Huisregels voor…. kinderen
Versie september 2014
Inhoudsopgave Huisregels Dreumesen – HD ……………………………………………………………………………………pagina 3
Huisregels ouders en kinderen september 2014
Huisregels Peuters – HP ………………………………………………………………………………………….pagina 4
2
Huisregels Dreumesen We willen kinderen zoveel mogelijk op positieve wijze opvoeden. Dit heeft ook consequenties voor ons taalgebruik als team. We formuleren zoveel mogelijk vanuit gewenst gedrag. Dit is ook van toepassing op onderstaande huisregels. Schuin gedrukt staat de uitleg die regelmatig wordt gegeven door leidsters* om kinderen duidelijk te maken waarom een bepaald gedrag gewenst is. Waar leidster(s) staat, worden ook stagiaires bedoeld.
1. Algemeen a) Voorwerpen gebruiken we zoveel mogelijk waar ze voor bedoeld zijn (zonder daarmee de fantasie van de kinderen te willen beperken). b) Knipjes en elastiekjes laten we in de haren, anders bewaren we ze in een mandje totdat je wordt opgehaald.
2. Halen – brengen – gang – garderobe – deuren a. Je jas met het lusje aan de kapstok hangen. b. Als we naar buiten gaan, wacht je voor de deur.
3. Leefruimtes en buitenspeelruimte a. Voorwerpen gebruiken we waar ze voor bedoeld zijn, zoals: op een bank en stoel zitten we en met een auto rijd je over/op de grond. b. We ruimen samen met de leidster(s) speelmateriaal op. c. Als een ander kind iets heeft waar jij graag mee wilt spelen, dan moet je even op je beurt wachten of je kunt samen spelen of je pakt iets anders.
4. Eten en drinken
5. Commode a. De lades van de commode worden alleen gebruikt door de leidsters en zijn niet om mee te spelen omdat je anders je vingers tussen de lade kunt krijgen b. Als je op de commodetrap klimt, moet je je goed vasthouden en rustig naar boven lopen.
6. Slaapkamer a. In de slaapkamer zijn we stil zodat we geen andere kinderen wakker maken. b. We liggen in bed. c. Als we uit bed willen, dan wordt het bed opengemaakt en/of worden we eruit gehaald door een leidster of stagiaire.
Huisregels ouders en kinderen september 2014
a. Voordat we gaan eten en drinken, zingen we eerst het liedje “Smakelijk eten…” b. Voor het eten en drinken maken we onze handen schoon met een noetje (een vochtig weggooidoekje) of een washandje omdat we al aan heel veel speelgoed en andere dingen hebben gezeten. c. Na het eten en drinken maken we onze handen en mond schoon met een noetje of een washandje omdat we anders plakken en dan wordt alles wat we aanraken vies. d. We eten eerst op wat we in onze mond of hand hebben voordat we een volgend stuk (fruit of brood) krijgen of in de mond doen anders kun je je verslikken.
3
Huisregels Peuters We willen kinderen zoveel mogelijk op positieve wijze opvoeden. Dit heeft ook consequenties voor ons taalgebruik als team. We formuleren zoveel mogelijk vanuit gewenst gedrag. Dit is ook van toepassing op onderstaande huisregels. Schuin gedrukt staat de uitleg die regelmatig wordt gegeven door leidsters* om kinderen duidelijk te maken waarom een bepaald gedrag gewenst is. Waar leidster(s) staat, worden ook stagiaires bedoeld.
1. Algemeen a. We proberen om zo vriendelijk mogelijk met elkaar om te gaan, ook qua taal. Als je vriendelijk bent tegen elkaar is het veel gezelliger en doet een ander ook vriendelijk tegen jou. b. Voorwerpen gebruiken we zoveel mogelijk waar ze voor bedoeld zijn (zonder daarmee de fantasie van de kinderen te willen beperken). Hier valt ook onder: geen kleine voorwerpen in de mond doen omdat je daarin kunt stikken. c. Knipjes en elastiekjes laten we in de haren, anders bewaren we ze in een mandje totdat je wordt opgehaald. Jonge/kleine kinderen die jouw knipje of elastiekje vinden kunnen deze in de mond doen en dat kan heel gevaarlijk zijn. d. Je moet uitkijken als iemand een deur dicht doet dat je er niet met je vingers tussenkomt anders kunnen je vingers klem komen te zitten en dat kan pijn doen. Ter beveiliging hebben we overal in het pand vingersafes en deurvertragers.
2. Halen/brengen/gang/garderobe/deuren a. Normaal lopen en zachtjes praten in de gang omdat er (jongere) kinderen in bed kunnen liggen die slapen. b. Je jas met het lusje aan de kapstok hangen. c. Als we naar buiten gaan, wacht je voor de deur. d. De deuren worden alleen open gemaakt door de leidsters of stagiaires of andere volwassenen. e. Op de trap moeten we altijd met schoenen of laarzen lopen (of met pantoffels met een profiel) anders kun je uitglijden.
a. b. c. d. e. c.
Je mag alleen op de trap komen als er een leidster of stagiaire bij is. Peuters van het atelier trekken oversloffen aan voordat ze naar boven of beneden gaan. De leidster of stagiaire maakt het traphekje open en doet deze dicht. We lopen rustig achter elkaar de trap op. Als je rustig loopt zie je heel goed wat je doet. We houden een beetje afstand van elkaar als we op de trap lopen. Als we de trap op- en aflopen, houden we ons vast aan de (kinder)trapleuning anders kunnen we van de trap vallen. d. We praten en lopen zachtjes op de trap zodat de baby’s niet wakker worden (van onze stemmen en schoenen)
4. Leefruimte a. In de groep houden we rekening met anderen. b. We praten op een normaal volumeniveau (we gillen en schreeuwen niet want dat doet pijn aan de oren en mensen kunnen daar erg van schrikken) c. Voorwerpen gebruiken we waar ze voor bedoeld zijn, zoals: op een bank en stoel zitten we, met een schaar knippen we in papier of karton en met een auto rijd je over/op de grond. d. Speelgoed waar je mee hebt gespeeld ruim je op. Als dit niet lukt vraag je een ander kind of de leidster om te helpen. e. Speelgoed zet je weer terug op dezelfde plek waar je het hebt gepakt. f. Spullen van de leidsters zoals: leidsterstoel, mappen, pennen, stickers etc. worden alleen door de leidsters gebruikt.
Huisregels ouders en kinderen september 2014
3. Trap
4
g. Als een ander kind iets heeft waar jij graag mee wilt spelen, dan moet je even op je beurt wachten of je kunt samen spelen of je kunt vragen of jij ermee mag spelen; iets wat je hebt afgepakt van een ander kind geef je terug aan het kind als het dat wil, tenzij het kind er niet om taalt. h. Een kind dat rustig aan het spelen is storen we niet of zo min mogelijk. i. Als je gaat verven of plakken, moet je eerst een schort aan doen anders kunnen je kleren vies worden. j. Als je gaat kleuren, tekenen, knutselen of kleien pak je eerst een onderlegger. Daarna pak je de andere spullen die je die nodig hebt. k. Een schaar dragen we met de punt van de schaar in je handpalm terwijl je er rustig mee loopt. l. We lopen om een kleedje heen waar een kind op aan het werken/spelen is. m. De onderdelen van de roze toren, de bruine trap en de rode stokken worden stuk voor stuk naar het kleedje of de tafel gedragen. Deze delen worden met twee handen gedragen.
5. Eten en drinken a. Voor het eten en drinken maken we onze handen schoon met een noetje of een washandje omdat we al aan heel veel speelgoed en andere dingen hebben gezeten. b. Na het eten en drinken maken we onze handen en mond schoon met een noetje of een washandje omdat we anders plakken en dan wordt alles wat we aanraken vies. c. Voor het fruit eten, pakken we zelf een schaaltje, glas en vork. Vooraf mogen we meehelpen het fruit klaar te maken. Na afloop wassen we ons eigen schaaltje, glas en vork af. d. We eten eerst op wat we in onze mond of hand hebben voordat we een volgend stuk (fruit of brood) krijgen of in de mond doen anders kun je je verslikken. e. We praten niet met volle mond want dan ben je heel slecht te verstaan; het ziet er een beetje vies uit en het eten kan uit je mond vallen. f. Als we het brood op hebben, ruimen we ons bord, glas, mes en onderlegger/placemat op bij het kinderaanrecht.
6. Commode a. Als je op de commodetrap klimt of er weer vanaf gaat, dan moet je je goed vasthouden en rustig naar boven of beneden lopen. b. We blijven (rustig) op de commode liggen terwijl de leidster je verschoont.
a. b. c. d.
We gaan voor of na het eten naar de wc. De meisjes gaan naar het meisjestoilet en de jongens naar het jongenstoilet. Een wc is alleen bedoeld om in te plassen en te poepen. Als jouw leidster of de stagiaire jou moet helpen met je billen afvegen dan moet je even zeggen of roepen dat je klaar bent. e. Je plas en/of hoop zelf doortrekken. f. Na het plassen en/of poepen zelf handen wassen en afdrogen. g. De wc-deur dicht doen als je klaar bent.
8. Slaapkamer a. In de slaapkamer zijn we stil zodat we geen andere kinderen wakker maken. b. We liggen in bed. c. Als we uit bed willen, dan wordt het bed opengemaakt en/of worden we eruit gehaald door een leidster of stagiaire. Als je in een laag bed ligt, kun je er zelf uitgaan.
Huisregels ouders en kinderen september 2014
7. Toiletten
5
9. Buitenspeelruimte a. We kijken goed uit waar we lopen, rennen of fietsen anders kun je een botsing met een ander kind krijgen. b. Als een ander kind iets heeft waar jij graag mee wilt spelen, dan moet je even op je beurt wachten of je kunt samen spelen of je kunt vragen of jij ermee mag spelen; iets wat je hebt afgepakt van een ander kind geef je terug aan het kind als het dat wil.
10. Omgeving
Huisregels ouders en kinderen september 2014
a. Als we gaan wandelen dan houd je goed het wandeltouw of de hand van een ander kind of van de leidster vast. b. We kijken goed uit samen met de leidster totdat we over kunnen steken. c. Als we in de bolderkar zitten of in de fietskar dan houden we de handen bij onszelf.
6