtonen af te rekenen? En in welke mate staat de Oost-Vlaamse maatschappij open voor deze nieuwkomers?
Sociale schets
32 identiteit: Oost-Vlaming
33 identiteit: Oost-Vlaming
Migranten die zich in Oost-Vlaanderen vestigen, bouwen stap voor stap een eigen leven uit. Sommigen vinden vlot hun weg. Ze trouwen, krijgen kinderen, gaan aan het werk en maken nieuwe vrienden. Bij anderen is het leven in een nieuw land minder evident. Ze kunnen niet aarden in de Oost-Vlaamse samenleving en plooien steeds meer op zichzelf terug. Van deelnemen aan de maatschappij is er bij deze groepen weinig sprake. Pas eind jaren ‘80 van de vorige eeuw groeide er bij de overheid het besef dat er een integratie- en inburgeringsbeleid nodig is om alle nieuw- en oudkomers aan boord te houden. De afgelopen jaren zijn er daarom extra inspanningen geleverd om de allochtone gemeenschap te betrekken in verschillende beleidsdomeinen. Het is ondertussen algemeen aanvaard dat een goede huisvesting, scholing en tewerkstelling de basis zijn om een menswaardig leven uit te bouwen. Hiernaast is een verscheiden en actief verenigingsleven belangrijk om aansluiting te vinden bij de maatschappij. In dit hoofdstuk bekijken we hoe het is gesteld met deze beleidsdomeinen. In welke mate ondernemen niet-Belgen stappen om te integreren, om een plaats te vinden in de Vlaamse samenleving? Wat doet de Vlaamse samenleving hiervoor? Met welke problemen krijgen allochtonen en autochtonen af te rekenen? En in welke mate staat de Oost-Vlaamse maatschappij open voor deze nieuwkomers?
Sociale schets
34 identiteit: Oost-Vlaming
35 identiteit: Oost-Vlaming
Onderwijs
34 identiteit: Oost-Vlaming
35 identiteit: Oost-Vlaming
Onderwijs
36 identiteit: Oost-Vlaming
In Vlaanderen is men trots op de uitstekende kwaliteit van het onderwijs. Volgens internationaal onderzoek behoort het Vlaamse onderwijs tot de top van Europa. Volgens Unicef daarentegen is België wereldkampioen in sociale ongelijkheid op school. Nergens is de kloof tussen de sterkste en zwakste leerling zo groot als in Vlaanderen. De cijfers zijn alarmerend en zetten beleidsmakers aan het onderwijs te hervormen. Ondertussen doen vele schooldirecties en leerkrachten al jaren inspanningen om de gelijke kansen van elke leerling te waarborgen. Deze kleine successen worden te weinig vertaald in cijfers. Leerkrachten kunnen nochtans het verschil maken voor een individuele leerling. In dit hoofdstuk gaan we daarom eerst in op de onderwijs situatie van de etnisch-culturele minderheden. Vervolgens staan we ook stil bij enkele initiatieven voor deze doelgroepen binnen het Vlaams onderwijsbeleid.
Schoolse achterstand van etnisch-culturele minderheden
De resultaten van verschillende studies over de onderwijstoestand van etnisch-culturele minderheden tonen een duidelijk beeld: jongeren met een andere herkomst hebben het beduidend moeilijker in het onderwijs. Vooral Turkse en Noord-Afrikaanse kinderen en jongeren kennen een problematische schoolloopbaan. De problemen beginnen reeds in het eerste leerjaar. Ongeveer 10% van deze kinderen start met een schoolachterstand. De achterstand wordt groter tijdens het lager onderwijs. Bijna de helft van de Turkse en Noord-Afrikaanse kinderen is nog voor aanvang van het secundair onderwijs al een jaar blijven zitten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze achterstand in het secundair onderwijs blijft groeien. Uiteindelijk beëindigt 40 tot 45% van deze jongeren hun schoolloopbaan zonder diploma.
37 identiteit: Oost-Vlaming
Sociaal-economische oorzaken
Er is niet één oorzaak waarom het voor een deel van de jongeren met een andere origine misloopt in het onderwijs. Wel is het een samenloop van verschillende factoren. Zo zijn er sociaal-economische factoren. Onderwijskansen van kinderen hangen nu eenmaal nauw samen met de sociaaleconomische positie van de gezinnen. Dit wordt bijvoorbeeld gemeten aan het onderwijsniveau van de moeder en het al dan niet werkloos zijn van de ouders. De kans op zittenblijven of op doorverwijzing naar het buitengewoon onderwijs is veel groter voor kinderen van laaggeschoolde ouders dan voor kinderen van wie de ouders hoger onderwijs genoten. De thuistaal wordt vaak beschouwd als de belangrijkste oorzaak van de achterstand. Toch toont onderzoek dat dit enkel een bijkomende handicap is in combinatie met de sociaal-economische achterstelling. Anderstalige kinderen uit sociaal-economisch sterkere middens ondervinden geen problemen in het onderwijs omwille van de thuistaal.
Het instituut onderwijs
De sociaal-economische factoren kunnen de achterstand van allochtone leerlingen niet volledig verklaren. Ook allochtone kinderen die thuis Nederlands spreken, hebben een kleinere slaagkans dan hun autochtone klasgenootjes met een vergelijkbare sociaal-economische positie. Als bijkomende verklaring moet niet alleen naar de thuissituatie maar ook naar het onderwijssysteem zelf gekeken worden. Het Vlaamse onderwijssysteem is, meer dan dat van onze buurlanden, gebaseerd op de verdiensten en voorkennis van de leerlingen. De mogelijkheid om aan het begin van het secundair onderwijs een studierichting te kiezen, speelt vooral in het voordeel van de sterke groepen. Zij hebben voorkennis en zijn reeds in staat zelf een keuze te maken. Voor jongeren uit een kansarme omgeving is deze vroege keuzevrijheid geen voordeel. Ze kennen het onderwijssysteem onvoldoende, worden soms te weinig gestimuleerd en worden bijgevolg vaak naar lagere richtingen doorverwezen. Verder zijn er nog een aantal kenmerken eigen aan de school die een positieve of negatieve invloed hebben op de leerling met een andere herkomst.
Staat de school open voor diversiteit? Neemt ze discriminatie effectief aan? Aanvaarden de leerkrachten de veranderende leerlingenpopulatie? En in welke mate bereikt een leraar of lerares met het lessenpakket alle kinderen? Vooral dit laatste is belangrijk. Veel allochtone jongeren geven aan dat een inspirerende en motiverende leerkracht van kapitaal belang was voor de verdere schoolloopbaan. Dat allochtone zwakkere leerlingen soms een specifieke aanpak nodig hebben, is iets wat de laatste jaren ook in onderwijsmiddens steeds meer aan aandacht wint.
Blijvend wantrouwen bij etnisch-culturele minderheden
Een andere reden voor de lage onderwijsparticipatie is het blijvende wantrouwen bij een deel van de etnisch-culturele minderheden ten aanzien van het onderwijs. Als de ouders of de jongeren het belang van onderwijs onvoldoende inschatten of als ze niet geloven in een gelijke behandeling dan heeft dit een invloed op de schoolloopbaan. Om dit wantrouwen te keren neemt het allochtoon middenveld steeds meer initiatief. Een voorbeeld hiervan is IQRA, een project van de Federatie van Marokkaanse Verenigingen. Ook blijft de stimulans van ouders, broers, zussen en van de vrienden- en kennissengroep belangrijk.
Onderwijsbeleid voor etnisch-culturele minderheden
In Vlaanderen wordt al jaren een specifiek beleid gevoerd ten aanzien van de verschillende kansengroepen in onze samenleving. Vele allochtone leerlingen behoren tot deze kansengroepen.
Onthaalonderwijs voor anderstalige minderjarige nieuwkomers De term anderstalige minderjarige nieuwkomers verwijst naar leerlingen die recent vanuit het buitenland in het Nederlandstalig onderwijs terechtkomen. Ook zij worden in het jaar dat ze zes worden leerplichtig. Anderstalige nieuwkomers vormen een diverse groep. Elk van hen heeft een ander scholingsverleden en een verschillende sociaal-economische en culturele achtergrond. Voor deze kinderen en jongeren is er in Vlaanderen het onthaalonderwijs. Dit type onderwijs heeft als doel deze leerlingen zo snel mogelijk Nederlands aan te leren en te integreren in het onderwijs. In het basisonderwijs lopen de kinderen mee in het reguliere onderwijs waar
er speciaal aandacht wordt besteed aan de Nederlandse taal. In het secundair onderwijs krijgen de anderstalige nieuwkomers gedurende een jaar afzonderlijk een Nederlands taalbad om daarna naar het regulier onderwijs door te stromen.
Het onderwijskansenbeleid in Vlaanderen Sinds het schooljaar 2001-2002 is het decreet betreffende de gelijke onderwijskansen (GOK) van kracht. Scholen krijgen extra financiële middelen voor alle leerlingen die aan één van de volgende criteria voldoen: ·· de moeder heeft geen diploma of getuigschrift hoger secundair onderwijs; ·· het gezin leeft van een vervangingsinkomen; ·· het kind verblijft niet in het eigen gezin; ·· thuis wordt geen Nederlands gesproken; ·· de ouders behoren tot de rondtrekkende bevolking.
Een deel van de allochtone leerlingen voldoet aan één of meerdere van deze bovenstaande criteria. De Lokale Overlegplatforms (LOP) ondersteunen het GOK-beleid en zien toe op de toegankelijkheid van de scholen. Deze LOP’s bestaan uit vertegenwoordigers van de scholen, ouders, leerlingen en sociaal-culturele en economische belangenverenigingen.
Kleuterparticipatie Bijna alle kleuters volgen in Vlaanderen geregeld kleuter onderwijs. Toch gaat zo’n drie procent niet of nauwelijks naar de kleuterklas. Zij lopen daardoor een grote schoolse achterstand op. De overheid wil echter dat alle kleuters zo regelmatig mogelijk schoollopen. Daartoe nam de overheid enkele initiatieven. Zo krijgen ouders met een laag inkomen wiens kleuter voldoende dagen aanwezig was op school een Vlaamse schooltoelage van 82,16 euro per jaar. Sinds het schooljaar 2009-2010 hebben alle ouders van schoollopende kleuters ook recht op een federale schoolpremie.
36 identiteit: Oost-Vlaming
In Vlaanderen is men trots op de uitstekende kwaliteit van het onderwijs. Volgens internationaal onderzoek behoort het Vlaamse onderwijs tot de top van Europa. Volgens Unicef daarentegen is België wereldkampioen in sociale ongelijkheid op school. Nergens is de kloof tussen de sterkste en zwakste leerling zo groot als in Vlaanderen. De cijfers zijn alarmerend en zetten beleidsmakers aan het onderwijs te hervormen. Ondertussen doen vele schooldirecties en leerkrachten al jaren inspanningen om de gelijke kansen van elke leerling te waarborgen. Deze kleine successen worden te weinig vertaald in cijfers. Leerkrachten kunnen nochtans het verschil maken voor een individuele leerling. In dit hoofdstuk gaan we daarom eerst in op de onderwijs situatie van de etnisch-culturele minderheden. Vervolgens staan we ook stil bij enkele initiatieven voor deze doelgroepen binnen het Vlaams onderwijsbeleid.
Schoolse achterstand van etnisch-culturele minderheden
De resultaten van verschillende studies over de onderwijstoestand van etnisch-culturele minderheden tonen een duidelijk beeld: jongeren met een andere herkomst hebben het beduidend moeilijker in het onderwijs. Vooral Turkse en Noord-Afrikaanse kinderen en jongeren kennen een problematische schoolloopbaan. De problemen beginnen reeds in het eerste leerjaar. Ongeveer 10% van deze kinderen start met een schoolachterstand. De achterstand wordt groter tijdens het lager onderwijs. Bijna de helft van de Turkse en Noord-Afrikaanse kinderen is nog voor aanvang van het secundair onderwijs al een jaar blijven zitten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze achterstand in het secundair onderwijs blijft groeien. Uiteindelijk beëindigt 40 tot 45% van deze jongeren hun schoolloopbaan zonder diploma.
37 identiteit: Oost-Vlaming
Sociaal-economische oorzaken
Er is niet één oorzaak waarom het voor een deel van de jongeren met een andere origine misloopt in het onderwijs. Wel is het een samenloop van verschillende factoren. Zo zijn er sociaal-economische factoren. Onderwijskansen van kinderen hangen nu eenmaal nauw samen met de sociaaleconomische positie van de gezinnen. Dit wordt bijvoorbeeld gemeten aan het onderwijsniveau van de moeder en het al dan niet werkloos zijn van de ouders. De kans op zittenblijven of op doorverwijzing naar het buitengewoon onderwijs is veel groter voor kinderen van laaggeschoolde ouders dan voor kinderen van wie de ouders hoger onderwijs genoten. De thuistaal wordt vaak beschouwd als de belangrijkste oorzaak van de achterstand. Toch toont onderzoek dat dit enkel een bijkomende handicap is in combinatie met de sociaal-economische achterstelling. Anderstalige kinderen uit sociaal-economisch sterkere middens ondervinden geen problemen in het onderwijs omwille van de thuistaal.
Het instituut onderwijs
De sociaal-economische factoren kunnen de achterstand van allochtone leerlingen niet volledig verklaren. Ook allochtone kinderen die thuis Nederlands spreken, hebben een kleinere slaagkans dan hun autochtone klasgenootjes met een vergelijkbare sociaal-economische positie. Als bijkomende verklaring moet niet alleen naar de thuissituatie maar ook naar het onderwijssysteem zelf gekeken worden. Het Vlaamse onderwijssysteem is, meer dan dat van onze buurlanden, gebaseerd op de verdiensten en voorkennis van de leerlingen. De mogelijkheid om aan het begin van het secundair onderwijs een studierichting te kiezen, speelt vooral in het voordeel van de sterke groepen. Zij hebben voorkennis en zijn reeds in staat zelf een keuze te maken. Voor jongeren uit een kansarme omgeving is deze vroege keuzevrijheid geen voordeel. Ze kennen het onderwijssysteem onvoldoende, worden soms te weinig gestimuleerd en worden bijgevolg vaak naar lagere richtingen doorverwezen. Verder zijn er nog een aantal kenmerken eigen aan de school die een positieve of negatieve invloed hebben op de leerling met een andere herkomst.
Staat de school open voor diversiteit? Neemt ze discriminatie effectief aan? Aanvaarden de leerkrachten de veranderende leerlingenpopulatie? En in welke mate bereikt een leraar of lerares met het lessenpakket alle kinderen? Vooral dit laatste is belangrijk. Veel allochtone jongeren geven aan dat een inspirerende en motiverende leerkracht van kapitaal belang was voor de verdere schoolloopbaan. Dat allochtone zwakkere leerlingen soms een specifieke aanpak nodig hebben, is iets wat de laatste jaren ook in onderwijsmiddens steeds meer aan aandacht wint.
Blijvend wantrouwen bij etnisch-culturele minderheden
Een andere reden voor de lage onderwijsparticipatie is het blijvende wantrouwen bij een deel van de etnisch-culturele minderheden ten aanzien van het onderwijs. Als de ouders of de jongeren het belang van onderwijs onvoldoende inschatten of als ze niet geloven in een gelijke behandeling dan heeft dit een invloed op de schoolloopbaan. Om dit wantrouwen te keren neemt het allochtoon middenveld steeds meer initiatief. Een voorbeeld hiervan is IQRA, een project van de Federatie van Marokkaanse Verenigingen. Ook blijft de stimulans van ouders, broers, zussen en van de vrienden- en kennissengroep belangrijk.
Onderwijsbeleid voor etnisch-culturele minderheden
In Vlaanderen wordt al jaren een specifiek beleid gevoerd ten aanzien van de verschillende kansengroepen in onze samenleving. Vele allochtone leerlingen behoren tot deze kansengroepen.
Onthaalonderwijs voor anderstalige minderjarige nieuwkomers De term anderstalige minderjarige nieuwkomers verwijst naar leerlingen die recent vanuit het buitenland in het Nederlandstalig onderwijs terechtkomen. Ook zij worden in het jaar dat ze zes worden leerplichtig. Anderstalige nieuwkomers vormen een diverse groep. Elk van hen heeft een ander scholingsverleden en een verschillende sociaal-economische en culturele achtergrond. Voor deze kinderen en jongeren is er in Vlaanderen het onthaalonderwijs. Dit type onderwijs heeft als doel deze leerlingen zo snel mogelijk Nederlands aan te leren en te integreren in het onderwijs. In het basisonderwijs lopen de kinderen mee in het reguliere onderwijs waar
er speciaal aandacht wordt besteed aan de Nederlandse taal. In het secundair onderwijs krijgen de anderstalige nieuwkomers gedurende een jaar afzonderlijk een Nederlands taalbad om daarna naar het regulier onderwijs door te stromen.
Het onderwijskansenbeleid in Vlaanderen Sinds het schooljaar 2001-2002 is het decreet betreffende de gelijke onderwijskansen (GOK) van kracht. Scholen krijgen extra financiële middelen voor alle leerlingen die aan één van de volgende criteria voldoen: ·· de moeder heeft geen diploma of getuigschrift hoger secundair onderwijs; ·· het gezin leeft van een vervangingsinkomen; ·· het kind verblijft niet in het eigen gezin; ·· thuis wordt geen Nederlands gesproken; ·· de ouders behoren tot de rondtrekkende bevolking.
Een deel van de allochtone leerlingen voldoet aan één of meerdere van deze bovenstaande criteria. De Lokale Overlegplatforms (LOP) ondersteunen het GOK-beleid en zien toe op de toegankelijkheid van de scholen. Deze LOP’s bestaan uit vertegenwoordigers van de scholen, ouders, leerlingen en sociaal-culturele en economische belangenverenigingen.
Kleuterparticipatie Bijna alle kleuters volgen in Vlaanderen geregeld kleuter onderwijs. Toch gaat zo’n drie procent niet of nauwelijks naar de kleuterklas. Zij lopen daardoor een grote schoolse achterstand op. De overheid wil echter dat alle kleuters zo regelmatig mogelijk schoollopen. Daartoe nam de overheid enkele initiatieven. Zo krijgen ouders met een laag inkomen wiens kleuter voldoende dagen aanwezig was op school een Vlaamse schooltoelage van 82,16 euro per jaar. Sinds het schooljaar 2009-2010 hebben alle ouders van schoollopende kleuters ook recht op een federale schoolpremie.
38 identiteit: Oost-Vlaming
En sinds 1 september 2010 kunnen vijf- en zesjarigen pas starten in het eerste leerjaar van het lager onderwijs als ze voordien een jaar Nederlandstalig kleuteronderwijs volgden of slaagden voor een taaltoets bij het Centrum voor Leerlingenbegeleiding.
Engagementsverklaring voor ouders Om ouders en leerlingen meer te betrekken bij het onderwijs besloot de overheid vanaf het schooljaar 2010-2011 een engagementsverklaring voor ouders op te nemen in het schoolreglement van elke basis- en secundaire school. Die engagementsverklaring bevat wederzijdse afspraken over oudercontact, voldoende aanwezigheid op school, vormen van individuele leerlingenbegeleiding en een positief engagement ten aanzien van de onderwijstaal.
Onderwijs in eigen taal en cultuur In een aantal scholen in Oost-Vlaanderen experimenteert men met een vorm van onderwijs in de eigen taal. Zo voert de Pedagogische Begeleidingsdienst van de stad Gent in vier Gentse basisscholen tussen 2008 – 2013 het proefproject ‘Ontwikkelen van schoolse vaardigheden via thuistaal’ uit. Het doel is de integratie van kinderen met een andere herkomst in het onderwijs eenvoudiger te maken. Dit gebeurt onder andere door elementen van hun taal en cultuur voor een beperkt aantal lestijden op te nemen in het leerplan. Het project wordt in samenwerking met de Universiteit Gent en de Katholieke Universiteit Leuven grondig geëvalueerd.
39 identiteit: Oost-Vlaming
Bronnen ·· Almaci M., Lacante M.,Van Esbroeck R., Lens W., De Metsenaere M., 2007, Allochtonen in het hoger onderwijs, onderzoek naar factoren van studiekeuze en studiesucces bij allochtone eerstejaarsstudenten in het hoger onderwijs ·· Hirtt N., Nicaise I., De Zutter D., 2007, De school van ongelijkheid, Antwerpen, EPO ·· Duquet N., Glorieux I., Laurijssen I., Van Dorsselaer Y., 2006, Wit krijt schrijft beter, Schoolloopbanen van allochtone jongeren in beeld, Antwerpen, Garant ·· Lokale overlegplatforms, www.lop.be ·· Oost-Vlaams Diversiteitscentrum, Omgevingsanalyse onderwijs, www.odice.be, Gent ·· Organisation for Economic Co-operation an Development, www.pisa.oecd.org/ ·· UNICEF, 2002, A league table of educational disadvantage in rich countries, Innocenti Report Card nr.4, Innocenti Research Centre, Firenze ·· Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, www.ond.vlaanderen.be en www.ond.vlaanderen.be/onthaalonderwijs
38 identiteit: Oost-Vlaming
En sinds 1 september 2010 kunnen vijf- en zesjarigen pas starten in het eerste leerjaar van het lager onderwijs als ze voordien een jaar Nederlandstalig kleuteronderwijs volgden of slaagden voor een taaltoets bij het Centrum voor Leerlingenbegeleiding.
Engagementsverklaring voor ouders Om ouders en leerlingen meer te betrekken bij het onderwijs besloot de overheid vanaf het schooljaar 2010-2011 een engagementsverklaring voor ouders op te nemen in het schoolreglement van elke basis- en secundaire school. Die engagementsverklaring bevat wederzijdse afspraken over oudercontact, voldoende aanwezigheid op school, vormen van individuele leerlingenbegeleiding en een positief engagement ten aanzien van de onderwijstaal.
Onderwijs in eigen taal en cultuur In een aantal scholen in Oost-Vlaanderen experimenteert men met een vorm van onderwijs in de eigen taal. Zo voert de Pedagogische Begeleidingsdienst van de stad Gent in vier Gentse basisscholen tussen 2008 – 2013 het proefproject ‘Ontwikkelen van schoolse vaardigheden via thuistaal’ uit. Het doel is de integratie van kinderen met een andere herkomst in het onderwijs eenvoudiger te maken. Dit gebeurt onder andere door elementen van hun taal en cultuur voor een beperkt aantal lestijden op te nemen in het leerplan. Het project wordt in samenwerking met de Universiteit Gent en de Katholieke Universiteit Leuven grondig geëvalueerd.
39 identiteit: Oost-Vlaming
Bronnen ·· Almaci M., Lacante M.,Van Esbroeck R., Lens W., De Metsenaere M., 2007, Allochtonen in het hoger onderwijs, onderzoek naar factoren van studiekeuze en studiesucces bij allochtone eerstejaarsstudenten in het hoger onderwijs ·· Hirtt N., Nicaise I., De Zutter D., 2007, De school van ongelijkheid, Antwerpen, EPO ·· Duquet N., Glorieux I., Laurijssen I., Van Dorsselaer Y., 2006, Wit krijt schrijft beter, Schoolloopbanen van allochtone jongeren in beeld, Antwerpen, Garant ·· Lokale overlegplatforms, www.lop.be ·· Oost-Vlaams Diversiteitscentrum, Omgevingsanalyse onderwijs, www.odice.be, Gent ·· Organisation for Economic Co-operation an Development, www.pisa.oecd.org/ ·· UNICEF, 2002, A league table of educational disadvantage in rich countries, Innocenti Report Card nr.4, Innocenti Research Centre, Firenze ·· Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, www.ond.vlaanderen.be en www.ond.vlaanderen.be/onthaalonderwijs
40 identiteit: Oost-Vlaming
41 identiteit: Oost-Vlaming
Tewerkstelling
40 identiteit: Oost-Vlaming
41 identiteit: Oost-Vlaming
Tewerkstelling
42 identiteit: Oost-Vlaming
43 identiteit: Oost-Vlaming
In het vorige deel zagen we dat ongeveer de helft van de jongeren met een andere herkomst het secundair onderwijs vroegtijdig verlaat en bijgevolg zonder diploma doorstroomt naar de arbeidsmarkt. Anderen maken het secundair onderwijs wel af maar zijn laaggeschoold. Slechts een minderheid van de allochtone jongeren volgt een hogere studie en komt gediplomeerd op de arbeidsmarkt terecht. Nieuwkomers zijn dan weer gebonden aan een aantal voorwaarden vooraleer ze kunnen werken in België. In dit deel gaan we in op de mogelijkheden maar ook de beperkingen die etnischculturele minderheden ervaren in het werken of het zoeken naar werk.
werkzoekenden richting Oost-Vlaanderen af. Velen gingen aan de slag als fruitplukker of in de bouw. Vooral Gent kende de afgelopen jaren een grote stijging van het aantal Oost-Europese ingeschreven werkzoekenden.
Toegang tot de arbeidsmarkt
Volgens de VDAB waren er eind 2009 191.563 niet-werkende werkzoekenden. Daarvan heeft 22% (42.273 personen) een vreemde origine. De helft van deze werkzoekenden is van Turkse of Marokkaanse oorsprong. Best onthutsende cijfers dus.
Migratie en arbeid zijn altijd al nauw met elkaar verbonden geweest. Momenteel bestaan er grote beperkingen voor niet-EU onderdanen die in België willen werken. De meeste van hen moeten beschikken over een arbeidskaart B om te mogen werken. Om zo’n kaart te verkrijgen moet een arbeidsmarktonderzoek uitwijzen of er op de Belgische markt geen geschikte kandidaat bestaat. Hooggeschoolden, leidinggevenden en onder andere ook beroepssporters vormen hierop een uitzondering. Voor hen is geen arbeidsmarktonderzoek nodig. Deze beperkingen gelden niet voor burgers van de Europese Unie. Zij kunnen, zonder extra voorwaarden, werken in België. Met de uitbreiding van de Europese Unie in 2004 en 2007 was de schrik groot dat veel onderdanen van de nieuwe EU-landen massaal naar België zouden migreren om er te werken. Daarom hanteerde België enkele overgangs maatregelen voor deze EU-burgers. Zo konden zij gedurende enkele jaren alleen terecht in 112 knelpuntberoepen. Voor Bulgaren en Roemenen geldt deze overgangsmaatregel voorlopig nog tot eind 2011. Ondanks deze beperkte toegang tot de arbeidsmarkt zakten vele Oost-Europese
Niet alle nieuwkomers worden onderworpen aan een arbeidsmarktonderzoek of kunnen enkel terecht in de knelpuntberoepen. Vreemdelingen die een verblijfsrecht bekomen, zoals de gezinsvormers (vreemdelingen die trouwen met een persoon die de Belgische nationaliteit bezit), erkende vluchtelingen of geregulariseerden hebben vrij toegang tot de arbeidsmarkt.
Werkloosheid bij allochtonen
In feite komt het erop neer dat bijna 30% van de beroepsbevolking met een niet-EU origine werkloos is. Dit is vijfmaal meer dan de werkloosheidsgraad bij de beroepsbevolking met een Belgische origine. Voor niet-Belgen die uit de Europese Unie komen ligt de werkloosheidsgraad op 14%. De cijfers tonen aan dat het niet goed gesteld is met de tewerkstelling van etnisch-culturele minderheden. Het is een samenloop van oorzaken die leidt tot de grote werkloosheid van etnisch-culturele minderheden.
Oorzaken van hoge werkloosheid Opleiding Een lage opleiding en een gebrekkige kennis van het Nederlands zijn maar enkele van de oorzaken. Vele laag- of ongeschoolde personen met een andere herkomst komen voornamelijk in de oude industriële sectoren terecht. Het gaat vaak om tijdelijke jobs of uitzendwerk die crisisgevoelig zijn. Hierbij komt dat een gebrekkige kennis van het Nederlands het vinden van een job duidelijk moeilijker maakt.
Erkenning van buitenlands diploma Bij sommige nieuwkomers speelt ook de moeilijke erkenning van de buitenlandse diploma’s een rol. Vooral voor een aantal beschermde beroepen, zoals arts, is een buitenlands diploma van weinig waarde. De bevoegde commissies die adviezen verlenen, hanteren strikte voorwaarden om een gelijkwaardigheid toe te kennen aan buitenlandse diploma’s. Er zijn bijvoorbeeld Russische artsen die hierdoor in Vlaanderen enkel als verpleger aan de slag kunnen.
Discriminatie Ook discriminatie tijdens de aanwervingprocedures zorgt voor de hoge werkloosheidscijfers. Tien jaar geleden verscheen een studie in opdracht van de Internatonale Arbeidsorganisatie. Deze studie stelde vast dat allochtonen in Vlaanderen in minstens 1 op 4 gevallen gediscrimineerd worden bij aanwerving. Wanneer een visueel contact met klanten vereist is, is de kans nog groter dat de sollicitatiebrief van een kandidaat met een vreemd klinkende naam niet eens wordt bekeken. Meer recente studies van onder andere het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding en de VDAB bevestigen deze discriminatie. Zo toont de VDAB aan dat werkgevers drie op vier CV’s van mensen met een vreemde herkomst gewoonweg niet openen. Een andere studie toont aan dat er in één op de drie sollicitatieprocedures in Brussel sprake is van etnische discriminatie.
Verschil tussen vraag en aanbod Wat werkgevers vragen komt vaak niet overeen met hetgeen de allochtone werkzoekende kan aanbieden. Vele etnisch-culturele minderheden hebben een tekort aan gevraagde kwalificaties, zijn weinig mobiel (transport naar industrieterreinen), hebben gebrekkige sollicitatiecapaciteiten en vinden het verschil in loon en uitkering vaak te klein om een job aan te nemen. Anderzijds zijn er de vereisten van de werkgever. Het wervingsgedrag, de selectieprocedure, het imago van het bedrijf en het gevoerde personeelsbeleid op vlak van opleiding, promotie en verloning beïnvloeden het invullen van de openstaande vacatures. Het verschil in verwachtingen tussen vraag en aanbod wordt duidelijk binnen het project Jobkanaal van de VDAB. Jobkanaal is een laagdrempelig extra vacaturekanaal dat de werkgevers stimuleert om talent onder de kansengroepen aan te boren. Meer dan 60% van de openstaande vacatures raken niet ingevuld. Voor
sommigen getuigt dit van werkonwil bij de allochtone gemeenschap. Anderen nuanceren dit en stellen dat werkgevers dikwijls verschillende wervingskanalen aanspreken waarvan Jobkanaal er slechts één is. Ook is er de realiteit dat veel van de jobs waar geen diplomavereisten gesteld worden vaak door geschoolde werkzoekenden worden ingenomen.
De hoofddoek Het verbod op het dragen van een hoofddoek maakt het vooral voor hooggeschoolde moslima’s moeilijker om een gepaste job te vinden. Veel potentiële werkgevers, waaronder ook sommige overheden, weigeren vrouwen met een hoofddoek tewerk te stellen. Ze verwijzen hierbij naar het neutraliteitsprincipe.
Beleidsmaatregelen
Er is geen succesformule om meer mensen met een vreemde origine aan het werk te zetten. Wel worden organisaties, bedrijven en overheidsdiensten aangemoedigd om kansengroepen, waaronder etnisch-culturele minderheden, aan te werven. Deze aanmoedigingen krijgen een vertaling in streefcijfers. Probleem is dat die cijfers niet worden gehaald, ook niet bij de overheid die een voorbeeldfunctie heeft. Daarom wordt er soms gepleit om te werken met verplichte quota. Elk bedrijf of overheidsdienst zou een minimaal aantal werknemers uit een kansengroep moeten aanwerven. Tot vandaag bestaat er echter geen consensus over deze verplichte aanwervingen. De overheid stimuleert bedrijven en organisaties vooral met financiële middelen. Deze nemen verschillende vormen aan:
42 identiteit: Oost-Vlaming
43 identiteit: Oost-Vlaming
In het vorige deel zagen we dat ongeveer de helft van de jongeren met een andere herkomst het secundair onderwijs vroegtijdig verlaat en bijgevolg zonder diploma doorstroomt naar de arbeidsmarkt. Anderen maken het secundair onderwijs wel af maar zijn laaggeschoold. Slechts een minderheid van de allochtone jongeren volgt een hogere studie en komt gediplomeerd op de arbeidsmarkt terecht. Nieuwkomers zijn dan weer gebonden aan een aantal voorwaarden vooraleer ze kunnen werken in België. In dit deel gaan we in op de mogelijkheden maar ook de beperkingen die etnischculturele minderheden ervaren in het werken of het zoeken naar werk.
werkzoekenden richting Oost-Vlaanderen af. Velen gingen aan de slag als fruitplukker of in de bouw. Vooral Gent kende de afgelopen jaren een grote stijging van het aantal Oost-Europese ingeschreven werkzoekenden.
Toegang tot de arbeidsmarkt
Volgens de VDAB waren er eind 2009 191.563 niet-werkende werkzoekenden. Daarvan heeft 22% (42.273 personen) een vreemde origine. De helft van deze werkzoekenden is van Turkse of Marokkaanse oorsprong. Best onthutsende cijfers dus.
Migratie en arbeid zijn altijd al nauw met elkaar verbonden geweest. Momenteel bestaan er grote beperkingen voor niet-EU onderdanen die in België willen werken. De meeste van hen moeten beschikken over een arbeidskaart B om te mogen werken. Om zo’n kaart te verkrijgen moet een arbeidsmarktonderzoek uitwijzen of er op de Belgische markt geen geschikte kandidaat bestaat. Hooggeschoolden, leidinggevenden en onder andere ook beroepssporters vormen hierop een uitzondering. Voor hen is geen arbeidsmarktonderzoek nodig. Deze beperkingen gelden niet voor burgers van de Europese Unie. Zij kunnen, zonder extra voorwaarden, werken in België. Met de uitbreiding van de Europese Unie in 2004 en 2007 was de schrik groot dat veel onderdanen van de nieuwe EU-landen massaal naar België zouden migreren om er te werken. Daarom hanteerde België enkele overgangs maatregelen voor deze EU-burgers. Zo konden zij gedurende enkele jaren alleen terecht in 112 knelpuntberoepen. Voor Bulgaren en Roemenen geldt deze overgangsmaatregel voorlopig nog tot eind 2011. Ondanks deze beperkte toegang tot de arbeidsmarkt zakten vele Oost-Europese
Niet alle nieuwkomers worden onderworpen aan een arbeidsmarktonderzoek of kunnen enkel terecht in de knelpuntberoepen. Vreemdelingen die een verblijfsrecht bekomen, zoals de gezinsvormers (vreemdelingen die trouwen met een persoon die de Belgische nationaliteit bezit), erkende vluchtelingen of geregulariseerden hebben vrij toegang tot de arbeidsmarkt.
Werkloosheid bij allochtonen
In feite komt het erop neer dat bijna 30% van de beroepsbevolking met een niet-EU origine werkloos is. Dit is vijfmaal meer dan de werkloosheidsgraad bij de beroepsbevolking met een Belgische origine. Voor niet-Belgen die uit de Europese Unie komen ligt de werkloosheidsgraad op 14%. De cijfers tonen aan dat het niet goed gesteld is met de tewerkstelling van etnisch-culturele minderheden. Het is een samenloop van oorzaken die leidt tot de grote werkloosheid van etnisch-culturele minderheden.
Oorzaken van hoge werkloosheid Opleiding Een lage opleiding en een gebrekkige kennis van het Nederlands zijn maar enkele van de oorzaken. Vele laag- of ongeschoolde personen met een andere herkomst komen voornamelijk in de oude industriële sectoren terecht. Het gaat vaak om tijdelijke jobs of uitzendwerk die crisisgevoelig zijn. Hierbij komt dat een gebrekkige kennis van het Nederlands het vinden van een job duidelijk moeilijker maakt.
Erkenning van buitenlands diploma Bij sommige nieuwkomers speelt ook de moeilijke erkenning van de buitenlandse diploma’s een rol. Vooral voor een aantal beschermde beroepen, zoals arts, is een buitenlands diploma van weinig waarde. De bevoegde commissies die adviezen verlenen, hanteren strikte voorwaarden om een gelijkwaardigheid toe te kennen aan buitenlandse diploma’s. Er zijn bijvoorbeeld Russische artsen die hierdoor in Vlaanderen enkel als verpleger aan de slag kunnen.
Discriminatie Ook discriminatie tijdens de aanwervingprocedures zorgt voor de hoge werkloosheidscijfers. Tien jaar geleden verscheen een studie in opdracht van de Internatonale Arbeidsorganisatie. Deze studie stelde vast dat allochtonen in Vlaanderen in minstens 1 op 4 gevallen gediscrimineerd worden bij aanwerving. Wanneer een visueel contact met klanten vereist is, is de kans nog groter dat de sollicitatiebrief van een kandidaat met een vreemd klinkende naam niet eens wordt bekeken. Meer recente studies van onder andere het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding en de VDAB bevestigen deze discriminatie. Zo toont de VDAB aan dat werkgevers drie op vier CV’s van mensen met een vreemde herkomst gewoonweg niet openen. Een andere studie toont aan dat er in één op de drie sollicitatieprocedures in Brussel sprake is van etnische discriminatie.
Verschil tussen vraag en aanbod Wat werkgevers vragen komt vaak niet overeen met hetgeen de allochtone werkzoekende kan aanbieden. Vele etnisch-culturele minderheden hebben een tekort aan gevraagde kwalificaties, zijn weinig mobiel (transport naar industrieterreinen), hebben gebrekkige sollicitatiecapaciteiten en vinden het verschil in loon en uitkering vaak te klein om een job aan te nemen. Anderzijds zijn er de vereisten van de werkgever. Het wervingsgedrag, de selectieprocedure, het imago van het bedrijf en het gevoerde personeelsbeleid op vlak van opleiding, promotie en verloning beïnvloeden het invullen van de openstaande vacatures. Het verschil in verwachtingen tussen vraag en aanbod wordt duidelijk binnen het project Jobkanaal van de VDAB. Jobkanaal is een laagdrempelig extra vacaturekanaal dat de werkgevers stimuleert om talent onder de kansengroepen aan te boren. Meer dan 60% van de openstaande vacatures raken niet ingevuld. Voor
sommigen getuigt dit van werkonwil bij de allochtone gemeenschap. Anderen nuanceren dit en stellen dat werkgevers dikwijls verschillende wervingskanalen aanspreken waarvan Jobkanaal er slechts één is. Ook is er de realiteit dat veel van de jobs waar geen diplomavereisten gesteld worden vaak door geschoolde werkzoekenden worden ingenomen.
De hoofddoek Het verbod op het dragen van een hoofddoek maakt het vooral voor hooggeschoolde moslima’s moeilijker om een gepaste job te vinden. Veel potentiële werkgevers, waaronder ook sommige overheden, weigeren vrouwen met een hoofddoek tewerk te stellen. Ze verwijzen hierbij naar het neutraliteitsprincipe.
Beleidsmaatregelen
Er is geen succesformule om meer mensen met een vreemde origine aan het werk te zetten. Wel worden organisaties, bedrijven en overheidsdiensten aangemoedigd om kansengroepen, waaronder etnisch-culturele minderheden, aan te werven. Deze aanmoedigingen krijgen een vertaling in streefcijfers. Probleem is dat die cijfers niet worden gehaald, ook niet bij de overheid die een voorbeeldfunctie heeft. Daarom wordt er soms gepleit om te werken met verplichte quota. Elk bedrijf of overheidsdienst zou een minimaal aantal werknemers uit een kansengroep moeten aanwerven. Tot vandaag bestaat er echter geen consensus over deze verplichte aanwervingen. De overheid stimuleert bedrijven en organisaties vooral met financiële middelen. Deze nemen verschillende vormen aan:
44 identiteit: Oost-Vlaming
Diversiteitsplannen De laatste jaren wordt meer en meer de kaart getrokken van financiële ondersteuning van diversiteitsplannen. Met een diversiteitsplan ontwikkelen ondernemingen, organisaties of lokale besturen een beleid waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan diversiteit op de werkvloer (werving en selectie, opleiding, doorstroommogelijkheden, interactie, communicatie op de werkvloer, enz.). De diversiteitsplannen worden dikwijls opgemaakt met steun van een externe organisatie. De Regionaal Economische en Sociale Overlegcomités (streekoverleg tussen sociale partners en de lokale overheden) en de Sociaal-Economische Raden voor de Regio (streekoverleg van werkgevers en werknemers) zetten projectontwikkelaars in die de werkgevers daarbij ondersteunen. Maar ook de hulp van vakbonden, consultancybureaus, hogescholen, integratiecentra en universiteiten wordt soms ingeroepen.
Tewerkstellingsmaatregelen De overheid heeft heel wat tewerkstellingsmaatregelen in het leven geroepen die zich richten naar de kansengroepen. Deze maatregelen stimuleren werkgevers om personen uit de kansengroepen aan te werven. Meestal gaat het daarbij om een vermindering van de werkgeversbijdragen of om een bijpassing bij het nettoloon. Enkele belangrijke tewerkstellingsmaatregelen zijn: • Activa-plan: Deze maatregel richt zich naar langdurig werklozen waarbij de periode van werkloosheid afhankelijk is van de leeftijd en het diploma. Het Activa-plan kan toegepast worden in zowel de private als openbare sector maar is beperkt in duur. • Artikel 60: Deze maatregel richt zich enkel naar OCMWgerechtigden. Het OCMW biedt via Artikel 60 de werkzoekende een arbeidscontract van bepaalde duur aan bij een gemeente, provincie, vzw, enz.
45 identiteit: Oost-Vlaming
• GESCO (gesubsidieerde contractuelen): GESCO richt zich in het algemeen naar personen die werkloos of werkzoekend zijn. In de praktijk stimuleert deze maatregel werkzoekenden uit kansengroepen die pas bij de VDAB ingeschreven zijn. Er wordt hen een tewerkstelling bij bepaalde openbare besturen en vzw’s aangeboden. • Startbaan: Is een maatregel voor jongeren onder 26 jaar. Via Startbaan kunnen jongeren voordelig tewerkgesteld worden in de private of openbare sector. • Werkervaring (GESCO)WEP+: Deze maatregel wil langdurig werkzoekenden/ werklozen begeleiden bij een tewerkstelling bij gemeenten, provincies, OCMW’s, vzw’s, enz.
Specifieke projecten De provincies, steden en gemeenten leveren via specifieke projecten inspanningen om de participatie van etnisch-culturele minderheden aan de arbeidsmarkt te vergroten. De provincie Oost-Vlaanderen moedigt zo mensen aan een job bij defensie, de politie, het gevangeniswezen of de brandweer aan te nemen. Geïnteresseerden kunnen informatiesessies volgen, een evaluatietest afleggen en eventueel een vooropleiding volgen. Hoewel deze acties open staan voor iedereen worden er specifieke inspanningen geleverd om de groep van etnisch-culturele minderheden beter te bereiken. Een ander voorbeeld is het partnerschap ‘Gent, stad in werking’. De stad richt zich met het grootste gedeelte van haar projecten naar de brede bevolking maar heeft hiernaast specifiek aandacht voor kansengroepen. Een mooi voorbeeld is het ambassadeursproject waarbij enkele allochtone jongeren met hun persoonlijk succesverhaal werkgevers willen sensibiliseren om personen met een vreemde origine aan te werven. Tegelijkertijd willen ze ook jongeren stimuleren om tijdens hun studie een diploma te behalen.
Bronnen: ·· Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, www.diversiteit.be ·· Denys Jan, juli 2009, Discriminatie van allochtonen op de arbeidsmarkt, Human Research Management: Blogs, www.hrmblogs.com/2009/07/25/discriminatie-van-allochtonen-op-de-arbeidsmarkt/ ·· Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, www.aandeslag.be ·· Martens A. en Ouali N., januari 2005, Etnische discriminatie op de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Onderzoek in het kader van het Sociaal Pact voor de Werkgelegenheid van de Brusselaars, Syntheserapport, ULB-KUL ·· Stad Gent, ‘Gent, stad in Werking’, www4.gent.be/gsiw/gsiw/ ·· VDAB Arbeidsmarkt Vraag en Aanbod Statistieken, arvastat.vdab.be/arvastat/ index.htm ·· VDAB studiedienst, maart 2009, Kansengroepen in Kaart, Allochtonen op de Vlaamse arbeidsmarkt ·· Vlaams Minderhedencentrum, www.vreemdelingenrecht.be ·· Vlaamse Overheid, Startpunt Werk en Sociale Economie, www.werk.be
44 identiteit: Oost-Vlaming
Diversiteitsplannen De laatste jaren wordt meer en meer de kaart getrokken van financiële ondersteuning van diversiteitsplannen. Met een diversiteitsplan ontwikkelen ondernemingen, organisaties of lokale besturen een beleid waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan diversiteit op de werkvloer (werving en selectie, opleiding, doorstroommogelijkheden, interactie, communicatie op de werkvloer, enz.). De diversiteitsplannen worden dikwijls opgemaakt met steun van een externe organisatie. De Regionaal Economische en Sociale Overlegcomités (streekoverleg tussen sociale partners en de lokale overheden) en de Sociaal-Economische Raden voor de Regio (streekoverleg van werkgevers en werknemers) zetten projectontwikkelaars in die de werkgevers daarbij ondersteunen. Maar ook de hulp van vakbonden, consultancybureaus, hogescholen, integratiecentra en universiteiten wordt soms ingeroepen.
Tewerkstellingsmaatregelen De overheid heeft heel wat tewerkstellingsmaatregelen in het leven geroepen die zich richten naar de kansengroepen. Deze maatregelen stimuleren werkgevers om personen uit de kansengroepen aan te werven. Meestal gaat het daarbij om een vermindering van de werkgeversbijdragen of om een bijpassing bij het nettoloon. Enkele belangrijke tewerkstellingsmaatregelen zijn: • Activa-plan: Deze maatregel richt zich naar langdurig werklozen waarbij de periode van werkloosheid afhankelijk is van de leeftijd en het diploma. Het Activa-plan kan toegepast worden in zowel de private als openbare sector maar is beperkt in duur. • Artikel 60: Deze maatregel richt zich enkel naar OCMWgerechtigden. Het OCMW biedt via Artikel 60 de werkzoekende een arbeidscontract van bepaalde duur aan bij een gemeente, provincie, vzw, enz.
45 identiteit: Oost-Vlaming
• GESCO (gesubsidieerde contractuelen): GESCO richt zich in het algemeen naar personen die werkloos of werkzoekend zijn. In de praktijk stimuleert deze maatregel werkzoekenden uit kansengroepen die pas bij de VDAB ingeschreven zijn. Er wordt hen een tewerkstelling bij bepaalde openbare besturen en vzw’s aangeboden. • Startbaan: Is een maatregel voor jongeren onder 26 jaar. Via Startbaan kunnen jongeren voordelig tewerkgesteld worden in de private of openbare sector. • Werkervaring (GESCO)WEP+: Deze maatregel wil langdurig werkzoekenden/ werklozen begeleiden bij een tewerkstelling bij gemeenten, provincies, OCMW’s, vzw’s, enz.
Specifieke projecten De provincies, steden en gemeenten leveren via specifieke projecten inspanningen om de participatie van etnisch-culturele minderheden aan de arbeidsmarkt te vergroten. De provincie Oost-Vlaanderen moedigt zo mensen aan een job bij defensie, de politie, het gevangeniswezen of de brandweer aan te nemen. Geïnteresseerden kunnen informatiesessies volgen, een evaluatietest afleggen en eventueel een vooropleiding volgen. Hoewel deze acties open staan voor iedereen worden er specifieke inspanningen geleverd om de groep van etnisch-culturele minderheden beter te bereiken. Een ander voorbeeld is het partnerschap ‘Gent, stad in werking’. De stad richt zich met het grootste gedeelte van haar projecten naar de brede bevolking maar heeft hiernaast specifiek aandacht voor kansengroepen. Een mooi voorbeeld is het ambassadeursproject waarbij enkele allochtone jongeren met hun persoonlijk succesverhaal werkgevers willen sensibiliseren om personen met een vreemde origine aan te werven. Tegelijkertijd willen ze ook jongeren stimuleren om tijdens hun studie een diploma te behalen.
Bronnen: ·· Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, www.diversiteit.be ·· Denys Jan, juli 2009, Discriminatie van allochtonen op de arbeidsmarkt, Human Research Management: Blogs, www.hrmblogs.com/2009/07/25/discriminatie-van-allochtonen-op-de-arbeidsmarkt/ ·· Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, www.aandeslag.be ·· Martens A. en Ouali N., januari 2005, Etnische discriminatie op de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Onderzoek in het kader van het Sociaal Pact voor de Werkgelegenheid van de Brusselaars, Syntheserapport, ULB-KUL ·· Stad Gent, ‘Gent, stad in Werking’, www4.gent.be/gsiw/gsiw/ ·· VDAB Arbeidsmarkt Vraag en Aanbod Statistieken, arvastat.vdab.be/arvastat/ index.htm ·· VDAB studiedienst, maart 2009, Kansengroepen in Kaart, Allochtonen op de Vlaamse arbeidsmarkt ·· Vlaams Minderhedencentrum, www.vreemdelingenrecht.be ·· Vlaamse Overheid, Startpunt Werk en Sociale Economie, www.werk.be
46 identiteit: Oost-Vlaming
47 identiteit: Oost-Vlaming
Huisvesting
46 identiteit: Oost-Vlaming
47 identiteit: Oost-Vlaming
Huisvesting
48 identiteit: Oost-Vlaming
Nieuwkomers, tweede of derde generatie allochtonen, Oost-Europese inwijkelingen en andere etnisch-culturele minderheden leven verspreid over Oost-Vlaanderen. De meesten van hen wonen in een huis of een appartement. Een kleine groep verkiest een andere woonvorm, zoals een woonwagen. Achter de stenen en voortuintjes zit vaak een heel verhaal. De plaats waar je woont, het contact met buren en landgenoten, de huur- of koopprijs, het zijn allemaal factoren die het leven en de inburgering van de etnischculturele minderheden beïnvloeden. In dit hoofdstuk gaan we dieper in op enkele aspecten rond wonen. Wat is het belang van wonen? Kopen of huren allochtone gezinnen een woning? En wat met asielzoekers, waar verblijven zij? Verder staan we ook stil bij de leefomstandigheden van de woonwagenbewoners in Oost-Vlaanderen.
Huisvesting van etnisch-culturele minderheden Wonen als graadmeter van integratie Wonen is een niet onbelangrijke graadmeter om te zien hoe het gaat met de nieuwkomers. De integratie van deze nieuwe bewoners hangt in grote mate af van de contacten die ze met hun buren onderhouden. Een praatje slaan in het Nederlands, samen naar de winkel gaan of informeren wanneer de vuilniszakken nu precies worden opgehaald kan wonderen verrichten. Het zijn kleine contacten die voor de nieuwkomer vaak een grote rol spelen. Want een huis is meer dan enkel een dak boven je hoofd.
Kopen of huren? Voor heel wat etnisch-culturele minderheden is het vinden van degelijke huisvesting een moeilijke opdracht. De private huurmarkt is eerder terughoudend om een huis of appartement te verhuren aan personen met een vreemde herkomst. Herhaaldelijk wijzen praktijktests uit dat eige-
49 identiteit: Oost-Vlaming
naars en makelaars systematisch discrimineren op basis van etniciteit. Het wettelijk kader om de discriminatie aan te pakken ontbreekt tot vandaag. Daarom hebben steeds meer minderheden de stap gezet naar de aankoop van een woning. Vaak zijn die woningen van minderwaardige kwaliteit (bijvoorbeeld geen sanitair) en hebben de gezinnen geen financiële middelen om de nodige renovatiewerken aan te vatten. De huizen zijn vaak te klein om grote gezinnen degelijk te huisvesten. Cijfers tonen aan dat meer dan de helft van de Gentenaars met Turkse origine vandaag een eigen woning koopt. Dit is meer dan de Gentenaars met een Belgische oorsprong, van hen koopt net geen 50% een eigen woning. Ook in Sint-Niklaas en Temse ziet men een soortgelijk fenomeen. Daar is het voor Kosovaarse Roma-gezinnen steeds moeilijker om een huurwoning te vinden. Zij kopen daarom goedkope, maar ook slecht onderhouden, woningen. Vaak wonen ze met meerdere generaties en met teveel personen onder één dak, wat dan weer voor de nodige buurtproblemen zorgt.
Allochtone wijken In de grotere steden binnen Oost-Vlaanderen krijgen sommige wijken een overwegend gekleurde populatie. Meestal gaat het om straten in de dorpskern of oude arbeiderswijken. De woningen worden er opgekocht door mensen met een vreemde origine en nieuwkomers. In Gent wonen de etnisch-culturele minderheden vooral in de 19de eeuwse stadsgordel en bijna niet in het historische centrum van de stad. Een voorbeeld is de Brugse Poort. Je vindt er Marokkaanse en Turkse kappers, bakkers en groentewinkels. In de rest van de Oost-Vlaamse steden en gemeenten zien we een omgekeerd fenomeen. De goedkopere arbeiderswoningen uit het begin van vorige eeuw liggen in de oudere dorps- of stadskernen. De etnischculturele minderheden wonen er dus niet aan de rand van de stad maar in het oude centrum. Zo woont in Zele ongeveer 80% van de allochtonen in de dorpskern. De dorpskern kenmerkt zich in gesloten bebouwingen die vaak verouderd en eerder klein zijn. In Temse woont er sinds 10 jaar een Kosovaarse Romagemeenschap in de oude dorpskern. Ook daar gaat het om eerder kleine slecht onderhouden woningen met weinig comfort
die voor deze groepen nog net betaalbaar zijn. Ook de stationsbuurten zijn vaak geliefd. Zo wonen er meerdere Congolezen in de stationsbuurt van Denderleeuw. Hun beroepsleven en sociale contacten liggen vooral in Brussel. De nabijheid van de trein is voor hen een grote meerwaarde.
Beleidsmaatregelen Op federaal en Vlaams niveau zijn er verschillende beleidsmaatregelen die de huisvesting van minderheden moet verbeteren. Vooral voor de zwakkere groepen in onze maatschappij is er een beleid uitgetekend.
Asielcentra en Lokale Opvanginitiatieven (LOI) Jaarlijks vragen er om en bij de tienduizend mensen asiel aan in België. Deze asielzoekers worden tijdens de eerste maanden van hun asielaanvraag toegewezen aan een collectieve opvangstructuur. In Oost-Vlaanderen zijn er 3 zulke opvangstructuren. Ze worden beheerd door het Rode Kruis. Het opvangcentrum in Sint-Niklaas is de grootste van de drie en heeft een opvangcapaciteit van 188 asielzoekers. Het opvangcentrum van Eeklo biedt onderdak aan 100 personen en in Deinze is er plaats voor 55 bewoners. Als een asielzoeker vier maanden na zijn asielaanvraag nog geen definitieve beslissing kreeg dan maakt hij/zij kans om te verhuizen naar een meer individuele opvangstructuur. Dit zijn de kleinere lokale opvanginitiatieven (LOI) van de OCMW’s. Een LOI bestaat meestal uit een gemeubelde privéwoning waarin een aantal asielzoekers samenleven. In sommige LOI’s krijgt de asielzoeker wekelijks zakgeld om voeding, wasproducten, kleding, enz. aan te kopen. In andere LOI’s zorgt het OCMW het eten of geeft ze sanitaire pakketten. Het OCMW zorgt ook voor de sociale en medische begeleiding van de asielzoeker. Voor het opnemen van deze taakstelling worden de OCMW’s betoelaagd door de federale overheid. Bijna elke Oost-Vlaamse gemeente heeft zo’n LOI. Sommige LOI’s bieden plaats aan enkele asielzoekers, andere vangen tot 70 mensen op. In totaal worden er in Oost-Vlaanderen ongeveer 900 asielzoekers opgevangen in de lokale opvanginitiatieven.
In Gent is er het SOI (Stedelijk Opvanginitiatief) Verapa. Deze opvangstructuur biedt onderdak aan 50 asielzoekers.
Residentiële woonwagenbewoners In Oost-Vlaanderen wonen er ongeveer 300 woonwagen gezinnen. Dit zijn bijna uitsluitend Vlamingen die uit traditie in een woonwagen wonen. De woonwagen werd in 2001 door de Vlaamse Overheid erkend als officiële woonvorm. Deze erkenning is een gevolg van de eeuwenlange aanwezigheid van woonwagenbewoners in Vlaanderen. Vroeger waren ze meer aanwezig in het straatbeeld, het waren de messenslijpers of stoelenvlechters die van dorp naar dorp en van deur tot deur trokken. Vandaag trekken ze steeds minder rond. Ze stellen hun woonwagen op een stuk privégrond of wonen op een gemeentelijk woonwagenterrein. Enkel in de zomer reizen ze nog rond. Velen onder hen hebben een eigen mobilhome en trekken zo naar vrienden en familie die verspreid wonen over Europa. In Aalst, Wetteren en Gent zijn er gemeentelijke residentiële woonwagenterreinen. De woonwagenbewoner huurt er een standplaats bij de stad en plaatst er een eigen woonwagen op. De terreinen zijn voorzien van sanitaire units en kleine opbergruimten. Gemiddeld is er plaats voor 15 woonwagens. Enkele andere gemeenten denken er ook aan een terrein voor woonwagenbewoners in te richten. Het gaat hier vaak om gemeenten waar er reeds sinds jaar en dag woonwagenbewoners wonen. Door de inrichting van een residentieel woonwagenterrein krijgen deze woonwagenbewoners een erkende woonplek. De Vlaamse overheid stimuleert het aanleggen van een woonwagenterrein door tot 90% van de aanlegkosten van zo’n terrein op zich te nemen. De meerderheid van de Oost-Vlaamse woonwagenbewoners woont vandaag op een privaat stuk grond. Ze staan met hun woonwagen achter in een tuin, ze huren een stuk braakliggende bouwgrond of ze staan op een zone die enkel bedoeld is
48 identiteit: Oost-Vlaming
Nieuwkomers, tweede of derde generatie allochtonen, Oost-Europese inwijkelingen en andere etnisch-culturele minderheden leven verspreid over Oost-Vlaanderen. De meesten van hen wonen in een huis of een appartement. Een kleine groep verkiest een andere woonvorm, zoals een woonwagen. Achter de stenen en voortuintjes zit vaak een heel verhaal. De plaats waar je woont, het contact met buren en landgenoten, de huur- of koopprijs, het zijn allemaal factoren die het leven en de inburgering van de etnischculturele minderheden beïnvloeden. In dit hoofdstuk gaan we dieper in op enkele aspecten rond wonen. Wat is het belang van wonen? Kopen of huren allochtone gezinnen een woning? En wat met asielzoekers, waar verblijven zij? Verder staan we ook stil bij de leefomstandigheden van de woonwagenbewoners in Oost-Vlaanderen.
Huisvesting van etnisch-culturele minderheden Wonen als graadmeter van integratie Wonen is een niet onbelangrijke graadmeter om te zien hoe het gaat met de nieuwkomers. De integratie van deze nieuwe bewoners hangt in grote mate af van de contacten die ze met hun buren onderhouden. Een praatje slaan in het Nederlands, samen naar de winkel gaan of informeren wanneer de vuilniszakken nu precies worden opgehaald kan wonderen verrichten. Het zijn kleine contacten die voor de nieuwkomer vaak een grote rol spelen. Want een huis is meer dan enkel een dak boven je hoofd.
Kopen of huren? Voor heel wat etnisch-culturele minderheden is het vinden van degelijke huisvesting een moeilijke opdracht. De private huurmarkt is eerder terughoudend om een huis of appartement te verhuren aan personen met een vreemde herkomst. Herhaaldelijk wijzen praktijktests uit dat eige-
49 identiteit: Oost-Vlaming
naars en makelaars systematisch discrimineren op basis van etniciteit. Het wettelijk kader om de discriminatie aan te pakken ontbreekt tot vandaag. Daarom hebben steeds meer minderheden de stap gezet naar de aankoop van een woning. Vaak zijn die woningen van minderwaardige kwaliteit (bijvoorbeeld geen sanitair) en hebben de gezinnen geen financiële middelen om de nodige renovatiewerken aan te vatten. De huizen zijn vaak te klein om grote gezinnen degelijk te huisvesten. Cijfers tonen aan dat meer dan de helft van de Gentenaars met Turkse origine vandaag een eigen woning koopt. Dit is meer dan de Gentenaars met een Belgische oorsprong, van hen koopt net geen 50% een eigen woning. Ook in Sint-Niklaas en Temse ziet men een soortgelijk fenomeen. Daar is het voor Kosovaarse Roma-gezinnen steeds moeilijker om een huurwoning te vinden. Zij kopen daarom goedkope, maar ook slecht onderhouden, woningen. Vaak wonen ze met meerdere generaties en met teveel personen onder één dak, wat dan weer voor de nodige buurtproblemen zorgt.
Allochtone wijken In de grotere steden binnen Oost-Vlaanderen krijgen sommige wijken een overwegend gekleurde populatie. Meestal gaat het om straten in de dorpskern of oude arbeiderswijken. De woningen worden er opgekocht door mensen met een vreemde origine en nieuwkomers. In Gent wonen de etnisch-culturele minderheden vooral in de 19de eeuwse stadsgordel en bijna niet in het historische centrum van de stad. Een voorbeeld is de Brugse Poort. Je vindt er Marokkaanse en Turkse kappers, bakkers en groentewinkels. In de rest van de Oost-Vlaamse steden en gemeenten zien we een omgekeerd fenomeen. De goedkopere arbeiderswoningen uit het begin van vorige eeuw liggen in de oudere dorps- of stadskernen. De etnischculturele minderheden wonen er dus niet aan de rand van de stad maar in het oude centrum. Zo woont in Zele ongeveer 80% van de allochtonen in de dorpskern. De dorpskern kenmerkt zich in gesloten bebouwingen die vaak verouderd en eerder klein zijn. In Temse woont er sinds 10 jaar een Kosovaarse Romagemeenschap in de oude dorpskern. Ook daar gaat het om eerder kleine slecht onderhouden woningen met weinig comfort
die voor deze groepen nog net betaalbaar zijn. Ook de stationsbuurten zijn vaak geliefd. Zo wonen er meerdere Congolezen in de stationsbuurt van Denderleeuw. Hun beroepsleven en sociale contacten liggen vooral in Brussel. De nabijheid van de trein is voor hen een grote meerwaarde.
Beleidsmaatregelen Op federaal en Vlaams niveau zijn er verschillende beleidsmaatregelen die de huisvesting van minderheden moet verbeteren. Vooral voor de zwakkere groepen in onze maatschappij is er een beleid uitgetekend.
Asielcentra en Lokale Opvanginitiatieven (LOI) Jaarlijks vragen er om en bij de tienduizend mensen asiel aan in België. Deze asielzoekers worden tijdens de eerste maanden van hun asielaanvraag toegewezen aan een collectieve opvangstructuur. In Oost-Vlaanderen zijn er 3 zulke opvangstructuren. Ze worden beheerd door het Rode Kruis. Het opvangcentrum in Sint-Niklaas is de grootste van de drie en heeft een opvangcapaciteit van 188 asielzoekers. Het opvangcentrum van Eeklo biedt onderdak aan 100 personen en in Deinze is er plaats voor 55 bewoners. Als een asielzoeker vier maanden na zijn asielaanvraag nog geen definitieve beslissing kreeg dan maakt hij/zij kans om te verhuizen naar een meer individuele opvangstructuur. Dit zijn de kleinere lokale opvanginitiatieven (LOI) van de OCMW’s. Een LOI bestaat meestal uit een gemeubelde privéwoning waarin een aantal asielzoekers samenleven. In sommige LOI’s krijgt de asielzoeker wekelijks zakgeld om voeding, wasproducten, kleding, enz. aan te kopen. In andere LOI’s zorgt het OCMW het eten of geeft ze sanitaire pakketten. Het OCMW zorgt ook voor de sociale en medische begeleiding van de asielzoeker. Voor het opnemen van deze taakstelling worden de OCMW’s betoelaagd door de federale overheid. Bijna elke Oost-Vlaamse gemeente heeft zo’n LOI. Sommige LOI’s bieden plaats aan enkele asielzoekers, andere vangen tot 70 mensen op. In totaal worden er in Oost-Vlaanderen ongeveer 900 asielzoekers opgevangen in de lokale opvanginitiatieven.
In Gent is er het SOI (Stedelijk Opvanginitiatief) Verapa. Deze opvangstructuur biedt onderdak aan 50 asielzoekers.
Residentiële woonwagenbewoners In Oost-Vlaanderen wonen er ongeveer 300 woonwagen gezinnen. Dit zijn bijna uitsluitend Vlamingen die uit traditie in een woonwagen wonen. De woonwagen werd in 2001 door de Vlaamse Overheid erkend als officiële woonvorm. Deze erkenning is een gevolg van de eeuwenlange aanwezigheid van woonwagenbewoners in Vlaanderen. Vroeger waren ze meer aanwezig in het straatbeeld, het waren de messenslijpers of stoelenvlechters die van dorp naar dorp en van deur tot deur trokken. Vandaag trekken ze steeds minder rond. Ze stellen hun woonwagen op een stuk privégrond of wonen op een gemeentelijk woonwagenterrein. Enkel in de zomer reizen ze nog rond. Velen onder hen hebben een eigen mobilhome en trekken zo naar vrienden en familie die verspreid wonen over Europa. In Aalst, Wetteren en Gent zijn er gemeentelijke residentiële woonwagenterreinen. De woonwagenbewoner huurt er een standplaats bij de stad en plaatst er een eigen woonwagen op. De terreinen zijn voorzien van sanitaire units en kleine opbergruimten. Gemiddeld is er plaats voor 15 woonwagens. Enkele andere gemeenten denken er ook aan een terrein voor woonwagenbewoners in te richten. Het gaat hier vaak om gemeenten waar er reeds sinds jaar en dag woonwagenbewoners wonen. Door de inrichting van een residentieel woonwagenterrein krijgen deze woonwagenbewoners een erkende woonplek. De Vlaamse overheid stimuleert het aanleggen van een woonwagenterrein door tot 90% van de aanlegkosten van zo’n terrein op zich te nemen. De meerderheid van de Oost-Vlaamse woonwagenbewoners woont vandaag op een privaat stuk grond. Ze staan met hun woonwagen achter in een tuin, ze huren een stuk braakliggende bouwgrond of ze staan op een zone die enkel bedoeld is
50 identiteit: Oost-Vlaming
voor weekendverblijf. Sommigen proberen hun privéterreintje via ruimtelijke ordening te legaliseren. Geen eenvoudige opdracht omdat het lokale bestuur vaak schermt met het visueel andere uitzicht van de woonwagens.
Doortrekkende woonwagenbewoners In Vlaanderen slaan jaarlijks honderden doortrekkende woonwagenbewoners tijdelijk hun tenten op. In OostVlaanderen is dit niet anders. Vaak staan de woonwagenbewoners op een locatie waar er geen bewoning toegestaan is zoals een parking of weiland. De Vlaamse overheid stimuleert lokale besturen om een ingericht doortrekkersterrein aan te leggen door 90% van de kosten te subsidiëren. Voorlopig richtte enkel de stad Gent een locatie in waar doortrekkende woonwagenbewoners voor maximum 2 weken tegen betaling kunnen staan. Het lokaal bestuur van een aantal andere steden denkt eraan om ook zo’n terrein in te richten.
Sociale woningbouw In 2009 stemde het Vlaamse parlement het nieuwe gronden pandendecreet. Met dit decreet wil men de lange wachtlijsten voor het bekomen van een sociale woning wegwerken en wil men een grotere sociale mix in de woonwijken verkrijgen. Het middel bij uitstek is het bouwen van meer sociale woningen. Zo is er beslist dat het woningaanbod in elke gemeente tegen 2020 uit 9% sociale woningen moet bestaan. Vandaag is dit nog helemaal niet het geval. Volgens cijfers van de Vlaamse administratie hebben enkel Temse, Hamme, Dendermonde, Lokeren, Gent, Zelzate en Wachtebeke al meer dan 9% sociale woningen. De andere 58 Oost-Vlaamse gemeenten zullen de komende jaren extra sociale woningen moeten bijbouwen. Het grote tekort aan sociale woningen zie je aan de lange wachtlijsten. Sommige mensen moeten meer dan 3 jaar wachten vooraleer ze een sociale woning toegewezen krijgen.
51 identiteit: Oost-Vlaming
Om aanspraak te kunnen maken op een sociale woning moet volgens de Vlaamse wooncode elke kandidaat-huurder een taal- en inburgerings bereidheid kunnen voorleggen. De kandidaat-huurder die niet kan bewijzen dat hij de Nederlandse taal voldoende machtig is zal taallessen moeten volgen bij het Huis van het Nederlands. Als de kandidaat-huurder verplicht is een inburgeringscursus te volgen, dan moet die persoon aantonen dat hij deze cursus wel degelijk volgt of met succes volgde. Ook de inschrijving in het bevolkings- of vreemdelingenregister is noodzakelijk. Enkel als deze voorwaarden vervuld zijn wordt de kandidaat-huurder opgenomen op de wachtlijst.
Provinciale aanvullende lening Het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen engageert zich om het verwerven van een eigendom ook mogelijk te maken voor gezinnen met een eerder bescheiden inkomen. Het biedt een aanvullende provinciale lening aan voor wie koop-, bouw- of verbouwplannen heeft. Dit provinciaal beleidsinstrument helpt vele gezinnen met vreemde herkomst vooruit.
Bronnen: ·· Kif Kif, april 2010, Na Volt: tijd voor doorlichting huurmarkt en praktijktests, www.dewereldmorgen.be ·· Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, provinciale aanvullende leningen op vlak van huisvesting, www.oost-vlaanderen.be/public/welzijn_gezondheid/individueel ·· ODiCe, Decoodt F., De Reu S (red.)., september 2009, Kosovaarse Roma in het Waasland, 10 jaar beleid met Roma in Temse en Sint-Niklaas, Gent ·· Stad Gent, Wonen in Gent, Een degelijk dak boven ieders hoofd, Beleidsplan etnisch-culturele minderheden 2006-2008, www4.gent.be/integratiedienst ·· Vlaamse Overheid, Het Vlaamse beleid naar etnisch-culturele minderheden, Jaarrapport 2004-2005, www.integratiebeleid.be ·· Vlaamse Overheid, Ruimtelijke Ordening in Vlaanderen, www2.vlaanderen.be/ ruimtelijk/wetgeving/SociaalObjectief/ ·· Vlaamse Overheid, januari 2010, Wonen op Wielen, woonwagenterreinen aanleggen en beheren, een handleiding ·· VVSG, 2010, Lokale besturen en Vreemdelingen, Politeia ·· Zele, Minderhedenbeleidsplan 2007-2010, www.zele.be
50 identiteit: Oost-Vlaming
voor weekendverblijf. Sommigen proberen hun privéterreintje via ruimtelijke ordening te legaliseren. Geen eenvoudige opdracht omdat het lokale bestuur vaak schermt met het visueel andere uitzicht van de woonwagens.
Doortrekkende woonwagenbewoners In Vlaanderen slaan jaarlijks honderden doortrekkende woonwagenbewoners tijdelijk hun tenten op. In OostVlaanderen is dit niet anders. Vaak staan de woonwagenbewoners op een locatie waar er geen bewoning toegestaan is zoals een parking of weiland. De Vlaamse overheid stimuleert lokale besturen om een ingericht doortrekkersterrein aan te leggen door 90% van de kosten te subsidiëren. Voorlopig richtte enkel de stad Gent een locatie in waar doortrekkende woonwagenbewoners voor maximum 2 weken tegen betaling kunnen staan. Het lokaal bestuur van een aantal andere steden denkt eraan om ook zo’n terrein in te richten.
Sociale woningbouw In 2009 stemde het Vlaamse parlement het nieuwe gronden pandendecreet. Met dit decreet wil men de lange wachtlijsten voor het bekomen van een sociale woning wegwerken en wil men een grotere sociale mix in de woonwijken verkrijgen. Het middel bij uitstek is het bouwen van meer sociale woningen. Zo is er beslist dat het woningaanbod in elke gemeente tegen 2020 uit 9% sociale woningen moet bestaan. Vandaag is dit nog helemaal niet het geval. Volgens cijfers van de Vlaamse administratie hebben enkel Temse, Hamme, Dendermonde, Lokeren, Gent, Zelzate en Wachtebeke al meer dan 9% sociale woningen. De andere 58 Oost-Vlaamse gemeenten zullen de komende jaren extra sociale woningen moeten bijbouwen. Het grote tekort aan sociale woningen zie je aan de lange wachtlijsten. Sommige mensen moeten meer dan 3 jaar wachten vooraleer ze een sociale woning toegewezen krijgen.
51 identiteit: Oost-Vlaming
Om aanspraak te kunnen maken op een sociale woning moet volgens de Vlaamse wooncode elke kandidaat-huurder een taal- en inburgerings bereidheid kunnen voorleggen. De kandidaat-huurder die niet kan bewijzen dat hij de Nederlandse taal voldoende machtig is zal taallessen moeten volgen bij het Huis van het Nederlands. Als de kandidaat-huurder verplicht is een inburgeringscursus te volgen, dan moet die persoon aantonen dat hij deze cursus wel degelijk volgt of met succes volgde. Ook de inschrijving in het bevolkings- of vreemdelingenregister is noodzakelijk. Enkel als deze voorwaarden vervuld zijn wordt de kandidaat-huurder opgenomen op de wachtlijst.
Provinciale aanvullende lening Het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen engageert zich om het verwerven van een eigendom ook mogelijk te maken voor gezinnen met een eerder bescheiden inkomen. Het biedt een aanvullende provinciale lening aan voor wie koop-, bouw- of verbouwplannen heeft. Dit provinciaal beleidsinstrument helpt vele gezinnen met vreemde herkomst vooruit.
Bronnen: ·· Kif Kif, april 2010, Na Volt: tijd voor doorlichting huurmarkt en praktijktests, www.dewereldmorgen.be ·· Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, provinciale aanvullende leningen op vlak van huisvesting, www.oost-vlaanderen.be/public/welzijn_gezondheid/individueel ·· ODiCe, Decoodt F., De Reu S (red.)., september 2009, Kosovaarse Roma in het Waasland, 10 jaar beleid met Roma in Temse en Sint-Niklaas, Gent ·· Stad Gent, Wonen in Gent, Een degelijk dak boven ieders hoofd, Beleidsplan etnisch-culturele minderheden 2006-2008, www4.gent.be/integratiedienst ·· Vlaamse Overheid, Het Vlaamse beleid naar etnisch-culturele minderheden, Jaarrapport 2004-2005, www.integratiebeleid.be ·· Vlaamse Overheid, Ruimtelijke Ordening in Vlaanderen, www2.vlaanderen.be/ ruimtelijk/wetgeving/SociaalObjectief/ ·· Vlaamse Overheid, januari 2010, Wonen op Wielen, woonwagenterreinen aanleggen en beheren, een handleiding ·· VVSG, 2010, Lokale besturen en Vreemdelingen, Politeia ·· Zele, Minderhedenbeleidsplan 2007-2010, www.zele.be
52 identiteit: Oost-Vlaming
53 identiteit: Oost-Vlaming
Inburgering en integratie
52 identiteit: Oost-Vlaming
53 identiteit: Oost-Vlaming
Inburgering en integratie
54 identiteit: Oost-Vlaming
Een nieuwe woonst, een nieuwe taal, mysterieuze spelregels en onbekende gewoonten. Voor wie zich als buitenlander in Oost-Vlaanderen vestigt, gaat verhuizen meestal over heel wat meer dan een nieuw likje verf. Ook voor wie altijd al in Vlaanderen woont, vergt het opduiken van nieuwkomers in het straatbeeld een aanpassing. Om hieraan tegemoet te komen startte de Vlaamse overheid eind de jaren ’80 van de vorige eeuw met de uitbouw van de integratiesector. In 1994 volgde een decreet waarin de inburgeringssector vorm en inhoud kreeg. Met deze initiatieven wil de Vlaamse overheid van Vlaanderen een regio maken waarin iedereen, ongeacht de herkomst, kan samenleven in diversiteit. Dit samenleven vindt plaats op grond van gelijkwaardigheid en een actief, gedeeld burgerschap. In dit deel geven we meer info over hoe de inburgeringstrajecten en de integratiesector hieraan bijdragen.
Inburgering Oost-Vlaanderen Inburgering is bedoeld voor de mensen van buitenlandse origine die legaal in Vlaanderen verblijven en hier hun toekomst willen uitbouwen. Deze mensen zijn eigenlijk nieuwe Vlaamse burgers. Met de term ‘in-burger-ing’ zegt de Vlaamse overheid dat dit burgerschap van de nieuwe Vlaming een actief gegeven is. Het is een proces waarbij een aantal inspanningen worden verwacht. Het is dan ook geen overbodige luxe gedurende een beperkte tijd dit proces te stimuleren en te ondersteunen. Zeker bij de nieuwkomers, maar soms ook voor hen die hier reeds langer zijn.
55 identiteit: Oost-Vlaming
Ondersteuning op maat Een inburgeringstraject duurt gemiddeld één jaar en bestaat uit twee luiken: individuele begeleiding door de trajectbegeleider (of trajectbegeleiding) en een vormingsprogramma. Het vormingsprogramma wordt door de trajectbegeleider en de inburgeraar samen bijeen gepuzzeld. Bij de samenstelling van zo’n programma wordt maximaal rekening gehouden met de werk- en gezinssituatie, de leerbehoeften en vragen van de inburgeraar. Het is in de Oost-Vlaamse landelijke context vaak een hele klus om alle programmaonderdelen in een zo kort mogelijk traject op elkaar én op de persoonlijke leefsituatie van de inburgeraar af te stemmen. De rol van de trajectbegeleider is in dit verhaal groot. Ze stopt niet bij het bepalen van het vormingstraject. De begeleider volgt de inburgeraar gedurende het hele traject ook nauw op. Tijdens trajectgesprekken wordt met iedere individuele inburgeraar bekeken wat zijn of haar toekomstperspectief in Vlaanderen is en welke stappen nodig zijn om de doelen, die de inburgeraar zichzelf stelt, te bereiken. De trajectbegeleider is niet diegene die oplossingen aanreikt, wel diegene die dit proces begeleidt en de waaier aan mogelijkheden openhoudt. Daarnaast is de trajectbegeleider ook een vertrouwenspersoon bij wie de inburgeraar terecht kan met (hulp)vragen. Als de inburgeraar specifieke begeleiding nodig heeft, zal de trajectbegeleider hem in contact brengen met de juiste voorzieningen of organisaties. Rode draad in dit verhaal is dat het altijd de inburgeraar zelf is die zoekt naar oplossingen voor zijn vragen.
Het vormingsprogramma Het vormingsprogramma kan tot 3 cursussen bevatten, namelijk maatschappelijke oriëntatie, Nederlands en loopbaanoriëntatie.
Maatschappelijke oriëntatie (MO) In Oost-Vlaanderen zijn er twee onthaalbureaus die inburgeringstrajecten aanbieden: Inburgering Oost-Vlaanderen vzw en Inburgering Gent (Kompas vzw).
Tijdens de cursus maatschappelijke oriëntatie maken inburgeraars kennis met de Belgische samenleving. Ze leren ook hoe informatie te vergaren en hoe ze contacten kunnen leggen om hun weg in België te vinden. Hierbij worden heel wat thema’s aangeraakt, en dit steeds vanuit de leervragen
binnen de cursusgroep. Zo kan er stilgestaan worden bij het openbaar vervoer, gebruik van nutsvoorzieningen, het selecteren van afval, de werking van de gemeentelijke diensten, vrijetijdsbesteding, onderwijs, enz. Een standaardaanbod maatschappelijke oriëntatie duurt 60 uur. Voor mensen die werken of studeren organiseert Inburgering ook zaterdagcursussen. De cursussen worden begeleid in een taal die de inburgeraars voldoende beheersen.
Nederlands Een nieuwkomer die nog geen basiskennis heeft van het Nederlands krijgt ook taallessen. Medewerkers van het Huis van het Nederlands zoeken naar een geschikte beginnerscursus op basis van de scholingsgraad of testresultaten van de persoon. Afhankelijk daarvan volgt de persoon les bij een Centrum voor Basiseducatie, bij een Centrum voor Volwassenenonderwijs of bij een Universitair talencentrum. Een beginnerscursus beslaat tussen de 90 en de 600 uren, afhankelijk van de scholingsgraad en leercapaciteiten van de inburgeraar.
Loopbaanoriëntatie Afhankelijk van de kennis, de competenties en de verwachtingen van de inburgeraar wordt er een traject uitgestippeld dat de inburgeraar ondersteunt in het uittekenen van zijn levensloopbaan. Er zijn drie types loopbaanoriëntatie. De inburgeraar die aangeeft te willen werken kan begeleiding krijgen naar werk in loondienst of als zelfstandige. Deze begeleiding vindt plaats in samenwerking met de VDAB. Voor zij die willen studeren wordt er samen met VIA-educatie gezocht naar een gepaste studie. Hiernaast is er ook begeleiding naar deelname aan het socio-culturele aanbod in Vlaanderen of het opnemen van een vrijwilligersfunctie bij een vereniging. Dit werken aan maatschappelijke participatie is belangrijk en is voor elke inburgeraar voorzien. Deze drie cursussen behoren tot het primaire inburgeringstraject. Er bestaat ook een secundair inburgeringstraject. Hier wordt de inburgeraar verder ondersteund in het volgen van een beroepsopleiding of studies en deelname aan het sociaal-cultureel leven binnen Vlaanderen. Het secundaire traject wordt vooral door derde partners als VDAB, volwassenenonderwijs en de integratiesector uitgevoerd.
Integratiesector in Oost-Vlaanderen
Naast de inburgeringsector is er ook een integratiesector in Vlaanderen. De integratiesector heeft als doel lokale gemeentebesturen, diensten en organisaties te ondersteunen bij het interculturaliseren van hun werking en dienstverlening. Er wordt gewerkt aan een beleid dat tegemoet komt aan de wensen en behoeften van alle burgers. In Vlaanderen is er in elke provincie een integratiecentrum. De stad Antwerpen, Brussel en Gent hebben ook een eigen integratiecentrum. Daarnaast zijn er over heel Vlaanderen 34 gemeentelijke integratiediensten.
Integratiecentrum In Oost-Vlaanderen zijn er twee integratiecentra actief, Intercultureel Netwerk Gent (ING vzw) en het Oost-Vlaams Diversiteitscentrum (ODiCe vzw). Het Intercultureel Netwerk Gent heeft als werkingsgebied Gent, terwijl ODiCe de hele provincie Oost-Vlaanderen, met uitzondering van Gent, bestrijkt. De twee integratiecentra in Oost-Vlaanderen zijn vzw’s die door de Vlaamse en provinciale overheid gesubsidieerd worden. Intercultureel Netwerk Gent ontvangt ook subsidies van de stad Gent. De integratiecentra hebben ervaring en kennis over integratie en etnisch-culturele diversiteit. Ze ondersteunen lokale besturen die werk willen maken van een grotere toegankelijkheid van hun diensten en voorzieningen voor alle burgers. Ook wordt er advies verleend over hoe je etnischculturele minderheden kan betrekken bij het beleid van je gemeente en worden er beeldvormingsacties en interculturele ontmoetingsactiviteiten uitgewerkt. Bij zowel ODiCe als Intercultureel Netwerk Gent gebeurt dit alles via procesbegeleidingen, vormingen, projecten en adviesverlening. Scholen worden geholpen om de betrokkenheid van alle ouders, ook die uit de etnisch-culturele minderheid, te verhogen. Met de jeugd-, sport- en cultuur-
54 identiteit: Oost-Vlaming
Een nieuwe woonst, een nieuwe taal, mysterieuze spelregels en onbekende gewoonten. Voor wie zich als buitenlander in Oost-Vlaanderen vestigt, gaat verhuizen meestal over heel wat meer dan een nieuw likje verf. Ook voor wie altijd al in Vlaanderen woont, vergt het opduiken van nieuwkomers in het straatbeeld een aanpassing. Om hieraan tegemoet te komen startte de Vlaamse overheid eind de jaren ’80 van de vorige eeuw met de uitbouw van de integratiesector. In 1994 volgde een decreet waarin de inburgeringssector vorm en inhoud kreeg. Met deze initiatieven wil de Vlaamse overheid van Vlaanderen een regio maken waarin iedereen, ongeacht de herkomst, kan samenleven in diversiteit. Dit samenleven vindt plaats op grond van gelijkwaardigheid en een actief, gedeeld burgerschap. In dit deel geven we meer info over hoe de inburgeringstrajecten en de integratiesector hieraan bijdragen.
Inburgering Oost-Vlaanderen Inburgering is bedoeld voor de mensen van buitenlandse origine die legaal in Vlaanderen verblijven en hier hun toekomst willen uitbouwen. Deze mensen zijn eigenlijk nieuwe Vlaamse burgers. Met de term ‘in-burger-ing’ zegt de Vlaamse overheid dat dit burgerschap van de nieuwe Vlaming een actief gegeven is. Het is een proces waarbij een aantal inspanningen worden verwacht. Het is dan ook geen overbodige luxe gedurende een beperkte tijd dit proces te stimuleren en te ondersteunen. Zeker bij de nieuwkomers, maar soms ook voor hen die hier reeds langer zijn.
55 identiteit: Oost-Vlaming
Ondersteuning op maat Een inburgeringstraject duurt gemiddeld één jaar en bestaat uit twee luiken: individuele begeleiding door de trajectbegeleider (of trajectbegeleiding) en een vormingsprogramma. Het vormingsprogramma wordt door de trajectbegeleider en de inburgeraar samen bijeen gepuzzeld. Bij de samenstelling van zo’n programma wordt maximaal rekening gehouden met de werk- en gezinssituatie, de leerbehoeften en vragen van de inburgeraar. Het is in de Oost-Vlaamse landelijke context vaak een hele klus om alle programmaonderdelen in een zo kort mogelijk traject op elkaar én op de persoonlijke leefsituatie van de inburgeraar af te stemmen. De rol van de trajectbegeleider is in dit verhaal groot. Ze stopt niet bij het bepalen van het vormingstraject. De begeleider volgt de inburgeraar gedurende het hele traject ook nauw op. Tijdens trajectgesprekken wordt met iedere individuele inburgeraar bekeken wat zijn of haar toekomstperspectief in Vlaanderen is en welke stappen nodig zijn om de doelen, die de inburgeraar zichzelf stelt, te bereiken. De trajectbegeleider is niet diegene die oplossingen aanreikt, wel diegene die dit proces begeleidt en de waaier aan mogelijkheden openhoudt. Daarnaast is de trajectbegeleider ook een vertrouwenspersoon bij wie de inburgeraar terecht kan met (hulp)vragen. Als de inburgeraar specifieke begeleiding nodig heeft, zal de trajectbegeleider hem in contact brengen met de juiste voorzieningen of organisaties. Rode draad in dit verhaal is dat het altijd de inburgeraar zelf is die zoekt naar oplossingen voor zijn vragen.
Het vormingsprogramma Het vormingsprogramma kan tot 3 cursussen bevatten, namelijk maatschappelijke oriëntatie, Nederlands en loopbaanoriëntatie.
Maatschappelijke oriëntatie (MO) In Oost-Vlaanderen zijn er twee onthaalbureaus die inburgeringstrajecten aanbieden: Inburgering Oost-Vlaanderen vzw en Inburgering Gent (Kompas vzw).
Tijdens de cursus maatschappelijke oriëntatie maken inburgeraars kennis met de Belgische samenleving. Ze leren ook hoe informatie te vergaren en hoe ze contacten kunnen leggen om hun weg in België te vinden. Hierbij worden heel wat thema’s aangeraakt, en dit steeds vanuit de leervragen
binnen de cursusgroep. Zo kan er stilgestaan worden bij het openbaar vervoer, gebruik van nutsvoorzieningen, het selecteren van afval, de werking van de gemeentelijke diensten, vrijetijdsbesteding, onderwijs, enz. Een standaardaanbod maatschappelijke oriëntatie duurt 60 uur. Voor mensen die werken of studeren organiseert Inburgering ook zaterdagcursussen. De cursussen worden begeleid in een taal die de inburgeraars voldoende beheersen.
Nederlands Een nieuwkomer die nog geen basiskennis heeft van het Nederlands krijgt ook taallessen. Medewerkers van het Huis van het Nederlands zoeken naar een geschikte beginnerscursus op basis van de scholingsgraad of testresultaten van de persoon. Afhankelijk daarvan volgt de persoon les bij een Centrum voor Basiseducatie, bij een Centrum voor Volwassenenonderwijs of bij een Universitair talencentrum. Een beginnerscursus beslaat tussen de 90 en de 600 uren, afhankelijk van de scholingsgraad en leercapaciteiten van de inburgeraar.
Loopbaanoriëntatie Afhankelijk van de kennis, de competenties en de verwachtingen van de inburgeraar wordt er een traject uitgestippeld dat de inburgeraar ondersteunt in het uittekenen van zijn levensloopbaan. Er zijn drie types loopbaanoriëntatie. De inburgeraar die aangeeft te willen werken kan begeleiding krijgen naar werk in loondienst of als zelfstandige. Deze begeleiding vindt plaats in samenwerking met de VDAB. Voor zij die willen studeren wordt er samen met VIA-educatie gezocht naar een gepaste studie. Hiernaast is er ook begeleiding naar deelname aan het socio-culturele aanbod in Vlaanderen of het opnemen van een vrijwilligersfunctie bij een vereniging. Dit werken aan maatschappelijke participatie is belangrijk en is voor elke inburgeraar voorzien. Deze drie cursussen behoren tot het primaire inburgeringstraject. Er bestaat ook een secundair inburgeringstraject. Hier wordt de inburgeraar verder ondersteund in het volgen van een beroepsopleiding of studies en deelname aan het sociaal-cultureel leven binnen Vlaanderen. Het secundaire traject wordt vooral door derde partners als VDAB, volwassenenonderwijs en de integratiesector uitgevoerd.
Integratiesector in Oost-Vlaanderen
Naast de inburgeringsector is er ook een integratiesector in Vlaanderen. De integratiesector heeft als doel lokale gemeentebesturen, diensten en organisaties te ondersteunen bij het interculturaliseren van hun werking en dienstverlening. Er wordt gewerkt aan een beleid dat tegemoet komt aan de wensen en behoeften van alle burgers. In Vlaanderen is er in elke provincie een integratiecentrum. De stad Antwerpen, Brussel en Gent hebben ook een eigen integratiecentrum. Daarnaast zijn er over heel Vlaanderen 34 gemeentelijke integratiediensten.
Integratiecentrum In Oost-Vlaanderen zijn er twee integratiecentra actief, Intercultureel Netwerk Gent (ING vzw) en het Oost-Vlaams Diversiteitscentrum (ODiCe vzw). Het Intercultureel Netwerk Gent heeft als werkingsgebied Gent, terwijl ODiCe de hele provincie Oost-Vlaanderen, met uitzondering van Gent, bestrijkt. De twee integratiecentra in Oost-Vlaanderen zijn vzw’s die door de Vlaamse en provinciale overheid gesubsidieerd worden. Intercultureel Netwerk Gent ontvangt ook subsidies van de stad Gent. De integratiecentra hebben ervaring en kennis over integratie en etnisch-culturele diversiteit. Ze ondersteunen lokale besturen die werk willen maken van een grotere toegankelijkheid van hun diensten en voorzieningen voor alle burgers. Ook wordt er advies verleend over hoe je etnischculturele minderheden kan betrekken bij het beleid van je gemeente en worden er beeldvormingsacties en interculturele ontmoetingsactiviteiten uitgewerkt. Bij zowel ODiCe als Intercultureel Netwerk Gent gebeurt dit alles via procesbegeleidingen, vormingen, projecten en adviesverlening. Scholen worden geholpen om de betrokkenheid van alle ouders, ook die uit de etnisch-culturele minderheid, te verhogen. Met de jeugd-, sport- en cultuur-
56 identiteit: Oost-Vlaming
dienst wordt er gekeken hoe ze allochtone kinderen beter bij het aanbod kunnen betrekken. Lokale besturen krijgen informatie en advies over de aanleg van woonwagenterreinen en de inrichting van een tijdelijke slachtvloer voor het islamitisch offerfeest. OCMW’s en bevolkingsdiensten kunnen er terecht voor advies en vormingen rond verblijfswetgeving en recht op gezondheidszorg voor etnisch-culturele minderheden. ODiCe ondersteunt ook zeven gemeentelijke integratiediensten in Oost-Vlaanderen.
Integratiedienst Binnen Oost-Vlaanderen hebben acht steden of gemeenten een eigen integratiedienst. Deze diensten zijn onderdeel van de gemeentelijke administratie en ontvangen hier eveneens subsidies voor vanuit de Vlaamse overheid. In de grotere steden zijn er enkele personeelsleden actief binnen de integratiedienst, bij de kleinere zijn dit vaak eenpersoonsdiensten. De integratieambtenaren geven advies aan hun gemeentebestuur bij het voeren van een etnisch-cultureel diversiteitsbeleid. Hierbij ondersteunen ze ook de andere gemeentelijke diensten en werken ze samen met lokale verenigingen en voorzieningen. In Oost-Vlaanderen hebben Gent, Aalst, Ronse, Zele, Lokeren, Temse, Sint-Niklaas en Denderleeuw een eigen integratiedienst. De integratiediensten voeren verschillende projecten met minderheden uit. Heel wat van deze projecten richten zich naar taalstimulering en vrijetijdsbesteding. Gemeenten en steden als Sint-Niklaas, Lokeren, Aalst en Denderleeuw organiseren in de vakantie taalbaden waardoor anderstalige kinderen de gelegenheid krijgen om op een speelse manier verder Nederlands te leren. In Sint-Niklaas kunnen nieuwkomers elke maand proeven van het diverse aanbod van de muziek- en tekenacademie. In Lokeren brengen moeders en kinderen samen met de school een bezoek aan de muziek- en tekenacademie en kunnen ze een les meemaken. In Temse trekt de Pretcamionette de wijken in en krijgen
57 identiteit: Oost-Vlaming
kinderen op de buurtspeelpleintjes een animatieprogramma aangeboden. Aalst biedt scholen heel wat ondersteuning in het betrekken van ouders bij het schoolgebeuren. Een integratiedienst kijkt ook samen met sport-, cultuur- en jeugddienst hoe deze kunnen werken aan de toegankelijkheid van hun dienst. Elke gemeente met een integratiedienst heeft een adviesorgaan waarin vertegenwoordigers van de lokale gemeenschap van etnisch-culturele minderheden zetelen. Vanuit deze adviesraden vertrekken beleidsaanbevelingen naar het lokale bestuur en ontstaan er acties en projecten rond beeldvorming en interculturele uitwisseling (buurtfeesten, een ramadanmaaltijd, conversatiegroepen zoals Babbelonië, een intercultureel voetbaltornooi, enz.)
Team Insluiting en Diversiteit, Provinciebestuur Oost-Vlaanderen Het provinciebestuur valt strikt gezien niet onder het integratie- en inburgeringsdecreet. Dit neemt niet weg dat de provincie in haar sociaal beleid aandacht besteedt aan etnisch-culturele diversiteit. Het team Insluiting en Diversiteit, dat deel uitmaakt van de Dienst Maatschappelijke Participatie streeft dezelfde doelstellingen na als de integratie- en inburgeringssector. De acties van het team Insluiting en Diversiteit zijn zeer verscheiden. Zo biedt het team gratis een sociale tolk- en vertaalservice aan voor nietcourante talen aan diensten, voorzieningen en instellingen. De provincie ondersteunt ook interculturaliseringsprocessen binnen de dienst- en zorgverlening. Verder stimuleert ze het opnemen van vormingen ‘interculturele competenties’ in beroepsopleidingen en helpt ze bij het ontwikkelen van vormingen en methodieken inzake diversiteit. Het team Insluiting en Diversiteit onderneemt ook acties die de arbeidskansen voor kansengroepen moet verhogen. Bij deze acties wordt er vaak samengewerkt met andere diensten binnen het provinciaal bestuur en met externe organisaties. Naast de eigen activiteiten moedigt het provinciebestuur ook instellingen of organisaties aan om initiatieven over diversiteit op te zetten. Het gaat voornamelijk om acties die kunnen leiden tot emancipatie en integratie van migranten, asielzoekers en vluchtelingen, of die de interculturele verstandhouding en het respect voor diversiteit kunnen bevorderen. Hiervoor stelt het provinciebestuur subsidies ter beschikking.
Bronnen: ·· Inburgering Oost-Vlaanderen, www.oostvlaanderen.inburgering.be ·· Intercultureel Netwerk Gent, www.ingent.be ·· Kom-Pas Gent, Onthaal anderstalige nieuwkomers Gent, www.kompasgent.be ·· Oost-Vlaams Diversiteitscentrum, www.odice.be ·· Provincie Oost-Vlaanderen, www.oost-vlaanderen.be/public/welzijn_gezondheid/ gelijke_kansen ·· Vlaams Minderhedencentrum, www.vmc.be
56 identiteit: Oost-Vlaming
dienst wordt er gekeken hoe ze allochtone kinderen beter bij het aanbod kunnen betrekken. Lokale besturen krijgen informatie en advies over de aanleg van woonwagenterreinen en de inrichting van een tijdelijke slachtvloer voor het islamitisch offerfeest. OCMW’s en bevolkingsdiensten kunnen er terecht voor advies en vormingen rond verblijfswetgeving en recht op gezondheidszorg voor etnisch-culturele minderheden. ODiCe ondersteunt ook zeven gemeentelijke integratiediensten in Oost-Vlaanderen.
Integratiedienst Binnen Oost-Vlaanderen hebben acht steden of gemeenten een eigen integratiedienst. Deze diensten zijn onderdeel van de gemeentelijke administratie en ontvangen hier eveneens subsidies voor vanuit de Vlaamse overheid. In de grotere steden zijn er enkele personeelsleden actief binnen de integratiedienst, bij de kleinere zijn dit vaak eenpersoonsdiensten. De integratieambtenaren geven advies aan hun gemeentebestuur bij het voeren van een etnisch-cultureel diversiteitsbeleid. Hierbij ondersteunen ze ook de andere gemeentelijke diensten en werken ze samen met lokale verenigingen en voorzieningen. In Oost-Vlaanderen hebben Gent, Aalst, Ronse, Zele, Lokeren, Temse, Sint-Niklaas en Denderleeuw een eigen integratiedienst. De integratiediensten voeren verschillende projecten met minderheden uit. Heel wat van deze projecten richten zich naar taalstimulering en vrijetijdsbesteding. Gemeenten en steden als Sint-Niklaas, Lokeren, Aalst en Denderleeuw organiseren in de vakantie taalbaden waardoor anderstalige kinderen de gelegenheid krijgen om op een speelse manier verder Nederlands te leren. In Sint-Niklaas kunnen nieuwkomers elke maand proeven van het diverse aanbod van de muziek- en tekenacademie. In Lokeren brengen moeders en kinderen samen met de school een bezoek aan de muziek- en tekenacademie en kunnen ze een les meemaken. In Temse trekt de Pretcamionette de wijken in en krijgen
57 identiteit: Oost-Vlaming
kinderen op de buurtspeelpleintjes een animatieprogramma aangeboden. Aalst biedt scholen heel wat ondersteuning in het betrekken van ouders bij het schoolgebeuren. Een integratiedienst kijkt ook samen met sport-, cultuur- en jeugddienst hoe deze kunnen werken aan de toegankelijkheid van hun dienst. Elke gemeente met een integratiedienst heeft een adviesorgaan waarin vertegenwoordigers van de lokale gemeenschap van etnisch-culturele minderheden zetelen. Vanuit deze adviesraden vertrekken beleidsaanbevelingen naar het lokale bestuur en ontstaan er acties en projecten rond beeldvorming en interculturele uitwisseling (buurtfeesten, een ramadanmaaltijd, conversatiegroepen zoals Babbelonië, een intercultureel voetbaltornooi, enz.)
Team Insluiting en Diversiteit, Provinciebestuur Oost-Vlaanderen Het provinciebestuur valt strikt gezien niet onder het integratie- en inburgeringsdecreet. Dit neemt niet weg dat de provincie in haar sociaal beleid aandacht besteedt aan etnisch-culturele diversiteit. Het team Insluiting en Diversiteit, dat deel uitmaakt van de Dienst Maatschappelijke Participatie streeft dezelfde doelstellingen na als de integratie- en inburgeringssector. De acties van het team Insluiting en Diversiteit zijn zeer verscheiden. Zo biedt het team gratis een sociale tolk- en vertaalservice aan voor nietcourante talen aan diensten, voorzieningen en instellingen. De provincie ondersteunt ook interculturaliseringsprocessen binnen de dienst- en zorgverlening. Verder stimuleert ze het opnemen van vormingen ‘interculturele competenties’ in beroepsopleidingen en helpt ze bij het ontwikkelen van vormingen en methodieken inzake diversiteit. Het team Insluiting en Diversiteit onderneemt ook acties die de arbeidskansen voor kansengroepen moet verhogen. Bij deze acties wordt er vaak samengewerkt met andere diensten binnen het provinciaal bestuur en met externe organisaties. Naast de eigen activiteiten moedigt het provinciebestuur ook instellingen of organisaties aan om initiatieven over diversiteit op te zetten. Het gaat voornamelijk om acties die kunnen leiden tot emancipatie en integratie van migranten, asielzoekers en vluchtelingen, of die de interculturele verstandhouding en het respect voor diversiteit kunnen bevorderen. Hiervoor stelt het provinciebestuur subsidies ter beschikking.
Bronnen: ·· Inburgering Oost-Vlaanderen, www.oostvlaanderen.inburgering.be ·· Intercultureel Netwerk Gent, www.ingent.be ·· Kom-Pas Gent, Onthaal anderstalige nieuwkomers Gent, www.kompasgent.be ·· Oost-Vlaams Diversiteitscentrum, www.odice.be ·· Provincie Oost-Vlaanderen, www.oost-vlaanderen.be/public/welzijn_gezondheid/ gelijke_kansen ·· Vlaams Minderhedencentrum, www.vmc.be
58 identiteit: Oost-Vlaming
59 identiteit: Oost-Vlaming
Verenigingsleven
58 identiteit: Oost-Vlaming
59 identiteit: Oost-Vlaming
Verenigingsleven
60 identiteit: Oost-Vlaming
Oost-Vlaanderen is een lappendeken van clubjes en verenigingen. Mannen, vrouwen, jongeren en kinderen komen samen om te sporten, zich te ontspannen, zich te vormen, om actie te voeren of om hun belangen te verdedigen. Hoe zit dit bij de allochtone gemeenschap? Hebben zij zich de laatste decennia verenigd? En wat met de nieuwkomers, vinden zij ergens aansluiting? In dit deel gaan we in op het verenigingsleven van de etnisch-culturele minderheden.
Het nut van verenigingen
De verenigingen vormen het cement van de leef-, woon- of werkgemeenschappen van de inwoners van Oost-Vlaanderen. Ze geven de mensen het veilige gevoel ergens bij te horen. Het geeft mensen ook de kans zich in te zetten, zich nuttig te maken voor de groep en ze voelen zich daarin gerespecteerd en gewaardeerd. Bovendien vormen al deze organisaties het middenveld tussen de burgers en het beleid. Dit is van groot belang zodat beiden elkaar beter kunnen begrijpen en bereiken. Sinds enkele jaren behoren ook verenigingen van etnischculturele minderheden tot het Vlaamse sociale en culturele leven. Voor de meeste mensen was dit even wennen. Plots doken er moskeeverenigingen, voetbalclubs met een vreemde naam, jongerenverenigingen met enkel allochtone leden, enz. op. Deze nieuwe verenigingen beogen hetzelfde als de klassieke Vlaamse organisaties. Ze geven hun leden het gevoel ergens bij te horen, ze mobiliseren mensen en brengen gelijkgestemden samen. Vooral dit laatste is niet onbelangrijk. Doorheen de jaren zijn er in Vlaanderen verenigingen gegroeid die katholiek, liberaal of socialistisch geïnspireerd zijn. Nu zijn er ook verenigingen die op de islam gestoeld zijn of die mensen uit een vreemd land bij elkaar brengen. Het verenigingsleven is er de afgelopen decennia dus alleen maar meer divers op geworden. Er zijn vrouwen
61 identiteit: Oost-Vlaming
verenigingen, supportersclubs van een voetbalploeg, verenigingen van senioren, jongerenverenigingen, verenigingen van holebi’s, clubs voor countryfreaks, organisaties van middenstanders, enz. En er zijn nu ook verenigingen van Turken, Marokkanen, Congolezen, enz.
Diversiteit binnen de klassieke verenigingen
Het Vlaamse verenigingsleven bestond tot voor kort enkel uit autochtone leden. Logisch omdat een vereniging die historisch gegroeid is uit een bepaald sociaal-cultureel midden zich met z’n activiteiten vooral op de eigen groep richt. Sommige sport-, cultuur-, of andere verenigingen gaan wel actief op zoek naar leden binnen de allochtone gemeenschap. Deze verenigingen zien zich gesterkt door het beleid van de Vlaamse Overheid. In 2006 kwam deze met het actieplan ‘Interculturaliseren’ op de proppen. Het was voormalig Vlaams minister Bert Anciaux die de sectoren cultuur, jeugdwerk en sport stimuleerde om z’n deuren open te zetten voor leden met een andere origine. Meerdere verenigingen tekenden hierop in, met wisselend succes. Bij vele Oost-Vlaamse voetbalclubs of boksverenigingen bestaat het ledenaantal ondertussen uit personen van diverse afkomst. In de andere sectoren verliep het interculturaliseren moeilijker. Weinig allochtone jongeren voelen zich bijvoorbeeld aangesproken door de activiteiten van de Chiro of de Scouts. En de klassieke vrouwenverenigingen zijn voor moslima’s geen geschikt forum om zich volledig te kunnen ontplooien. Daarom richtten de afgelopen decennia steeds meer etnisch-culturele minderheden eigen verengingen op die nauwer aansluiten bij de eigen leefwereld. Dit neemt niet weg dat inspanningen op het vlak van het toegankelijk maken van verenigingen voor etnisch-culturele minderheden overbodig geworden zijn. Via de provinciale meerjarencampagne ‘Jeugdwerk voor Allen’ worden er nog steeds initiatieven genomen om de toegankelijkheid van het klassieke jeugdwerk te vergroten.
Verenigingen van etnisch-culturele minderheden Socio-culturele en sportverenigingen Er zijn in Oost-Vlaanderen tientallen socio-culturele en sportverenigingen van etnisch-culturele minderheden. Deze verenigingen zijn bijna allen ontstaan vanuit een bepaalde etnisch-culturele groep. Zo is er de Soedanese Gemeenschap Gent, de Turkse vrouwenvereniging Hilal, enz. Ze organiseren dansfeesten, informeren de leden, gaan op uitstap en komen op voor de rechten van de eigen gemeenschap. Wist je dat … … ook Vlamingen in het buitenland eigen verenigingen oprichten. Zo heb je VLIS, de vereniging voor Vlamingen In Shangai. Zij organiseren onder andere een Sinterklaasfeest en een Belgische koffiemorgen in Shangai. De verenigingen van etnisch-culturele minderheden in Oost-Vlaanderen zijn jong en bouwen, met vallen en opstaan, hun werking uit. Eén van de problemen binnen deze organisaties is dat het werk vaak op de schouders van één of twee sleutelfiguren terecht komt. Slechts zelden is er een echt uitgebouwd en regelmatig werkend bestuur aanwezig. Dit weegt op de continue werking van deze verenigingen. Het gebrek aan een eigen ontmoetingslokaal maakt het voor sommige groepen moeilijk om op vaste basis activiteiten te organiseren.
Moskeeverenigingen De moskeeverenigingen zijn wellicht de oudste en best uitgebouwde verenigingen van etnisch-culturele minderheden. Toen de gastarbeiders uit Turkije en Noord-Afrika zich in Oost-Vlaanderen kwamen vestigen, voelden ze al snel de noodzaak om samen hun godsdienst te beleven. Er werden moskeeverenigingen opgericht die aan deze nood tegemoet kwamen. Net zoals de parochiale werking van de katholieke kerk gaven de moskeeën de gelovigen een plek om te bidden en zorgden ze voor een luisterend oor. Doorheen de jaren startten sommige moskeeverenigingen een jongerenwerking op. De moskeeverenigingen in Oost-Vlaanderen zijn vooral op etnisch-culturele basis georganiseerd. Er zijn Turkse moskeeverenigingen, Marokkaanse,
Tunesische, Bosnische en Pakistaanse verenigingen. In totaal telt Oost-Vlaanderen 32 verschillende moskeeën. De stad Gent alleen al heeft er twaalf. De andere moskeeën liggen in Aalst, Hamme, Lebbeke, Lokeren, Ninove, Ronse, Sint-Gillis-Waas, Sint-Niklaas, Temse, Waasmunster, Zele, Wetteren en Zelzate. Er zijn 10 moskeeën die van de Turkse Dyanet-strekking zijn. Zij worden in belangrijke mate ondersteund door de Turkse staat. De Turkse staat voorziet financiële middelen voor de bouw of inrichting van een moskee, ze zorgt voor de imam en stuurt cultuurleerkrachten naar Vlaanderen. Er zijn ook 5 Turkse moskeeën die onafhankelijk van de Turkse staat functioneren. Zij behoren vaak tot de Milli Görus-strekking. Deze moeten, net als de Marokkaanse, Tunesische en Pakistaanse moskeeën, hun werking volledig zelf bekostigen. Er bestaat een mogelijkheid tot erkenning en de daarbij horende subsidiëring van moskeeën. In Oost-Vlaanderen zijn er vandaag drie moskeeën erkend. De moskeeën die een erkenning willen, moeten een strenge procedure doorlopen. Er moet advies gevraagd worden aan de gemeente en het provinciebestuur, de moskee wordt gescreend door de staatsveiligheid, er zijn strenge regels voor de administratie en de aanstelling van een representatief bestuur, enz. De budgetten voor subsidiëring van moskeeën zijn ook beperkt. Slecht weinige moskeeverenigingen zijn reeds in die mate georganiseerd dat ze aan alle vereisten voldoen.
De federaties Meer dan de helft van de lokale verenigingen van etnischculturele minderheden is ondertussen aangesloten bij één van de landelijke federaties van zelforganisaties in Vlaanderen. De federaties worden, net zoals de andere landelijke verenigingen, gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap. De meeste federaties richten zich vooral tot
60 identiteit: Oost-Vlaming
Oost-Vlaanderen is een lappendeken van clubjes en verenigingen. Mannen, vrouwen, jongeren en kinderen komen samen om te sporten, zich te ontspannen, zich te vormen, om actie te voeren of om hun belangen te verdedigen. Hoe zit dit bij de allochtone gemeenschap? Hebben zij zich de laatste decennia verenigd? En wat met de nieuwkomers, vinden zij ergens aansluiting? In dit deel gaan we in op het verenigingsleven van de etnisch-culturele minderheden.
Het nut van verenigingen
De verenigingen vormen het cement van de leef-, woon- of werkgemeenschappen van de inwoners van Oost-Vlaanderen. Ze geven de mensen het veilige gevoel ergens bij te horen. Het geeft mensen ook de kans zich in te zetten, zich nuttig te maken voor de groep en ze voelen zich daarin gerespecteerd en gewaardeerd. Bovendien vormen al deze organisaties het middenveld tussen de burgers en het beleid. Dit is van groot belang zodat beiden elkaar beter kunnen begrijpen en bereiken. Sinds enkele jaren behoren ook verenigingen van etnischculturele minderheden tot het Vlaamse sociale en culturele leven. Voor de meeste mensen was dit even wennen. Plots doken er moskeeverenigingen, voetbalclubs met een vreemde naam, jongerenverenigingen met enkel allochtone leden, enz. op. Deze nieuwe verenigingen beogen hetzelfde als de klassieke Vlaamse organisaties. Ze geven hun leden het gevoel ergens bij te horen, ze mobiliseren mensen en brengen gelijkgestemden samen. Vooral dit laatste is niet onbelangrijk. Doorheen de jaren zijn er in Vlaanderen verenigingen gegroeid die katholiek, liberaal of socialistisch geïnspireerd zijn. Nu zijn er ook verenigingen die op de islam gestoeld zijn of die mensen uit een vreemd land bij elkaar brengen. Het verenigingsleven is er de afgelopen decennia dus alleen maar meer divers op geworden. Er zijn vrouwen
61 identiteit: Oost-Vlaming
verenigingen, supportersclubs van een voetbalploeg, verenigingen van senioren, jongerenverenigingen, verenigingen van holebi’s, clubs voor countryfreaks, organisaties van middenstanders, enz. En er zijn nu ook verenigingen van Turken, Marokkanen, Congolezen, enz.
Diversiteit binnen de klassieke verenigingen
Het Vlaamse verenigingsleven bestond tot voor kort enkel uit autochtone leden. Logisch omdat een vereniging die historisch gegroeid is uit een bepaald sociaal-cultureel midden zich met z’n activiteiten vooral op de eigen groep richt. Sommige sport-, cultuur-, of andere verenigingen gaan wel actief op zoek naar leden binnen de allochtone gemeenschap. Deze verenigingen zien zich gesterkt door het beleid van de Vlaamse Overheid. In 2006 kwam deze met het actieplan ‘Interculturaliseren’ op de proppen. Het was voormalig Vlaams minister Bert Anciaux die de sectoren cultuur, jeugdwerk en sport stimuleerde om z’n deuren open te zetten voor leden met een andere origine. Meerdere verenigingen tekenden hierop in, met wisselend succes. Bij vele Oost-Vlaamse voetbalclubs of boksverenigingen bestaat het ledenaantal ondertussen uit personen van diverse afkomst. In de andere sectoren verliep het interculturaliseren moeilijker. Weinig allochtone jongeren voelen zich bijvoorbeeld aangesproken door de activiteiten van de Chiro of de Scouts. En de klassieke vrouwenverenigingen zijn voor moslima’s geen geschikt forum om zich volledig te kunnen ontplooien. Daarom richtten de afgelopen decennia steeds meer etnisch-culturele minderheden eigen verengingen op die nauwer aansluiten bij de eigen leefwereld. Dit neemt niet weg dat inspanningen op het vlak van het toegankelijk maken van verenigingen voor etnisch-culturele minderheden overbodig geworden zijn. Via de provinciale meerjarencampagne ‘Jeugdwerk voor Allen’ worden er nog steeds initiatieven genomen om de toegankelijkheid van het klassieke jeugdwerk te vergroten.
Verenigingen van etnisch-culturele minderheden Socio-culturele en sportverenigingen Er zijn in Oost-Vlaanderen tientallen socio-culturele en sportverenigingen van etnisch-culturele minderheden. Deze verenigingen zijn bijna allen ontstaan vanuit een bepaalde etnisch-culturele groep. Zo is er de Soedanese Gemeenschap Gent, de Turkse vrouwenvereniging Hilal, enz. Ze organiseren dansfeesten, informeren de leden, gaan op uitstap en komen op voor de rechten van de eigen gemeenschap. Wist je dat … … ook Vlamingen in het buitenland eigen verenigingen oprichten. Zo heb je VLIS, de vereniging voor Vlamingen In Shangai. Zij organiseren onder andere een Sinterklaasfeest en een Belgische koffiemorgen in Shangai. De verenigingen van etnisch-culturele minderheden in Oost-Vlaanderen zijn jong en bouwen, met vallen en opstaan, hun werking uit. Eén van de problemen binnen deze organisaties is dat het werk vaak op de schouders van één of twee sleutelfiguren terecht komt. Slechts zelden is er een echt uitgebouwd en regelmatig werkend bestuur aanwezig. Dit weegt op de continue werking van deze verenigingen. Het gebrek aan een eigen ontmoetingslokaal maakt het voor sommige groepen moeilijk om op vaste basis activiteiten te organiseren.
Moskeeverenigingen De moskeeverenigingen zijn wellicht de oudste en best uitgebouwde verenigingen van etnisch-culturele minderheden. Toen de gastarbeiders uit Turkije en Noord-Afrika zich in Oost-Vlaanderen kwamen vestigen, voelden ze al snel de noodzaak om samen hun godsdienst te beleven. Er werden moskeeverenigingen opgericht die aan deze nood tegemoet kwamen. Net zoals de parochiale werking van de katholieke kerk gaven de moskeeën de gelovigen een plek om te bidden en zorgden ze voor een luisterend oor. Doorheen de jaren startten sommige moskeeverenigingen een jongerenwerking op. De moskeeverenigingen in Oost-Vlaanderen zijn vooral op etnisch-culturele basis georganiseerd. Er zijn Turkse moskeeverenigingen, Marokkaanse,
Tunesische, Bosnische en Pakistaanse verenigingen. In totaal telt Oost-Vlaanderen 32 verschillende moskeeën. De stad Gent alleen al heeft er twaalf. De andere moskeeën liggen in Aalst, Hamme, Lebbeke, Lokeren, Ninove, Ronse, Sint-Gillis-Waas, Sint-Niklaas, Temse, Waasmunster, Zele, Wetteren en Zelzate. Er zijn 10 moskeeën die van de Turkse Dyanet-strekking zijn. Zij worden in belangrijke mate ondersteund door de Turkse staat. De Turkse staat voorziet financiële middelen voor de bouw of inrichting van een moskee, ze zorgt voor de imam en stuurt cultuurleerkrachten naar Vlaanderen. Er zijn ook 5 Turkse moskeeën die onafhankelijk van de Turkse staat functioneren. Zij behoren vaak tot de Milli Görus-strekking. Deze moeten, net als de Marokkaanse, Tunesische en Pakistaanse moskeeën, hun werking volledig zelf bekostigen. Er bestaat een mogelijkheid tot erkenning en de daarbij horende subsidiëring van moskeeën. In Oost-Vlaanderen zijn er vandaag drie moskeeën erkend. De moskeeën die een erkenning willen, moeten een strenge procedure doorlopen. Er moet advies gevraagd worden aan de gemeente en het provinciebestuur, de moskee wordt gescreend door de staatsveiligheid, er zijn strenge regels voor de administratie en de aanstelling van een representatief bestuur, enz. De budgetten voor subsidiëring van moskeeën zijn ook beperkt. Slecht weinige moskeeverenigingen zijn reeds in die mate georganiseerd dat ze aan alle vereisten voldoen.
De federaties Meer dan de helft van de lokale verenigingen van etnischculturele minderheden is ondertussen aangesloten bij één van de landelijke federaties van zelforganisaties in Vlaanderen. De federaties worden, net zoals de andere landelijke verenigingen, gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap. De meeste federaties richten zich vooral tot
62 identiteit: Oost-Vlaming
een bepaalde etnisch-culturele groep. Sommige zijn ook multi-etnisch samengesteld en groeperen verenigingen met leden van verschillende afkomst. Een voorbeeld is de Federatie Wereldvrouwen. De federaties van etnischculturele verenigingen vallen te vergelijken met Vlaamse koepelorganisaties zoals Zorgnet Vlaanderen of de Vlaamse Atletiekliga. In Oost-Vlaanderen hebben vijf federaties hun hoofdzetel of een regionaal kantoor in Gent. Eén van deze federaties heeft ook een regionale zetel in Sint-Niklaas. Een zesde federatie houdt zitdagen in Ronse. De federaties van etnisch-culturele verenigingen vormen samen het Minderhedenforum. Deze koepelorganisatie is erkend door de Vlaamse regering en wordt aanzien als spreekbuis van de etnisch-culturele minderheden.
Inspraak en participatie Vanuit de Vlaamse overheid werd er vooral in de vorige regeerperiode geprobeerd om etnisch-culturele verenigingen te laten deelnemen aan de lokale jeugd- en cultuurraden. Dit zou de inspraak en participatie van allochtonen in de lokale gemeenschappen verhogen. Ondanks de goede bedoeling en de wil van beide partijen was dit geen onverdeeld succes. Voor de meeste jonge verenigingen van etnisch-culturele minderheden is het deelnemen aan zo’n raden een moeilijk proces. De werking en structuur van hun vereniging is nog te weinig uitgebouwd, de besproken thema’s op zo’n raden staan veraf van hun bed, en steeds dezelfde mensen voelen zich overbevraagd als spreekbuis van hun gemeenschap. Daarom richtten de afgelopen jaren een aantal OostVlaamse gemeenten met grote groepen inwoners met een
63 identiteit: Oost-Vlaming
vreemde origine een adviesraad of overleg voor etnisch-culturele minderheden op. Vaak zijn het de gemeenten die ook een integratiedienst hebben. Deze raden zijn nog jong. De meeste gemeenten zoeken nog hoe je de verschillende verenigingen van etnisch-culturele minderheden met elkaar leert samenwerken. Het is bijvoorbeeld voor een Rwandese vereniging niet evident om met een Tsjetsjeense organisatie samen te moeten werken. Buiten het feit dat ze beiden geen Vlaamse afkomst hebben zijn er weinig tot geen gemeenschappelijke kenmerken tussen hen. Ook wordt er bij de gemeenten nog gezocht hoe je de diverse verenigingen in contact brengt met de klassiek Vlaamse organisaties.
Bronnen: ·· AGORA Gent, www.agora-gent.be ·· Minderhedenforum, www.minderhedenforum.be ·· ODiCe, mei 2010, etnisch-culturele diversiteit in het jeugdwerk, enkele goede praktijkvoorbeelden, Gent ·· Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, Jeugdwerk voor allen, www.oost-vlaanderen. be/public/cultuur_vrijetijd/jongeren/jeugdwerk_allen ·· Van Geertruyen G., 2006, Bezoek eens een moskee, Moskeeën en moslims in OostVlaanderen, Provincie Oost-Vlaanderen, UMIVO, ODiCe, AGORA en Wereldcentrum, Gent ·· Vlaamse overheid, departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media, www.interculturaliseren.be
62 identiteit: Oost-Vlaming
een bepaalde etnisch-culturele groep. Sommige zijn ook multi-etnisch samengesteld en groeperen verenigingen met leden van verschillende afkomst. Een voorbeeld is de Federatie Wereldvrouwen. De federaties van etnischculturele verenigingen vallen te vergelijken met Vlaamse koepelorganisaties zoals Zorgnet Vlaanderen of de Vlaamse Atletiekliga. In Oost-Vlaanderen hebben vijf federaties hun hoofdzetel of een regionaal kantoor in Gent. Eén van deze federaties heeft ook een regionale zetel in Sint-Niklaas. Een zesde federatie houdt zitdagen in Ronse. De federaties van etnisch-culturele verenigingen vormen samen het Minderhedenforum. Deze koepelorganisatie is erkend door de Vlaamse regering en wordt aanzien als spreekbuis van de etnisch-culturele minderheden.
Inspraak en participatie Vanuit de Vlaamse overheid werd er vooral in de vorige regeerperiode geprobeerd om etnisch-culturele verenigingen te laten deelnemen aan de lokale jeugd- en cultuurraden. Dit zou de inspraak en participatie van allochtonen in de lokale gemeenschappen verhogen. Ondanks de goede bedoeling en de wil van beide partijen was dit geen onverdeeld succes. Voor de meeste jonge verenigingen van etnisch-culturele minderheden is het deelnemen aan zo’n raden een moeilijk proces. De werking en structuur van hun vereniging is nog te weinig uitgebouwd, de besproken thema’s op zo’n raden staan veraf van hun bed, en steeds dezelfde mensen voelen zich overbevraagd als spreekbuis van hun gemeenschap. Daarom richtten de afgelopen jaren een aantal OostVlaamse gemeenten met grote groepen inwoners met een
63 identiteit: Oost-Vlaming
vreemde origine een adviesraad of overleg voor etnisch-culturele minderheden op. Vaak zijn het de gemeenten die ook een integratiedienst hebben. Deze raden zijn nog jong. De meeste gemeenten zoeken nog hoe je de verschillende verenigingen van etnisch-culturele minderheden met elkaar leert samenwerken. Het is bijvoorbeeld voor een Rwandese vereniging niet evident om met een Tsjetsjeense organisatie samen te moeten werken. Buiten het feit dat ze beiden geen Vlaamse afkomst hebben zijn er weinig tot geen gemeenschappelijke kenmerken tussen hen. Ook wordt er bij de gemeenten nog gezocht hoe je de diverse verenigingen in contact brengt met de klassiek Vlaamse organisaties.
Bronnen: ·· AGORA Gent, www.agora-gent.be ·· Minderhedenforum, www.minderhedenforum.be ·· ODiCe, mei 2010, etnisch-culturele diversiteit in het jeugdwerk, enkele goede praktijkvoorbeelden, Gent ·· Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, Jeugdwerk voor allen, www.oost-vlaanderen. be/public/cultuur_vrijetijd/jongeren/jeugdwerk_allen ·· Van Geertruyen G., 2006, Bezoek eens een moskee, Moskeeën en moslims in OostVlaanderen, Provincie Oost-Vlaanderen, UMIVO, ODiCe, AGORA en Wereldcentrum, Gent ·· Vlaamse overheid, departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media, www.interculturaliseren.be
64 identiteit: Oost-Vlaming
65 identiteit: Oost-Vlaming
“Kom een uurtje vroeger, we moeten nog weg ’s avonds” liet Ersin me via de telefoon weten. En zo sta ik op een vrijdagavond, iets voor 18u, aan de voordeur van de tweewoonst van de familie Havan-Keten. Een tuinkabouter, half verscholen tussen het hoge gras van de voortuin, lacht me wat afgeschenen toe. In de achtertuin ligt veel speelgoed: een trampoline, autootjes, fietsen, enkele ballen en ander kleurrijk materiaal liggen er door elkaar. Ik ben iets te vroeg en er is nog niemand thuis. Na twee minuten wachten komt een groene volkswagen de oprit opgereden. Ersin, zijn vrouw Yeter en hun zoontjes Erding en Mirag springen uit de auto. Ik word hartelijk verwelkomd en ze laten mij binnen in de ruime living. “Of ik mijn schoenen moet uitdoen?” “Graag”, lacht Yeter me toe. Een week eerder contacteerde ik Ersin. Ik wil hem graag spreken over zijn migratie naar België. Ersin is geboren en opgegroeid in Turkije. Pas een achttal jaar geleden dook België plots in zijn leven op. En net als in zoveel andere verhalen was liefde de oorzaak. Ersin leerde Yeter Keten kennen, een jonge vrouw van Turkse origine die geboren, getogen, wonend en werkend is in Gent. “Ik zag haar voor het eerst toen zij op vakantie was in Turkije. Het eerste jaar hadden we vooral telefonisch en via het internet met elkaar contact. In 2003 zijn we dan getrouwd in Turkije. Na ons huwelijk ging Yeter opnieuw naar België, maar ik bleef in Turkije. Om mijn vrouw achterna te reizen had ik heel wat papieren nodig.” “De hele procedure nam in Turkije uiteindelijk ongeveer een jaar in beslag” zucht Ersin. “Ik moest verschillende documenten invullen en werd geïnterviewd. Men wilde nagaan of het niet om een schijnhuwelijk ging. Ik reisde meermaals naar de hoofdstad Ankara om alles in orde te brengen” vervolgt hij. “Maar eenmaal alle nodige papieren in orde waren, kon ik eindelijk naar België vertrekken. Sindsdien leef ik in België officieel samen met mijn vrouw.”
Ersin Havan, Turkse gezinsvormer
“Weet je, ik denk er steeds vaker aan om samen met mijn gezin in Turkije te gaan wonen.”
Ik ben benieuwd naar Ersin zijn verhaal, naar hoe hij een nieuw leven in België opstartte en wat hij in Turkije achterliet. “Ik had een goed leven in Turkije” zegt Ersin trots. “Ik ben afgestudeerd als computerprogrammeur en werkte er in een groot bedrijf. Het was de gewoonte dat de werkgever
elke middag het eten verzorgde voor zijn werknemers. Ik had een mooi loon, kon wat geld sparen en leefde er nauw samen met mijn familie en vrienden. Maar toch wou ik heel graag naar België, ik wou samen met mijn vrouw Yeter een nieuw leven starten.” Toen Ersin zich in 2004 samen met zijn vrouw in Gent kwam vestigen, bleef hij niet bij de pakken zitten. “De eerste dagen ging ik direct op zoek naar werk” zegt hij. Ondertussen is Yeter er even komen bijstaan en ze vervolgt. “Ersin was inderdaad zeer gemotiveerd toen hij hier aankwam. Hij sprak met moeite een woordje Nederlands maar toch deed hij zelf verschillende interimkantoren aan.” En z’n zoektocht had al snel succes. “Ik begon te werken bij ISS waar ik in de schoonmaak terecht kwam” zegt Ersin. “Daarna ging ik als arbeider in een houtbedrijf aan het werk en nu ben ik magazijnier bij A&BS. Soms sta ik er ook in de winkel.” Als ik vraag wat Ersin in zijn vrije tijd doet dan lacht hij eens. “Ik heb twee actieve zoontjes, heel veel vrije tijd heb ik niet. Wel lees ik soms boeken en surf ik op het internet. En elk jaar gaan we ook een drietal weken op vakantie naar Turkije, mijn familie en vrienden opzoeken. Dat heb ik echt nodig, zonder hen kan ik niet” benadrukt Ersin nog. Ersin lijkt op het eerste gezicht een succesvol parcours afgelegd te hebben. Maar hij laat al snel blijken dat het in de praktijk toch allemaal niet zo vlot verliep. “Het was, en is nog steeds moeilijk om hier een degelijk leven uit te bouwen. Er is de taalmoeilijkheid, ik heb hier geen familie, ik mis Turkije en natuurlijk is er ook een groot verschil tussen mijn cultuur en die van mijn vrouw.” Yeter bevestigt dit. “Ik ben opgegroeid in de Vlaamse cultuur en Ersin in de Turkse, en dat is inderdaad verschillend.” Ik moet eerlijk zijn dat dit cultuurverschil mij tijdens het interview nog niet was opgevallen. Op een doordeweekse
64 identiteit: Oost-Vlaming
65 identiteit: Oost-Vlaming
“Kom een uurtje vroeger, we moeten nog weg ’s avonds” liet Ersin me via de telefoon weten. En zo sta ik op een vrijdagavond, iets voor 18u, aan de voordeur van de tweewoonst van de familie Havan-Keten. Een tuinkabouter, half verscholen tussen het hoge gras van de voortuin, lacht me wat afgeschenen toe. In de achtertuin ligt veel speelgoed: een trampoline, autootjes, fietsen, enkele ballen en ander kleurrijk materiaal liggen er door elkaar. Ik ben iets te vroeg en er is nog niemand thuis. Na twee minuten wachten komt een groene volkswagen de oprit opgereden. Ersin, zijn vrouw Yeter en hun zoontjes Erding en Mirag springen uit de auto. Ik word hartelijk verwelkomd en ze laten mij binnen in de ruime living. “Of ik mijn schoenen moet uitdoen?” “Graag”, lacht Yeter me toe. Een week eerder contacteerde ik Ersin. Ik wil hem graag spreken over zijn migratie naar België. Ersin is geboren en opgegroeid in Turkije. Pas een achttal jaar geleden dook België plots in zijn leven op. En net als in zoveel andere verhalen was liefde de oorzaak. Ersin leerde Yeter Keten kennen, een jonge vrouw van Turkse origine die geboren, getogen, wonend en werkend is in Gent. “Ik zag haar voor het eerst toen zij op vakantie was in Turkije. Het eerste jaar hadden we vooral telefonisch en via het internet met elkaar contact. In 2003 zijn we dan getrouwd in Turkije. Na ons huwelijk ging Yeter opnieuw naar België, maar ik bleef in Turkije. Om mijn vrouw achterna te reizen had ik heel wat papieren nodig.” “De hele procedure nam in Turkije uiteindelijk ongeveer een jaar in beslag” zucht Ersin. “Ik moest verschillende documenten invullen en werd geïnterviewd. Men wilde nagaan of het niet om een schijnhuwelijk ging. Ik reisde meermaals naar de hoofdstad Ankara om alles in orde te brengen” vervolgt hij. “Maar eenmaal alle nodige papieren in orde waren, kon ik eindelijk naar België vertrekken. Sindsdien leef ik in België officieel samen met mijn vrouw.”
Ersin Havan, Turkse gezinsvormer
“Weet je, ik denk er steeds vaker aan om samen met mijn gezin in Turkije te gaan wonen.”
Ik ben benieuwd naar Ersin zijn verhaal, naar hoe hij een nieuw leven in België opstartte en wat hij in Turkije achterliet. “Ik had een goed leven in Turkije” zegt Ersin trots. “Ik ben afgestudeerd als computerprogrammeur en werkte er in een groot bedrijf. Het was de gewoonte dat de werkgever
elke middag het eten verzorgde voor zijn werknemers. Ik had een mooi loon, kon wat geld sparen en leefde er nauw samen met mijn familie en vrienden. Maar toch wou ik heel graag naar België, ik wou samen met mijn vrouw Yeter een nieuw leven starten.” Toen Ersin zich in 2004 samen met zijn vrouw in Gent kwam vestigen, bleef hij niet bij de pakken zitten. “De eerste dagen ging ik direct op zoek naar werk” zegt hij. Ondertussen is Yeter er even komen bijstaan en ze vervolgt. “Ersin was inderdaad zeer gemotiveerd toen hij hier aankwam. Hij sprak met moeite een woordje Nederlands maar toch deed hij zelf verschillende interimkantoren aan.” En z’n zoektocht had al snel succes. “Ik begon te werken bij ISS waar ik in de schoonmaak terecht kwam” zegt Ersin. “Daarna ging ik als arbeider in een houtbedrijf aan het werk en nu ben ik magazijnier bij A&BS. Soms sta ik er ook in de winkel.” Als ik vraag wat Ersin in zijn vrije tijd doet dan lacht hij eens. “Ik heb twee actieve zoontjes, heel veel vrije tijd heb ik niet. Wel lees ik soms boeken en surf ik op het internet. En elk jaar gaan we ook een drietal weken op vakantie naar Turkije, mijn familie en vrienden opzoeken. Dat heb ik echt nodig, zonder hen kan ik niet” benadrukt Ersin nog. Ersin lijkt op het eerste gezicht een succesvol parcours afgelegd te hebben. Maar hij laat al snel blijken dat het in de praktijk toch allemaal niet zo vlot verliep. “Het was, en is nog steeds moeilijk om hier een degelijk leven uit te bouwen. Er is de taalmoeilijkheid, ik heb hier geen familie, ik mis Turkije en natuurlijk is er ook een groot verschil tussen mijn cultuur en die van mijn vrouw.” Yeter bevestigt dit. “Ik ben opgegroeid in de Vlaamse cultuur en Ersin in de Turkse, en dat is inderdaad verschillend.” Ik moet eerlijk zijn dat dit cultuurverschil mij tijdens het interview nog niet was opgevallen. Op een doordeweekse
66 identiteit: Oost-Vlaming
vrijdagavond hangen de twee jongens voor de kindertelevisie en drinken ze een glas frisdrank. Ersin vertelt mij zijn verhaal terwijl Yeter de open keuken wat aan het opruimen is. Zowel Ersin als Yeter werken in het Gentse en de kinderen gaan naar het buurtschooltje. Waar zit dit cultuurverschil dan, en wat maakt het zo moeilijk voor Ersin om hier in België echt z’n draai te vinden? “Er is eerst en vooral de taal” zegt Ersin. “Toen ik hier pas aankwam, volgde ik via het volwassenenonderwijs Nederlandse taallessen. Maar dit gaf ik al snel op omdat ik begon te werken bij ISS. De combinatie avondonderwijs en werken in ploegen was niet vol te houden. Gelukkig werk ik nu in een klein bedrijf waar zowel mijn baas als mijn collega’s enkel Nederlands spreken. Hierdoor blijf ik het Nederlands aanleren.” Dit neemt niet weg dat Ersin nog vaak de hulp nodig heeft van Yeter om sommige zaken duidelijk te formuleren. “Er is ook een verschil in denken tussen mijn vrouw en mij. We hebben verschillende visies op verschillende zaken. Yeter is opgegroeid in de Vlaamse maatschappij en ik heb de Turkse waarden meegekregen. Dit zie je bijvoorbeeld bij het opvoeden van onze kinderen. Mijn vrouw denkt meer individueel. Ze wil de jongens leren opkomen voor zichzelf, terwijl mij altijd is geleerd dat je als kind altijd moet luisteren naar en respect moet hebben voor je ouders en je familie. Je eigen mening is minder van belang.” Ersin nipt even van zijn glas frisdrank en neemt één van de appelgebakjes die Yeter ons even tevoren aanbood. Mirag, de jongste van de twee zoontjes, kruipt via een stoel op tafel en laat zich in Ersins armen vallen. Ersin vervolgt, worstelend met het kleine gevaarte, zijn verhaal: “Ook het onderwijs is anders. Zowel de inhoud van de lessen als de mogelijke studierichtingen zijn verschillend.” Je ziet dat
67 identiteit: Oost-Vlaming
het vooral de opvoeding van de kinderen is waar Ersin mee zit. “Het is moeilijk voor hen”, geeft hij toe, “ze groeien op in twee culturen zonder er echt deel van uit te maken.” Ik stel al snel de vraag of Ersin niet vooraf wist dat een nieuw leven uitbouwen in een vreemd land niet evident is. “Ja en nee” antwoordt hij. “Er waren inderdaad wel mensen die me op voorhand verwittigden. Ook Yeter benadrukte meermaals dat het niet eenvoudig is voor een nieuwkomer om zich in België aan te passen. Maar ik geloofde dit niet. Ik was er rotsvast van overtuigd dat, eenmaal goed en wel geïnstalleerd, alles los zou lopen. Maar ik moet eerlijk zeggen dat het dus niet echt zo gelopen is.” Ersin zucht. Ik kijk hem aan en weet even niet goed wat te vragen. Haastig krabbel ik wat in mijn schriftje en bedenk een nieuwe vraag. Maar nog voor ik deze kan stellen vervolgt hij zijn verhaal. “Weet je, ik denk er steeds vaker aan om samen met mijn gezin in Turkije te gaan wonen.” Yeter staat naast ons en verbaasd kijk ik haar aan. Weet zij dat haar man graag opnieuw in Turkije wil wonen? “Ja” zegt ze eerlijk, “we spreken er soms over. We denken dat we daar een beter leven kunnen uitbouwen.” Ersin beaamt dit en vult aan. “In Turkije gaat het momenteel economisch goed. Ik ben hoog opgeleid en zou er een goed betaalde functie kunnen uitoefenen. En de huisprijzen zijn daar veel lager dan hier. Met het geld waarmee je hier een klein huisje koopt, kan je daar een mooie woonst kopen.” “Maar we weten ook wel dat dit niet eenvoudig zal zijn” vervolgt Ersin. “Mijn vrouw heeft een Belgisch diploma waarmee ze in Turkije moeilijk werk zal vinden. En onze twee zoontjes hebben hier nu al vriendjes. Als we nog enkele jaren wachten, willen ze waarschijnlijk niet in Turkije wonen. Je mag ook niet vergeten dat verhuizen geld kost. Het is dus niet eenvoudig. We twijfelen, we denken er veel over na.” Blijkbaar is de familie Havan-Keten niet de enige die twijfelt. Bij vele allochtone gezinnen luidt de lokroep naar het thuisland. De reden is vooral dat men in Vlaanderen leeft tussen twee culturen zonder echt deel uit te maken van één van hen. In de Vlaamse cultuur voelen ze zich te weinig
thuis en maar al te vaak niet welkom. En de eigen cultuur ten volle beleven in Vlaanderen kan niet. Het is met andere woorden moeilijk maar tegelijkertijd erg dubbel. Zo ook bij de familie Havan-Keten. Ik ben dan ook verbaasd als Ersin, ondanks zijn terugkeergedachte, trots laat weten dat ze zopas een nieuwe wagen kochten. “We hebben een grotere wagen gekocht. Een Audi, tweedehands. Onze Volkswagen werd wat te klein. Met die wagen kunnen we nu elk jaar op reis naar Turkije.”
66 identiteit: Oost-Vlaming
vrijdagavond hangen de twee jongens voor de kindertelevisie en drinken ze een glas frisdrank. Ersin vertelt mij zijn verhaal terwijl Yeter de open keuken wat aan het opruimen is. Zowel Ersin als Yeter werken in het Gentse en de kinderen gaan naar het buurtschooltje. Waar zit dit cultuurverschil dan, en wat maakt het zo moeilijk voor Ersin om hier in België echt z’n draai te vinden? “Er is eerst en vooral de taal” zegt Ersin. “Toen ik hier pas aankwam, volgde ik via het volwassenenonderwijs Nederlandse taallessen. Maar dit gaf ik al snel op omdat ik begon te werken bij ISS. De combinatie avondonderwijs en werken in ploegen was niet vol te houden. Gelukkig werk ik nu in een klein bedrijf waar zowel mijn baas als mijn collega’s enkel Nederlands spreken. Hierdoor blijf ik het Nederlands aanleren.” Dit neemt niet weg dat Ersin nog vaak de hulp nodig heeft van Yeter om sommige zaken duidelijk te formuleren. “Er is ook een verschil in denken tussen mijn vrouw en mij. We hebben verschillende visies op verschillende zaken. Yeter is opgegroeid in de Vlaamse maatschappij en ik heb de Turkse waarden meegekregen. Dit zie je bijvoorbeeld bij het opvoeden van onze kinderen. Mijn vrouw denkt meer individueel. Ze wil de jongens leren opkomen voor zichzelf, terwijl mij altijd is geleerd dat je als kind altijd moet luisteren naar en respect moet hebben voor je ouders en je familie. Je eigen mening is minder van belang.” Ersin nipt even van zijn glas frisdrank en neemt één van de appelgebakjes die Yeter ons even tevoren aanbood. Mirag, de jongste van de twee zoontjes, kruipt via een stoel op tafel en laat zich in Ersins armen vallen. Ersin vervolgt, worstelend met het kleine gevaarte, zijn verhaal: “Ook het onderwijs is anders. Zowel de inhoud van de lessen als de mogelijke studierichtingen zijn verschillend.” Je ziet dat
67 identiteit: Oost-Vlaming
het vooral de opvoeding van de kinderen is waar Ersin mee zit. “Het is moeilijk voor hen”, geeft hij toe, “ze groeien op in twee culturen zonder er echt deel van uit te maken.” Ik stel al snel de vraag of Ersin niet vooraf wist dat een nieuw leven uitbouwen in een vreemd land niet evident is. “Ja en nee” antwoordt hij. “Er waren inderdaad wel mensen die me op voorhand verwittigden. Ook Yeter benadrukte meermaals dat het niet eenvoudig is voor een nieuwkomer om zich in België aan te passen. Maar ik geloofde dit niet. Ik was er rotsvast van overtuigd dat, eenmaal goed en wel geïnstalleerd, alles los zou lopen. Maar ik moet eerlijk zeggen dat het dus niet echt zo gelopen is.” Ersin zucht. Ik kijk hem aan en weet even niet goed wat te vragen. Haastig krabbel ik wat in mijn schriftje en bedenk een nieuwe vraag. Maar nog voor ik deze kan stellen vervolgt hij zijn verhaal. “Weet je, ik denk er steeds vaker aan om samen met mijn gezin in Turkije te gaan wonen.” Yeter staat naast ons en verbaasd kijk ik haar aan. Weet zij dat haar man graag opnieuw in Turkije wil wonen? “Ja” zegt ze eerlijk, “we spreken er soms over. We denken dat we daar een beter leven kunnen uitbouwen.” Ersin beaamt dit en vult aan. “In Turkije gaat het momenteel economisch goed. Ik ben hoog opgeleid en zou er een goed betaalde functie kunnen uitoefenen. En de huisprijzen zijn daar veel lager dan hier. Met het geld waarmee je hier een klein huisje koopt, kan je daar een mooie woonst kopen.” “Maar we weten ook wel dat dit niet eenvoudig zal zijn” vervolgt Ersin. “Mijn vrouw heeft een Belgisch diploma waarmee ze in Turkije moeilijk werk zal vinden. En onze twee zoontjes hebben hier nu al vriendjes. Als we nog enkele jaren wachten, willen ze waarschijnlijk niet in Turkije wonen. Je mag ook niet vergeten dat verhuizen geld kost. Het is dus niet eenvoudig. We twijfelen, we denken er veel over na.” Blijkbaar is de familie Havan-Keten niet de enige die twijfelt. Bij vele allochtone gezinnen luidt de lokroep naar het thuisland. De reden is vooral dat men in Vlaanderen leeft tussen twee culturen zonder echt deel uit te maken van één van hen. In de Vlaamse cultuur voelen ze zich te weinig
thuis en maar al te vaak niet welkom. En de eigen cultuur ten volle beleven in Vlaanderen kan niet. Het is met andere woorden moeilijk maar tegelijkertijd erg dubbel. Zo ook bij de familie Havan-Keten. Ik ben dan ook verbaasd als Ersin, ondanks zijn terugkeergedachte, trots laat weten dat ze zopas een nieuwe wagen kochten. “We hebben een grotere wagen gekocht. Een Audi, tweedehands. Onze Volkswagen werd wat te klein. Met die wagen kunnen we nu elk jaar op reis naar Turkije.”
68 identiteit: Oost-Vlaming
69 identiteit: Oost-Vlaming
Wettelijke verblijfsmotieven
68 identiteit: Oost-Vlaming
69 identiteit: Oost-Vlaming
Wettelijke verblijfsmotieven
70 identiteit: Oost-Vlaming
Sinds 1974 bestaat een migratiestop in België. De term migratiestop mag niet te letterlijk geïnterpreteerd worden. Het is beter om te spreken over een migratiebeperking. Dit betekent dat vreemdelingen enkel in een aantal welomschreven situaties kunnen migreren naar België. In dit hoofdstuk bespreken we een aantal motieven die kunnen uitmonden in een tijdelijk of een onbeperkt verblijfsrecht in België. We gebruiken daarom de term wettelijke verblijfsmotieven. Om deze te bekomen moet er eerst een verblijfsprocedure worden opgestart. Er zijn verschillende procedures die in dit hoofdstuk zullen besproken worden:
Werken – familie - studeren Een aantal verblijfsprocedures wordt in principe bij de Belgische ambassade in het land van herkomst opgestart. Dit geldt voor mensen die omwille van familiale redenen (gezinsherenigers), werk (arbeidsmigranten) of studies naar België willen komen. Indien ze voldoen aan de voorwaarden geeft de Dienst Vreemdelingenzaken aan de ambassade de opdracht om de aanvrager een visum te verlenen. Bij aankomst in België krijgen de nieuwkomers een tijdelijk verblijfsrecht. Pas na enkele jaren kan dit uitmonden in een onbeperkt verblijfsrecht, behalve voor studenten.
Humanitaire en beschermingsprocedures In bepaalde situaties kan men geen verblijfsprocedure opstarten vanuit het land van herkomst. Dit geldt bijvoorbeeld voor mensen die asiel aanvragen. Andere procedures die alleen in België opgestart kunnen worden, richten zich naar kwetsbare groepen zoals de slachtoffers van mensenhandel, niet-begeleide minderjarige vreemdelingen of zieke personen.
Soepele regels voor EU-burgers Een specifieke groep vormen burgers van de Europese Unie.
71 identiteit: Oost-Vlaming
Zij worden formeel niet uitgesloten van bovenvermelde procedures maar voor hen is het meer opportuun om gebruik te maken van de specifieke procedure die voor hen voorzien is.
Kort verblijf Mensen die hier kort verblijven noemen we niet echt migranten omdat hun verblijf een tijdelijk karakter vertoont. Mensen die hier voor minder dan drie maanden verblijven, schrijft men niet in de bevolkingsregisters in. Toch bespreken we deze groep omdat zij het kort verblijf soms gebruiken als opstap naar een lang verblijfsrecht.
Geen verblijf Tot slot bespreken we de verblijfssituatie van de personen zonder wettig verblijf (clandestien en uitgeprocedeerd).
Arbeidsmigratie
Jaarlijks komen talloze vreemdelingen naar België om er te werken. De meerderheid zijn onderdanen van EU-lidstaten. Zij kunnen zonder voorafgaande toelating onmiddellijk bij een werkgever tewerkgesteld worden. Derdelanders (niet EU-onderdaan) vormen eerder een kleinere groep en hebben een speciale toelating nodig om in België te mogen werken.
Arbeidsmigratie van derdelanders • Basisprincipe Een derdelander kan enkel in België werken als hij een arbeidskaart bezit. Zo’n kaart kan bekomen worden als de werkgever aantoont dat hij voor de functie geen geschikte kandidaat vindt op de Belgische arbeidsmarkt. Bovendien moet de kandidaat-werknemer afkomstig zijn van een land waarmee België een akkoord heeft afgesloten. Het gaat om Algerije, Marokko, Tunesië, Turkije, Kroatië, Macedonië, Servië, Montenegro, Bosnië, Kosovo. Alleen al deze nationaliteitsvoorwaarde zorgt voor een enorme beperking! De kandidaat-werknemer moet, op het moment dat de werkgever een aanvraagdossier indient, in het land van herkomst verblijven. Een Turk die met een visum voor een kort verblijf naar België komt en hier vervolgens een werkgever vindt kan op basis van deze procedure dus geen arbeidskaart krijgen. Een aanvraag moet ook een medisch getuigschrift over de
gezondheidstoestand van de kandidaat-werknemer en een modelarbeidscontract bevatten. Dit moet de werknemer tegen misbruik beschermen. De praktijk toont dat slechts weinig mensen er in slagen om via deze manier een arbeidskaart te bekomen. • Uitzonderingen Verschillende beroepscategorieën zijn vrijgesteld van bovenstaande voorwaarden. Er is geen nationaliteitsvereiste en er wordt geen rekening gehouden met de situatie op de Belgische arbeidsmarkt. Het gaat hier ondermeer over hooggeschoolden, hoogleraren, beroepssporters en schouwspelartiesten. Deze mensen moeten aantonen dat ze een voldoende hoog loon hebben. Het aantal afgeleverde arbeidskaarten op basis van deze uitzonderingscategorieën ligt veel hoger dan het aantal dat wordt afgeleverd op basis van het basisprincipe. Wist je dat … … een hooggeschoolde enkel een arbeidskaart kan bekomen als hij meer verdient dan 36.355 euro bruto per jaar? • Meestal tijdelijk karakter Arbeidsmigratie door derdelanders is per definitie een tijdelijke migratie. Dit komt omdat arbeidstoelatingen elk jaar hernieuwd moeten worden. Omdat dit niet altijd mogelijk is, kan het daaraan gekoppelde verblijfsrecht ook niet altijd verlengd worden. Alleen in specifieke omstandigheden kan het tijdelijke verblijfsrecht van mensen die hier al meerdere jaren werken, omgezet worden in een onbeperkt verblijfsrecht.
Asielmigratie
Met een asielaanvraag vraagt men bescherming aan de Belgische autoriteiten omwille van problemen die men heeft in het land van herkomst. De bescherming kan bestaan uit het erkend worden als vluchteling of het verkrijgen van subsidiaire bescherming.
Erkend vluchteling De voorwaarden om als vluchteling erkend te worden zijn beschreven in de Conventie van Genève (1951). Het gaat over personen die vrezen een risico te lopen op een ernstige schending van hun rechten door hun ras, nationaliteit, godsdienst, politieke overtuiging of behoren tot een bepaalde sociale groep. Hierbij moet ook bewezen worden dat de autoriteiten van het land van herkomst geen bescherming kunnen of willen geven. De laatste jaren werd het statuut voornamelijk verleend aan Irakezen, Tsjetsjenen, Tibetanen, Afghanen, Guineëers en Rwandezen.
Subsidiaire bescherming De voorwaarden om te genieten van de subsidiaire bescherming zijn overgenomen uit een Europese Richtlijn van 2004. Deze bescherming wordt toegekend aan vreemdelingen die niet in aanmerking komen voor de vluchtelingenstatus maar wel kunnen aantonen dat ze een reëel risico lopen op ernstige schade bij terugkeer naar het land van herkomst. De ernstige schade kan bestaan uit doodstraf of executie, foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, en uit ernstige bedreiging van het leven van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het geval van een internationaal of binnenlands gewapend conflict. De laatste jaren werd het subsidiaire beschermingsstatuut vooral verleend aan Irakezen, Afghanen en Somaliërs.
70 identiteit: Oost-Vlaming
Sinds 1974 bestaat een migratiestop in België. De term migratiestop mag niet te letterlijk geïnterpreteerd worden. Het is beter om te spreken over een migratiebeperking. Dit betekent dat vreemdelingen enkel in een aantal welomschreven situaties kunnen migreren naar België. In dit hoofdstuk bespreken we een aantal motieven die kunnen uitmonden in een tijdelijk of een onbeperkt verblijfsrecht in België. We gebruiken daarom de term wettelijke verblijfsmotieven. Om deze te bekomen moet er eerst een verblijfsprocedure worden opgestart. Er zijn verschillende procedures die in dit hoofdstuk zullen besproken worden:
Werken – familie - studeren Een aantal verblijfsprocedures wordt in principe bij de Belgische ambassade in het land van herkomst opgestart. Dit geldt voor mensen die omwille van familiale redenen (gezinsherenigers), werk (arbeidsmigranten) of studies naar België willen komen. Indien ze voldoen aan de voorwaarden geeft de Dienst Vreemdelingenzaken aan de ambassade de opdracht om de aanvrager een visum te verlenen. Bij aankomst in België krijgen de nieuwkomers een tijdelijk verblijfsrecht. Pas na enkele jaren kan dit uitmonden in een onbeperkt verblijfsrecht, behalve voor studenten.
Humanitaire en beschermingsprocedures In bepaalde situaties kan men geen verblijfsprocedure opstarten vanuit het land van herkomst. Dit geldt bijvoorbeeld voor mensen die asiel aanvragen. Andere procedures die alleen in België opgestart kunnen worden, richten zich naar kwetsbare groepen zoals de slachtoffers van mensenhandel, niet-begeleide minderjarige vreemdelingen of zieke personen.
Soepele regels voor EU-burgers Een specifieke groep vormen burgers van de Europese Unie.
71 identiteit: Oost-Vlaming
Zij worden formeel niet uitgesloten van bovenvermelde procedures maar voor hen is het meer opportuun om gebruik te maken van de specifieke procedure die voor hen voorzien is.
Kort verblijf Mensen die hier kort verblijven noemen we niet echt migranten omdat hun verblijf een tijdelijk karakter vertoont. Mensen die hier voor minder dan drie maanden verblijven, schrijft men niet in de bevolkingsregisters in. Toch bespreken we deze groep omdat zij het kort verblijf soms gebruiken als opstap naar een lang verblijfsrecht.
Geen verblijf Tot slot bespreken we de verblijfssituatie van de personen zonder wettig verblijf (clandestien en uitgeprocedeerd).
Arbeidsmigratie
Jaarlijks komen talloze vreemdelingen naar België om er te werken. De meerderheid zijn onderdanen van EU-lidstaten. Zij kunnen zonder voorafgaande toelating onmiddellijk bij een werkgever tewerkgesteld worden. Derdelanders (niet EU-onderdaan) vormen eerder een kleinere groep en hebben een speciale toelating nodig om in België te mogen werken.
Arbeidsmigratie van derdelanders • Basisprincipe Een derdelander kan enkel in België werken als hij een arbeidskaart bezit. Zo’n kaart kan bekomen worden als de werkgever aantoont dat hij voor de functie geen geschikte kandidaat vindt op de Belgische arbeidsmarkt. Bovendien moet de kandidaat-werknemer afkomstig zijn van een land waarmee België een akkoord heeft afgesloten. Het gaat om Algerije, Marokko, Tunesië, Turkije, Kroatië, Macedonië, Servië, Montenegro, Bosnië, Kosovo. Alleen al deze nationaliteitsvoorwaarde zorgt voor een enorme beperking! De kandidaat-werknemer moet, op het moment dat de werkgever een aanvraagdossier indient, in het land van herkomst verblijven. Een Turk die met een visum voor een kort verblijf naar België komt en hier vervolgens een werkgever vindt kan op basis van deze procedure dus geen arbeidskaart krijgen. Een aanvraag moet ook een medisch getuigschrift over de
gezondheidstoestand van de kandidaat-werknemer en een modelarbeidscontract bevatten. Dit moet de werknemer tegen misbruik beschermen. De praktijk toont dat slechts weinig mensen er in slagen om via deze manier een arbeidskaart te bekomen. • Uitzonderingen Verschillende beroepscategorieën zijn vrijgesteld van bovenstaande voorwaarden. Er is geen nationaliteitsvereiste en er wordt geen rekening gehouden met de situatie op de Belgische arbeidsmarkt. Het gaat hier ondermeer over hooggeschoolden, hoogleraren, beroepssporters en schouwspelartiesten. Deze mensen moeten aantonen dat ze een voldoende hoog loon hebben. Het aantal afgeleverde arbeidskaarten op basis van deze uitzonderingscategorieën ligt veel hoger dan het aantal dat wordt afgeleverd op basis van het basisprincipe. Wist je dat … … een hooggeschoolde enkel een arbeidskaart kan bekomen als hij meer verdient dan 36.355 euro bruto per jaar? • Meestal tijdelijk karakter Arbeidsmigratie door derdelanders is per definitie een tijdelijke migratie. Dit komt omdat arbeidstoelatingen elk jaar hernieuwd moeten worden. Omdat dit niet altijd mogelijk is, kan het daaraan gekoppelde verblijfsrecht ook niet altijd verlengd worden. Alleen in specifieke omstandigheden kan het tijdelijke verblijfsrecht van mensen die hier al meerdere jaren werken, omgezet worden in een onbeperkt verblijfsrecht.
Asielmigratie
Met een asielaanvraag vraagt men bescherming aan de Belgische autoriteiten omwille van problemen die men heeft in het land van herkomst. De bescherming kan bestaan uit het erkend worden als vluchteling of het verkrijgen van subsidiaire bescherming.
Erkend vluchteling De voorwaarden om als vluchteling erkend te worden zijn beschreven in de Conventie van Genève (1951). Het gaat over personen die vrezen een risico te lopen op een ernstige schending van hun rechten door hun ras, nationaliteit, godsdienst, politieke overtuiging of behoren tot een bepaalde sociale groep. Hierbij moet ook bewezen worden dat de autoriteiten van het land van herkomst geen bescherming kunnen of willen geven. De laatste jaren werd het statuut voornamelijk verleend aan Irakezen, Tsjetsjenen, Tibetanen, Afghanen, Guineëers en Rwandezen.
Subsidiaire bescherming De voorwaarden om te genieten van de subsidiaire bescherming zijn overgenomen uit een Europese Richtlijn van 2004. Deze bescherming wordt toegekend aan vreemdelingen die niet in aanmerking komen voor de vluchtelingenstatus maar wel kunnen aantonen dat ze een reëel risico lopen op ernstige schade bij terugkeer naar het land van herkomst. De ernstige schade kan bestaan uit doodstraf of executie, foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, en uit ernstige bedreiging van het leven van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het geval van een internationaal of binnenlands gewapend conflict. De laatste jaren werd het subsidiaire beschermingsstatuut vooral verleend aan Irakezen, Afghanen en Somaliërs.
72 identiteit: Oost-Vlaming
Wist je dat … … de meeste asielaanvragen in 2009 werden ingediend door Afghanen, Russen, Kosovaren en Irakezen?
Migratie omwille van familiale redenen
Steeds meer Belgen en legaal in België verblijvende derdelanders vinden hun levenspartner buiten België. De Belgische verblijfswet beschrijft twee procedures om met een partner die geen Belgische nationaliteit heeft in België samen te wonen.
Gezinshereniging met een Belg of EU-burger Belgen (en EU-burgers die hier verblijven) kunnen hun partner en hun kinderen jonger dan 21 jaar naar België overbrengen. De ouders en schoonouders kunnen enkel naar België komen als ze ten laste zijn van hun Belgisch kind. De gezinsherenigers krijgen pas na drie jaar verblijf in België een definitieve verblijfsvergunning. Tijdens die drie jaar wordt het koppel en de eventuele gezinsleden gecontroleerd of ze nog voldoen aan de voorwaarden voor gezinshereniging.
Gezinshereniging met een derdelander Ook derdelanders kunnen hun partner laten overbrengen naar België. Hun kinderen kunnen enkel overkomen als ze jonger zijn dan 18 jaar. Meerderjarige kinderen hebben geen recht om in België te verblijven in het kader van de gezinshereniging. Ook de ouders van de derdelanders hebben geen recht om via de gezinshereniging naar België te migreren. Een controleperiode van drie jaar wordt eveneens bij deze vorm van gezinshereniging toegepast.
Migratie omwille van studies
Er verblijven veel buitenlandse studenten in Oost-Vlaanderen. Ze lopen school aan de universiteit van Gent of aan één van
73 identiteit: Oost-Vlaming
de hogescholen. De meeste buitenlandse studenten zijn afkomstig uit een land van de Europese Unie. Niet-EU studenten vormen een minderheid. Wist je dat … … de Universiteit van Gent in 2008 ongeveer 3000 buitenlandse studenten ontving? De populairste studiegebieden zijn wetenschappen, bio-ingenieurswetenschappen en diergeneeskunde. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen vreemde studenten die vóór hun studies reeds legaal in België verbleven en studenten die vanuit het buitenland in België komen studeren. De EU-studenten kunnen makkelijk een verblijfsrecht krijgen wanneer zij hier komen studeren. Voor niet-EU studenten is dit veel moeilijker.
Niet-EU studenten Niet EU-studenten die in België willen studeren, moeten hiervoor vooraf een toelating vragen bij de Belgische ambassade in hun thuisland. De toelating wordt verleend aan de hand van een goedgekeurd visum. Dit visum wordt enkel verleend als de kandidaat-student een inschrijving als regelmatige leerling in het hoger onderwijs kan voorleggen, als hij beschikt over voldoende bestaansmiddelen en een medisch attest en uittreksel uit het strafregister kan voorleggen. Met het visum kunnen de buitenlandse studenten afreizen naar België. De gemeente waar ze vervolgens verblijven reikt hen na voorlegging van dit visum een tijdelijke verblijfskaart uit. Elk academiejaar moet de student bij de gemeente aantonen dat hij nog steeds over voldoende bestaansmiddelen beschikt en moet hij een nieuw inschrijvingsbewijs en een attest van deelname aan de examens van het vorige schooljaar voorleggen. Een niet-deelname aan de examens wordt enkel door de vingers gezien met een grondig motief (bv. langdurige ziekte). Door het voorleggen van deze stukken kan het verblijf verlengd worden. Eens de studie is afgerond kan het tijdelijk verblijf niet verlengd of omgezet worden naar een definitief verblijfsrecht.
Wist je dat … … deze studenten vooral uit China, India, Vietnam, Iran, DR Congo en Kameroen komen.
EU-studenten
Deze versoepelde regularisatiecriteria zal wellicht als pasmunt gebruikt worden voor het verstrengen van andere migratie gebonden aspecten. Zo wordt er nauwer toegekeken op schijnhuwelijken en zijn de criteria rond nationaliteitsverwerving verstrengd.
Voor de EU-studenten geldt enkel een verklaring op eer van voldoende bestaansmiddelen en een inschrijvingsbewijs van de school om een tijdelijk verblijfsrecht als student in België te verkrijgen. Het tijdelijk verblijf kan na vijf jaar studie uitmonden in een onvoorwaardelijk verblijfsrecht.
Wist je dat … … er in 2009 aan 14.830 mensen een verblijf omwille van humanitaire redenen werd toegekend.
Wist je dat … … deze studenten vooral Spanjaarden, Polen, Nederlanders, Duitsers, Slowaken en Italianen zijn?
Verblijf omwille van humanitaire redenen
Een regularisatie van het verblijf op basis van humanitaire redenen kan in uitzonderlijke omstandigheden leiden tot een tijdelijk of onbeperkt verblijfsrecht. De uitzonderlijke omstandigheden staan niet beschreven in de wetgeving. Wel staat er dat het de minister is die beslist over deze aanvragen. In de praktijk laat de minister deze taakstelling over aan de Dienst Vreemdelingenzaken. Deze dienst krijgt van de minister de nodige instructies om over te gaan tot de toekenning van een verblijf. De instructies staan omschreven in verschillende nota’s. Zo was er de instructienota van 27 maart 2009 van toenmalig minister Turtelboom die zich concentreerde op de situatie van families met schoolgaande kinderen. Meer recent is de instructienota van 19 juli 2009 van toenmalig staatssecretaris voor Asiel en Migratie Wathelet. Zijn nota voorzag enerzijds in de eenmalige regularisatie van vreemdelingen die na enkele jaren verblijf in België duurzaam verankerd waren. Anderzijds omschreef de instructienota een aantal situaties die op permanente basis aanleiding kunnen geven tot regularisatie van verblijf. Een voorbeeld hiervan zijn de personen wiens asielaanvraag langer dan 4 jaar duurt of geduurd heeft. Voor families met schoollopende kinderen wordt deze duurtijd verminderd naar 3 jaar.
Verblijf omwille van medische redenen
Personen zonder wettig verblijf die ernstig ziek zijn of ziek worden ondervinden in België vaak moeilijkheden bij het behandelen van hun ziekte. Daarom bestaat er voor vreemdelingen die lijden aan een ernstige ziekte de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden een verblijf te bekomen. Dit is de medische regularisatie. Om via deze procedure een legaal verblijf te verkrijgen moet de medische toestand een zekere ernst vertonen. Dit kan betekenen dat de ziekte levensbedreigend is, dat er in het land van herkomst geen gepaste behandeling bestaat of dat de medische behandeling in het thuisland voor de zieke persoon onbetaalbaar of geografisch niet bereikbaar is. De zieke persoon zonder wettig verblijf die onder deze criteria valt krijgt meestal een tijdelijk verblijf van één jaar. Dit verblijf kan door de DVZ op elk moment ingetrokken worden als de medische gronden niet meer voorhanden zijn. Een vreemdeling die na 5 jaar nog steeds onder het medische statuut valt, ontvangt een verblijfsrecht van onbeperkte duur.
72 identiteit: Oost-Vlaming
Wist je dat … … de meeste asielaanvragen in 2009 werden ingediend door Afghanen, Russen, Kosovaren en Irakezen?
Migratie omwille van familiale redenen
Steeds meer Belgen en legaal in België verblijvende derdelanders vinden hun levenspartner buiten België. De Belgische verblijfswet beschrijft twee procedures om met een partner die geen Belgische nationaliteit heeft in België samen te wonen.
Gezinshereniging met een Belg of EU-burger Belgen (en EU-burgers die hier verblijven) kunnen hun partner en hun kinderen jonger dan 21 jaar naar België overbrengen. De ouders en schoonouders kunnen enkel naar België komen als ze ten laste zijn van hun Belgisch kind. De gezinsherenigers krijgen pas na drie jaar verblijf in België een definitieve verblijfsvergunning. Tijdens die drie jaar wordt het koppel en de eventuele gezinsleden gecontroleerd of ze nog voldoen aan de voorwaarden voor gezinshereniging.
Gezinshereniging met een derdelander Ook derdelanders kunnen hun partner laten overbrengen naar België. Hun kinderen kunnen enkel overkomen als ze jonger zijn dan 18 jaar. Meerderjarige kinderen hebben geen recht om in België te verblijven in het kader van de gezinshereniging. Ook de ouders van de derdelanders hebben geen recht om via de gezinshereniging naar België te migreren. Een controleperiode van drie jaar wordt eveneens bij deze vorm van gezinshereniging toegepast.
Migratie omwille van studies
Er verblijven veel buitenlandse studenten in Oost-Vlaanderen. Ze lopen school aan de universiteit van Gent of aan één van
73 identiteit: Oost-Vlaming
de hogescholen. De meeste buitenlandse studenten zijn afkomstig uit een land van de Europese Unie. Niet-EU studenten vormen een minderheid. Wist je dat … … de Universiteit van Gent in 2008 ongeveer 3000 buitenlandse studenten ontving? De populairste studiegebieden zijn wetenschappen, bio-ingenieurswetenschappen en diergeneeskunde. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen vreemde studenten die vóór hun studies reeds legaal in België verbleven en studenten die vanuit het buitenland in België komen studeren. De EU-studenten kunnen makkelijk een verblijfsrecht krijgen wanneer zij hier komen studeren. Voor niet-EU studenten is dit veel moeilijker.
Niet-EU studenten Niet EU-studenten die in België willen studeren, moeten hiervoor vooraf een toelating vragen bij de Belgische ambassade in hun thuisland. De toelating wordt verleend aan de hand van een goedgekeurd visum. Dit visum wordt enkel verleend als de kandidaat-student een inschrijving als regelmatige leerling in het hoger onderwijs kan voorleggen, als hij beschikt over voldoende bestaansmiddelen en een medisch attest en uittreksel uit het strafregister kan voorleggen. Met het visum kunnen de buitenlandse studenten afreizen naar België. De gemeente waar ze vervolgens verblijven reikt hen na voorlegging van dit visum een tijdelijke verblijfskaart uit. Elk academiejaar moet de student bij de gemeente aantonen dat hij nog steeds over voldoende bestaansmiddelen beschikt en moet hij een nieuw inschrijvingsbewijs en een attest van deelname aan de examens van het vorige schooljaar voorleggen. Een niet-deelname aan de examens wordt enkel door de vingers gezien met een grondig motief (bv. langdurige ziekte). Door het voorleggen van deze stukken kan het verblijf verlengd worden. Eens de studie is afgerond kan het tijdelijk verblijf niet verlengd of omgezet worden naar een definitief verblijfsrecht.
Wist je dat … … deze studenten vooral uit China, India, Vietnam, Iran, DR Congo en Kameroen komen.
EU-studenten
Deze versoepelde regularisatiecriteria zal wellicht als pasmunt gebruikt worden voor het verstrengen van andere migratie gebonden aspecten. Zo wordt er nauwer toegekeken op schijnhuwelijken en zijn de criteria rond nationaliteitsverwerving verstrengd.
Voor de EU-studenten geldt enkel een verklaring op eer van voldoende bestaansmiddelen en een inschrijvingsbewijs van de school om een tijdelijk verblijfsrecht als student in België te verkrijgen. Het tijdelijk verblijf kan na vijf jaar studie uitmonden in een onvoorwaardelijk verblijfsrecht.
Wist je dat … … er in 2009 aan 14.830 mensen een verblijf omwille van humanitaire redenen werd toegekend.
Wist je dat … … deze studenten vooral Spanjaarden, Polen, Nederlanders, Duitsers, Slowaken en Italianen zijn?
Verblijf omwille van humanitaire redenen
Een regularisatie van het verblijf op basis van humanitaire redenen kan in uitzonderlijke omstandigheden leiden tot een tijdelijk of onbeperkt verblijfsrecht. De uitzonderlijke omstandigheden staan niet beschreven in de wetgeving. Wel staat er dat het de minister is die beslist over deze aanvragen. In de praktijk laat de minister deze taakstelling over aan de Dienst Vreemdelingenzaken. Deze dienst krijgt van de minister de nodige instructies om over te gaan tot de toekenning van een verblijf. De instructies staan omschreven in verschillende nota’s. Zo was er de instructienota van 27 maart 2009 van toenmalig minister Turtelboom die zich concentreerde op de situatie van families met schoolgaande kinderen. Meer recent is de instructienota van 19 juli 2009 van toenmalig staatssecretaris voor Asiel en Migratie Wathelet. Zijn nota voorzag enerzijds in de eenmalige regularisatie van vreemdelingen die na enkele jaren verblijf in België duurzaam verankerd waren. Anderzijds omschreef de instructienota een aantal situaties die op permanente basis aanleiding kunnen geven tot regularisatie van verblijf. Een voorbeeld hiervan zijn de personen wiens asielaanvraag langer dan 4 jaar duurt of geduurd heeft. Voor families met schoollopende kinderen wordt deze duurtijd verminderd naar 3 jaar.
Verblijf omwille van medische redenen
Personen zonder wettig verblijf die ernstig ziek zijn of ziek worden ondervinden in België vaak moeilijkheden bij het behandelen van hun ziekte. Daarom bestaat er voor vreemdelingen die lijden aan een ernstige ziekte de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden een verblijf te bekomen. Dit is de medische regularisatie. Om via deze procedure een legaal verblijf te verkrijgen moet de medische toestand een zekere ernst vertonen. Dit kan betekenen dat de ziekte levensbedreigend is, dat er in het land van herkomst geen gepaste behandeling bestaat of dat de medische behandeling in het thuisland voor de zieke persoon onbetaalbaar of geografisch niet bereikbaar is. De zieke persoon zonder wettig verblijf die onder deze criteria valt krijgt meestal een tijdelijk verblijf van één jaar. Dit verblijf kan door de DVZ op elk moment ingetrokken worden als de medische gronden niet meer voorhanden zijn. Een vreemdeling die na 5 jaar nog steeds onder het medische statuut valt, ontvangt een verblijfsrecht van onbeperkte duur.
74 identiteit: Oost-Vlaming
Slachtoffers mensenhandel
Mensenhandel wordt vaak gezien als synoniem van seksuele exploitatie. Het kan echter ook gaan over exploitatie via bedelarij of via werk. Exploitatie via werk betekent dat mensen moeten werken in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid. Ook het illegaal laten wegnemen van organen en weefsels behoort tot de criteria. Een persoon tegen zijn wil een misdaad of wanbedrijf doen plegen wordt eveneens aanzien als exploitatie. Tegen deze soorten van mensenhandel voert België een tweesporenbeleid. Enerzijds is er de strijd tegen de daders van de mensenhandel, anderzijds kunnen ook de slachtoffers in België bescherming krijgen. Wist je dat … … er 124 personen in 2009 een verblijf hebben bekomen. De meest voorkomende nationaliteiten van de slachtoffers zijn Chinees, Braziliaans, Bulgaars en Thais. De bescherming kan uitmonden in een tijdelijk of definitief verblijfsstatuut. De Dienst Vreemdelingenzaken beslist hierover. Om in aanmerking te komen voor zo’n verblijf moet het slachtoffer bereid zijn om het milieu te verlaten en samen te werken met het gerecht. Het slachtoffer moet zich ook laten begeleiden door een gespecialiseerd centrum voor slachtoffers van mensenhandel zoals Pagasa, Payoke en Suraya. Concreet betekent dit dat deze slachtoffers tijdens de duur van de gerechtelijke procedure een verblijfskaart voor 6 maanden krijgt. Dit is verlengbaar tot de volledige duur van de procedure. Indien de klacht tot een veroordeling van de mensensmokkelaar leidt kan een onbeperkt verblijfsrecht verleend worden.
75 identiteit: Oost-Vlaming
Mensen zonder wettig verblijf Verscheiden groep mensen Een vreemdeling wiens aanvraag tot verblijf negatief wordt beoordeeld, krijgt een bevel om het grondgebied te verlaten. Hierdoor verliest de vreemdeling zijn recht op verblijf. De persoon is dan iemand zonder wettig verblijf. Naast de uitgeprocedeerden heb je ook vreemdelingen die nooit een verblijfsprocedure hebben opgestart in België. Zij worden clandestien genoemd en maken ook deel uit van de groep mensen zonder wettig verblijf. De clandestienen vormen een heel diverse groep. Het gaat van arbeidsmigranten tot ambassadepersoneel of voormalige profvoetballers. Zo gebeurt het dat na een ambassadewissel sommige personeelsleden hun verblijfsrecht verliezen. Ook zijn er voorbeelden van profvoetballers die na een langdurige blessure in de problemen kwamen. De voetbalclub weigert een aanvraag in te dienen om hun arbeidstoelating te hernieuwen, waardoor zij hun recht op verblijf verliezen.
Repatriëring van mensen zonder wettig verblijf Mensen zonder wettig verblijf zijn illegaal in België. Zij lopen het risico om op elk moment opgepakt te worden. De overheid voert hiertoe geen actief aanhoudingsbeleid uit. Wel kunnen meerdere mensen zonder verblijf opgepakt worden tijdens algemene controleacties van politie- of inspectiediensten. De inspectiediensten richten zich vooral op de handhaving van de sociale wetgeving. Ze voeren controle uit in specifieke economische sectoren zoals horeca, tuinbouw en bouw. Politionele acties hebben betrekking op de wegcontrole, gerichte acties tegen huisjesmelkerij of controle op openbaar vervoer. Als er tijdens zulke acties personen die geen paspoort kunnen voorleggen, opgepakt worden, verwittigt de politie de Dienst Vreemdelingenzaken. Deze dienst gaat na of de persoon al dan niet legaal in België verblijft. Indien de persoon een wettig verblijf heeft in België dan wordt hij vrijgelaten. Zij die echter geen wettig verblijf hebben worden aangehouden met het oog op een repatriëring naar hun thuisland. Ongeveer 10% van hen wordt binnen enkele dagen teruggestuurd naar hun herkomstland. Een andere 10%, wordt naar een gesloten opvangcentrum
overgebracht in afwachting en voorbereiding van de repatriëring. De repatriëring gebeurt per vliegtuig, als gewone passagier of als passagier onder escorte tot aan het vliegtuig of op het vliegtuig. Zij die weigeren terug te keren, worden op een beveiligde vlucht gezet waar geen gewone passagiers op aanwezig zijn. Aan ongeveer 50% van de opgepakte illegalen wordt een bevel gegeven om het grondgebied te verlaten (BGV). Zij moeten op eigen initiatief uit België vertrekken.
Zonder verblijf maar in België Niet alle mensen zonder wettig verblijf kunnen terug naar het herkomstland. Iemand die gehuwd is met een Belg kan volgens wettelijke bepalingen niet zomaar teruggestuurd worden. Ook hoogzwangere vrouwen worden niet teruggestuurd. Meerdere luchtvaartmaatschappijen laten hen niet toe te vliegen. Om gerepatrieerd te worden moet men ook beschikken over de nodige reisdocumenten. De Dienst Vreemdelingenzaken moet kunnen aantonen dat de gerepatrieerde de nationaliteit heeft van het land waarnaar hij terugkeert. Indien de persoon zonder wettig verblijf niet over de nodige reisdocumenten beschikt dan zal België contact moeten opnemen met de bevoegde dienst van het herkomstland om te onderhandelen over een toestemming tot terugkeer. Soms is er een gebrek aan medewerking van het herkomstland. Zo weigert bijvoorbeeld Iran mee te werken aan de heropname van uitgeprocedeerde Iranese asielzoekers. Het gevolg is dat de Iranezen zonder wettig verblijf zonder perspectief in België verblijven.
De rechten van mensen zonder wettig verblijf De Belgische grondwet stelt dat alle vreemdelingen, ongeacht hun verblijfsstatuut, genieten van dezelfde rechten, tenzij er een wet is die voorziet in een uitzondering. In de praktijk zijn er enorm veel uitzonderingen. Zo is er een wet die aangeeft welke categorieën van vreemdelingen mogen werken. Mensen zonder wettig verblijf mogen dit niet. De OCMW-wet sluit de mensen zonder wettig verblijf uit van maatschappelijke dienstverlening omdat ze niet voldoen aan de voorwaarde van verblijf. Maar ook bij het verkrijgen van Vlaamse subsidies voor het plaatsen van hoogrendementsbeglazing of bij het verkrijgen van een goedkope provinciale lening worden mensen zonder
wettig verblijf uitgesloten. De lijst is zeer lang. Ondanks deze uitsluitingen zijn er wel een aantal basisrechten waarop de persoon zonder wettig verblijf beroep kan doen. Een voorbeeld hiervan is het recht op onderwijs. Zo mag onwettig verblijf geen reden zijn om een inschrijving van een kind te weigeren. Een ander recht is medische zorg. Mensen zonder wettig verblijf hebben recht op een kosteloze verstrekking van noodzakelijke medische zorg indien een behoeftigheid door het OCMW kan vastgesteld worden en wanneer de noodzakelijkheid van de zorg wordt geattesteerd door een arts. Het toekennen van bepaalde rechten is enerzijds ingegeven vanuit het respect voor de elementaire mensenrechten. Maar ook het indijken van negatieve repercussies op de samenleving speelt hierin mee. Kinderen het recht onthouden school te lopen verhoogt de kans op doelloze rondhangende tieners. En mensen het recht ontzeggen op noodzakelijke zorg kan de kans op verspreiding van besmettelijke ziektes verhogen.
Kort verblijf
Heel veel vreemdelingen bezoeken voor korte tijd Oost-Vlaanderen. Hun doelen zijn heel uiteenlopend. Voetballers van AS Roma komen in het kader van de Europa League een wedstrijd spelen tegen KAA Gent, Japanse toeristen bezoeken het Gravensteen, een oma afkomstig uit Suriname bezoekt haar dochter en Belgische schoonzoon, een Chileense bloementeler bezoekt de Gentse Floraliën, enz. De Belgische verblijfswet voorziet een mogelijkheid dat personen in het kader van deze bezoeken hier maximum drie maanden mogen verblijven. Het lijkt logisch dat iedereen ons land kan bezoeken. De praktijk toont echter een ander verhaal. Potentiële bezoekers moeten vaak een waslijst aan voorwaarden vervullen
74 identiteit: Oost-Vlaming
Slachtoffers mensenhandel
Mensenhandel wordt vaak gezien als synoniem van seksuele exploitatie. Het kan echter ook gaan over exploitatie via bedelarij of via werk. Exploitatie via werk betekent dat mensen moeten werken in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid. Ook het illegaal laten wegnemen van organen en weefsels behoort tot de criteria. Een persoon tegen zijn wil een misdaad of wanbedrijf doen plegen wordt eveneens aanzien als exploitatie. Tegen deze soorten van mensenhandel voert België een tweesporenbeleid. Enerzijds is er de strijd tegen de daders van de mensenhandel, anderzijds kunnen ook de slachtoffers in België bescherming krijgen. Wist je dat … … er 124 personen in 2009 een verblijf hebben bekomen. De meest voorkomende nationaliteiten van de slachtoffers zijn Chinees, Braziliaans, Bulgaars en Thais. De bescherming kan uitmonden in een tijdelijk of definitief verblijfsstatuut. De Dienst Vreemdelingenzaken beslist hierover. Om in aanmerking te komen voor zo’n verblijf moet het slachtoffer bereid zijn om het milieu te verlaten en samen te werken met het gerecht. Het slachtoffer moet zich ook laten begeleiden door een gespecialiseerd centrum voor slachtoffers van mensenhandel zoals Pagasa, Payoke en Suraya. Concreet betekent dit dat deze slachtoffers tijdens de duur van de gerechtelijke procedure een verblijfskaart voor 6 maanden krijgt. Dit is verlengbaar tot de volledige duur van de procedure. Indien de klacht tot een veroordeling van de mensensmokkelaar leidt kan een onbeperkt verblijfsrecht verleend worden.
75 identiteit: Oost-Vlaming
Mensen zonder wettig verblijf Verscheiden groep mensen Een vreemdeling wiens aanvraag tot verblijf negatief wordt beoordeeld, krijgt een bevel om het grondgebied te verlaten. Hierdoor verliest de vreemdeling zijn recht op verblijf. De persoon is dan iemand zonder wettig verblijf. Naast de uitgeprocedeerden heb je ook vreemdelingen die nooit een verblijfsprocedure hebben opgestart in België. Zij worden clandestien genoemd en maken ook deel uit van de groep mensen zonder wettig verblijf. De clandestienen vormen een heel diverse groep. Het gaat van arbeidsmigranten tot ambassadepersoneel of voormalige profvoetballers. Zo gebeurt het dat na een ambassadewissel sommige personeelsleden hun verblijfsrecht verliezen. Ook zijn er voorbeelden van profvoetballers die na een langdurige blessure in de problemen kwamen. De voetbalclub weigert een aanvraag in te dienen om hun arbeidstoelating te hernieuwen, waardoor zij hun recht op verblijf verliezen.
Repatriëring van mensen zonder wettig verblijf Mensen zonder wettig verblijf zijn illegaal in België. Zij lopen het risico om op elk moment opgepakt te worden. De overheid voert hiertoe geen actief aanhoudingsbeleid uit. Wel kunnen meerdere mensen zonder verblijf opgepakt worden tijdens algemene controleacties van politie- of inspectiediensten. De inspectiediensten richten zich vooral op de handhaving van de sociale wetgeving. Ze voeren controle uit in specifieke economische sectoren zoals horeca, tuinbouw en bouw. Politionele acties hebben betrekking op de wegcontrole, gerichte acties tegen huisjesmelkerij of controle op openbaar vervoer. Als er tijdens zulke acties personen die geen paspoort kunnen voorleggen, opgepakt worden, verwittigt de politie de Dienst Vreemdelingenzaken. Deze dienst gaat na of de persoon al dan niet legaal in België verblijft. Indien de persoon een wettig verblijf heeft in België dan wordt hij vrijgelaten. Zij die echter geen wettig verblijf hebben worden aangehouden met het oog op een repatriëring naar hun thuisland. Ongeveer 10% van hen wordt binnen enkele dagen teruggestuurd naar hun herkomstland. Een andere 10%, wordt naar een gesloten opvangcentrum
overgebracht in afwachting en voorbereiding van de repatriëring. De repatriëring gebeurt per vliegtuig, als gewone passagier of als passagier onder escorte tot aan het vliegtuig of op het vliegtuig. Zij die weigeren terug te keren, worden op een beveiligde vlucht gezet waar geen gewone passagiers op aanwezig zijn. Aan ongeveer 50% van de opgepakte illegalen wordt een bevel gegeven om het grondgebied te verlaten (BGV). Zij moeten op eigen initiatief uit België vertrekken.
Zonder verblijf maar in België Niet alle mensen zonder wettig verblijf kunnen terug naar het herkomstland. Iemand die gehuwd is met een Belg kan volgens wettelijke bepalingen niet zomaar teruggestuurd worden. Ook hoogzwangere vrouwen worden niet teruggestuurd. Meerdere luchtvaartmaatschappijen laten hen niet toe te vliegen. Om gerepatrieerd te worden moet men ook beschikken over de nodige reisdocumenten. De Dienst Vreemdelingenzaken moet kunnen aantonen dat de gerepatrieerde de nationaliteit heeft van het land waarnaar hij terugkeert. Indien de persoon zonder wettig verblijf niet over de nodige reisdocumenten beschikt dan zal België contact moeten opnemen met de bevoegde dienst van het herkomstland om te onderhandelen over een toestemming tot terugkeer. Soms is er een gebrek aan medewerking van het herkomstland. Zo weigert bijvoorbeeld Iran mee te werken aan de heropname van uitgeprocedeerde Iranese asielzoekers. Het gevolg is dat de Iranezen zonder wettig verblijf zonder perspectief in België verblijven.
De rechten van mensen zonder wettig verblijf De Belgische grondwet stelt dat alle vreemdelingen, ongeacht hun verblijfsstatuut, genieten van dezelfde rechten, tenzij er een wet is die voorziet in een uitzondering. In de praktijk zijn er enorm veel uitzonderingen. Zo is er een wet die aangeeft welke categorieën van vreemdelingen mogen werken. Mensen zonder wettig verblijf mogen dit niet. De OCMW-wet sluit de mensen zonder wettig verblijf uit van maatschappelijke dienstverlening omdat ze niet voldoen aan de voorwaarde van verblijf. Maar ook bij het verkrijgen van Vlaamse subsidies voor het plaatsen van hoogrendementsbeglazing of bij het verkrijgen van een goedkope provinciale lening worden mensen zonder
wettig verblijf uitgesloten. De lijst is zeer lang. Ondanks deze uitsluitingen zijn er wel een aantal basisrechten waarop de persoon zonder wettig verblijf beroep kan doen. Een voorbeeld hiervan is het recht op onderwijs. Zo mag onwettig verblijf geen reden zijn om een inschrijving van een kind te weigeren. Een ander recht is medische zorg. Mensen zonder wettig verblijf hebben recht op een kosteloze verstrekking van noodzakelijke medische zorg indien een behoeftigheid door het OCMW kan vastgesteld worden en wanneer de noodzakelijkheid van de zorg wordt geattesteerd door een arts. Het toekennen van bepaalde rechten is enerzijds ingegeven vanuit het respect voor de elementaire mensenrechten. Maar ook het indijken van negatieve repercussies op de samenleving speelt hierin mee. Kinderen het recht onthouden school te lopen verhoogt de kans op doelloze rondhangende tieners. En mensen het recht ontzeggen op noodzakelijke zorg kan de kans op verspreiding van besmettelijke ziektes verhogen.
Kort verblijf
Heel veel vreemdelingen bezoeken voor korte tijd Oost-Vlaanderen. Hun doelen zijn heel uiteenlopend. Voetballers van AS Roma komen in het kader van de Europa League een wedstrijd spelen tegen KAA Gent, Japanse toeristen bezoeken het Gravensteen, een oma afkomstig uit Suriname bezoekt haar dochter en Belgische schoonzoon, een Chileense bloementeler bezoekt de Gentse Floraliën, enz. De Belgische verblijfswet voorziet een mogelijkheid dat personen in het kader van deze bezoeken hier maximum drie maanden mogen verblijven. Het lijkt logisch dat iedereen ons land kan bezoeken. De praktijk toont echter een ander verhaal. Potentiële bezoekers moeten vaak een waslijst aan voorwaarden vervullen
76 identiteit: Oost-Vlaming
alvorens zij België kunnen bezoeken. Voor burgers van de Europese Unie is het reizen eenvoudiger dan voor derdelanders.
Derdelanders De meeste derdelanders moeten vooraleer ze afreizen naar België een specifieke toelating vragen. Deze toelating is ook gekend onder de naam visum C of Schengenvisum. Dit is geen nationaal visum maar een uniform visum waarmee een bezoeker maximum 3 maanden vrij kan reizen binnen de Schengenzone. Wist je dat … … Oost-Vlaanderen ondanks haar centrale ligging binnen Europa één Schengengrens (= buitengrens) op haar grondgebied heeft namelijk Gent-Zeehaven? Om een Schengenvisum te verkrijgen moet de aanvrager voldoen aan specifieke voorwaarden. Hij moet beschikken over een nationaal paspoort en moet bewijsstukken overmaken over het doel van zijn reis. Hiernaast moet hij beschikken over voldoende bestaansmiddelen of kunnen aantonen dat er een Belg garant staat tijdens zijn verblijf. Verder moet de kandidaat toerist kunnen bewijzen dat hij een heen-en-weer vliegticket en reisverzekering kan bekostigen. Al deze documenten moeten overgemaakt worden aan de Belgische ambassade van zijn herkomstland. Deze ambassade beslist vervolgens eigenhandig over de toekenning van het visum kort verblijf. Indien de ambassade twijfelt, stuurt zij de aanvraag door naar de Dienst Vreemdelingenzaken in België. Dit is zo in ongeveer 25% van de aanvragen. Drie op de vier van deze aanvragen wordt door de Dienst Vreemdelingenzaken negatief beoordeeld.
77 identiteit: Oost-Vlaming
Wist je dat … … de gemiddelde duur voor het behandelen van een visum kort verblijf 2 weken bedraagt? Sommige derdelanders kunnen zonder voorafgaande toelating naar België afreizen. Concreet betekent dit dat zij vrijgesteld zijn van de visumplicht om voor korte tijd in ons land te verblijven. Dit betekent echter niet dat zij zomaar het Belgisch grondgebied mogen betreden. Als zij via een Schengengrens België binnenkomen (bv. via de luchthaven van Zaventem, een cruiseschip dat aanlegt in Zeebrugge, enz.), kan de grenspolitie de bewijzen vragen dat ze voldoen aan de voorwaarde van het hebben van voldoende bestaansmiddelen en het aantonen van het doel van hun reis. Derdelanders die vrijgesteld zijn van deze visumplicht komen ondermeer uit Israël, Canada en heel wat Latijns-Amerikaanse landen zoals Brazilië en Bolivia. Wist je dat … … de stempels die de Belgische grensinspectie aanbrengt in het paspoort in twee richtingen kunnen wijzen. Een pijltje naar binnen is een stempel die aangeeft dat de burger de Schengenzone betreedt. Een pijltje naar buiten geeft aan dat deze persoon België heeft verlaten. EU/EER-burgers Voor EU-onderdanen is het reizen naar België een stuk eenvoudiger. Zij hebben voor een korte periode directe toegang tot het grondgebied zonder dat zij bepaalde voorwaarden moeten vervullen. Enkel de identiteit moet bewezen worden. Wist je dat … … elke toerist zich moet aanmelden bij de gemeente of stad waar hij verblijft? Iemand die in een hotel verblijft, moet zich niet aanmelden. De inschrijving in het hotel is voldoende.
Bronnen: ·· Wettelijke verblijfsmotieven, een overzichtsdocument van ODiCe, www.odice.be ·· Dienst Vreemdelingenzaken, FOD Binnenlandse Zaken Activiteitenrapport 2009, 221 p. ·· Intern vormingsmateriaal, Team rechtspositie, ODiCe, 2010 ·· VVSG, 2010, Lokale besturen en Vreemdelingen, Politeia
76 identiteit: Oost-Vlaming
alvorens zij België kunnen bezoeken. Voor burgers van de Europese Unie is het reizen eenvoudiger dan voor derdelanders.
Derdelanders De meeste derdelanders moeten vooraleer ze afreizen naar België een specifieke toelating vragen. Deze toelating is ook gekend onder de naam visum C of Schengenvisum. Dit is geen nationaal visum maar een uniform visum waarmee een bezoeker maximum 3 maanden vrij kan reizen binnen de Schengenzone. Wist je dat … … Oost-Vlaanderen ondanks haar centrale ligging binnen Europa één Schengengrens (= buitengrens) op haar grondgebied heeft namelijk Gent-Zeehaven? Om een Schengenvisum te verkrijgen moet de aanvrager voldoen aan specifieke voorwaarden. Hij moet beschikken over een nationaal paspoort en moet bewijsstukken overmaken over het doel van zijn reis. Hiernaast moet hij beschikken over voldoende bestaansmiddelen of kunnen aantonen dat er een Belg garant staat tijdens zijn verblijf. Verder moet de kandidaat toerist kunnen bewijzen dat hij een heen-en-weer vliegticket en reisverzekering kan bekostigen. Al deze documenten moeten overgemaakt worden aan de Belgische ambassade van zijn herkomstland. Deze ambassade beslist vervolgens eigenhandig over de toekenning van het visum kort verblijf. Indien de ambassade twijfelt, stuurt zij de aanvraag door naar de Dienst Vreemdelingenzaken in België. Dit is zo in ongeveer 25% van de aanvragen. Drie op de vier van deze aanvragen wordt door de Dienst Vreemdelingenzaken negatief beoordeeld.
77 identiteit: Oost-Vlaming
Wist je dat … … de gemiddelde duur voor het behandelen van een visum kort verblijf 2 weken bedraagt? Sommige derdelanders kunnen zonder voorafgaande toelating naar België afreizen. Concreet betekent dit dat zij vrijgesteld zijn van de visumplicht om voor korte tijd in ons land te verblijven. Dit betekent echter niet dat zij zomaar het Belgisch grondgebied mogen betreden. Als zij via een Schengengrens België binnenkomen (bv. via de luchthaven van Zaventem, een cruiseschip dat aanlegt in Zeebrugge, enz.), kan de grenspolitie de bewijzen vragen dat ze voldoen aan de voorwaarde van het hebben van voldoende bestaansmiddelen en het aantonen van het doel van hun reis. Derdelanders die vrijgesteld zijn van deze visumplicht komen ondermeer uit Israël, Canada en heel wat Latijns-Amerikaanse landen zoals Brazilië en Bolivia. Wist je dat … … de stempels die de Belgische grensinspectie aanbrengt in het paspoort in twee richtingen kunnen wijzen. Een pijltje naar binnen is een stempel die aangeeft dat de burger de Schengenzone betreedt. Een pijltje naar buiten geeft aan dat deze persoon België heeft verlaten. EU/EER-burgers Voor EU-onderdanen is het reizen naar België een stuk eenvoudiger. Zij hebben voor een korte periode directe toegang tot het grondgebied zonder dat zij bepaalde voorwaarden moeten vervullen. Enkel de identiteit moet bewezen worden. Wist je dat … … elke toerist zich moet aanmelden bij de gemeente of stad waar hij verblijft? Iemand die in een hotel verblijft, moet zich niet aanmelden. De inschrijving in het hotel is voldoende.
Bronnen: ·· Wettelijke verblijfsmotieven, een overzichtsdocument van ODiCe, www.odice.be ·· Dienst Vreemdelingenzaken, FOD Binnenlandse Zaken Activiteitenrapport 2009, 221 p. ·· Intern vormingsmateriaal, Team rechtspositie, ODiCe, 2010 ·· VVSG, 2010, Lokale besturen en Vreemdelingen, Politeia
78 identiteit: Oost-Vlaming
79 identiteit: Oost-Vlaming
Moeka Dissenbergen is een woonwagenbewoonster. Al haar hele leven lang woont ze samen met haar 12 kinderen in woonwagens. Toen ik de eerste keer op weg was naar het terrein van de familie Dissenbergen in Wetteren, wist ik niet wat te mogen verwachten. Net als vele andere Oost-Vlamingen ben ik opgegroeid met de strips van Suske en Wiske. Het verhaal ‘de Zwarte Zwaan’ waarin een zigeunerfamilie de hoofdrol speelt, heeft, geef ik grif toe, mijn beeldvorming gekleurd. Zal ik er verwelkomd worden met opzwepende viooldeuntjes? Zal ik een handlezende vrouw ontmoeten die in een houten woonwagen in haar glazen bol zit te gluren? En wat met de kinderen, zullen die, gekleed in lompen, mijn fototoestel proberen te stelen? Ik betreed het terrein en klop aan bij de woonwagen van Moeka. Een statige vrouw met gitzwart lang haar doet open en verwelkomt me hartelijk. Van een gypsiefeest is er voorlopig geen sprake. In de woonwagen van Moeka zie ik ook geen glazen bol. Maar ik ben beducht, die glazen bol komt er nog wel. In de kleine gezellige woonwagen staat het gasvuurtje te branden en staat de televisie op één of andere soap afgesteld. “Wil je een kop koffie” vraagt Moeka direct. Nog voor ik kan antwoorden staat ze al in haar keukentje en schenkt ze me een kop in. Ik ben nieuwsgierig naar het verhaal van Moeka. Ze hebben me gezegd dat ze een Manoesj-vrouw is. Manoesjen zijn woonwagenbewoners die volgens de overlevering ongeveer 500 jaar geleden vanuit Noord-India naar West-Europa zijn afgezakt. Tijdens diezelfde migratie zouden ook de Roms en Roma Noord-India verlaten hebben. Deze groepen hielden echter halt in de Oost-Europese landen. Vooral Roma werden doorheen de jaren steeds meer sedentair en wonen nu vooral in huizen en barakken.
Moeka Dissenbergen, Vlaamse Manoesj woonwagenbewoonster
“Vroeger was het heel moeilijk, we werden nergens aanvaard. Nu hebben we een mooi terrein met water, gas en elektriciteit, maar dit was niet altijd zo.”
Ik vraag Moeka hoe zij met haar familie in Wetteren is terechtgekomen. “Mijn overgrootvader had de Zwitserse nationaliteit. Hij trok met zijn familie naar Vlaanderen op zoek naar werk. Hij woonde en werkte ook een aantal jaren in Engeland. Hij streek uiteindelijk met zijn gezin neer in Wetteren. Mijn vader besloot na zijn huwelijk ook in Wetteren te blijven. Ik herinner me mijn jeugd nog goed. Mijn vader was stoelenvlechter en de mensen kwamen naar ons terreintje om hun stoelen te laten repareren.”
Ik kijk door het raam van Moeka’s woonwagen naar het terrein. Woonwagens, sommige best groot en enkel nog te verplaatsen met een oplegger, staan mooi op een rij. De percelen grond zijn met een hek van elkaar afgesloten. Sommigen hebben een voortuintje vol bloembakken, bij de anderen is er een terras gemaakt. Ik vraag me af of Moeka op dit terrein haar kindertijd heeft doorgebracht. “Nee nee nee” zegt Moeka luidop. Ze recht de rug en vertelt met veel kracht haar verhaal. “Ik woon al mijn hele leven in Wetteren en ben zeker vijf keer naar een ander terrein verhuisd. Niet omdat we dit graag deden, wel omdat we er uiteindelijk altijd verjaagd werden. Vroeger was het heel moeilijk, we werden nergens aanvaard. Nu hebben we een mooi terrein met water, gas en elektriciteit, maar dit was niet altijd zo.” “Als kind leefde ik met mijn ouders, broers en zussen in twee woonwagens. In totaal waren we met twaalf. Dus ’s nachts sliepen we allemaal dicht bij elkaar. We wisselden af wie bij wie sliep.” lacht Moeka. “We hadden geen elektriciteit of stromend water. In de winter waren de velden waarop we stonden vaak een modderpoel. De mensen zagen ons liever gaan dan komen, ook al deden we niets verkeerd. Ik zei het je zopas, sommigen kwamen zelfs tot bij ons om hun stoelen te laten vlechten. Door het vele verhuizen en de onzekere inkomsten van mijn ouders leefden we toen in grote armoede. Ik heb meermaals honger gehad.” Ik probeer me voor te stellen hoe de fiere Moeka vroeger als kind op het woonwagenterrein van haar ouders rondliep. “Ik was hele dagen op het terrein” zegt ze. “Ik ging niet naar school omdat mijn ouders daar het nut niet van inzagen. Ik hielp mijn mama in het huishouden en ik had één heel grote hobby: dansen. Ik kreeg les in Gent in de dansschool van Lily De Meester.
78 identiteit: Oost-Vlaming
79 identiteit: Oost-Vlaming
Moeka Dissenbergen is een woonwagenbewoonster. Al haar hele leven lang woont ze samen met haar 12 kinderen in woonwagens. Toen ik de eerste keer op weg was naar het terrein van de familie Dissenbergen in Wetteren, wist ik niet wat te mogen verwachten. Net als vele andere Oost-Vlamingen ben ik opgegroeid met de strips van Suske en Wiske. Het verhaal ‘de Zwarte Zwaan’ waarin een zigeunerfamilie de hoofdrol speelt, heeft, geef ik grif toe, mijn beeldvorming gekleurd. Zal ik er verwelkomd worden met opzwepende viooldeuntjes? Zal ik een handlezende vrouw ontmoeten die in een houten woonwagen in haar glazen bol zit te gluren? En wat met de kinderen, zullen die, gekleed in lompen, mijn fototoestel proberen te stelen? Ik betreed het terrein en klop aan bij de woonwagen van Moeka. Een statige vrouw met gitzwart lang haar doet open en verwelkomt me hartelijk. Van een gypsiefeest is er voorlopig geen sprake. In de woonwagen van Moeka zie ik ook geen glazen bol. Maar ik ben beducht, die glazen bol komt er nog wel. In de kleine gezellige woonwagen staat het gasvuurtje te branden en staat de televisie op één of andere soap afgesteld. “Wil je een kop koffie” vraagt Moeka direct. Nog voor ik kan antwoorden staat ze al in haar keukentje en schenkt ze me een kop in. Ik ben nieuwsgierig naar het verhaal van Moeka. Ze hebben me gezegd dat ze een Manoesj-vrouw is. Manoesjen zijn woonwagenbewoners die volgens de overlevering ongeveer 500 jaar geleden vanuit Noord-India naar West-Europa zijn afgezakt. Tijdens diezelfde migratie zouden ook de Roms en Roma Noord-India verlaten hebben. Deze groepen hielden echter halt in de Oost-Europese landen. Vooral Roma werden doorheen de jaren steeds meer sedentair en wonen nu vooral in huizen en barakken.
Moeka Dissenbergen, Vlaamse Manoesj woonwagenbewoonster
“Vroeger was het heel moeilijk, we werden nergens aanvaard. Nu hebben we een mooi terrein met water, gas en elektriciteit, maar dit was niet altijd zo.”
Ik vraag Moeka hoe zij met haar familie in Wetteren is terechtgekomen. “Mijn overgrootvader had de Zwitserse nationaliteit. Hij trok met zijn familie naar Vlaanderen op zoek naar werk. Hij woonde en werkte ook een aantal jaren in Engeland. Hij streek uiteindelijk met zijn gezin neer in Wetteren. Mijn vader besloot na zijn huwelijk ook in Wetteren te blijven. Ik herinner me mijn jeugd nog goed. Mijn vader was stoelenvlechter en de mensen kwamen naar ons terreintje om hun stoelen te laten repareren.”
Ik kijk door het raam van Moeka’s woonwagen naar het terrein. Woonwagens, sommige best groot en enkel nog te verplaatsen met een oplegger, staan mooi op een rij. De percelen grond zijn met een hek van elkaar afgesloten. Sommigen hebben een voortuintje vol bloembakken, bij de anderen is er een terras gemaakt. Ik vraag me af of Moeka op dit terrein haar kindertijd heeft doorgebracht. “Nee nee nee” zegt Moeka luidop. Ze recht de rug en vertelt met veel kracht haar verhaal. “Ik woon al mijn hele leven in Wetteren en ben zeker vijf keer naar een ander terrein verhuisd. Niet omdat we dit graag deden, wel omdat we er uiteindelijk altijd verjaagd werden. Vroeger was het heel moeilijk, we werden nergens aanvaard. Nu hebben we een mooi terrein met water, gas en elektriciteit, maar dit was niet altijd zo.” “Als kind leefde ik met mijn ouders, broers en zussen in twee woonwagens. In totaal waren we met twaalf. Dus ’s nachts sliepen we allemaal dicht bij elkaar. We wisselden af wie bij wie sliep.” lacht Moeka. “We hadden geen elektriciteit of stromend water. In de winter waren de velden waarop we stonden vaak een modderpoel. De mensen zagen ons liever gaan dan komen, ook al deden we niets verkeerd. Ik zei het je zopas, sommigen kwamen zelfs tot bij ons om hun stoelen te laten vlechten. Door het vele verhuizen en de onzekere inkomsten van mijn ouders leefden we toen in grote armoede. Ik heb meermaals honger gehad.” Ik probeer me voor te stellen hoe de fiere Moeka vroeger als kind op het woonwagenterrein van haar ouders rondliep. “Ik was hele dagen op het terrein” zegt ze. “Ik ging niet naar school omdat mijn ouders daar het nut niet van inzagen. Ik hielp mijn mama in het huishouden en ik had één heel grote hobby: dansen. Ik kreeg les in Gent in de dansschool van Lily De Meester.
80 identiteit: Oost-Vlaming
Mijn vader bracht me drie keer per week naar de lessen. Ik deed ballet en steppen.” Moeka maakte als kind ook de Tweede Wereldoorlog mee, een periode waaraan ze nog sterke herinneringen heeft. “Overleven tijdens de Tweede Wereldoorlog was echt moeilijk. We verstopten ons toen meermaals in greppels. De Duitsers joegen niet alleen op Joden, ook zigeuners werden achtervolgd. Wij ontsprongen de dans, maar de zus van mijn vader, haar man en haar kinderen werden wel opgepakt. Ze werden gedeporteerd naar Auschwitz. De zus van mijn vader en één van haar dochters zijn er gestorven.” Na de Tweede Wereldoorlog bleef de familie Dissenbergen in en rond Wetteren wonen. Moeka trouwde met Poenslo, en kreeg zelf 12 kinderen. Ze wou woonzekerheid voor haar kroost en trok jarenlang naar het Wetterse gemeentebestuur om te ijveren voor een erkend woonwagenterrein. “Jaren hebben we aan de verschillende burgemeesters gevraagd om voor ons een terreintje te voorzien waar we onze woonwagen op konden plaatsen. Maar het was niet eenvoudig. Eén van de vorige burgemeesters heeft me gewoon uit zijn kantoor gesmeten. Toen was ik echt woedend, hij wou mij en mijn kinderen van het Wetters grondgebied verwijderen. Maar ik woon hier al mijn hele leven, zelfs mijn vader heeft hier altijd gewoond. Ik ben Wetteraar, en die burgemeester wou mij en mijn gezin gewoon wegjagen.” “We hebben dan maar geduldig afgewacht tot er een nieuwe burgemeester werd verkozen. En toen Marc Gybels in 1991 burgemeester werd, ging ik met dezelfde vraag naar hem. We kregen toen ook steun van mensen vanuit Brussel, uit de administratie en uit de integratiesector. En zo kwam het uiteindelijk dat ze in 1993 besloten om op het terrein waar we toen stonden een ingericht woonwagenterrein uit te bouwen.” Ondertussen waren de meeste van Moeka haar kinderen
81 identiteit: Oost-Vlaming
al volwassen. “Ik heb al mijn kinderen naar school gestuurd. Mijn ouders vonden schoollopen misschien niet belangrijk, maar ik wel. En ik ben dan ook tevreden dat ze vandaag bijna allemaal werken. De meesten hebben een job bij Trianval in Wetteren. Ze werken er als technisch bediende of heftruckchauffeur.” “De gemeente besloot een terrein van 13 standplaatsen in te richten. Zo hadden mijn man en ik en onze kinderen hun eigen woonstek.” Toen ze het huidige terrein aanlegden werden Moeka en haar kroost voor een laatste keer verplicht om te verhuizen. “Maar dit deden we natuurlijk graag. Tijdens de werkzaamheden stonden we 6 maanden lang zonder sanitaire voorzieningen aan de Schelde. Wat waren we blij toen we mochten verhuizen naar het nieuwe woonwagenterrein. Ik mocht als eerste kiezen waar ik mijn woonwagen wou plaatsen. En ik heb me in het midden van het terrein gesteld. Zo zie ik goed wat er allemaal gebeurt en kan ik een oogje in het zeil houden” lacht Moeka. Bij de officiële opening van het woonwagenterrein in 1993 werd er een grote receptie gehouden. “De burgemeester en andere belangrijke mensen uit de gemeente waren toen massaal aanwezig. Het was een zeer mooi moment. Zoveel volk. Ik heb echter van één iets spijt. We hadden er geen idee van dat er zoveel mensen zouden aanwezig zijn. Mocht ik het opnieuw doen, dan had ik zeker ook een aantal muzikanten uitgenodigd. Het zou dan een groot feest geworden zijn.” Moeka is nog steeds zeer tevreden over de contacten die zij en haar kinderen hebben met het gemeentebestuur van Wetteren. “Met burgemeester Gybels hadden we een zeer goed contact. Het is jammer dat hij enkele maanden geleden na 19 jaar besloot om zijn ambt neer te leggen. We hebben veel te danken aan die man.” Ook oud-burgemeester Gybels is trots op het feit dat hij de familie Dissenbergen een eigen woonstek kon bieden. Bij zijn aftreden liet hij optekenen dat het inrichten van een woonwagenterrein één van zijn mooiste verwezenlijkingen is. Hij is trots dat dankzij hem de familie Dissenbergen niet meer van vuilnisbelt naar vuilnisbelt moet trekken. Tijdens het gehele gesprek ben ik geen enkele keer alleen met Moeka, er
komt altijd wel een dochter of zoon langs om te vragen wat ik doe of om zelf ook wat te vertellen. Soms praten ze tegen elkaar in een taaltje dat ik niet ken. “Dit is het Manoesj” lacht Moeka “dat is ons eigen taaltje. Onze kinderen blijven dit aanleren, naast het Nederlands natuurlijk.” Na meer dan twee uur praten met Moeka en drie straffe koffies loopt ons gesprek ten einde. Moeka loopt nog even met me mee op het woonwagenterrein en we nemen afscheid. “En als je nog eens in de buurt bent, spring dan zeker binnen hé, dan kunnen we nog een tas koffie drinken” zegt ze met een grote lach op haar gezicht.
80 identiteit: Oost-Vlaming
Mijn vader bracht me drie keer per week naar de lessen. Ik deed ballet en steppen.” Moeka maakte als kind ook de Tweede Wereldoorlog mee, een periode waaraan ze nog sterke herinneringen heeft. “Overleven tijdens de Tweede Wereldoorlog was echt moeilijk. We verstopten ons toen meermaals in greppels. De Duitsers joegen niet alleen op Joden, ook zigeuners werden achtervolgd. Wij ontsprongen de dans, maar de zus van mijn vader, haar man en haar kinderen werden wel opgepakt. Ze werden gedeporteerd naar Auschwitz. De zus van mijn vader en één van haar dochters zijn er gestorven.” Na de Tweede Wereldoorlog bleef de familie Dissenbergen in en rond Wetteren wonen. Moeka trouwde met Poenslo, en kreeg zelf 12 kinderen. Ze wou woonzekerheid voor haar kroost en trok jarenlang naar het Wetterse gemeentebestuur om te ijveren voor een erkend woonwagenterrein. “Jaren hebben we aan de verschillende burgemeesters gevraagd om voor ons een terreintje te voorzien waar we onze woonwagen op konden plaatsen. Maar het was niet eenvoudig. Eén van de vorige burgemeesters heeft me gewoon uit zijn kantoor gesmeten. Toen was ik echt woedend, hij wou mij en mijn kinderen van het Wetters grondgebied verwijderen. Maar ik woon hier al mijn hele leven, zelfs mijn vader heeft hier altijd gewoond. Ik ben Wetteraar, en die burgemeester wou mij en mijn gezin gewoon wegjagen.” “We hebben dan maar geduldig afgewacht tot er een nieuwe burgemeester werd verkozen. En toen Marc Gybels in 1991 burgemeester werd, ging ik met dezelfde vraag naar hem. We kregen toen ook steun van mensen vanuit Brussel, uit de administratie en uit de integratiesector. En zo kwam het uiteindelijk dat ze in 1993 besloten om op het terrein waar we toen stonden een ingericht woonwagenterrein uit te bouwen.” Ondertussen waren de meeste van Moeka haar kinderen
81 identiteit: Oost-Vlaming
al volwassen. “Ik heb al mijn kinderen naar school gestuurd. Mijn ouders vonden schoollopen misschien niet belangrijk, maar ik wel. En ik ben dan ook tevreden dat ze vandaag bijna allemaal werken. De meesten hebben een job bij Trianval in Wetteren. Ze werken er als technisch bediende of heftruckchauffeur.” “De gemeente besloot een terrein van 13 standplaatsen in te richten. Zo hadden mijn man en ik en onze kinderen hun eigen woonstek.” Toen ze het huidige terrein aanlegden werden Moeka en haar kroost voor een laatste keer verplicht om te verhuizen. “Maar dit deden we natuurlijk graag. Tijdens de werkzaamheden stonden we 6 maanden lang zonder sanitaire voorzieningen aan de Schelde. Wat waren we blij toen we mochten verhuizen naar het nieuwe woonwagenterrein. Ik mocht als eerste kiezen waar ik mijn woonwagen wou plaatsen. En ik heb me in het midden van het terrein gesteld. Zo zie ik goed wat er allemaal gebeurt en kan ik een oogje in het zeil houden” lacht Moeka. Bij de officiële opening van het woonwagenterrein in 1993 werd er een grote receptie gehouden. “De burgemeester en andere belangrijke mensen uit de gemeente waren toen massaal aanwezig. Het was een zeer mooi moment. Zoveel volk. Ik heb echter van één iets spijt. We hadden er geen idee van dat er zoveel mensen zouden aanwezig zijn. Mocht ik het opnieuw doen, dan had ik zeker ook een aantal muzikanten uitgenodigd. Het zou dan een groot feest geworden zijn.” Moeka is nog steeds zeer tevreden over de contacten die zij en haar kinderen hebben met het gemeentebestuur van Wetteren. “Met burgemeester Gybels hadden we een zeer goed contact. Het is jammer dat hij enkele maanden geleden na 19 jaar besloot om zijn ambt neer te leggen. We hebben veel te danken aan die man.” Ook oud-burgemeester Gybels is trots op het feit dat hij de familie Dissenbergen een eigen woonstek kon bieden. Bij zijn aftreden liet hij optekenen dat het inrichten van een woonwagenterrein één van zijn mooiste verwezenlijkingen is. Hij is trots dat dankzij hem de familie Dissenbergen niet meer van vuilnisbelt naar vuilnisbelt moet trekken. Tijdens het gehele gesprek ben ik geen enkele keer alleen met Moeka, er
komt altijd wel een dochter of zoon langs om te vragen wat ik doe of om zelf ook wat te vertellen. Soms praten ze tegen elkaar in een taaltje dat ik niet ken. “Dit is het Manoesj” lacht Moeka “dat is ons eigen taaltje. Onze kinderen blijven dit aanleren, naast het Nederlands natuurlijk.” Na meer dan twee uur praten met Moeka en drie straffe koffies loopt ons gesprek ten einde. Moeka loopt nog even met me mee op het woonwagenterrein en we nemen afscheid. “En als je nog eens in de buurt bent, spring dan zeker binnen hé, dan kunnen we nog een tas koffie drinken” zegt ze met een grote lach op haar gezicht.
82 identiteit: Oost-Vlaming
83 identiteit: Oost-Vlaming
Samenleven in diversiteit, ook in Oost-Vlaanderen
82 identiteit: Oost-Vlaming
83 identiteit: Oost-Vlaming
Samenleven in diversiteit, ook in Oost-Vlaanderen
84 identiteit: Oost-Vlaming
85 identiteit: Oost-Vlaming
Vier mythes uitgekleed De homogene Vlaamse samenleving De mythe: De Vlaamse samenleving bestaat uit een natuurlijke groep van mensen met dezelfde waarden, normen en gedragspatronen. Ze hebben een gemeenschappelijke herkomst en gemeenschappelijke geschiedenis.
Slotbeschouwing
In de vorige hoofdstukken gingen we dieper in op de migratie in Oost-Vlaanderen. We stonden ook stil bij een aantal beleidsdomeinen waar diversiteit hoog op de agenda staat. In sommige beleidsdomeinen worden er successen geboekt rond diversiteit, bij andere blijft het moeilijk. Er zal met andere woorden nog veel water naar de zee vloeien vooraleer we kunnen samenleven in diversiteit. Meer zelfs, met de toenemende polarisering van meningen en verschillen lijkt het of er vandaag een grotere breuk is tussen ‘wij’ en ‘zij’ dan 40 jaar geleden. De vaak ongenuanceerde veralgemeningen doen hieraan weinig goed. Om onze visie op diversiteit te duiden, willen we in deze tekst eerst enkele hardnekkige mythes ontkrachten, mythes over diversiteit die volgens ons het samenleven, ook in Oost-Vlaanderen, in de weg staan. Aansluitend stellen we voor hoe er volgens ons beter met de diversiteit in OostVlaanderen kan omgegaan worden.
Laat ons eens het Vlaanderen van de jaren ’50 van de vorige eeuw vergelijken met de samenleving van vandaag. En laat ons er eens van uitgaan dat er de afgelopen decennia geen migraties plaatsvonden. De Turkse en Noord-Afrikaanse gastarbeiders zijn er dus nooit geweest. Er zijn geen conflicten en er is geen armoede in de wereld die vluchtelingen ertoe aanzetten te migreren. Vlaanderen is, met andere woorden, hoofdzakelijk ‘wit’ gebleven. Zou Vlaanderen dan nog steeds dezelfde samenleving hebben als 60 jaar geleden? Nee, natuurlijk niet. Arbeidersbewegingen streden jarenlang voor de ontvoogding van de arbeidersklasse, vrouwenbewegingen zorgden voor gelijke rechten van vrouwen, en holebiverenigingen maakten het mogelijk dat homo’s en lesbiennes voor hun geaardheid kunnen en durven uitkomen. Naast punkers zijn er nu ook gabbers, naast katholieken nu ook atheïsten. De Vlaamse samenleving is er diverser op geworden. De migraties van de afgelopen decennia hebben deze evolutie een extra dimensie gegeven. Er leven nu ook moslims, boeddhisten en hindoes in Vlaanderen. En er zijn niet alleen punkers en gabbers, maar ook Afrikaanse hiphoppers in onze steden. Het migratiefenomeen is slechts één oorzaak van de toenemende diversiteit en complexiteit in de samenleving, een weliswaar niet onbelangrijke vorm van diversiteit. Dit neemt niet weg dat het moeilijk, tot soms zeer moeilijk is om met de toenemende diversiteit om te gaan. Onze maatschappij is er alleen maar complexer op geworden. En dat botst soms.
De ‘migratiestop’ en het afsluiten van de grenzen De mythe: Met het invoeren van de migratiestop in 1974 en door het afsluiten van de grenzen heeft België alle troeven in handen om de migratie een halt toe te roepen. In de brochure geven we het reeds aan, migratie is van alle tijden, ook van vandaag. En daar kan het afsluiten van de grenzen weinig aan veranderen. Door de recente ingrijpende evoluties in communicatiemiddelen en transportmogelijkheden is het zelfs nog nooit zo eenvoudig geweest om te migreren. Dat weten wij, en dat weten kandidaat-migranten ook. En zolang er in de wereld gewapende conflicten zijn, zolang bepaalde landen worden getroffen door natuurrampen of grote armoede, zullen mensen blijven migreren. Daarnaast is er het feit dat meerdere Vlamingen huwen met iemand die niet in Vlaanderen is opgegroeid. Er is de Vlaming met Turkse origine die z’n partner in Turkije zoekt, er is de Vlaming die trouwt met iemand uit Spanje, Sierra Leone of Thailand. En dan is er natuurlijk ook nog de arbeidsmigratie. Zowel hoog- als laaggeschoolden komen werken in Vlaanderen.
één of andere doos is dan ook niet realistisch. Elke migrant heeft bepaalde normen en waarden. Deze zijn verschillend van persoon tot persoon, ze veranderen doorheen de tijd en ze tonen meer dan één overeenkomst met de normen en waarden van personen uit andere culturen. Maar als we het dan toch over ‘culturen’ moeten hebben, dan vergelijken we deze liever met open dozen. Dozen die naast elkaar staan en waar er door de openingen heen waarden en normen in elkaar overvloeien. Er is dus interactie tussen de culturen, uitwisseling en dialoog. Een cultuur is een dynamisch gegeven. En binnen een cultuur zijn de mensen verre van passieve wezens. Ze ontdekken, herontdekken en hervormen hun cultuur. Een cultuur wordt dus niet als een onveranderbaar gegeven van generatie tot generatie overgedragen. Een Congolees die in Vlaanderen komt wonen, creëert zo een eigen cultuur. Hij neemt normen en waarden mee uit zijn thuisland en plaatst deze binnen de nieuwe Vlaamse context. Hij maakt een eigen cultuur die vaak ver af staat van zijn oorspronkelijke thuiscultuur.
Migratie uitbannen met het sluiten van de grenzen is dus een utopie.
Het botsen van culturen De mythe: Verschillende culturen onder één dak samenbrengen is voor problemen zorgen. De Westerse cultuur staat haaks op de cultuur van moslims of op hoe Afrikanen leven. In Vlaanderen is er geen ruimte om al deze culturen naast elkaar te laten bestaan. “Culturen botsen” is een stelling die de afgelopen jaren aan belang wint. Het feit dat er samenlevingsproblemen zijn, komt omdat iemand uit de Arabische of Aziatische cultuur onmogelijk kan samenleven met iemand uit de Westerse cultuur. Steeds meer mensen raken hiervan overtuigd. Wij vinden dit eerder een simpele verklaring om de samenlevings problemen te kaderen. Een cultuur is namelijk niet zoiets als een afgesloten doos vol normen en waarden. Een migrant zomaar een plaats geven in
En zo ontstaat er een enorme diversiteit aan culturen en subculturen. Geen mens is dezelfde: sociale achtergrond, geslacht, woonplaats, opleiding, seksuele voorkeur, leeftijd, religie, beroep, burgerlijke stand, enz. bepalen de identiteit van mensen. Het feit dat iemand een vreemde afkomst heeft, is dus slechts één aspect van zijn identiteit. Dé Turk of dé Bulgaar bestaat niet. Het enkel en alleen toeschrijven van maatschappelijke problemen aan de cultuur van de etnisch-culturele minderheid is, met andere woorden, verkeerd. Het lost de problemen ook niet op. Meer zelfs, het zorgt ervoor dat we de echte oorzaken van deze maatschappelijke problemen niet meer zien. Dus laat de cultuurdiscussie voor wat het is en laat ons samen zoeken naar echte oplossingen.
84 identiteit: Oost-Vlaming
85 identiteit: Oost-Vlaming
Vier mythes uitgekleed De homogene Vlaamse samenleving De mythe: De Vlaamse samenleving bestaat uit een natuurlijke groep van mensen met dezelfde waarden, normen en gedragspatronen. Ze hebben een gemeenschappelijke herkomst en gemeenschappelijke geschiedenis.
Slotbeschouwing
In de vorige hoofdstukken gingen we dieper in op de migratie in Oost-Vlaanderen. We stonden ook stil bij een aantal beleidsdomeinen waar diversiteit hoog op de agenda staat. In sommige beleidsdomeinen worden er successen geboekt rond diversiteit, bij andere blijft het moeilijk. Er zal met andere woorden nog veel water naar de zee vloeien vooraleer we kunnen samenleven in diversiteit. Meer zelfs, met de toenemende polarisering van meningen en verschillen lijkt het of er vandaag een grotere breuk is tussen ‘wij’ en ‘zij’ dan 40 jaar geleden. De vaak ongenuanceerde veralgemeningen doen hieraan weinig goed. Om onze visie op diversiteit te duiden, willen we in deze tekst eerst enkele hardnekkige mythes ontkrachten, mythes over diversiteit die volgens ons het samenleven, ook in Oost-Vlaanderen, in de weg staan. Aansluitend stellen we voor hoe er volgens ons beter met de diversiteit in OostVlaanderen kan omgegaan worden.
Laat ons eens het Vlaanderen van de jaren ’50 van de vorige eeuw vergelijken met de samenleving van vandaag. En laat ons er eens van uitgaan dat er de afgelopen decennia geen migraties plaatsvonden. De Turkse en Noord-Afrikaanse gastarbeiders zijn er dus nooit geweest. Er zijn geen conflicten en er is geen armoede in de wereld die vluchtelingen ertoe aanzetten te migreren. Vlaanderen is, met andere woorden, hoofdzakelijk ‘wit’ gebleven. Zou Vlaanderen dan nog steeds dezelfde samenleving hebben als 60 jaar geleden? Nee, natuurlijk niet. Arbeidersbewegingen streden jarenlang voor de ontvoogding van de arbeidersklasse, vrouwenbewegingen zorgden voor gelijke rechten van vrouwen, en holebiverenigingen maakten het mogelijk dat homo’s en lesbiennes voor hun geaardheid kunnen en durven uitkomen. Naast punkers zijn er nu ook gabbers, naast katholieken nu ook atheïsten. De Vlaamse samenleving is er diverser op geworden. De migraties van de afgelopen decennia hebben deze evolutie een extra dimensie gegeven. Er leven nu ook moslims, boeddhisten en hindoes in Vlaanderen. En er zijn niet alleen punkers en gabbers, maar ook Afrikaanse hiphoppers in onze steden. Het migratiefenomeen is slechts één oorzaak van de toenemende diversiteit en complexiteit in de samenleving, een weliswaar niet onbelangrijke vorm van diversiteit. Dit neemt niet weg dat het moeilijk, tot soms zeer moeilijk is om met de toenemende diversiteit om te gaan. Onze maatschappij is er alleen maar complexer op geworden. En dat botst soms.
De ‘migratiestop’ en het afsluiten van de grenzen De mythe: Met het invoeren van de migratiestop in 1974 en door het afsluiten van de grenzen heeft België alle troeven in handen om de migratie een halt toe te roepen. In de brochure geven we het reeds aan, migratie is van alle tijden, ook van vandaag. En daar kan het afsluiten van de grenzen weinig aan veranderen. Door de recente ingrijpende evoluties in communicatiemiddelen en transportmogelijkheden is het zelfs nog nooit zo eenvoudig geweest om te migreren. Dat weten wij, en dat weten kandidaat-migranten ook. En zolang er in de wereld gewapende conflicten zijn, zolang bepaalde landen worden getroffen door natuurrampen of grote armoede, zullen mensen blijven migreren. Daarnaast is er het feit dat meerdere Vlamingen huwen met iemand die niet in Vlaanderen is opgegroeid. Er is de Vlaming met Turkse origine die z’n partner in Turkije zoekt, er is de Vlaming die trouwt met iemand uit Spanje, Sierra Leone of Thailand. En dan is er natuurlijk ook nog de arbeidsmigratie. Zowel hoog- als laaggeschoolden komen werken in Vlaanderen.
één of andere doos is dan ook niet realistisch. Elke migrant heeft bepaalde normen en waarden. Deze zijn verschillend van persoon tot persoon, ze veranderen doorheen de tijd en ze tonen meer dan één overeenkomst met de normen en waarden van personen uit andere culturen. Maar als we het dan toch over ‘culturen’ moeten hebben, dan vergelijken we deze liever met open dozen. Dozen die naast elkaar staan en waar er door de openingen heen waarden en normen in elkaar overvloeien. Er is dus interactie tussen de culturen, uitwisseling en dialoog. Een cultuur is een dynamisch gegeven. En binnen een cultuur zijn de mensen verre van passieve wezens. Ze ontdekken, herontdekken en hervormen hun cultuur. Een cultuur wordt dus niet als een onveranderbaar gegeven van generatie tot generatie overgedragen. Een Congolees die in Vlaanderen komt wonen, creëert zo een eigen cultuur. Hij neemt normen en waarden mee uit zijn thuisland en plaatst deze binnen de nieuwe Vlaamse context. Hij maakt een eigen cultuur die vaak ver af staat van zijn oorspronkelijke thuiscultuur.
Migratie uitbannen met het sluiten van de grenzen is dus een utopie.
Het botsen van culturen De mythe: Verschillende culturen onder één dak samenbrengen is voor problemen zorgen. De Westerse cultuur staat haaks op de cultuur van moslims of op hoe Afrikanen leven. In Vlaanderen is er geen ruimte om al deze culturen naast elkaar te laten bestaan. “Culturen botsen” is een stelling die de afgelopen jaren aan belang wint. Het feit dat er samenlevingsproblemen zijn, komt omdat iemand uit de Arabische of Aziatische cultuur onmogelijk kan samenleven met iemand uit de Westerse cultuur. Steeds meer mensen raken hiervan overtuigd. Wij vinden dit eerder een simpele verklaring om de samenlevings problemen te kaderen. Een cultuur is namelijk niet zoiets als een afgesloten doos vol normen en waarden. Een migrant zomaar een plaats geven in
En zo ontstaat er een enorme diversiteit aan culturen en subculturen. Geen mens is dezelfde: sociale achtergrond, geslacht, woonplaats, opleiding, seksuele voorkeur, leeftijd, religie, beroep, burgerlijke stand, enz. bepalen de identiteit van mensen. Het feit dat iemand een vreemde afkomst heeft, is dus slechts één aspect van zijn identiteit. Dé Turk of dé Bulgaar bestaat niet. Het enkel en alleen toeschrijven van maatschappelijke problemen aan de cultuur van de etnisch-culturele minderheid is, met andere woorden, verkeerd. Het lost de problemen ook niet op. Meer zelfs, het zorgt ervoor dat we de echte oorzaken van deze maatschappelijke problemen niet meer zien. Dus laat de cultuurdiscussie voor wat het is en laat ons samen zoeken naar echte oplossingen.
86 identiteit: Oost-Vlaming
Het Westen versus de islam De mythe: De Westerse christelijke beschaving staat haaks op wat de islamitische wereld predikt. Het zijn twee totaal onverenigbare identiteiten. De aanslagen van 11 september 2001 in New York zorgden voor een groeiende achterdocht tussen wat we het vrije Westen en de islam noemen. Zoals het er vandaag naar uitziet is bijna iedereen ervan overtuigd dat er in de Westerse beschaving geen plaats is voor de islam. Maar wat is die Westerse beschaving? Wat bepaalt onze Westerse identiteit? Een kenmerk dat steeds wordt aangehaald, is de joods-christelijke oorsprong van onze West-Europese cultuur. Hierbij vergeten we wel dat 65 jaar geleden miljoenen joden werden vermoord net omdat ze volgens verscheidene politieke leiders werden aanzien als alles wat niet paste in onze christelijke traditie. Maar ook bij het christelijk karakter van West-Europa kunnen er serieus wat vraagtekens gesteld worden. Streefden ontelbare wetenschappers er de afgelopen eeuwen niet naar de invloed van het christendom binnen onze instellingen af te bouwen? En was er in het verleden geen grote strijd tussen protestanten en katholieken? De Westerse beschaving is dus complexer dan enkel het joods-christelijk verhaal. Er kan dus moeilijk over ‘dé islam’ en ‘dé westerse wereld’ worden gesproken, aangezien zij geen vastomlijnde en vaststaande dingen zijn. Zij zijn constant in verandering en vertegenwoordigen een ongelooflijke diversiteit. Ze worden dus niet als gehelen met elkaar geconfronteerd, maar eerder in functie van concrete uitdagingen. Er zijn veel meer mogelijkheden tot dialoog dan men denkt, anders zou er niet zoveel vooruitgang en wederzijdse bevruchting hebben plaatsgevonden. Zo veranderde de Arabische wetenschap het middeleeuwse christendom op onherkenbare wijze. De accurate beheersing van klok en kalender en de ontwikke-
87 identiteit: Oost-Vlaming
ling van wetenschap, technologie en nijverheid heeft de christelijke wereld cruciale inzichten verworven. De Arabische kennis, ontwikkeld in islamstaten, maakte het hele concept van het Westen mee mogelijk.
Meer concreet betekent dit dat er vanuit volgende visies moet vertrokken worden:
Men gaat dus te kort door de bocht door te stellen dat ‘het Westen’ en ‘de islam’ onverenigbaar zijn. De islam heeft altijd al een plaats gehad in Europa en zal dit in de toekomst ook hebben. Enkel een extreme vorm van islam druist in tegen de Europese waarden en normen. En laat ons eerlijk zijn, de overgrote meerderheid van de allochtone gemeenschap die in Oost-Vlaanderen de islam aanhangt, is verre van extreem. Ook zij veroordelen de barbaarse praktijken die in Afghanistan of Iran uit naam van de islam plaatsvinden.
Het is eenvoudig om iedereen in een bepaalde cultuurdoos te plaatsen. Een Turkse gezinsvormer is ‘een Turk’ en voor vele mensen stopt het daar. Het feit dat z’n dochter misschien een relatie heeft met een autochtone jongen of het feit dat hij graag naar het voetbal gaat kijken, speelt blijkbaar geen rol. Hij is Turk en zal Turk blijven. Dit komt helemaal niet overeen met hoe die persoon zichzelf voelt. Soms voelt hij zich Turk, soms Buffalosupporter, en de andere keer vader.
Hoe samenleven in diversiteit
Om in diversiteit naast elkaar te leven, zijn er een aantal voorwaarden nodig. Eén van deze voorwaarden is het aanvaarden van een aantal basis beginselen van de Belgische maatschappij zoals het respecteren van de grondwet en de democratische rechtstaat. Zij die er hier andere meningen op nahouden, stellen zich buiten de samenleving en gaan bewust op zoek naar conflicten. Het is dan ook belangrijk dat iedereen deel uitmaakt van deze samenleving. Alle mensen moeten zich betrokken voelen. Van het strakke onderscheid tussen ‘wij’ en ‘zij’ moeten we dan ook af. De idee dat er alleen goed samengeleefd kan worden als de allochtone minderheden zich aanpassen, klopt niet. Iedereen, ook ‘wij’, moet zich aanpassen aan de huidige Vlaamse en Belgische samenleving. Gevolg hiervan is dat er niet alleen in de hoofden van ons allen een ommekeer moet komen, ook onze Vlaamse en Belgische instellingen en structuren moeten van deze gedachte doordrongen raken. Een samenleving waar bepaalde groepen minder kansen krijgen, werkt het goed samenleven tegen. Samenleven in diversiteit betekent niet alleen dat iedereen deel moet uitmaken van de maatschappij. Samenleven betekent ook dat iedereen meebouwt aan die maatschappij. Dit kan door het streven naar een succesvolle schoolloopbaan, willen werken of actief zijn binnen een vereniging.
Vertrekken vanuit de mens
Dit geldt voor iedereen. Elke mens behoort die ene keer tot ‘die groep’ mensen, terwijl hij enkele uren later tot een ‘andere groep’ behoort. Het is dan ook verkeerd om bij conflicten tussen of met mensen met een andere oorsprong te blijven hameren op het feit dat ze tot die of deze culturele groep behoren. Soms is er een tegenstelling tussen autochtoon en allochtoon, een andere keer is er een man-vrouw verschil of jongeren-ouderen conflict. Vaak gaat het ook over conflicten die gebaseerd zijn op sociaaleconomische verschillen. Het cultuurverschil verliest dus vaak zijn belang in het dagdagelijkse leven. We moeten met andere woorden meer uitgaan van het persoonlijk levensverhaal van mensen, zonder ze steeds in een cultuurdoos te steken. Dit betekent ook dat de overheid de maatschappelijke problemen niet mag duiden in termen van de zogenaamde onaangepaste cultuur van allochtonen. Die benadering doet de werkelijkheid geweld aan en biedt geen oplossingen. Het werkt alleen conflicten in de hand.
Vertrekken vanuit reële kansen Iedereen moet kansen krijgen, gelijke kansen. Heel veel kan je hier niet tegen hebben. Iedereen moet ook de mogelijkheid hebben om die kansen met beide handen te grijpen. Hier beginnen er velen al wat nerveus te worden. Want wat betekent dit? Dat de diensten, scholen, werkgevers, enz. moeten open staan voor mensen die in een zwakkere positie staan? Dat men ook extra inspanningen moet leveren om voor iedereen die gelijke kansen te waarborgen?
Volgens ons wel. Om in diversiteit te kunnen samenleven moeten onze instellingen, diensten en voorzieningen openstaan voor mensen met een andere origine. Maar niet alleen de instellingen, ook onze ingesteldheid moet mee evolueren. Discriminatie en racisme geeft etnisch-culturele minderheden minder kansen. Het voortdurend criminaliseren van de islam duwt moslims in de hoek van extremisten. Samenleven in diversiteit betekent dat we een open Vlaamse maatschappij hebben waar iedereen, ongeacht zijn afkomst, binnen het bestaande kader zijn ding kan doen. Het verleden toont ons dat enkel het organiseren van multi culturele feestjes het samenleven in diversiteit niet echt vooruithelpt. Wat wel nodig is, zijn verdere investeringen in het onderwijs, de tewerkstelling en huisvesting. Er moeten binnen deze domeinen beleidsmaatregelen komen die effectief een verschil kunnen maken. Ook moet de overheid erop toezien dat haar wetten worden toegepast. Zo moeten de wetten tegen discriminatie en voor gelijke kansen in daden omgezet worden.
Vertrekken van wat ons bindt Wanneer wordt je buurman een vriend? Wanneer wordt een collega een vriend? Het antwoord hierop is minder moeilijk dan je denkt. Een vreemde wordt je vriend als je er samen een aantal zaken mee deelt, als je samen een gemeenschappelijk verleden hebt. Die gemeenschappelijkheid schept een gevoel van een nieuw en ander ‘wij’. Een ‘wij’ dat niet meer gebaseerd is op culturele of religieuze verschillen, maar wel op gemeenschappelijke ervaringen of interesses. Volgens ons is dit een zeer belangrijk gegeven voor het goed samenleven in diversiteit. In plaats van steeds op zoek te gaan naar de verschillen, kunnen we beter zoeken naar overeenkomsten. Dit is iets waar zowel bij de Vlaamse meerderheid, maar ook bij de minderheden, nog aan gewerkt moet worden.
86 identiteit: Oost-Vlaming
Het Westen versus de islam De mythe: De Westerse christelijke beschaving staat haaks op wat de islamitische wereld predikt. Het zijn twee totaal onverenigbare identiteiten. De aanslagen van 11 september 2001 in New York zorgden voor een groeiende achterdocht tussen wat we het vrije Westen en de islam noemen. Zoals het er vandaag naar uitziet is bijna iedereen ervan overtuigd dat er in de Westerse beschaving geen plaats is voor de islam. Maar wat is die Westerse beschaving? Wat bepaalt onze Westerse identiteit? Een kenmerk dat steeds wordt aangehaald, is de joods-christelijke oorsprong van onze West-Europese cultuur. Hierbij vergeten we wel dat 65 jaar geleden miljoenen joden werden vermoord net omdat ze volgens verscheidene politieke leiders werden aanzien als alles wat niet paste in onze christelijke traditie. Maar ook bij het christelijk karakter van West-Europa kunnen er serieus wat vraagtekens gesteld worden. Streefden ontelbare wetenschappers er de afgelopen eeuwen niet naar de invloed van het christendom binnen onze instellingen af te bouwen? En was er in het verleden geen grote strijd tussen protestanten en katholieken? De Westerse beschaving is dus complexer dan enkel het joods-christelijk verhaal. Er kan dus moeilijk over ‘dé islam’ en ‘dé westerse wereld’ worden gesproken, aangezien zij geen vastomlijnde en vaststaande dingen zijn. Zij zijn constant in verandering en vertegenwoordigen een ongelooflijke diversiteit. Ze worden dus niet als gehelen met elkaar geconfronteerd, maar eerder in functie van concrete uitdagingen. Er zijn veel meer mogelijkheden tot dialoog dan men denkt, anders zou er niet zoveel vooruitgang en wederzijdse bevruchting hebben plaatsgevonden. Zo veranderde de Arabische wetenschap het middeleeuwse christendom op onherkenbare wijze. De accurate beheersing van klok en kalender en de ontwikke-
87 identiteit: Oost-Vlaming
ling van wetenschap, technologie en nijverheid heeft de christelijke wereld cruciale inzichten verworven. De Arabische kennis, ontwikkeld in islamstaten, maakte het hele concept van het Westen mee mogelijk.
Meer concreet betekent dit dat er vanuit volgende visies moet vertrokken worden:
Men gaat dus te kort door de bocht door te stellen dat ‘het Westen’ en ‘de islam’ onverenigbaar zijn. De islam heeft altijd al een plaats gehad in Europa en zal dit in de toekomst ook hebben. Enkel een extreme vorm van islam druist in tegen de Europese waarden en normen. En laat ons eerlijk zijn, de overgrote meerderheid van de allochtone gemeenschap die in Oost-Vlaanderen de islam aanhangt, is verre van extreem. Ook zij veroordelen de barbaarse praktijken die in Afghanistan of Iran uit naam van de islam plaatsvinden.
Het is eenvoudig om iedereen in een bepaalde cultuurdoos te plaatsen. Een Turkse gezinsvormer is ‘een Turk’ en voor vele mensen stopt het daar. Het feit dat z’n dochter misschien een relatie heeft met een autochtone jongen of het feit dat hij graag naar het voetbal gaat kijken, speelt blijkbaar geen rol. Hij is Turk en zal Turk blijven. Dit komt helemaal niet overeen met hoe die persoon zichzelf voelt. Soms voelt hij zich Turk, soms Buffalosupporter, en de andere keer vader.
Hoe samenleven in diversiteit
Om in diversiteit naast elkaar te leven, zijn er een aantal voorwaarden nodig. Eén van deze voorwaarden is het aanvaarden van een aantal basis beginselen van de Belgische maatschappij zoals het respecteren van de grondwet en de democratische rechtstaat. Zij die er hier andere meningen op nahouden, stellen zich buiten de samenleving en gaan bewust op zoek naar conflicten. Het is dan ook belangrijk dat iedereen deel uitmaakt van deze samenleving. Alle mensen moeten zich betrokken voelen. Van het strakke onderscheid tussen ‘wij’ en ‘zij’ moeten we dan ook af. De idee dat er alleen goed samengeleefd kan worden als de allochtone minderheden zich aanpassen, klopt niet. Iedereen, ook ‘wij’, moet zich aanpassen aan de huidige Vlaamse en Belgische samenleving. Gevolg hiervan is dat er niet alleen in de hoofden van ons allen een ommekeer moet komen, ook onze Vlaamse en Belgische instellingen en structuren moeten van deze gedachte doordrongen raken. Een samenleving waar bepaalde groepen minder kansen krijgen, werkt het goed samenleven tegen. Samenleven in diversiteit betekent niet alleen dat iedereen deel moet uitmaken van de maatschappij. Samenleven betekent ook dat iedereen meebouwt aan die maatschappij. Dit kan door het streven naar een succesvolle schoolloopbaan, willen werken of actief zijn binnen een vereniging.
Vertrekken vanuit de mens
Dit geldt voor iedereen. Elke mens behoort die ene keer tot ‘die groep’ mensen, terwijl hij enkele uren later tot een ‘andere groep’ behoort. Het is dan ook verkeerd om bij conflicten tussen of met mensen met een andere oorsprong te blijven hameren op het feit dat ze tot die of deze culturele groep behoren. Soms is er een tegenstelling tussen autochtoon en allochtoon, een andere keer is er een man-vrouw verschil of jongeren-ouderen conflict. Vaak gaat het ook over conflicten die gebaseerd zijn op sociaaleconomische verschillen. Het cultuurverschil verliest dus vaak zijn belang in het dagdagelijkse leven. We moeten met andere woorden meer uitgaan van het persoonlijk levensverhaal van mensen, zonder ze steeds in een cultuurdoos te steken. Dit betekent ook dat de overheid de maatschappelijke problemen niet mag duiden in termen van de zogenaamde onaangepaste cultuur van allochtonen. Die benadering doet de werkelijkheid geweld aan en biedt geen oplossingen. Het werkt alleen conflicten in de hand.
Vertrekken vanuit reële kansen Iedereen moet kansen krijgen, gelijke kansen. Heel veel kan je hier niet tegen hebben. Iedereen moet ook de mogelijkheid hebben om die kansen met beide handen te grijpen. Hier beginnen er velen al wat nerveus te worden. Want wat betekent dit? Dat de diensten, scholen, werkgevers, enz. moeten open staan voor mensen die in een zwakkere positie staan? Dat men ook extra inspanningen moet leveren om voor iedereen die gelijke kansen te waarborgen?
Volgens ons wel. Om in diversiteit te kunnen samenleven moeten onze instellingen, diensten en voorzieningen openstaan voor mensen met een andere origine. Maar niet alleen de instellingen, ook onze ingesteldheid moet mee evolueren. Discriminatie en racisme geeft etnisch-culturele minderheden minder kansen. Het voortdurend criminaliseren van de islam duwt moslims in de hoek van extremisten. Samenleven in diversiteit betekent dat we een open Vlaamse maatschappij hebben waar iedereen, ongeacht zijn afkomst, binnen het bestaande kader zijn ding kan doen. Het verleden toont ons dat enkel het organiseren van multi culturele feestjes het samenleven in diversiteit niet echt vooruithelpt. Wat wel nodig is, zijn verdere investeringen in het onderwijs, de tewerkstelling en huisvesting. Er moeten binnen deze domeinen beleidsmaatregelen komen die effectief een verschil kunnen maken. Ook moet de overheid erop toezien dat haar wetten worden toegepast. Zo moeten de wetten tegen discriminatie en voor gelijke kansen in daden omgezet worden.
Vertrekken van wat ons bindt Wanneer wordt je buurman een vriend? Wanneer wordt een collega een vriend? Het antwoord hierop is minder moeilijk dan je denkt. Een vreemde wordt je vriend als je er samen een aantal zaken mee deelt, als je samen een gemeenschappelijk verleden hebt. Die gemeenschappelijkheid schept een gevoel van een nieuw en ander ‘wij’. Een ‘wij’ dat niet meer gebaseerd is op culturele of religieuze verschillen, maar wel op gemeenschappelijke ervaringen of interesses. Volgens ons is dit een zeer belangrijk gegeven voor het goed samenleven in diversiteit. In plaats van steeds op zoek te gaan naar de verschillen, kunnen we beter zoeken naar overeenkomsten. Dit is iets waar zowel bij de Vlaamse meerderheid, maar ook bij de minderheden, nog aan gewerkt moet worden.
88 identiteit: Oost-Vlaming
Dit betekent niet dat iedereen zich 100% Belg of Vlaming moet voelen. De ene voelt zich Belgisch moslim, de andere Vlaams-nationalist en nog een andere Gentenaar van Turkse origine. Iedereen heeft dus zijn eigen overtuiging en identiteit. Maar het feit dat de kinderen naar dezelfde school gaan en dat ze samenwonen in dezelfde wijk schept een gemeenschappelijkheid die vaak groter is dan men denkt. Deze gedeelde ervaringen vormen volgens ons de voedingsbodem voor het samenleven in diversiteit. De rol van de overheid is hierin belangrijk. Zij moet actief mee de banden tussen burgers versterken en ervoor zorgen dat mensen betrokken willen zijn en zich willen engageren. We denken in het bijzonder aan het ondersteunen van allochtoon en autochtoon middenveld, het stimuleren van taalverwerving, aandacht voor diversiteit in onderwijs en vorming, enz. Het uiteindelijke doel is dat mensen – ondanks hun verschillen en eigenheid – zich inzetten voor één en dezelfde samenleving, namelijk de ‘onze’.
89 identiteit: Oost-Vlaming
Bronnen: ·· Blommaert J., Martens A.,1999, Van Blok tot bouwsteen, EPO, Berchem, pp.69-70. ·· Blommaert J., Verschueren J., 1995, Taal- en groepsverhoudingen. De pragmatiek van het migrantendebat, Tijdschrift voor Sociale Wetenschappen 40/1, 1-23. ·· De Ley H., 1994, Het Klassieke Arabische Denken, Deel 1: Het Arabische Hellenisme, syllabus RUG. ·· Loobuyck P., 2003, Vlaanderen, België en Europa als immigratiesamenlevingen: enkele consequenties, Streven, nr. 8, 715-727. ·· Maly I., 2009, De beschavingsmachine. Wij en de islam, EPO, Berchem. ·· Scheffer P.,2007, Het land van aankomst, De Bezige Bij, Amsterdam. ·· Talloen D., 2010, Samenleven in Diversiteit, provincie Oost-Vlaanderen, www.oostvlaanderen.be/public/welzijn_gezondheid/gelijke_kansen/etnische-culturele minderheden ·· Talloen D., 2007, Zorg voor allochtone ouderen, Kluwer, Mechelen. ·· Verstraete G., De mens als overlever, in Verstraete G., Pinxten R., 2009, Doe-hetzelf democratie, EPO, Berchem, 137-163. ·· Zemni S., 2009, Het islamdebat, EPO, Berchem.
88 identiteit: Oost-Vlaming
Dit betekent niet dat iedereen zich 100% Belg of Vlaming moet voelen. De ene voelt zich Belgisch moslim, de andere Vlaams-nationalist en nog een andere Gentenaar van Turkse origine. Iedereen heeft dus zijn eigen overtuiging en identiteit. Maar het feit dat de kinderen naar dezelfde school gaan en dat ze samenwonen in dezelfde wijk schept een gemeenschappelijkheid die vaak groter is dan men denkt. Deze gedeelde ervaringen vormen volgens ons de voedingsbodem voor het samenleven in diversiteit. De rol van de overheid is hierin belangrijk. Zij moet actief mee de banden tussen burgers versterken en ervoor zorgen dat mensen betrokken willen zijn en zich willen engageren. We denken in het bijzonder aan het ondersteunen van allochtoon en autochtoon middenveld, het stimuleren van taalverwerving, aandacht voor diversiteit in onderwijs en vorming, enz. Het uiteindelijke doel is dat mensen – ondanks hun verschillen en eigenheid – zich inzetten voor één en dezelfde samenleving, namelijk de ‘onze’.
89 identiteit: Oost-Vlaming
Bronnen: ·· Blommaert J., Martens A.,1999, Van Blok tot bouwsteen, EPO, Berchem, pp.69-70. ·· Blommaert J., Verschueren J., 1995, Taal- en groepsverhoudingen. De pragmatiek van het migrantendebat, Tijdschrift voor Sociale Wetenschappen 40/1, 1-23. ·· De Ley H., 1994, Het Klassieke Arabische Denken, Deel 1: Het Arabische Hellenisme, syllabus RUG. ·· Loobuyck P., 2003, Vlaanderen, België en Europa als immigratiesamenlevingen: enkele consequenties, Streven, nr. 8, 715-727. ·· Maly I., 2009, De beschavingsmachine. Wij en de islam, EPO, Berchem. ·· Scheffer P.,2007, Het land van aankomst, De Bezige Bij, Amsterdam. ·· Talloen D., 2010, Samenleven in Diversiteit, provincie Oost-Vlaanderen, www.oostvlaanderen.be/public/welzijn_gezondheid/gelijke_kansen/etnische-culturele minderheden ·· Talloen D., 2007, Zorg voor allochtone ouderen, Kluwer, Mechelen. ·· Verstraete G., De mens als overlever, in Verstraete G., Pinxten R., 2009, Doe-hetzelf democratie, EPO, Berchem, 137-163. ·· Zemni S., 2009, Het islamdebat, EPO, Berchem.
90 identiteit: Oost-Vlaming
91 identiteit: Oost-Vlaming
Afghanistan is niet uit het nieuws weg te slaan. De strijd tussen de NAVO-troepen en de opstandelingen haalt vaak de kranten. Ook voor die VS-inval in 2001 kwam Afghanistan in het nieuws. De wrede praktijken die de Taliban er op nahield, zorgden voor internationale verontwaardiging. In de jaren 1980 was er dan weer de bloedige vrijheidsstrijd van de Afghanen tegen de Russische bezetter. Door de voortdurende conflicten ontvluchtten miljoenen Afghanen hun thuisland. Ze vonden onderdak in Iran of Pakistan. Een minderheid maakte de oversteek naar Europa of de Verenigde Staten. Eén van de miljoenen vluchtelingen die onderdak vond in Iran is Ali Akbar Bakhshi. Op zijn 6de ontvluchtte hij samen met zijn ouders, grote zus en kleine broer z’n thuisland. “De situatie in Afghanistan was door de Talibanterreur onhoudbaar. Samen met mijn ouders trokken we naar Iran. Ik heb er tien jaar gewoond.” Maar Iran zorgde niet voor de veilige thuishaven. “In Iran is er veel racisme” zegt Ali. “Ik heb een Chinees uiterlijk en werd daardoor meermaals uitgemaakt en kreeg op straat vaak ruzie. De politie scheurde ook mijn paspoort. Ik was bang dat ze me zouden opsluiten en martelen.” Omdat het voor Ali in Iran onleefbaar werd en een terugkeer naar Afghanistan onmogelijk, besloot hij twee jaar geleden naar Europa te vluchten. De wildste verhalen doen de ronde over de reis van Afghaanse vluchtelingen in een zoektocht naar een beter leven. Volgens ooggetuigen verliezen jaarlijks honderden tot duizenden vluchtelingen het leven tijdens de reis. Met de nodige schroom vraag ik Ali zijn verhaal toe te lichten. In verrassend vlot Nederlands legt hij geduldig zijn reisroute uit. Soms haalt hij de kleinste details aan, een andere keer weet hij niet meer hoelang hij ergens verbleef. Op het einde van zijn relaas zegt hij dat hij alles snel toelichtte. Mocht hij het hele verhaal vertellen dan zou ik zeker 10 pagina’s kunnen volschrijven. Ik kijk hem aan, Ali is vandaag amper 18 jaar oud, 18 jaar…
Ali Akbar Bakhshi, sans-papier uit Afghanistan “eindelijk kan ik opnieuw naar school”
“Toen ik besloot te vluchten, zocht ik eerst een mensensmokkelaar die mij naar Turkije kon brengen. Daar zou ik dan de oversteek maken naar Europa. De reis naar de Iraans-Turkse grens duurde 7 nachten. Ik reed mee in een vrachtwagen, zat op een paard maar deed vooral vele
kilometers te voet. We wandelden ’s nachts uren aan een stuk over nauwe bergpassen. In het begin waren we met een groep van ongeveer 150 mensen. Op het eind waren we maar met een honderdtal meer. Ik weet niet wat er met die anderen gebeurd is. Misschien zijn ze dood, misschien hebben ze een ander pad genomen, ik weet het niet…” Ali vertelt zijn verhaal traag, met veel pauzes tussenin. “Met de 100 overgebleven vluchtelingen trok ik in een vrachtwagen naar Istanbul. Daar zocht ik samen met vijf anderen een smokkelaar die me naar Griekenland kon brengen. De mensensmokkelaar kocht een rubberen bootje voor ons dat we zelf oppompten. Met dit opblaasbaar bootje moesten we alleen naar een Grieks eilandje varen. Bij onze eerste poging werden we door de Turkse politie opgepakt. We werden een paar dagen opgesloten in het politiebureau. Toen we vrij kwamen, zochten we de mensensmokkelaar opnieuw op. Hij kocht weer een rubberen bootje en we ondernamen een tweede poging. Nu lukte het wel en we bereikten Mytilini op het Griekse eiland Lesbos. Daar bleef ik een paar dagen vooraleer ik met een groepje vluchtelingen naar Athene trok.” Ali heeft geluk dat hij niet werd opgepakt door de Griekse politie. De naam van Griekenland als opvangnatie is de laatste jaren sterk besmeurd. Meerdere internationale rapporten, onder andere van de Verenigde Naties (VN) en Human Right Watch, beschuldigen de Griekse overheid van onmenswaardige behandeling van asielzoekers. Maar dus niet zo bij Ali. Hij trok naar Athene om vervolgens naar Patra door te reizen. “Ook in Patra ging ik op zoek naar een mensensmokkelaar. Ik vond er één die mij naar Italië kon brengen. Dit keer was het vervoermiddel een koelvrachtwagen. Meer dan 30 uur zat ik bij vriestemperaturen tussen appelsienen. Het was een verschrikkelijke trip. Ik herinner er mij ook niet veel meer van, ik was compleet onderkoeld.” Uiteindelijk kwam Ali in Italië aan. Hij trok
90 identiteit: Oost-Vlaming
91 identiteit: Oost-Vlaming
Afghanistan is niet uit het nieuws weg te slaan. De strijd tussen de NAVO-troepen en de opstandelingen haalt vaak de kranten. Ook voor die VS-inval in 2001 kwam Afghanistan in het nieuws. De wrede praktijken die de Taliban er op nahield, zorgden voor internationale verontwaardiging. In de jaren 1980 was er dan weer de bloedige vrijheidsstrijd van de Afghanen tegen de Russische bezetter. Door de voortdurende conflicten ontvluchtten miljoenen Afghanen hun thuisland. Ze vonden onderdak in Iran of Pakistan. Een minderheid maakte de oversteek naar Europa of de Verenigde Staten. Eén van de miljoenen vluchtelingen die onderdak vond in Iran is Ali Akbar Bakhshi. Op zijn 6de ontvluchtte hij samen met zijn ouders, grote zus en kleine broer z’n thuisland. “De situatie in Afghanistan was door de Talibanterreur onhoudbaar. Samen met mijn ouders trokken we naar Iran. Ik heb er tien jaar gewoond.” Maar Iran zorgde niet voor de veilige thuishaven. “In Iran is er veel racisme” zegt Ali. “Ik heb een Chinees uiterlijk en werd daardoor meermaals uitgemaakt en kreeg op straat vaak ruzie. De politie scheurde ook mijn paspoort. Ik was bang dat ze me zouden opsluiten en martelen.” Omdat het voor Ali in Iran onleefbaar werd en een terugkeer naar Afghanistan onmogelijk, besloot hij twee jaar geleden naar Europa te vluchten. De wildste verhalen doen de ronde over de reis van Afghaanse vluchtelingen in een zoektocht naar een beter leven. Volgens ooggetuigen verliezen jaarlijks honderden tot duizenden vluchtelingen het leven tijdens de reis. Met de nodige schroom vraag ik Ali zijn verhaal toe te lichten. In verrassend vlot Nederlands legt hij geduldig zijn reisroute uit. Soms haalt hij de kleinste details aan, een andere keer weet hij niet meer hoelang hij ergens verbleef. Op het einde van zijn relaas zegt hij dat hij alles snel toelichtte. Mocht hij het hele verhaal vertellen dan zou ik zeker 10 pagina’s kunnen volschrijven. Ik kijk hem aan, Ali is vandaag amper 18 jaar oud, 18 jaar…
Ali Akbar Bakhshi, sans-papier uit Afghanistan “eindelijk kan ik opnieuw naar school”
“Toen ik besloot te vluchten, zocht ik eerst een mensensmokkelaar die mij naar Turkije kon brengen. Daar zou ik dan de oversteek maken naar Europa. De reis naar de Iraans-Turkse grens duurde 7 nachten. Ik reed mee in een vrachtwagen, zat op een paard maar deed vooral vele
kilometers te voet. We wandelden ’s nachts uren aan een stuk over nauwe bergpassen. In het begin waren we met een groep van ongeveer 150 mensen. Op het eind waren we maar met een honderdtal meer. Ik weet niet wat er met die anderen gebeurd is. Misschien zijn ze dood, misschien hebben ze een ander pad genomen, ik weet het niet…” Ali vertelt zijn verhaal traag, met veel pauzes tussenin. “Met de 100 overgebleven vluchtelingen trok ik in een vrachtwagen naar Istanbul. Daar zocht ik samen met vijf anderen een smokkelaar die me naar Griekenland kon brengen. De mensensmokkelaar kocht een rubberen bootje voor ons dat we zelf oppompten. Met dit opblaasbaar bootje moesten we alleen naar een Grieks eilandje varen. Bij onze eerste poging werden we door de Turkse politie opgepakt. We werden een paar dagen opgesloten in het politiebureau. Toen we vrij kwamen, zochten we de mensensmokkelaar opnieuw op. Hij kocht weer een rubberen bootje en we ondernamen een tweede poging. Nu lukte het wel en we bereikten Mytilini op het Griekse eiland Lesbos. Daar bleef ik een paar dagen vooraleer ik met een groepje vluchtelingen naar Athene trok.” Ali heeft geluk dat hij niet werd opgepakt door de Griekse politie. De naam van Griekenland als opvangnatie is de laatste jaren sterk besmeurd. Meerdere internationale rapporten, onder andere van de Verenigde Naties (VN) en Human Right Watch, beschuldigen de Griekse overheid van onmenswaardige behandeling van asielzoekers. Maar dus niet zo bij Ali. Hij trok naar Athene om vervolgens naar Patra door te reizen. “Ook in Patra ging ik op zoek naar een mensensmokkelaar. Ik vond er één die mij naar Italië kon brengen. Dit keer was het vervoermiddel een koelvrachtwagen. Meer dan 30 uur zat ik bij vriestemperaturen tussen appelsienen. Het was een verschrikkelijke trip. Ik herinner er mij ook niet veel meer van, ik was compleet onderkoeld.” Uiteindelijk kwam Ali in Italië aan. Hij trok
92 identiteit: Oost-Vlaming
naar Rome waar hij een treinticket richting Parijs kocht. “Ik verbleef een paar dagen in Parijs en nam toen de trein naar België.” Ali praat voortdurend over mensensmokkelaars. Ik stel hem de vraag hoe hij steeds bij die mensen terechtkwam. “Weet je, er vluchten veel Afghanen, Koerden en Iraniërs richting Europa. Ze nemen bijna allemaal dezelfde route. In de steden op die route is het eenvoudig een mensensmokkelaar te vinden. Je zoekt een landgenoot, zegt hem dat je naar een bepaald land wilt reizen en dat je een smokkelaar zoekt. De meesten geven je direct een telefoonnummer door.” Ali zegt ook dat, eenmaal aangekomen in Italië, het heel eenvoudig is om te reizen. “Dan heb je geen smokkelaar meer nodig, je kan zelf een treinticket kopen en door Europa reizen.” In België vroeg Ali uiteindelijk asiel aan. Waarom hij dit in België deed, is eerder toeval. “In Griekenland sprak ik met veel Afghaanse jongens. Maar ik zag dat ze het daar niet goed hadden. Idem voor Italië, de Afghaanse jongens daar raadden me ook aan om verder te reizen naar het noorden. Daar is het beter, vertelden ze. En zo trok ik naar Frankrijk en naar België. Dat ik in België bleef en niet verder noordwaarts trok, komt omdat ik geen geld meer had. En ik was ook doodop van het reizen, ik was meer dan 4 maanden onderweg. Ik at weinig en sliep op slechte plaatsen”. Zoals elke asielzoeker kreeg Ali een bed in een opvang centrum toegewezen. “De eerste weken verbleef ik in het opvangcentrum voor niet-begeleide minderjarigen in Neder-over-Heembeek. Daarna werd ik doorgestuurd naar het opvangcentrum voor asielzoekers in Sint-Truiden. Na een half jaar kreeg ik een LOI in Wijnegem toegewezen.” Voor Ali was zijn verblijf in het centrum van Neder-overHeembeek wellicht zijn mooiste tijd in België. “Elke dag
93 identiteit: Oost-Vlaming
was er wel iets te doen. Ik volgde Nederlandse taallessen en tijdens het weekend bezochten we Brussel.” Ook in Sint-Truiden had Ali het soms naar zijn zin. “De week vakantie in Oostende was het leukst. Dat deed echt deugd.” Ali zijn verblijf in de opvangstructuren stopte abrupt toen zijn asielaanvraag negatief werd beoordeeld. “Ik kreeg een negatieve beslissing omdat ik onvoldoende kon bewijzen dat mijn leven ook in Iran in gevaar was. Toen ik dat te horen kreeg werd ik depressief. Ik weende nachtenlang en wou zelfmoord plegen. Ik ben een positief iemand maar toen werd het mij teveel. In Iran stierf ik elke dag een beetje en tijdens mijn lange vlucht keek ik de dood meermaals in de ogen. En dan krijg je plots te horen dat ze je niet geloven. Echt waar, dat is pijnlijk.” Ali diende daarop een aantal keer een nieuwe asielaanvraag in. “Ik zocht naar nieuwe bewijzen om mijn verhaal te staven maar het maakte niets uit.” “Na vier asielaanvragen en evenveel negatieve antwoorden was ik moe, kapot en teleurgesteld. Ik hoorde via een vriend van het bestaan van VL.O.S, het Vluchtelingen Onthaal Sint-Niklaas. Ik vroeg of ik eens mocht langskomen en vertelde de medewerkers mijn verhaal. Ik kon nergens heen en het VL.O.S. gaf me een matras om te slapen. En nog belangrijker, ik kon opnieuw naar school.” Bij het VL.O.S. vindt Ali voorlopig een rustpunt. Hij is de vrijwilligersorganisatie dan ook dankbaar voor alles wat ze doet voor hem. “Dankzij VL.O.S kon ik vorig schooljaar een avondcursus tegelzetten volgen. Ik behaalde 92% voor die cursus. Dit schooljaar vervolledig ik deze cursus. Dankzij VL.O.S heb ik ook opnieuw een slaapplek. Maar belangrijker is misschien wel dat ik nu eindelijk opnieuw iets kan doen voor andere mensen. Ik help VL.O.S drie namiddagen per week in de kruidenier. Ik verdeel voedselpakketten en verkoop kledij en voedsel tegen basisprijzen.” Na het gesprek vertelt Jozef Hertsens, directeur van VL.O.S, me dat Ali binnenkort verantwoordelijk wordt voor één van de VL.O.S-opvanghuizen voor alleenstaande mannen en jongeren. Tijdens het gesprek kijk ik soms verrast op als Ali, die nu twee jaar in België is, best moeilijke Nederlandse woorden gebruikt. “Toen ik pas
aankwam in België was ik heel gemotiveerd om Nederlands te leren. Ik had een boekje bij waarin ik woorden schreef die ik niet begreep. Die studeerde ik dan in, bijvoorbeeld als ik op de bus zat. Elke week leerde ik tientallen nieuwe woorden. Nu gaat het moeilijker, ik heb teveel aan mijn hoofd. Ik denk dat ik nu gemiddeld vijf nieuwe woorden per week leer.” Ali zoekt stap voor stap zijn eigen weg. Hij leert de landstaal, volgt cursussen, is vrijwilliger bij een vereniging, voetbalt vaak samen met vrienden en schaakt. Eén probleem, hij heeft geen wettige verblijfsdocumenten. Hij verblijft met andere woorden illegaal in België. Is terugkeren naar Iran, naar zijn familie, dan geen optie, vraag ik hem. “Dat is echt niet mogelijk” zegt Ali met een zucht. “Ik ben daar niets waard. Ik heb er gewoonweg geen toekomst. Maar ik zal eerlijk zijn, mocht ik vandaag nog in Iran wonen en willen vluchten, ik zou niet naar Europa gaan. De vlucht is veel te gevaarlijk, teveel mensen sterven onderweg. Maar ik ben hier nu, en ik krijg hier kansen die ik anders nooit zou krijgen. Echt waar, ik hoop hier in België mijn leven te kunnen uitbouwen.”
92 identiteit: Oost-Vlaming
naar Rome waar hij een treinticket richting Parijs kocht. “Ik verbleef een paar dagen in Parijs en nam toen de trein naar België.” Ali praat voortdurend over mensensmokkelaars. Ik stel hem de vraag hoe hij steeds bij die mensen terechtkwam. “Weet je, er vluchten veel Afghanen, Koerden en Iraniërs richting Europa. Ze nemen bijna allemaal dezelfde route. In de steden op die route is het eenvoudig een mensensmokkelaar te vinden. Je zoekt een landgenoot, zegt hem dat je naar een bepaald land wilt reizen en dat je een smokkelaar zoekt. De meesten geven je direct een telefoonnummer door.” Ali zegt ook dat, eenmaal aangekomen in Italië, het heel eenvoudig is om te reizen. “Dan heb je geen smokkelaar meer nodig, je kan zelf een treinticket kopen en door Europa reizen.” In België vroeg Ali uiteindelijk asiel aan. Waarom hij dit in België deed, is eerder toeval. “In Griekenland sprak ik met veel Afghaanse jongens. Maar ik zag dat ze het daar niet goed hadden. Idem voor Italië, de Afghaanse jongens daar raadden me ook aan om verder te reizen naar het noorden. Daar is het beter, vertelden ze. En zo trok ik naar Frankrijk en naar België. Dat ik in België bleef en niet verder noordwaarts trok, komt omdat ik geen geld meer had. En ik was ook doodop van het reizen, ik was meer dan 4 maanden onderweg. Ik at weinig en sliep op slechte plaatsen”. Zoals elke asielzoeker kreeg Ali een bed in een opvang centrum toegewezen. “De eerste weken verbleef ik in het opvangcentrum voor niet-begeleide minderjarigen in Neder-over-Heembeek. Daarna werd ik doorgestuurd naar het opvangcentrum voor asielzoekers in Sint-Truiden. Na een half jaar kreeg ik een LOI in Wijnegem toegewezen.” Voor Ali was zijn verblijf in het centrum van Neder-overHeembeek wellicht zijn mooiste tijd in België. “Elke dag
93 identiteit: Oost-Vlaming
was er wel iets te doen. Ik volgde Nederlandse taallessen en tijdens het weekend bezochten we Brussel.” Ook in Sint-Truiden had Ali het soms naar zijn zin. “De week vakantie in Oostende was het leukst. Dat deed echt deugd.” Ali zijn verblijf in de opvangstructuren stopte abrupt toen zijn asielaanvraag negatief werd beoordeeld. “Ik kreeg een negatieve beslissing omdat ik onvoldoende kon bewijzen dat mijn leven ook in Iran in gevaar was. Toen ik dat te horen kreeg werd ik depressief. Ik weende nachtenlang en wou zelfmoord plegen. Ik ben een positief iemand maar toen werd het mij teveel. In Iran stierf ik elke dag een beetje en tijdens mijn lange vlucht keek ik de dood meermaals in de ogen. En dan krijg je plots te horen dat ze je niet geloven. Echt waar, dat is pijnlijk.” Ali diende daarop een aantal keer een nieuwe asielaanvraag in. “Ik zocht naar nieuwe bewijzen om mijn verhaal te staven maar het maakte niets uit.” “Na vier asielaanvragen en evenveel negatieve antwoorden was ik moe, kapot en teleurgesteld. Ik hoorde via een vriend van het bestaan van VL.O.S, het Vluchtelingen Onthaal Sint-Niklaas. Ik vroeg of ik eens mocht langskomen en vertelde de medewerkers mijn verhaal. Ik kon nergens heen en het VL.O.S. gaf me een matras om te slapen. En nog belangrijker, ik kon opnieuw naar school.” Bij het VL.O.S. vindt Ali voorlopig een rustpunt. Hij is de vrijwilligersorganisatie dan ook dankbaar voor alles wat ze doet voor hem. “Dankzij VL.O.S kon ik vorig schooljaar een avondcursus tegelzetten volgen. Ik behaalde 92% voor die cursus. Dit schooljaar vervolledig ik deze cursus. Dankzij VL.O.S heb ik ook opnieuw een slaapplek. Maar belangrijker is misschien wel dat ik nu eindelijk opnieuw iets kan doen voor andere mensen. Ik help VL.O.S drie namiddagen per week in de kruidenier. Ik verdeel voedselpakketten en verkoop kledij en voedsel tegen basisprijzen.” Na het gesprek vertelt Jozef Hertsens, directeur van VL.O.S, me dat Ali binnenkort verantwoordelijk wordt voor één van de VL.O.S-opvanghuizen voor alleenstaande mannen en jongeren. Tijdens het gesprek kijk ik soms verrast op als Ali, die nu twee jaar in België is, best moeilijke Nederlandse woorden gebruikt. “Toen ik pas
aankwam in België was ik heel gemotiveerd om Nederlands te leren. Ik had een boekje bij waarin ik woorden schreef die ik niet begreep. Die studeerde ik dan in, bijvoorbeeld als ik op de bus zat. Elke week leerde ik tientallen nieuwe woorden. Nu gaat het moeilijker, ik heb teveel aan mijn hoofd. Ik denk dat ik nu gemiddeld vijf nieuwe woorden per week leer.” Ali zoekt stap voor stap zijn eigen weg. Hij leert de landstaal, volgt cursussen, is vrijwilliger bij een vereniging, voetbalt vaak samen met vrienden en schaakt. Eén probleem, hij heeft geen wettige verblijfsdocumenten. Hij verblijft met andere woorden illegaal in België. Is terugkeren naar Iran, naar zijn familie, dan geen optie, vraag ik hem. “Dat is echt niet mogelijk” zegt Ali met een zucht. “Ik ben daar niets waard. Ik heb er gewoonweg geen toekomst. Maar ik zal eerlijk zijn, mocht ik vandaag nog in Iran wonen en willen vluchten, ik zou niet naar Europa gaan. De vlucht is veel te gevaarlijk, teveel mensen sterven onderweg. Maar ik ben hier nu, en ik krijg hier kansen die ik anders nooit zou krijgen. Echt waar, ik hoop hier in België mijn leven te kunnen uitbouwen.”
94 identiteit: Oost-Vlaming
voor wie meer wil weten De migratie in Oost-Vlaanderen ·· 45 jaar arbeidsmigratie in Temse, een documentaire met getuigenissen van arbeidsmigranten uit Temse, ODiCe, 2005 ·· Herinneringen, F. Neirynck, A. Isçl en S. Van Labeke, Gent, Provincie Oost-Vlaanderen, 2002, 108 blz. ·· Het W’tje, Handige weetjes over etnisch-culturele diversiteit en interculturele dialoog, Gent, Intercultureel Netwerk Gent, 2009 ·· Snelwegen of Wegblokkades. Woordgebruik in het migrantendebat, G. Van Geertruyen, Gent, Provincie Oost-Vlaanderen, 2000, 116 blz. ·· Steunpunt Sociale planning, provincie Oost-Vlaanderen, feiten en cijfers, www.oost-vlaanderen.be/socialeplanning ·· Oud worden… waar dan ook!, een documentaire over ouderen uit 4 uiteenlopende etnisch-culturele origine en hun kinderen die getuigen over het oud worden in België, een initiatief van de provincies Oost-Vlaanderen, Limburg en Antwerpen en de Brusselse Welzijnsraad, 2007, 19’.
Sociale schets Onderwijs
·· Door de Bril van Ouders. Een denk en doeboek voor gemotiveerde scholen en leerkrachten, B. Hemmerijckx en J. De Mets, Gent, Provincie Oost-Vlaanderen en Intercultureel Netwerk Gent, 2004, 66 blz. ·· Elke taal haar verhaal, handboek voor allochtone ouders van kleuters, Intercultureel Netwerk Gent, 2010. ·· Mentor en mentee (M&M), project Mentor en Mentee, een project voor en door jongeren in de eerste en de laatste graad van het secundair onderwijs, ODiCe vzw, 2009, www.odice.be ·· Opvoeding is een werkwoord, Een terugblik op drie jaar ‘Ouder en Kind’, Brigitte Hemmerijckx, Intercultureel Netwerk Gent vzw, Jan De Mets, Gent, 2007
95 identiteit: Oost-Vlaming
·· Thuis op school, een project rond ouderbetrokkenheid in de kleuterschool, ODiCE vzw, 2010, www.odice.be
Tewerkstelling ·· Tussen zwart en wit, Werkervaringen van Bulgaren in het Gentse, Intercultureel Netwerk Gent, december 2007
Huisvesting ·· Wonen op wielen, handleiding voor lokale besturen en sociale huisvestingsmaatschappijen voor wie een woonwagenterrein wil aanleggen en beheren, Vlaams Minderhedencentrum, 2010
Inburgering en integratie ·· Inventaris ‘Nt2 – Nederlands voor anderstaligen in Oost-Vlaanderen 2009-2011’, G. Van Geertruyen, L. Gaublomme en E. Schutyser, Gent, Provincie Oost-Vlaanderen, 2009, 48 blz.
Verenigingsleven ·· Bezoek eens een Moskee, G. Van Geertruyen (eindred.), Gent, Provincie Oost-Vlaanderen, 2006, 40 blz. ·· Etnisch-culturele diversiteit in het jeugdwerk, enkele goede praktijkvoorbeelden, ODiCe vzw, 2010, www.odice.be ·· Mag de deur open?, een brochure over het toegankelijk maken van je jeugdactiviteiten voor kansengroepen, Gent, Provincie Oost-Vlaanderen, 2010, 8 blz. ·· Samen één! Over minderjarige vluchtelingen in het jeugdwerk, Jeugd en Vrede en Epo i.s.m ODiCe vzw, 2009, www.odice.be
Andere ·· Er gebeurt wat in Zele, verhalen van oude en nieuwe Zelenaars, gemeentebestuur Zele, 2009 ·· Hoe en Waarom ? Aanbevelingen over werken met tolken voor hulp- en/of dienstverleners, R. De Keyser en G. De Kesel, Gent, Provincie Oost-Vlaanderen, 2004, 28 blz. ·· Kosovaarse Roma in het Waasland: 10 jaar beleid met Roma in Temse en Sint-Niklaas, Frauke Decoodt en Stijn De Reu (red.), ODiCe vzw, 2009, www.odice.be
·· Lekker, lekker, lekker, gastronomisch vreemdgaan in Temse, gemeentebestuur Temse, 2008 ·· Mind-spring, een project voor asielzoekers en vluchtelingen rond psycho-educatie, ODiCe vzw, 2010, www.odice.be ·· Wegwijs in het interculturaliseringsaanbod voor ouderenzorg in Oost-Vlaanderen, D. Talloen, Gent, Provincie Oost-Vlaanderen, 2008, 48 blz. (gratis) ·· Zelevisie en film Ik ben van Zele, gemeentebestuur Zele, 2009 ·· Zorg voor allochtone ouderen, D. Talloen, Mechelen, Kluwer, 2007, 144 blz (13,80 euro)
Wettelijke verblijfsmotieven ·· Infodossier leerlingen zonder wettig verblijf, brochure waarin een juridisch antwoord wordt gegeven op 14 veelgestelde vragen rond onderwijs voor leerlingen zonder wettig verblijf, VMC en ODiCe vzw, 2009, www.vmc.be ·· Infomap verblijfsstatuten & Gezondheidszorg voor vreemdelingen, overzicht van procedures om medische zorg te bekomen per verblijfsstatuut, Samenwerking VMC, Medimigrant, Ondersteuningspunt Medische Zorg en Oriëntatiepunt Gezondheidszorg Oost-Vlaanderen ·· Juridische nieuwsbrief, tweewekelijkse juridische nieuwsbrief met actuele wetgeving, vormingen, beleidsmaatregelen, VMC i.s.m. ODiCe vzw en Intercultureel Netwerk Gent ·· Medische nieuwsbrief vreemdelingen, driemaandelijkse medische nieuwsbrief met betrekking tot het recht op gezondheidszorg voor vreemdelingen met een precair of zonder wettig verblijf, VMC, Medimigrant, Ondersteuningspunt Medische Zorg en Oriëntatiepunt Gezondheidszorg Oost-Vlaanderen ·· Papieren verhalen, 12 verhalen van mensen zonder papieren in Gent, Intercultureel Netwerk Gent, 2010
Samenleven in diversiteit, ook in Oost-Vlaanderen ·· Anders is ok!, een tentoonstelling bestaande uit 13 cartoons, provincie Oost-Vlaanderen ·· Babbelonië, intercultureel uitwisselingsproject dat mensen samenbrengt rond de Nederlandse taal, ODiCe vzw i.s.m. Vormingplus en samenlevingsopbouw, 2006, www.odice.be
·· Discriminatie gestript, een tentoonstelling bestaande uit 45 cartoons die via humor vooroordelen en discriminatie wil bestrijden, een initiatief van de Provincie Oost-Vlaanderen, ODiCe vzw, intercultureel Netwerk Gent en het Wereldcentrum-Steunpunt voor Mondiale Vorming ·· Verjaardagskalender “discriminatie gestript”, Provincie Oost-Vlaanderen
94 identiteit: Oost-Vlaming
voor wie meer wil weten De migratie in Oost-Vlaanderen ·· 45 jaar arbeidsmigratie in Temse, een documentaire met getuigenissen van arbeidsmigranten uit Temse, ODiCe, 2005 ·· Herinneringen, F. Neirynck, A. Isçl en S. Van Labeke, Gent, Provincie Oost-Vlaanderen, 2002, 108 blz. ·· Het W’tje, Handige weetjes over etnisch-culturele diversiteit en interculturele dialoog, Gent, Intercultureel Netwerk Gent, 2009 ·· Snelwegen of Wegblokkades. Woordgebruik in het migrantendebat, G. Van Geertruyen, Gent, Provincie Oost-Vlaanderen, 2000, 116 blz. ·· Steunpunt Sociale planning, provincie Oost-Vlaanderen, feiten en cijfers, www.oost-vlaanderen.be/socialeplanning ·· Oud worden… waar dan ook!, een documentaire over ouderen uit 4 uiteenlopende etnisch-culturele origine en hun kinderen die getuigen over het oud worden in België, een initiatief van de provincies Oost-Vlaanderen, Limburg en Antwerpen en de Brusselse Welzijnsraad, 2007, 19’.
Sociale schets Onderwijs
·· Door de Bril van Ouders. Een denk en doeboek voor gemotiveerde scholen en leerkrachten, B. Hemmerijckx en J. De Mets, Gent, Provincie Oost-Vlaanderen en Intercultureel Netwerk Gent, 2004, 66 blz. ·· Elke taal haar verhaal, handboek voor allochtone ouders van kleuters, Intercultureel Netwerk Gent, 2010. ·· Mentor en mentee (M&M), project Mentor en Mentee, een project voor en door jongeren in de eerste en de laatste graad van het secundair onderwijs, ODiCe vzw, 2009, www.odice.be ·· Opvoeding is een werkwoord, Een terugblik op drie jaar ‘Ouder en Kind’, Brigitte Hemmerijckx, Intercultureel Netwerk Gent vzw, Jan De Mets, Gent, 2007
95 identiteit: Oost-Vlaming
·· Thuis op school, een project rond ouderbetrokkenheid in de kleuterschool, ODiCE vzw, 2010, www.odice.be
Tewerkstelling ·· Tussen zwart en wit, Werkervaringen van Bulgaren in het Gentse, Intercultureel Netwerk Gent, december 2007
Huisvesting ·· Wonen op wielen, handleiding voor lokale besturen en sociale huisvestingsmaatschappijen voor wie een woonwagenterrein wil aanleggen en beheren, Vlaams Minderhedencentrum, 2010
Inburgering en integratie ·· Inventaris ‘Nt2 – Nederlands voor anderstaligen in Oost-Vlaanderen 2009-2011’, G. Van Geertruyen, L. Gaublomme en E. Schutyser, Gent, Provincie Oost-Vlaanderen, 2009, 48 blz.
Verenigingsleven ·· Bezoek eens een Moskee, G. Van Geertruyen (eindred.), Gent, Provincie Oost-Vlaanderen, 2006, 40 blz. ·· Etnisch-culturele diversiteit in het jeugdwerk, enkele goede praktijkvoorbeelden, ODiCe vzw, 2010, www.odice.be ·· Mag de deur open?, een brochure over het toegankelijk maken van je jeugdactiviteiten voor kansengroepen, Gent, Provincie Oost-Vlaanderen, 2010, 8 blz. ·· Samen één! Over minderjarige vluchtelingen in het jeugdwerk, Jeugd en Vrede en Epo i.s.m ODiCe vzw, 2009, www.odice.be
Andere ·· Er gebeurt wat in Zele, verhalen van oude en nieuwe Zelenaars, gemeentebestuur Zele, 2009 ·· Hoe en Waarom ? Aanbevelingen over werken met tolken voor hulp- en/of dienstverleners, R. De Keyser en G. De Kesel, Gent, Provincie Oost-Vlaanderen, 2004, 28 blz. ·· Kosovaarse Roma in het Waasland: 10 jaar beleid met Roma in Temse en Sint-Niklaas, Frauke Decoodt en Stijn De Reu (red.), ODiCe vzw, 2009, www.odice.be
·· Lekker, lekker, lekker, gastronomisch vreemdgaan in Temse, gemeentebestuur Temse, 2008 ·· Mind-spring, een project voor asielzoekers en vluchtelingen rond psycho-educatie, ODiCe vzw, 2010, www.odice.be ·· Wegwijs in het interculturaliseringsaanbod voor ouderenzorg in Oost-Vlaanderen, D. Talloen, Gent, Provincie Oost-Vlaanderen, 2008, 48 blz. (gratis) ·· Zelevisie en film Ik ben van Zele, gemeentebestuur Zele, 2009 ·· Zorg voor allochtone ouderen, D. Talloen, Mechelen, Kluwer, 2007, 144 blz (13,80 euro)
Wettelijke verblijfsmotieven ·· Infodossier leerlingen zonder wettig verblijf, brochure waarin een juridisch antwoord wordt gegeven op 14 veelgestelde vragen rond onderwijs voor leerlingen zonder wettig verblijf, VMC en ODiCe vzw, 2009, www.vmc.be ·· Infomap verblijfsstatuten & Gezondheidszorg voor vreemdelingen, overzicht van procedures om medische zorg te bekomen per verblijfsstatuut, Samenwerking VMC, Medimigrant, Ondersteuningspunt Medische Zorg en Oriëntatiepunt Gezondheidszorg Oost-Vlaanderen ·· Juridische nieuwsbrief, tweewekelijkse juridische nieuwsbrief met actuele wetgeving, vormingen, beleidsmaatregelen, VMC i.s.m. ODiCe vzw en Intercultureel Netwerk Gent ·· Medische nieuwsbrief vreemdelingen, driemaandelijkse medische nieuwsbrief met betrekking tot het recht op gezondheidszorg voor vreemdelingen met een precair of zonder wettig verblijf, VMC, Medimigrant, Ondersteuningspunt Medische Zorg en Oriëntatiepunt Gezondheidszorg Oost-Vlaanderen ·· Papieren verhalen, 12 verhalen van mensen zonder papieren in Gent, Intercultureel Netwerk Gent, 2010
Samenleven in diversiteit, ook in Oost-Vlaanderen ·· Anders is ok!, een tentoonstelling bestaande uit 13 cartoons, provincie Oost-Vlaanderen ·· Babbelonië, intercultureel uitwisselingsproject dat mensen samenbrengt rond de Nederlandse taal, ODiCe vzw i.s.m. Vormingplus en samenlevingsopbouw, 2006, www.odice.be
·· Discriminatie gestript, een tentoonstelling bestaande uit 45 cartoons die via humor vooroordelen en discriminatie wil bestrijden, een initiatief van de Provincie Oost-Vlaanderen, ODiCe vzw, intercultureel Netwerk Gent en het Wereldcentrum-Steunpunt voor Mondiale Vorming ·· Verjaardagskalender “discriminatie gestript”, Provincie Oost-Vlaanderen
96 identiteit: Oost-Vlaming
Colofon
Identiteit: Oost-Vlaming Etnisch-culturele diversiteit in onze provincie Een publicatie van: Provinciebestuur Oost-Vlaanderen (dienst Maatschappelijke Participatie, team Insluiting en Diversiteit), het Oost-Vlaams Diversiteitscentrum (ODiCe) en het Intercultureel Netwerk Gent (ING) Met dank aan: Inburgering Oost-Vlaanderen en de gemeentelijke integratiediensten van Oost-Vlaanderen Redactie & samenstelling: Stijn De Reu, Geert Matthys, Benedicte Vanderhaegen, Christophe Janssens en David Talloen Eindredactie: Stijn De Reu Foto’s: ODiCe & Shutterstock Vormgeving: Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, dienst Communicatie Druk: drukkerij Schaubroeck, Nazareth Uitgegeven door de deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen Beleidsverantwoordelijke: gedeputeerde Eddy Couckuyt Administratie: directie Welzijn en Gezondheid, William Blondeel Verantwoordelijke uitgever: Eddy Couckuyt, gedeputeerde, p/a Gouvernementstraat 1, 9000 Gent Datum van uitgifte: November 2010 D/2010/5139/13
97 identiteit: Oost-Vlaming
Oost-Vlaanderen is multicultureel alle windstreken van de wereld zijn aanwezig in Oost-Vlaanderen. 13 nationaliteiten zijn met meer dan 1000 vertegenwoordigers aanwezig. 8 gemeenten tellen meer dan 1000 burgers met een niet-Belgische nationaliteit. In 61 gemeenten verblijven minstens 60 burgers met een andere nationaliteit. In Oost-Vlaanderen zijn meer dan 80 verenigingen van etnisch-culturele minderheden gekend. Oost-Vlaanderen telt 32 moskeeën.
Oost-Vlaanderen wordt intercultureel In de Oost-Vlaamse scholen in de ondernemingen en de voorzieningen in de sportclubs en verenigingen tijdens culturele manifestaties in de wijken of op de straat in de politiek zelfs tot in de gezinnen leven mensen met een verschillende herkomst met elkaar samen dat zijn duizenden contacten per dag honderdduizenden contacten per jaar in Oost-Vlaanderen deze contacten zijn positief of op zijn minst doodgewoon normaal slechts een fractie van deze contacten zijn problematisch
En het kan nog beter Hoe gelijker de kansen en de uitkomstmogelijkheden hoe aangenamer het samenleven Het eerste is een voorwaarde, het tweede een mogelijk gevolg
als iedereen een duit in het zakje doet
Intercultureel Netwerk Gent v.z.w.