Hygiëneplan Het Nederlands Gastouderbureau
INHOUD 1
WAAROM EEN HYGIËNEPROTOCOL?
3
2
HANDEN WASSEN
4
2.1
Wanneer moeten de handen gewassen worden?
4
2.2
Hoe handen wassen?
4
2.3
Wondjes
5
2.4
Nagelverzorging
5
3
6
TOILETHYGIËNE EN HET VERSCHONEN
3.1
Hygiëne tijdens het verschonen
6
3.2
Waar moet op worden gelet tijdens het verschonen?
6
3.3
Zorgen voor een schone verschoonplek
7
3.4
Reiniging verschoonkussen
7
3.5
Wanneer moet er gedesinfecteerd worden?
7
4
8
VOEDSEL EN HYGIËNE
4.1
Inkoop en ontvangst etenswaar
8
4.2
Voorraad koeling en vriezer
8
4.3
Bereiden van de broodmaaltijd
9
4.4
Meenemen van eten/voedsel thuis
9
4.5
Opruimen en afwassen
9
4.6
Schoonmaak
9
4.7
Reinigen van de fles/spenen
9
4.8
Bereiden en bewaren van fruithapjes
5
10 11
ZANDBAKKEN EN SPEELGOED
5.1
Buitenzandbak
11
5.2
Speelgoed
12
Pagina 1 van 27
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0
6
13
SCHOONMAKEN
6.1
Schoonmaakmethoden
13
6.2
Werkvolgorde
14
6.3
Aandachtspunten reinigen
14
6.4
Desinfecteren van materialen
15
7
16
HOEST EN NIESDISCIPLINE
7.1
Maatregelen
16
7.2
Zakdoeken
16
8
17
(HUIS)DIEREN EN ONGEDIERTE
BIJLAGE I VOORBEELD SCHOONMAAKSCHEMA
19
BIJLAGE II HOE OM TE GAAN MET BLOED
24
BIJLAGE III SAMENVATTING EN TIPS
25
Pagina 2 van 27
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0
1 Waarom een hygiëneprotocol? Jonge kinderen vormen een kwetsbare groep. Hun afweersysteem is nog volop in ontwikkeling. Via de andere kinderen en bijvoorbeeld door het gebruik van gezamenlijk speelgoed komen zij vaker en op jongere leeftijd in contact met allerlei ziekteverwekkers (micro-organismen) waartegen zij nog geen weerstand hebben opgebouwd. Hierdoor hebben kinderen die een gastouder bezoeken een grotere kans om een infectieziekte op te lopen dan kinderen die thuis verblijven. Onderzoek heeft aangetoond dat in een omgeving van drie of meer kinderen het aantal infecties verdubbelt. Omdat een kind infecties ook al kan verspreiden in de asymptomatische fase (waarin het kind nog geen ziekteverschijnselen vertoont), zijn hygiënemaatregelen noodzakelijk om onnodige overdracht van ziektekiemen tegen gaan. Door extra aandacht te besteden aan hygiëne kunnen gezondheidsrisico’s worden beperkt. Het gaat daarbij niet alleen om een schone leefomgeving en een goede persoonlijke hygiëne, maar tevens om het voorkomen van risicovol gedrag, waardoor micro-organismen zich kunnen vermenigvuldigen tot grote hoeveelheden. Om te voorkomen dat kinderen ziek worden is een gezonde leefomgeving (binnen- en buitenmilieu) van belang. Hierdoor blijft het aantal ziektekiemen tot een minimum beperkt. Daarnaast moet er op een verantwoorde manier met voeding worden omgegaan. Wanneer er toch sprake is van een verhoogd risico op besmetting (door bijvoorbeeld zieke kinderen, besmet voedsel of een ongeluk met een open wond), moet er op een juiste manier gehandeld worden. Door een goed beleid op bijvoorbeeld het gebied van hygiëne bij de bereiding van voedsel en wondverzorging kunnen gezondheidsrisico’s tot een minimum worden beperkt.
Pagina 3 van 27
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0
2 Handen wassen Ieder mens draagt ontelbare, al dan niet ziekmakende, micro-organismen bij zich. Een groot deel van de infecties wordt door mensen overgedragen. Om verspreiding van micro-organismen naar andere mensen tegen te gaan is een goede persoonlijke hygiëne belangrijk. Gastouders kunnen bij de verzorging van de kinderen de microorganismen van het ene kind via hun handen overbrengen naar een ander kind. Daarom is voor hen een goede persoonlijke hygiëne extra belangrijk. Ziektekiemen worden onder meer via de handen overgedragen. Een goede handhygiëne door de gastouder, maar ook door de kinderen, is een van de meest effectieve manieren om besmettingen te voorkomen. De handhygiëne verbetert door geen sieraden te dragen aan handen of polsen.
2.1
Wanneer moeten de handen gewassen worden?
Voor: het aanraken en bereiden van voedsel; het eten of het helpen bij eten; wondverzorging. Na:
2.2
hoesten, niezen en snuiten; het helpen kind op potje of toilet/billen afvegen; het verschonen van een kind; contact met lichaamsvochten zoals speeksel, snot, braaksel, ontlasting, wondvocht of bloed; buiten spelen; contact met vuil textiel of de afvalbak; schoonmaakwerkzaamheden.
Hoe handen wassen?
Handen wassen gaat als volgt: Gebruik stromend water; Maak de handen nat en doe er vloeibare zeep op; Wrijf de handen (gedurende 10 seconden) over elkaar en zorg ervoor dat water en zeep over de gehele handen worden verdeeld; Let op de kritische punten: was ook de vingertoppen goed, tussen de vingers en vergeet de duimen niet; Spoel de handen al wrijvend af onder stromend water; Droog de handen af met een schone droge handdoek. Gebruik papieren handdoeken. Indien er geen papieren maar katoenen handdoeken worden gebruikt, moeten deze minstens elk dagdeel worden vervangen. Als de handdoek vuil of nat is geworden, is tussentijds verschonen noodzakelijk.
Pagina 4 van 27
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0
2.3
Wondjes
Wondvocht en bloed kunnen een besmettingsbron zijn. Zorg dat open wondjes zijn afgedekt met een waterafstotende pleister.
2.4 Nagelverzorging Onder lange nagels, kunstnagels en geschilferde of gebrokkelde nagellak kunnen micro-organismen zich hechten en vermeerderen. Knip nagels bij voorkeur kort en gebruik liever geen kunstnagels.
Pagina 5 van 27
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0
3 Toilethygiëne en het verschonen Ontlasting en urine kunnen ziekteverwekkers bevatten, waardoor handen en sanitair besmet kunnen raken. Besmetting van handen komt veel voor en daardoor eveneens besmetting van alle contactoppervlakken in de sanitaire ruimte. Dit zijn oppervlakken die na toiletbezoek met de handen worden aangeraakt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de spoelknop, de kraan, de handdoekhouder, de lichtschakelaar of de deurkruk. Besmette oppervlakken kunnen fungeren als overdrachtsmedium. Op een later tijdstip kunnen langs deze weg overgebrachte ziekteverwekkers via handmondcontact infecties teweegbrengen. Om risico’s te beperken zijn de volgende zaken van belang: Plaats het fonteintje in het toilet; Was de handen na toiletbezoek; Gebruik vloeibare zeep en het liefst papieren (wegwerp) handdoeken; Gebruik geen potjes; Houd bij peuters toezicht om te voorkomen dat peuters vergeten de handjes te wassen. Als er toch potjes worden gebruikt dan het potje na ieder gebruik leeggooien in het toilet, omspoelen met warm water en vervolgens schoonmaken met een sopje en een aparte borstel. Droog het potje met een papieren handdoekje. Berg potjes na gebruik op. Een hangend toilet vergemakkelijkt de schoonmaak. De voorkeur gaat uit naar een gladde vloer zonder voegen die bestand is tegen urinezuur.
3.1
Hygiëne tijdens het verschonen
Het verschonen van een baby brengt risico’s met zich mee vanwege het mogelijke contact met ontlasting en urine. Er is een aanzienlijke kans dat het kind, de verzorger of de omgeving besmet raakt met ziekteverwekkers.
3.2
Waar moet op worden gelet tijdens het verschonen? Houd het verschonen strikt gescheiden van voedselbereiding door middel van aparte tafels; Verschoon kinderen op een daarvoor bestemde ondergrond; Vervang het aankleed- of verschoonkussen als het beschadigd is; Zorg dat de bekleding van het aankleedkussen goed te reinigen is; Zorg voor wasgelegenheid bij het verschonen; Gooi luiers na gebruik direct in een gesloten afvalemmer (met voetpedaal) of een luieremmer.
Pagina 6 van 27
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0
3.3
Zorgen voor een schone verschoonplek
Er zijn twee opties om het verschoonkussen schoon te houden: Optie 1 Leg een handdoek op het verschoonkussen; Gooi de handdoek na ieder kind in de was; Maak het verschoonkussen ieder dag schoon. Optie 2 Verschoon het kind op het verschoonkussen; Reinig het verschoonkussen na iedere verschoning.
3.4 Reiniging verschoonkussen
Maak een oplossing (van allesreiniger in water) in een fles of plantenspuit; Spuit of giet de oplossing op een wegwerpdoekje. Wanneer een katoenen doekje gebruikt wordt, moet dat direct na gebruik in de was; Neem na het schoonmaken het verschoonkussen met een vochtige doek af; Droog het verschoonkussen na met een wegwerpdoek of een katoenen handdoek.
Als gebruik gemaakt wordt van een plantenspuit let er dan op dat de oplossing in de plantenspuit niet vernevelt (dus van dichtbij op het doekje spuiten). Stel de spuitmond zo in dat de oplossing niet te fijn verneveld wordt. Het flesje met de oplossing dagelijks legen, omspoelen en drogen. Het verschoonkussen mag niet gereinigd worden met billendoekjes. Er blijft een vette laag op het verschoonkussen achter die een broedplaats kan zijn voor micro-organismen.
3.5
Wanneer moet er gedesinfecteerd worden?
In principe is het niet nodig het verschoonkussen te desinfecteren. Zorgvuldig huishoudelijk schoonmaken is voldoende. Na vervuiling met bloed of bloederige diarree moet het verschoonkussen wel gedesinfecteerd worden.
Maak het verschoonkussen eerst huishoudelijk schoon; Ontsmet het kussen daarna met alcohol 70%; Laat de alcohol aan de lucht drogen.
Gebruik geen geprepareerde alcoholdoekjes, maar alcohol 70% uit een fles, in combinatie met een schone droge doek.
Pagina 7 van 27
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0
4 Voedsel en hygiëne Voedselinfecties veroorzaken jaarlijks bij meer dan een miljoen mensen in Nederland maag- en/of darmklachten. Hygiënisch werken is dan ook belangrijk om een voedselinfectie te voorkomen. Instellingen en gastouders die voedsel bereiden voor anderen, moeten zich aan de wettelijke regels houden om de voedselveiligheid te kunnen waarborgen. Bij het Voedingscentrum zijn brochures te bestellen: o.a. voeding voor baby’s, van zuigeling tot peuter, peuter, -en kleutervoeding, voeding voor 4-12 jarigen.
4.1
Inkoop en ontvangst etenswaar
Let bij het kopen of ontvangen van etenswaar op de houdbaarheidsdatum en of de verpakking niet kapot is. Koude producten, zoals vlees en melk, moeten voldoende koel zijn (< 7ºC ). Ruim het binnen gekomen of gekochte etenswaar direct op.
4.2 Voorraad koeling en vriezer De temperatuur van de koelkast/vriezer moet aan de buitenkant afleesbaar zijn of leg een thermometer boven in de koelkast. De temperatuur van de koelkast moet <7ºC zijn, bij voorkeur 4ºC. De temperatuur van de vriezer moet kouder zijn of gelijk aan -18ºC. Alle producten moeten zijn voorzien van een houdbaarheidsdatum en zet nieuw binnengekomen producten altijd achteraan (first in first out). Bewaar zelf ingevroren producten niet langer dan 3 maanden en zet de voorraadkast/ koelkast/vriezer niet te vol. Bestel of koop niet te veel, houd het overzichtelijk. Verpakkingen moeten goed gesloten zijn en houd levensmiddelen en schoonmaakmiddelen van elkaar gescheiden. Let op een goede scheiding tussen rauw en bereide producten: rauwe producten onder in de koelkast en bereide producten boven in de koelkast. De koelkast moet 1x per 2 weken worden schoon gemaakt en de vriezer 1x per 3 maanden ontdooien en schoonmaken. De voorraadkast dient ongeveer 4x per jaar schoongemaakt te worden. Maandelijks moeten bovenstaande punten worden gecontroleerd, registratie geschiedt middels een schoonmaakschema (zie ook in bijlage I: voorbeeld schoonmaakschema). Etensresten (crackers/rijstwafels) moeten afgesloten worden bewaard en kruimels moeten worden opgeruimd.
Pagina 8 van 27
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0
4.3 Bereiden van de broodmaaltijd -
Was de handen. Laat ook de kinderen de handen wassen; Haal de producten zo kort mogelijk van tevoren uit de koeling; Zet alle producten op tafel en maak de porties niet te groot; Gebruik voor het pakken van de kaas, vlees een schone vork, die alleen daarvoor gebruikt wordt; Gebruik voor zoet beleg een schone lepel, niet met het tafelmes in de pot; Melkproducten niet te lang op tafel laten staan (maximaal een half uur buiten de koeling houden); Gebruikte materialen direct na het eten afwassen of in de afwasmachine zetten; Rauwe producten/ingrediënten tot minimaal 75 ºC verhitten in de kern.
4.4 Meenemen van eten/voedsel thuis Eten en drinken dat koel bewaard moet worden (bijv. melk, melkproducten, brood met kaas en/of vleeswaren) direct na ontvangst in de koelkast plaatsen. Was voordat je het eten uitdeelt eerst de handen. Aansprakelijkheid bij het zelf meenemen van eten en drinken: Ouders zijn aansprakelijk voor het voedsel en ook moedermelk wat zij van huis meenemen mits de gastouder zich aan voorschriften houdt.
4.5 Opruimen en afwassen
Ruim na het eten de tafel op; Eten en drinken wat koel bewaard moet worden in de koelkast zetten; Etensrestjes van de borden verwijderen, eventueel voorspoelen op de hand met handwarm water; Machinale afwas: afwasmachine vullen (niet te vol zetten en zo indelen dat nergens water in kan blijven staan), afwasmachine instellen op 65ºC, na afloop de schone vaat uit laten dampen en opruimen. Afwasmachine na gebruik schoonmaken (evt. etensresten uit het rooster verwijderen).
4.6 Schoonmaak
Maak de keuken altijd schoon als er eten en/of drinken is klaargemaakt; Dagelijks afvalbakken legen en wekelijks nat schoonmaken; Maak de keuken schoon volgens een schoonmaakschema.
4.7 Reinigen van de fles/spenen Gebruik van kind gebonden flessen: Maak flessen en spenen na iedere voeding goed schoon; Kook flessen en spenen die voor poedervormige zuigelingenvoeding of moedermelk zijn gebruikt dagelijks gedurende drie minuten uit (spenen één minuut); Bij gebruik van een afwasmachine; maak alleen gebruik van de vaatwasmachine die een speciaal desinfecteerprogramma (bij professionele afwasmachines) heeft. Dit geldt voor het reinigen van flessen van kinderen tot en met zes maanden. Reinig flesjes van oudere kinderen, die uitsluitend worden gebruikt voor melk, vruchtensap of water, in een normale vaatwasmachine;
Pagina 9 van 27
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0
Kook de flesjes van oudere kinderen, die uitsluitend worden gebruikt voor melk, vruchtensap of water, wekelijks uit.
Flessen voor algemeen gebruik Kook de fles, wanneer de kinderen geen eigen fles hebben, na ieder gebruik uit. Bewaar de schone flessen omgekeerd op een schone, droge doek.
4.8 Bereiden en bewaren van fruithapjes Fruithapjes kunnen, indien gewenst, één keer per dag worden gemaakt. Dek het geschilde, gesneden of geprakte fruit goed af; Bewaar het in een goed sluitende koelkastdoos in de koelkast; Haal de benodigde hoeveelheid er ongeveer vijftien minuten voor gebruik uit en zet de rest terug in de koelkast; Zet een gedeeltelijk opgegeten fruithapje niet terug in de koelkast, maar gooi de rest weg; Gooi het geschilde, gesneden of geprakte fruit aan het einde van de dag weg. Schoongemaakt fruit kan snel verkleuren. Dit kan geen kwaad. Verkleuring kan eventueel worden voorkomen door het fruit te vermengen met een beetje citroensap.
Pagina 10 van 27
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0
5 Zandbakken en speelgoed Zand van (buiten)zandbakken kan op verschillende manieren verontreinigd zijn. In de zandbakken kunnen biologische verontreinigingen worden aangetroffen zoals etensresten en natuurlijk materiaal zoals bladeren en gras. Deze verontreinigingen zijn op zichzelf niet gevaarlijk. Er is wel een risico dat muizen, ratten en vogels op de etensresten afkomen, waardoor uitwerpselen in het zand terechtkomen. Limonade en snoep kunnen mieren, wespen en bijen aantrekken. Deze insecten leveren naast ongemak ook gevaar op door steken.
5.1
Buitenzandbak
Het zand kan vervuild zijn met uitwerpselen van honden en katten. Honden en katten hebben vaak spoelwormen. De eitjes van deze wormen kunnen via de ontlasting in het zand terechtkomen. Via handmondcontact kunnen kinderen worden besmet met de eitjes van de wormen. De verschijnselen zijn meestal licht. Soms treden echter langdurig klachten op. Ziekteverschijnselen na besmetting zijn griepachtige klachten, koorts, buikklachten en prikkelhoest. Er kunnen long- en leverklachten optreden. Bij kinderen met een allergische aanleg kunnen astmatische klachten eerder tot uiting komen. Ook kunnen zich in de zandbak verontreinigingen bevinden, zoals stenen, bouwafval, straatvuil, glas, plastics, blikjes en sigarettenpeuken. Om gezondheidsrisico’s in te perken is het belangrijk dat preventieve maatregelen worden getroffen. De belangrijkste maatregel is het weren van katten en honden uit de zandbak. Daarbij is onderstaande van belang:
Span een vocht doorlatende afdekking over de zandbak waarmee wordt voorkomen dat honden en katten gebruik maken van de zandbak; Let erop dat er een ruimte van ongeveer tien centimeter tussen het net en het zand overblijft; Inspecteer visueel het zand voor gebruik, indien het niet wordt afgedekt; Schep uitwerpselen van honden en katten met ruim zand eromheen weg; Gebruik buitenspeelgoed niet binnen; Voorkom dat kinderen eten of drinken in de zandbak. Zoetigheid trekt mieren, wespen en bijen aan; Plaats de zandbak bij voorkeur half in de schaduw en half in de zon; Plaats een zandbak nooit in een donkere hoek of op een vochtige plaats; Laat kinderen na het spelen in het zand de handen wassen.
Tips: Met een hark kan eenvoudig worden gecontroleerd of er verontreinigingen in het zand aanwezig zijn. Plaats een zandtafel in het midden van de zandbak. Dit zorgt ervoor dat het net boven het zand gespannen blijft. Bijkomend voordeel is dat de kinderen met zand op de zandtafel spelen in plaats van op de rand van de zandbak, hierdoor zal er minder zand buiten de zandbak terechtkomen.
Pagina 11 van 27
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0
Roosters of ringmatten voor de ingang voorkomen dat kinderen vuil naar binnen lopen. Doe bewegingsspelletjes met de kinderen voor het weer naar binnen gaan. Hierdoor valt het zand van de kleren af en wordt niet mee naar binnen genomen. Wanneer moet het zand worden ververst? Het is niet noodzakelijk dat het zand jaarlijks wordt ververst. Verschonen is noodzakelijk als er in het zand uitwerpselen van honden of katten worden aangetroffen, die er mogelijk langer dan drie weken in hebben gelegen (na een vakantieperiode bijvoorbeeld), dit omdat de ontwikkeling tot het besmettelijke stadium van de spoelwormeitjes die in de ontlasting aanwezig kunnen zijn drie tot vier weken duurt.
5.2
Speelgoed
Het is van belang het speelgoed waarmee het kind/kinderen gespeeld hebben goed te reinigen. Kinderen hebben de gewoonte veel spullen in de mond te nemen, daarom is het van belang deze ook voor gezondheidsredenen dagelijks af te nemen. Indien mogelijk met alcohol maar in veel gevallen met warm tot heet watersopje.
Pagina 12 van 27
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0
6 Schoonmaken Door efficiënt te reinigen worden de meeste micro-organismen verwijderd. Na verwijdering van vuil is de voedingsbodem weg, zodat de kans op groei van microorganismen afneemt. Dwarrelende stofdeeltjes kunnen ademhalingsmoeilijkheden opleveren bij astmapatiënten. Door goed schoonmaken wordt het aantal stofdeeltjes verlaagd. Was textiel (beddengoed maar ook bijvoorbeeld box kleden, verkleedkleren en knuffels) regelmatig op 60°C om de hoeveelheid allergenen en huisstofmijten in textiel te reduceren. In een normale situatie is goed en regelmatig reinigen voldoende om besmettingsrisico’s tot een aanvaardbaar niveau te beperken. De frequentie waarmee gereinigd moet worden is afhankelijk van de snelheid en de mate van vervuiling van de verschillende ruimten. Voor reinigen gelden de volgende principes: Verwijder zichtbare verontreinigingen direct; Reinig oppervlakken, hulpmiddelen en materialen periodiek omdat ze door gebruik onzichtbaar besmet kunnen raken. Stel hiervoor een schoonmaakschema op.
6.1
Schoonmaakmethoden
Droog schoonmaken Stof afnemen Gebruik hiervoor een stofbindende of vochtige doek. Zo wordt voorkomen dat stof in de lucht gaat dwarrelen. Stofwissen Dit is het schoonmaken van een gladde vloer met een stofwisapparaat en een stofbindende wegwerpdoek. Hiermee worden stof en losliggend vuil verwijderd. Stofzuigen Stofzuigen is ideaal voor het schoonmaken van tapijt. Het nadeel van stofzuigen is dat zeer fijne stofdeeltjes via de uitgeblazen lucht in de ruimte terechtkomen.
Zuig wanneer kinderen er niet zijn, tenzij de stofzuiger van een speciaal filter is voorzien; Ventileer altijd tijdens het stofzuigen.
Wanneer een vloer met een bezem wordt geveegd wervelt stof op. Het (fijn)stof daalt op een later tijdstip weer neer in de ruimte. Vegen is zodoende weinig efficiënt. Beperk daarom het gebruik van een bezem.
Pagina 13 van 27
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0
Nat schoonmaken Maak meubilair en voorwerpen schoon met een sopje van een huishoudelijk schoonmaakmiddel; Maak vloeren schoon met een dweil of een mop (dweil aan een stok): een mopwagen heeft twee emmers. Een voor het schone sopwater en een voor het vuile gebruikte water. Bij reinigen is een goede volgorde van cruciaal belang. Werk altijd van schoon naar vuil. Start bijvoorbeeld in de slaapruimte, poets dan de ‘groepsruimte’ en eindig in de sanitaire ruimte. Gebruik schoonmaakmaterialen na een vuil gedeelte niet weer voor een schoon gedeelte.
6.2 Werkvolgorde 1. In principe schoonmaken voordat de kinderen komen of erna; 2. Begin met schoon schoonmaakmateriaal; 3. Eerst droog reinigen. Werk van schoon naar vuil en van hoog naar laag. Eerst stof afnemen, vervolgens de vloer stofwissen of zuigen; 4. Maak een emmer met sopwater klaar. De temperatuur van het sopwater moet handwarm zijn om te zorgen dat het schoonmaakmiddel goed oplost. Zorg voor een juiste dosering. Lees goed de gebruiksaanwijzing op de verpakking. Meng verschillende schoonmaakmiddelen nooit met elkaar, dit kan gevaarlijk zijn en de werking verminderen; 5. Vervolgens nat reinigen: nat afsoppen of onderdompelen, naspoelen met heet water en nadrogen met een schone doek. Denk aan vingertasten, deurkrukken, kranen, doorspoelknoppen, afvalbakken, et cetera; 6. Maak daarna een emmer met sop klaar om de vloer te dweilen. Vul ook een emmer met alleen water waarin de mop kan worden uitgespoeld. Volgorde van schoonmaken: maak altijd eerst de minst vuile ruimte schoon en vervolgens de vuilere ruimten. Neem zowel voor de keuken als voor de douche- en de toiletruimte altijd schoon sop. Na het soppen van de vloer naspoelen met water en eventueel nadrogen. Bij voorkeur aan de lucht laten drogen; 7. Als het sopwater zichtbaar vervuild is, moet het tussendoor ververst worden; 8. Na afloop van het schoonmaken het sopwater direct weggooien in een uitstortgootsteen. Als die er niet is, gebruik dan het toilet (en vergeet niet daarna het toilet schoon te maken).
6.3 Aandachtspunten reinigen
Gebruik schoon materiaal (schone doeken, schone wisser etc.); Gebruik alleen wegwerpsponsen; Maak eerst droog schoon. Werk hierbij altijd van schoon naar vuil en van hoog naar laag; Zorg voor een juiste dosering van schoonmaakmiddelen; Zichtbaar vervuild sopwater moet tussendoor ververst worden; Reinig schoonmaakmaterialen na gebruik. Was doeken op 60°C en laat het schoonmaakmateriaal aan de lucht drogen. Laat nooit natte sopdoeken en dweilen in emmers achterom uitgroei van bacteriën te voorkomen. Vervang de filter van de stofzuiger volgens het voorschrift van de fabrikant.
Pagina 14 van 27
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0
Besteed extra aandacht aan het reinigen van handcontactpunten, zoals kranen, lichtknopjes, deurkrukken en doorspoelknoppen. Via deze oppervlakken kunnen ziekteverwekkers gemakkelijk worden overgedragen.
6.4 Desinfecteren van materialen In situaties waarbij een verhoogd risico op besmetting aanwezig is, moet desinfectie toegepast worden:
Desinfecteer als een oppervlak met bloed (bijvoorbeeld uit bloedneus of wondjes) verontreinigd is; Desinfecteer als een oppervlak is verontreinigd met bloederige diarree of braaksel; Desinfecteer in bijzondere situaties (zoals bij een epidemie) op advies van de GGD.
Desinfectie is alleen afdoende wanneer er voorafgaand goed gereinigd is. Een desinfecteermiddel moet strikt volgens voorschrift worden gebruikt. De juiste volgorde van handelingen, een juiste dosering, voldoende inwerktijd en goed naspoelen en drogen, zijn bepalend voor de effectiviteit en veiligheid van het proces. Landelijk beleid is om niet te desinfecteren waar reiniging voldoende is. Gebruik een zo beperkt mogelijk pakket aan desinfectiemiddelen. Alcohol 70% Desinfecteer alleen na goede reiniging; Desinfecteer oppervlakken kleiner dan ½ m², zoals een aankleedkussen, speelgoed of de thermometer, die met bloed of bloederige diarree of braaksel zijn bevuild, met alcohol 70%. Laat het oppervlak na desinfectie aan de lucht drogen. Chloortabletten Desinfecteer alleen na goede reiniging; Desinfecteer grotere oppervlakken die met bloed of bloederige diarree of braaksel zijn bevuild, met een chlooroplossing (chloortabletten); Laat het oppervlak na desinfectie aan de lucht drogen. Huishoudchloor (bleekwater) mag niet worden gebruikt om te desinfecteren. Huishoudchloor is instabiel qua samenstelling en leidt niet tot adequate desinfectie. Bovendien is het middel niet toegelaten als desinfectiemiddel. De gewenste dosering bij het gebruik van chloortabletten is afhankelijk van het type ziekteverwekker dat bestreden moet worden. Gebruik chloortabletten daarom alleen na overleg met de GGD. Gebruik alleen wettelijk toegelaten desinfectiemiddelen. Middelen zoals Dettol, Lysol en Lyorthol mogen niet voor desinfectie van oppervlakken worden gebruikt, omdat ze niet (meer) wettelijk zijn toegelaten voor desinfectie.
Pagina 15 van 27
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0
7 Hoest en niesdiscipline Ziekteverwekkers uit de neus, mond en keel kunnen zich op verschillende manieren verspreiden. Door hoesten en niezen worden ziekteverwekkers via onzichtbare speekseldeeltjes verspreid in de lucht. Als deze vochtdruppeltjes door een ander worden ingeademd, nestelen de ziektekiemen zich bij deze persoon in de neus, mond, keel of longen met mogelijk ziekte tot gevolg. Wanneer de hand voor de mond wordt gehouden, kan besmetting optreden via de handen. Een andere verspreidingsweg is via snot of slijm. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een kind dat een snottebel wegveegt en met het vuile handje speelgoed vast pakt. Via het ‘besmette’ speelgoed kan een ander kind op een later tijdstip besmet raken.
7.1
Maatregelen
De volgende maatregelen kunnen ook de kinderen aangeleerd worden:
7.2
Hoest of nies niet in de richting van een ander; Leer de kinderen het hoofd weg te draaien of het hoofd te buigen; Houd tijdens het hoesten of niezen de hand of de binnenkant van de elleboog voor de mond; Was de handen na hoesten, niezen of neus afvegen; Voorkom snottebellen door de kinderen op tijd de neus af te laten vegen; Tevens is het belangrijk de ruimten voldoende te ventileren en te luchten.
Zakdoeken
Bij het afvegen van de neus komen er ziekteverwekkers op de zakdoek en de handen. Hergebruikte zakdoeken zijn een onderschatte besmettingsbron. In een warme (broekzak) en vochtige omgeving gedijen micro-organismen goed. Bij hergebruik van de vuile zakdoek is er een reële kans dat besmetting via de handen wordt overgedragen.
Gebruik altijd papieren zakdoeken of tissues en gooi die na gebruik weg. Was de handen na het verwijderen van bv snot bij kind/kinderen of eigen.
Pagina 16 van 27
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0
8 (Huis)dieren en ongedierte Ook via dieren en ongedierte kunnen micro-organismen zich verspreiden. Naast het overbrengen van ziekten kunnen dieren ook andere problemen veroorzaken (bijvoorbeeld muggen- en wespensteken). Ook zijn veel kinderen allergisch voor dieren. Houd daar als gastouder rekening mee. Kinderboerderij Wanneer een gastouder in de buurt van een kinderboerderij woont, is het leuk om daar met de kinderen naartoe te gaan. Vraag altijd bij de ouders na of zij het goed vinden dat hun kind meegaat naar de kinderboerderij. Mogelijk willen zij dat niet in verband met een allergie. Laat de kinderen niet alleen bij de dieren om bijtverwondingen te voorkomen. De kinderen mogen de dieren gerust aaien, maar let erop dat ze daarna niet de handen in de mond steken. Na afloop van het bezoek goed de handen wassen en de voeten vegen. Vliegen Vliegen zijn met name een probleem in de keuken. Vliegen kunnen micro-organismen meebrengen op de pootjes en deze overbrengen op eten wanneer ze daar op zitten. Zorg daarom voor een hor voor de ramen. Maak eventueel gebruik van een blauwe vliegenlamp. Vliegen komen op het blauwe licht af, vliegen tegen een rooster en worden gedood. Een vliegenlamp moet goed worden schoongehouden. Wespen/bijen Wespen en bijen veroorzaken nare steken. Voorkom wespen en bijen in de ruimten door horren voor de ramen te plaatsen, met name in de slaapruimten. Laat kinderen niet buiten eten of drinken (ook geen ijsjes). Controleer de kinderen voor het naar buiten gaan op plakkerige handen en monden. Wanneer een kind gestoken is direct de angel verwijderen met een pincet en het gif uitzuigen met een speciaal spuitje (verkrijgbaar bij de apotheek). Bij een wespensteek helpt het om azijn op het wondje te deppen. Bij een bijensteek helpt het om ammoniak op het wondje te deppen. Daarna eventueel een ijsblokje op het wondje leggen ter verkoeling. Er zijn tegenwoordig ook verkoelende stiften verkrijgbaar die je op het wondje kunt aanbrengen (verkrijgbaar bij apotheek). Neem deze spullen ook mee als u een dagje met de kinderen weggaat. Sommige kinderen kunnen allergisch reageren op een wespen- of bijensteek. Wees hier alert op. Mieren Om mieren te voorkomen moet u zorgen dat de ruimten goed zijn schoongemaakt. Zorg dat etensresten goed verpakt en afgedekt zijn. Bij extreme overlast het mierenhol opzoeken en overgieten met heet water en sop. Bij gebruik van mierenlokdoosjes erop letten dat deze altijd buiten bereik van kinderen moeten zijn.
Pagina 17 van 27
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0
Zilvervisjes Zilvervisjes houden van vochtige, donkere ruimten. Ze voeden zich met zetmeelhoudende producten en gedijen goed bij kamertemperatuur. Vaak zie je ze onder in aanrechtkastjes in douches, etc. De enige remedie tegen zilvervisjes is de ruimte goed schoon en droog te houden. Zorg voor voldoende ventilatie. De zilvervisjes doen overigens geen kwaad. Muggen Muggen veroorzaken nare steken. Voorkom muggen in de ruimten door horren voor de ramen te plaatsen, met name in de slaapruimten. Smeer de kinderen - na overleg met de ouders - eventueel in met anti-muggenmelk, dit is bij de apotheek of drogist verkrijgbaar. Wanneer u kiest voor een muggenmelk met deet als werkzaam bestanddeel dan mag dit maximaal een 30% concentratie zijn. Wanneer een kind gestoken is eventueel het gif uitzuigen met een speciaal spuitje en een verzachtende crème aanbrengen (beide verkrijgbaar bij de apotheek). Wanneer er sprake is van extreme overlast door ongedierte kan advies worden gevraagd bij de afdeling ongediertebestrijding van de gemeente. Muizen Muizen kunnen micro-organismen verspreiden, voedselvoorraden bevuilen met uitwerpselen en urine en knaagschade aanbrengen aan diverse producten en materialen. Muizen zijn alleseters, maar kunnen lange tijd zonder drinken overleven. Om muizen te voorkomen, zorg dat ventilatieopeningen maximaal 0,5 cm breed zijn. Gaten en kieren in muren en wanden goed dichten. Zorg dat er geen voedselresten achterblijven. Maak na afloop van het eten zorgvuldig schoon. Leeg dagelijks de vuilniszakken. Teken Teken zijn kleine spinachtige beestjes die vooral in bomen en struiken zitten. Ze variëren in grootte van een halve tot enkele millimeters. Ze worden zelden groter dan een centimeter. Teken zijn parasieten. Ze leven van bloed dat ze opzuigen bij mensen en dieren. Sommige teken zijn besmet met een bacterie, die via een beet kan worden overgebracht op mensen. Op deze manier kan men de ziekte van Lyme (Lyme’s disease) oplopen. Teken gaan graag op plaatsen gaan zitten waar de huid zacht, vochtig en warm is. Je kunt ze aantreffen achter de oren in de haren, tussen huidplooien, tussen tenen en vingers, in de knieholte, onder de elastiek van ondergoed of kousen, maar ook op andere plaatsen. Met de tekenpen kun je makkelijk de hele teek verwijderen. Is de teek verwijderd houd dan gedurende 20 dagen de plek in de gaten. Ontstaat er een rode kring om het plekje consulteer dan even een huisarts.
Pagina 18 van 27
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0
Bijlage I Voorbeeld schoonmaakschema Wat
frequentie
methode
extra opmerkingen
dagelijks wekelijks maandelijks anders Algemeen Vloeren (gladde)
X
droog en nat schoonmaken
stofwissen en dweilen
Vloeren (tapijt)
X
stofzuigen
2x per jaar shampoorellen
Wanden tot 1.20 m = kinderhoogte
X
nat schoonmaken
Wanden boven 1.20 m
4x per jaar
nat schoonmaken/ stofdraden verwijderen
Plafond
4x per jaar
stofdraden verwijderen
Deuren
X
nat schoonmaken
Ramen
4x per jaar
nat schoonmaken
Radiatoren/randen/ richels
4x per jaar
stofzuigen en nat schoonmaken
Vensterbank
X
Ventilatieroosters en afzuigkappen
nat schoonmaken 4x per jaar
Aircosystemen met waterreservoir
van een centraal ventilatiesysteem moet de filter een keer in de zoveel tijd vervangen worden (zie hiervoor de gebruiksaanwijzing apparaat)
Gordijnen
Pagina 19 van 27
nat schoonmaken
2x per
Hygiëneplan Het NGB 2011
Wassen
ngb1.0
denk aan deurklinken en lichtknopjes
Wat
frequentie
methode
extra opmerkingen
nat schoonmaken
afhankelijk van type
dagelijks wekelijks maandelijks anders jaar Lamellen/ jaloezieën
2x per jaar
Telefoon
X
nat schoonmaken
Afvalbakken
X
nat schoonmaken
dagelijks legen
Speelruimten Speel- en werkvlakken (stoelen, tafels)
X
Kasten/planken binnen reikhoogte
nat schoonmaken X
nat schoonmaken
Kasten/planken buiten reikhoogte
4x per jaar
nat schoonmaken
Deurmat
X
stofzuigen of uitkloppen
Speelgoed: in de mond
X
nat schoonmaken
Speelgoed: niet in de mond
X
nat schoonmaken
bij zichtbare verontreiniging, direct
Knuffelbeesten
X
wassen
bij zichtbare verontreiniging, direct
Verkleedkleren
X
wassen
Box Boxkleed/matras
X X
Hoezen om matrassen en banken Verschoonhoek
nat schoonmaken wassen X
X
Thermometer
Pagina 20 van 27
wassen
bij zichtbare verontreiniging, direct
nat afnemen
verschoonkussen
na desinfecteren gebruik met alcohol 70%
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0
ook na gebruik met hoesjes!
Wat
frequentie
methode
extra opmerkingen
wassen
bij zichtbare verontreiniging, direct
dagelijks wekelijks maandelijks anders Theedoeken, handdoeken en vaatdoekjes
ieder dagdeel
Watertafel
na nat gebruik schoonmaken en goed drogen
Keuken Deurklinken/handgrepen
X
nat schoonmaken
Kastjes Aanrecht/wasbak
X X
nat schoonmaken nat schoonmaken
Koelkast
1x per 2 nat weken schoonmaken
Magnetron/oven
na nat gebruik schoonmaken
Keukenmaterialen
na nat gebruik schoonmaken
Snijplank
na nat gebruik schoonmaken
Broodtrommel
X
Afzuigkap
Filter vaatwasser
nat schoonmaken X
X
nat schoonmaken
etensresten verwijderen
Slaapkamer Bedjes
Pagina 21 van 27
X
Hygiëneplan Het NGB 2011
nat
ngb1.0
afhankelijk van het gebruik: metalen filters 1x per week nat schoonmaken kunststof filters 1x per 3 maanden vervangen
Wat
frequentie
methode
extra opmerkingen
dagelijks wekelijks maandelijks anders schoonmaken Beddengoed (ieder kind een eigen bedje)
Beddengoed (meerdere kinderen per bedje)
X
wassen SYMBOL bij zichtbare 179 \f "Symbol" \s verontreiniging, 10³ 60°c direct
X
wassen SYMBOL bij gebruik van 179 \f "Symbol" \s persoonsgebon10³ 60°c den slaapzak hoeft tussendoor alleen het hoofddoekje te worden verschoond; anders bij iedere wisseling al het beddengoed verwisselen
Dekbedden/ dekens
4x per jaar
wassen SYMBOL 179 \f "Symbol" \s 10³ 60°C
Sanitair Deurklinken/ handgrepen
X
nat schoonmaken
Toiletten
na ieder nat dagdeel schoonmaken
Douche/bad
na nat gebruik schoonmaken
Katoenen handdoek
miniwassen SYMBOL bij zichtbare maal na 179 \f "Symbol" \s verontreiniging, ieder 10³ 60°C direct dagdeel
Potjes
na nat gebruik schoonmaken
Wastafels/kranen
Pagina 22 van 27
X
nat
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0
denk ook aan: doorspoelknop, lichtknopje
Wat
frequentie
methode
extra opmerkingen
dagelijks wekelijks maandelijks anders schoonmaken Buitenruimte Zandbak
A) zandbak afdekken met een net B) zichtbare verontreiniging direct verwijderen C) 1x per jaar zand verversen
Buitenspeelgoed
4x per jaar
nat schoonmaken
Schoonmaakmaterialen Werkkast
X
nat schoonmaken
Mop, doekjes
X
wassen SYMBOL 179 \f "Symbol" \s 10³ 60°C
Emmers
X
nat schoonmaken en droog wegzetten
Pagina 23 van 27
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0
bij zichtbare verontreiniging vaker
Bijlage II Hoe om te gaan met bloed Wat is het risico van bloed? In bloed kan een virus aanwezig zijn zoals het hepatitis B virus of het hiv-virus. Besmetting met deze virussen vindt bij kinderen in de regel voor, tijdens of kort na de geboorte plaats. De meeste kinderen hebben geen klachten en vaak is niet eens bekend dat ze besmet zijn. Via bloed-bloedcontact kunnen de virussen op anderen worden overgedragen (bij bloed-bloedcontact komt het bloed van de ene persoon direct in contact met het bloed van een andere persoon, bijvoorbeeld als iemand zich prikt aan een gebruikte injectienaald). De kans op besmetting is klein en besmetting vindt niet plaats als de huid intact is. Het hepatitis B-virus en het hiv-virus zijn niet overdraagbaar via: aanraken of zoenen gebruik van gezamenlijk servies contact met urine, ontlasting, speeksel, braaksel, traanvocht of zweet, zolang er geen zichtbaar bloed aanwezig is Welke maatregelen kun je nemen om bloedoverdraagbare aandoeningen te voorkomen? 1. Algemene hygiënemaatregelen. 2. Specifieke maatregelen. Geen gezamenlijk gebruik van tandenborstels, nagelschaartjes of vijltjes. Wegwerphandschoenen dragen bij elk contact met bloed, wondvocht of lichaamsvochten die zichtbaar met bloed zijn vermengd. Wondjes afdekken met een waterafstotende pleister. Verwijderen van gemorst bloed: o met handschoenen aan bloed opnemen met een papieren tissue, de ondergrond schoonmaken met water en zeep en daarna desinfecteren met alcohol 70%. o met bloed bevuilde kleding en linnengoed wassen op 60°C. Indien dit niet mogelijk is op het langste programma van 40°C wassen. Wat moet je doen als er toch bloedcontact is geweest? Wond goed uitspoelen en desinfecteren met betadinejodium. GGD bellen met de vraag of er aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Bijten Ook als een kind een ander kind tot bloedens toe bijt is er een klein risico op het overdragen van bloedoverdraagbare aandoeningen. Dan geldt hetzelfde advies:
Wond goed uitspoelen en desinfecteren met betadinejodium (geen jodium gebruiken in de mond). GGD bellen met de vraag of er aanvullende maatregelen nodig zijn.
Pagina 24 van 27
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0
Bijlage III Samenvatting en tips Persoonlijke hygiëne 1. De handen worden regelmatig door de gastouder gewassen met vloeibare desinfecterende zeep, in ieder geval: o Na toiletbezoek o Na verschonen van een kind o Na helpen kind op potje of toilet o Voor het eten, drinken of bereiden van voedsel 2. Na het eten worden de kinderen gewassen met voor ieder kind aparte schone doekjes. 3. Kinderen worden geleerd de handen te wassen na toiletbezoek en voor het eten. 4. De ruimte waar de baby wordt verschoond wordt na iedere handeling schoongemaakt. 5. Handdoeken, theedoeken en vaatdoekjes worden dagelijks vervangen. 6. Ieder kind gebruikt eigen bord, lepel, mes en vork. 7. Ieder kind dat bij de gastouder slaapt heeft eigen beddengoed, om de kans op besmetting met andermans ziektekiemen te voorkomen. Keuken 1. De koelkast is schoon. 2. Let bij verpakte levensmiddelen op de uiterste gebruiksdatum. 3. Indien er gekookt wordt in aanwezigheid van de kinderen moeten een aantal veiligheidsmaatregelen in acht worden genomen: o plaats een fornuisrekje; o stelen naar achteren laten wijzen tijdens het koken; o zoveel mogelijk de achterste pitten gebruiken; o plaats een ovenruit beschermer (als ruit van de oven warm wordt); o zorg dat de kinderen niet bij de waterkoker kunnen; o geen opstapjes of krukjes in de keuken plaatsen; o lucifers en aanstekers opruimen (op een onbereikbare plek voor kinderen). Speelgoed 1. Speelgoed wordt regelmatig gereinigd en verkleedkleren worden gewassen, plastic en houten speelgoed wordt met een vochtige doek afgenomen. 2. Er wordt alleen gebruik gemaakt van speelgoed dat voldoet aan de veiligheidsnormen. Hygiëne verblijfsruime 1. Reinig vloer en meubilair dagelijks, liefst op momenten dat er geen kinderen zijn; 2. Reinig de hoger gelegen oppervlakten wekelijks; 3. Reinig verticale oppervlakten maandelijks; 4. Besteed bij meubilair op poten extra aandacht aan een goede schoonmaak per meubelstuk; 5. Gebruik geen verf, vlekkenwater of boenwas, spuitbussen, wasbenzine, terpentine, verfafbijtmiddelen of andere chemicaliën met oplosmiddel, waar kinderen bij zijn; 6. Gebruik geen sterk geurende middelen, gebruik reinigingsmiddelen met zo weinig mogelijk geur; 7. Voorkom onnodig lawaaioverlast door een televisie of radio: alleen gericht gebruiken; 8. Kies bloemen/planten die allergiearm zijn; 9. Verschoon potgrond jaarlijks.
Pagina 25 van 27
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0
Baby voeding 1. Moedermelk Laat bevroren moedermelk altijd langzaam ontdooien voor het opwarmen (ontdooien ruim van te voren achter in de koelkast of in stromen lauwwarm water); Bewaar ontdooide moedermelk in de koelkast en gebruik deze binnen 24 uur; Vries ontdooide moedermelk niet meer opnieuw in; Gooi restjes weg. Verwarm kleine hoeveelheden en gooi teveel opgewarmde restanten melk weg; Let er op dat de moedermelk niet warmer wordt dan 35 °C, dus zorg ervoor dat het water in de flessenwarmer niet warmer is dan 35 °C! Als het opwarmwater namelijk warmer is, wordt de moedermelk toch plaatselijk té heet; Flessenwarmers die lekker snel ('in minder dan twee minuten') de moedermelk in de fles op 35 °C brengen, deugen niet Houd opgewarmde moedermelk niet warm in verband met mogelijke bacteriegroei en eventuele voedselvergiftiging; Verwarm of vries opgewarmde moedermelk nooit opnieuw in; Gebruik altijd etiketten en schrijf daarop op welke dag er is gekolfd; Geef de 'oudste' melk eerst. We raden je af om de moedermelk in de magnetron op te warmen, tenzij je deze instructies heel zorgvuldig opvolgt Gebruik voor het opwarmen uitsluitend een zéér laag vermogen; bijvoorbeeld 200 Watt Schud de melk tijdens het verwarmen rustig twee keer; de temperatuur kan in de hotspots 15 °C hoger zijn dan in de rest van de melk en dat moet voorkomen worden Schud de melk nogmaals rustig voordat je deze aan je baby geeft 2.
Kant en klare kunstvoeding Flesjes en spenen moeten voor gebruik worden gesteriliseerd; Restanten kunstvoeding kunnen niet worden bewaard; Kan het beste worden opgewarmd in de magnetron; Indien een flessenwarmer wordt gebruikt: na iedere voeding moet deze worden geleegd, gereinigd en gedroogd.
3.
Kunstvoeding in poedervorm Blikken poeder moeten droog en afgesloten worden bewaard; Flessen spenen moeten voor gebruik worden gesteriliseerd; Restanten kunstvoeding kunnen niet worden bewaard; Bereide kunstvoeding moet direct worden gebruikt en dus niet worden bereid voor de hele dag; Kan het beste worden opgewarmd in de magnetron; Indien een flessenwarmer: na ieder gebruik legen, reinigen en drogen.
Voeding De gastouder en de ouder(s) maken afspraken over de voeding. In ieder geval aan bod komt: wel/niet snoepen, broodbeleg en eventuele voedsel allergieën.
Pagina 26 van 27
Hygiëneplan Het NGB 2011
ngb1.0