Bestemmingsplan
HUISSENSCHE WAARDEN Gemeente Lingewaard
REGELS NL.IMRO.1705.25-VA01
INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1: Inleidende regels ...........................................................................................................................................................3 Artikel 1 Begrippen ......................................................................................................................................................................3 Artikel 2 Wijze van meten.............................................................................................................................................................9 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels ......................................................................................................................................................11 Artikel 3 Agrarisch met waarden ................................................................................................................................................11 Artikel 4 Bedrijventerrein ...........................................................................................................................................................13 Artikel 5 Natuur..........................................................................................................................................................................16 Artikel 6 Recreatie.......................................................................................................................................................................18 Artikel 7 Verkeer ........................................................................................................................................................................19 Artikel 8: Water .........................................................................................................................................................................20 Artikel 9 Wonen .........................................................................................................................................................................22 Artikel 10 Leiding – Gas..............................................................................................................................................................24 Artikel 11 Leiding – Hoogspanningsverbinding...........................................................................................................................25 Artikel 12 Leiding – Leidingstrook...............................................................................................................................................27 Artikel 13 Leiding – Riool ...........................................................................................................................................................29 Artikel 14 Leiding – Water...........................................................................................................................................................31 Artikel 15 Waarde – Archeologie.................................................................................................................................................33 Artikel 16 Waterstaat – Waterkering ..........................................................................................................................................35 Artikel 17 Waterstaat - Waterstaatkundige functie......................................................................................................................37 Hoofdstuk 3: Algemene regels..........................................................................................................................................................39 Artikel 18 Anti-dubbeltelregel ....................................................................................................................................................39 Artikel 19 Algemene bouwregels................................................................................................................................................40 Artikel 20 Algemene gebruiksregels...........................................................................................................................................41 Artikel 21 Algemene aanduidingsregels ......................................................................................................................................42 Artikel 22 Algemene afwijkingsregels..........................................................................................................................................50 Artikel 23 Algemene wijzigingsregels .........................................................................................................................................51 Artikel 24 Algemene procedureregels..........................................................................................................................................52 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels ............................................................................................................................................53 Artikel 25 Overgangsrecht .........................................................................................................................................................53 Artikel 26 Slotregel ....................................................................................................................................................................54 Bijlagen.......................................................................................................................................................................................55
HOOFDSTUK 1: INLEIDENDE REGELS Artikel 1 Begrippen In deze regels wordt verstaan onder: plan het bestemmingsplan ‘Bestemmingsplan Huissensche Waarden 2012’ van de gemeente Lingewaard; verbeelding de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie met het nummer NL.IMRO.1705.25.VA01; bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1705.25.VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen; aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; aan-huis-verbonden beroep een dienstverlenend beroep, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; aan-huis-verbonden bedrijf een bedrijf, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; agrarisch bedrijf een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren; agrarisch medegebruik agrarische bedrijfsactiviteiten, die geen specifiek beslag leggen op de ruimte; ander-werk een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid; 3
archeologisch deskundige de regionaal archeoloog of een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg; archeologische waarde een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden; archeologisch onderzoek het verrichten van werkzaamheden met als doel het verzamelen van kennis en wetenschap van bekende of verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden; bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; bebouwingspercentage een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; bedrijf een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen; bedrijfswoning een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daarin, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is; beheerplan het plan met alle daarbij behorende stukken dat omvat hoe binnen het inrichtingsgebied terreinen, groen en water beheerd, gebruikt en onderhouden moeten worden. Het beheerplan maakt onderdeel uit van vergunningsaanvragen en wordt vastgesteld en tijdens de uitvoering gecontroleerd door het bevoegd gezag. bestaand a.
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend; b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat. bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak; 4
bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; bevoegd gezag bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning; bijgebouw een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw; bos terrein met natuur en landschappelijke waarde, begroeid met bomen al dan niet voor houtproductie en beheer; bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; bouwgrens de grens van een bouwvlak; bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; cultuurhistorische waarden kenmerkende historische elementen, zoals wielen, kazematten en dergelijke; dagrecreatie vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf; detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop,verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die die goederen kopen 5
voorgebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in uitoefening van bedrijfs- of beroepsactiviteiten. erf op de verbeelding als zodanig aangegeven gronden, niet zijnde het bouwvlak, waarbinnen volgens dit plan bij de bestemming behorende bebouwing is toegestaan; extensieve (dag) recreatie recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, zoals picknicktafels en informatieborden; gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; gebruiken gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven; goot, druiplijn, boeiboord constructie op de overgang van gevel- naar dakvlak;
hoofdgebouw een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken; inrichtingsplan het plan, met alle daarbij behorende stukken als tekeningen en bijlagen, waarin beschreven staat hoe een gebied ruimtelijk ingericht gaat worden. Het inrichtingsplan maakt onderdeel uit van vergunningsaanvragen en wordt vastgesteld en tijdens de uitvoering gecontroleerd door het bevoegd gezag. jachthaven een haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren of aangemeerd houden van pleziervaartuigen; kunstobject een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met artistieke waarde; kunstwerk civieltechnisch bouwwerk; landschapswaarden de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;
6
MER het milieueffectrapport Huissensche waarden (december 2008), de aanvulling (maart 2009) daarop en bijbehorende bijlagen; natuurwaarden de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden; normaal onderhoud, gebruik en beheer een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt; nutsvoorziening voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer; omgevingsvergunning een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; ontgrondingsvergunning een vergunning met bijbehorende bijlagen als bedoeld in artikel 1 van de Ontgrondingenwet ten behoeve van het zandwin-, natuurontwikkeling- en rivierverruimingsproject Huissensche Waarden; peil a.
voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: het aansluitend terrein, ter plaatse van die hoofdtoegang; b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan een weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein, voor aanvang van de bouwwerkzaamheden, het oorspronkelijke maaiveld; c. indien in of op het water wordt gebouwd: de gemiddelde hoogte van het waterpeil ter plaatsevan het bouwwerk. pkb planologische kern beslissing recreatief medegebruik vormen van recreatie (zoals wandelen en fietsen) waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, doch in hoofdzaak kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn; seksinrichting de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; 7
uitvoeren uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven; verblijfsrecreatie vormen van recreatie die mede gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf; vergunning ontgrondingenwet vergunning in het kader van ontgrondingenwet en de daarbij behorende bijlagen met betrekking tot het rivierverruimings-, natuurontwikkelings- en zandwinproject Huissensche Waarden; watersport vorm van sport en recreatie te water, waaronder zeilen surfen, varen; waterbeheerder het bevoegde bestuursorgaan van het overheidslichaam dat is belast met de overheidszorg die is gericht op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen. Hieronder vallen zowel het begrip “rivierbeheerder” als de “beheerder van de waterkering”. Zowel Rijkswaterstaat als het Waterschap zijn waterbeheerders. waterhuishoudkundige voorzieningen: voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer,waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, kribben, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater. weg alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten; wet/wettelijke regelingen indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d.,dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald; wijziging een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening; woning een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.
8
Artikel 2 Wijze van meten 2.1
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand van een gebouw tot een perceelsgrens de afstand van een gebouw tot een perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand in meters van enig punt van het gebouw tot aan de perceelsgrens. bebouwde oppervlakte de bebouwde oppervlakte wordt bepaald door het meten conform NEN-norm 2580, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, met dien verstande dat de overbouwde oppervlakte als bebouwde terreinoppervlakte wordt meegerekend. bebouwingspercentage het bebouwingspercentage wordt bepaald door het meten van het percentage van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak of voor zover van toepassing het bouwvlakdeel dat met gebouwen mag worden bebouwd; een en ander met dien verstande dat vergunningvrije bouwwerken niet worden meegenomen bij de berekening van het bebouwingspercentage. bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk: tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen); dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel. inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen. oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
9
2.2 Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m1 bedraagt.
10
HOOFDSTUK 2: BESTEMMINGSREGELS Artikel 3 Agrarisch met waarden 3.1
Bestemmingsomschrijving
3.1.1 De op de verbeelding voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met uitzondering van glastuinbouw en bomenteelt; b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke waarden; c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden waaronder de aanleg van natuurvriendelijke oevers; d. het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied; e. de bescherming en het herstel van de wezenlijke kenmerken en/of waarden van het gebied in verband met de natuurontwikkelingsdoelstelling van de Ecologische Hoofdstructuur; f. integrale uitvoering van het beheerplan; g. integrale uitvoering van het inrichtingsplan; h. kunstobjecten en kunstwerken; i. recreatief medegebruik in de vorm van extensieve (dag)recreatie; j. gebouwen en bouwwerken ten behoeve van observatiedoeleinden en natuurbeleving; k. waterpartijen, watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, wegen, duikers, paden en voorzieningen. 3.1.2 De gronden zijn mede bestemd voor: a. de bescherming van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde'. 3.2
Bouwregels
3.2.1
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
3.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. sleufsilo’s, silo’s, windturbines, windmolens en mestopslagplaatsen zijn niet toegestaan; b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m1; c. de maximale bouwhoogte van nestpalen voor vogels bedraagt 6 m1; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,5 m1. 3.3
Omgevingsvergunning
11
3.3.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren: a. het diepploegen of veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlaging, egaliseren, afgraven of ophogen; b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen; c. het vellen en rooien van houtgewas. 3.3.2 Geen omgevingsvergunning is nodig voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die rechtstreeks voortvloeien uit zandwinning, natuurontwikkeling en rivierverruiming behorend bij het inrichtingsplan dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd; b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan; c. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen; d. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning; e. het vellen of rooien van houtopstanden en/of -gewassen in het kader van behoud en verbetering van de doorstroomcapaciteit van de rivier en uiterwaarden; f. voor werken of werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivierverlichting, bebakening en waterstandsignalerende apparatuur. 3.3.3 De in 3.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend onder de volgende voorwaarden: a. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van het gebied; b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het gebied; c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan of significant nadelige effecten verwacht op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied en/of de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur; d. alvorens te besluiten over de aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het bevoegd gezag met betrekking tot het beheer van de rivier, de ecologische hoofdstructuur en het Natura 2000-gebied.
12
Artikel 4 Bedrijventerrein 4.1
Bestemmingsomschrijving
4.1.1 De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van een steenfabriek (SBI-code 264.A milieucategorie 4.1) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – steenfabriek'; b. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van een Scheepswerf (SBI-code 351.3 milieucategorie 4.1) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – scheepswerf'; c. klei- en grondstoffendepot; d. opslag, overslag en uitstalling; e. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen; f. kranen en andere hefinstallaties; g. scheepshellingen; h. bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; i. gasontvangstation; j. voorzieningen van openbaar nut; k. waterpartijen, watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen. met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, wegen, duikers, paden en voorzieningen. 4.2
Bouwregels
4.2.1 Bedrijfsgebouwen Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels: a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de oppervlakte mag per bedrijfsgebouw niet meer bedragen dan voor het betreffende bedrijfsperceel per bedrijfsgebouw is aangegeven in bijlage 2 'Overzicht bestaande bebouwing', in de kolom “Oppervlakte maximaal toelaatbaar inclusief 10 % (bestaand in m2)”. c. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m1 4.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal: •
schoorsteen inclusief rookgasreinigers
60 m1
•
erf- en terreinafscheidingen
3 m1
•
grondstofsilo's
60 m1
•
scheepskranen
25 m1
•
overige bedrijfsinstallaties
18 m1
•
lichtmasten
8 m1
•
zendmast
40 m1
•
gasontvangstation
5 m1
•
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
3 m1
13
4.2.3 Bedrijfswoningen Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels: a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, met dien verstande dat per aanduiding slechts één bedrijfswoning is toegestaan; b. de bedrijfswoning mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; c. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m1; d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m1 ; e. de inhoud bedraagt maximaal 600 m3; f. de oppervlakte mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan voor het betreffende perceel per gebouw is aangegeven in bijlage 2 'Overzicht bestaande bebouwing', kolom 'toelaatbaar in m2 '. 4.2.4 Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels: a. bijgebouwen bij bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’; b. de bijgebouwen bij bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; c. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 4 m1. 4.2.5 Afwijking van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor: a. het afwijken van het bepaalde in 4.2.1 ten behoeve van het geheel of gedeeltelijk herbouwen van een bedrijfsgebouw op, dan wel het geheel of gedeeltelijk verplaatsen van een bedrijfsgebouw naar een andere dan de bestaande locatie, met inachtneming van de voorwaarde, dat de herbouw op respectievelijk de verplaatsing naar de andere locatie niet leidt tot een verslechtering van: •
de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater,
•
sediment en ijs;
•
de waterhuishouding;
•
de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit en
• de milieuhygiënische, akoestische en verkeerstechnische situatie; b. het afwijken van het bepaalde in 4.2.1 ten behoeve van het vervangen van meerdere bedrijfsgebouwen door één nieuw bedrijfsgebouw, dan wel door een kleiner aantal gebouwen, met inachtneming van de voorwaarde, dat de vervanging niet leidt tot een verslechtering van: •
de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater,
•
sediment en ijs;
•
de waterhuishouding;
•
de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit en
de milieuhygiënische, akoestische en verkeerstechnische situatie; bij de toepassing van de bevoegdheid zoals beschreven onder lid a en b moet voldaan worden aan het geen gesteld is in Bijlage 2 ‘overzicht bestaande bebouwing’ kolom Oppervlakte maximaal toelaatbaar inclusief 10 % (bestaand in m2); d. alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a en onder b dient Rijkswaterstaat een positief advies te hebben uitgebracht. c.
•
14
4.3
Specifieke gebruiksregels
De gronden mogen voor opslag worden gebruikt, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 6 m1. 4.4
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.1 lid a ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dat niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten, mits dit bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorieën 3.1 tot en met 4.1. 4.5
Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met inachtneming van het positieve advies van de waterbeheerder nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bouwwerken indien en voor zover dat noodzakelijk is om te voorkomen dat in artikel 4.2.5 lid a en b genoemde belangen worden geschaad.
15
Artikel 5 Natuur 5.1
Bestemmingsomschrijving
5.1.1 De op de verbeelding voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden waaronder de aanleg van natuurvriendelijke oevers; b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke waarden; c. het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied; d. de bescherming en het herstel van de wezenlijke kenmerken en/of waarden van het gebied in verband met de natuurontwikkelingsdoelstelling van de Ecologische Hoofdstructuur; e. openbaar toegankelijk recreatief medegebruik in de vorm van extensieve (dag)recreatie; f. integrale uitvoering van het beheerplan; g. integrale uitvoering van het inrichtingsplan; h. kunstobjecten en kunstwerken; i. gebouwen en bouwwerken ten behoeve van observatiedoeleinden en natuurbeleving; j. bos; k. waterpartijen, watergangen,en waterhuishoudkundige voorzieningen; l. een ontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'; m. met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, wegen, duikers, paden en voorzieningen. met dien verstande dat: ter plaatse van de aanduiding 'recreatie uitgesloten', geen recreatie is toegestaan . 5.1.2 De gronden zijn mede bestemd ten behoeve van: de bescherming van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde'; 5.2
Bouwregels
5.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. op of in deze gronden mogen maximaal 3 gebouwen ten behoeve van observatiedoeleinden worden gebouwd; b. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van observatiedoeleinden, bedraagt per gebouw maximaal 75 m2; c. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van observatiedoeleinden, bedraagt maximaal 18 m1. 5.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m1; b. de bouwhoogte van nestpalen voor vogels bedraagt maximaal 6 m1. 5.3
Omgevingsvergunning
5.3.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren: a. het diepploegen of veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlaging, egaliseren, afgraven of ophogen; 16
b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen; c. het vellen en rooien van houtgewas. 5.3.2 Geen omgevingsvergunning is nodig voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die rechtstreeks voortvloeien uit ontgronding, natuurontwikkeling en rivierverruiming behorend bij het inrichtingsplan dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd; b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheerplan; c. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen; d. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning; e. het vellen of rooien van houtopstanden en/of -gewassen in het kader van behoud en verbetering van de doorstroomcapaciteit van de rivier en uiterwaarden; f. Voor werken of werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivierverlichting, bebakening en waterstandsignalerende apparatuur. 5.3.3 De in 5.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend onder de volgende voorwaarden: a. Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van het gebied; b. Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het gebied; c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan of significant nadelige effecten verwacht op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied en/of de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur; d. Alvorens te besluiten over de aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het bevoegd gezag met betrekking tot het beheer van de rivier, de ecologische hoofdstructuur en het Natura 2000-gebied. 5.4
Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van gebouwen en bouwwerken, indien en voor zover dat noodzakelijk is teneinde te voorkomen dat een toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit voor water, sediment en ijs feitelijk wordt belemmerd.
17
Artikel 6 Recreatie 6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het uitoefenen van activiteiten gericht op strand- en dagrecreatie; b. het uitoefenen van activiteiten gericht op watersport; c. de aanleg en exploitatie van een jachthaven; d. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke waarden; e. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden waaronder de aanleg van natuurvriendelijke oevers; f. het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied; g. de bescherming en het herstel van de wezenlijke kenmerken en/of waarden van het gebied in verband met de natuurontwikkelingsdoelstelling van de Ecologische Hoofdstructuur; h. integrale uitvoering van het beheerplan; i. integrale uitvoering van het inrichtingsplan; j. kunstobjecten en kunstwerken; k. seizoensgebonden bebouwing; l. bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van observatiedoeleinden en natuurbeleving; m. speelvoorzieningen; n. straatmeubilair; o. waterpartijen, watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen. met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, wegen, duikers, paden en voorzieningen. 6.2
Bouwregels
6.2.1 a. b. c.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m1;
6.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m1. b. de bouwhoogte van nestpalen, palen, speelvoorzieningen, lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 6 m1. 6.3
Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bouwwerken, indien en voor zover dat noodzakelijk is teneinde te voorkomen dat een toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit voor water, sediment en ijs feitelijk wordt belemmerd.
18
Artikel 7 Verkeer 7.1
Bestemmingsomschrijving
7.1.1 a. b. c. d. e. f. g. h. i.
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: wegen, straten, voet- en rijwielpaden; parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting; straatmeubilair; nutsvoorzieningen; oeververbindingen en bruggen; kunstobjecten en kunstwerken; waterpartijen, watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen; ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' een parkeerterrein; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, wegen, duikers, paden en voorzieningen.
7.2
Bouwregels
7.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 m1; c. de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 25 m²; 7.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m1; b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 15 m1. 7.3
Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bouwwerken, indien en voor zover dat noodzakelijk is teneinde te voorkomen dat een toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit voor water, sediment en ijs feitelijk wordt belemmerd.
19
Artikel 8: Water 8.1
Bestemmingsomschrijving
8.1.1 a. b. c. d. e.
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: rivieren, waterlopen en waterpartijen; afwikkeling van scheepvaartverkeer; het verbeteren en vergroten van de afvoercapaciteit duikers, kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden; het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied; de bescherming en het herstel van de wezenlijke kenmerken en/of waarden van het gebied in verband met de natuurontwikkelingsdoelstelling van de Ecologische Hoofdstructuur; het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden waaronder de aanleg van natuurvriendelijke oevers; integrale uitvoering van het beheerplan; integrale uitvoering van het inrichtingsplan; het uitoefenen van activiteiten gericht op watersport; steigers, pontons, meerpalen en afmeervoorzieningen; openbaar toegankelijk recreatief medegebruik in de vorm van extensieve (dag)recreatie; kunstobjecten en kunstwerken;
f. g. h. i. j. k. l. m.
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 8.1.2 De gronden zijn mede bestemd voor: a. scheepskranen, laad-, los- en reparatieinstallaties- en voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'laad en losplaats'; b. de bescherming van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde'. 8.2
Bouwregels
8.2.1
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
8.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel: a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m1; 8.3
Omgevingsvergunning
8.3.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen; b. het aanleggen van aanleg- en afmeervoorzieningen; c. het aanleggen van steigers en pontons; d. het aanleggen of aanbrengen van puin-en grondstortingen; e. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur. 8.3.2 Geen omgevingsvergunning is nodig voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die rechtstreeks voortvloeien 20
uit zandwinning, natuurontwikkeling en rivierverruiming behorend bij het inrichtingsplan dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd; b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan; c. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen; d. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning; e. het vellen of rooien van houtopstanden en/of -gewassen in het kader van behoud en verbetering van de doorstroomcapaciteit van de rivier en uiterwaarden; f. Voor werken of werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivierverlichting, bebakening en waterstandsignalerende apparatuur. 8.3.3 De in 8.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend onder de volgende voorwaarden: a. Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de mogelijkheid van adequaat beheer, aanleg , instandhouding van de bestaande afvoercapaciteit voor water, sediment en ijs, alsmede de toekomstige vergroting van die capaciteit en de veiligheid van de waterkering; b. Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan belangen en veiligheid van het scheepvaartverkeer; c. Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het gebied; d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan of significant nadelige effecten verwacht op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied en/of de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur; e. alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning, wint het bevoegd gezag het advies in van de waterbeheerder. 8.4
Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bouwwerken, indien en voor zover dat noodzakelijk is teneinde te voorkomen dat een toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit voor water, sediment en ijs feitelijk wordt belemmerd.
21
Artikel 9 Wonen 9.1
Bestemmingsomschrijving
9.1.1
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep; c. een kantoor-, voorlichting- en ontvangstruimte tijdens en ten behoeve van de uitvoering van het inrichtingsplan zoals opgenomen in bijlage 1; één en ander met de bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeerplaatsen en erfontsluitingswegen.
9.1.2 De gronden zijn mede bestemd voor: a. een bedrijf aan huis ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf'; 9.2
Bouwregels
9.2.1 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak”; b. maximaal één woning per bestemmingsvlak; c. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m1; d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m1; e. de toelaatbare oppervlakte bedraagt maximaal 215 m2; f. de inhoud van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 1500 m3; g. maximaal 50% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het aanhuisverbonden beroep en/of bedrijf; 9.2.2 Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels: a. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak”; b. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt maximaal 246 m2; c. de goothoogte bedraagt maximaal 4 m1; d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m1; e. de inhoud van bijgebouwen bedraagt maximaal 700 m3 . 9.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. erf- en terreinafscheidingen, maximaal 2 m1; b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m1. 9.3
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 9.1 en 9.2 voor het toestaan van horeca en recreatieve activiteiten waarbij de oppervlakte hoofdgebouwen met maximaal 250 m2 en de inhoud met maximaal 750 m3 mag toenemen. 9.4
Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bouwwerken, indien en voor zover dat noodzakelijk is teneinde te voorkomen dat een 22
toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit voor water, sediment en ijs feitelijk wordt belemmerd.
23
Artikel 10 Leiding – Gas 10.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a. de aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding; b. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding; 10.2
Bouwregels
10.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. 10.2.2 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 10.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel: a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m1. 10.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen mits advies is gevraagd aan de leidingbeheerder. 10.4
Omgevingsvergunning
10.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren: a. het diepploegen of veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlaging, egaliseren, afgraven of ophogen, het aanleggen, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen; e. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; 10.4.2 De in 10.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend onder de volgende voorwaarden: a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer, aanleg en/of de veiligheid van de leiding; b. advies is gevraagd aan de leidingbeheerder.
24
Artikel 11 Leiding – Hoogspanningsverbinding 11.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bestemd voor: a. de aanleg, instandhouding en bescherming van een bovengrondse hoogspanningsverbinding; b. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 11.2
Bouwregels
11.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. 11.2.2 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 11.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. a. de bouwhoogte van hoogspanningsmasten bedraagt maximaal 67 m1; b. b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m1. 11.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen mits advies is gevraagd aan de leidingbeheerder. 11.4
Omgevingsvergunning
11.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren: a. het diepploegen of veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlaging, egaliseren, afgraven of ophogen, het aanleggen, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen; e. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; 11.4.2 Geen omgevingsvergunning is nodig voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die rechtstreeks voortvloeien uit zandwinning, natuurontwikkeling en rivierverruiming behorend bij het inrichtingsplan dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd; b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan; c. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer van de leiding betreffen; 25
d. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning; e. het vellen of rooien van houtopstanden en/of -gewassen in het kader van behoud en verbetering van de doorstroomcapaciteit van de rivier en uiterwaarden; f. Voor het uitvoeren van werken, genoemd in artikel 11.4.2 lid a, b en e, moet schriftelijk advies worden gevraagd aan de leidingbeheerder. 11.4.3 De in 11.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend onder de volgende voorwaarden: a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer, aanleg en/of de veiligheid van de leiding; b. advies is gevraagd aan de leidingbeheerder.
26
Artikel 12 Leiding – Leidingstrook 12.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a. voor de reservering van een leidingstrook zoals omschreven in de structuurvisie buisleidingen; b. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leidingstrook; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 12.2
Bouwregels
12.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. 12.2.2 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 12.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel: a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m1. 12.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen mits advies is gevraagd aan de leidingbeheerder. 12.4
Omgevingsvergunning
12.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, volgende werken en werkzaamheden uit te voeren; a. het diepploegen of veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlaging, egaliseren, afgraven of ophogen, het aanleggen, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen; e. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; 12.4.2 Geen omgevingsvergunning is nodig voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die rechtstreeks voortvloeien uit zandwinning, natuurontwikkeling en rivierverruiming behorend bij het inrichtingsplan dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd; b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan; c. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer van de leiding betreffen; d. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip 27
e.
aangevraagde dan wel verleende vergunning; het vellen of rooien van houtopstanden en/of -gewassen in het kader van behoud en verbetering van de doorstroomcapaciteit van de rivier en uiterwaarden.
12.4.3 De in 12.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend onder de volgende voorwaarden: a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer, aanleg en/of de veiligheid van de leiding; b. advies is gevraagd aan de leidingbeheerder.
28
Artikel 13 Leiding – Riool 13.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a. voor de aanleg instandhouding en bescherming van een riool(pers)-leiding; b. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 13.2
Bouwregels
13.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. 13.2.2 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 13.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel: a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m1. 13.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen mits advies is gevraagd aan de leidingbeheerder. 13.4
Omgevingsvergunning
13.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, volgende werken en werkzaamheden uit te voeren; a. het diepploegen of veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlaging, egaliseren, afgraven of ophogen, het aanleggen, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen; e. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; 13.4.2 Geen omgevingsvergunning is nodig voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die rechtstreeks voortvloeien uit zandwinning, natuurontwikkeling en rivierverruiming behorend bij het inrichtingsplan dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd; b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan; c. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer van de leiding betreffen; d. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning; 29
e.
het vellen of rooien van houtopstanden en/of -gewassen in het kader van behoud en verbetering van de doorstroomcapaciteit van de rivier en uiterwaarden.
13.4.3 De in 13.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend onder de volgende voorwaarden: a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer, aanleg en/of de veiligheid van de leiding; b. advies is gevraagd aan de leidingbeheerder.
30
Artikel 14 Leiding – Water 14.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a. voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een aanvoerleiding van water zoals omschreven in de legger wateren; b. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leidingstrook; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 14.2
Bouwregels
14.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. 14.2.2 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 14.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel: a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m1. 14.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen mits advies is gevraagd aan de leidingbeheerder. 14.4
Omgevingsvergunning
14.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, volgende werken en werkzaamheden uit te voeren; a. het diepploegen of veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlaging, egaliseren, afgraven of ophogen, het aanleggen, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen; e. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; 14.4.2 Geen omgevingsvergunning is nodig voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die rechtstreeks voortvloeien uit zandwinning, natuurontwikkeling en rivierverruiming behorend bij het inrichtingsplan dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd; b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan; c. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer van de leiding betreffen; d. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip 31
e.
aangevraagde dan wel verleende vergunning; het vellen of rooien van houtopstanden en/of -gewassen in het kader van behoud en verbetering van de doorstroomcapaciteit van de rivier en uiterwaarden.
14.4.3 De in 14.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend onder de volgende voorwaarden: a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer, aanleg en/of de veiligheid van de leiding; b. advies is gevraagd aan de leidingbeheerder.
32
Artikel 15 Waarde – Archeologie 15.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden. 15.2
Bouwregels
a.
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m2, een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden,die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. b. Indien uit het in lid 15.2. onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; 2. De verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; 3. De verplichting de werken of werkzaamheden te laten begeleiden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties. 15.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 15.2 lid a voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. 15.4
Omgevingsvergunning
15.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, volgende werken en werkzaamheden uit te voeren: a. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 m1 ten opzichte van het maaiveld door diepploegen of veranderen van het huidige maaiveldniveau door aanleggen van drainage ontginnen, woelen, mengen, bodemverlaging, egaliseren, afgraven of ophogen; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen zulks indien de oppervlakte meer bedraagt dan 10 m²; e. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
33
15.4.2 Geen omgevingsvergunning is nodig voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die rechtstreeks voortvloeien uit zandwinning, natuurontwikkeling en rivierverruiming behorend bij het inrichtingsplan dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd; b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan; c. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen; d. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning; e. het vellen of rooien van houtopstanden en/of -gewassen in het kader van behoud en verbetering van de doorstroomcapaciteit van de rivier en uiterwaarden; f. voor werken of werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivierverlichting, bebakening en waterstandsignalerende apparatuur. 15.4.3 De in 15.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend onder de volgende voorwaarden: a. de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarden van het terrein waarvoor de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden wordt aangevraagd, naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld; b. Indien uit onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; 2. De verplichting tot het doen van opgravingen; 3. De verplichting de werken of werkzaamheden te laten begeleiden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties. c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd. 15.5
Wijzigingsbevoegdheid
15.5.1 Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde ‐ Archeologie' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie(s) geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
34
Artikel 16 Waterstaat – Waterkering 16.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, de verbetering, het onderhoud en instandhouding van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals wegen, paden, duikers, keerwanden, merktekens, dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen. 16.2
Bouwregels
16.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd. 16.2.2 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 16.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel: a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m1. 16.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 16.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen mits: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de veilige ligging, continuïteit, beheer en het doelmatig functioneren van de waterkering; b. vooraf schriftelijk advies is gevraagd aan de beheerder van de waterkering. 16.4
Omgevingsvergunning
16.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, volgende werken en werkzaamheden uit te voeren; a. het diepploegen of veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlaging, egaliseren, afgraven of ophogen, het aanleggen, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen; e. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur. 16.4.2 Geen omgevingsvergunning is nodig voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die rechtstreeks voortvloeien uit zandwinning, natuurontwikkeling en rivierverruiming behorend bij het inrichtingsplan dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd; b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan; c. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer van de leiding betreffen; d. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip 35
e. f.
aangevraagde dan wel verleende vergunning; het vellen of rooien van houtopstanden en/of -gewassen in het kader van behoud en verbetering van de doorstroomcapaciteit van de rivier en uiterwaarden; Voor werken of werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivierverlichting, bebakening en waterstandsignalerende apparatuur.
16.4.3 De in 16.4.1 genoemde omgevingsvergunning genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend onder de volgende voorwaarden: a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer, aanleg en/of de veiligheid van de waterkering; b. advies is gevraagd aan de beheerder van de waterkering.
36
Artikel 17 Waterstaat - Waterstaatkundige functie 17.1
Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterstaatkundige functie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a. waterstaatkundige doeleinden; b. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs; c. het verbeteren en vergroten van de afvoercapaciteit; d. scheepvaartverkeer; e. waterpartijen, watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen. met daarbij bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals wegen, paden, duikers, dijken, kaden, keerwanden, merktekens, in- en doorlaatvoorzieningen als geulen, bruggen, duikers en andere voorzieningen. 17.2
Bouwregels
17.2.1 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 17.2.2 Op de voor Waterstaat - Waterstaatkundige functie aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de waterstaatkundige functie toegestaan. 17.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte mag maximaal 3 m1 bedragen; b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van lichtmasten, meerpalen, scheepvaarttekens, bakens, kunstobjecten en kunstwerken maximaal 15 m1 bedragen. 17.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 17.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen mits: a. de belangen ten behoeve van de waterstaatsdoeleinden voldoende zijn gewaarborgd; b. de waterbeheerder(s) vooraf positief heeft geadviseerd omtrent de gevraagde bouwactiviteiten. 17.4
Omgevingsvergunning
17.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, volgende werken en werkzaamheden uit te voeren; a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door bodemverlaging, egaliseren, afgraven of ophogen, het aanleggen, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; b. het aanbrengen van hoogopgaande beplantingen en/of bomen; c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van vijvers, poelen, kolken, watergangen en waterlopen. 17.4.2 Geen omgevingsvergunning is nodig voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die rechtstreeks voortvloeien uit zandwinning, natuurontwikkeling en rivierverruiming behorend bij het 37
inrichtingsplan dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd; b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan; c. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen; d. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning; e. het vellen of rooien van houtopstanden en/of -gewassen in het kader van behoud en verbetering van de doorstroomcapaciteit van de rivier en uiterwaarden. f. Voor werken of werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivierverlichting, bebakening en waterstandsignalerende apparatuur. 17.4.3 De in 17.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend onder de volgende voorwaarden: a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van adequaat beheer, aanleg , instandhouding van de bestaande afvoercapaciteit voor water, sediment en ijs, alsmede de toekomstige vergroting van die capaciteit en de veiligheid van de waterkering; b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan belangen en veiligheid van het scheepvaartverkeer; c. advies is gevraagd aan de rivierbeheerder en de beheerder van de waterkering.
38
HOOFDSTUK 3: ALGEMENE REGELS
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
39
Artikel 19 Algemene bouwregels 19.1
Bestaande afstanden en maten
19.1.1 Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wabo, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden. 19.1.2 In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wabo, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden. 19.1.3 In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 19.1.1 en 19.1.2 uitsluitend van toepassing indien (her)oprichting geschiedt op dezelfde plaats. 19.2
Overschrijding ondergeschikte bouwdelen
Maximale bouwhoogtes mogen worden overschreden door goten, overstekende daken,ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, standleidingen, funderingen, etalagekasten, erkers en koekoeken, voor het feitelijke gevelvlak tot maximaal 1 m alsmede door liftkokers, trappenhuizen en galerijen.
40
Artikel 20 20.1
Algemene gebruiksregels
Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik, wordt in ieder geval verstaan: a. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie; b. het een gebruik van gronden als stort-, overslag- en/of opslagplaats van vaste of vloeibare afvalstoffen, aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud; c. standplaats voor caravans of enige andere vorm van kamperen, behoudens bedoeld als in lid 9.3; d. het gebruik als ligplaats voor woonschepen; e. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van detailhandel; f. het gebruik van gronden voor het in stand houden van opgaande gewassen met een hoogte van meer dan 30 cm gedurende de periode 1 november tot en met 31 maart met uitzondering van de begroeiing in de zones zoals weergegeven in de bijlage opgenomen kaart opgaand groen (bijlage 3); g. recreatievaart in de winterperiode van half november tot en met half maart op de gronden met de bestemming water en de aanduiding ontgrondingsgebied
41
Artikel 21 21.1
Algemene aanduidingsregels
geluidzone-industrie
De met de aanduiding ‘geluidzone - industrie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de nabijheid van een industrieterrein als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder. 21.1.1 In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, mogen binnen het gebied met de aanduiding “geluidzone-industrie' geen nieuwe woningen en andere in de zin van de Wet geluidhinder gevoelige gebouwen worden gebouwd. 21.2
jachthaven
De met de aanduiding 'jachthaven' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd ten behoeve van de realisatie van een jachthaven met maximaal 400 ligplaatsen met bijbehorende jachthavenvoorzieningen, te weten een drijvende dienstwoning, drijvend kantoor, drijvende horeca, drijvend sanitair, beschoeiing, oeverbescherming, groen, parkeerplaatsen, wegen, paden, pontons en steigers. 21.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelegen binnen het gebied met de aanduiding 'jachthaven', gelden de volgende regels: a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van jachthavenvoorzieningen worden gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 5 m1; c. de bouwhoogte van drijvende dienstwoning, kantoor, sanitair en horeca bedraagt maximaal 9 m1; d. de oppervlakte van de drijvende dienstwoning, kantoor, sanitair en horeca bedraagt in totaal maximaal 1100 m²; e. De inhoud van de onder d genoemde bebouwing bedraagt in totaal maximaal 7000 m3. 21.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen binnen het gebied met de aanduiding 'jachthaven', gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m1; b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de hoogte van lichtmasten, kunstobjecten en kunstwerken maximaal 10 m1. 21.3
ontgrondingsgebied
De met de aanduiding 'ontgrondingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd ten behoeve van de winning van oppervlaktedelfstoffen, natuurontwikkeling en oeververflauwing met bijbehorende watergangen, grondlichamen, gronddepots, ontsluiting, groen, parkeerplaatsen, wegen en voorzieningen die nodig zijn voor de beoogde inrichting en beheer van het plan zoals beschreven in de MER Huissensche Waarden, de toelichting van dit bestemmingsplan, de bijlage inrichtingsplan, de ontgrondingsvergunning en de daarbij behorende bijlagen. 21.4
tunnel
De met de aanduiding 'tunnel' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd ten behoeve van een ondergrondse goederenspoorwegtunnel met bijbehorende voorzieningen, afstand en veiligheidszone.
42
21.4.1 Voor het bouwen van gebouwen gelegen binnen het gebied met de aanduiding 'tunnel', gelden de volgende regels: a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming; b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 21.4.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen binnen het gebied met de aanduiding 'tunnel', geldt de volgende regel: a. de bouwhoogte, bedraagt maximaal 3 m1. 21.4.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 21.4.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen mits: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de veilige ligging, continuïteit en het doelmatig functioneren van de tunnel; b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de tunnel. 21.4.4 Omgevingsvergunning Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, volgende werken en werkzaamheden uit te voeren; a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door bodemverlaging, egaliseren, afgraven of ophogen, het aanleggen, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; d. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur. 21.4.5 Geen omgevingsvergunning is nodig voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die rechtstreeks voortvloeien uit zandwinning, natuurontwikkeling en rivierverruiming die voortvloeien uit het inrichtingsplan dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd; b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan; c. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen; d. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning; e. het vellen of rooien van houtopstanden en/of -gewassen in het kader van behoud en verbetering van de doorstroomcapaciteit van de rivier en uiterwaarden; f. voor werken of werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivierverlichting, bebakening en waterstandsignalerende apparatuur. 21.4.6 De in 21.4.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend onder de volgende voorwaarden: a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van adequaat beheer, de instandhouding, veiligheid alsmede toekomstige werkzaamheden in en om de tunnel; b. advies is gevraagd aan de beheerder van de tunnel.
43
21.5
milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied
De met de aanduiding 'milieuzone –grondwaterbeschermingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit. 21.5.1 Bouwregels In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, mag binnen het gebied met de aanduiding 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied' niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. 21.5.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen binnen het gebied met de aanduiding 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied', geldt de volgende regel: a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m1. 21.5.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 21.5.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen mits: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de veiligheid, continuïteit en het doelmatig functioneren van het grondwaterbeschermingsgebied; b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van het grondwaterbeschermingsgebied. 21.5.4 Omgevingsvergunning Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, volgende werken en werkzaamheden uit te voeren; a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door bodemverlaging, egaliseren, afgraven of ophogen, het aanleggen, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; d. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur. 21.5.5 Geen omgevingsvergunning is nodig voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die rechtstreeks voortvloeien uit zandwinning, natuurontwikkeling en rivierverruiming die voortvloeien uit het inrichtingsplan dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd; b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan; c. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen; d. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning; e. het vellen of rooien van houtopstanden en/of -gewassen in het kader van behoud en verbetering van de doorstroomcapaciteit van de rivier en uiterwaarden; f. voor werken of werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivierverlichting, bebakening en waterstandsignalerende apparatuur.
44
21.5.6. De in 21.5.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend onder de volgende voorwaarden: a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van adequaat beheer, de instandhouding, veiligheid alsmede toekomstige werkzaamheden in het grondwaterbeschermingsgebied; b. advies is gevraagd aan de beheerder van het grondwaterbeschermingsgebied. 21.6
vrijwaringszone – dijk 1
21.6.1 Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering; 21.6.2 Bouwregels Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' mag niet worden gebouwd 21.6.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van lid 21.6.2 met inachtneming van de volgende regels: a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen; b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder. 21.6.3 Omgevingsvergunning Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, volgende werken en werkzaamheden uit te voeren; a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door bodemverlaging, egaliseren, afgraven of ophogen, het aanleggen, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; d. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur. 21.6.4 Geen omgevingsvergunning is nodig voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die rechtstreeks voortvloeien uit zandwinning, natuurontwikkeling en rivierverruiming die voortvloeien uit het inrichtingsplan dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd; b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan; c. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen; d. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning; e. het vellen of rooien van houtopstanden en/of -gewassen in het kader van behoud en verbetering van de doorstroomcapaciteit van de rivier en uiterwaarden; f. Voor werken of werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivierverlichting, bebakening en waterstandsignalerende apparatuur.
45
21.6.5 De in 21.6.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend onder de volgende voorwaarden: a. Geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van adequaat beheer, de instandhouding, veiligheid alsmede toekomstige werkzaamheden ten behoeve van de functie van de waterkering; b. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in onder a, wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering. 21.7
vrijwaringszone – dijk 2
21.7.1 Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering. 21.7.2 Bouwregels Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 2' mag niet worden gebouwd 21.7.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van lid 21.7.2 met inachtneming van de volgende regels: a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen; b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder. 21.7.3 Omgevingsvergunning Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, volgende werken en werkzaamheden uit te voeren; a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door bodemverlaging, egaliseren, afgraven of ophogen, het aanleggen, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; d. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur. 21.7.4 Geen omgevingsvergunning is nodig voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die rechtstreeks voortvloeien uit zandwinning, natuurontwikkeling en rivierverruiming die voortvloeien uit het inrichtingsplan dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd; b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan; c. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen; d. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning; e. het vellen of rooien van houtopstanden en/of -gewassen in het kader van behoud en verbetering van de doorstroomcapaciteit van de rivier en uiterwaarden; f. Voor werken of werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivierverlichting, bebakening en waterstandsignalerende apparatuur.
46
21.7.5 De in 21.7.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend onder de volgende voorwaarden: a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van adequaat beheer, de instandhouding, veiligheid alsmede toekomstige werkzaamheden ten behoeve van de functie van de waterkering; b. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in onder a, wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering. 21.8
vrijwaringszone – dijk 3
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – dijk 3' zijn mede bestemd voor de bescherming van de waterkering en kunstwerken ten behoeve van de waterhuishouding . 21.8.1 Bouwregels Op de gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone – dijk 3' mag, in afwijking van het bepaalde inhoofdstuk 2, niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de dijk, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m1. 21.8.2 Afwijken van de bouwregels a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 21.6.1 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering; b. Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a, wint het bevoegd gezag het advies in van de beheerder van de waterkering. 21.8.3 Omgevingsvergunning Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, volgende werken en werkzaamheden uit te voeren; a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door bodemverlaging, egaliseren, afgraven of ophogen, het aanleggen, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; d. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur. 21.8.4 Geen omgevingsvergunning is nodig voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die rechtstreeks voortvloeien uit zandwinning, natuurontwikkeling en rivierverruiming die voortvloeien uit het inrichtingsplan dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd; b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan; c. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen; d. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning; e. het vellen of rooien van houtopstanden en/of -gewassen in het kader van behoud en verbetering van de doorstroomcapaciteit van de rivier en uiterwaarden;
47
f.
Voor werken of werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivierverlichting, bebakening en waterstandsignalerende apparatuur.
21.8.5. De in 21.8.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend onder de volgende voorwaarden: a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van adequaat beheer, de instandhouding, veiligheid alsmede toekomstige werkzaamheden ten behoeve van de functie van de waterkering; b. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in onder a, wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering. 21.9
vrijwaringszone – weg
De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – weg' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de reservering van een zone zoals omschreven in artikel 2.7.3 lid 1 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en artikel 3.1 van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro). 21.9.1 Bouwregels Op de gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone – weg' mag, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, niet worden gebouwd. 21.9.2 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 21.9.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen. In voorkomend geval is daarop het bepaalde in artikel 4.2.5 en 4.5 van toepassing. 21.9.3 Omgevingsvergunning Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, volgende werken en werkzaamheden uit te voeren; a. het diepploegen of veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlaging, egaliseren, afgraven of ophogen, het aanleggen, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen; e. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; 21.9.4 Geen omgevingsvergunning is nodig voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die rechtstreeks voortvloeien uit zandwinning, natuurontwikkeling en rivierverruiming behorend bij het inrichtingsplan dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd; b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan; c. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning; d. het vellen of rooien van houtopstanden en/of -gewassen in het kader van behoud
48
en verbetering van de doorstroomcapaciteit van de rivier en uiterwaarden. 21.9.5 De in 21.9.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend onder de volgende voorwaarden: a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijke aanleg van een nieuwe hoofdweg; b. advies is gevraagd aan het bevoegd gezag.
49
Artikel 22 22.1
Algemene afwijkingsregels
Bevoegdheid
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken: a. van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft; b. van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat: 1. de inhoud per gebouwtje bedraagt maximaal 50 m3; 2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 m1; c. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot: 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m1; 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m1; 3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m1; d. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat: 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak; 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
50
Artikel 23
Algemene wijzigingsregels
23.1 Het bevoegd gezag kan, voor zover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen wijzigen zodanig, dat: a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot; b. en geen van de grenzen met meer dan 15 m1 wordt verschoven. 23.2 Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de bepaling in artikel 20.lid 1sub g (verbod op recreatievaart in de winterperiode van half november tot en met half maart op de gronden met de bestemming water en de aanduiding ontgrondingsgebied) komt te vervallen, mits op basis van onderzoek is aangetoond dat de ecologische waarden met betrekking tot watervogels niet significant worden aangetast.
51
Artikel 24 24.1
Algemene procedureregels
Bevoegdheid nadere eisen
Bij het opnemen van nadere eisen als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels: a. het ontwerp-besluit ligt gedurende twee weken voor een ieder ter inzage; b. het bevoegd gezag maakt de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dagof nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid; c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging zienswijzen naar voren te brengen bij het bevoegd gezag tegen het ontwerpbesluit; d. indien tegen het ontwerp-besluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed; e. het bevoegd gezag deelt aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
52
HOOFDSTUK 4: OVERGANGS- EN SLOTREGELS Artikel 25 25.1
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
25.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgaan. 25.1.2 Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. Deze bepaling is niet van toepassing op bebouwing die is opgenomen in de bijlage en de tabel bestaande bebouwing. 25.1.3 25.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 25.2
Overgangsrecht gebruik
25.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 25.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in 25.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 25.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in 25.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 25.2.4 Het bepaalde in 25.2.1 is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
53
Artikel 26
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Bestemmingsplan Huissensche Waarden 2012’ van de gemeente Lingewaard Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ……………………… De voorzitter,
De griffier,
……….
………
54
Bijlagen Bijlage 1: Inrichtingsplan
(zie ook tekening HW-0146-A0-20130219)
55
Bijlage 2: Overzicht bestaande bebouwing
56
57
58
Deel Adres gebied numm er
Huisnum mer
1
17
2
Scherpeka mp
Plaats
Gebouw aanduiding
Oppervlakte (bestaand in m2)
Oppervlakte maximaal toelaatbaar inclusief 10 % (bestaand in m2)
Angeren
w
95
105
a
40
44
b
70
77
c
35
39
d
95
105
Totaal scheepswerf
335
740
f
18914
20021
251
251
19165
20272
Scherpenka 1/15 mp
Angeren
Scherpenka 1 mp
Doornenb b urg Totaal steenfabriek
3
Badweg
Ong.
4
Brouwketel 1
Huissen
A 62 (surfvoorziening)
68
Huissen
W (woning)
215
237
a (garage)
88
97
b (schuur)
108
119
c (afdak)
50
55
Totaal Brouwketel
461
508
59
60
Bijlage 3: Kaart opgaand groen
(zie ook tekening HW-0285-A0-20130220)
61