huisadviseurschap libau adviesorganisatie voor ruimtelijke kwaliteit hoge der a 5 9712 ac groningen t 050 3126545 f 050 3123362
[email protected] www.libau.nl
DEEL II STRUCTUURVISIE DE MARNE dd. 2013-06-21 stedenbouw/landschap/cultuurhistorie Algemeen De Structuurvisie De Marne wil enerzijds richting en bandbreedte aangeven van de verwachte en gewenste ruimte-gerelateerde ontwikkelingen. Maar anderzijds vooral ook kansen aanreiken waarmee (lokale) partijen en initiatiefnemers aan de slag kunnen gaan. Hierdoor ontstaat vanuit de gemeentelijke verantwoordelijkheid de mogelijkheid om minder beperkend (normatief) en meer ruimte biedend (kwalitatief) te regisseren. De Structuurvisie De Marne wordt opgebouwd uit twee delen (zie ondertaand schema). Het eerste deel verwoordt en verbeeldt de ruimtelijke kernkwaliteiten en heeft een vrijwel tijdloos karakter. In het tweede deel van de structuurvisie zijn het ruimte-gerelateerd beleid, gesignaleerde kansen en een uitvoeringsstrategie opgenomen. Deze onderdelen worden geïntegreerd in de structuurvisie en kunnen als gevolg van (bestuurlijke) ontwikkelingen en trends op de korte tot middellange termijn tussentijds worden aangepast.
OPBOUW STRUCTUURVISIE DE MARNE
Deel I:
- Ruimtelijke Kernkwaliteiten (gebiedsanalyse)
Deel II
- Koersen en stromingen (beleidsanalyse) - Kansen (kansenanalyse) - Uitvoeringsstrategie
1
Deze notitie “Deel II Structuurvisie De Marne” geeft de resultaten weer van de beleids- en de kansenanalyse. Deze resultaten zijn d.d. 3 juni 2013 ambtelijk doorgesproken. Op basis van deze bespreking is de voorliggende notitie verfijnd en aangevuld. Tevens wordt onder het kopje “conclusies en aanbevelingen” van deze notitie een eerste aanzet gegeven voor de afronding van de structuurvisie met een “uitvoeringsparagraaf”. Dit voorstel is gebaseerd op bovengenoemde bespreking en een overleg over de stand van zaken met de betrokken wethouders, de heren Van Gelder en Berhuis, d.d. 27 mei jongstleden. Bouwsteen 2: Koersen en stromingen (beleidsanalyse) Aan de hand van een quick scan is het vigerende ruimte-gerelateerd beleid (koersen en stromingen) geanalyseerd. Het doel van deze quick scan is om beeld te krijgen over waar de gemeente in brede zin beleidsmatig uitvoering aan geeft en/of in hoeverre er voor wat betreft de ruimtelijke aspecten van consistentie of discrepantie sprake is. De resultaten van deze beleidsanalyse zijn verbeeld op kaart 2 “Koersen en stromingen”. In het onderstaande is het ruimte-gerelateerde beleid op dorps- gemeentelijk- en provinciaal schaalniveau beschreven. Dorpse Doelen De meeste dorpen in gemeente De Marne hebben een duidelijk beeld in welke richting zij willen ontwikkelen. Belangrijke, algemene thema’s daarbij blijken de versterking van de kwaliteit van de dorpsrand en het vergroten van de recreatieve mogelijkheden. Hierbij wordt gedacht aan nieuwe dorpsommetjes. Recreatief gezien zien de dorpen mogelijkheden om middels waterrecreatie, nieuwe recreatieve functies, hergebruik van oude gebouwen en de cultuurhistorie van de plek de recreatieve aantrekkelijkheid van het dorp te vergroten. Tot slot vormt het vergroten van de verkeersveiligheid een belangrijk aandachtspunt. Het gaat hierbij om veilige fietsroutes tussen de dorpen onderling (scholieren) en de afwikkeling van het landbouwverkeer in de dorpskernen op zich. Een aantal dorpen hebben daarnaast specifieke initiatieven. Zo hebben Houwer- en Schouwerzijl evenals Pieterburen duurzaamheidsambities zoals het opwekken van hernieuwbare energie of het verkleinen van de kringlopen (zoals voedsel). In het Kloosterburen wordt door de Stichting Sint Jan gewerkt aan de realisatie van een bijzonder project op het vlak van cultuurhistorie, wonen, werken en zorg. Marnster Doelen Gemeente De Marne zet voor wat betreft economie in op de landbouw. De streek wordt gekenmerkt door relatief grote akkerbouwbedrijven met een sterke positie van de pootaardappelsector. Naast de landbouw is ook de visserij vanuit Lauwersoog en Zoutkamp (garnalen) van belang. Het toerisme is een opkomende bedrijfstak. In De Marne met haar unieke combinatie van landschap en cultuurhistorie, natuur, rust en ruimte vormt toerisme een opkomende bedrijfstak. Het Lauwersmeergebied, haven Lauwersoog (met de veerdienst naar Schiermonnikoog) en de zeehondencrèche in Pieterburen vormen hierbij belangrijke publiekstrekkers.
2
Onder de paraplu van het Woon- en Leefbaarheidsplan en het Integraal Huisvestingsplan heeft de gemeente De Marne op hoofdlijnen een duidelijk beleid ingezet. De algemene principes voor dit beleid zijn: • • • • •
“kwaliteit van voorzieningen boven nabijheid”. “van uitbreiding naar inbreiding”. “van nieuwbouw naar hergebruik”. “recombineren”. “benutten en versterken van sociale kracht”.
Deze principes zijn vertaald naar verschillende beleidsvelden. Dit heeft geleid tot duidelijke keuze zoals de concentratie van woningbouw (zoals bijvoorbeeld levensloopbestendige woningen in Zoutkamp, Leens en Eenrum), bundeling van winkelvoorzieningen (Leens) en sportvoorzieningen (in principe overal afhankelijk van de verenigingen zelf) en basisonderwijs (vooralsnog 8 basisscholen in 7 dorpen). In het Gemeentelijke Verkeers- en Vervoersplan (verder: GVVP) gaat veel aandacht uit naar de provinciale weg N361. De N361 wordt als de snelle verbinding van oost naar west gezien, met een geplande omlegging ter hoogte van Mensingeweer en openbaar vervoer knooppunten in Ulrum , Lauwersoog en Zoutkamp. Voorts bevat het plan voorstellen om de verkeersveiligheid van de aansluitingen met het onderliggende netwerk te verbeteren. Voor wat betreft het onderliggende netwerk wordt ook ingezet op veilige langzaamverkeersroutes tussen de dorpskernen onderling (scholieren, recreatief medegebruik). Tot slot worden in het plan een aantal herinrichtingen van dorpskernen geagendeerd. In het Groenstructuurplan van De Marne wordt richting gegeven aan de groene invulling op het schaalniveau van de dorpen. Uitzondering hierop vormen beleidsuitspraken om de openheid van het Land van Aagt te borgen en voor het gebied rondom Zuurdijk te versterken. Samen met de nota Ruimtelijke kernkwaliteiten De Marne (deel I structuurvisie De Marne) en het Landschapsontwikkelingsplan Noord-Groningen (zie ook Provinciale doelen) waarin de karakteristieken en kwaliteiten van het landschap zijn benoemd vormt het Groenstructuurplan een bruikbare visie. Het gemeentelijke Klimaatbeleidsplan richt zich op met name op het thema “energie” en deelaspecten zoals de verlaging van het energieverbruik en het opwekken van duurzame energie op gemeentelijke gebouwen voor maatschappelijke voorzieningen. In dit beleid worden kleine windturbines met een maximale hoogte van 15,0 meter, met uitzondering van een brede zone langs de Waddenkust, toegestaan. Tot slot geeft het Klimaatbeleidplan ook aan op welke wijze de uitstoot van CO2 in de gemeente verlaagd kan worden. Provinciale Doelen De natuurwaarden van het Lauwersmeergebied en de Waddenzee en -kust (ecologische hoofdstructuur / stiltegebied) worden in het Provinciale Omgevingsplan (verder: POP) geborgd. Voor wat betreft het overige grondgebied van De Marne wordt ruimte gegeven voor grootschalige landbouw (voor de boorden van het Reitdiep geldt hiervoor overigens wel een “nee, tenzij” beleid). Overigens wordt langs de Waddenzeedijk door de provincie in het kader van de zeespiegelstijging ingezet op een het versterken van de waterkering in de zeewaartse richting.
3
De provincie heeft het Lauwersmeergebied tevens aangemerkt als een ontwikkelopgave. Daarnaast heeft de provincie Groningen samen met onder andere provincie Fryslan de “Koers voor het Lauwersmeergebied” opgesteld. In deze ontwikkelopgave en de koers staan naast de eerder genoemde natuurwaarden de doorontwikkeling van toerisme en recreatie centraal. Zoutkamp wordt door de provincie kansen toegedicht om als scharnier te fungeren tussen het Lauwersmeergebied en het ‘oude’ land (het gaat hierbij onder andere om het realiseren van recreatieve functies buitendijks). In het grondgebied van De Marne zijn door de provincie in het POP een aantal kernkarakteristieken benoemd. Het gaat hierbij om “grootschalige openheid”, “dijken”, “wierden”, “karakteristieke waterlopen”, “traditionele windmolens” en dergelijke. Voorts wil het POP de bereikbaarheid van noordwest Groningen verbeteren door de aanpak van de N361. De omlegging van de provinciale weg bij Mensingeweer dient in dit licht te worden beschouwd. Ook wordt de N361 en de aftakking naar Zoutkamp in het provinciale beleid bestempeld als onderdeel van het basisnetwerk openbaar vervoer met openbaar vervoer knooppunten in Lauwersoog, Zoutkamp en Ulrum. In het Landschapsontwikkelingsplan Noord-Groningen (verder: LOP) is de ruimtelijke kwaliteit van Noord-Groningen, waarvan De Marne deel uitmaakt, zorgvuldig beschreven aan de hand van een aantal landschapstypen. Voorts zijn een aantal deelgebieden en thema’s, die op het schaalniveau van NoordGroningen bepalend zijn voor de ruimtelijke kwaliteit, uitgewerkt. Zo zijn voor De Marne ontwikkelingsrichtingen benoemd voor het landschapstype van de kustpolder (één van de vier landschapstypen in De Marne) en specifieke, kwaliteitsbepalende thema’s zoals “wegbeplanting”, “dijken”, “watergangen”, “dorpen”, “historische terreinen en wierden”, “groene erven” en “landlopen”. Deze ontwikkelingsrichtingen zijn, overeenkomstig het schaalniveau van het LOP, globaal van aard. Tot slot wordt langs de Waddenzeedijk in Kiek over Diek en de Waddenkroon ingezet op de vergroting van de recreatieve mogelijkheden. Ingezet wordt op recreatieve paden over de Ommelanderzeedijk en (oude) zeedijken in het achterland en routes van deze dijken naar Pieterburen en Vierhuizen.
Conclusie Uit de quick scan blijkt dat enkele beleidsdocumenten verouderd zijn omdat daarin nog wordt uitgegaan van het “groeidenken”. Daar staat tegenover dat in het overgrote deel van het staande beleid de omslag is gemaakt van dit “groeidenken” naar “krimpdenken”. Bovendien is ook de kwalitatieve lijn om de unieke ruimtelijke kwaliteit als het “goud” van De Marne te beschermen en door te ontwikkelen een belangrijke pijler voor het staande beleid. Kortom, het ruimte-gerelateerde beleid is – met uitzondering van enkele interpretatieverschillen (zie bijlage) – al over een langere tijd redelijk koersvast en goed. Het is zaak deze koers de komende tijd actief vast te houden.
4
Bouwsteen 3: Kansen (kansenanalyse) Op basis van de confrontatie van de resultaten uit de nota “Ruimtelijke kernkwaliteiten” en bevindingen uit de “Koersen en stromingen” uit het vorige hoofdstuk tekenen zich kansen af op het vlak van: 1. Landschap 2. Cultuurhistorie 3. Toerisme en recreatie 4. Energie, duurzaamheid en klimaat 5. Landbouw 6. Dorpen 7. Bereikbaarheid 8. Hergebruik leegkomende gebouwen 9. Stedenbouwkundige afronding braakliggende terreinen 10. Ruimtelijke aandachtsgebieden Deze kansen dragen bij aan de leefbaarheid van de gemeente De Marne en vragen om doorontwikkeld te worden. De kansen zijn verbeeld op kaart 3 “Kansenkaart” en worden in het onderstaande beschreven. 1. Landschap Het landschap is het “goud” van de gemeente De Marne en is bovendien door de beperkte verstedelijking alom aanwezig. Het is daarom belangrijk om voor dit thema op structuurniveau zorgvuldig beleid uit te stippelen. Naar onze mening is er een aanvulling van het bestaande beleid gewenst. Enerzijds is namelijk het Landschapsontwikkelingsplan voor Noord-Groningen voor De Marne te grof en anderzijds richt het Groenstructuurplan van de gemeente De Marne zich in sterke mate op de dorpen. Door de beoogde aanvulling kunnen kleinschalige groenelementen, maar ook “lange lijnen in het landschap” beter bijdragen in het accentueren en leesbaar maken van de verschillende landschapstypen in De Marne. 2. Cultuurhistorie Naast landschappelijke elementen en de occupatiepatronen zijn er ook tal van archeologisch en cultuurhistorisch waardevolle terreinen en objecten die een deel van het ‘verhaal’ van De Marne vertellen. Naast educatieve heeft het herkenbaar en/of beleefbaar maken van deze waarden tevens recreatieve en toeristische waarden. Het Landschapsontwikkelingsplan NoordGroningen, Woon- en Leefbaarheidsplan, de nota Ruimtelijke Kernkwaliteiten en het archeologische beleid van de gemeente bevatten interessante aanknopingspunten om dit rijke verleden verder zichtbaar te maken. 3. Toerisme en Recreatie Toerisme en recreatie vormen in toenemende mate een belangrijke economische drager. Sprekende voorbeelden hiervan in De Marne zijn de Theefabriek in Houwerzijl of Wongema in Hornhuizen. Er doen zich kansen voor om bestaande recreatieve netwerken te versterken door nieuwe initiatieven op deze netwerken aan te haken zodat het geheel meer wordt dan de som der delen. Een prachtige kans ligt er ook in het herstel van de koppeling van de dorpen met het water. Vrijwel alle dorpen zijn immers aangetakt aan de waterstructuur, maar op veel plaatsen is de relatie dorp-water verstoord. Juist hier zijn recreatieve kansen (aanlegmogelijkheden, vaarrondjes met Reitdiep met Zoutkamp als spil, dorpshavens etc.). Door dergelijke routes kunnen de vele kleinschalige attracties aan elkaar gekoppeld worden en elkaar versterken.
5
Het Lauwersmeergebied (Nationaal Park) vormt dé recreatieve poort en trekker voor De Marne. De Marne kan hiervan profiteren als de koppeling tussen “het Lauwersmeergebied” en “het oude land” wordt verbeterd. Herinrichting van de overgangszone alsmede het verbeteren van de relatie tussen het Lauwersmeergebied met “het oude land”, zoals bij de buitendijkse jachthaven en het Hunsingokanaal (onderdeel vaarcircuit “om de Noord”) bij Zoutkamp, bieden hiervoor kansen. De Marne ligt net als grote delen van het Hogeland vrijwel met de rug naar het Waddengebied. De Marne kan van de ligging aan dit bijzondere natuurgebied profiteren als de koppeling vanuit het oude kwelderlandschap via de kustpolders met de Waddenzee wordt versterkt. In dit verband worden, met respect voor de aanwezige natuurwaarden en ruimtelijke kernkwaliteiten, tevens kansen gezien voor extensief (recreatief) medegebruik van de kwelders. 4. Energie, Duurzaamheid en Klimaat Het Klimaatbeleidplan haakt aan op lopende duurzaamheidsinitiatieven in enkele dorpen en op gemeentelijke gebouwen. De structuurvisie vormt een aanleiding om basisbeleid te formuleren op het vlak van de landschappelijke inpassing van lokale hernieuwbare energie, zoals bijvoorbeeld solarparken, biomassavergistingsinstallaties en osmose- en waterkrachtcentrales, respectievelijk op de overgang van zoet- en zoutwater en bij sluizen. 5. Landbouw Op het vlak van landbouw zijn veel ontwikkelingen ophanden zoals schaalvergroting, verdieping en verbreding. Ook de opwekking van duurzame energie (zie ook “energie, duurzaamheid en klimaat” in de vorige alinea) is volop in ontwikkeling. Met respect voor de ruimtelijke kernkwaliteiten kan ruimte worden gegeven aan deze ontwikkelingen zodat de landbouw in De Marne vitaal blijft. De structuurvisie vormt een aanleiding om een bredere kijk te ontwikkelen op de boerenerven in relatie tot de landschapstypen waar de boerderijen in gelegen zijn. Door de schaalvergroting zullen een aantal boerderijen de komende jaren vrijkomen. Zeker bij kenmerkende en beeldbepalende gebouwen is het van belang om creatief te kijken naar de mogelijkheden die de gebouwen hebben voor nieuwe functies zoals wonen, recreatie, zorg en/of werken (zie ook kans 8). 6. Dorpen De Marne is rijk aan verschillende typen dorpen met ieder haar eigen karakteristieken en kwaliteiten. Deze verscheidenheid biedt per dorp specifieke kansen om in te spelen op het hergebruik van gebouwen en/of sloop en inrichting van vrijkomende plekken als gevolg van demografische ontwikkelingen (zie ook kans 8). In de dorpen staan ook herinrichtingen gepland van de openbare ruimte in het kader van het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan. Deze herinrichtingen kunnen een stevige impuls geven aan de ruimtelijke kwaliteit van de dorpskernen. Aandachtspunt hierbij is de integrale benadering waarbij de historische structuurelementen herkenbaar en leesbaar blijven.
6
Het merendeel van de dorpen heeft vanoudsher een sterke relatie met het water. Deze relatie heeft in veel dorpen aan betekenis ingeboet. Door dorp en water zoals vanouds meer aan elkaar worden gerelateerd krijgt de ruimtelijke kwaliteit een impuls en worden de relaties tussen de dorpen onderling en van de dorpen met de wijde omgeving via het water hersteld. Veel dorpen hebben één of meerdere zogenaamde dorpsbosjes. Deze dorpsbosjes stammen uit de periode van de ruilverkaveling en kennen oorspronkelijk weinig natuur- en gebruikswaarden. Onze ervaring leert dat deze bosjes met betrekkelijk eenvoudige middelen een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de leefbaarheid van de dorpen door deze bosjes om te vormen tot een dorpsommetje en/of een pluk- of speelbos. 7. Verbindingen De N361 is voor autoverkeer de belangrijkste toegang voor de gemeente de Marne. Om deze toegangsweg te optimaliseren worden in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan voorstellen gedaan om gevaarlijke kruisingen opnieuw in te richten. Dit biedt kansen om de verschillende identiteiten van “de provinciale weg” en “het dorp” herkenbaar en afleesbaar te maken. In een groot aantal dorpen zijn in het kader van het Gemeentelijk Verkeersen Vervoersplan herinrichtingen van dorpskernen gepland. Deze herinrichtingen bieden enerzijds kansen om de ruimtelijke kwaliteit van een dorp een impuls te geven. Anderzijds doet zich de kans voor om de verkeersveiligheid in de dorpskernen te verbeteren. Aandachtspunt hierbij is een integrale benadering waarbij de (historische) ruimtelijke dragers duidelijk herkenbaar en leesbaar blijven. De afwikkeling van landbouwverkeer (agrologistiek) in het buitengebied is een belangrijk thema om gemeentebreed verder uit te werken. Hierdoor worden ad hoc oplossingen voorkomen waardoor ruimtelijke karakteristieke vervagen. Ook hier is een integrale benadering gewenst waarbij de ruimtelijke karakteristieken van de wegprofielen herkenbaar en leesbaar blijven. Dorpsbewoners zijn door veranderingen in de voorzieningenstructuur veelal aangewezen op voorzieningen in andere dorpen. Hierdoor is het van belang om de dorpen onderling goed met elkaar te verbinden. Voor wat betreft het langzaam verkeer liggen er rondom de dorpen en tussen de dorpen onderling kansen om de bereikbaarheid te verbeteren door bestaande netwerken slim aan elkaar te koppelen. Tot slot schept een uitstekende internetverbinding (glasvezel) kansen om De Marne virtueel te verbinden met de rest van de wereld. De gemeente De Marne wordt hierdoor nog aantrekkelijker voor de bestaande bedrijven en nieuwkomers zoals de “cottage industries”.
7
8. Hergebruik leegkomende gebouwen Door sociaal-economische en demografische ontwikkelingen verliezen een groot aantal gebouwen in de toekomst hun functie. Dit stelt de gemeente in dorpen en bij boerderijen voor een aantal transformatievraagstukken. Zeker bij kenmerkende en beeldbepalende gebouwen is het van belang om creatief te kijken naar de mogelijkheden die de gebouwen hebben voor nieuwe functies zoals wonen, recreatie, zorg en/of werken. Door maatwerk en inspirerende voorbeelden van hergebruik kan dit voor creatieve ondernemers en bewoners een kans zijn op een unieke plek te wonen of te ondernemen. In het geval dat er toch gesloopt moet worden, biedt het ook een kans om inzicht te geven hoe een vrijkomende kavel in een dorp of in het landschap kan worden heringericht. 9. Stedenbouwkundige afronding braakliggende terreinen Door stagnerende bouwontwikkeling en/of herstructurering zijn en komen er in de gemeente De Marne verschillende terreinen braak te liggen, zoals bijvoorbeeld nu al het geval is in Ulrum, Leens en (in mindere mate) Zoutkamp. Het is de kunst om de “onaffe” uitstraling van deze terreinen om te buigen zodat zij er verzorgd en “af” uitzien. 10. Ruimtelijke aandachtsgebieden Op basis van bestudering van het beleid en onze bevindingen in het kader van de nota Ruimtelijke Kwaliteit is specifieke aandacht gewenst voor Ulrum omdat een aantal forse ruimtelijke vraagstukken zich in dit dorp opeenstapelen (leegstaande winkelpanden, de geplande sloop van het verzorgingstehuis en het braakliggende bedrijventerrein). De structuurvisie biedt hiervoor een prima aanleiding om deze vraagstukken tegen het licht en een strategie te ontwikkelen zodat deze processen zorgvuldig kunnen worden begeleid. Uit de quick scan blijkt verder dat in een aantal dorpen een ruimtelijke visie ontbreekt. Uit de nota Ruimtelijke Kernkwaliteiten blijkt bijvoorbeeld dat Wehe-Den Hoorn “vraagt” om een kwaliteitsimpuls. Ook bij kleine kernen zoals Mensingeweer, Vierhuizen, Kruisweg en Hornhuizen ontbreekt een duidelijke ruimtelijke doelstelling. Zeker in Mensingeweer, waar een rondweg gepland is, is dat een gemiste kans. Er kan geen sturing worden gegeven aan de herinrichtingsopgave in het dorp en toekomstige ruimteclaims in de zone tussen het dorp en de omgelegde N361. Conclusies Bovengenoemde kansen dragen allen op hun eigen manier bij aan het behoud en de versterking van de leefbaarheid van de gemeente De Marne en vragen doorontwikkeld te worden en verdienen om die reden aandacht in de uitvoeringsstrategie.
8
Conclusies en aanbevelingen Uit de quickscan van het (ruimte-gerelateerde) beleid blijkt dat in het overgrote deel van het staande beleid reeds de omslag is gemaakt van “groeidenken” naar “krimpdenken”. Bovendien is ook de kwalitatieve lijn om de unieke ruimtelijke kwaliteit als het “goud” van De Marne te beschermen en door te ontwikkelen een belangrijke pijler voor het staande beleid. Kortom, het ruimte-gerelateerde beleid is al over een langere tijd redelijk koersvast en het is zaak deze koers de komende tijd vast te houden.
Daarnaast komen uit de confrontatie van de resultaten uit de nota “Ruimtelijke kernkwaliteiten” en de bevindingen uit het hoofdstuk “Koersen en stromingen” van deze notitie een aantal kansen naar voren. Deze gesignaleerde kansen dragen allen op hun eigen manier bij aan het behoud en de versterking van de leefbaarheid van de gemeente De Marne en vragen om doorontwikkeld te worden. Bovenstaande conclusies vereenvoudigen het vervolgproces om tot een afronding te komen van de structuurvisie. Met de nota Ruimtelijke kernkwaliteiten en voorliggende notitie met “Koersen en stromingen” en “Kansen” zijn vrijwel alle ingrediënten voor een structuurvisie, passend is bij de Marnster context (zie ook hoofdstuk “Algemeen” van deze notitie), gereed. Wij adviseren dan ook om de afronding van de structuurvisie “klein” te houden en te richten op: 1. Het informeren van bewoners en het maatschappelijk middenveld (zoals waterschap Noorderzijlvest, LTO-Noord) van de voorlopige resultaten van de Structuurvisie De Marne (nota Ruimtelijke kernkwaliteiten en voorliggende notitie) om deze resultaten zonodig aan te scherpen en te werken aan draagvlak en bewustwording. 2. Het opzetten van een uitgekiende uitvoeringsstrategie als sluitstuk van de Structuurvisie De Marne. Er wordt onderscheid gemaakt in beleidsprojecten (opstellen of actualiseren van beleid) en ontwikkelprojecten (concrete ruimtelijke ingrepen) en per project wordt aan gegeven op welke wijze (rollen, instrumenten), met welke partijen en op welk moment (korte, middellange en lange termijn) de gemeente de gesignaleerde kansen nader uitwerkt. 3. De opmaak van de eindrapportage (deel I en II) in woord en beeld en digitalisering zodat de Structuurvisie De Marne voor haar bewoners, maatschappelijk middenveld een inspirerend karakter krijgt en de gemeente regie kan voeren bij ontwikkelingen.
Na vrijgave van de nota “Ruimtelijke kernkwaliteiten” en voorliggende notitie met bijbehorende kaarten door het bestuur van de gemeente wordt na de zomer gestart met het informeren van de bewoners en het maatschappelijk middenveld van de voorlopige resultaten van de Structuurvisie De Marne. In het najaar worden de uitkomsten van deze informatieronde verwerkt en wordt de uitvoeringsstrategie opgesteld. Vervolgens wordt het eindrapport van de Structuurvisie De Marne (deel I en II) opgemaakt (inclusief een bronnen- en literatuurlijst zodat de aan de structuurvisie ten grondslag liggende documenten een plek krijgen in de visie). Dit eindrapport wordt in december 2013 dan wel begin 2014 ter besluitvorming aangeboden aan de gemeente.
9
Bijlage:
Discrepanties in beleid
1. In de omschrijving van de landschapstypen op het grondgebied van De Marne zit bij het LOP en de nota “Ruimtelijke Kernkwaliteiten” de Marne een verschil in de interpretatie van de grenzen bij het landschapstype Reitdiep (1). In de workshops kwam naar voren dat dit gebied vanwege haar ontstaansgeschiedenis en haar open karakter deel uitmaakt van het landschap van de voormalige zee-arm Reitdiep. Voor dit gebied dient een eenduidig beeld/keuze gemaakt te worden om goed aansluitend beleid te kunnen voeren. 2. In de provinciale doelen wordt ingezet op behoud en versterking van de oorspronkelijke verkavelingspatronen en de openheid van de kustpolders. Tegelijkertijd is er beleid om direct achter de zeewerende dijk aan natuurontwikkeling (als onderdeel van een toekomstige reeks) te doen. Dit doet afbreuk aan de doelstellingen uit het LOP/POP en nota Ruimtelijke Kernkwaliteiten de Marne.
10