intermezzo
Ellen Budde
Korte activiteiten voor begeleiding, trainingen en workshops
Bohn Stafleu van Loghum Houten 2007
Inhoudsopgave
Inleiding
1
introductie: werken met groepen
2 startfase
1 2 3 4 5 6 7 8
3
9
21
Voorstellen Sleutelbos 21 De stripfiguur 21 Wat houdt je bezig? 23 Tot welke groepen behoor je? Smaak 31 Afbeelding 33 Enneagram 35 Voorwerp 38
werkfase
29
41
9 10 11 12 13 14 15 16
Identiteit zichtbaar maken Cadeaus voor jezelf 43 Mijn gesprekspartner 45 Drieluik over je mogelijkheden 47 Voorwerpen uit je tas/zak 49 Mijn schatkist 51 Drieluik met symbolen voor jezelf 53 Wat handen kunnen zeggen 55 Symbool in achtvoud 57
17 18
Omgeving laten zien Jouw huis 59 Sociogram met voorwerpen
61
5
13
19 20 21 22 23 24
Het landschap 63 Decor in je leven 65 Omgeven door omgeving Je werkkring 69 Steunsystemen 71 Mijn omgeving 73
25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39
Achtergrond schetsen Belangrijke mensen 75 Familiefoto 76 Achtergrond op de voorgrond 78 Mijn straat 80 Geschiedenis herschrijven 82 Geschiedenis in kaart gebracht 84 Uit welk nest kom je? 86 Zo doe ik dat 88 Speelgoed 90 Kindertijd 92 Levensweg 94 Verleden Heden Toekomst 96 De metamorfose 98 Spreekwoorden 100 De expositie 102
40 41 42 43 44 45
Dagelijks leven bezien Buiten kaders denken 103 Fotomomenten 105 Timemanagement 107 Tijdsbesteding 109 Druk, druk, druk 111 Dagelijkse omgeving 113
46 47 48 49 50 51 52
Afscheid nemen Vragen en antwoorden Rituelen 117 Afscheidsbrief 119 Afscheid nemen 120 Vogelperspectief 122 Dromen 124 Fotocollage 126
53
Overgangen maken Overgangen 128
67
115
6
130 132
54 55
Verhaal maken Kaarten op tafel
56 57 58 59 60 61
Een nieuw begin ontluikt Ontluiken van een zaadje 134 Dat wat is 136 Favoriete plek 137 Uitkomen van een ei 139 Nieuwe ontmoetingen en plekken Idealen verwezenlijken 142
62 63 64 65 66 67
Tegenstellingen scherp maken Mooie en lelijke dingen 144 Tegenstellingen 147 Tegenstelling samenvoegen 147 Duveltje uit een doosje 149 Voorwerp uit je tas of zak 151 These – antithese – synthese 153
68 69 70
Tot verwerking komen Troostrijk 155 Voorwerp voor een ander 157 Voorwerp uitvergroten 159
71 72 73 74 75 76 77 78
Samenwerken Cadeautje voor je buurman of buurvrouw Doorschuiftekening 163 Toren bouwen van A4-papier 165 Reiskoffertje 167 Een sprookje maken 168 Gekleurde organisatie 170 Gezamenlijke tekening 172 Enneagrammen 174
4 slotfase
79 80 81 82 83
177
Afsluiten Naam met toevoeging 179 Wat neem je mee? 181 Associëren en kiezen 183 Reeks korte opdrachten 185 Sociogram van de groep 187
140
161
84 85 86 87
Het stripverhaal 189 Schutting 191 Evalueren met associaties In het doel schieten 195
Literatuur
197
Over de auteur
199
193
Inleiding
voor wie is dit boek bestemd? Dit boek is bestemd voor docenten, trainers, workshopgevers en begeleiders, die allemaal wel die momenten kennen dat een groep – of dat nu een zaal vol is, een kleine groep of een tweetal – onrustig wordt, er gepraat wordt en de aandacht verslapt. Op zo’n moment kan met een korte activiteit de aandacht weer gecentreerd worden. Bekend is dat mensen niet lang hun aandacht kunnen vasthouden bij een lezing. Met uitzondering van de begenadigd spreker kan bijna niemand het zich permitteren om zonder beeldpresentatie het podium op te stappen. Een lezing wordt over het algemeen ondersteund door beeld en geluid. Maar ondersteuning kan ook door een korte opdracht. Deelnemers kunnen zich daardoor verbinden met het onderwerp en met elkaar en dat genereert weer concentratie en aandacht in de groep. Naast de functie van ‘intermezzo’ kunnen de opdrachten in dit boek gebruikt worden bij de start van een bijeenkomst of ter introductie van een thema.
Op een teamvergadering stond het thema inspiratie centraal. Aan de deelnemers werd gevraagd om als het ware drie foto’s te nemen van inspirerende momenten van de afgelopen dagen. Wat heeft geïnspireerd, wat waren de situaties die van belang zijn en wat zijn ieders drijfveren? Al snel ontstond er een levendige uitwisseling van inspirerende momenten.
wat vind je in dit boek? Dit opdrachtenboek start met een korte uiteenzetting over werken met groepen. De fasen in een groepsproces worden benoemd en groepsdynamische onderdelen uitgelicht. Specifieke theorie – bijvoorbeeld over soorten groepen, groepscohesie en groepdoelen – is te vinden bij opdrachten in dit boek en daar wordt dan ook regelmatig naar verwezen. De opdrachten in dit boek zijn kort en kunnen ingezet worden bij de start of tijdens een training, een workshop of een lezing. De opdrachten staan gegroepeerd naar fasen in de groep. In de werkfase is een onderverdeling gemaakt naar thema. Bij iedere opdracht vind je praktische informatie over het doel, het thema, de geschatte duur van de activiteit, werkvorm, benodigdheden en het aantal deelnemers.
9
inleiding
Bij het doel staat zowel een individueel als een groepsdoel genoemd. Het groepsdoel is een aanwijzing voor de trainer over de manier waarop de betreffende activiteit kan bijdragen aan het groepsproces. Overal waar staat aangegeven dat de opdracht in tweetallen kan worden gedaan, kan dat natuurlijk ook in drietallen of in de groep, waarbij ieder groepslid zijn of haar opdracht toelicht. Die keuze is aan jou. De meeste activiteiten vragen weinig voorbereiding. Ze zijn erop gericht dat deelnemers putten uit eigen ervaringen en hierover aan elkaar vertellen. Bij enkele opdrachten wordt deelnemers gevraagd om iets op te schrijven of te tekenen. Een pak met A4-papier en potloden of pennen volstaan. Bij een aantal opdrachten is er voorbereiding van de trainer nodig, bijvoorbeeld door een set kaarten aan te schaffen of zelf te maken (zie ook de laatste paragraaf van deze inleiding). Bij een aantal opdrachten staan voorgedrukte schema’s of afbeeldingen. Deze afbeeldingen zijn nodig om de opdracht te kunnen uitvoeren. Ze zijn terug te vinden in de werkset kaarten die bij dit boek hoort. De kaarten kunnen gemakkelijk gekopieerd worden en de kopieën kunnen worden uitgedeeld aan de deelnemers. De opdrachten waar een kaart bij hoort, zijn aangegeven met een *. hoe dit boek te gebruiken? Dit boek kun je gebruiken als inspiratie. Blader het door en zoek de werkvormen die passen bij de groepsfase, de inhoud en het proces van jouw groep. Je kunt ook de fase-indeling van het groepsproces in dit boek volgen: startfase, werkfase en afsluiting. In de werkfase is een onderverdeling gemaakt naar thema, zoals omgeving, identiteit, afscheid en samenwerken. Hieruit kun je het thema zoeken dat het meest geschikt lijkt voor jouw groep. Bij iedere opdracht staat een toelichting met achtergrondinformatie over de betreffende opdracht, bijvoorbeeld over groepsprocessen of een stukje dat gebruikt kan worden bij de introductie van de activiteit aan de deelnemers. Je kunt deze gebruiken in de groep als opstap naar de opdracht of voor je eigen informatie. Bij de meeste opdrachten staan tips of suggesties voor variaties of vervolg op de opdrachten. Ook wordt er verwezen naar aansluitende opdrachten. Deze kunnen gebruikt worden als je wat langere tijd met een activiteit bezig wilt zijn. Als je met opdrachten werkt waarvoor een gekopieerde afbeelding nodig is uit de werkset kaarten, zul je die van tevoren moeten kopiëren. Bij sommige onderdelen, zoals bij opdracht 23, 26 en 37 kun je meerdere kopieën per deelnemer maken. De deelnemer heeft dan voldoende kopieën om mee te werken en meer keuzemogelijkheden. Tip
Mijn belangrijkste tip voor het gebruik van dit boek is om je te laten verrassen en die opdrachten te zoeken die je aanspreken, deze te combineren met je eigen expertise als trainer en te gebruiken in de groep.
10
inleiding
welke materialen zijn geschikt? De meeste activiteiten zijn verbaal, korte gesprekjes tussen twee of meer deelnemers. In sommige activiteiten wordt gewerkt met een schrijfopdracht of wordt er gebruikgemaakt van kaarten of projectiemateriaal. In enkele opdrachten kan gebruikgemaakt worden van potloden en tijdschriften of kan de trainer zelf kaarten maken of een voorbedrukt vel gebruiken, gekopieerd uit de set kaarten van dit boek. Dit staat aangegeven in de betreffende opdracht. Veelal volstaat een stapel A4-papier en pennen. Een aantal mogelijkheden voor materialen zijn: – A4-papier, wit en gekleurd; – potlood en pennen; – set ansichtkaarten met landschappen, steden, schilderijen, kunstwerken en mensen; – set kaarten met afbeeldingen uit tijdschriften; – set tarotkaarten A.E. Waite (zie opdracht 30); – doos met kleine voorwerpen die kunnen dienen als projectiemateriaal. Vul de doos met uiteenlopende voorwerpen als schelpen, beeldjes, poppetjes, kurken, een kastanje, kunstbloemen, een schaakstuk, veertjes, stenen, stukjes metaal, een lampje, belletje, een muntstuk, een spiegeltje, houtjes, metalen onderdeeltjes, stukjes bont, een lege glazen pot, een gloeilamp, een bijzonder bakje of doosje enzovoort.
11