HUIS VOOR DE KUNSTEN LIMBURG
WOII Slachtoffers onder Kastelen in het NederlandsDuits Grensgebied
Sebastiaan Gerards Rebecca M. Hollewijn Joop de Jong 25-1-2012
Inhoud 1.
Introductie...................................................................................................................................................................3
2. Het Nederlands-Duits grensgebied tijdens de Tweede Wereldoorlog...................................................5 2.1
De jaren 1944-1945 .......................................................................................................................................5
2.2
Rol van kastelen in de oorlog .....................................................................................................................5
3.
Na de oorlog................................................................................................................................................................7 3.1
Wederopbouw .................................................................................................................................................7
3.2
Omgang met monumenten binnen de wetgeving .............................................................................8
3.2.1
Nederland .................................................................................................................................................8
3.2.2
Duitsland...................................................................................................................................................9
3.3 4.
Restauratie: theorie en praktijk............................................................................................................. 10
Omgang met beschadigde en verwoeste kastelen ................................................................................... 12 4.1
Geen actie (ruïnes tot heden) ................................................................................................................. 14
4.1.1
Kommende Siersdorf ........................................................................................................................ 14
4.1.2
Kasteel Bleijenbeek ........................................................................................................................... 14
4.2
Sloop.................................................................................................................................................................. 15
4.3
Consolidatie.................................................................................................................................................... 17
4.3.1
Burg Nideggen ..................................................................................................................................... 18
4.3.2
Haus Empel ........................................................................................................................................... 18
4.3.3
Kasteel Asten........................................................................................................................................ 19
4.3.4
Kasteel de Keverberg (Kessel) ...................................................................................................... 20
4.3.5
Kasteel Geysteren............................................................................................................................... 22
4.3.6
Kasteel Deurne .................................................................................................................................... 23
4.4
Restauratie ..................................................................................................................................................... 23
4.4.1
Schloss Rurich ..................................................................................................................................... 25
4.4.2
Burg Frankenburg.............................................................................................................................. 25
4.4.3
Voorbeelden Nederland .................................................................................................................. 26
5.0
Duurzaamheid en omgangskeuzes ............................................................................................................ 31
5.1
Bouwkundige duurzaamheid.................................................................................................................. 32
5.2
Maatschappelijk draagvlak ...................................................................................................................... 32
5.2.1
Kasteeltuin Hemmen ........................................................................................................................ 34
5.2.2
Kasteelruïne Asten............................................................................................................................. 35
5.3
Behoud van cultuurhistorische waarden........................................................................................... 35
5.4
Financiële duurzaamheid ......................................................................................................................... 37
5.4.1
Kessel (Kasteel de Keverberg) ...................................................................................................... 37 1
5.4.2 5.5 6.0
Burg Boetzelaer .................................................................................................................................. 38
Exploitatierentabiliteit .............................................................................................................................. 39 Conclusie .............................................................................................................................................................. 41
Bijlage 1: Inventarisatie van Oorlogsslachtoffers ............................................................................................. 42 Bijlage 2: Overzicht interviews ................................................................................................................................ 46 Bibliografie ........................................................................................................................................................................ 93
2
1.
Introductie
In de Tweede Wereldoorlog en vooral in het laatste jaar van die oorlog zijn in het NederlandsDuitse grensgebied veel kastelen slachtoffer geworden van oorlogshandelingen en tot ruïne vervallen. Na de oorlog was en is het soms nog steeds de vraag wat te doen met deze ruïnes: niets, slopen, consolideren of reconstrueren. De ruïne van kasteel Bleijenbeek bij het Limburgse Afferden is een van de weinig overgebleven kasteelruïnes uit de Tweede Wereldoorlog waar tot op heden geen grootscheepse consolidatie of reconstructie heeft plaatsgevonden. In december van het afgelopen jaar organiseerden de Provincie Limburg, de Stichting Limburgse kastelen, de Stichting kasteelruïne Bleijenbeek, en de Nederlandse Kastelenstichting een symposium met als titel ‘Duurzaam ruïnebeheer: tegenstrijdigheid of mogelijkheid tot cultuurbehoud?’ om een beter beeld te krijgen van de factoren die een rol spelen bij het duurzame behoud van ruïnes en om deze informatie te betrekken bij de beoogde gedeeltelijke reconstructie van Bleijenbeek. Ter voorbereiding van het symposium werd door het Steunpunt Archeologie en Monumentenzorg van de Provincie Limburg aan de Universiteit Maastricht gevraagd om een onderzoek te doen, waarin de volgende vraag centraal staat: Op welke manier werd met kastelen omgegaan die tijdens de Tweede Wereldoorlog door oorlogsgeweld vervallen zijn in de NederlandsDuits grensregio, en wat zijn de implicaties hiervan op het behoud van de cultuurhistorische waarden, de bouwkundige en economische duurzaamheid, en het maatschappelijk draagvlak? In dit vergelijkende onderzoek naar de omgang met kasteelruïnes in de Nederlands-Duitse grensregio, is gekeken naar de houding van verschillende private en publieke partijen ten opzichte van consolidatie, restauratie en reconstructie. Hierbij is onderzocht wat sinds 1945 in de grensregio wel of niet is gerealiseerd en wat de voornaamste overwegingen en problemen hierbij waren. Verder werden naast de bouwkundige duurzaamheid, ook de mate van behoud van de cultuurhistorische waarden en het economische en maatschappelijke draagvlak voor de verschillende keuzes van aanpak onderzocht. Doel van het onderzoek was niet alleen inventarisatie. Het wil ook een bijdrage leveren aan het zoeken naar mogelijkheden voor gebruik die bouwkundig en financieel duurzamer zijn dan andere opties, die op voldoende maatschappelijk draagvlak kunnen rekenen, en met behoud van zoveel mogelijk cultuurhistorische waarden. Om de hoeveelheid onderzoeksobjecten hanteerbaar te maken voor een onderzoek van drie maanden, is gekozen voor kastelen en kasteelruïnes in Limburg, Noord-Brabant, en Gelderland in Nederland, en de aangrenzende Duitse Kreisen Kleve, Düren, Heinsberg, en Aachen. Vanwege de korte onderzoekstijd en door onvolledige en soms ook onbetrouwbare bronnen zal de inventarisatie mogelijk niet geheel compleet zijn voor de Duitse kasteelruïnes. Desondanks denken wij dat de onderzoeksresultaten representatief en nuttig zijn. Dit onderzoek is nadrukkelijk bedoeld als steekproef, als een kleinschalige poging om de actuele situatie van de talrijke oorlogsslachtoffers onder kastelen in de provincie Limburg en het aangrenzende Nederlands-Duitse grensgebied in kaart te brengen. Wij hebben geprobeerd om alleen kastelen met een middeleeuwse oorsprong bij de inventarisatie te betrekken, dus geen latere buitenplaatsen of landhuizen. Voor het Duitse gebied was dit vanwege de bronnen soms lastiger te bepalen dan voor Nederland. 3
Het onderzoeksrapport is als volgt opgebouwd. Het begint met een korte geschiedenis van het Nederlands-Duits grensgebied tijdens de Tweede Wereldoorlog, en de rol die kastelen daarin speelden. Vervolgens wordt het specifieke thema ‘restauratie van kasteelruïnes’ vanuit een theoretisch en praktisch oogpunt behandeld, waarbij vier verschillende manieren van omgaan met kasteelruïnes de revue passeren: geen actie (ruïne tot heden), sloop, consolidatie en reconstructie. Daarna wordt de duurzaamheid ten gevolge van de verschillende keuzes onder de loep genomen. Bijzondere aandacht krijgen daarbij de bouwkundige duurzaamheid, de financiële duurzaamheid, het maatschappelijk draagvlak en het behoud van cultuurhistorische waarden. Het onderzoek wordt afgesloten met conclusies. De bijlagen bevatten een inventarisatie van de oorlogsslachtoffers onder kastelen in het Nederlands-Duits grensgebied en korte samenvattingen van de gehouden interviews . Wij willen de vele personen en instanties die hebben meegewerkt aan dit onderzoek graag bedanken. Hun namen zijn te vinden in de tekst en in de bijlagen. Onze belangrijkste dank gaat uit naar Theo Oberndorff, consulent cultureel erfgoed van de Provincie Limburg, voor de onderzoeksopdracht, maar nog veel meer voor de plezierige en constructieve samenwerking.
4
2. Het Nederlands-Duits grensgebied tijdens de Tweede Wereldoorlog Van mei 1940 tot mei 1945 werd Nederland bezet door Hitler-Duitsland (1). Na de landing van de geallieerden in Normandië duurde de opmars door Noord-Frankrijk en België ongeveer drie maanden. Al spoedig werd een plan ontwikkeld om Nederland te bevrijden en een snel einde aan de oorlog te maken (2 p. i).
2.1
De jaren 1944-1945
De bevrijding van Nederland begon met Operation Market Garden in september 1944. Het was een poging van de geallieerden om de belangrijke bruggen over de Maas en Rijn in handen te krijgen en om de Duitse Siegfriedlinie te vermijden. De Siegfriedlinie of Westwall was een verdedigingslijn van meer dan 600 kilometer lang die de grens van het oude Duitse Rijk volgde, van de zuidwestelijke punt bij Zwitserland helemaal naar Kreis Kleve in Nordrhein Westfalen. Dit noordelijke eindpunt was net over de Nederlandse grens, vlakbij Arnhem en Nijmegen. De geallieerde troepen wilden hier omheen trekken om zo het Roergebied te omsingelen. Een tweede doel was het verhinderen van spoortransporten van V2’s vanuit Duitsland naar Wassenaar in Nederland, waar lanceringen plaats vonden (1 p. 18). De geallieerde troepen trokken Nederland vanuit het zuiden binnen, en de eerste fase van Operation Market Garden was succesvol. Toen ze Arnhem naderden werden ze echter tegengehouden door een sterkere Duitse troepenmacht dan verwacht. De slag om Arnhem, die negen dagen duurde, werd verloren met als resultaat dat het front nog maanden lang in NoordLimburg, Noord-Oost-Brabant, en Gelderland bleef liggen.
2.2
Rol van kastelen in de oorlog
Veel kastelen hebben een belangrijke rol gespeeld tijdens de oorlog. Ze werden gezien als zeer sterke bouwwerken en lagen bovendien meestal buiten de gevaarlijkste oorlogsgebieden. Om deze redenen boden kastelen vaak onderdak aan vele mensen, aan kunstschatten en archieven, en aan soldaten en vooral aan officieren. Al eeuwen geleden hadden kastelen hun militaire functie verloren. Vanaf de zestiende eeuw werden kastelen niet of nauwelijks meer gebouwd om een verdedigende rol te spelen. Maar tijdens de Tweede Wereldoorlog kregen sommige kastelen opnieuw een militaire betekenis. Ze werden gebruikt voor militaire doeleinden, bijvoorbeeld als observatietoren, onderkomen voor troepen en officieren, opslagruimte voor wapens en munitie en ook als stelling. Mede hierdoor werden kastelen het doel van veel beschietingen en bombardementen, en raakten ze tijdens de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog ernstig beschadigd. Vaak werden kastelen bewust vernietigd om te voorkomen dat ze gebruikt zouden worden door vijandelijke troepen (3). Terugtrekkende Duitse eenheden hebben dit meerdere malen gedaan, terwijl de Geallieerden kastelen vaker bombardeerden om de Duitse troepen die zich in het kasteel hadden verschanst te verjagen. Bijna 44 procent van de totale schade aan kastelen en buitenplaatsen in Nederland is ontstaan tijdens het laatste oorlogsjaar (1 p. 42). De maandenlange patstelling aan het front heeft een enorm verwoestende effect gehad op kastelen in Oost-Nederland. Al lang vóór de oorlog werden manieren gezocht om monumenten en objecten met cultuurhistorische waarden te beschermen. In 1903 werd een nieuwe afdeling toegevoegd aan het Departement van Binnenlandse Zaken: ‘Kunsten en Wetenschappen’. Uit deze afdeling zou later de Rijksdienst voor de Monumentenzorg voortkomen. De centrale opdracht was het 5
‘beschrijven en het restaureren van de Nederlandse monumenten van Geschiedenis en Kunst’. Jan Kalf was de eerste directeur. Hij stelde een lijst samen van 108 monumenten die beschermd dienden te worden tijdens een oorlog. Hoewel hij in zijn publicatie Bescherming van kunstwerken tegen oorlogschade benadrukte dat kastelen niet moesten worden gebruikt voor inkwartiering of bezetting , plaatste hij geen kastelen op de lijst van 108 monumenten (1 p. 25). Ook andere maatregelen werden genomen om monumenten te beschermen. In 1907 vond een vredesconferentie plaats in Den Haag, waar ‘onder andere [werd] bepaald dat bij beschietingen en bombardementen alle mogelijke maatregelen dienden te worden genomen om historische monumenten te ontzien, mits deze niet voor een militair doel benut zouden worden (1 p. 24). Tijdens de Tweede Wereldoorlog, en vooral in het laatste jaar, werd duidelijk dat deze maatregelen niet werden gerespecteerd, en uiteindelijk zijn veel kastelen slachtoffer geworden van de strijd tussen Duitsland en de Geallieerden. Volgens een inventarisatie van Michiel Purmer van 1997, zijn de meeste van de huidige ruïnes ten gevolge van oorlogsgeweld tijdens de Tweede Wereldoorlog ontstaan (4 p. 10).
6
3.
Na de oorlog ‘In den letzeten Wochen des Krieges ist mehr zerstört worden als in den vorhergehenden Jahren’ (5).
De Tweede Wereldoorlog liet één grote ravage achter in Europa. Een inventarisatie van de opgelopen schade in Nederland telde 30.000 verwoeste woningen, meer dan dertig verwoeste binnensteden en dorpskernen, 300 verwoeste monumentale gebouwen en nog eens 200 zwaar beschadigde monumenten (1 p. 34).
3.1
Wederopbouw
De laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog hadden in het Nederlands-Duits grensgebied een enorm verwoestende kracht. In deze korte periode werden meer gebouwen en monumenten beschadigd dan in alle oorlogsjaren daarvoor. Iedereen kent de dramatische beelden van Duitse steden in 1945: straat na straat gevuld met puin met overlevenden die rondscharrelden in het ruïnelandschap. Dit was Stunde Null: Duitsland moest helemaal opnieuw beginnen. In 1945 begon zowel in Nederland als Duitsland noodgedwongen de wederopbouw. Het aanpakken van de woningnood had de hoogste prioriteit, en in de eerste decennia na de oorlog werden vele woonhuizen ‘uit de grond gestampt’. Daarbij hadden verwoeste monumenten geen voorrang. Het beleid in Nederland tijdens de eerste jaren na de oorlog was om beschadigde monumenten allereerst te beschermen tegen verder verval. Hiervoor werden noodvoorzieningen uitgevoerd tot een maximum subsidiebedrag van 10.000 gulden (1 p. 34). In Duitsland had reeds in 1946 de Rheinische Denkmalpflege 100 werven opgestart (5). Dat was een bijzonder moeizaam proces gezien het feit dat de gebouwen van de Rheinische Denkmalpflege zelf in puin lagen en heropgebouwd dienden te worden. De sfeer in Duitsland in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog wordt doorgaans omschreven als erg grimmig, somber en pessimistisch. Bij de bombardementen en beschietingen was circa een kwart van de Duitse woningvoorraad vernietigd: vier miljoen woningen lagen in puin, nog eens vier miljoen woningen waren al dan niet zwaar beschadigd. De voornaamste opgave was ervoor te zorgen dat iedereen te eten en een dak boven het hoofd kreeg. Ook werd gediscussieerd over de vraag of ruïnes een plaats konden of moesten hebben in de heropgebouwde Duitse steden. ‘Wer in der Ruine ein verpflichtendes Symbol historischer Vergangenheit oder rein in die Zukunft weisendes Mahnmal erblickt, wird sie bejahen, wer aber die Sprache dieser Assoziationen nicht versteht, der wird sie verneinen. Mögen auch beispielweise die Reste der Römerbauten in Trier oder die Ruinenwelt in Rom mit den modernen Stadtgebilden zusammengewachsen und den Bürgern durch lange Gewohnheit vertraut geworden sein., den meisten Bewohnern unserer Städte werden die in jüngster Vergangenheit entstandenen Ruinen anstöβig erscheinen. Dennoch werden Sie aller Voraussicht nach als Zeugen einer düsteren Vergangenheit viele Jahre hindurch im Bilde unserer Städte sichtbar bleiben’ (5). Uit het voorgaande citaat blijkt duidelijk dat de Rheinische Denkmalpflege kort na de Tweede Wereldoorlog actief nadacht over de omgang met ruïnes. Een echt ruïnebeleid kwam hier echter niet uit voort. 7
In Nederland werd over hetzelfde thema gediscussieerd. Er was sprake van het bewaren van een enkele oorlogsruïne. ‘Deze zou als voorbeeld, als waarschuwing en als monument van de aangerichte schade moeten blijven staan. […] De drang om te herstellen wat was vernietigd, was echter groter’ (6 p. 66). Ondanks het feit dat reconstructie zowel politiek als moreel een thema was, blijkt uit ons onderzoek dat het merendeel der kastelen kort na de Tweede Wereldoorlog gereconstrueerd werd (zie Hoofdstuk 4).
3.2
Omgang met monumenten binnen de wetgeving
De wetgeving met betrekking tot de omgang met monumenten is in de vorige eeuw verschillende keren gewijzigd. Ook hierbij speelde de Tweede Wereldoorlog een belangrijke rol. ‘De ontwikkelingen die leidden tot de manier waarop kastelen tegenwoordig beschermd, beheerd, gemusealiseerd en geëxploiteerd worden, zijn door de gevolgen van de oorlog in gang gezet of in een stroomversnelling terechtgekomen’ (7). Zoals beschreven in paragraaf 2.2, werden er vóór de oorlog wel maatregelen genomen om monumenten te beschermen, maar ‘een ding is duidelijk geworden: de inspanningen vóór de oorlog om erfgoed voor aantasting te beschermen, hebben weinig uitgehaald’ (3). 3.2.1 Nederland In Nederland was er tijdens de Tweede Wereldoorlog in de praktijk geen effectieve officiële wetgeving voor de bescherming van monumenten. Na de oorlog werd het College van Advies inzake door Oorlogsgeweld Beschadigde Monumenten opgericht in 1946, met als taak het ‘beoordelen welke gebouwen in aanmerking kwamen voor herstel en welke volgorde daarbij gehanteerd moest worden’. Deze ranglijst had als hoogste prioriteit kerken, woonhuizen en raadhuizen. Pas daarna zouden kastelen en torens in aanmerking komen. De schade aan monumenten werd geschat op ongeveer 200 miljoen gulden, waarvan uiteindelijk 87 miljoen gulden aan schade werd beschouwd als ‘niet-herstelbaar’ (1 p. 35). Het oprichten van het College was een positieve ontwikkeling, maar alleen bestaan was niet genoeg. Nog belangrijker was dat er voldoende geld voor het herstel van monumenten zou worden vrijgemaakt, wat helaas niet het geval bleek. Mede als gevolg hiervan werden er vrij veel sloopvergunningen toegekend in de jaren meteen na de oorlog. Zonder onderhoud of herstel vervielen beschadigde gebouwen snel verder, waardoor latere herbouw als onmogelijk werd beschouwd. De enige mogelijkheid die er bestond was om op een ad hoc manier uitkeringen te verstrekken voor noodherstel. Hierbij kregen de eigenaren geen garantie dat ze later meer hulp zouden krijgen, en ook hierom werd soms besloten tot sloop, liever dat dan eerst deels te herstellen om later toch nog een vervallend gebouw te bezitten (1 p. 35). Een tweede oorzaak van deze ad hoc manier van omgaan met beschadigde monumenten was het ontbreken van een officiële monumentenwet in Nederland voor 1961 (1 p. 27). De huidige monumentenzorg in Nederland is de opvolger van de monumentenwet van 1988. Deze was opvolger van de Monumentenwet van 1961. Daarvoor waren tijdelijke besluiten van kracht, zoals het Besluit op de Wederopbouw van 1945, en de Tijdelijke Monumentenwet van 1950. Een verandering in de Monumentenwet van 1988 is de sterkere decentralisatie van het beleid. Gemeenten hebben nu meer invloed bij beslissingen over monumenten en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (nu Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) is vooral een adviserende 8
instelling. Verder zijn er nu vier brede categorieën monumenten benoemd in Nederland: drie voor gebouwde monumenten (rijks-, provinciale- of gemeentelijke monumenten), en daarnaast bestaan ook archeologische monumenten. Monumentenstatus zorgt voor het bescherming ‘tegen sloop, verval of ongewenst ingrijpen in het monument’ (4 p. 45). Een ontwikkeling in de afgelopen jaren in de omgang met monumenten in het algemeen, is de verhoogde aandacht voor de omgeving van het monumentale object, bijvoorbeeld naar het bijbehorende landschap. Dit is in lijn met één van de doelstellingen van de toenmalige Rijksdienst voor de Monumentenzorg: ‘het bevorderen van een blijvende integratie van waardevolle cultuurhistorische elementen in het veranderend leefmilieu’ (4 pp. 46-47). Monumenten kunnen zo functioneren als ankerpunt in het leven van de mensen en in hun leefomgeving. Het geheel van object en omgeving zorgt in de regel voor een leesbaarder geschiedenis, voor een sterkere betekenis voor het publiek.. Los van de vraag of decentralisatie wel of niet gewenst is als het om monumentenzorg gaat, kunnen we constateren dat er afhankelijk van tijd en plaats nogal wat variatie bestaat in de besluitvorming met betrekking tot kasteelruïnes. Ook volgens Michiel Purmer is ‘duidelijk dat een standaardaanpak voor een ruïne niet bestaat en steeds een specifieke invalshoek nodig is’ (4 p. 51). 3.2.2 Duitsland Denkmalschutz en de bijhorende wetgeving zijn in Duitsland zaak van de Länder. NordrheinWestfalen was de laatste deelstaat die een monumentenwet opstelde. Tot het in werking treden van het Denkmalschutzgesetz in 1980 werkte de Denkmalpflege in Nordrhein-Westfalen op basis van het Allgemeine Landrecht für die Preuβischen Staaten uit 1794 en het Preuβischen Ausgrabungsgesetz uit 1914. Sinds 11 maart 1980 vormt het Gesetz zum Schutz und zur Pflege der Denkmäler im Lande Nordrhein-Westfalen de basis voor de Denkmalschutz in NordrheinWestfalen. In Nordrhein-Westfalen ist het Ministerium für Wirtschaft, Energie, Bauen, Wohnen und Verkehr des Landes Nordrhein-Westfalen de Oberste Denkmalbehörde. Als obere Denkmalbehörde fungeren Landkreise en Bezirksregierungen. De untere Denkmalbehörde ist gemeentelijk georganiseerd. Hun taken worden uitgevoerd door de steden en gemeenten. Zij zijn primair verantwoordelijk voor de bescherming van monumenten en het behoud van historische waarden. De Denkmalbehörden worden door Denkmalpflegeämter vakkundig ondersteund. In NordrheinWestfalen zijn dit voor het Rheinland het Amt für Bodendenkmalpflege im Rheinland en voor Westfalen LWL-Denkmalpflege, Landschafts- und Baukultur in Westfalen. ‘Als die Kapitulation im Mai 1945 endlich Waffenruhe gebracht hatte, war die dringlichste Aufgabe der Denkmalpflege, ohne Verzug den beschädigten Denkmälern und ihren Eigentümern zur Hilfe zu eilen und den durch Kriegseinwirkungen eingeleiteten Zerfall zu steuern’ (5). Kort na de Tweede Wereldoorlog gold bij alle overwegingen en het bedenken van toekomstplannen het dogma dat de Denkmalpflege bij al haar werkzaamheden op de eerste plaats de intrinsieke waarden van de verwoeste gebouwen diende te eerbiedigen. Zoals eerder aangeduid bestond hiervoor geen vast recept. ‘Jeder Fall hat sein eigenes Gesicht und erfordert individuelle Behandlungen’ (5). 9
Volgens Peters was de voornaamste taak van de Denkmalpflege tijdens de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog eigenaren van monumenten te helpen bij het ‘sturen van het verval’. Voornaamste doelstelling was niet de reconstructie of consolidatie van de tot ruïne vervallen gebouwen maar het beveiligen van de waardevolle gebouwen. Een eenduidige aanpak van beschadigde gebouwen bestond niet. Voor ieder gebouw en ieder probleem werd een individuele oplossing gekozen. Pas vanaf 1980, het jaar waarin Nordrhein-Westfalen haar eerste monumentenwet opstelde, ontwikkelde de Denkmalschutz een eigen filosofie die zich uitdrukkelijk tegen reconstructie keert. ‘Je deutlicher postmodernes Verlangen von Bürgern nach Rekonstruktionen hervortrat, desto einhelliger besannen sich die Denkmalpfleger auf ihre angebliche Fachverantwortung, obwohl sie doch gleichzeitig von Historikern, Ethnologen und Philosophen belehrt wurden, dass es in der Denkmalpflege keineswegs um historische Substanz allein gehen könne und kulturelle Erinnerungen oft ganz anders verankert seien’ (8).
3.3
Restauratie: theorie en praktijk
De restauratiefilosofie in Nederland is in de afgelopen eeuw veranderd en ontwikkeld. In het begin van zijn carrière was Jan Kalf, de eerste directeur van de afdeling Kunsten en Wetenschappen van het Departement van Binnenlandse Zaken (de voorganger van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg), aanhanger van de wat idealistische filosofie van behouden voor vernieuwen. ‘Volgens deze grondbeginselen werd het monument geconsolideerd in de vorm waarin het werd aangetroffen en werden de verloren gegane gedeelten opgevuld met moderne ontwerpen’. Maar al snel werd duidelijk dat deze filosofie niet populair was in de praktijk. Reconstructies kwamen toch vaak voor, en werden zelfs ondersteund door het Rijksbureau. Ook na de Tweede Wereldoorlog werden in de praktijk reconstructies toch vaker gekozen, waarbij latere toevoegingen werden verwijderd en werd gekozen voor een middeleeuws aandoend uiterlijk (1 p. 70). Het terugkeren naar een oorspronkelijke staat komt voort uit de klassieke architectuurtheorie. Daarbij word gestreefd naar een ‘stijlzuiver monument’. Een andere restauratiebeginsel steunt op de oudheidkundige theorie. In deze filosofie moet een monument ‘gehandhaafd worden in de staat waarin het bewaard is gebleven’. Hierbij worden ook latere toevoegingen met rust gelaten, en delen die ontbreken worden niet meer toegevoegd. Dit zou namelijk een vervalsing zijn van het complete bouwkundige verhaal van een gebouw. Kijkend naar de uitgevoerde restauraties, niet alleen na de oorlog maar ook in de decennia daarvoor, kan geconcludeerd worden dat deze meestal in de klassieke zin zijn uitgevoerd. De oudheidkundige theorie was wel aanwezig in de gedachtenvorming over restauraties, maar werd veelal niet toegepast in Nederland en Duitsland. Pas in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw begon de oudheidkundige theorie terrein te winnen, waarbij de verschillende bouwfasen zichtbaar werden gelaten (4 p. 41). De keuze voor reconstructie of herbouw op de klassieke wijze wordt vaak verdedigd als de manier om een gebouw weer of beter bruikbaar te maken. Volgens Purmer wordt geredeneerd dat: 10
‘Een dergelijk kasteel is goed te gebruiken voor allerlei activiteiten. Bovendien zou een burcht indrukwekkender en beeldbepalender zijn dan een ruïne. Nadelen zijn dat de historische authenticiteit niet te waarborgen is. De gegevens zijn te schaars om een verantwoorde reconstructie te maken Fantasie vormt de enige oplossing voor het invullen van de vele ontbrekende details. Ook worden onherroepelijk structuren en resten uitgewist’ (4 p. 41). Een consolidatie of het behoud als ruïne sluit aan bij de oudheidkundige theorie. Maar ook binnen bij de keuze voor consolidatie zijn er meerdere mogelijkheden met betrekking tot de mate van ingrijpen. Een Duits artikel benoemt de volgende vijf niveaus, waarbij de tweede en derde optie betrekking hebben op consolidatie: 1. Die alternde Burgruine: de ruïne wordt volledig aan verval en overwoekering overgelaten. 2. Die gepflegte Burgruine: het verval wordt vertraagd, maar niet gestopt met een reeks kleine ingrepen. 3. Die konservierte Burgruine: het vervalproces wordt gestopt, de ruïne wordt in de huidige toestand ‘ingevroren’. 4. Die reparierte Burgruine: bepaalde ingestorte of ontbrekende delen worden aangevuld of gereconstrueerd. 5. Die rekonstruierte Burgruine: het volledige reconstrueren van de ruïne tot een kasteel. In de tijd dat Purmer’s scriptie geschreven werd (1997), werden de eerste en derde opties het meest gekozen voor Nederlandse kasteelruïnes. Recent is bij Kasteel Asten optie twee toegepast. De vierde mogelijkheid is bijvoorbeeld gekozen voor ruïnes zoals Mathenesse, waarbij de ruïne volgens sommigen een karakterloos bouwwerk werd. ‘Het verdwijnen van juist het vervallen en begroeide karakter zorgt ervoor dat het romantische idee rond een ruïne verdwijnt’ (4 p. 42). Er bestaan dus verschillende opties voor de omgang met beschadigde en verwoeste kastelen. Maar alhoewel de Tweede Wereldoorlog tot een zekere verandering leidde in het kijken naar het Nederlandse kastelenbezit, werden nieuwe restauratietheorieën veelal niet toegepast. Het eerder genoemde credo van niet reconstrueren maar alleen behouden en eventueel aanvullen met moderne nieuwbouw werd in de Nederlandse praktijk vaak niet gevolgd. Ook voor Duitsland kunnen we vaststellen dat het dogma ‘niet reconstrueren’ weinig gevolgd is. ‘Die Eigentümer und sonstigen Nutzungsberechtigten haben ihre Denkmäler instand zu halten, instand zu setzen. Sachgemäβ zu behandeln und vor Gefährdung zu schützen, soweit ihnen das zumutbar ist’ (9).
11
4.
Omgang met beschadigde en verwoeste kastelen
Na de Tweede Wereldoorlog was de toekomst van veel kasteelruïnes niet meteen duidelijk. Wie zou de verantwoordelijkheid nemen om te restaureren, of zou er worden overgegaan tot sloop? In 1945 werd in Nederland de Nederlandse Kastelen Stichting (NKS) opgericht, met als doel ‘het waken voor het in stand blijven van de in Nederland gelegen kastelen’ (1 p. 27). De Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen bestond toen ook al, en beide instanties speelden een belangrijke rol in het behouden van Nederlandse kastelen. Ondanks de inspanningen van deze organisaties, en de drang van de bevolking om te restaureren, was dit niet altijd de uitkomst in de praktijk. In Nederland werd meteen na de oorlog bekeken welke kastelen überhaupt in oude vorm hersteld zouden kunnen worden, of beter gezegd, voor welke kastelen dit onmogelijk werd geacht. Op deze lijst van de NKS uit 1947 stonden Kasteel (Huis) Hemmen, Kasteel Doornenburg, Kasteel Geysteren, en Kasteel Bleijenbeek. Een tweede categorie op deze lijst bevat Kasteel Doorwerth, Kasteel Blitterswijk, Kasteel Nederhemert, en Groot Kasteel Deurne, waarvan het herstelperspectief werd bestempeld als ‘somber’ (1 pp. 39-40). Deze kastelen zullen worden behandeld in de volgende paragrafen. Vijf van de acht bleven inderdaad ruïnes of werden afgebroken, maar drie werden volledig gerestaureerd. Waarom sommige kasteelruïnes aan sloop of verder verval zijn ontsnapt en andere niet, hebben wij onderzocht door middel van interviews met de beheerder en andere betrokkenen, zowel in Duitsland als in Nederland. Na de inventarisatie van 56 kastelen in het onderzoeksgebied, hebben wij vier globale omgangskeuzes onderscheiden: het nemen van geen actie (het kasteel is tot vandaag een ruïne gebleven); de keuze om het kasteel te slopen; consolidatie (ingrijpen om verder verval te vertragen of voorkomen); en volledige restauratie/reconstructie van het kasteel. In Afbeelding 1 is dit grafisch duidelijk gemaakt, met links het aantal gesloopte kastelen, rechts het aantal ruïnes tot heden (geconsolideerd en niet-geconsolideerd), en ertussen het aantal kastelen dat na de oorlog is gerestaureerd (per decennium).
12
Aantal
12 10 8 6 4 2 0 Nederland Duitsland
Afbeelding 1. Restauratie van kastelen in Nederland en Duitsland. Een andere manier om de relatie tussen de verschillende omgangskeuze te analyseren is door de verhouding van de verschillende categorieën binnen de hele onderzoeksgroep in Nederland en Duitsland in kaart te brengen(zie Afbeelding 2). Uit de literatuur blijkt dat Nederland, of de Nederlandse overheid, het gevoel heeft dat er nog maar weinig kasteelruïnes te vinden zijn in het Nederlandse onderzoeksgebeid, maar de cirkeldiagrammen laten zien dat procentueel gezien het aantal kasteelruïnes (ten gevolge van de Tweede Wereldoorlog) toch groter is dan in het onderzochte Duitse grensgebied. Bijna twintig procent van de zwaar beschadigde kastelen werd in Nederland gesloopt, in tegenstelling tot Duitsland waar maar tien procent van de ruïnes is afgebroken. Verder valt op dat in Duitsland vaker werd overgegaan tot restauratie dan in Nederland. NEDERLAND
DUITSLAND Gesloopt/ afgebroken: 6
Gerestaureerd: 18
Ruïnes tot heden: 7
Gesloopt/ afgebroken: 2
Ruïnes tot heden: 4
Gerestaureerd: 18
Afbeelding 2. Inventarisatie kastelen-/ruïnebezit in Nederland en Duitsland In de volgende delen van dit onderzoek worden de verschillende manieren van omgaan met kasteelruïnes besproken en geanalyseerd. Vooral in Nederland was het soms moeilijk om kastelen of ruïnes in één bepaalde categorie te plaatsen, maar desondanks zijn de onderzoeksresultaten interessant. 13
4.1
Geen actie (ruïnes tot heden)
Een eerste keuze of manier van omgaan met een ruïne is om geen actie te ondernemen. We spreken dan van ruïnes tot heden. Zowel in Nederland als in Duitsland hebben we twee objecten in deze categorie geplaatst: in Nederland Kasteel Bleijenbeek en Kasteel Nijenbeek, in Duitsland de Kommende Siersdorff en Schloss Leerodt. Voor het Nederlandse en het Duitse grensgebied stellen we vast dat de wil om het kasteel te herbouwen aanwezig was, maar dat dit niet gerealiseerd kon worden vanwege een gebrek aan financiële middelen, of vanwege zeer ingewikkelde erfkwesties. Deze conclusie werd ook getrokken in een onderzoek door Mariëlle Bakker voor de NKS, waarin zij schrijft dat ‘ondanks dat de bevolking liever tot restauratie had besloten, de meeste kastelen […] met zware schade toch tot ruïne vervielen’. De keuze werd vaak meteen na de oorlog gemaakt, wat duidelijk maakt dat ze geen prioriteit hadden tot herstel, en dat de ‘financiële middelen van de eigenaren te gering waren om in deze jaren het noodzakelijke te kunnen restaureren’ (1 p. 43). 4.1.1 Kommende Siersdorf De Kommende Siersdorf (of Zeestorff) was een commanderij van de Duitse Orde en onderhorig aan de landcommanderij Alden Biesen. Ernstig beschadigd in 1543 bij de derde Gelderse successieoorlog, liet landcommandeur Heinrich von Reuschenberg het gebouw vanaf 1578 in renaissancestijl restaureren. Toen in 1938 de mijn Emil Mayrisch in Siersdorf aangelegd werd door de EschweilerBergwerksverein was de toenmalige eigenaar van de Commanderij Siersdorf, de familie Heusch, genoodzaakt om grote delen van het landgoed te verkopen. Alleen het eigenlijke herenhuis bleef in handen van de familie. Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog, in 1944, werd de familie Heusch genoodzaakt om het kasteel te verlaten. Het gebouw werd verwoest door Amerikaans artillerievuur. Omdat de Commanderij Siersdorf het gemeenschappelijk bezit is van 24 erfgenamen, is een herbestemming of reconstructie tot op heden onmogelijk gebleken. Een stichting, de Förderverein Kommende Siersdorf e.V. zet zich sinds enkele jaren in voor het behoud van het gebouw en een nieuw “denkmalgerecht” gebruik. Actueel ligt een plan voor om de ruïne te consolideren. De kosten bedragen ongeveer €500.000. Problematisch is dat de kosten door alle erfgenamen goedgekeurd en gedragen moeten worden. De gesprekken hierover verlopen zeer moeizaam. ‘Die Eigentümer verstehen nicht, dass Sie erst Geld investieren müssen bevor sie Geld verdienen können. Im Grunde genommen ist das Schloss heute minus €500.000 wert’ (10). 4.1.2 Kasteel Bleijenbeek Kasteel Bleijenbeek, gelegen ten oosten van Afferden in Noord Limburg, werd gebouwd rond 1400. Rond 1700 werden de lanen aangelegd, en het kasteel hield zijn zeventiende-eeuws uiterlijk tot de Tweede Wereldoorlog. Het kasteel kende door de eeuwen heen veel verschillende eigenaren, en werd ook gebruikt als klooster aan het einde van de negentiende eeuw en in het begin van de twintigste eeuw. In de winter van 1944/45 werd er fel gevochten rond het kasteel. Een kleine groep Duitse parachutisten had zich in het kasteel verschanst, en in februari 1945 werd het uiteindelijk gebombardeerd door de geallieerden (11 pp. 105-107). Het staat nu nog steeds als ruïne in het landschap. Sinds de oorlog heeft de ruïne meerdere eigenaren gekend, meest recentelijk werd het hele landgoed gekocht door ASR Vastgoed. Het 14
omgrachte kasteeleiland is nu in langdurige erfpacht van de in 2009 opgericht Stichting Kasteelruïne Bleijenbeek. Één jaar na de oorlog werd al besloten dat het kasteel gesloopt mocht worden. Hierbij zouden niet alle resten afgebroken worden. Bekeken zou worden welke delen nog behouden konden worden als ruïne. De auteur van een publicatie van de NKS uit 1947 zag zoals eerder vermeld weinig mogelijkheden tot herstel voor Bleijenbeek. Een aantal decennia later zag Andre Viersen, in zijn artikel over de bouwgeschiedenis van het kasteel, dit anders. Hij schreef: ‘hoewel herbouw na de oorlog goed mogelijk was geweest, is daar helaas nooit iets van gekomen. Het verval van de ruïne is alleen nog maar groter geworden door het ontbreken van enige consolidatieactiviteit sindsdien’. Door de jaren heen zijn verschillende delen van het resterende muurwerk ingestort door invloed van weer en wind. Een tweede brief van de NKS in de jaren zeventig bevestigde de mening dat er zoveel belangrijk bouwkundige elementen verdwenen waren, dat restauratie echt uitgesloten was (1 p. 67). Herbouw werd ook uitgesloten door Viersen tijdens zijn onderzoek in 1988, maar nu vooral om financiële redenen. Hij benadrukt in zijn onderzoeksrapport het behoud van de bouwkundige elementen, maar merkte ook op dat ‘de bouwkundige toestand van de ruïne gaat wel steeds verder achteruit, zodat ook consolidatie illusior wordt indien niet op korte termijn voorzieningen worden getroffen’ (12 p. 166). Dat was al meer dan twintig jaar geleden, en met uitzondering van een paar trekstangen om de toren bij elkaar te houden zijn er weinig of geen andere consolidatiewerkzaamheden uitgevoerd. De bedoeling is nu om de restanten te consolideren en de binnenste slotgracht te herstellen met de bijbehorende tuinaanleg. De Stichting Kasteelruïne Bleijenbeek wil ook de ridderzaal voorzien van een dak om de ruïne te kunnen exploiteren met een bruikbare ruimte. Of een financieel rendabele exploitatie gevonden kan worden om het in stand houden van de ruïne te garanderen in de toekomst is nu nog de vraag, maar net als bij Kommende Siersdorf zal er eerst geld geïnvesteerd moeten worden voordat er geld kan worden verdiend. In het geval van Bleijenbeek zijn er geen gecompliceerde erfkwesties, alleen gebrek aan een duidelijke plan voor de toekomst en de financiële middelen om de ruïne te redden. ASR heeft inmiddels een golfbaan laten aanleggen op het landgoed, en had plannen om bungalows te bouwen en de ruïne te consolideren, maar dit werd afgeremd, vermoedelijk vanwege de economische recessie, Het is op dit moment dus een open vraag of deze plannen werkelijkheid zullen worden.
4.2
Sloop ‘Al voor de Tweede Wereldoorlog hadden vele eigenaren moeite hun landgoed in stand te houden. De oorlogsschade was voor velen dan ook de genadeklap. Men kon wel rekenen op de uitkering van de voorlopige voorziening van 10.000 gulden voor noodherstelwerk, maar daarna was het wachten op verdere hulp. Aangezien het herstel van kastelen geen urgentie verkreeg, werd er de eerste jaren verder weinig gedaan aan het vervolg van dit herstel. Waarschijnlijk heeft dat alles ervoor gezorgd dat menig kasteel- en buitenplaatseigenaar na de oorlog een sloopvergunning aanvroeg en het kasteel werd afgebroken’ (1 p. 37).
Sloop is een keuze die wij binnen ons onderzoeksgebied in Nederland zes keer zijn tegengekomen en maar twee keer in Duitsland. In Nederland vallen de kastelen Blitterswijk, Broekhuizen, Westering, Kasteel de Hattert, Hof te Dieren en Enghuizen bij Hummelo. In 15
bepaald opzicht – ze werden afgebroken na de oorlog - zouden ook de kastelen Geysteren en Hemmen in deze categorie vallen. Wij hebben echter besloten om ze om deze kastelen onder de titel van ‘geconsolideerde’ ruïnes te plaatsen, omdat Geysteren in de afgelopen jaren weer zichtbaar gemaakt werd door het opnieuw opmetselen van de muren tot één meter boven het maaiveld. Andere onderdelen zijn ook nog te zien, zoals een deel van de traptoren, de gracht, en de tegelvloer van de keuken. Dus alhoewel het afgebroken werd na de oorlog, kan men niet zeggen dat het volledig is verdwenen. Het bijbehorende landgoed is ook nog intact en dus heeft de ruïne een rol in de omgeving als deel van de oude aanleg. Voor Huis Hemmen geldt een dergelijke afweging. Het kasteel/landhuis werd kort na de oorlog afgebroken, maar de parkaanleg in Engelse landschapsstijl bestaat nog, en kleine muurresten zijn nog zichtbaar binnen de omringende gracht. Zichtlijnen naar de ruïne zijn behouden en de kasteeltuin is ook een belangrijke trekpleister in de omgeving. Enkele jaren geleden werd nog een consolidatie uitgevoerd aan de muurresten, ofschoon er niet veel is overgebleven na de sloop. In het Duitse onderzoeksgebied werden alleen Haus Bellevue en Schloss Haag gesloopt. Zowel in Nederland als in Duitsland blijken de meest gebruikte argumenten ‘instortingsgevaar’ en ‘gebrek aan financiële middelen’ te zijn. Vaak werd het puin in de ruïnes voor de heropbouw van andere gebouwen gebruikt. Binnen onze onderzoeksgroep was in Duitsland, in tegenstelling tot in Nederland, sloop enkel een optie kort na de oorlog. In Nederland werd Hof te Dieren als laatste gesloopt, in 1965. Ook in Nederland waren er gevallen waarin verwoeste kastelen gesloopt werden om de materialen te gebruiken voor het herstellen van andere gebouwen in de nabije omgeving. Kort na de Tweede Wereldoorlog had het heropbouwen van beschadigde woningen en andere (“nuttige”) gebouwen in Nederland immers een grotere prioriteit dan de reconstructie of consolidatie van kasteelruïnes. Blitterswijk en Broekhuizen kenden een dergelijk lot. Stenen van Kasteel Blitterswijk werden gebruikt om de parochiekerk te herbouwen. Broekhuizen was tijdens en na de oorlog eigendom van de toenmalige burgemeester van Venlo. Het kasteel werd beschadigd door granaten en artillerievuur in november 1944. Na de winter gaf de eigenaar toestemming om alle houten bouwmateriaal uit het kasteel te gebruiken. Muurresten stonden dus nog steeds overeind, maar de ruïne werd niet hersteld en langzaam raakte de resten overwoekerd door bomen en struiken. In 1990 werden de nog overeind staande hoekdelen met een tractor en kabel omgetrokken door de huidige eigenaar. Er zijn in de loop der jaren meerdere pogingen gedaan om de ruïne te beschermen, maar zonder medewerking van de eigenaar was niks mogelijk. Nu is er weinig meer te zien, alleen een paar muurresten verscholen tussen de bomen. De besluiten om te slopen kunnen ook vanuit een ander perspectief worden geanalyseerd. Kastelen waren deel van een landgoed, waarvan de opbrengsten zorgden voor de instandhouding van het kasteel. Al voor de Tweede Wereldoorlog hadden eigenaren vaak moeite om alle kosten van onderhoud te dekken. Maar omdat na de oorlog veel kastelen werden losgekoppeld van de omringende landgoederen, of omdat op het landgoed het herstel van woningen en boerderijen voorrang kreeg, waren de kosten van kastelen soms nog moeilijker te financieren. Een kasteel zonder landgoed kon en kan niet worden onderhouden als het afhankelijk was en is van de opbrengsten van het landgoed. Mogelijk was dit ook een reden waarom Kasteel De Hattert te Vierlingsbeek nooit herbouwd werd. Voor de oorlog was het in 16
handen van een kerkelijke instantie, die het kasteel en landgoed verkochten aan particulieren. De nieuwe eigenaren begonnen het landgoed to ontmantelen en in stukken te verkopen. Het kasteel verloor zijn functie en na beschadiging tijdens de oorlog was er nog minder aanleiding en al helemaal geen geld om het te herstellen. Een laatste reden die meespeelde in het besluit tot sloop van sommige kastelen was vandalisme. Soms werd er niet meteen gesloopt, in de hoop dat er misschien nog geld vrij zou komen voor herbouw, maar tussentijds vervielen de restanten verder en verder waardoor instortingsgevaar ontstond of toenam, en helaas werden de ruïnes ook nog slachtoffer van vandalisme. Dit was bijvoorbeeld het geval bij Kasteel Geysteren. Weersinvloeden en vandalisme hebben de restanten sterk aangetast, en Monumentenzorg heeft toen gevraagd of stenen gebruikt konden worden voor herstel van andere monumenten in de omgeving. Dit alles samen resulteerde in het besluit om het kasteel te slopen.
4.3
Consolidatie ‘We zien dan ook dat ruïnes na de Tweede Wereldoorlog voornamelijk gezien worden als architectonische gedevalueerde bouwwerken die gerepareerd dienen te worden. Toch werden er ook ruïnes geconsolideerd. Hierbij ging het in eerste instantie om het stoppen van het verdere verval’ (1 p. 38).
Binnen het Nederlands-Duits grensgebied werden slechts vier kasteelruïnes in Nederland en twee of drie in Duitsland geconsolideerd. In Nederland vallen Kasteel Asten te Heusden, Groot Kasteel Deurne, Kasteel de Keverberg te Kessel, en Kasteel Geysteren onder deze categorie. In Duitsland werd Haus Empel geheel geconsolideerd en Haus Hertefeld en Burg Nideggen werden gedeeltelijk geconsolideerd. De bewuste keuze om een ruïne als ruïne -bijvoorbeeld als ‘Mahnmal’ - te behouden blijkt binnen ons onderzoek, zowel in Nederland als Duitsland, niet te bestaan. Doelstelling is steeds om het verval te vertragen. Uit ons onderzoek blijkt verder dat hiervoor geen vast recept bestaat. Zeker in Duitsland zien we vaak gedeeltelijke consolidaties. Dit is een optie voor vaak financieel gezien ‘niet te reconstrueren delen’. Ruïnes zijn fragiele objecten en vragen ook daarom een ander soort behoud dan gerestaureerde kastelen. Het is moeilijker om financieel en maatschappelijk draagvlak te creëren voor het behoud van een ruïne. In Nederland en Duitsland genieten ruïnes een zekere bescherming indien zij de status ‘rijksmonument’ of ‘Denkmalobjekt’ hebben, maar zoals het voorbeeld van Kasteel Bleijenbeek aantoont, garandeert dit niet dat er subsidies ontvangen worden. Wie eigenaar is, heeft ook invloed of wel of niet consolideren. In Nederland en Duitsland is nog een aantal ruïnes eigendom van een adellijke familie. Volgens Michiel Purmer bieden de verschillende stichtingen die ruïnes in bezit hebben ‘meer garantie voor bescherming dan personen of families’ (4 p. 46). De mogelijkheden voor subsidies en donaties zijn voor stichtingen groter dan voor een particuliere eigenaar. Stichtingen (zonder winstoogmerk) kunnen ruïnes ook behouden als ruïnes, zelfs zonder financiële exploitatie, wat vaak niet mogelijk is voor particulieren.
17
4.3.1 Burg Nideggen De ruïne van burcht Nideggen is een hoogteburcht in de stad Nideggen in het Duitse Kreis Düren in de deelstaat Noordrhein-Westfalen. De rechthoekige hoogteburcht was de zetel van de machtige graven en hertogen van Gulik en had in de middeleeuwen de reputatie van onneembaar. Ze ligt bovenop een hoge rots en kijkt aan verschillende kanten uit op het omliggende dal. Reeds op het einde van de 18de eeuw werd Burg Nideggen aan de Kreis Düren geschonken. Sindsdien huisvest de burcht een museum. Tijdens de Tweede Wereldoorlog schuilden Duitse soldaten in de burcht en werd deze door de geallieerden aangevallen. Zoals de beelden in de bijlagen tonen werd de burcht zwaar beschadigd. Alleen enkele muurresten bleven overeind. Kort na de oorlog wilden zowel de eigenaar van de burcht, de Kreis Düren, als de bewoners van Nideggen de gehele burcht heropbouwen. Omdat een volledige reconstructie te duur bleek, koos men reeds in 1949 om de gigantische ridderzaal te consolideren en de rest van de burcht te heropbouwen. Aanvankelijk werd het puin uit de ruïne gebruikt om het gebouw te herstellen maar reeds in 1950 moest men overgaan op een alternatief omdat het puin niet toereikend bleek te zijn. Kreis Düren koos bewust om stenen uit de groeven in de omgeving te gebruiken omdat de originele stenen daar ook vandaan kwamen. Vandaag de dag herbergt Burg Nideggen een museum en een restaurant. Via het museum, het restaurant en verschillende activiteiten worden inkomsten gegenereerd. Deze wegen echter niet op tegen de enorme kosten om de ruïneuze delen steeds opnieuw te consolideren. 4.3.2 Haus Empel Kasteel Haus Empel werd vermoedelijk aan het begin van de 13de eeuw in Rees gebouwd. In de loop van de jaren wisselde het kasteel vaak van eigenaar. Tijdens de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog verviel het waardevolle pand tot ruïne. Gezien het feit dat het heropbouwen van het kasteel voor de toenmalige eigenaar financieel onmogelijk was en een consolidatie als onnodig werd ingeschat verviel het pand steeds verder. Pas in het jaar 2000, toen particulier Peter Landers het kasteel kocht, startte de consolidatie van de kasteelruïne. ‘Ein Wiederaufbau der Anlage ist ausgeschlossen. Früher schon allein wegen den Kosten, jetzt auch wegen den Förderbedingungen. Die sehen nämlich vor, dass der Zuschuss des Landes in Höhe von €60.000 zwingend für das Konservieren des Status quo verwendet wird. Das ist eine echte Besonderheit. Denn während sich das Denkmalamt sonst dafür einsetzt, die Burganlagen wieder zu rekonstruieren, ist Empel die einzige Anlage, die einzige Anlage, die so erhalten werden soll, wie sie sich
18
momentan darstellt. Genau aus diesem Grund ist die Förderung vom Land auch höher ausgefallen’ (13). Naast de €60.000 van de Denkmalschut, heeft Peter Landers zelf €30.000 geïnvesteerd en bijkomend €30.000 van de gemeente ontvangen. In ruil voor het geld van de gemeente heeft de eigenaar zich verplicht om twintig jaar lang vijftien rondleidingen per jaar door de kasteelruïne te organiseren. 4.3.3 Kasteel Asten Zoals het citaat hierboven duidelijk maakt, werden verwoeste kastelen na de oorlog gezien als ‘gedevalueerde bouwwerken die gerepareerd dienden te worden’. Voor de meeste ruïnes in Nederland en Duitsland gold dit sentiment. Asten is hiervan een goed voorbeeld in Nederland. Het werd gekocht door een groep mensen die het graag wilde restaureren, maar omdat dit uiteindelijk geen optie was, zijn ze overgegaan tot consolidatie van hun ruïne. Kasteel Asten werd gebouwd rond 1423, en werd geleidelijk uitgebreid tot het eind van de zestiende eeuw, met voorburcht en tuinen, de grootste omvang bereikte. Tegen het einde van de negentiende eeuw kwam het kasteel leeg te staan, waarbij het in verval raakte. Het werd grotendeels gesloopt door de plaatselijke bevolking, alleen de kelders en de zestiende-eeuws traptoren resteerden nog. In 1935 besloot eigenaar Baron van Hövell tot Westerflier het kasteel te herbouwen, wat tot 1942 duurde (14). Het kasteel brandde in 1944 door een fosforgranaat helemaal uit. De toren werd gebruikt door Amerikaanse, Engelse, Canadese en Duitse troepen tijdens de Tweede Wereldoorlog, voordat die werd opgeblazen om verder gebruik als uitkijktoren onmogelijk te maken. De Barones Van Hövell tot Westerflier woonde na de oorlog in de nog overeind staande voorburcht, en heeft de kasteelboerderij, ruïne, grachten, en aangrenzend bos en weiland in 1984 verkocht aan een groep particulieren, die zich verenigden in de Stichting Wederopbouw Kasteelerfgoed Asten. De naam maakt het doel duidelijk van de stichting: restauratie. Hierbij zou een deel van de ruïne worden herbouwd, en een ander deel geconsolideerd. In 1991 was hiervoor een plan uitgewerkt waarvan de totale kosten werden geschat op 938.800 gulden. Dit plan is echter niet uitgevoerd. Volgens een lid van de stichting was Monumentenzorg (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) de mening toegedaan dat Asten een ruïne moest blijven, vermoedelijk omdat er nog maar weinig ruïnes bestonden, vooral van de Tweede Wereldoorlog-slachtoffers. De naam van de stichting werd in 1997 dan ook veranderd naar Stichting Behoud Kasteelerfgoed Asten om uitdrukking te geven aan het nieuwe, meer realistisch doel. 19
De ruïne werd uiteindelijk in 1998 voor het eerst geconsolideerd, en daarna nog twee keer tussen 2006 en 2011. Het voornaamste doel van de stichting is het in stand houden van de ruïne. Toerisme of exploitatie hebben geen hoge prioriteit, maar de stichting wil de ruïne wel een functie in de plaatselijk gemeenschap geven, bijvoorbeeld door open kasteeldagen en muziek- en toneeluitvoeringen op het kasteelterrein te houden. De bezoekers die nu komen op open dagen of voor rondleidingen, komen voornamelijk uit de omgeving (geschat wordt zo’n tachtig procent). Twintig procent van bezoekers komen van verder weg. Deze activiteiten leveren niet veel fondsen op. De stichting kan nu net rondkomen met subsidies. Verder zijn er ongeveer tachtig donateurs die allemaal €12 per jaar betalen. De Stichting Behoud Kasteelerfgoed Asten blijft net als veel anderen kleine stichtingen en particulieren, afhankelijk van subsidies, en is voor het bereiken van haar doelen sterk afhankelijk van eigen initiatief en inzet. 4.3.4 Kasteel de Keverberg (Kessel) Kasteel de Keverberg vormt een aparte casus in dit onderzoek, omdat het nu na meer dan zestig jaar als ruïne op het punt staat om een nieuwe toekomst te krijgen. Waarschijnlijk wordt in 2012 begonnen met de herbouw. Kessel is een historisch belangrijke kasteel, één van zeer zeldzame motteburchten in Nederland, met een historie die teruggaat tot de negende eeuw (15). De naam Keverberg komt oorspronkelijk van de eigenaar Karel Emanuel Caspar Joseph de Keverberg, die het kasteel in 1798 in bezit kreeg. De laatste heer van Kessel stierf kinderloos in 1903, en liet de burcht en bijgebouwen na aan de zusters van de Congregatie van de Goddelijke Voorzienigheid, die het kasteel pachtten sinds 1880. De zusters gebruikten het kasteel als jongenspensionaat, als pensionaat voor schipperskinderen, en als huishoudschool (11 pp. 175-176) . In 1944 werd de burcht opgeblazen door Duitse troepen vanwege zijn strategische positie langs de Maas. De daaropvolgende brand zorgde ervoor dat het interieur volledig verloren ging. Herbouw was niet haalbaar voor de Congregatie, maar om sloop te verkomen had de gemeente Kessel het hele complex gekocht. Herbouw was vanwege gebrek aan financiële middelen geen optie, maar de ruïne werd wel geconsolideerd. De eerste consolidatie vond plaats in 1958 na bouwkundige onderzoek. Prioriteit destijds was het behouden en tonen van de middeleeuwse delen, waarbij latere toevoegingen uit de zeventiende eeuw verwijderd werden (11 pp. 176178). In 2002 was de laatste uitgebreide consolidatie van de burcht. Jaarlijks staat er een bedrag van ongeveer €18.000 op de gemeentelijke begroting voor de instandhouding van de ruïne. De consolidatie in 2002 had €500.000 gekost, en dergelijk groot onderhoud moet om de tien jaar gebeuren, dus gemiddeld moet er ongeveer €68.000 per jaar uitgegeven om de ruïne in stand te houden (15). De ruïne wordt tegenwoordig gebruikt om ’s zomers theatervoorstellingen te houden, en als locatie voor andere dorpsfeesten. Stichting de Keverberg exploiteert het geheel in naam van de gemeente (15). De wens om het mottekasteel te reconstrueren is echter nooit verdwenen bij een deel van de bevolking. Enkele jaren geleden heeft de toenmalige gemeente Kessel pogingen gedaan om een restauratieproject van start te krijgen. Uiteindelijk werd er in 2008 een driepartijen overeenkomst onder leiding van de toenmalige burgemeester van Kessel opgesteld. De partijen 20
waren de gemeente, Stichting de Keverberg en Stichting tot Behoud Cultureel Erfgoed/De Bouwloge. Deze laatste moest onderzoeken hoe de donjon herbouwd kon worden (15). Een eerste plan was om een luxe hotel en restaurant in het kasteel te plaatsen, maar uiteindelijk werd dit plan niet uitgevoerd vanwege hoge kosten (€11 miljoen), en de verminderde mogelijkheid voor bezoek die een hotel zou bieden. Dit was een belangrijke eis, niet alleen van de plaatselijke bevolking, maar ook van de gemeente die sinds 2010 deel uitmaakt van de gemeente Peel en Maas. Een bijgewerkt plan dat nu €4.4 miljoen zal kosten, omvat de restauratie van de hoofdburcht, die meerdere functies zal krijgen zoals kantoren, horeca en expositieruimtes. Een subsidie van €175.000 werd toegekend door de Provincie Limburg, en één dag later, op 23 februari 2011, werd hieraan €2 miljoen toegevoegd uit het Meerjaren Investeringsprogramma Noord-Limburg door de Regio Venlo en de Provincie Limburg (16). De gemeente heeft dit investeringsbedrag verdubbeld door nog eens €2.2 miljoen te reserveren voor het project (17). Het is bijzonder dat deze bedragen verstrekt worden door gemeente en provincie. Kessel is echter een speciaal geval gezien de ligging midden in de dorp Kessel en aan de Maas. Hierdoor kan het mogelijk een belangrijke trekpleister worden voor toerisme in de omgeving. Voor de ontwikkeling van de gemeente is dit een belangrijke overweging. Een van de doelen van herbouw is dan ook ‘versterking van het zogenaamde toeristisch-recreatieve lint langs de Midden-Peelweg (vanaf camping het Meerdaal tot aan de Maas)’. Met de toename van toerisme en vrijetijdsactiviteiten in de afgelopen jaren kan dit veel opleveren voor de hele omgeving (18). Verder stelt de gemeenteraad dat herbouw van de burcht een reactie is op een ‘wens vanuit de bevolking om het kasteel weer in oude glorie te herstellen’. Vanwege het initiatief van de bevolking (een ‘zelfsturinggedachte’) kan dit project van start gaan, en dit maatschappelijk draagvlak is ook een belangrijk argument voor het besluit tot herbouw (15). In het geval van de herbouw van Kessel heeft de decentralisatie als gevolg van de Monumentenwet van 1988 zeker een rol gespeeld. Het is een casus waarbij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed—en subsidies van de nationale overheid— niet doorslaggevend waren. Omdat het project Kasteel Kessel voortkomt uit samenwerking van de gemeente en Stichting de Keverberg, met daarbij een derde deskundige partij, heeft de gemeente zonder twijfel toestemming gegeven aan het project. Plaatselijke en regionale betrokkenheid leidden tot de restauratie van een monument, veel minder dan beleid van de rijksoverheid.
21
4.3.5 Kasteel Geysteren Kasteel Geysteren is weer een heel ander geval dan Kessel. Het opnieuw opmetselen en zichtbaar maken van de fundamenten en de gracht rondom het kasteeleiland komen vooral voort uit particulier initiatief, namelijk van de eigenaar C.W.J. Baron de Weichs de Wenne, wiens familie het kasteel sinds 1806 bezit. Het kasteel werd gebouwd rond 1200. Bij het kasteel behoorde ook een voorburcht, met een dubbele gracht aan de rivierzijde langs de Maas. Een hevige brand in 1919 veroorzaakte grote schade waarna het kasteel in afgeslankte vorm werd hersteld. Het herbouwde kasteel werd verwoest tijdens een geallieerde bombardement in de winter van 1944/45 (11 pp. 120-121). Na de oorlog was er geen mogelijkheid tot herbouw wegens gebrek aan financiële middelen, en omdat stenen werden gebruikt voor het herstellen van andere monumenten in de nabijheid. Verder was er geen sterke aandrang tot herbouw vanuit de familie omdat die al elders op het landgoed een nieuwe huis gebouwd hadden (19). Nu na zestig jaar worden consolidatieactiviteiten uitgevoerd op initiatief van de baron en de door hem opgerichte Stichting Landgoed Geijsteren. Het wordt geen volledig reconstructie. De muren worden opgemetseld tot ongeveer een meter boven maaiveld om de verschillende ruimtes te markeren en om een beeld te geven van het kasteel dat eeuwen op het eiland heeft gestaan. Er werden twee verschillende subsidies verstrekt voor het project: €8.700 door de gemeente Meerlo-Wanssum, en €8.700 door de provincie. Het wordt gezien als een goede impuls voor toerisme en recreatie binnen de gemeente (19). Verder heeft een BRIM subsidie voor instandhouding van monumenten van €50.000 het project realiseerbaar gemaakt. Waar subsidies ontbreken vult de baron aan vanuit eigen middelen (20). Na afloop van de werkzaamheden zal de ruïne niet geëxploiteerd worden voor financiële doeleinden. De bedoeling is om een ‘kijkobject’ te creëren dat opengesteld wordt voor het publiek. Geysteren heeft net zoals Asten een masterplan voor ontwikkeling van het hele gebied en niet alleen voor de ruïne, waarbij de consolidatie deel uitmaakt van een integrale aanpak van het landgoed. Andere werkzaamheden zijn bijvoorbeeld het aanleggen van fiets- en wandelpaden rond de ruïne, het plaatsen van bankjes en informatieborden, en de aanleg van een park naast de ruïne, waar onder andere theatervoorstellingen plaats kunnen vinden (21). ‘We denken erover om hier een bijzondere ontmoetingsplek in te richten voor recreatief gebruik. De kasteelomgeving moet een plek worden voor rust en bezinning, met wandel- en fietspaden, bankjes en informatieborden over het dorp, het landgoed en het kasteel. De bezoeker moet zich bewust worden van de historisch betekenis van deze plek’ (22). Aldus Baron de Weichs de Wenne. Voor de baron was dit project niet eerder mogelijk omdat restauratie van andere monumenten op het landgoed voorrang had. Na de oorlog moest eerst worden gezorgd dat alle bewoners onderdak hadden en dat de boerderijen weer functioneerden. Daarna kwamen kerken en andere gemeenschappelijke gebouwen in aanmerking. De ruïne is nu eindelijk aan de buurt. Alhoewel dit een project is op eigen initiatief van de baron, zijn de omwonenden geïnteresseerd in het project, en hadden al van te voren gevraagd of hij iets met de ruïne ging doen. Het project is dus niet zonder maatschappelijk draagvlak.
22
Na afronding van het project verwacht de baron dat het onderhoud ongeveer €10.000 per jaar zal kosten, wat betaald zal worden uit de exploitatie van het landgoed, en misschien uit “toevallige” exploitatie en gebruik (bruiloften, etc.). Economische rentabiliteit is dus uitgesloten, maar volgens Baron de Weichs de Wenne is onderhoud van de ruïne—gezien als een onderdeel van het onderhoud van het hele landgoed—wel gegarandeerd in de toekomst (20). 4.3.6 Kasteel Deurne Groot Kasteel Deurne te Deurne werd gebouwd rond 1460. Het kasteel kende veel verbouwingen door de eeuwen heen, de laatste in 1908. Deze verbouwing heeft veel latere veranderingen ongedaan gemaakt, en het gebouw teruggebracht naar de toestand van 1660 (23). Op 24 september 1944 werd het kasteel in puin geschoten door de geallieerden omdat Duitse troepen zich erin hadden verschanst. Hierbij raakten vooral de oost- en zuidgevel zwaar beschadigd, en de interieur brandde geheel uit (24). Eigenaar op dat moment was de laatste heer van Deurne, Theodore baron de Smeth (1919-1988). Zoals de meeste beschadigde kastelen, werd Deurne gezien als een gebouw dat in principe hersteld diende te worden, en dus werden er na de oorlog plannen gemaakt voor herbouw. Hiervoor was zelfs een budget toegekend, maar om grotendeels onbekende redenen werd het kasteel uiteindelijk niet herbouwd (24). In 1949 werd het kasteel gekocht door de gemeente Deurne, waarschijnlijk om sloop te voorkomen. In 1952 werd de ruïne geconsolideerd tegen verder verval, waarbij instabiele delen werden gesloopt en raampartijen werden dichtgemetseld. Eerst werd gedacht om er een streekmuseum in te huisvesten, maar toen dat niet doorging, werd een theehuis ingericht, en daarna een oudheidkamer tot 1965. Sinds 1966 wordt de ruïne gebruikt door een jeugdsociëteit, Sociëteit Walhalla (23). Maar het idee van een (gedeeltelijk) reconstructie bleef leven. Volledige reconstructie was dan wel uitgesloten, maar in de jaren negentig werden plannen voorgesteld voor herbouw ten behoeve van een gemeentemuseum. Volgens één van de architectenbureaus was de opdracht (op initiatief van de burgemeester) voor een ‘restauratie en uitbreiding van een cultureel centrum met museum, educatief centrum, en multifunctionele ruimte’. Het zou onderdak bieden aan een museum, een vrije kunstacademie en een centrum voor natuureducatie (25). De kosten van wederopbouw van het kasteel werden destijds geschat op 8 miljoen gulden (24). Deze plannen werden nooit gerealiseerd, en dus dient de ruïne als kroeg voor Walhalla, die huur betaalt en kleine onderhoudswerkzaamheden uitvoert. Het is niet duidelijk waarom beide pogingen tot herbouw of herstel niet zijn geslaagd, vermoedelijk om financiële redenen. Alhoewel bewoners van Deurne vrij tevreden zijn met het huidige gebruik van de ruïne als kroeg voor Walhalla, was er toch een duidelijke wens om de ruïne een bredere maatschappelijk functie te geven binnen de gemeente, zeker bij de gemeenteraad.
4.4
Restauratie ‘Vooral na de Tweede Wereldoorlog laaide de discussie over ruïnes weer op. In het zwaar verwoeste oosten en zuiden van Nederland gingen stemmen op om sommige kasteel- en buitenplaatsruïnes te behouden als symbool van het lijden van de 23
burgerbevolking. Daarnaast was restauratie in sommige gevallen een hachelijke onderneming omdat er te weinig van het desbetreffende gebouw was overgebleven. Bij de plaatselijke bevolking was echter geen behoefte aan het behouden van ruïnes. Zij gaven de voorkeur aan het helen van de wonden boven herinnering aan dood en verderf. We zien dan ook dat ruïnes na de Tweede Wereldoorlog voornamelijk gezien worden als architectonische gedevalueerde bouwwerken die gerepareerd dienen te worden’ (1 p. 38). Als laatste en meest voorkomende optie in de omgang met kasteelruïnes moet reconstructie worden genoemd. Zowel in het Duitse als het Nederlandse grensgebied werden achttien kastelen gereconstrueerd. In Nederland zijn dat Heijen te Gennep, Limbricht, Oud Buggenum te Grathem, Schaloen te Schin op Geul, Well te Bergen, Dussen, Aerdt te Herwen, Ammersoyen, Hof te Bingerden te Angerlo, Doornenburg, Doorwerth, Lathum, Nederhemert, Poelwijk te Gendt, Rosendael, Waardenburg, Wijenburg te Echteld en Wisch te Terborg. In Duitsland werden Burg Frankenberg, Burg Seffent, Burg Stolberg, Haus Kambach, Haus Palant, Nothberger Burg, Schloss Breil, Schloss Rurich, Schloss Rimburg, Burg Moyland, Burg Boetzelaer, Burg Ranzow, Wasserburg Rindern, Schwanenburg, Schloss Kalbeck en Schloss Wissen gerestaureerd of gereconstrueerd. Reconstructie is zowel in Nederland als Duitsland de populairste keuze geweest, en zeker in Duitsland blijft de wil om te herbouwen bestaan. In Duitsland zien we kort na de Tweede Wereldoorlog dat kasteelheren hun woning weer bewoonbaar wilden maken. Het gaat in die zin simpelweg over ‘Wiedernutzbarmachung’. Dit kwam in Nederland minder vaak voor, omdat reeds voor het begin van de Tweede Wereldoorlog meerdere kastelen leeg stonden of niet meer gebruikt werden als woning. Verder gaven onze gesprekspartners aan dat reconstructie de meest ‘lucratieve oplossing’ is ondanks het feit dat heropbouw hogere beheers- en exploitatierisico’s met zich meebrengt. In Nederland bracht de NKS in 1955 een publicatie uit getiteld Kastelen in nood. Deze geeft een sombere schets van de situatie: ‘Het was het streven van de NKS om met overheidssubsidies en particuliere giften de instandhouding van het kasteelbezit te bewerkstelligen. Herbestemming was hierbij het sleutelwoord, aangezien vele particulieren, vooral na de oorlog, niet meer over de nodige financiële middelen beschikten om hun kasteel te kunnen onderhouden. Zo adviseerde men herbestemming, waarbij zo min mogelijk aan het karakter veranderd dient te worden. Hierbij moet gedacht worden aan: musea, centra voor culturele bijeenkomsten, ontvangsten, vergaderingen en rusthuizen’ (1 p. 28). In Afbeelding 3 is er voor Nederland een duidelijk toename te zien van restauraties door stichtingen tussen 1955 en 1965, dus na het verschijnen van Kastelen in nood. Of er een relatie bestaat tussen het een en het ander, is moeilijk te bewijzen. Maar het is wel duidelijk dat vooral in Nederland na de oorlog veel kastelen zijn overgedragen aan stichtingen, wat herbouw en herbestemming gemakkelijker maakte.
24
8 6 4 2 0
NL Particulier NL Stichting DE Particulier DE Stichting
Afbeelding 3. Door particulier en stichting uitgevoerde restauraties per decennia. 4.4.1 Schloss Rurich ‘Rurich liegt, von einem schönen mit herrlichen Bäumen gezierten Park umgeben, 1 ½ Meile von Jülich, inmitten des wiesenreichen Roer-Thales, in lieblicher, überaus fruchtbarer Gegend. Das Gut umfasst ein Areal von über 1000 Morgen, wodurch es in dem so reich gesegneten Jülicher Lande das bedeutendste ist’ (26). In 1944, tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog, werden het kasteel en de bijhorende gebouwen door bommen en granaten verwoest. Gedurende de zes maanden dat het kasteel in de frontlinie lag werd de waardevolle bibliotheek met meer dan 18.000 boeken geplunderd. Reeds tijdens de Tweede Wereldoorlog besloot de eigenaar, de familie Conzen-Schlick, om het tot ruïne vervallen kasteel te reconstrueren en zo snel mogelijk opnieuw bewoonbaar te maken. Gezien de beperkte financiële middelen van de eigenaars en het gebrek aan financiële ondersteuning van de Denkmalschutz en de gemeente, kon de doelstelling om het classicistische uiterlijk van het kasteel te herstellen niet volledig gerealiseerd worden. Onder andere een later toegevoegde toren werd bewust niet heropgebouwd. 4.4.2 Burg Frankenburg Burg Frankenburg is een kasteel uit de 13de eeuw in Aken en ligt op loopafstand van het stadscentrum. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden het dak en de muren van de burcht zwaar beschadigd, het gebouw verviel tot ruïne en de toenmalige eigenaar was genoodzaakt om het gebouw te verkopen aan de stad Aken.
25
Na de Tweede Wereldoorlog werd de burcht gereconstrueerd om verder verval tegen te gaan en het in te richten voor de Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Reeds in 1947 waren de doelstellingen gerealiseerd en kon de Dienst haar intrek nemen in het gereconstrueerde kasteel. In 1961 verhuisde de Dienst voor Arbeidsbemiddeling opnieuw en werd de burcht ingericht als Heimatmuseum. Vanwege een tekort aan bezoekers en inkomsten werd het museum, vijftig jaar na de opening, in september 2010 gesloten. De stad Aken, nog steeds eigenaar van de burcht, zoekt momenteel naar een nieuwe exploitatie. Onderzoek heeft echter uitgewezen dat er een positieve exploitatie niet mogelijk lijkt. De stad heeft daarom de vereniging Frankenbürger gevraagd om een plan uit te werken met de burcht als Bürger- und Kulturzentrum met een café/restaurant en conferentiezalen. Vermoed wordt dat ook de toekomstige bestemming van de burcht als Bürger- under Kulturzentrum niet genoeg omzet en inkomsten zal genereren. De stad blijft daarom eigenaar van de burcht en staat in voor het nodige onderhoud aan het gebouw. Het Bürger- und Kulturzentrum wordt zelfvoorzienend en huurt het gebouw voor een symbolisch bedrag van €1,-. Doelstelling is om genoeg inkomsten te genereren om lopende kosten als personeel, etc., te kunnen dekken. De kosten van ongeveer €800.000 voor de verbouwingen van het kasteel tot Bürger- under Kulturzentrum moeten in eerste instantie door de vereniging zelf gedragen worden. Hiervoor werden subsidies aangevraagd. 4.4.3 Voorbeelden Nederland In Nederland zijn veel verschillende beslissingen genomen met betrekking tot herbouw na de oorlog. De keuzes kunnen gegroepeerd worden in drie categorieën: het bouwen van een nieuw huis, gedeeltelijke herbouw, of volledige restauratie. Hieronder worden deze keuzemogelijkheden verder toegelicht aan de hand van voorbeelden. Het bouwen van een geheel nieuw huis op de restanten of op de plaats van het oude kasteel was relatief gemakkelijk omdat het goedkoper en sneller was dan het terugbrengen van het oude huis. Hierbij was de noodzaak tot archeologische of bouwhistorische onderzoek minder groot omdat het geen reconstructie was. Men hoefde niet trouw te zijn aan een historische ontwerp. Het kon kleiner en met andere materialen worden gemaakt. Verder kon dit nieuwe huis de ‘historische plaats van het oude kasteel markeren’, en zo hield het landgoed zijn historische middelpunt (1 pp. 39-40). In onze onderzoeksgroep zijn Kasteel Oud Buggenum en de Hof te Bingerden voorbeelden van deze keuze. Oud Buggenum was een neogotisch jachtslot voor zijn verwoesting in 1944. Er is weinig bekend over het kasteel vóór de vijftiende eeuw. Het werd in 1423 eigendom van Johan de Wilde van Meersen, afkomstig van een Roermondse patricische familie. Het kasteel werd in 1793 door brand verwoest, maar werd daarna vermoedelijk provisorisch hersteld. Het was toen in gebruik als huurhuis, en na de brand werd het nog gebruikt voor de stalling van vee. Het werd verkocht in 1880 en de nieuwe eigenaar ontmantelde wat er nog stond en bouwde in 1889 een jachtslot op de plaats van het kasteel (11 pp. 209-211). In 1944 werd dit jachtslot door oorlogshandelingen zwaar aangetast, waarna het verviel tot ruïne.
26
Een architect en professor uit Düsseldorf, Helmuth Hentrich, kocht de ruïne in 1971. Hij liet op de fundamenten een nieuw kasteel bouwen, met dezelfde afmetingen maar met een heel ander uiterlijk en inrichting dan het oorspronkelijke kasteel. Het werd een soort samenstel van verschillende stijlen uit heel Europa, met hergebruikte bouwkundige elementen uit slooppanden en andere vervallen monumenten. ‘Uiteindelijk is een uniek “Europees ensemble” ontstaan van kunst en antiek uit vele landen, en van allerlei kunststijlen’ (11 pp. 211-212). Omdat het gebouw cultuurhistorische niet-authentiek is, is het geen rijksmonument, maar het is wel een provinciaal monument, en na de dood van Hentrich werd het overgedragen aan de Provincie Limburg voor €1,-. Nu is het complex in gebruik als ontmoetingscentrum, voor conferenties en ontvangsten, en voor rondleidingen. Vanwege gebrek aan financiële middelen werden sommige kastelen alleen gedeeltelijk herbouwd. Net als in Duitsland was Wiedernutzbarmachung ook voor een aantal kasteelbewoners in Nederland de eerste prioriteit. Dit was het geval voor Kasteel Lathum en Kasteel Wisch te Terborg. De hoge toren van Lathum werd in 1945 opgeblazen door de Duitsers waarbij alleen het lage gedeelte van het gebouw gespaard bleef. De toren werd na de oorlog gesloopt en het huis werd weer bewoonbaar gemaakt. De toren werd nooit herbouwd, en het huis dient nu als privé woning. Het hoofdgebouw en dienstvleugel van Kasteel Wisch werden beschadigd en deels verwoest tijdens twee geallieerde luchtaanvallen. De eigenaren, de familie Vegelin van Claerbergen begon in 1951 met het herstel van het kasteel, maar alleen het oostelijk gedeelte van de vleugel en de toren werden gerestaureerd en weer ingericht als woonhuis (ook het huidige functie). Het kasteel heeft een hoofdgebouw dat uit 1648 dateert met een kort daarna aangebouwde dienstvleugel, en een ronde toren uit de vijftiende eeuw. Het hoofdgebouw bleef jarenlang van restauratie uitgesloten, waarschijnlijk vanwege de hoge kosten. De familie kon wel al in de rest van de vertrekken wonen, maar een oplossing moest gezocht worden voor het hoofdgebouw, wat in 1957 uiteindelijk gelukt is. Het werd overgedragen aan de Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen in eeuwigdurende erfpacht, en het werd van 1957-1961 hersteld. Het kasteel is nu volledig gerestaureerd en, behalve het hoofdgebouw, eigendom van de familie Vegelin van Claerbergen gebleven inclusief het omringende landgoed, en dient nu als woning. Het is niet toegankelijk voor het publiek (27). Een laatste categorie binnen ‘restauratie’ is de volledige restauratie of reconstructie van beschadigde en verwoeste kastelen. Voorbeelden in Nederland zijn onder andere, Nederhemert, Doorwerth, en Doornenburg. De kastelen Doorwerth en Doornenburg werden allebei heel zwaar beschadigd tijdens de oorlog, en toevallig waren beide net vóór de oorlog gerestaureerd en in een vereniging of stichting ondergebracht (Vereniging ‘De Doorwerth’; Stichting tot Behoud van de Doornenburg). Dit betekende dat er mensen waren die zich betrokken voelden en die de kastelen graag hersteld wilden zien. Na de oorlog werd de keuze gemaakt om beide te herbouwen. ‘De kastelen werden gerestaureerd, als is reconstructie misschien een betere term: een ruïne was het enige wat er nog restte. […] In beide gevallen is gekozen voor het terugbrengen van de middeleeuwse architectuur. […] De Tweedewereldoorlog is weggepoetst; geen kogelgat herinnert nog aan de grootste vernietiging die deze kastelen ooit gekend hebben. Dit besluit moet gezien worden tegen de achtergrond 27
van de destijds heersende restauratie-ethiek, [er werd] in de praktijk nog veel ‘teruggerestaureerd’. Bovendien koos men tijdens de wederopbouw liever voor een reconstructie om zo een historische breuk te voorkomen en de historische identiteit van het complex te behouden’ (7). In het geval van Doorwerth werd er om verschillende redenen gekozen voor een klassieke restauratie, maar een van de belangrijkste was het feit dat het succes van de vooroorlogse restauratie nog leefde in het geheugen van veel mensen die het graag wilden zien in de toestand van vóór de oorlog. Een vereniging die het initiatief nam, en steun van de directeur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, hebben ervoor gezorgd dat Doorwerth gerestaureerd mocht worden, ofschoon het veel moeite en tijd kostte om de benodigde financiële middelen te vinden. Hierdoor duurde de herstelwerkzaamheden uiteindelijk 37 jaar. Rond 1280 begon Doorwerth als een rechthoekige woontoren, die door de eeuwen heen uitgebreid werd tot een rechthoekig kasteel. Het had ook een voorburcht en gracht (28). Aan het eind van de negentiende eeuw raakte het kasteel in verval, maar werd uiteindelijk verkocht aan oud-artillerie officier en oudheidkundige, Frederic Adolph Hoefer. Hoefer had het kasteel gekocht rond 1910, en droeg het meteen over aan de door hem opgerichte Vereniging ‘De Doorwerth’. Er werd een restauratie uitgevoerd tussen 1910 en 1915, waarbij de negentiendeeeuwse toevoegingen verwijderd werden en het kasteel zijn middeleeuwse omvang en uiterlijk herkreeg (29). In 1944 was de gehele zuidvleugel verwoest en van de rest van het kasteel stonden alleen nog de opgaande muren overeind. Al in 1946 werd besloten tot herbouw. Na tien jaar gaf de Vereniging ‘De Doorwerth’ de directievoering over aan de Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen vanwege gebrek aan financiële middelen, en in 1969 werd het kasteel overgedragen aan Geldersche Kasteelen. Bij de naoorlogse restauratie was het doel herstel van de burcht in zijn zeventiende-eeuwse vorm (30). Nu doet het kasteel dienst als huisvesting van twee musea: museum Veluwezoom en het Museum voor Natuurbeheer (‘Jachtmuseum’). Het wordt ook gebruikt als trouwlocatie, en wordt geëxploiteerd door de stichting zelf. Kasteel Doornenburg kent een vergelijkbaar verhaal. Al in 1936 werd het gekocht door de Stichting tot Behoud van den Doornenburg (1 p. 46). Leegstand had geleid tot verval, maar in eigendom van de Stichting kon het gerestaureerd worden, een project dat in 1937 van start ging. Net als Kasteel Doorwerth, werd Doornenburg teruggerestaureerd naar zijn middeleeuwse vorm. In het voorjaar van 1945 reduceerden geallieerde bombardementen het kasteel tot een troosteloze ruïne. Er was niets meer te zien van de recente herstelwerkzaamheden. Al meteen na de oorlog werd besloten om het kasteel te reconstrueren, wat uiteindelijk tussen 1956 en 1964 uitgevoerd werd. In het geval van de Doornenburg was restauratie niet alleen gewenst maar ook mogelijk omdat de Stichting tot Behoud van de Doornenburg belangrijke leden had, onder andere de directeur van Monumentenzorg, Van Nispen tot Sevenaer. Een andere voordeel dat de Stichting had was het feit dat de restauratieplannen van de vooroorlogs restauratie weer gebruikt konden worden. Alle onderzoek was al gedaan (1 pp. 48-50). Uiteindelijk was het de ‘vooruitgangsgedachte’ die na de oorlog veel invloed had op de restauratiepraktijk in Nederland, vooral in de decennia meteen na de oorlog. Sporen van de oorlog werden uitgewist, en kastelen werden teruggerestaureerd naar oudere, “puurdere” 28
verschijningsvormen (7). Dit is duidelijk te herkennen bij Doorwerth en de Doornenburg, die beide kort na de oorlog gerestaureerd werden (er werd althans kort na de oorlog plannen gemaakt voor restauratie). Nederhemert is een laatste voorbeeld van gerestaureerde kastelen in Nederland. Dit kasteel valt weliswaar in de categorie van volledig gerestaureerde kastelen, maar werd toch op een andere manier uitgevoerd dan Doorwerth en Doornenburg. Bij volledige restauratie moet men altijd beslissen welke verschijningsvorm het kasteel zal krijgen, en of aanpassingen wel of niet zichtbaar zullen worden gemaakt door andere materialen of kleuren te gebruiken. Doorwerth en Doornenburg werden teruggerestaureerd naar hun middeleeuwse situatie. Nederhemert werd echter niet hersteld in een middeleeuwse of in de vooroorlogse toestand met onder andere een voorgevel uit de negentiende eeuw en een zeshoekige toren. Bij de restauratie is gekozen voor een periode er tussenin, die van het einde van de 18de eeuw. Hiertoe werd besloten om verschillende redenen, waarvan de belangrijkste het behoud was van zo veel mogelijk origineel bouwwerk. Nederhemert begon als een vierkante woontoren omstreeks 1300, die langzaam uitgebreid werd naar een complex met zijvleugels en drie torens (6 p. 69). Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het kasteel gebruikt als Duitse commandopost, wat leidde tot geallieerde beschietingen. Op 12 januari 1945 was Nederhemert vervallen tot ruïne (6 p. 69). Al spoedig na de oorlog wilde eigenaar baron Van Wassenaar het kasteel restaureren. Uit eigen middelen was dit niet haalbaar, en Monumentenzorg gaf de baron ook geen steun omdat ‘urgentere gevallen voorgaan’ (1 p. 53). Om de ruïne zo goed mogelijk te behouden, in de hoop dat het kasteel ooit gerestaureerd zou kunnen worden, begon de baron in 1948 met het nemen van maatregelen. Er werd puin geruimd, en de kelders werden beschermd tegen vorst en water schade met betonplaten op de begane grond. Uiteindelijk besloot de baron te stoppen nadat een tweede verzoek om financiële steun van Monumentenzorg niks opleverde. Hij besloot toen om het gebouw te slopen op de kelders na. Interventie van een architect leidde tot alleen de sloop van nieuwere delen, waarbij de middeleeuwse resten gespaard bleven (1 pp. 53-54). Daarna werd de ruïne met het omringende landgoed in 1958 overgedragen aan Staatsbosbeheer. Door interventie van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg werd de ruïne in 1962 in langdurige erfpacht overgedragen aan de Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen. Herbouw werd opnieuw het doel. Maar ook nu bleek een gebrek aan financiële middelen een obstakel en moest restauratie weer wachten (6 p. 69). De ruïne verviel verder, en na instorting van de traptoren werden noodvoorzieningen getroffen zoals een noodkap tegen inwatering. Bouwhistorisch en archeologisch onderzoek in 1984 had Geldersche Kasteelen ervan overtuigd dat er nog voldoende restanten waren om het kasteel verantwoord te restaureren, en dat de restanten belangrijk genoeg waren om te behouden. Geld bleef echter een probleem. Geldersche Kasteelen organiseerde in 1991 een ‘deskundigenberaad’ over de toekomst van Nederhemert: restaureren of voor altijd een ruïne laten. Weersinvloeden, maar ook vandalisme en diefstal, tastten de ruïne aan, en hoe langer er gewacht werd, hoe erger het werd. De deskundigen kwamen tot de conclusie dat restauratie niet uitgesloten was. Er zou daarbij niet worden teruggegaan naar de toestand van net voor de
29
oorlog, maar om zo veel origineel bouwmassa te behouden, zou er teruggegaan worden naar de toestand van voor 1814 (1 p. 55). Een ‘sobere restauratie’ was mogelijk en wenselijk (6 p. 69). De opdracht werd gegeven aan architect Walter Kramer in 1994, met als motto ‘behoud gaat voor vernieuwen’ (31). Het gerestaureerde kasteel diende na de herstelwerkzaamheden verschillende functies te kunnen krijgen omwille van de exploitatie die de instandhouding zou kunnen garanderen in de toekomst (1 p. 55). In 2001 werd uiteindelijk een kanjersubsidie van €2,5 miljoen van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg toegekend aan Nederhemert. En met behulp van veel andere bijdragen— onder andere een nalatenschap van het echtpaar Helbers-Molt in 1992—kon in 2001 de restauratie van start gaan die circa €6 miljoen kostte. In 2005 kon het kasteel weer in gebruik genomen worden. Tijdens de restauratie van de interieur werd ‘bewust op veel plaatsen iets van het verleden en de geschiedenis in het zicht gehouden, zoals oude muurresten, kaarsnissen, zwartgeblakerd hout, pleisterwerk met schilderingen en uitgesleten trappetjes’ (32). In Nederhemert speelden de nieuwe restauratietheorieën duidelijk een rol. Het is nu in gebruik als kantoorruimte. De grote zaal kan gebruikt worden voor huwelijksvoltrekkingen, en de kelders bieden onderdak aan vleermuizen. Vanwege de ligging van het kasteel is het niet mogelijk om het altijd open te stellen voor het publiek, dus is het kasteel alleen te bezichtigen tijdens de Open Monumentendag. Deze exploitatie heeft tot nu toe genoeg opgeleverd om alle onderhoudskosten te dekken. In Nederhemert is er duidelijk een omschakeling te zien in de restauratiepraktijk ten opzichte van de kastelen Doorwerth en Doornenburg. Mariëlle Bakker schrijft dat vanaf de jaren tachtig een ‘genuanceerder beeld ten aanzien van kasteelrestauraties’ ontstond. Rond die tijd was ‘bouwhistorie een opkomende discipline en de nieuwe trend werd dan ook dat de verschillende bouwfases en bouwsporen van het kasteel bij de restauratie zichtbaar moesten blijven’ (1 p. 39). Dit is niet volledig nagevolgd in Nederhemert, maar er werd wel gestreefd om sommige bouwfases zichtbaar te houden en beschadigde stukken muurwerk te laten zien. Dit sluit aan bij de meer moderne restauratiepraktijk, zonder volledig af te wijken van de oudere methoden..
30
5.0
Duurzaamheid en omgangskeuzes
In het vorige hoofdstuk werden de verschillende keuzes van omgaan met kasteelruïnes beschreven. In dit hoofdstuk wordt onderzocht wat de gevolgen zijn van die keuzemogelijkheden wat betreft de bouwkundige en financiële duurzaamheid, het maatschappelijk draagvlak, en het behoud van cultuurhistorische waarden. Zoals eerder vermeld betekende de Tweede Wereldoorlog een omschakeling in het denken over kastelen. Veel kastelen waren niet meer particulier bewoond en nieuwe functies worden gezocht om hun instandhouding te garanderen voor de toekomst, functies die tevens maatschappelijk draagvlak creëren en die in overeenstemming zijn het statige en monumentale karakter van kastelen. ‘De vooroorlogse functies waren na 1945 vaak niet meer van toepassing […]. Kastelen stonden leeg en beschadigd in het Nederlandse landschap. Die aanblik bracht een omslag in het denken teweeg. [Er] werd na de oorlog veelal actie ondernomen. Overheid en speciaal daartoe opgerichte stichtingen, zoals de Nederlandse Kastelenstichting, ontfermden zich over kastelen en droegen zorg voor restauratie en hergebruik’ (7). Deze verandering is duidelijk zichtbaar in Afbeelding 4, waar de vooroorlogse functies zijn aangegeven in de eerste twee rijen, en de naoorlogse functies in de derde en vierde rij.
25 20 15 10 5 NL VOOR WO2
0
DE VOOR WO2 NL NA WO2 DE NA WO2
Afbeelding 4. Voor- en na-oorlogse functies van kastelen in Nederland en Duitsland. *Om de na-oorlogsfuncties in kaart te brengen werden sommige kastelen twee keer geteld, bijvoorbeeld bij horeca en museum, als ze alle twee huisvesten.
31
Hier is duidelijk te zien dat vóór de oorlog de meeste kastelen in Nederland en Duitsland in gebruik waren als woningen door particulieren—als primaire woning of als buitenverblijf. Na de oorlog werd dit gebruik gehalveerd, en werden de functies meer gevarieerd. In Duitsland werden veel kastelen gebruikt voor museale/culturele functies, en ook voor horecafuncties. In Nederland is de meest populaire exploitatie een mix van commerciële functies en zalenverhuur, waarbij een kasteel dient als partycentrum, locatie voor bruiloften, feesten, zakelijke evenementen, etc. Sommige zijn in gebruik als museum of hebben een horecafunctie. In Nederland komt verder het gebruik van een kasteel als kantoorruimte relatief vaak voor. Wat betekenen de verschillen in exploitatie en functies nu voor de verschillende vormen van duurzaamheid?
5.1
Bouwkundige duurzaamheid
Wat de bouwkundige duurzaamheid betreft moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen de omgangskeuzes ‘ruïne tot heden’, ‘sloop’, ‘consolidatie’ en ‘reconstructie’. Volgens een auteur “krimpt” een ruïne ongeveer dertig centimeter per tien jaar als er geen enkele actie wordt ondernomen (33). Na één eeuw is een ruïne dus drie meter “gekrompen”. Geen actie ondernemen betekent daarom op lange termijn het volledige verlies van een ooit waardevol kasteel. Sloop is uiteraard de minst duurzame omgangskeuze. In tegenstelling tot de omgangskeuze ‘geen actie’ wordt een latere consolidatie of restauratie van het kasteel onmogelijk gemaakt. Consolidatie is een proces zonder einde, het verval wordt alleen vertraagd. Uit ons onderzoek blijkt dat een grondige consolidatie minimaal iedere generatie moet worden overgedaan (34) (33). Een goed voorbeeld hiervoor zijn de restanten van de ridderzaal van de eerdergenoemde Burg Nideggen. Minimaal om de dertig jaar worden steigers rondom de gigantische muurresten geplaatst ten behoeve van een grootscheepse consolidatie. Daarnaast zijn continu kleinere werkzaamheden nodig om de ruïne in takt te houden en verder verval tegen te gaan. Reconstructie is wellicht de meest duurzame omgang met een kasteelruïne. Maar ook een gerestaureerd of gereconstrueerd gebouw moet worden onderhouden. Dat houdt nooit op. Gezien de grootte, de gebruikte materialen en de vaak slechte toegankelijkheid van veel kastelen lopen de onderhoudskosten flink op.
5.2
Maatschappelijk draagvlak ‘Monumenten zijn […] de geheugensteuntjes van ons collectieve geheugen. Maar om die rol ten volle te kunnen vervullen, is het belangrijk dat zij hun verhaal kunnen vertellen. Zij moeten hun verhaal kunnen vertellen. Wanneer monumentenzorg dan ook gedragen wordt door een historisch bewustzijn, zal zij er voor zorgen de monumenten niet alleen te conserveren, dat wil zeggen ze niet alleen fysiek te behouden, maar zal zij er zich ook voor inspannen de monumenten in een context te plaatsen’ (35).
Een maatschappelijk draagvlak voor zowel consolidatie als reconstructie van kasteelruïnes blijkt zowel in Nederland als Duitsland aanwezig te zijn wanneer de mogelijkheid om het kasteel te bezoeken (of “consumeren”) aanwezig is.
32
Openstelling leidt echter tot een sneller verval van origineel materiaal. Om de resten zo min mogelijk in gevaar te brengen, zou de zaak eigenlijk hermetisch afgesloten moeten worden (34). Het object is niet voor niets tot monument uitgeroepen, de bedoeling is om het te behouden voor de toekomst. Aan de andere kant willen we het monument ook beleefbaar maken. Volgens sommigen heeft een eigenaar zelfs een soort morele plicht om zijn monument open te stellen, vanwege de rol die het object heeft voor de lokale en regionale samenleving (36) (37). Velen willen de drempel om een ruïne te bezoeken laag houden. Maar niet iedereen denkt er zo over. De eerdergenoemde Harald Herzog, actief betrokken bij tal van consolidaties, stelt de vraag waarom we überhaupt ruïnes willen ‘consumeren’, waarom we er altijd maar op willen. Dat betekent volgens hem automatische een snellere vermindering van de authenticiteit van het bouwwerk. Doel van de benoeming tot rijksmonument of Denkmal is volgens Herzog om het gebouw voor de volgende generatie te bewaren. Dat wringt met het idee dat mensen zich welkom moeten voelen om een kasteelruïne te bezoeken en stemt tot nadenken over de gewenste mate van ontsluiting. De algemene opvatting is dat kasteelruïnes op vaste tijden open dienen te zijn, zodat iedereen die dat wil het lokale monument van geschiedenis en kunst kan bezoeken. Daarnaast moet het educatief en beleefbaar zijn en functioneren als identiteitsdrager. De geïnterviewden vinden het daarbij belangrijk om origineel materiaal te sparen, maar over het gebruik van het monument bestaan grote verschillen van mening. Uit het onderzoek blijken de keuze voor de omgang met kastelen en kasteelruïnes, de toegankelijkheid en de functie voor een groot deel afhankelijk te zijn van het soort eigenaar. In het Nederlands-Duits grensgebied stellen stichtingen de emotionele en educatieve functie van de kastelen en kasteelruïnes voorop, terwijl de overige eigenaren (gemeentes en particuliere eigenaren) de economische functie centraal stellen. Burg Nideggen bijvoorbeeld is niet alleen bedoeld als commercieel en cultureel centrum, het is ook een belangrijke trekpleister in het historische centrum van de stad Nideggen en daarmee een belangrijke drager van de lokale identiteit. De gekozen gebruiks- en belevingsfunctie staan een optimale economische exploitatie in de weg. Het blijkt niet mogelijk om beide volledig met elkaar te verzoenen. Behoud van authenticiteit van bouwmassa inclusief flora en fauna gaat vóór toegankelijkheid en financiële doelstellingen, volgens Luzia Schlösser, directrice van het museum in Burg Nideggen. Anderen stellen de exploitatie centraal, ook al hindert die de authentieke ervaring. In het geval van Burg Boetzelaer verplaatst de aandacht voor het eigenlijke monument zich zelfs naar de nieuwbouw. Verder blijkt uit het onderzoek dat mensen het niet zo erg vinden om geld te betalen voor een bezoek aan een kasteel of kasteelruïne. Een eerder NKS onderzoek over het beleven van ruïnes geeft aan dat bezoekers het er over eens waren ‘dat de ruïnes niet een specifieke functie moeten krijgen. […] In ieder geval zou de moderne bezoeker graag zien dat het object en zijn omgeving gewoon te bezoeken is, dat er bijvoorbeeld een kleine horecagelegenheid is en dat je niet verplicht bent tot een activiteit, zoals deelname aan een rondleiding’ (38). Functies zoals [uitsluitend] horeca of hotel waren ongewenst. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de ruïne van Kessel. In een eerste voorstel werd de ruïne herbouwd om als hotel te dienen. De herbouw zelf werd gesteund door bezoekers uit de omgeving toen ze gevraagd werden, maar ze zagen niet graag dat er een hotel van gemaakt zou worden.
33
‘Daardoor zou het kasteel, dat dan overigens geen ruïne meer zal zijn, niet meer toegankelijk zijn voor de individuele ruïne bezoeker en dat is iets wat het publiek nu juist graag wil’ (38). Een groot draagvlak is er volgens de door ons geïnterviewden voor een mixed-use functie bij herbestemming van een kasteel. Deze keus is bijvoorbeeld vaak gemaakt door de Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen voor kastelen in hun bezit, waarbij in één kasteel een museum, een horecagelegenheid en een feestzaal te vinden zijn. De volgende twee voorbeelden tonen enkele mogelijkheden om maatschappelijk draagvlak te creëren met betrekking tot kasteelruïnes. 5.2.1 Kasteeltuin Hemmen Het eerste voorbeeld is kasteel of beter de kasteeltuin Hemmen. De kasteeltuin behoort tot een kasteel gelegen ten westen van het dorp Hemmen aan het riviertje de Linge, in de gemeente Overbetuwe, provincie Gelderland. Het kasteel bood onderdak aan oorlogsvluchtelingen uit West-Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog, tot in januari 1945 er rond het kasteel zwaar gevochten werd tussen Duitse en geallieerde troepen. Op 5 januari werd het kasteel met mortierrookgranaten in brand geschoten om Duitse para’s eruit te jagen. De volgende dag werden de nog overeind staande muurresten verder kapot geschoten, opdat de Duitsers het kasteel niet meer konden gebruiken als uitvalsbasis. Na de oorlog werden de muurresten nog verder afgebroken om instortingsgevaar te voorkomen. Met de restanten werd niets gedaan tot de jaren negentig, toen ze geconsolideerd werden om een indruk te geven van de omvang van het voormalige kasteel (39 pp. 25-26). Na de oorlog werd ook de kasteeltuin—toen een moestuin—verwaarloosd. Jan van den Brandhof, inwoner van het dorpje Hemmen, begon al in de jaren tachtig met plannen om de tuin te herstellen, maar toen was het nog niet mogelijk om er iets mee te doen. Jaren later werd er opnieuw over het kasteeltuin gesproken, en in 1992 werd de Werkgroep Kasteeltuin Hemmen gevormd. De tuin werd door enthousiaste vrijwilligers hersteld als een siertuin in klassieke stijl, en kan nu van mei tot oktober bezocht worden. Ook werd de Werkgroep omgezet in Stichting Kasteeltuin Hemmen, waardoor subsidies konden worden aangevraagd als ANBI organisatie (40). Doel van het herstel was om een mooie tuin te maken die opengesteld is voor het publiek. Opvallend is de grote mate van steun voor de ommuurde kasteeltuin van 52 meter lang en ongeveer 30 meter breed. De Stichting Kasteeltuin Hemmen telt ongeveer dertig vrijwilligers die allen werkzaamheden uitvoeren in de tuin. Verder zijn er ongeveer 450 donateurs, uit heel Nederland en zelfs ook uit Engeland. Donateurs geven tussen de €5 en €100 per jaar (wat in principe kan worden afgetrokken van de belasting). Door deze inkomsten worden alle kosten gedekt. Jan van den Brandhof vertelde dat er ongeveer €250 per jaar nodig is voor onderhoud van het gebouw, tuin, gereedschap en planten. Maar als stroom en water erbij geteld worden, en ook de koffie en vlaai voor groepen bezoekers, kost het ongeveer €3.000 per jaar. Veel plaatselijke bedrijven geven donaties, niet in geld, maar in natura, in de vorm van noodzakelijke dingen als gereedschap en planten of zaden. De Rotary Club heeft bijvoorbeeld twee zitbanken gedoneerd. De namen van de sponsors zijn te zien op een bord in de tuin. De kasteeltuin krijgt ook veel bezoek. De tuin maakt deel uit van de Betuwse Tuinenroute en van wandelroutes op het landgoed. En de bezoekers voelen zich welkom. Groepen met 34
rondleiding krijgen bijvoorbeeld koffie en gebak bij het bezoek. En ook de donateurs krijgen iets terug: er is een ‘Donateur Ochtend’ op de laatste zaterdag van augustus met onder andere muziek en lezingen, en koffie en vlaai. Deze dag wordt meestal bezocht door 150 tot 200 mensen. Volgens Van den Brandhof is er groot maatschappelijk draagvlak, wat niet alleen wordt bewezen door alle vrijwilligers en donateurs, maar ook door het feit dat de Stichting een ANBI instelling is, wat letterlijk aangeeft dat er van een maatschappelijk belang sprake is (40). 5.2.2 Kasteelruïne Asten Asten werd al eerder genoemd in dit rapport. Op initiatief van de Stichting Behoud Kasteelerfgoed Asten werd een Belvedere-project gestart en uitgevoerd in en rondom de ruïne. Belvedere-projecten concentreren zich op wat cultuurhistorie kan toevoegen aan kwaliteit en betekenis van de leefomgeving bij ruimtelijke ontwikkelingen (41). De ruïne ligt tussen de dorpen Asten en Heusden in Noord-Brabant, maar in de afgelopen decennia is de relatie tussen de dorpen en het kasteel verloren gegaan. Oude zichtlijnen of paden die een relatie met de ruïne creëerden, werden aangetast door nieuwe infrastructuur en ontwikkelingen in de omgeving, bijvoorbeeld kassenbouw en ruilverkaveling. Dit zorgde ervoor dat de plaatselijke bevolking niet of nauwelijks meer bewust was van het bestaan van de ruïne. Het Belvedere-project zou de ruimtelijke band opnieuw duidelijk moeten maken, en het geïsoleerde kasteelterrein weer verbinden met de dorpen in fysiek en mentaal opzicht. Het kasteel en landschap moeten ‘een onlosmakelijke eenheid vormen’. Dit werd allemaal uitgewerkt in het Masterplan Kasteellandschap Asten (42). De ontwikkeling van dit Masterplan kwam voort uit het centrale idee ‘dat cultuurhistorie een levend, door mensen ingevuld bewustwordingsproces is’. Tijdens de planning van het project speelde deze ‘menselijke dimensie’ een centrale rol: er werd overlegd met bewoners van de kasteelboerderij en de boeren uit de omgeving, met de gemeente, de Provincie, het waterschap, het Brabants Landschap en met toeristische organisaties. Hierdoor heeft men veel maatschappelijk draagvlak kunnen creëren en is een Masterplan ontwikkeld dat de historie van de plek en de belangen van de bevolking en betrokken organisaties respecteert. Op de Belvedere website worden enkele leermomenten in de omgang met de betrokken partijen genoemd: ‘Plaatselijke betrokkenen, zoals boeren en tuinders, hebben allemaal hun eigen belang als het om het landschap gaat. Je moet hen confronteren met overstijgende gezichtspunten. Zo was er een workshop waar deskundigen van de Stichting Particuliere Historische Buitenplaatsen iets presenteerden over vergelijkbare voorbeelden. Andere vertelde over de kansen die cultuurhistorie en landschapsbeheer bieden voor boeren. De gemeente is door het enthousiasme dat buitenstaanders voor het kasteellandschap hadden overtuigd en zet zich nu honderd procent voor het masterplan in’ (42).
5.3
Behoud van cultuurhistorische waarden ‘Gerade die wissenschaftlich arbeitende Denkmalpflege sollte sich am ehesten darüber im Klaren sein, was eine Rekonstruktion zu leisten imstande ist und was nicht, und die Öffentlichkeit darüber in Kenntnis setzen, dass jede noch so gut dokumentierte und ausgeführte Rekonstruktion de facto ein Neubau ist, der das verlorene Original weder jemals vollgültig ersetzen noch Geschichte rückgängig machen kann’ (43 p. 4).
35
Bij het vraagstuk van behoud van cultuurhistorische waarden betreft moeten authenticiteit en authenticiteitsbeleving en de opvattingen van de expert tegenover die van de leek geplaatst worden. Authenticiteit is een lastig begrip, voor wetenschappers, maar ook voor de vele andere individuen en organisaties die zich bezighouden met vraagstukken rond authenticiteit. Authenticiteit kent namelijk vele aspecten. Zo kan er bijvoorbeeld worden gesproken over authenticiteit van plaats, vorm en/of gebruik. Of is het materiële het belangrijkste aspect? Hierbij speelt dan weer de discussie over originele versus authentieke materialen. Bovendien wordt er tegenwoordig veel geschreven en gesproken over het—volgens sommige auteurs vervagende—verschil tussen authenticiteit van een object en de authenticiteitsbeleving. Er wordt zelfs gesteld dat de beleving authenticiteit geeft, eerder dan andersom. Zeker voor een deel van het lekenpubliek lijkt dit de realiteit. Bij de authenticiteit van het object moet eerst worden vastgesteld om welke redenen, voor welke aspecten het object authentiek kan worden genoemd. Gaat het bijvoorbeeld om een object uit een bepaalde historische periode, of van een specifieke maker, of om het oorspronkelijk materiaal van het object. Een moeilijkheid bij de authenticiteit van het oorspronkelijke materiaal is dat het materiaal in een voortdurende staat van verandering is door veroudering en verval. Daardoor moet worden gekozen tussen acceptatie van het verval en behoud. Als de keuze valt op behoud moet vervolgens worden besloten of het oorspronkelijke materiaal geconserveerd, gerestaureerd of helemaal vervangen zal worden. En zeker bij de twee laatste keuzen stelt zich vervolgens de vraag hoe er gerestaureerd of vervangen moet worden: herkenbaar, met technieken en materialen uit de tijd van de (eerste) bouw, of met eigentijdse materialen en technieken? Bij authenticiteitsbeleving gaat het om de vraag in hoeverre een object een gevoel van authenticiteit oproept bij het publiek en niet om de vraag of het volgens de experts authentiek is. In de praktijk blijkt dat objecten die relatief nieuw zijn of vrijwel volledig zijn gerestaureerd en weinig tot geen oorspronkelijke materialen bevatten, toch als heel authentiek kunnen worden ervaren en bij het publiek een warm plekje hebben. Het publiek zoekt daarbij actief naar authenticiteit waarbij de authenticiteitsbehoefte vaak wordt bevredigd door authenticiteitsbeleving via een “geënsceneerd verleden”. Als een object, een gebouw of een ruïne, geen of weinig historische waarde meer bezit voor het publiek en/of als het als weinig authentiek worden ervaren, is het moeilijk(er) voor experts om voldoende maatschappelijk draagvlak te vinden voor bijvoorbeeld behoud en herstel. Er kan dus spanning bestaan tussen de authenticiteit van het object volgens de experts en volgens leken en zo tussen authenticiteit en authenticiteitsbeleving. Een object wordt bekeken als een uniek spoor van het verleden, maar het object wordt onontkoombaar ook bekeken vanuit het heden , beïnvloed door smaak en behoeften van deze tijd. Uit het onderzoek blijkt dat experts zich vooral achter een authentieke presentatie van het verleden plaatsen: ‘Was sie einst waren und heute aussagen, wird nur begreiflich, wenn sie wie eh und jeh von der Besitzerfamilie bewohnt und bewirtschaftet werden’ (43).
36
Ook op basis van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat de leek in tegenstelling tot de expert vooral op zoek is naar een authenticiteitsbeleving als onderdeel van zijn identiteitsvorming. Kastelen en kasteelruïnes dienen voor de leek als ankerplaatsen in het persoonlijk leven. Hieraan moet echter wel worden toegevoegd dat voor sommige oude mensen die de oorlog zelf hebben meegemaakt, maar ook voor jongere mensen, de oorlog ook een ongewenste herinnering is. Om deze reden werden de meeste sporen van de oorlog ‘gedoogd, geconserveerd in sommige gevallen – maar zeker niet benadrukt’. De bezoekers van de meeste gerestaureerde kastelen krijgen ‘een bepaald beeld van het kasteel voorgeschoteld’ (7). Dit is vaak het beeld van het ridderkasteel van de middeleeuwen, over de verwoesting tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt meestal weinig aandacht besteed. Voor veel bezoekers lijkt de reconstructie een puur en gaaf geheel, wat resulteert in authenticiteitsbeleving en een positief gewaardeerd bezoek.
5.4
Financiële duurzaamheid
Uiteraard kent de bouwkundige duurzaamheid van kastelen en kasteelruïnes een belangrijk financieel aspect. Harald Herzog, kasteel-expert van de Denkmalpflege, stelde tijdens een interview ‘Burgen und Schlösser sind im rein wirtschaftlichen Sinne nicht nützlich’ en voor eens en voor altijd ‘Geldvernichtigungsmachinen’ (34). De onderhoudskosten van een kasteel (geen ruïne) bedragen volgens hem namelijk gemiddeld €100.000 tot €150.000 per jaar (34). Dit bedrag werd bevestigd door Menno Tillema van Geldersche Kasteelen, die vertelde dat het onderhoud van een kasteel per jaar gemiddeld ongeveer twee procent van de herbouwwaarde kost. Dit betekent voor een kasteel met een waarde van €5 miljoen, ongeveer €100.000, alleen al aan bouwkundig onderhoud, exclusief elektriciteit, verwarming, en zo voort (44). Ook een kasteelruïne brengt jaarlijkse kosten met zich mee. Hierbij is geen gemiddelde bedrag te noemen omdat dit sterk afhankelijk is van de grootte van het object, de locatie, het bouwmateriaal, etc. Menno Tillema schatte dat de toren van Goudestein, alleen een toren met dak, ongeveer €1.000 per jaar kost. De geconsolideerde ruïne van kasteel de Keverberg te Kessel kost ongeveer €68.000 per jaar, als de kosten van jaarlijkse onderhoud en de grote consolidatie die ieder tien jaar plaatsvond bij elkaar worden geteld. De ruïne van Valkenburg is nu in het vijfde jaar van een zesjarige consolidatie die tussen de €150.000 en €200.000 per jaar heeft gekost. En ofschoon deze consolidatie bijna is voltooid, zal een nieuwe ronde snel weer plaatsvinden, volgens Kieft Partners Bouwadvies, die het consolidatieplan heeft ontwikkeld (45). Wat de rentabiliteit van kastelen en kasteelruïnes betreft moet opgemerkt worden dat de context in grote mate medebepalend is. De markt (mogelijke doelgroepen) en hieraan gekoppeld de ligging zijn belangrijk en vaak onderschatte factoren die de rentabiliteit van een nieuwe functie in grote mate meebepalen. 5.4.1 Kessel (Kasteel de Keverberg) Kessel werd al eerder genoemd in dit rapport als voorbeeld van een geconsolideerde ruïne. In deze hoofdstuk is het ook een mooie casus om de financiële consequenties van de eerder genoemde omgangskeuzes naast elkaar te plaatsen. In de Tweede Wereldoorlog werd het kasteel bezet door Duitse soldaten, die het bij hun aftocht opbliezen en in brand staken. De binnenmuren werden geheel vernield en door de ontstane brand bleef niets heel van het interieur. De Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid, die het 37
kasteel toen in bezit hadden, zagen geen kans om het kasteel te laten herbouwen en zo werd de burcht van Kessel een ruïne. Na de oorlog stond de ringmuur nog overeind, met nissen en kantelen, een gedeelte van de weergang, de muren van de grote zaal, de zijtoren en de poorttoren. Het gewelf onder de grote zaal is inmiddels weer hersteld. In 1953 werden de restanten door de gemeente Kessel aangekocht. Er was zoveel van het kasteel verloren gegaan dat men heeft besloten om de burcht niet te restaureren maar te consolideren, dat wil zeggen te handhaven in de staat waarin hij nu is en zodanig te onderhouden dat verder verval niet kan optreden. De overblijfselen werden in middeleeuwse sfeer teruggebracht met uitzondering van bouwdelen uit de zeventiende eeuw. In augustus en september wordt het gebruikt als openluchttheater. De afgelopen jaren kwam in Kessel opnieuw de vraag op of men het kasteel niet zou herbouwen. Een belangrijk onderdeel in de discussies vormde de financiële consequenties van de verschillende manieren van omgaan met de ruïne. Het heropbouwen van het kasteel werd geraamd op eenmalig €4.4 miljoen en aan onderhoudskosten jaarlijks gemiddeld €88.000 (als we uitgaan van ongeveer twee procent van de kosten van de heropbouw) (15) (44). De consolidatie kost ongeveer €500.000 om de tien jaar voor groot onderhoud en €18.000 per jaar aan klein onderhoud. Slopen tot slot wordt begroot op €650.000. Soms word gedacht dat sloop de goedkoopste optie is, of zelfs dat het gratis is, dit voorbeeld laat zien dat alle omgangskeuzes geld kosten. 5.4.2 Burg Boetzelaer Burg Boetzelaer is instructief wat betreft de rentabiliteit van een gereconstrueerd kasteel. Deze burcht staat in Appeldorn, een stadsdeel van het Duitse Kalkar. De waterburcht ligt aan een oude Rijnarm ten zuiden van het Boetzelaerer Meer. De burcht werd gebouwd door het adellijk geslacht Van Boetzelaer in de 13de of 14de eeuw. Met zijn 750-jarige geschiedenis is het vandaag de dag één van de oudste en belangrijkste kastelen in het DuitsNederlandse grensgebied. Na plunderingen en bombardementen tijdens de Tweede Wereldoorlog verviel het kasteel tot ruïne. Pas in 2003 werd een grote restauratie met gedeeltelijke herbouw van het kasteel afgerond. De kosten van de reconstructie van het kasteel bedroegen €4 miljoen en werden voor tachtig procent gedragen door onder andere de stad Kalkar. Twintig procent van de kosten moest door de eigenaar Freiherr von Wendt zelf worden opgebracht. In ruil voor de subsidie werd de eigenaar verplicht om tachtig procent van het kasteel een culturele bestemming te geven. De resterende twintig procent van het kasteel werd herbestemd tot hotel. 38
Gezien de eis om culturele activiteiten in het kasteel te organiseren is de eigenaar niet in staat om genoeg inkomsten te genereren om de lopende kosten (onderhoud, personeel etc.) te kunnen dekken. Momenteel wordt onderzocht of ontheffing van de eis om tachtig procent van het kasteel voor culturele evenementen te gebruiken mogelijk is. De verwachting is dat een uitbreiding van het hotelgedeelte van twintig naar veertig procent de rentabiliteit kan optimaliseren. Opgemerkt moet worden dat de eigenaar van het kasteel zichzelf geen loon uitkeert voor zijn fulltimebaan als manager van het hotel en cultuurhuis. Wanneer ook deze kosten meegerekend zouden worden, wordt een rendabele uitbating van het kasteel geheel onmogelijk (36).
5.5
Exploitatierentabiliteit
In onderstaande grafiek worden de hedendaagse functies van de “oorlogsslachtoffers” onder de kastelen opnieuw in beeld gebracht. Zoals eerder werd opgemerkt is er een duidelijk verschil in het gebruik van kastelen voor en na de Tweede Wereldoorlog. De rol die ze nu vervullen is een meer maatschappelijk, publieke rol, terwijl ze voor de oorlog veel vaker werden gebruikt als particuliere woningen of buitenverblijven. De voorgaande hoofdstukken concentreerden zich op de verschillende aspecten van duurzaamheid in relatie tot de verschillende omgangskeuzes. In dit hoofdstuk zal worden gekeken naar de exploitatierentabiliteit van de nieuwe functies, gebaseerd op ons onderzoek en op bestaande literatuur.
8 6 4 2 0
NEDERLAND DUITSLAND
Afbeelding 5. Tegenwoordige functies van de onderzoeksgroep. *Sommige kastelen werden geteld in meer dan één categorie, omdat ze meerdere functies huisvesten.
In Nederland vallen veel kastelen onder de categorie ‘mixed commerciële/zalenverhuur’, functies die veel kunnen opleveren, vanuit economisch en maatschappelijk oogpunt. Op basis van ons onderzoek lijkt het aantrekkelijk en interessant om een ruïne of kasteel meerdere functies te geven zoals een mix van commercieel, museaal, en horeca. Bij deze keuze lijkt de economische rentabiliteit het hoogst en bovendien voegt deze functiemix veel toe aan het maatschappelijk draagvlak van een monument. Met meerdere functies zijn er niet alleen meer, 39
maar ook meer verschillende groepen mensen bij het object betrokken, wat de kans vergroot om het gebouw of de ruïne financieel te exploiteren (44). In Duitsland zijn sommige kastelen uit onze onderzoeksgroep in gebruik als hotel of horecagelegenheid, met daarbij een museale of culturele functie. Om restauratiesubsidies te krijgen werden de kasteeleigenaren vaak verplicht om een deel van het kasteel een publieke (culturele) functie te geven, zodat de subsidie iets toevoegt aan de samenleving, en niet alleen ten goede komt aan één particuliere eigenaar. Ruïnes verschillen ook wat betreft de exploitatiemogelijkheden van volledig gerestaureerde kastelen. In zijn inventarisatie van ruïnes, geeft Michiel Purmer vijf verschillende functies: 1. 2. 3. 4.
Touristische attractie/voor bezichtiging opengesteld Element in park Restaurant/café Mahnmal/gedenkteken: ‘In de ons omringende landen zijn ruïnes van in de laatste wereldoorlog verwoeste gebouwen als mahnmal behouden gebleven. De sporen van verwoesting die de ruïne tekenen moeten hierbij vermanend werken op de toeschouwer. Het betreft hier meestal kerkruïnes. […] In Nederland komt dergelijk gebruik van ruïnes niet voor’. 5. Functieloos: ‘Veel ruïnes verwoest in de laatste wereldoorlog heeft dit lot getroffen. Deze groep ruïnes is voor het publiek aan het oog onttrokken of vormt een verstopt of onbegrijpelijk landschapselement. Een enkele keer geeft een bord informatie zonder dat de ruïne verder benaderd kan worden’ (4 pp. 38-39). De laatste categorie is vaak een gevolg van de heersende gedachte dat ruïnes, omdat ze zijn verwoest ook hun waarde(n) en functie hebben verloren. Men acht ze niet in staat om als toeristische trekpleister te dienen en dus krijgt de ruïne te weinig aandacht om een bezienswaardigheid te kunnen worden. Ruïnes lijken te behoren tot de minst rendabele categorie van monumenten. En dit zorgt er weer mede voor dat er weinig geld beschikbaar komt voor restauratie’ (4 p. 38). Purmer bepleit echter een ruimere blik of visie op ruïnes en meer aandacht voor hun functie binnen het landschap. ‘Een ruïne wordt nog te vaak gezien als een ‘kapot’ kasteel. Het wordt daarmee gedegradeerd tot een vernield en daarmee waardeloos historisch bouwwerk. […] De historisch-geografische betekenis van een kasteelruïne kan echter groot zijn. Veel landschapselementen zijn vaak te verklaren door de aanwezigheid van de ruïne’ (46). Maar zelfs bij navolging van zijn advies zal een sluitende economische exploitatie van een kasteelruïne zeer moeilijk blijven. De “winst” zal vooral maatschappelijk en cultuurhistorisch zijn.
40
6.0
Conclusie
Samenvattend kan geconcludeerd worden dat de verschillen in omgangskeuzes met betrekking tot door oorlogsschade verwoeste kastelen tussen Nederland en Duitsland over het algemeen niet zeer groot zijn. Wel zien we in Duitsland meer particuliere actie en in Nederland meer initiatief door stichtingen. Verder stellen we vast dat sloop vaker een optie was in Nederland dan in Duitsland. Wat de bouwkundige duurzaamheid betreft blijkt dat groot en klein onderhoud altijd voor flinke en steeds terugkerende kosten zorgt. In die zin is een kasteel of kasteelruïne inderdaad een ‘Geldvernichtungsmaschiene’ zoals een van onze bronnen het formuleerde. De keuzes slopen, consolideren en restaureren of reconstrueren kosten veel geld, en zelfs de keuze om niets te doen blijkt op termijn niet kosteloos. Desondanks blijkt er gelukkig een behoorlijk maatschappelijk draagvlak te bestaan voor het behoud van ‘Geldvernichtungsmaschienen’. Om verschillende redenen, waarbij de cultuurhistorische waarden en identiteit belangrijk zijn, blijkt keer op keer publieke en particuliere steun gevonden te kunnen worden voor behoud en/of herstel van verwoeste kastelen. Een deel van het brede publiek is daarbij vooral op zoek naar authenticiteitsbeleving, naar een op de bezoeker geloofwaardig overkomend geënsceneerd verleden. De meeste experts hechten daarentegen sterker aan authenticiteit als zijnde het behoud van zoveel mogelijk cultuurhistorische waarden. De grote uitdaging is het vinden van een verantwoorde balans tussen beide benaderingen, waarbij verantwoord ook een dimensie heeft van maatschappelijk draagvlak en gebruiksmogelijkheden. Monumentenzorgers weten uit de praktijk hoe moeilijk het is om cultuurhistorische waarden te behouden die verder niemand ziet (kennis) of waarvan niemand de functie of betekenis inziet (herkenning en erkenning). Interessant is ook dat recente initiatieven voor (gedeeltelijke) reconstructie worden gedragen door personen die zelf geen “levende herinnering” aan het kasteel als kasteel hebben. Voor experts op het gebied van “memory studies” is dit een belangrijk punt. Na zeventig tot tachtig jaar, als alle ooggetuigen zijn overleden, is de bepalende herinnering voor de dan levenden die van de ruïne als ruïne. Maar uit ons onderzoek blijkt dat de vraag naar herstel van het verleden, van het ooit verwoeste kasteel, soms langer aanhoudt of zelfs later terugkomt. Een van de mogelijke verklaringen voor dit fenomeen is dat oorlogserfgoed niet altijd gewenst is. Ook eerder onderzoek concludeerde dat veel bezoekers niet voor de Tweede Wereldoorlog naar een kasteelmuseum komen, maar om “mooie dingen” te zien en te leren over ‘hoe men vroeger leefde’ (7). Een tweede conclusie uit hetzelfde onderzoek die wij delen, is dat het lastig is om hetzelfde beleid te formuleren voor alle ruïnes. Elk object is in zekere zin uniek, bijvoorbeeld door de ruimtelijke context en vraagt ook daarom om een specifieke benadering (38). Een historische ruimtelijke omgeving geeft daarbij een duidelijke meerwaarde, maar vaak is de rol van de ruïne in het landschap, de relatie tot het landschap, te weinig zichtbaar en herkenbaar. Informatieborden en wandel- en fietsroutes kunnen die vaak positief gewaardeerde samenhang helpen te verduidelijken (46 p. 65). Duurzaam behoud en beheer door middel van een goed en dus realistisch plan van aanpak zijn volgens veel van onze gesprekspartners enkel mogelijk als er door alle betrokken partijen vanaf het begin intensief wordt overlegd en er “echt” wordt samengewerkt. Draagvlak komt daarbij niet vanzelf, dat moet actief gecreëerd worden. 41
Bijlage 1: Inventarisatie van Oorlogsslachtoffers NEDERLAND Provincie Limburg NAAM
PLAATS
Bleijenbeek, Kasteel Blitterswijk, Kasteel Broekhuizen, Kasteel Geysteren, Kasteel
Afferden Blitterswijk Broekhuizen
FUNCTIE VOOR OORLOG Woning Woning Woning
Geijsteren
Woning
Heijen, Kasteel
Heijen
Woning
Kessel, Burcht (Keverberg) Limbricht, Kasteel
Kessel
Kerkelijke instantie (klooster, pensionaat) Woning/jachtslot
Limbricht
FUNCTIE NA OORLOG Ruïne Verdwenen* Verdwenen Ruïne, geconsolideerd Wonen, recreatief, asielzoekeropvang Ruïne
RESTAURATIE JAAR 1948-1950 ** 1956-1984
Kantoor, partycentrum, bowling, restaurant, hotel, conferentiecentrum Oud Buggenum, Grathem Woning/jachtslot Rondleidingen, 1975*** Kasteel huwelijken, zakelijke evenementen, besloten feesten Schaloen, Kasteel Oud-Valkenburg Woning/buitenverblijf Volkshogeschool, 1956, 1977, later hotel (in 1986, 1999 tiendschuur), poortgebouw is beheerderwoning, appartementen, horeca Well, Kasteel Bergen Woning/buitenverblijf Eerst van Stichting 1945-, 1975Sancta Maria, nu 1987 internaat van Emerson College Westering, Huis Maasbree Woning? Verdwenen * Van Kasteel Blitterswijk zijn enkel nog wat muurresten te zien, geen resten van tuin- of parkaanleg. Daarom wordt het ‘verdwenen’ genoemd. ** Er zijn plannen en subsidies voor de herbouw van De Keverberg, waarmee men in 2012 hoopt te beginnen. *** Herbouwd in een gemengde ‘Europees stijl’ waarbij de originele dimensies van het kasteel werden aangehouden maar het een heel ander uiterlijk kreeg.
42
Provincie Noord-Brabant NAAM
PLAATS
Asten, Kasteel van
Heusden
FUNCTIE VOOR OORLOG Woning
Deurne, Groot Kasteel
Deurne
Woning
Dussen, Kasteel
Dussen
Hattert, Kasteel de
Vierlingsbeek
Woning, dan gekocht door gemeente in 1935, voor gemeentehuis Kerkelijke instantie, daarna gekocht door particulieren die het landgoed ontmantelde en verkocht
FUNCTIE NA OORLOG Ruïne, geconsolideerd Ruïne, geconsolideerd, jeugdsociëteit/ kroeg Gemeentehuis van 1954 tot 1997, nu trouwlocatie, kantoorruimte Verdwenen
RESTAURATIE JAAR -
1947-1953
-
Provincie Gelderland NAAM
PLAATS
FUNCTIE VOOR OORLOG Niet bewoond, eigendom van fam. de Kuyper Klooster/Kerkelijke instantie
Aerdt, Huis
Herwen
Ammersoyen, Kasteel
Ammerzoden
Bingerden, Hof te Dieren, Hof te Doornenburg, Kasteel
Angerlo Rheden Doornenburg
Woning Woning/buitenverblijf Net gerestaureerd
Doorwerth, Kasteel
Doorwerth
Net gerestaureerd
Enghuizen, Kasteel Hemmen, Kasteel Lathum, Kasteel Nederhemert, Kasteel Nijenbeek, Kasteel Poelwijk, Kasteel (poorttoren) Rosendael, Kasteel
Hummelo Hemmen Lathum Nederhemert
Woning Kerkelijke instantie Woning Woning?
Voorst Gendt
Niet bewoond? Woning
Rozendaal
Woning
Waardenburg, Kasteel Wijenburg, Kasteel
Waardenburg
Woning
Echteld
Woning?
Wisch, Kasteel
Terborg
Woning
43
FUNCTIE NA OORLOG Woning, kantoor
RESTAURATIE JAAR 1962-1969
Museum, zalenverhuur, trouwlokatie Woning* Ruïne/verdwenen Zalenverhuur, trouwlokatie, museum Museum, trouwlokatie, Zalenverhuur Ruïne/verdwenen Ruïne** Woning Trouwlokatie, kantoor Ruïne Woning****
1959-1975
Trouwlokatie, zalenverhuur, museum, horeca (in oranjerie) Woning, kantoren
1986-1989
Trouwlokatie, zalenverhuur/feesten Woning*****
1957-1973
1957 1956-1964 1947-1983 1946*** 2001-2005 1960
2009
1951, 19571961
* Kleiner huis herbouwd op plaats van vroeger huis dat op de plaats gebouwd was van het oude kasteel (dat was verwoest werd tijdens de Tachtigjarige Oorlog) ** Hemmen wordt hier een ruïne genoemd alhoewel het afgebroken werd na de oorlog. In de afgelopen jaren heeft een kleine consolidatie van de muurresten plaatsgevonden, en verder zijn de parkaanleg en kasteeltuin nog aanwezig, ook met grachten, zichtlijnen, etc.. Daarom wordt dit object niet als ‘verdwenen’ geclassificeerd. *** Datum niet zeker, in ieder geval meteen na de oorlog hersteld, maar alleen gedeeltelijk. De lage delen werden gerestaureerd, de tijdens de oorlog opgeblazen hoge toren en trap zijn gesloopt. **** Poelwijk is deels particulier bewoond, en alleen de toren is in bezit van Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen ***** In opdracht van de eigenaresse werden het oostelijk gedeelte van de vleugel en de toren gerestaureerd en ingericht tot woonhuis. Het hoofdgebouw bleef als ruïne liggen en verviel meer en meer, tot Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen dit deel in eeuwigdurende erfpacht kreeg, waarna werd begonnen met het herstel.
DUITSLAND Kreis Aachen NAAM
PLAATS
Frankenberg, Burg
Aachen
FUNCTIE VOOR OORLOG Woning
Kambach, Haus Nothberger Burg Palant, Haus Seffent, Burg
Eschweiler Eschweiler Eschweiler Aachen
Woning Woning Woning Woning
Stolberg, Burg
Stolberg
Katholieke jeugdbeweging
FUNCTIE NA OORLOG Museum, cultuurhuis Golfclub Ruïne Woning Woningen, restaurant Museum
RESTAURATIE JAAR 1946
FUNCTIE NA OORLOG Ruïne
RESTAURATIE JAAR -
1949 1945-1957 1985 1949-1987
Kreis Düren NAAM Deutschordenkommende Siersdorf Nideggen, Burg
PLAATS Aldenhoven
FUNCTIE VOOR OORLOG Woning
Nideggen
Museum
Museum, 1950 restaurant * In Kreis Düren werd geen complete inventarisatie gemaakt, alleen deze twee voorbeelden kwamen naar voren als interessante onderzoeksobjecten.
Kreis Heinsberg NAAM
PLAATS
Breil, Schloss Leerodt, Schloss
Geilenkirchen Geilenkirchen
FUNCTIE VOOR OORLOG Woning Woning
Rimburg, Schloss Rurich, Schloss
Übach-Palenberg Hückelhoven
Woning Woning
44
FUNCTIE NA OORLOG Woning Ruïne, geconsolideerd Woning Woning
RESTAURATIE JAAR 2000 ~1946 1946-1965
Kreis Kleve NAAM
PLAATS
Aspel, Haus
Rees
Bellevue, Haus Boetzelaer, Burg
Kleve Kalkar
FUNCTIE VOOR OORLOG Klooster, incl. school, etc. Woning Woning
Empel, Haus Haag, Schloss
Rees Geldern
Woning Woning
Hertefeld, Haus
Weeze
Woning
Hueth, Schloss Kalbeck, Schloss Moyland, Burg Ranzow, Burg
Rees Weeze Bedburg-Hau Kleve
FUNCTIE NA OORLOG Klooster, incl. school, etc. Verdwenen Bed & breakfast, cultuurhuis* Ruïne Golfclub, restaurant, woningen** Ruïne, bed & breakfast*** Woning Woning Museum Rusthuis
RESTAURATIE JAAR 1946, 1996 1997 1967 1998-2006
Woning **** Woning 1946 Woning 1990-1997 Ziekenhuis van 1980 kerkelijke instantie Rindern, Wasserburg Kleve Woning school, Katholiek 1954-1955 van bisdom opleidingcentrum Schwanenburg Kleve Rechtszaal Rechtszaal 1948 Wissen, Schloss Weeze Woning Woning Eindjaren ‘60 * Alleen kelders authentiek, alles bovengronds is nieuwbouw want vroegere toestand was niet goed bekend. ** Hoofdburcht niet herbouwd, alleen voorburcht, ingericht als woning, golfclub en restaurant. Hoofdburcht misschien gesloopt? *** Gedeeltelijk herbouw van hoofdburcht van 1998-2006, bijgebouwen werden al kort na de Tweede Wereldoorlog gereconstrueerd tot woning. **** Hoofdburcht werd gesloopt in 1960. Enkel een toren bleef behouden.
45
Bijlage 2: Overzicht interviews Antwoorden op onderzoeksvragen voor geselecteerde kastelen. Deze interviews hebben plaats gevonden van september tot december 2011. Een gestructureerde vragenlijst vormde de basis voor elk interview, ofschoon niet elke vraag werd (of kon worden) beantwoord voor elk kasteel. De vragen hebben allemaal een nummer dat gebruikt wordt als referentie in de volgende samenvattingen. De vragenlijst bestond uit drie delen: 1. VOOR WOII 1.1. Indien relevant: Kan u de geschiedenis van het kasteel kort schetsen? 1.2. Beschikt u over beeldmateriaal van het kasteel kort voor WOII? (Mogen wij hierover beschikken?) 2. TIJDENS WOII 2.1. Kan u omschrijven wat er tijdens WOII gebeurde? 2.2. Wie was op dat moment de eigenaar van het kasteel? 2.3. Kan u de schade die tijdens WOII ontstond omschrijven? 2.4. Beschikt u over beeldmateriaal van het kasteel kort na de gebeurtenissen? (Mogen wij hierover beschikken?) 3. NA WOII 3.1. Werden delen van de ruïne gereconstrueerd? 3.2. Waarom werd het kasteel gereconstrueerd / niet gereconstrueerd / gedeeltelijke gereconstrueerd? 3.3. Wanneer werd het kasteel gereconstrueerd/geconsolideerd? 3.4. Door wie werd het kasteel gereconstrueerd/geconsolideerd? 3.5. Wat waren de doelen/uitgangspunten tijdens de reconstructie? 3.6. Werden de doelen/uitgangspunten gerealiseerd? 3.7. Wie beheert/exploiteert het kasteel/de kasteelruïne? 3.8. Wat is er bekend over de kosten van de reconstructie /consolidatie en onderhoud? 3.9. Hoe duurzaam was de reconstructie: bouwkundig, financieel, wat betreft maatschappelijk draagvlak en wat betreft behoud van cultuurhistorische waarden? 3.10. Exploitatierentabiliteit: Is de exploitatie van het kasteel etc. rendabel? (Kan door de exploitatie het behoud van het kasteel gegarandeerd worden?)
46
NEDERLAND Ammersoyen Geïnterviewde: Datum:
Jorien Jas, conservator, Stichting Geldersche Kasteelen Menno Tillema, hoofd bouwkunde, Stichting Geldersche Kasteelen 21 november 2011
1. VOOR WOII 1.1. Gebouwd rond 1300, vierkante plattegrond met vier ronde hoektorens. (47) Uitzonderlijk omdat het kasteel als één geheel werd gebouwd (de meeste middeleeuwse kastelen werden in meerdere bouwfases uitgebreid). De bouwheer, uit het geslacht Van Herlaer, moest wel een machtig man zijn (48). Hoofdburcht in het water, voorburcht ook omgracht. Door brand beschadigd in 1590, pas hersteld in 1648, in middeleeuwse stijl. In 1873 werd het kasteel met resterende delen van de heerlijkheid verkocht aan de Rooms-katholieke kerk, werd clarissenklooster in 1873. In 1893 hebben ze de gracht gedempt, om aanbouw van een kapel mogelijk te maken (49). 1.2. Zie einde van Ammersoyen aantekeningen. 2. TIJDENS WOII 2.1. Zusters waren gevlucht tijdens de oorlog. Bewoners van Ammerzoden hebben in het kasteel onderdak gezocht, voor het gevecht tussen de Duitsers en de Geallieerden daar plaatsvond. 2.2. De Clarissen waren nog eigenaren. 2.3. Lag op de grens van bevrijde zuiden en nog bezette noorden tijdens de winter van 19441945. Kwam onder granaatvuur van geallieerde troepen, maar bleef allemaal nog overeind. 2.4. Zie einde van Ammersoyen aantekeningen. 3. NA WOII 3.1. Ja, volledig gerestaureerd. 3.2. Had grote cultuurhistorische waarde, en het was niet heel ernstig beschadigd, nooit echt een ruïne geweest. 3.3. In 1957 werd het eigendom van Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen. In 1959 begon de restauratie, heeft tot 1975 geduurd. Tijdens de restauratie werden zo veel middeleeuwse details teruggevonden, dat er voor deze verschijningsvorm gekozen werd. Ook tijdens de restauratie werden de grachten weer uitgegraven, en er kwam een grote hoeveelheid aan archeologische vondsten tevoorschijn (49). 3.4. Gerestaureerd door Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen 3.5. Doel: herstel van middeleeuwse burcht. 3.6. Doel gerealiseerd. 3.7. De Stichting is verantwoordelijk voor alle exploitatie. Ze hebben een ‘huiscateraar’ voor Ammersoyen, dus als er feesten en evenementen plaats vinden, is Hutten Catering ingehuurd, maar ze betalen geen huur of zo, ze zijn in feite een aparte organisatie (50). 3.7.1.Rondleidingen worden ook gegeven, onder leiding van een gids, prijzen zijn tussen €3 en €5 p.p. 3.7.2.Tarieven voor zaalhuur: Gehele locatie: €1.750,-; Ridderzaal, Kemenadezaal & Van Tuldenkamer: €1.200,-; Van Tuldenkamer: €500,-; Kemenadezaal: €600,-; Taveerne: €800,-; Het Koetshuis: €500,-.
47
3.7.3.Verder wordt het kasteel gebruikt als museum, locatie voor vergaderingen, trouwfeesten en partijen. Ook wordt een deel gebruikt als kantoor (51). 3.8. Hadden geen cijfers, omdat de restauratie 25 jaar heeft geduurd en was al 35 jaar geleden afgerond. 3.9. Bouwkundig: Herbouwd in middeleeuwse stijl, omdat tijdens de restauratie bouwsporen werden gevonden die authentiek waren maar die ook wel iets opleverden bij het maken van gebruikelijke ruimtes in het kasteel (bijvoorbeeld de ridderzaal was in de 17de eeuw verbouwd tot twee ruimtes met andere niveau-indelingen, maar tijdens de restauratie hebben ze de oude niveaus teruggebracht, en de zaal weer opengemaakt, in één geheel. Was wel ingrijpend gerestaureerd (44). 3.9.1.Financieel: ? 3.9.2.Maatschappelijk draagvlak: ? 3.9.3.Behoud van cultuurhistorische waarden: Wel duurzaam. 3.10. Het is niet rendabel, vooral met de kosten van de beheerder erbij (44).
Prent door Abraham de Haen (1743) http://www.kasteleningelderland.nl/foto/ammersoyen/am mersoyen02.htm
Noordzijde van het kasteel (1945) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20534947
Kasteel in vervallen staat (1945) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20415441
Kasteel na restauratie. http://www.mooigelderland.nl/index.php?pageID=3 281&n=&categoryID=1869&itemID=361702&show_c astle=true
48
Asten Geïnterviewde: Datum:
Rinus Manders, Stichting Behoud Kasteelerfgoed Asten 30 september 2011
1. VOOR WOII 1.1. Gebouwd rond 1423. Eind-16de eeuw ligt het hoogtepunt van de bouwgeschiedenis, complex omgebouwd tot fraai renaissance kasteel, met voorburcht en tuinen. Eind-19de eeuw kwam het kasteel leeg te staan en raakte in verval, waarna de plaatselijke bevolking het gebouw grotendeels sloopt. Baron van Hövel tot Westerflier besloot rond 1935 het huis te herbouwen, er resteerden slechts de kelderverdieping en de 16deeeuwse traptoren van de noordvleugel. Tussen 1935-1942 herbouw van de noordvleugel (14). 1.2. Zie einde van Asten interview. 2. TIJDENS WOII 2.1. Op 4 oktober 1944 brandde het kasteel door een fosforgranaat helemaal uit. Toren werd gebruikt tijdens oorlog door Amerikaanse, Engelse, Duitse en Canadese troepen (52). 2.2. Familie Van Hövell tot Westerflier. Barones bleef in de voorburcht wonen tot rond 1982, in 1984 werd de kasteelboerderij verkocht aan particulieren. Daarbij werden ook de ruïne, grachten en aangrenzend bos en weiland meeverkocht . Nieuwe eigenaren verenigen zich in Stichting Wederopbouw Kasteelerfgoed Asten, maar dit werd in 1997 Stichting Behoud Kasteelerfgoed Asten (53). 2.3. Compleet uitgebrand door fosforgranaat. 2.4. Zie einde van Asten interview. 3. NA WOII 3.1. Nee. De reportage van 1991 was geconcentreerd op de consolidatie en restauratie, en de naam van de stichting was eerst Stichting Wederopbouw Kasteel Asten. (kijk voor kosten in boekje over consolidatie). Totaal kosten 938.814,85 gulden (14). Volgens Rinus vond Monumentenzorg (RCE) dat Asten als ruïne moest blijven, en niet moest worden gereconstrueerd (52). 3.2. In het begin waren er geen initiatieven in die richting geweest, oorlogsschade werd niet vergoed, de barones was eigenaar, maar de familie zelf woonde elders, dus misschien hadden ze geen behoefte om het op te bouwen. Rond 1970 was de barones (of haar zoon?) komen wonen in de boerderij, en toen werd die een beetje herbouwd maar verder werd niks gedaan met de ruïne. 3.2.1. In 1998 kreeg de stichting pas wat geld om te consolideren, maar dat was een hele nieuwe situatie vergeleken met de plannen van 1991 (54). 3.3. 1998 werd het voor het eerste keer geconsolideerd, dan nog twee keer tussen 2006 en 2011. 3.4. De stichting neemt alle initiatief, maar alles werd/wordt overlegd met een architect. 3.4.1. Subsidies: Gemeente Asten, Gravin van Bylandt Stichting, Provincie Brabant, brug in laan was door Waterschap en gemeente bijgedragen, GSV, Prins Bernard Fonds, Rabobank?, Belvedère (EU geld) (vooral begin fase van Masterplan). 3.5. Om het in stand te houden, geen bedoeling voor toerisme of zo, niet om het vrij toegankelijk te maken voor het publiek (52).
49
3.5.1. Volgens website is doel van de Stichting consolideren van de ruïne en het omliggende landgoed. Willen een functie aan de ruïne geven in de plaatselijk gemeenschap. “Daarbij wordt gedacht aan het houden van open kasteeldagen en het organiseren van muziek- en toneeluitvoeringen (53). 3.5.2.Er zijn nu ook plannen om een bezoekerscentrum te creëren in de schuur, waar exposities en lessen plaats kunnen vinden, met veel aandacht voor het heksenproces dat heeft plaatsgevonden in het kasteel (52). 3.6. Ja, tot nu toe wel. 3.7. Wordt beheerd door de stichting, dus de bewoners van de voorburcht/boerderij. Kasteelruïne wordt niet echt geëxploiteerd (52). 3.7.1. Ruïne is op afspraak beschikbaar voor rondleidingen en fotoreportages. Fotoreportages voor €25; rondleidingen elke twee weken in zomer, €1 of €1,50 p.p. 3.7.2. Wat betreft inkomst en: schoolgroepen komen gratis; ze hebben ongeveer 80 donateurs die €12 per jaar betalen; ze kunnen net rondkomen van subsidies tot nu toe (54). 3.8. Jaarlijks onderhoud, geen cijfers ontvangen. Consolidatie in drie fases net afgerond. Voorbeeld van sommige activiteiten: 3.8.1. Brug bij poorttoren: €52.000; tuinbruggen over binnen- en buitengracht: €51.000; brug voor hoofdgebouw (boven keukenruimte): €13.000; waterput opmetselen, opruimen, etc.: €20.000 (55). 3.8.2. Stichting doet zo veel kleine onderhoudsactiviteiten als mogelijk. 3.9. Bouwkundig: consolidatie was duurzaam – trekstangen heel duurzaam, muren zijn van boven dichtgemaakt om geheel vorstvrij te houden, gaten onder in de muur gemaakt om water door weg te laten stromen. 3.9.1. Financieel: consolidatie levert geen extra inkomen op. 3.9.2. Maatschappelijk draagvlak: over het algemeen horen ze positieve reacties dat de stichting veel voor elkaar heeft gekregen met de consolidatie. Volgens Rinus Manders komt ongeveer 80% van bezoekers uit de buurt, 20% van verder weg. Op de Kastelendag hadden ze ongeveer 1000 bezoekers, de meeste waarschijnlijk uit de buurt (52). 3.9.3.Cultuurhistorische waarden: ze proberen het zo goed als mogelijk in stand te houden. 3.10. Nee, niet rendabel. Met wat ze aan inkomsten hebben kunnen ze het niet onderhouden, het blijft in stand als vervolg op de initiatieven van de bewoners (52).
50
Hoofdingang (1889)
Interieur (1963)
http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20026320
http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20026327
Binnenplein (2011)
Interieur (2011)
16de-eeuwse
traptoren en arcade van herbouw jaren dertig.
Met wit dichtgemetseld delen van consolidatie.
Blitterswijk Geïnterviewde: Datum:
Sjaak Sluiters, Werkgroep Kasteelruïne Blitterswijk (via email) 9 oktober 2011
1. VOOR WOII 1.1. Dateert uit 1374. Was ooit dubbel omgracht met u-vormig economiegebouw, maar werd gedempt einde van de 19de eeuw (11). Werd ook rond 1885 deels gesloopt en verbouwd. Rond 1904 kwam het in bezit van Franse kloosterzusters, in 1920 in bezit van de paters van de Afrikaanse missiën van St. Paul, bewoonden kasteel tot 1935. Fam. Cremers was laatste eigenaar voor de oorlog (56 p. 217). 1.2. Zie einde van Blitterswijk interview. 2. TIJDENS WOII
51
2.1. Kasteel werd gebruikt als vestiging voor Nederlandse militairen tijdens de mobilisatie in 1939, en vanaf 1941 geëxploiteerd als noodseminarie door de paters van de Hamert (57). 2.2. De familie Cremers. 2.3. November 1944 werd het kasteel opgeblazen door terugtrekkende Duitse troepen. Het kasteel en de bijgebouwen lagen compleet in puin (58). 2.4. Nee, niet kunnen vinden. 3. NA WOII 3.1. Nee, niet gereconstrueerd. 3.2. De restanten en bruikbare materialen (stenen) zijn gebruikt voor herbouw van de parochiekerk in Blitterswijk. http://www.wejebe.nl/index.php?page=poortje 3.2.1. In 1964 werd de ruïne aangekocht door de gemeente Meerlo-Wanssum. Onder leiding van Prof. J.G.N. Renaud werd in 1969 begonnen aan een opgraving (56 p. 217). 3.2.2. Verder werd er nog in de jaren tachtig een rioolpompgemaal van Zuiveringsschap Limburg gebouwd op het terrein, waarbij nog meer restanten verloren ging (57). 3.3. N.v.t. 3.4. N.v.t., maar er zijn wel acties geweest om de ruïne te benadrukken. 3.4.1. In de jaren zestig werd de ruïne, ‘een braakliggend terrein met hier en daar brokken muurwerk’, gekocht door de gemeente Meerlo-Wanssum (11). 3.4.2. Tot ongeveer tien jaar geleden was het terrein van de kasteelruïne ontoegankelijk. De dorpsraad heeft een werkgroep gecreëerd voor de ruïne, die als doel het begaanbaar maken en het behoud van de ruïne had. Ze hebben het terrein toegankelijk gemaakt door het op te schonen, en de fundering van het oorspronkelijke kasteel zichtbaar gemaakt en geconserveerd. Er is een informatiebord gemaakt en er is een zitbank met tafel op het terrein geplaatst. Het ruïneterrein is nu toegankelijk en maakt onderdeel uit van een wandelroute en dorpsommetje. 3.4.3. Ter gelegenheid van een veertigjarig jubileum van de plaatselijke WEJEBE-garage heeft de jubilerende eigenaar in 2006 het kloosterpoortje aan de Veerweg gerestaureerd. Tijdens het gebruik van het kasteel door de Franse zusters tussen 1903 en 1920 werd een kloostermuur met dit poortje gebouwd (58). 3.4.4. In 1999 is de werkgroep begonnen met de aanpak van de kasteelruïne en het omliggende terrein. Van de ruïne was nagenoeg niets zichtbaar, het terrein was ontoegankelijk. De plattegrond van het kasteel (14de eeuwse) werd gereconstrueerd met restanten, en het grachttracé werd zichtbaar gemaakt. Ook is de historische lindelaan opgeknapt na een sponsoractie voor het herplanten van 16 bomen (59). 3.5. Nu alleen om het terrein te onderhouden en toegankelijk te maken. 3.6. Ja. 3.7. De gemeente (Venray) zorgt voor groot groenonderhoud. 3.8. N.v.t., behalve linden beplanting werd begroot op €5.000. 3.9. N.v.t. 3.10. N.v.t.
52
Voorgevel, 1926. http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/2 0035780
Huidige toestand http://www.liefdevoorlimburg.nl/omg eving/bezienswaardigheden/ru%EFne +kasteel+blitterswijck
Broekhuizen
Geïnterviewde: Datum:
Jeu Derikx (via email) 23 oktober 2011
1. VOOR WOII 1.1. Het kasteel werd vermoedelijk in de dertiende eeuw gebouwd. Door de eeuwen is het van vorm veranderd en uitgebreid, van een vierkante woontoren tot een toren met woonvleugel en uiteindelijk tot een herenhuis met toren (60). Drie eeuwen lang in bezit van de heren Van Broekhuizen, daarna verschillende families, omdat vererving merendeels via de vrouwelijke lijn verliep. In 1744 werd het verkocht aan Frederik II, koning van Pruisen. Rond 1819 verkocht aan burgemeester van Maashees, dan kort voor 1900 gekocht door familie Berger uit Venlo. Door leegstand raakte het in de jaren dertig in verval. Restauratie in 1936 heeft het weer in goede staat gebracht (61). 1.2. Zie einde van Broekhuizen interview. 2. TIJDENS WOII 2.1. Kasteel nam een sleutelpositie in verdedigingswerken van de Duitsers in. Op 28 november sloeg een groep van 15 Duitse parachutisten een aanval van Schotse troepen af. 30 november volgt een aanval van Britse troepen. Kasteel werd een uur lang door geschut en tanks beschoten. Duitsers capituleerden (61). 2.2. Eigenaar was burgemeester Berger van Venlo 2.3. Gebouw doorzeefd. Alleen een deel van de 15de eeuwse toren had de slag overleefd (60). Regen, sneeuw en vorst beschadigden het gebouw verder in de winter van 1944/45. Voorjaar 1945 gaf de eigenaar toestemming om houten bouwmaterialen van het kasteel te gebruiken om onderkomens te bouwen voor inwoners van het dorp (61). Een jaar later besloot gemeente het kasteel verder te slopen om materialen elders te gebruiken (62). 2.4. Zie einde van Broekhuizen interview. 3. NA WOII 3.1. Nee 3.2. Omdat het snel tot ruïne verviel. Geen ingrijpen om het te redden na de oorlog. In 1974 werd de ruïne door erfgenamen verkocht aan verzekeringsmaatschappij AMEV, hebben bomen op het land geplant. Dertien jaar later werd het kasteelterrein verkocht aan de aangrenzende boomkweker. Jaren tachtig werd ook de historische oprijlaan met 53
‘eeuwenoude bomen’ weggehaald. In 1990 werden met een tractor en kabel de nog overeind staande hoekdelen omgetrokken (62). 3.2.1.Er zijn pogingen geweest van de Gemeente Horst aan de Maas, de Monumentencommissie, de Historische Kring Broekhuizen en andere instanties om de ruïne te consolideren en toegankelijk te maken, maar tot nu toe hebben ze niks bereikt. Huidige eigenaar, de familie Teley-Gooren, verleent geen medewerking. “De oorzaak moet gezocht worden in een vete tussen de gemeente en de huidige eigenaar” (61). 3.3. – 3.10 N.v.t.
Kasteel, 1936 (62)
Kasteel, 1944 (62)
Restanten (door Egbert Sepp) http://www.4en5mei.nl/oorlogsmonum enten/sporen/limburg/detail/_rp_kolom 2_1_elementId/1_431006
Deurne Geïnterviewde: Datum:
Luuk Keunen (per email) 21 oktober 2011
1. VOOR WOII 1.1. Gebouwd rond 1460 door de heren van Deurne (63). Werd vergroot in de 17de eeuw, onder andere met een poortgebouw. Ook verbouwd in 18de eeuw. In 1906-1908 liet Theodore baron de Smeth, de op één na laatste heer van Deurne, de ‘lelijke west- en noordgevel’ weer afbreken. Achter de afgebroken muren kwamen de originele, middeleeuwse gothische gevels weer tevoorschijn. Vanaf 1908 zag het er weer uit zoals het er in 1660 had uitgezien (23). Wat betreft het interieur: twee verdiepingen met zolder en kelders. Op de eerste verdieping lag links de eetzaal (het huidige Walhalla). Tot de verkoop in 1925 behoorden tientallen hectaren grond, het Klein Kasteel, een boerderij, en het heerlijk jachtgebied in de Walsberg (23). 1.2. Zie einde van Deurne aantekeningen. 2. TIJDENS WOII 2.1. In de avond van 24 september 1944 werd het kasteel in puin geschoten door de geallieerden. Verwoest door Engelse troepen om de aanwezige Duitsers te verdrijven (24). 2.2. Eigenaar was de laatste heer van Deurne, Theodore baron de Smeth (1919-1988). 2.3. De beschietingen veroorzaakten vooral schade aan de oost- en zuidgevel. De hoekschoorstenen op noord- en zuidoostelijke hoek bleven staan. De naastgelegen gevels en het dak zijn ingestort en het interieur is uitgebrand (24). 2.4. Zie einde van Deurne aantekeningen. 54
3. NA WOII 3.1. Nee. De eigenaar, Theodore baron de Smeth, had plannen gemaakt voor herbouw, voornamelijk voor het middeleeuwse deel in de noordwestelijke hoek. Er was ook een budget toegekend voor dit project, maar herbouw heeft niet plaatsgevonden, de reden hiervoor is onbekend (24). 3.2. Onbekende redenen. 3.3. Consolidatieplan uitgevoerd in 1952. De gemeente Deurne had het kasteel gekocht in 1949. Wat niet stabiel was werd gesloopt en het puin werd geruimd. De raampartijen kregen een muur aan de binnenzijde (24). De plannen voor deze consolidatie, van architect C.G. Geenen, beoogden de inrichting van een theehuis, nadat een plan om er een streekmuseum in te vestigen niet doorging. Tot eind mei heeft er een theehuis gezeten. Daarna kreeg de ruïne tot 1965 een bestemming als oudheidkamer. Vanaf 1966 wordt de ruïne gebruikt door Sociëteit Walhalla (23). Rond 2003 werd opnieuw geconsolideerd – bestaand muurwerk werd geconserveerd en natuursteen kozijnen werden vervangen, en er werd voor gezorgd dat bouwsporen veel beter zichtbaar zijn. De gemeente was opdrachtgever (24). 3.4. Geconsolideerd door de gemeente Deurne. 3.5. Doel van de consolidatie was behoud van het nog bestaande muurwerk. Er waren verder plannen ontwikkeld in de jaren negentig voor een gedeeltelijke reconstructie, met aanbouw voor het gemeentemuseum. Dit project werd gelanceerd door burgemeester Smeets. Destijds werd een bedrag van 8 miljoen gulden genoemd voor wederopbouw van het kasteel (24). Meerdere architectenbureaus hebben plannen ontwikkeld, bijvoorbeeld Mecanoo (afbeelding na de text). Het project werd geschreven als “meervoudige opdracht voor restauratie en uitbreiding van een cultureel centrum met museum, educatief centrum, en multifunctionele ruimte. De opdracht luidde: ontwerp, uitgaande van het kasteel, onderdak voor een museum, een vrije kunstacademie en een centrum voor natuureducatie. In het ontwerp heeft de ruïne de functie van ruïne behouden: plus belle que la beauté est la ruïne de la beauté (mooier dan de schoonheid is het verval van de schoonheid). Een verbouwing tast de architectonische kracht en de culturele betekenis van de ruïne aan. Thans is de ruïne nog steeds een ruïne, maar niet omdat het plan ooit is uitgevoerd” (25). 3.6. De doelen voor consolidatie werden wel gerealiseerd. De restauratie/uitbreidingsplannen werden nooit uitgevoerd. 3.7. De ruïne is in gebruik als kroeg voor een jongerensociëteit, Walhalla. De leden van Walhalla zorgen voor klein onderhoud en betalen huur aan de gemeente (eigenaar). Voor de rest wordt het niet geëxploiteerd. 3.8. Financiële informatie werd niet ontvangen. Meerdere pogingen werden gedaan om een afspraak te maken met een ambtenaar van de gemeente, maar deze bleken tevergeefs. Volgens Luuk Keunen moet de financiële verantwoording van de consolidatie in het archief van de gemeente te vinden zijn (24). 3.9. Maatschappelijk draagvlak: “Ik heb het idee dat men de ruïne in Deurne absoluut koestert, en ik kan me zo voorstellen dat een deel van de Deurnenaren absoluut een totale reconstructie zou willen. In zijn algemeenheid is men denk ik tevreden met de huidige functie van het Walhalla, omdat zij niet of nauwelijks voor overlast zorgen en als goed huurder zelfs voor een deel het onderhoud op zich nemen” (24). 3.10. Of de huur betaald door Walhalla alle kosten dekt is niet bekend, financiële informatie is immers niet ontvangen. 55
Reproductie door Antoni de Haen (1640) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20053711
Kasteel Deurne (1919) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20053738
Na oorlogshandelingen (1945) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20324932
Voorgevel (1978) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20261418
Doorwerth Geïnterviewde: Datum:
Jorien Jas, conservator, Stichting Geldersche Kasteelen Menno Tillema, hoofd bouwkunde, Stichting Geldersche Kasteelen 21 november 2011
1. VOOR WOII 1.1. Begonnen als rechthoekige woontoren rond 1280, geleidelijk uitgebreid tot complex rechthoekig kasteel. Omgracht met hoofdburcht en voorburcht (28). Kasteel raakte in verval aan het eind van de 19de eeuw. Vereniging ‘De Doorwerth’ werd opgericht in 1910 op initiatief van oud-artillerie officier en oudheidkundige Frederic Adolph Hoefer, die het kasteel kocht en overdroeg aan vereniging, die heeft gezorgd voor restauratie, uitgevoerd tussen 1910 en 1915. Tijdens deze restauratie werden 19de-eeuwse wijzigingen ongedaan gemaakt. Het kasteel werd daarna onder andere gebruikt als legermuseum (64). De restauratie ‘vormde voor de Nederlandsche Oudheidkundige Bond aanleiding restauratiebeginselen te formuleren. Deze hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de huidige restauratiepraktijk in [Nederland]’. Na de restauratie werd het kasteel betrokken door de Commanderij Nederland der Johanniter Orde (29). 1.2. Zie einde van Doorwerth aantekeningen. 2. TIJDENS WOII 2.1. September 1944, kort na de Slag om Arnhem, werd het kasteel zwaar beschadigd. 56
2.2. Vereniging De Doorwerth. 2.3. Zuidvleugel ‘werd weggevaagd en van de andere vleugels en de bijgebouwen bleef het muurwerk als karkas min of meer overeind (64). De villa Duno, meeste huizen, en meeste 19de-eeuwse toevoegingen gingen verloren (29). ‘Na oorlogsbeschadiging in 1944-’45 andermaal op de ondergeleding na gesloopt (65). 2.4. Zie einde van Doorwerth aantekeningen. 3. NA WOII 3.1. Ja. De gehele zuidvleugel was volledig verwoest en is opnieuw opgebouwd. Van de overige bouwmassa stonden vooral de opgaande muren nog overeind (30). 3.2. Kasteel Doorwerth was zo’n 30 jaar voor de verwoesting in 1944 gerestaureerd door de Vereniging ‘De Doorwerth’. Het kasteel stond er na de oorlog vervallen en verwaarloosd bij en de trots op het eerdere herstel (de vooroorlogse restauratie) lag in de jaren ’40 nog vers in het geheugen. Kort na de oorlog was de drang om te herstellen wat verwoest was groot. Men wilde de breuk in de geschiedenis helen en de historische identiteit bewaren. De drang om het kasteel in oude luister te herstellen en te triomferen over dat wat het verwoest had, was dan ook sterk (30). 3.3. Vrijwel direct na de oorlog is gestart met de voorbereidingen tot de restauratie. Bijzondere medewerking werd aan de Vereniging De Doorwerth verleend door Jhr. Dr. E.O.M. van Nispen tot Sevenaer, de toenmalige directeur van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg. Al in 1946 viel het besluit tot reconstructie van de zuidvleugel en herbouw van de zuidwesttoren. De restauratie zou uiteindelijk 37 jaar in beslag nemen [1947-1983] (30). 3.4. Het initiatief tot restauratie kwam van de toenmalige eigenaar de Vereniging De Doorwerth. Gezien de omvang van dit project werd steun gezocht bij Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen. Deze stichting nam in 1956 de directievoering over. In 1969 werd Geldersche Kasteelen ook de eigenaar (30). 3.5. Doel was herstel van de burcht in 17de-eeuwse vorm. De situatie, zoals getekend door Cornelius Pronk, en Jan de Beyer 1744 vormde daarbij een belangrijke bron. Overigens zijn latere toevoegingen uit de 19de-eeuw, zoals de ingangspartij door baron Van Brakell, gerespecteerd (30). 3.5.1.Behoud van cultuurhistorische waarden en een functie geven waarbij het rendabel kan zijn (44). 3.6. Ja. 3.7. Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen, sinds 2003 één werkorganisatie met Stichting Het Geldersch Landschap, gezamenlijk naar buiten tredend als Geldersch Landschap en Geldersche Kasteelen (30). 3.7.1.De noord- en de oostvleugel zijn ingericht en opengesteld in combinatie met museum Veluwezoom en het in de zuidvleugel gevestigde Museum voor Natuurbeheer (“Jachtmuseum”). 3.7.2.De gemeente gebruikt het kasteel als trouwlocatie. 3.8. Dat de restauratie 37 jaar heeft geduurd, heeft voor een groot deel te maken met geldgebrek en het telkens weer moeten zoeken naar geldbronnen om het werk tot een goed einde te brengen. Om een idee te geven van de kosten: de opdracht tot de herbouw van de zuidvleugel werd aanbesteed in 1970 voor een bedrag van f 1.224.792,incl. BTW (30). 3.9. In alle opzichten betreft het een duurzame reconstructie. 3.9.1.Bouwkundig: Er waren nog veel bouwsporen over, dus kon het op een verantwoorde manier worden gerestaureerd (44). 57
3.9.2.Maatschappelijk draagvlak: Groot maatschappelijk draagvlak/rendament, omdat het zo veel verschillende functies heeft. Het trekt veel verschillende mensen aan (44). 3.9.3.Behoud van cultuurhistorische waarde: Heel duurzaam. 3.10. Ja, maar dit is afhankelijk van hoe men het bekijkt. Als ook arbeidskosten en kosten van openstelling worden berekend en als de subsidie daarvan zou wegvallen, dan is het de vraag of de exploitatie sluitend kan worden gemaakt (30). 3.10.1. Je kan rekenen op ongeveer 1/3 van je inkomsten uit museumbezoek/ kaartverkoop, 1/3 uit horeca, en 1/3 uit subsidies. Dat is ongeveer de verhouding bij Doorwerth. De museum functie is in ieder geval niet rendabel, het levert nooit genoeg op (44).
Doorwerth vanuit het noordwesten (voor WOII) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20323685
Na de verwoesting (1946) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20059962
Exterieur (1986) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20279486
Overzicht vanuit de lucht http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20261040
Ridderzaal http://www.mooigelderland.nl/data/catalog/416/36 6842/9/doorwerth_ridderzaal.jpg
Restaurant in Poortgebouw http://www.mooigelderland.nl/data/catalog/416/366841/ 9/doorwerth_de_zalmen_nb_2005.jpg
58
Geysteren Geïnterviewde: Datum:
C.W.J. Baron de Weichs de Wenne, Stichting Landgoed Geijsteren 24 oktober 2011
1. VOOR WOII 1.1. Kasteel gebouwd rond 1200. Beschadigd door brand in 1919, kasteel in afgeslankte en vereenvoudigde vorm herbouwd (11 p. 120). Kasteel is sinds 1806 in het bezit van familie de Weichs de Wenne. Tot 1944 bestond het complex uit het kasteel, een ten westen daarvan gelegen voorbucht en een niet omgracht voorplein dat aan de noordzijde werd begrensd door een grote graanschuur. Kasteel en voorburcht waren aan de rivierzijde omsloten door een dubbele gracht (11 p. 121). 1.2. Zie einde van Geysteren interview. 2. TIJDENS WOII 2.1. In de winter van 1944 hebben geallieerde bombardementen het kasteel verwoest (11 p. 121). 2.2. Familie de Weichs de Wenne. 2.3. Door Engels bombardement verwoest, resteerde een bouwval die tot voor kort steeds verder verviel. Na de verwoestingen in 1944 vond geen herbouw plaats en ging de familie De Weichs de Wenne elders op het landgoed wonen (19). 2.4. Zie einde van Geysteren interview. 3. NA WOII 3.1. Nee/Ja. Tot voor kort niks gedaan. Recentelijk begonnen met heropbouw van fundamenten, wat in zomer 2012 afgerond moet zijn. 3.2. Geen financiële mogelijkheid. Ook werden stenen gebruikt voor herstel van andere monumenten in Duisberg (Monumentenzorg had erom gevraagd, en in 1950-51 werd alles gesloopt). Werd ook niet gereconstrueerd (en werd zelfs gesloopt) omdat vandalisme en weersinvloeden de restanten steeds verder aantastten (11 p. 121). 3.2.1.Wordt nu uiteindelijk gedaan omdat de restauratie van andere monumenten op het landgoed voorrang had, maar die zijn nu allemaal klaar. Verder was het ook een gunstige tijd om zo’n project te starten, de Provincie Limburg had geld beschikbaar voor cultuurhistorie, toerisme en recreatie, en plattelandsontwikkeling. 3.3. Stichting Landgoed Geijsteren is nu bezig met consolidatie en gedeeltelijke herbouw van muren, maar geen volledig restauratie. 3.4. Door de baron zelf, en de door hem opgerichte Stichting Landgoed Geijsteren. 3.5. Behoud van de historische locatie waar door de eeuwen heen iets heeft gestaan. Het maken van een kijkobject en een plek voor rust. De historische betekenis van het kasteel weer meer tot uiting laten komen (22). 3.6. Ja. 3.7. Beheerd door Stichting Landgoed Geijsteren. Wordt niet geëxploiteerd voor financiële doeleinden. Er zijn verschillende voorstellen geweest voor wat ermee gedaan kan worden als het project is afgerond, zoals een plek voor voorstellingen, een theeschenkerij, of een beeldtuin voor kustenaars, maar dit wordt pas besloten als het klaar is. 3.8. Kosten van consolidatie: Stichting Landgoed Geijsteren heeft €8.700 gekregen van de gemeente Meerlo-Wanssum, en ook €8.700 van de provincie voor het duurzaam herstellen van de kasteelruïne. Volgens het college van B en W betekent het project een 59
impuls voor toerisme en recreatie in Meerlo-Wanssum. Het project sluit goed aan bij het toeristisch beleid (19). Ook is een BRIM subsidie van €50.000 verkregen. Verder betaald uit eigen middelen van de baron, uit de opbrengst van het landgoed. De baron verwacht dat het jaarlijks onderhoud ongeveer €10.000 zal kosten, wat betaald kan worden uit exploitatie van het landgoed, en misschien ook van toevallige opbrengsten van bruiloften, etc. 3.9. Bouwkundige duurzaamheid: Wel duurzaam. Het metselwerk is gemaakt om weersbestendig te zijn, toch onderhoud nodig tegen groen begroeiing. Geen houtwerk en elektrische voorzieningen. 3.9.1. Financiële duurzaamheid: Omdat het niet geëxploiteerd wordt, blijft het meer kosten dan dat het oplevert, maar omdat het gesitueerd is op een groot landgoed, kan het jaarlijkse onderhoud wel betaald worden uit de exploitatie van het landgoed. 3.9.2. Maatschappelijk draagvlak: alhoewel het project een particulier initiatief is van de baron, is er interesse getoond vanuit de plaatselijke bevolking. Vaak gevraagd ‘Ga je iets doen met de ruïne?’. De gemeente en de bevolking vinden het een bijzonder project. Sinds ze bezig zijn, groeit de belangstelling vanuit de omgeving, van mensen van de streek. 3.9.3. Behoud van cultuurhistorische waarden: Wat er rond 1690 was, is gebruikt als uitgangspunt, dus wat stond voor de brand van 1918. 3.10. Niet bedoeld voor exploitatie, dus ook niet rendabel. Maar, het onderhoud van de restanten als onderdeel van het onderhoud van het hele landgoed kan garanderen dat die in stand blijven in de toekomst.
http://images.memorix.nl/naa/thumb/1280x1280 /6972068b-5e65-402c-bf46-de4febe47a49.jpg
Voorburcht na oorlogsschade (1945) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20297018
http://www.kasteleninnederland.nl/kasteel380.ph p
http://www.projectenbankcultuurhistorie.nl/projecten/kastee lru%C3%AFne-wordt-deels-herbouwd
60
Hemmen Geïnterviewde: Datum:
Jan van den Brandhof, Stichting Kasteeltuin Hemmen 8 november 2011
1. VOOR WOII 1.1. De heerlijkheid is vanaf 1375 in bezit van het adellijke geslacht Van Lynden van Hemmen. Het oude kasteel werd in de eerste helft van de 18de eeuw door brand verwoest en daarna afgebroken. Rond 1757 werd een landhuis (‘Huis Hemmen’) gebouwd op de oude fundamenten (66). In de 18de eeuw werd het bos gekapt en een park aangelegd in Engelse landschapstijl (67) . Laatste heer van Hemmen was baron Frans Godard van Lynden van Hemmen (1836-1931). De baron richtte in 1920 de Stichting het Lijndensche Fonds op om het familiebezit als eenheid te houden. Na zijn overlijden viel ook Huis Hemmen toe aan het Lijndensche Fonds voor Kerk en Zending (66). 1.2. Zie einde van Hemmen aantekeningen. 2. TIJDENS WOII 2.1. Het huis werd tijdens de oorlog gebruikt als onderdak voor vluchtelingen uit WestNederland. Op 5 januari 1945 werd het doelwit van geallieerde beschietingen omdat Duitse para’s zich in het kasteel hadden verschanst. De volgende dag werden de nog overeindstaande muurdelen opnieuw door tanks geschoten om ervoor te zorgen dat de Duitsers het kasteel niet meer konden gebruiken als uitvalsbasis . 2.2. Stichting het Lijndensche Fonds voor Kerk en Zending. 2.3. Het huis werd volledig verwoest. Alleen een ruïne bleef over. 2.4. Zie einde van Hemmen aantekeningen. 3. NA WOII 3.1. De ruïne werd tot aan de fundamenten afgebroken, en de resten vervielen verder. Uiteindelijk werden de resten geconsolideerd en beschermd tegen vorst en regen. De kasteeltuin werd wel hersteld in de jaren negentig. Vroeger was het een moestuin met groenten en bloemen, nu is het alleen een siertuin. 3.1.1.Vanuit de rijksoverheid werd een bedrag van 10.000 gulden ter beschikking gesteld aan Stichting het Lijndensche Fonds. Dat bedrag werd echter gedoneerd aan de Hervormde Kerk, en werd dus niet gebruikt voor de herbouw van het beschadigde monument. 3.1.2. De tuin werd wel gereconstrueerd vanwege het particulier initiatief van Jan van den Brandhof en een kleine groep die zich in de jaren negentig had verenigd in de Werkgroep Kasteeltuin Hemmen. Deze Werkgroep werd in 1993 Stichting Kasteeltuin Hemmen zodat ze als ANBI-organisatie ook subsidies konden aanvragen. 3.2. In 1995 werd de tuin geopend voor het publiek. 3.3. De tuin werd aangelegd door de Stichting Kasteeltuin Hemmen. Subsidies werden verstrekt door de Provincie Gelderland en de gemeente Hemmen (nu gemeente Overbetuwe). 3.3.1.De ruïne werd geconsolideerd in de jaren negentig door de Stichting het Lijndensche Fonds, eigenaar van het hele landgoed van 700 ha., en met geldelijke steun van de Provincie Gelderland.
61
3.3.2. Ook hier was een enthousiaste vrijwilliger initiatiefnemer. Deze architect – hij was ook vrijwilliger in de kasteeltuin – heeft het consolidatieplan gemaakt. 3.4. Doel was om een mooie tuin te bouwen die opengesteld is voor het publiek. 3.5. Ja, de doelen werden gerealiseerd. 3.6. De kasteeltuin wordt beheerd door de Stichting Kasteeltuin Hemmen. Onderhoud wordt uitgevoerd door vrijwilligers. Groenten worden verbouwd door de tuingroep van de Stichting Philadelphia (68). 3.7. Jan van den Brandhof dacht dat tuin en ruïne samen ongeveer €400.000 tot €500.000 hebben gekost. De Stichting ontvangt geen subsidies voor onderhoud, alleen voor grote restauratieprojecten. 3.7.1. Voor het jaarlijkse onderhoud van de kasteeltuin, voor gereedschap dat soms gekocht moet worden, en voor planten, is ongeveer €250 nodig. Maar inclusief stroom, water, koffie en vlaai voor bezoekers en groepen, zijn de kosten misschien €3.000 per jaar. 3.7.2. Dit kunnen ze zelf dekken, omdat ze een groep hebben van ongeveer 30 vrijwilligers die alle werk uitvoeren, en omdat ze heel actief donateurs werven. 3.7.3. Ze hebben ongeveer 450 donateurs, in heel Nederland en zelfs in Engeland, die allemaal tussen €5 en €100 per jaar geven. 3.8. De tuin als trekpleister maakt het hele park met ruïne en tuin meer bekend, en helpt zo om de cultuurhistorische waarden te bewaren. Financieel is het wel duurzaam, bouwkundige duurzaamheid is niet van toepassing op de tuin. 3.8.1. De tuin heeft veel maatschappelijk draagvlak, zoals de cijfers van 3.8 laten zien. De tuin maakt deel uit van een wandelroute en van de Betuwse Tuinenroute, en krijgt veel bezoek. Als groepen komen voelen ze welkom. Groepen met rondleiding krijgen koffen en gebak, allemaal betaald met geld van donateurs. Overigens geven ook veel groepen donaties. De donateurs worden de laatste zaterdag van augustus bedankt tijdens ‘Donateur Ochtend’. Deze bijeenkomst, met o.a. muziek en lezingen, koffie en vlaai, wordt bezocht door 150 tot 200 mensen. 3.8.2. Ook veel lokale bedrijven dragen bij, niet met geld, maar in natura, in de vorm van gereedschap, planten, twee zitbanken (van de Rotary Club), etc. 3.8.3. Behoud van cultuurhistorische waarden voor de tuin betekent enkel dat de tuin binnen de oude tuinmuur ligt. 3.9. In de huidige situatie is het niet “winstgevend” maar er zijn genoeg inkomsten om het te kunnen onderhouden. Het heeft geen economische exploitatie.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Bestand:Chateau_de_Hemmen .png. **volgens Jan van den Brandhof is deze niet zeker trouwbaar
62
Huis Hemmen (1930) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20108417
http://froukjevandermeulen.nl/2011/05/ erfgoed-tweede-wereldoorlog-opkastelen/kasteelhemmen/
http://www.studioflits.nl/album%20Hemmen2.html
http://www.dorpsraadzettenh emmen.nl/Sections/DeDorpen /
Hof te Dieren Geïnterviewde: Datum:
Wilke Schoemaker (Stichting Twickel – Beheerder Gelderse en Zuidhollandse bezittingen) (via telefoon) 18 oktober 2011
1. VOOR WOII 1.1. Historische bronnen gaan terug tot in de 12de eeuw. In de 17de eeuw werd het gekocht door Prins Willem II, die een wildbaan liet aanleggen. De omsloten hof met vier vleugels werd grotendeels gebouwd in de 16de eeuw. In de 17de eeuw kreeg de tuin een formele aanleg, gedeeltelijk door muren en hagen omgeven (deze zijn nu Rijksmonumenten). Ook bos werd aangelegd. Het huis brandde af in 1795, nieuw huis werd op de oude resten gebouwd door baronesse van Wassenaer, die ook een park in landschapsstijl liet aanleggen (69). 1.2. Zie einde van Hof te Dieren aantekeningen. 2. TIJDENS WOII 2.1. Het huis werd door brand verwoest tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2.2. Familie Van Heeckeren van Wassenaar. 2.3. Het huis was helemaal uitgebrand, alleen muurresten stonden nog overeind. 2.4. Zie einde van Hof te Dieren aantekeningen. 3. NA WOII 3.1. Nee, behalve recentelijk herstel van tuinmuren. 3.1.1.Een deel van de historische muren van Hof te Dieren wordt gerestaureerd: de zogenoemde koningsmuur, de tuinmuur, en de muur om de voormalige moestuin hebben een totale lengte van ca. 700 meter en zijn Rijksmonumenten met elk een eigen nummer (69). 3.1.2.Er wordt per gedeelte bekeken wat moet gebeuren. Steeds wordt een deel van een muur ontmanteld, waarbij de stenen worden afgebikt en er verschillende soorten stenen worden bijgezocht waarna de muren worden in authentieke vorm en in het juiste metselverband weer worden opgemetseld (70). 3.2. Het huis werd niet gereconstrueerd omdat het te beschadigd was. De resten werden gesloopt in 1965. Alleen de ondergronds delen uit de 15de en 17de eeuw zijn nog over (69). Tuin en muren worden wel deels hersteld omdat in cultuur- en tuinhistorisch opzicht van bijzonder belang zijn (wegens bekende tuinarchitecten en omdat het koninklijk bezit was). Van de historische buitenplaats bleven de formele aanleg van het Dierense bos en het park in landschapsstijl bewaard (69).
63
3.3. Het consolidatieproject van de muurresten begon in 2011. De verdere voortgang is afhankelijk van de beschikbaarheid van voldoende financiële middelen voor delen van het project. 3.4. Door Stichting Twickel (opgericht in 1953 door laatste eigenaresse van landgoed Twickel, baronesse van Heeckeren van Wassenaer, om de toekomst van erfgoed veilig te stellen) (71). 3.5. Doel is instandhouding/herstel van rijksmonumenten. 3.6. Ja, tot nu toe (alleen de muren). Er zijn/waren plannen om het huis te herbouwen, in landhuisstijl, maar hierover is nog niks vastgelegd (72). 3.7. Locatie beheerd door Stichting Twickel. 3.8. De restauratie van alle muren kost naar schatting 1,5 miljoen euro. Financiering van €400.000 is al rond: 50% door Stichting Twickel, 50% door Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (70). 3.9. Duurzaam in behoud van cultuurhistorische waarden wat betreft de tuinaanleg. Huis is gesloopt, dus daar is niks van behouden. 3.10. Niet rendabel. Waar de Stichting tegenaan loopt is dat je geen ruïne rendabel kan maken (72).
http://www.kasteleningelderland.nl/foto/ hoftedieren/dieren.htm
http://www.kasteleningelderland.nl/ foto/hoftedieren/dieren3.htm
Verwarmde tuinmuur. http://www.twickel.nl/CM/P AG000014772/Anderebezittingen.html#Dieren
Kessel (Kasteel de Keverberg) Geïnterviewde:
Datum:
Jan Emonts (Gemeente Peel en Maas) Ton Hendricks (Stichting Keverberg – beheerder van de huidige kasteelruïne) 21 oktober 2011
1. VOOR WOII 1.1. Historie gaat terug tot de 9e eeuw. Ronde motteburcht (één van twee in heel Nederland) (15). Graven van Kessel werden voor het eerst vermeld rond 1070. In 1798 kwam het in bezit van Karel Emanuel Caspar Joseph van Keverberg, zo kreeg het kasteel zijn naam. Toen Karel George Clemens Joseph baron van Keverberg van Aldenghoir in 1903 als laatste van zijn geslacht stierf, liet hij de burcht en bijgebouwen per legaat na aan de zusters van de Congregatie van de Goddelijke Voorzienigheid, die het sinds 1880 pachtten. Zij hadden er eerst een jongenspensionaat, daarna een pensionaat voor schipperskinderen en als laatste een huishoudschool (11 pp. 175-176). 1.2. Zie eind van Kessel aantekeningen. 2. TIJDENS WOII 2.1. Opgeblazen door Duitsers in 1944 vanwege strategische positie. Brand volgde. 64
2.2. De zusters van de Congregatie van de Goddelijke Voorzienigheid. 2.3. Grotendeels verwoest, door ontploffingen en brand (11 pp. 175-176). 2.4. Zie eind van Kessel aantekeningen. 3. NA WOII 3.1. Nee, nog niet. Toekomstige plannen bestaan wel, zie deel vier. 3.2. Na de oorlog bleek herbouw voor de congregatie niet haalbaar (11 p. 176). 3.3. Geconsolideerd eerst in 1958. Gemeente Kessel had het complex gekocht om het te redden van de sloop (11 p. 176). Behoud van de middeleeuwse delen stond voorop tijdens consolidatie, wat ten koste ging van de 17de-eeuwse toevoegingen (11 p. 178). ‘De consolidatie van 1958 heeft als uitgangspunt gehad het tonen van de middeleeuwse toestand tot aan de verwoestingen van de late 16de eeuw’ (73 p. 64). In 2002 was de laatste uitgebreide consolidatie van de burcht. 3.4. Door de gemeente Kessel (nu gemeente Peel en Maas). 3.5. Het in stand houden van Rijksmonument en dorpskern. 3.6. Ja. 3.7. Wordt in naam van de gemeente door Stichting Keverberg beheerd en geëxploiteerd (15). Wordt gebruikt om ’s zomers theatervoorstellingen te houden, en andere dorpsfeesten. 3.8. In gemeentebegroting wordt nu ca. €18.000 per jaar gerekend voor de ruïne. Kasteelruïne moet ook om de 10 jaar een grondige consolidatie ondergaan om verder verval te voorkomen. De laatste (in 2002) heeft €500.000 gekost. Dus per jaar moet er gerekend worden op gemiddeld €68.000 voor de instandhouding van de ruïne (15). 3.9. Duurzaamheid: bouwkundig, dit was het beste oplossing tot nu toe, maar garandeert niet dat de ruïne niet verder vervalt. Financieel is het niet duurzaam, omdat er weinig activiteiten plaats vinden die veel geld opleveren. Maatschappelijk draagvlak is er absoluut wel, omdat de ruïne midden in het dorp ligt en wordt gebruikt voor plaatselijke feesten. Cultuurhistorische waarden: tot nu toe is het wel gelukt om veel te behouden voor toekomstige generaties. Alleen de latere toevoegingen zijn verloren gegaan omdat die zijn verwijderd tijdens de consolidatie van 1958. 3.10. Nee, niet rendabel. 4. TOEKOMSTIGE PLANNEN 4.1. Er bestaan nu plannen om het kasteel te herbouwen tot een multifunctioneel gebouw met expositieruimtes, kantoorruimtes en horeca. Subsidies werden in 2011 toegekend, en ze hopen in 2012 te beginnen. 4.1.1. Initiatieven kwamen vanuit de toenmalige gemeente Kessel (nu is Kessel opgenomen in de gemeente Peel en Maas). De toenmalige burgemeester van Kessel zorgde voor een overeenkomst tussen de gemeente, Stichting de Keverberg, en Stichting tot Behoud Cultureel Erfgoed/De Bouwloge, om een plan te maken voor restauratie van de ruïne. Een eerste plan ging vooral om herbouw van de donjon, en om een herbestemming tot hotel. Dit plan omvatte ook verschillende bijgebouwen en was mede daarom te duur. Nu is de focus op herstel van alleen het kasteel zelf, maar dan wel het hele kasteel. 4.2. Het wordt herbouwd omdat er genoeg draagvlak onder de bevolking is om het kasteel te herbouwen. Het ligt immers in de dorpskern. Ook stond nog 70% van het originele bouwwerk overeind, wat gunstig is met betrekking tot de kosten van herbouw. ‘Er ligt al een jarenlange wens vanuit de bevolking om het kasteel weer in oude glorie te herstellen’ (15). 65
4.2.1. Verder ook ‘voltooiing van de historische kern: Met de herbouw van het kasteel krijgt het centrum van Kessel weer een volledig afgeronde bebouwing en komt een einde aan het zicht op een ruïne’ (15). 4.3. Restauratie zal vermoedelijk in 2012 beginnen en hopelijk eind 2013 zijn afgerond. 4.4. Het kasteel wordt gerestaureerd door de gemeente Peel en Maas, met de Stichting de Keverberg als initiatiefnemer. Ze rekenen wel op heel veel hulp van vrijwilligers, in alle fases van restauratie en inrichting. Ze verwachten dat er in de omgeving veel mensen zijn die hieraan willen meewerken. 4.5. Het is de bedoeling om het kasteel te herbouwen en het een eigentijdse functie te geven. Hierbij wordt niet alleen authentieke materialen en bouwtechnieken gebruikt. Moderne materialen, technieken en toevoegingen zoals bijvoorbeeld een lift zijn toegestaan omwille van de gebruiksfuncties. Verder zijn de doelen: 4.5.1. Een versterking van het zogenaamde toeristisch-recreatieve lint langs de MiddenPeelweg (vanaf camping het Meerdaal tot aan de Maas) 4.5.2. Versterking van cultuurhistorisch erfgoed en het veilig stellen van het lokale en nationale erfgoed. 4.5.3.Versterken van cultureel-historisch speerpunt in de gemeente. 4.5.4.Uitbouwen van de toeristische potentie van de gemeente. 4.5.5. Een nieuwe krachtige impuls geven aan het Kesselse gemeenschapsleven 4.5.6. Een levendige eigentijdse functie voor kasteel en directe omgeving scheppen (18) 4.5.7.Het geven van brede toegankelijkheid aan de inwoners van de gemeente (15). 4.6. Of de doelen gerealiseerd zullen worden kan nog niet met zekerheid worden gezegd. 4.7. Stichting de Keverberg zal de verantwoordelijkheid hebben voor beheer en exploitatie. Na restauratie zal het kasteel worden overgedragen aan de stichting voor het symbolische bedrag van €1. 4.7.1. ‘Het beheer en exploitatie wordt dan ook gedaan door en met vrijwilligers, een en ander ook in het kader van de zelfsturinggedachte, onder begeleiding van een parttime professionele kracht’ (15). 4.8. Verwachtte kosten zijn ongeveer €4.4 miljoen. Er zijn al subsidies toegekend: €175.000 door de Provincie Limburg; €2 miljoen vanuit de Regio Venlo en Provincie Limburg Meerjareninvesteringsprogramma Noord-Limburg (Regiofonds) (74); en een matching subsidie van €2.2 miljoen van de gemeente Peel en Maas. 4.9. Bouwkundig: De gemeente is er optimistisch over, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft de plannen goedgekeurd. 4.9.1. Financieel: Wegens veel hulp van vrijwilligers (die wordt verwacht, maar of die werkelijk komt is nog te bezien), zal het wel een financieel haalbare restauratie worden. De exploitatieplannen zijn uitgewerkt, en werden nagekeken door een derde partij, BRO uit Boxtel. BRO is van mening dat de exploitatiebegroting een ‘betrouwbaar beeld geeft van de exploitatie’ (15). 4.9.2. Maatschappelijk draagvlak: ‘Het initiatief wordt door de hele gemeenschap gedragen’, aldus Ton Hendricks (17). 4.9.2.1. Er is vanuit de bevolking aangegeven dat toegankelijkheid voor de gemeenschap gewenst is. Dus moet het herbouwde kasteel ook een maatschappelijke functie krijgen. Dit is één reden waarom de plannen voor een luxe hotel weinig steun kregen, omdat het minder open zou zijn voor het publiek. 4.9.3. Behoud van cultuurhistorische waarden: Wordt gerestaureerd naar de toestand van eind-18de eeuw, toen het nog bewoond werd door de familie Keverberg. Oude 66
afbeeldingen en foto’s laten de toestand zien, en een gedetailleerde opmeting van 1929 wordt ook gebruikt (17). 4.10. Ze verwachten dat het wel rendabel zal zijn. 4.10.1. Vier werkgroepen, met ongeveer 25 leden uit Kessel, stellen plannen vast voor de exploitatie. 4.10.2. Zeventig procent uit de inkomsten moet na opening komen uit de horeca, ook verwachten ze hulp van veel vrijwilligers. Het wordt ook een trouwlocatie (17). 4.10.3. ‘Voor wat betreft het exploitatiebeeld geeft dit in de eerste 2 jaren een tekort. Daarna, in jaar 3 en 4, wordt een wat ruimer overschot geprognosticeerd. Vanaf jaar 5 is er een stabiel overschot te zien’ (volgens exploitatiebegroting van BRO) (15).
Kasteel Kessel (ca. 1865) (73)
Kasteel Keverberg (1929) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20124894
Tijdens consolidatie (1958) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20124864
Zicht op de ruïne vanaf de Maas (2005) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20406907
Toekomstige plannen http://peelenmaas.dichtbij.nl/regio/ru%C3%AFnekessel-wordt-kasteel-keverberg
Toekomstige plannen http://peelenmaas.dichtbij.nl/regio/ru%C3%AFnekessel-wordt-kasteel-keverberg
67
Nederhemert Geïnterviewde: Datum:
Jorien Jas, conservator, Stichting Geldersche Kasteelen Menno Tillema, hoofd bouwkunde, Stichting Geldersche Kasteelen 21 november 2011
1. VOOR WOII 1.1. Geschiedenis gaat terug tot omstreeks 1300. Begon als woontoren, daarna meerdere keren uitgebreid tot veelhoekig complex (75). In de 19de eeuw heeft een verbouwing plaats gevonden aan de westzijde. De binnenplaats werd volgebouwd en een nieuwe voorgevel werd gebouwd aan de westzijde (31). 1.2. Zie einde van Nederhemert aantekeningen. 2. TIJDENS WOII 2.1. Diende als Duitse commandopost en werd dus beschoten door geallieerde troepen, waarbij het op 12 januari 1945 in brand vloog (6 p. 69). 2.2. Familie van Wassenaar was eigenaar. Na de oorlog heeft de familie het kasteel aan de Nederlandse Staat verkocht. 2.3. Negentiende-eeuwse toevoegingen zijn verloren gegaan, evenals de bebouwing op het binnenplein, de zeshoekige toren, en de voorgevel. De zestiende-eeuwse traptoren stortte later in, in 1966. 2.4. Zie einde van Nederhemert aantekeningen. 3. NA WOII 3.1. Ja, eerst geconsolideerd, daarna gerestaureerd. 3.2. In het begin gebeurde er niks met het kasteel vanwege gebrek aan fondsen, maar herbouw bleef wel een doel, volgens Geldersche Kasteelen Nederhemert was ‘een ruïne die geen ruïne is’. Men was van mening dat ruïne niet de enige optie was (6 p. 68). Het werd in langdurig erfpacht overgedragen aan Geldersche Kasteelen in 1962. 3.2.1.In 1966 stortte de traptoren in, waarna maatregelen werden genomen om verder verval te voorkomen. Het hoofdgebouw kreeg toen een nooddak en het opgaande muurwerk werd beschermd door muurankers. 3.2.2. Onderzoek in 1984 liet zien dat er nog voldoende bouwrestanten waren om verantwoord te kunnen herbouwen. Bovendien waren de resten te bijzonder om ze te laten vervallen. In 1994 kreeg architect Walter Kramer opdracht om een ‘sober restauratieplan’ te maken, met als motto ‘behoud gaat voor vernieuwen’. Hierbij zouden de 19de-eeuwse voorgevel en 15de-eeuwse zeshoekige toren niet herbouwd worden, onder andere omdat daarvan niet genoeg origineel bouwmateriaal resteerde (31). 3.3. Tussen 2001-2005. 3.4. Door Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen, volgens de restauratieplan van 1994. 3.5. Behoud van belangrijk erfgoed, en om het kasteel een brede gebruiksmogelijkheid te geven na voltooiing van restauratie. 3.5.1. Constructief herstel in combinatie met maximaal behoud van oorspronkelijke materialen; zakelijk gebruik ter dekking van de kosten van duurzame instandhouding; de mogelijkheid het kasteel te kunnen bezoeken (76). 3.6. Ja – zakelijk verhuur/gebruik ter dekking van de kosten is gelukt.
68
3.7. Het kasteel wordt beheerd door Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen. Het wordt gebruikt als kantoorruimte, heeft een licht commerciële functie (als trouwlocatie), en is enkele dagen per jaar opengesteld voor het publiek. 3.8. Heeft ca. €6 miljoen gekost. Een kanjersubsidie van €2.5 miljoen van het Rijk werd in 2001 toegekend. Verder was er een nalatenschap van het echtpaar Helbers-Molt in 1992, en bijdragen van het VSB-Fonds, Prins Bernhard Cultuur Fonds, TBI-Fonds, Van Riemsdijk Stiftung, de Provincie Gelderland en van donateurs (32). 3.9. Bouwkundig: onderzocht door architect, er werd gekozen voor de toestand van 1781, om zo veel mogelijk origineel bouwmateriaal te behouden. Er moesten tijdens de restauratie wel—soms moeilijke—keuzes gemaakt worden. 3.9.1. Financieel: Zonder de kosten van restauratie, die een keer afgeschreven moeten worden, is de restauratie duurzaam vanuit financieel oogpunt, vanwege de exploitatie. 3.9.2. Maatschappelijk draagvlak: misschien heeft Nederhemert minder maatschappelijk draagvlak dan sommige andere voorbeelden, maar de locatie leent zich niet voor drukte en veel toerisme. Geldersche Kasteelen heeft een bijpassende functie gezocht (kantoorruimte). 3.9.3. Behoud van cultuurhistorische waarden: delen die volledig verwoest waren werden niet teruggebracht, niet alleen vanwege financiële redenen, maar ook omdat er niet genoeg origineel bouwmateriaal was om ze te restaureren – dan zou er echt sprake zijn van een ‘reconstructie’, van een soort fantasie, niet gebaseerd op bouwrestanten en feitelijke bouwsporen. In dit opzicht vertelt deze restauratie een meer volledig verhaal dan bijvoorbeeld Doorwerth, waar niets is te zien van oorlog of verwoesting. 3.9.3.1. Ook bij de restauratie van de binnenkant werden bewust op sommige plaatsen sporen van het verleden zichtbaar gehouden, bijvoorbeeld oude muurresten, kaarsnissen, zwartgeblakerd hout, pleisterwerk met schilderingen, etc. 3.10. Ja het is rendabel, de huur dekt alle kosten van het jaarlijkse onderhoud.
Gezicht op het kasteel van oude tekening http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/40001154
Zuidwestgevel met veranda (voor WOII) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20401306
69
Binnenkant van kasteel (1945) Geldersche Kasteelen
Gevel van uitgebrand kasteel (na WOII) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20401302
Muurwerk van de ruïne http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20162606
Ruïne, aanzicht (1966) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20162631
Kasteel na restauratie (2005) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20424267
Interieur, na restauratie (2005) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20373988
Rosendael Geïnterviewde: Datum:
Jorien Jas, conservator, Stichting Geldersche Kasteelen Menno Tillema, hoofd bouwkunde, Stichting Geldersche Kasteelen 21 november 2011
70
1. VOOR WOII 1.1. Vierkante/rechthoekige burcht, uit 1e kwart van de 14e eeuw (77). Toren is grootste in zijn soort in Nederland, huis gebouwd tegen toren in 1722, daarna nog bijgebouwen toegevoegd (78). Van de 14e tot 16e eeuw werd Rosendael gebruikt als één van de residenties van de hertogen van Gelre. Kasteel werd maar één keer verkocht, in 1579. Daarna altijd door vererving overgegaan (77). Parkaanleg (zoals het er nu uitziet) uit de 19e eeuw, inclusief galerij. De bekende ‘bedriegertjes’, die water omhoog spuiten, dateren uit de 20e eeuw (78). Het park is één van de oudste in Nederland. Vele beroemde tuinarchitecten hebben hun stempel achtergelaten in de loop van ruim 300 jaar. Bezoekers kwamen uit heel Europa (79). 1.2. Zie einde van Rosendael aantekeningen. 2. TIJDENS WOII 2.1. Kasteel werd enkele keren zwaar beschadigd. Brand in 1943 in woonvertrekken als gevolg van een bominslag. In februari 1945 stortte een verdwaalde V2 in het park neer. Tijdens de bevrijding in april 1945 werd het kasteel beschoten door de geallieerden (80). 2.2. De laatste Heer van Rosendael, Willem Frederik Torck baron van Pallandt, overleed op 15 september 1977. 2.3. In april 1945 werd de zuidzijde van het kasteel zwaar getroffen door geallieerde beschietingen. De oranjerie was zo ernstig beschadigd dat die werd afgebroken. Het kasteel zelf was niet zo ernstig beschadigd (44). De verdwaalde V2 heeft de schelpengalerij in de tuin zwaar beschadigd. 2.4. Nee, niet kunnen vinden. 3. NA WOII 3.1. Ja, volledige gerestaureerd. In 1977 werd Rosendael aan Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen overgedragen. Gerestaureerd in de jaren tachtig. Opengesteld voor publiek sinds 1990. 3.2. Was niet ernstig beschadigd. Begon door particulier initiatief. 3.3. 1947, door de baron zelf het huis hersteld, 1986-1989, 1990, 2000 (theekoepel als laatste, 2003-2005). 3.4. Kasteel werd hersteld door de baron zelf, daarna opnieuw door Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen; park en tuin door Het Geldersch Landschap (78). 3.5. Doelen: ‘Bij het beheer van Rosendael staat de geschiedenis van het kasteel en zijn omgeving centraal. Iedere bewonder heeft zijn stempel gedrukt op het kasteel en het park en al die lagen geschiedenis willen we zichtbaar houden. Voor de gebouwde elementen is dit al gelukt. In het park zijn delen waar de oude aanleg verwaterd is en waar nog gewerkt gaat worden aan herstel’ (81). 3.6. Ja. 3.7. Wordt geëxploiteerd door Geldersche Kasteelen, met horeca als huurder (44). Ze hebben heel bewust gekozen voor de herbouw van de oranjerie, niet alleen uit cultuurhistorisch oogpunt en om het zijn vorige functie te geven, maar ook om de exploitatie te verbeteren van kasteel en tuin. In de oranjerie was meer ruimte voor horeca en voor grotere feesten die niet in het kasteel kunnen plaatsvinden (44). 3.7.1.Wordt gebruikt als trouwlocatie, museum, zalenverhuur. 3.8. Ik heb geen informatie ontvangen over kosten van restauratie. 3.9. In alle opzichten duurzaam.
71
3.9.1.Verder zijn het kasteel en het park een groot deel van het jaar opengesteld voor het publiek. Het landgoed is vrij toegankelijk, huis en tuin zijn op bepaalde dagen opengesteld voor het publiek. Hierdoor is er maatschappelijk draagvlak. 3.10. Het kasteel zelf is wel rendabel, maar alleen als de exploitatie van de oranjerie erbij wordt genomen. Met de tuin erbij is het niet rendabel, wegens de hoge onderhoudskosten van de tuin (44).
Achtergevel met forse ronde toren (uit Oude Foto’s collectie, RCE) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20193301
Park, schelpengalerij, en de bekende ‘bedriegertjes’ http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20193303
Overzicht, theekoepel met zicht op kasteel (2005) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20375822
http://www.peacreations.nl/pages/rosendael.htm
Wijenburg Geïnterviewde: Datum:
Jorien Jas, conservator, Stichting Geldersche Kasteelen Menno Tillema, hoofd bouwkunde, Stichting Geldersche Kasteelen 21 november 2011
1. VOOR WOII 1.1. Bouw van het kasteel begon in 14de eeuw, geleidelijk gegroeid tot midden van de 16e eeuw, huidige vorm is van die tijd. In de jaren twintig van de vorige eeuw verkeerde het kasteel in slechte staat (82). Van baksteen, met een ongeveer vierkante plattegrond. Kelders onder het hele complex, met ton- en kruisgewelven (83). 72
1.2. Zie einde van Wijenburg aantekeningen. 2. TIJDENS WOII 2.1. Werd gebruikt voor inkwartiering. Na de oorlog werd het gebruikt als onderdak voor burgers en als fruitpakhuis (82). 2.2. Mr. B.F. baron van Verschuer. 2.3. Zware schade opgelopen door inkwartiering, en door granaatvuur, maar niet tot ruïne vervallen. Alles, inclusief dak, bleef overeind. 2.4. Zie einde van Wijenburg aantekeningen. 3. NA WOII 3.1. Ja, volledig gerestaureerd. Een van de twee bouwhuizen die voor het kasteel lagen is verdwenen. De bewaarde heeft een toren, restant van de middeleeuwse voorburcht. Deze is nog in bezit van de familie Van Verschuer en wordt gebruikt als fuitteeltbedrijf (82). 3.2. Werd gerestaureerd omdat het in 1956 overgedragen werd aan Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen. Het kasteel werd geschonken met grachten en eikenbos aan oostzijde. En er werd zelfs een geld bedrag bijgegeven voor de restauratie (84). 3.3. 1957-1973. 3.4. Door Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen. 3.5. Restauratie, en een nieuwe bestemming vinden. 3.6. Ja, doelen waren gerealiseerd. 3.7. Geexploiteert door Johan Huisman, die huur betaalt voor het exclusieve gebruik van het kasteel. Hij gebruikt het als partycentrum en voor zalenverhuur, bijvoorbeeld voor bruiloften en evenementen. 3.8. Werd niet aangegeven. Ook moeilijk te benoemen wegens lange duur van restauratie. 3.9. Bouwkundige duurzaamheid: goed, er waren geen grote ingrepen, gewoon de de gerestaureerd naar 16 en 18 -eeuwse stijlen 3.9.1.Financieel: goed/duurzaam 3.9.2.Maatschappelijk draagvlak: alleen opengesteld voor feesten, dus misschien wat minder, of niet veel in maatschappelijk oog 3.9.3.Cultuurhistorische waarden: heel duurzaam (44). 3.10. Johan Huisman betaalt dus huur om gebruik te maken van het kasteel. Wat hij aan huur betaalt is genoeg voor het jaarlijkse onderhoud. Dat de huur de instandhouding garandeert is een van de uitgangspunten van de Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen (44).
Achtergevel Kasteel de Wijenburg (1926) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20065785
Exterieur (1952) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20065792
73
Interieur (1960) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20065799
Interieur (1960) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20065822
http://www.mooigelderland.nl/data/catalog/416/361479/9/ GLK03053B.jpg
Interieur, souterrain, met keldergewelven en bakstenenvloer (2000) http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20424121
74
DUITSLAND Burg Boetzelaer Geïnterviewde: Datum:
Freiherr von Wendt 23 oktober 2011
1. VOOR WOII 1.1. Burcht Boetzelaer staat in Appeldorn, een stadsdeel van de Duitse stad Kalkar. De waterburcht ligt aan een oude Rijnarm ten zuiden van het Boetzelaerer Meer. De burcht werd gebouwd door het adellijk geslacht van Boetzelaer in de 13de of 14de eeuw. Met zijn 750-jarige geschiedenis is het vandaag de dag één van de oudste en belangrijkste kastelen in het Duits-Nederlandse grensgebied. 1.2. Zie einde van Boetzelaer interview. 2. TIJDENS WOII 2.1. Plunderingen en bombardementen. 2.2. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Freiherr Johann Wilhelm von Gülcher eigenaar van het kasteel. 2.3. Na plunderingen en bombardementen tijdens de Tweede Wereldoorlog verviel het kasteel tot ruïne. ‘Gegen Ende des zweiten Weltkrieges wurde die Hauptburg schwer beschädigt. Sie verfiel trotz Reparaturen und Notbedachung zur Ruine‘. 2.4. Nee. 3. NA WOII 3.1. ‘1978 erwarb Maximilian Freiherr von Wendt die Boetzelaerer Anlage und setzte zunächst die Reste der Vorburg wieder instand und richtete die Kutscherwohnung erneut zu Wohnzwecken her‘. Pas in 1998 werd met een grote restauratie en gedeeltelijke heropbouw van het kasteel begonnen. In 2003 werden de werkzaamheden afgerond. 3.2. Aanvankelijk had Freiherr von Wendt niet de ambitie om het kasteel te herbouwen. Hij woonde in de gerestaureerde voorburcht. ‘Die Ruïne im Garten ist optisch kein Gewinn… Eigentlich gedacht –lass es zusammen fallen‘. Na verloop van tijd drong zich echter de wens op om het kasteel te herstellen en opnieuw in gebruik te nemen. Een duidelijk concept wat betreft het gebruik werd pas later bedacht in samenwerking met alle betrokken partijen Denkmalschutz, de stad etc). 3.3. 1998 tot 2003. 3.4. Freiherr von Wendt als nieuwe eigenaar van het kasteel en de door hem opgerichte vereniging ‘Burg Boetzelaer e.V.’ 3.5. Reconstructie en herbestemming van de kasteelruïne. 3.6. Ja. (‘Kulturelle Nutzung ist sehr schwer- Möglichkeiten begrenzet‘). 3.7. ‘Die Rahmenbedingungen des Bauausführungs- und Finanzierungsvertrages, den der Verein mit der Stadt Kalkar geschlossen hat, sehen vor, dass der Verein für die Erfüllung seines Satzungszweckes zukünftig mit Hilfe der Nutzung der Gebäude die Unterhaltungskosten für die Anlage selber erwirtschaften muss. Um diese Auflagen zu realisieren, können neben kulturellen Projekten für die Öffentlichkeit die Festsäle der Hauptburg für verschiedene Events, wie Jubiläen, Hochzeiten, standesamtliche Trauungen, Produktpräsentationen, Seminare und Tagungen angemietet werden. Außerdem befinden sich in Haupt- und Vorburg 5 private Gästezimmer, 3 Junior-Suiten und 2 geräumige Suiten’. 75
3.8. De kosten voor de reconstructie van het kasteel bedroegen €4 miljoen en werden voor tachtig procent door onder andere de stad Kalkar gedragen. Twintig procent van de kosten moesten door de eigenaar Freiherr von Wendt zelf opgebracht worden. In ruil voor de subsidie werd de eigenaar verplicht om tachtig procent van het kasteel een culturele bestemming te geven. De resterende twintig procent van het kasteel werd herbestemd tot hotel. 3.9. 'Für die beispielhaften, Denkmal erhaltenden Bemühungen, erhielt der Verein im Jahre 2003 den Denkmal-schutzpreis der Stiftung der Deutschen Burgenvereinigungen. Besondere Erwähnung fand die gelungene Verbindung von der neuzeitlichen Stahl/Glaskonstruktion mit der mittelalterlichen Bausubstanz‘. 3.9.1.Het maatschappelijk draagvlak is groot. De culturele herbestemming maakt het voor omwonenden mogelijk om in aanraking te komen met een gebouw uit hun persoonlijk leven. De jongere generaties geven wel vaak aan dat zij het kasteel enkel als ruïne kennen en herinneren. Heropbouw is in die zin niet optimaal. 3.9.2.Financieel is de situatie niet bevredigend. Zie 3.10. 3.10. Gezien de eis om culturele activiteiten in het kasteel te organiseren is de eigenaar niet in staat om genoeg inkomsten te genereren om de lopende kosten (onderhoud, personeel etc.) te dekken. 3.10.1. Momenteel wordt onderzocht of een opheffing van de eis om tachtig procent van het kasteel voor culturele evenementen te voorzien mogelijk is. Men denkt namelijk dat een uitbreiding van het hotelgedeelte van twintig procent naar veertig procent de rentabiliteit zal optimaliseren. 3.10.2. Opgemerkt moet worden dat de eigenaar van het kasteel zichzelf geen loon uitkeert voor zijn fulltimebaan als manager van het hotel en cultuurhuis. Wanneer ook deze kosten meegerekend zouden worden, wordt een rendabele uitbating van het kasteel geheel onmogelijk.
Boetzelaer (1746)
1997
Actuele situatie
Deutschordenkommende Siersdorf Geïnterviewde: Datum:
Guido von Bueren 18 oktober 2011
1. VOOR WOII 1.1. De Commanderij Siersdorf (of Zeestorff) was een commanderij van de Duitse Orde en onderhorig aan de landcommanderij Alden Biesen. Ernstig beschadigd in 1543 bij de 76
derde Gelderse successieoorlog, liet landcommandeur Heinrich von Reuschenberg het gebouw vanaf 1578 in renaissancestijl restaureren. 1.2. Zie einde van Siersdorf interview. 2. TIJDENS WOII 2.1. In november 1944 werd het gebouw grotendeels verwoest door artillerievuur. 2.2. Toen in 1938 de mijn Emil Mayrisch in Siersdorf aangelegd werd door de EschweilerBergwerksverein was de toenmalige eigenaar van de Commanderij Siersdorf, de familie Heusch, genoodzaakt om grote delen van het landgoed te verkopen, enkel het eigenlijke herenhuis bleef eigendom van de familie. De EBV verwierf tevens de ‘Wirtschaftsgebaeude’, deze worden verpacht aan een boer die het land rondom de gebouwen bewerkt. 2.3. Nadat het huis in de jaren ’20 gerestaureerd was, werd het gebouw helaas in november 1944 verwoest door de Amerikaans artillerievuur. Ook het gerestaureerde interieur ging volledig verloren. 2.4. Nee. 3. NA WOII 3.1. Nee. Door het inbouwen van twee betonnen vloeren direct na de oorlog kon de ruïne gered worden. Het uit elkaar vallen van het metselwerk werd zo voorkomen. 3.2. Het feit dat de Commanderij Siersdorf vandaag in bezit is van 24 erfgenamen, en de landerijen rondom, inclusief ‘Wirtschaftsgebaeude’, nog steeds eigendom zijn van de EBV, maakt een herbestemming of reconstructie vrijwel onmogelijk. De stichting ‘Förderverein Kommende Siersdorf e.V.’ streeft sinds een aantal jaren naar een behoud van het gebouw en een nieuw ‘denkmalgerecht’ gebruik. 3.2.1. Actueel ligt een plan voor om de ruïne te consolideren. De kosten bedragen ongeveer 500.000 Euro. Problematisch is dat de kosten door alle erfgenamen goedgekeurd en gedragen moeten worden. 3.3. Zoals eerder aangegeven werden kort na de Tweede Wereldoorlog twee betonnen vloeren in het gebouw geplaatst om het geheel als ruïne te behouden. Het spreekt voor zich dat verder verval hierdoor enkel vertraagd, maar niet tegengehouden kon worden. Actueel ligt een plan voor om het gebouw te consolideren. 3.4. Door de eigenaar, de familie Heusch, werd het gebouw kort na de Tweede Wereldoorlog ‘gered’. De stichting ‘Förderverein Kommende Siersdorf e.V.’ will samen met de erfgenamen de Commanderij consolideren. De gesprekken verlopen echter zeer moeizaam. (‘Die Eigentümer verstehen nicht, dass Sie erst Geld investieren müssen bevor sie Geld verdienen können. Im Grunde genommen ist das Schloss heute minus 500.000 Euro wert‘. 3.5. Uitgangspunt kort na de Tweede Wereldoorlog was het redden van de ruïne. Actueel wordt een consolidatie nagestreefd. 3.6. – 3.7. – 3.8. €500.000 voor de consolidatie van het gebouw. Uiteraard kunnen subsidies aangevraagd worden, de stichting kan gedeeltelijk bijspringen maar een groot deel moet door de 24 erfgenamen bekostigd worden. 3.9. – 3.10. Geen exploitatie.
77
Deutschordenkommende Siersdorf (1900)
Actuele situatie exterieur
Actuele situatie interieur
Burg Empel Geïnterviewde: Datum:
Tina Oostendorp en Peter Landers 15 november 2011
1. VOOR WOII 1.1. Huis Empel werd voor het eerst genoemd in 1240 als eigendom van de ridder Bernard von Rees. 1.2. Nee. 2. TIJDENS WOII 2.1. Tijdens de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog verviel het kasteel tot ruïne. 2.2. Sinds 1923 was Empel in eigendom van Alfons Böcker. 2.3. ‘Im Zweiten Weltkrieg fast völlig zerstört. Erhalten sind Reste des Rundturmes sowie das Portal‘. 2.4. Nee. 3. NA WOII 3.1. Kort na de Tweede Wereldoorlog werd een gedeeltelijke reconstructie op 100.000 DM geraamd. De eigenaar had echter niet genoeg geld en besloot om het kasteel verder te laten vervallen. Pas in 2000 werd de kasteelruïne verkocht aan particulier Peter Landers. 3.2. Aanvankelijk had Peter Landers de ambitie om het kasteel te reconstrueren. ‘Meine ExFrau wollte etwas besonders’. Als snel werd duidelijk dat een reconstructie financieel niet haalbaar was. De wens om het kasteel ooit zelf te bewonen kon niet gerealiseerd worden. ‘Es fehlte die Kohle’. 3.3. Omdat een reconstructie financieel onmogelijk was en is werd samen met de Denkmalpflege besloten om de ruïne te consolideren. 3.4. De eigenaar Peter Landers samen met de stad Rees en een vereniging uit de nabije omgeving. 3.5. Doelstelling is verder verval tegen te gaan. 3.6. De werkzaamheden zijn noch niet beëindigd. 3.7. – 3.8. ‘Die Kosten sind mit €120.000 veranschlagt und werden von der Stadt Rees sowie dem Eigentümer und dem Denkmalamt getragen‘. €30.000 wordt betaald door de stad, €60.000 door de Denkmalschutz en €30.000 moet de eigenaar zelf investeren in de consolidatie van de ruïne. 78
3.9. De investering kan wellicht nooit terugverdiend worden. Financieel gezien is deze consolidatie niet rendabel. De ruïne is niet vrij toegankelijk. Enkele keren per jaar wordt een rondleiding georganiseerd. Gezien het feit dat de werkzaamheden nog niet afgerond zijn is het moeilijk om aan te geven of de consolidatie bouwtechnisch duurzaam is. Het spreekt voor zich dat voordurend onderhoud nodig zal zijn en dat een grootscheepse consolidatie binnen 30-40 jaren opnieuw gedaan zal moeten worden. 3.10. –
Burg Empel (2006)
Actuele situatie
Burg Frankenburg Geïnterviewde: Datum:
Ingo Kluseuman 12 oktober 2011
1. VOOR WOII 1.1. Kasteel Frankenberg in Aken ligt op loopafstand van het stadscentrum. Het kasteel is een burcht uit de 13de eeuw. 1.2. Zie einde van Frankenburg interview. 2. TIJDENS WOII 2.1. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden het dak en de muren van de burcht zwaar beschadigd. Het gebouw verviel tot ruïne en de toenmalige eigenaar (naam niet bekend) was genoodzaakt om het gebouw te verkopen aan de stad Aken. 2.2. 2.3. Grote schade aan het dak en de muren. 2.4. Nee. 3. NA WOII 3.1. Na de Tweede wereldoorlog werd de burcht gerestaureerd om verder verval tegen te werken en een inrichting van het gebouw als Dienst voor Arbeidsbemiddeling mogelijk te maken. 3.2. De burcht werd gerestaureerd om verder verval tegen te gaan en om als huisvesting te kunnen dienen van de Dienst voor Arbeidsbemiddeling. 3.3. Het gebouw werd in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog gerestaureerd vanwege de hoge nood aan een nieuwe Dienst voor Arbeidsbemiddeling. 3.4. De Stad Aken. 3.5. Uitgangspunt tijdens de reconstructie was om verder verval van de burcht tegen te gaan en het geschikt te maken voor de Dienst voor Arbeidsbemiddeling. 79
3.6. Reeds in 1947 waren de doelstellingen gerealiseerd en de Dienst voor Arbeidsbemiddeling kon haar intrek nemen. In 1961 verhuisde de Dienst voor Arbeidsbemiddeling opnieuw en de burcht werd ingericht als Heimatmuseum. Vanwege een tekort aan bezoekers en de hierdoor ontstane moeizame exploitatie werd het museum, 50 jaar na de opening, in september 2010 gesloten. 3.7. De stad Aken is nog steeds eigenaar van de burcht en zoekt naar een nieuwe exploitatie. Onderzoek heeft uitgewezen dat een lucratieve oplossing niet bestaat. De stad heeft daarom de vereniging Frankenbu(e)rger gevraagd om een plan met de burcht als Bürger- und Kulturzentrum inclusief café / restaurant en conferentiezalen uit te werken. 3.8. Cijfermatig is weinig informatie voorhanden. Met de exploitatie van de burcht als museum kon niet genoeg omzet gegenereerd worden om in het onderhoud van het gebouw te voorzien. Vermoed wordt dat ook de toekomstige bestemming van de burcht als Bürger- und Kulturzentrum niet genoeg omzet zal genereren. De stad blijft daarom eigenaar van de burcht en staat in voor het nodige onderhoud aan het gebouw. Het Bürger- und Kulturzentrum wordt zelfvoorzienend en huurt het gebouw voor een symbolisch bedrag van één Euro. Doelstelling is om genoeg inkomsten te genereren om lopende kosten als (personeel etc.) te kunnen dekken. De kosten van ongeveer €800.000 voor de verbouwing van het kasteel tot Bürger- und Kulturzentrum moeten door de vereniging zelf gedragen worden. Hiervoor werden subsidies aangevraagd. 3.9. – 3.10. Zoals eerder werd aangegeven kan de exploitatie niet als rendabel omschreven worden. Door de exploitatie als museum kon het bouwkundige behoud van de burcht niet gegarandeerd worden. Ook door de herbestemming van het kasteel tot Bürger- und Kulturzentrum zal de exploitatierentabiliteit hoogstwaarschijnlijk niet wezenlijk beter worden.
Tweede helft 19de eeuw
Frankenburg tegenwoordig
Schloss Hertefeld Geïnterviewde: Datum:
Graf zu Eulenburg 26 oktober 2011
Het kasteel ligt in Weeze in de Duitse regio "Niederrhein", enkele kilometers over de Limburgse grens. In zijn bewogen geschiedenis werd het veelvuldig verbouwd, en in 1945 door
80
oorlogshandelingen verwoest, in 1995 als ruïne geconsolideerd en vanaf 2004 gedeeltelijk wederopgebouwd. 1. VOOR WOII 1.1. 14de-eeuws kasteel. ‘1322 findet das Haus Hertefeld erstmals als Rittersitz Erwähnung. Es liegt jedoch nahe, dass die Familie gleichen Namens schon wesentlich länger dort ansässig war, denn bereits 1179 wird ein Theodoricus de Hertevelde urkundlich genannt‘. 1.2. Nee. 2. TIJDENS WOII 2.1. Tijdens de laatste weken van de Tweede Wereldoorlog brandde het kasteel uit en werd het waardevolle gebouw uit de 14de eeuw volledig verwoest. 2.2. Sinds eeuwen is het kasteel in handen van dezelfde familie. 2.3. ‘In den letzten Wochen des Zweiten Weltkriegs brannte das Schloss vollständig aus. Auch die Rentei wurde stark beschädigt, konnte aber 1946 durch Fürst Friedrich-Wend wieder bewohnbar gemacht werden‘. 2.4. Nee. 3. NA WOII 3.1. Aanvankelijk werd het kasteel an sich niet gerestaureerd. Pas na een erfenis begon de zoon, Graf zu Eulenburg, plannen te ontwikkelen om het kasteel peu á peu te reconstrueren en te herbestemmen tot ‘bed and breakfast’. De vroegere Rentai dient als woning voor de eigenaar en zijn familie. 3.2. Het kasteel is sinds eeuwen eigendom van de familie. Heropbouw is daarom in eerste instantie een emotionele keuze. Deze ‘emotionele’ keuze wordt echter gelegitimeerd door een doordacht, economisch businessplan. ‘Mein Ziel ist das es wieder steht‘. ‘Ich will wirtschaftliche Ideen umsetzen’). 3.3. In 1995 als ruïne geconsolideerd en vanaf 2004 gedeeltelijk heropgebouwd. 3.3.1.‘Von 1998 bis 2006 erfolgte eine schrittweise Restaurierung der Anlage. Einer Idee aus dem Jahre 1947 folgend, wurde die verbliebene Bausubstanz der Schlossruine im Zuge einer Mustersicherung untersucht und zum Teil wiederaufgebaut. Sowohl der Mitteltrakt des Gebäudes als auch der historische Hauptturm wurden wiedererrichtet. Letzter erhielt im April 2005 in Anlehnung an eine Zeichnung Jan de Beijers von 1734 die Nachbildung seiner barocken Haube zurück, die aus gut zehn Tonnen Eichenholz gezimmert worden war, und gleichzeitig eine 280 Kilo schwere Bronzeglocke‘. 3.4. De eigenaar Graf zu Eulenburg. 3.5. Zie 3.1. Gezien de enorme kosten stelde De eigenaar Graf zu Eulenburg een prioriteitenlijst op. Het afwegen van welke acties het dringendst nodig zijn maakt de werkzaamheden en de kosten overzichtelijker. Vandaag de dag is Hertefeld deels ruïne en deel hersteld. De mogelijkheid om ook de resterende ruïneuze delen van de kastelen te reconstrueren blijft bestaan. 3.6. Ja. De eigenaar geeft aan bijzonder tevreden te zijn met het resultaat. 3.7. De eigenaar Graf zu Eulenburg. 3.8. – 3.9. Volgens de eigenaar is het kasteel / de kasteelruïne bijzonder duurzaam. Bouwtechnisch zijn de gereconstrueerde delen in een goede toestand. Het feit dat geen informatie over het interieur van het kasteel bestond maakte een ‘vrije’ reconstructie 81
mogelijk. Economisch gezien kan Hertefeld wellicht als meest rendabel van alle bezochte kastelen omschreven worden. Maar ook hier moet opgemerkt worden dat de eigenaar zichzelf geen loon uitbetaalt. (‘1000 Anfragen pro Jahr, 30-50 Hochzeiten pro Jahr’). Het maatschappelijk draagvlak is groot. De basis hiervoor heeft de eigenaar zelf gelegd door bedrijven en arbeidskrachten uit de nabije omgeving bij de reconstructie en consolidatie te betrekken. ‘Dorf und Burg leben von einander’. ‘Die Leute sinds Stolz: Arbeiten an Schloss Hertefeld als Referenz‘.) 3.10. Zie 3.9. Ja en neen. De eigenaar geeft aan dat kasteel(ruïne) Hertefeld rentabel is. Wel merkt hij op dat hij zichzelf geen loon uitbetaalt.
1998 (?)
Actuele situatie
Haus Kambach Geïnterviewde: Datum:
Hermann Fidelis Thywissen 21 oktober 2011
1. VOOR WOII 1.1. De precieze oorsprong van Haus Kambach ligt verborgen onder de mist van de geschiedenis. In 1463 werd Haus Kambach voor het eerst genoemd. 1.1.1. Haus Kambach is een eenvoudig barok kasteeltje in Kinzweiler bij Eschweiler. Als eerste gebouw in de stad werd het in 1982 op de monumentenlijst geplaatst. Sinds 1992 wordt het gebruikt als woning, restaurant en golfclubhuis. 1.2. Zie einde van Kambach interview. 2. TIJDENS WOII 2.1. Door bombardementen tijdens de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog werd het kasteel zwaar beschadigd. 2.2. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was erfgemeenschap familie Rei eigenaar van het kasteel. 2.3. De daken van het kasteel waren volledig verwoest. Muren (vooral aan de voorkant) waren beschadigd. Interieur volledig verwoest. Ruïneuze toestand. 2.4. Nee. 3. NA WOII 3.1. Het gehele kasteel werd gereconstrueerd en gerestaureerd. De eerste werkzaamheden voor 1950 waren zeer ‘notdürftig’. Tijdens de jaren ’60 kon de restauratie echter met hulp van de Denkmalschutz geoptimaliseerd worden. 82
3.2. Doelstelling tijdens de reconstructie meteen na de oorlog was het opnieuw bewoonbaar maken van de ruïne. (‘Wieder auf eigenen Beinen stehen’.) 3.3. 1945 en opnieuw tijdens de jaren ’60. 3.4. Erfgemeenschap familie Rei. 3.5. Zie 3.2. 3.6. Ja. Kort na de Tweede Wereldoorlog was het kasteel opnieuw bewoonbaar en de gebouwen rondom konden verpacht worden aan boeren. 3.7. In 1970 komt het kasteel in haden van Hermann Fidelis Thywissen. Om de rentabiliteit van het kasteel en de gebouwen rondom te optimaliseren wordt het geheel herbestemd tot golfclub met restaurant. 3.8. – 3.9. Vandaag de dag is tachtig procent van het kasteel authentiek gerestaureerd. De lopende kosten zijn echter enorm. Volgend jaar moet het dak hersteld / vervangen worden. De kosten hiervoor bedragen €500.000. De kosten kunnen gedeeltelijk gedragen worden door de exploitatie, verder werden subsidies aangevraagd en hoogstwaarschijnlijk moet de eigenaar zelf een groot deel van de kosten dragen. (‘Andere hängen sich Kunst an die Wand, ich investiere in Haus Kambach’.) 3.10. De rentabiliteit is bijzonder hoog. (Geluk met ligging en de mogelijkheid om het geheel als golfclub te exploiteren.) Dit betekent echter niet dat de inkomsten gelijk zijn aan de uitgaven. (‘Rentabilität der Nutzung ist ok’.) De onderhoudskosten aan het kasteel zijn enorm.
Haus Kambach in 1910
Haus Kambach tegenwoordig
Schloss Leerodt Geïnterviewde: Datum:
Freiherr von Wrede 20 oktober 2011
1. VOOR WOII 1.1. Kasteel Leerdot werd voor het eerst genoemd in 1354 en is sinds de 14de eeuw in eigendom van de adellijke familie Leerdot. Volgens verschillende bronnen behoorde Leerodt tot de mooiste kastelen, in de stijl van de Nederlandse Renaissance, aan de Niederrhein. 1.2. Zie einde van Leerodt interview. 2. TIJDENS WOII
83
2.1. ‘Während den Kämpfen an der Rurfront am Ende des zweiten Weltkrieges befand sich dort ein Notlazarett der US-Armee‘. 2.2. Begin 1900 kwam ket kasteel door een erfenis in handen van Freiherr Georg Schütz von Leerodt. 2.3. Zoals alle gebouwen in de nabije omgeving werd ook het kasteel verdedigd. Echter zonder resultaat. Na de inrichting als ‘Lazarett’ tijdens de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog werd echter de gehele inrichting verwoest of gestolen, en het gebouw verviel door bombardementen tot ruïne. ‘Der Wohnflügel des Herrenhauses bis auf die Umfassungsmauern zerstört, ein Teil des Mauerwerks eingestürzt. Die Hälfte des W-Flügels zerstört, der Rest schwer beschädigt und baufällig. Im Mauerwerk des Torbaus der Vorburg leichter Trefferschaden, die Dachdeckung zerstört, das Gebälk beschädigt. Vom nördlichen Wirtschaftsflügel nur die Umfassungsmauern erhalten. Giebel und Dach des W-Flügels beschädigt. Im S-Flügel und im Verwalterhaus schwere Dachschäden und leichte Schäden im Mauerwerk‘. 2.4. Nee. 3. NA WOII 3.1. Het kasteel zelf werd nooit heropgebouwd. De eigenaar had niet de ambitie om hier opnieuw te komen wonen en verbleef de rest van zijn leven bij vrienden. Wel werden de gebouwen rondom het kasteel hersteld om economische redenen. Door het verpachten aan boeren konden immers inkomsten gegenereerd worden. Voor de reconstructie van het kasteel had men geen geld. 3.2. Zie 3.1. 3.3. Zie 3.1. De boerderij etc. werd kort na de Tweede Wereldoorlog hersteld. (Hiervoor werden stenen uit de kasteelruïne gebruikt). Ook tijdens latere werkzaamheden (het herbestemmen van een deel van de boerderij tot woning) werden opnieuw stenen uit de kasteelruïne gehaald- uiteraard zonder toestemming van de Denkmalschutz. 3.4. Zie 3.1. 3.5. Zie 3.1. 3.6. Ja. 3.7. Vandaag zijn de kasteelruïne en de gebouwen rondom in bezit van de familie von Wrede. Zij wonen en werken hier als boeren. 3.7.1.Een zoektocht naar mogelijke investeerders voor de kasteelruïne bleef zonder succes. 3.7.2.De ambitie / wens van de huidige eigenaar om het kasteel opnieuw gedeeltelijk als woning in te richten werd door de Denkmalschutz afgekeurd. 3.8. – 3.9. Tot vandaag is de kasteelruïne niet geconsolideerd. Wanneer nodig worden ‘Notsicherungen’ uitgevoerd om de omwonenden te beschermen. Verder wordt de ruïne enkele keren per jaar voor feesten, evenementen etc. verhuurd. De inkomsten (circa €500 per avond) wegen uiteraard niet op tegen de kosten om de kasteelruïne in stand te houden. 3.10. –
84
Schloss Leerodt (1887)
Schloss Leerodt (1987)
Actuele situatie
Schloss Moyland Geïnterviewde: Datum:
Julia Reifenrath 26 oktober 2011
Slot Moyland is een kasteel in de gemeente Bedburg-Hau nabij Kleef in Duitsland. Het ligt in het dorp Till-Moyland. Het waterslot is als kunstmuseum opengesteld voor het publiek. De tentoonstellingshal in de nieuwe voorburg wordt gebruikt voor wisselende exposities van hedendaagse kunst en behoort tot de grootste in Noordrijn-Westfalen. Het museum behoort tot het Duits-Nederlandse samenwerkingsverband Crossart. 1. VOOR WOII 1.1. 'Moyland' wordt voor het eerst genoemd in een historisch document uit 1307. Frederik I van Pruisen gebruikte het slot voor afspraakjes met Katharina Ryckers, een 17-jarig meisje uit Emmerik. In 1740 ontmoette zijn kleinzoon Frederik de Grote hier voor de eerste maal Voltaire. Rond 1860 werd het slot aangepast en kreeg het een neogotisch uiterlijk. Het kasteel behoorde sinds die tijd toe aan de familie Steengracht van Moyland. 1.2. Zie einde van Moyland interview. 2. TIJDENS WOII 2.1. Het slot raakte op het eind van de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd, en het duurde lange tijd voordat er een oplossing gevonden werd om de ruïne weer op te bouwen. 2.1.1.Op 11 juni 1990 werd de Stiftung Schloss Moyland opgericht door de deelstaat Noordrijn-Westfalen, de gebroeders Van der Grinten en de familie Von Steengracht. Een herbstemming tot museum kon (eindelijk) beginnen. 2.2. De familie Steengracht van Moyland. 2.3. Zie afbeeldingen. Het kasteel was bijzonder zwaar beschadigd en in ruïneuze toestand. De Tweede Wereldoorlog was rampzalig voor kasteel Moyland. In deze streek werd eind 1944, begin 1945, fel gevochten en ook kasteel Moyland werd hiervan het slachtoffer. Mede door roof en vandalisme ging het gehele interieur verloren en het kasteel werd een ruïne. Pas in 1954 werden vitale delen provisorisch afgedekt, maar – mede door een brand – schreed het verval toch verder voort. Er waren genoeg ideeën om het slot te redden, maar geen was realistisch genoeg om uitgevoerd te worden. 2.3.1.Anno 1987 was vijftig procent van de schade het gevolg van de oorlog en vijftig procent van vandalisme.. 85
2.4. Zie einde van Moyland interview. 3. NA WOII 3.1. Zoals eerder aangegeven duurde het lange tijd eer een oplossing voor de ruïne gevonden werd. Op 11 juni 1990 werd de Stiftung Schloss Moyland opgericht door de deelstaat Noordrijn-Westfalen, de gebroeders Van der Grinten en de familie Von Steengracht. 3.1.1.Museum Schloss Moyland, Sammlung Van der Grinten, Joseph Beuys Archiv des Landes NRW werd in 1997 geopend na een grondige restauratie en herinrichting, die door deelstaat, regio en gemeente gecofinancierd werd. 3.2. De Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen, de gebroeders Van der Grinten en de familie Von Steengracht wilden het kasteel reconstrueren en herbestemmen tot museum. ‘Ablesbarkeit der Geschichte zweitrangig’ (het herstellen van het kasteel an sich had geen prioriteit… de realisatie van een museum stond voorop). 3.3. In 1987 begonnen de eerste voorbereidende werkzaamheden tot herstel van het kasteel. In 1997 kon het kasteel voor het eerst voor het publiek worden opengesteld. 3.4. De Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen, de gebroeders Van der Grinten en de familie Von Steengracht. 3.5. De gebroeders Van der Grinten hebben waarschijnlijk ten slotte het kasteel Moyland gered. Vanaf het einde van de Tweede Wereldoorlog hebben zij kunst verzameld. In een vakantie fietste één van de broers naar Parijs, waar hij al zijn geld, en dat van zijn broer, in moderne kunst stak. Hij kwam thuis met tekeningen van Chagall, Picasso, Goya en andere, nu grote namen. Die eerste verworven kunst werd door de jonge broers in het ouderlijk huis tentoongesteld. De broers slaagden er in om een enorme hoeveelheid kunst bij elkaar te brengen, het merendeel van de hand van Joseph Beuys, een zeer bekende Rijnlandse kunstenaar. Maar ook van andere kunstenaars uit het Rijnland hebben ze vele stukken verzameld. Zij stelden het bestuur van het land RheinlandWestfalen voor om kasteel Moyland te restaureren en geschikt te maken voor het aan het publiek tonen van de door hen verworven kunstschatten. 3.6. Ja. 3.7. Stiftung Schloss Moyland. 3.8. 61-65 miljoen DM (Kreis Kleve 4,1 miljoen DM, NRW 54 miljoen DM en de gemeente Bedburg-Hau 1,4 miljoen DM). 3.9. Het kasteel werd gereconstrueerd. Bij een bezoek aan het herbestemde gebouw wordt snel duidelijk dat een authentieke herbestemming onmogelijk was omwille van de nieuwe bestemming als museum. Strakke witte muren laten de museumbezoeker vergeten dat hij door een kasteel wandelt. Bijzonder goed en authentiek hersteld is het exterieur. 3.9.1.Jaarlijkse kosten aan het museum inclusief bouwkundige onderhoud bedragen gemiddeld €3 miljoen. Tachtig procent hiervan wordt door de deelstaat NRW gesubsidieerd. 3.10. Het herbestemde kasteel Moyland kan niet als rendabel omschreven worden. Er worden niet genoeg inkomsten gegenereerd om de grote uitgaven te dekken.
86
1860
Schloss Moyland (1945)
Actueel
Burg Nideggen Geïnterviewde: Datum:
Luizia Schlösser 5 oktober 2011
1. VOOR WOII 1.1. De ruïne van burcht Nideggen is een hoogteburcht in de stad Nideggen in de Duitse Kreis Düren in de deelstaat Noordrijn-Westfalen. De rechthoekige hoogteburcht was de zetel van de machtige graven en hertogen van Gulik en werd in 1177 gebouwd door Wilhelm II en had in de middeleeuwen de reputatie van onneembaar. Ze ligt bovenop een hoge rots en kijkt aan verschillende kanten uit op het omliggende dal. 1.2. Nee. 2. TIJDENS WOII 2.1. Tijdens de Tweede Wereldoorlog schuilden Duitse soldaten in de burcht, die door de geallieerden werden aangevallen. 2.2. Ze was in het bezit van Kreis Düren. 2.3. Zoals afbeeldingen tonen werd de burcht zeer zwaar beschadigd. Enkel muurresten van Haupttor, Bergfried, Palas, Westturm etc. bleven overeind. 2.4. Zie einde van Nideggen interview. 3. NA WOII 3.1. Pas in de jaren ‘50 begon men met de reconstructie. Allereerst werd de Romaanse parochiekerk gerestaureerd. Toen die hersteld was, werd de burchttoren in zijn oorspronkelijke vorm hersteld. Ook de Burggaststätte werd heropgebouwd. 3.2. Zowel de eigenaar van de burcht, de Kreis Dueren, als de bewoners van Nideggen wilden de burcht heropbouwen. Omdat er niet genoeg geld was om de Palas te herstellen werd deze enkel geconsolideerd. De rest van de burcht werd heropgebouwd. Men begon met het hergebruiken van het puin om de burcht te herstellen maar moest al snel overgaan naar een alternatief omdat het puin niet toereikend bleek te zijn. De Kreis Düren koos bewust om stenen uit de groeven in de omgeving te gebruiken (hier kwam immers ook de originele steen vandaan). 3.3. Men begon met de reconstructie in de jaren ‘50. Consolidatie is een proces dat nooit afgelopen is en daarom tot vandaag zeer veel geld kost. In 2010 moesten o.a. de voegen van het Palas hersteld worden. Een langdurige, zeer ingewikkelde en daardoor zeer dure maar noodzakelijke actie. 87
3.3.1.Omwille van een tekort aan financiële middelen werden niet alle delen van het kasteel optimaal hersteld en dus niet in de oorspronkelijke staat teruggebracht. Ook veiligheidsredenen speelden een rol bij het laatste. 3.4. De Kreis Düren, het Land NRW, de Kulturstiftung des Landes en de Landschaftsverband. 3.5. Doelstelling was om zo veel mogelijk te herstellen en terug in de oude staat te brengen 3.6. Ja, de plannen werden gerealiseerd. Zo veel mogelijk werd heropgebouwd. Het Palas werd geconsolideerd en tegen verder verval beschermd. 3.7. De Kreis Düren en verder het Burgmuseum en de Burggaststätte. 3.8. Geen cijfers bekend. Kosten en baten zijn niet gelijk. Via het museum, het restaurant en verschillende activiteiten worden inkomsten gegenereerd. Deze wegen echter niet op tegen de enorme kosten om de ruïneuze delen steeds opnieuw te consolideren. 3.9. De reconstructie was in alle opzichten een succes. Bouwkundig is de reconstructie authentiek, en op dit moment zijn er weinig onderhoudskosten. Financieel gezien was de reconstructie rendabel. De gereconstrueerde delen (museum en restaurant) genereren inkomsten. Cultuurhistorisch heeft men geprobeerd om het onderste uit de kan te halen, wat echter omwille van een gebrek aan financiën niet altijd mogelijk was. Delen van de burcht (o.a. de Palas) konden niet heropgebouwd worden in de jaren ‘50 vanwege een gebrek aan geld. Vandaag kosten de ruïneuze delen alleen maar geld (onderhoud) en generen geen directe inkomsten. Heropbouw is wenselijk maar te duur. Argument voor de wens tot heropbouw is niet het negeren van het verleden, maar de kans om de burcht opnieuw te tonen zoals een deel van de omwonende die in herinnering heeft. 3.10. De exploitatie dekt de kosten van onderhoud etc. niet. Dit is echter geen probleem vanwege het grote draagvlak bij de bevolking van Kreis Düren en Nideggen. Het museum telt 30.000 bezoekers op jaarbasis.
Burg Nideggen (1945)
Actuele situatie
Schloss Rimburg Geïnterviewde: Datum:
Juergen Klosa (via email) 12 oktober 2011
1. VOOR WOII 1.1. Kasteel Rimburg ligt net buiten het gelijknamige kerkdorp Rimburg, echter op het grondgebied van de Duitse gemeente Übach-Palenberg. Het kasteel begon in de 12de eeuw als donjon. Het werd in de loop van zijn bestaan meerdere keren verwoest en 88
kreeg zijn huidige uiterlijk pas aan het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw. In die jaren kreeg het kasteel in opdracht van de adellijke familie von Brauchitsch zijn neo-barokke façade en werd de enig overgebleven hoektoren verhoogd en van een knobbelspits voorzien. De donjon werd omgebouwd tot trappenhuis, maar steekt nog altijd uit boven het hoofdgebouw met zijn relatief lage mansardedak. Van de buitenste vestinggordel om het kasteel is nog een 13de-eeuwse toren op het kasteeleiland binnen de grachten aanwezig. 1.2. Nee. 2. TIJDENS WOII 2.1. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het kasteel bewoond door de familie Von Brauchitsch. ‘Im Zweiten Weltkrieg war Schloss Rimburg in die Verteidigungsstellungen an der Westgrenze integriert und demzufolge während des Vordringens der Alliierten auf das heutige Bundesgebiet 1944 heftig umkämpft.’ 2.2. Familie von Brauchitsch was tijdens de Tweede Wereldoorlog eigenaar van het kasteel. 2.3. Het gebouw was beschadigd maar werd niet acuut bedreigt met verval. Gezien het feit dat Amerikaanse soldaten sinds eind 1944 in het gebouw woonden kan de schade niet zeer groot geweest zijn. 2.4. Zie einde van Rimburg interview. 3. NA WOII 3.1. Het kasteel werd niet gereconstrueerd maar gerepareerd. 3.2. Het kasteel moest weer bewoonbaar gemaakt worden. 3.3. – 3.4. Het kasteel werd door Familie von Brauchitsch hersteld. 3.5. Doelstelling tijdens de herstellingen aan het kasteel was om het gebouw weer bewoonbaar te maken voor de eigenaar. 3.6. De doelen werden gerealiseerd. Het kasteel was en is opnieuw bewoonbaar. 3.7. Familie von Brauchitsch. 3.8. – 3.9. – 3.10. Gezien het feit dat het kasteel in privébezit is en niet geëxploiteerd wordt is de vraag naar de rentabiliteit irrelevant.
Schloss Rimburg (1945)
1946
89
Actuele situatie
Schloss Rurich Geïnterviewde: Datum:
Karina Bock 7 oktober 2011
1. VOOR WOII 1.1. ‘Rurich liegt, von einem schönen mit herrlichen Bäumen gezierten Park umgeben, 1½ Meile von Jülich, inmitten des wiesenreichen Roer-Thales, in lieblicher, überaus fruchtbarer Gegend. Das Gut umfasst ein Areal von über 1000 Morgen, wodurch es in dem so reich gesegneten Jülicher Lande das bedeutendste ist‘. 1.2. Zie einde van Rurich interview. 2. TIJDENS WOII 2.1. Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog, kerst 1944, werden het kasteel en de bijhorende gebouwen door bommen en granaten verwoest. De waardevolle bibliotheek met meer dan 18.000 boeken werd geplunderd. 2.1.1. Zes maanden lag het kasteel in de frontlinie. 2.2. Eigenaar van het kasteel was de familie Conzen-Schlick. 2.3. Zoals foto’s uit het jaar 1944 aantonen was het kasteel volledig verwoest. 2.4. Zie einde van Rurich interview. 3. NA WOII 3.1. De gehele ruïne werd gereconstrueerd. 3.2. De eigenaar wilde dat het kasteel zo snel mogelijk weer bewoonbaar werd. 3.3. Tot en met 1965 werd het kasteel gereconstrueerd. 3.4. Het kasteel werd door de eigenaar (tot 1960 vader Conzen-Schlick, daarna zijn zoon) heropgebouwd. Financieel werden zij ondersteund door de Landeskonservator. Al in 1965 was het kasteel opnieuw (grotendeels) bewoonbaar. 3.5. Zoals eerder aangegeven was het voornaamste doel tijdens de reconstructie het opnieuw bewoonbaar maken van het kasteel. Verder was een belangrijk doel tijdens de reconstructie om het kasteel zijn classicistisch uiterlijk terug te geven. Onder andere een toren die later bijgebouwd was werd bewust niet heropgebouwd. 3.6. De doelen en uitgangspunten konden niet helemaal gerealiseerd worden om financiële redenen. ‘Es ist Schade dass hier nicht genügend Mittel zur Verfügung stehen, denn es handelt sich bei den Bauten der Schlossanlage vornehmlich um sehr alte Baudenkmäler’. 3.7. Het kasteel wordt bewoond door Eckbrecht Reichsgraf von Drueckheim-Montmartin. 3.8. – 3.9. – 3.10. Niet van toepassing.
90
Rurich (1921)
Schloss Rurich (1944)
Actuele situatie
Burg Stolberg Geïnterviewde: Datum:
Svenja Erler (via email) 17 oktober 2011
1. VOOR WOII 1.1. Al vanaf de 12de eeuw torent Burg Stolberg boven Stolberg, een stadje net achter Aken. Dit middeleeuwse herkenningsteken van de stad met zware torens en muren werd op een machtige, boven de stad uitstekende kalksteenrots gebouwd en troont daar nog altijd. 1.2. Zie einde van Stolberg interview. 2. TIJDENS WOII 2.1. ‘Während des Zweiten Weltkriegs wurde die Burg nur leicht beschädigt, doch es gab Bestrebungen, die Anlage abzureißen und ihre Steine zum Wiederaufbau der zahlreich zerstörten Stolberger Wohngebäude oder zur Baukalkgewinnung verwenden‘. 2.2. Reeds in 1909 werd de burcht aan de Stad Stolberg geschonken. 2.3. Door bombardementen werd Burg Stolberg tijdens de Tweede Wereldoorlog beschadigd. De schade an sich was beperkt maar de bedreiging des te groter omdat de bevolking van Stolberg het gebouw wilde afbreken om de stenen te kunnen gebruiken voor de heropbouw van het stadje. 2.4. Nee. 3. NA WOII 3.1. Reeds in 1951 was de gehele burcht hersteld. 3.2. Bescherming tegen vandalisme en verder verval. 3.3. ‘Erste Sicherungsmaßnahmen von Seiten der Stadt erfolgten 1949’. 3.4. De stad Stolberg begon met de restauratie van de burcht en werd sinds 1951 ondersteund door de Stolberger Burgverein. 3.5. ‘Am 11. November 1951 begannen erste Um- und Rückbauarbeiten, die bis 1953 andauerten und eine Erhaltung der Bausubstanz gewährleisteten. Dabei wurden die späthistoristischen Bauelemente zum Teil entfernt. Die Verantwortlichen entschlossen sich, die Arbeiten an der Burg darauf abzielen zu lassen, einen ähnlichen Bauzustand wie seinerzeit unter Hieronymus von Efferen herzustellen. Das Gebäude sollte daher von übertriebenem und allzu sehr störendem Zierrat bereinigt werden. Der
91
"romantisierende Historismus" von Moritz Kraus wurde gegen einen "wissenschaftlichen Historismus" ersetzt‘. 3.5.1.Het indrukwekkende gebouw omvat nu verschillende voorzieningen: in de ridderzaal worden klassieke stukken opgevoerd en lezingen gehouden, in de burchtgalerij vinden wisseltentoonstellingen plaats en de in de ‘Kemenate’ (de vrouwenvertrekken) worden huwelijken ingezegend. 3.6. Ja. 3.7. Stad Stolberg. 3.8. De kosten voor de reconstructie en restauratie tussen 1945 en 1987 bedroegen 2,3 miljoen DM en konden nooit terugverdiend worden. 3.9. Gezien de centrale ligging van Burg Stolberg in de stad en zijn functie als landmark voor bewoners en toeristen kent het kasteel een bijzonder groot draagvlak. Wat betreft de cultuurhistorische waarde(n) van het kasteel kan worden verwezen naar 3.5. Financieel gezien zijn de onderhoudskosten van het kasteel hoger dan de directe inkomsten. Gezien het grote draagvlak bij de bevolking is dit echter geen probleem. Indirecte inkomsten kunnen niet becijferd worden (gastronomie in de directe omgeving van Burg Stolberg etc.). 3.10. Zie 3.8. Ook nu wegen de geringe inkomsten niet op tegen de onderhoudskosten.
Burg Stolberg in 1906
Burg Stolberg tegenwoordig
92
Bibliografie 1. Bakker, Mariëlle. Vernietiging en wederopbouw: Nederlandse kastelen en buitenplaatsen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Wijk bij Duurstede : Nederlandse Kastelenstichting, 2011. 2. Margry, Karel, [ed.]. Operation Market-Garden: Then and Now. London : Battle of Britain International Ltd., 2002. Vol. 2. 3. Vogelzang, Fred. Bommen en granaten: De Nederlandse kastelen en historische buitenplaatsen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Kasteelkatern. 34, 2011, Vol. 13, Nederlandse Kastelenstichting, pp. 11-15. 4. Purmer, Michiel. Kasteelruïnes in Nederland: ligging en functie in het Nederlandse landschap. Universiteit Utrecht. Utrecht : sn, 1997. Scriptie. 5. Peters, Heinz. Die Baudenkmäler im Nord-Rheinland: Kriegsschäden und Wiederaufbau. Kevelaer : Butzon & Bercker Verlag, 1951. 6. Bierens de Haan, J.C. en Jas, J.R. Geldersche Kasteelen: Tot defensie en eene plaissante wooninge. Zwolle : Waanders Uitgevers, 2000. 7. Meulen, Froukje van der. Kastelen in Oorlogstijd: De presentatie van de Tweede Wereldoorlog op Nederlandse kastelen, buitenplaatsen en landhuizen. Kasteelkatern. 2011, Vol. 13, 31. 8. Magirius, Heinrich. Rekonstruktion in der Denkmalpflege. [Online] s.a. [Citaat van: 18 december 2011.] http://www.randomhouse.de/content/attachment/webarticle/rekonstruktion_aufsatz_148154 _19660.pdf. 9. Gesetz zum Schutz und zur Pflege der Denkmäler im Lande Nordrhein-Westfalen. Ministerium für Inneres und Kommunales des Landes Nordrhein-Westfalen. [Online] 11 maart 1980. [Citaat van: 21 december 2011.] https://recht.nrw.de/lmi/owa/br_bes_text?anw_nr=2&gld_nr=2&ugl_nr=224&bes_id=4488&me nu=1&sg=0&aufgehoben=N&keyword=denkm%E4ler#det0. 10. Bueren, Guido von. Interview over Kommende Siersdorf. [interv.] S. Gerards. 18 oktober 2011. 11. Hupperetz, Wim, Olde Meierink, Ben en Rommes, Ronald, [red.]. Kastelen in Limburg: Burchten en Landhuizen (1000-1800). Utrecht : Uitgeverij Matrijs, 2005. 12. Viersen, Andre. Kasteel Bleyenbeek. sl : Nederlandse Kastelenstichting, 1990, Vol. III, pp. 153-167. 13. Latzel, Sebastian. Empel Filmpremiere. Rheinische Post. 26 oktober 2007, p. 5. 14. Stichting Wederopbouw Kasteel Asten. Consolidatie en Restauratie van de Kasteel-Ruïne van Asten. Asten : Stichting Wederopbouw Kasteel Asten, 1991. 15. Raadsvoorstel: Documentnummer 1894/2011/20503. Panningen : Gemeente Peel en Maas, 13 september 2011. 93
16. [Online] http://www.peelenmaas.nl/index.php?mediumid=9&pagid=91&stukid=16015. 17. Ruïne Kessel wordt Kasteel de Keverberg. Peel en Maas Dichtbij. [Online] 15 september 2011. [Citaat van: 3 oktober 2011.] http://peelenmaas.dichtbij.nl/regio/ru%C3%AFne-kessel-wordtkasteel-keverberg. 18. Kessel - herbouw/renovatie kasteel de Keverberg. Gemeente Peel en Maas. [Online] [Citaat van: 19 oktober 2011.] http://www.peelenmaas.nl/index.php?simaction=content&mediumid=11&pagid=3525. 19. Subsidie voor herstel kasteel Geijsteren. Van den Munckhof BV. [Online] 15 januari 2009. [Citaat van: 20 oktober 2011.] http://www.peelenmaasonline.nl/index2.php?pid=63&sub=&ssub=&taalkeuze=1&newsid=358 0&archweek=3. 20. de Weichs de Wenne, C.W.J. Baron. Interview over Kasteel Geysteren. [interv.] R. Hollewijn. 24 oktober 2011. 21. Kasteelruïne wordt deels herbouwd. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: Projectenbank Cultuurhistorie. [Online] [Citaat van: 20 oktober 2011.] http://www.projectenbankcultuurhistorie.nl/projecten/kasteelru%C3%AFne-wordt-deelsherbouwd. 22. Restauratie kasteel Geijsteren klaar voor Floriade. Omroep Reindonk. [Online] [Citaat van: 2011 oktober 20.] http://www.reindonk.nl/nieuws/restauratie-kasteel-geijsteren-klaar-voorfloriade/s/7095. 23. Keunen, Luuk. Historie kasteel. Jongerensociëteit Walhalla. [Online] [Citaat van: 3 october 2011.] http://www.walhalla-deurne.nl/content.asp?kid=10000002. 24. —. Interview over Groot Kasteel Deurne. [interv.] R. Hollewijn. 21 oktober 2011. Via email. 25. Cultureel Centrum Kasteelruïne: Deurne, Nederland. Mecanoo Architecten. [Online] 1992. [Citaat van: 20 oktober 2011.] http://www.mecanoo.nl/Default.aspx?tabid=116&DetailId=511&pcode=A142. 26. Stensitzki, Heinz. Schloss Rurich. Heinz Stensitzki. [Online] [Citaat van: 7 oktober 2011.] http://www.h-stensitzki.de/40430.html. 27. Over de locatie: Geschiedenis [Wisch]. Mooi Gelderland. [Online] [Citaat van: 18 november 2011.] http://www.mooigelderland.nl/index.php?pageID=3281&n=&categoryID=1869&itemID=36166 4&show_history=true. 28. Doorwerth, De. Nederlandse Middeleeuwse Kastelen. [Online] [Citaat van: 25 september 2011.] http://www.kasteleninnederland.nl/kasteel21.php. 29. Over de locatie: Geschiedenis [Doorwerth]. Mooi Gelderland. [Online] [Citaat van: 15 november 2011.] http://www.mooigelderland.nl/index.php?pageID=3281&n=&categoryID=1869&itemID=36174 3&showhistory=true. 94
30. Knuijt, Marieke. Vragen over Kasteel Doorwerth. [interv.] R. Hollewijn. 28 november 2011. Via email.. 31. Dominicus-van Soest, Marleen. Zeven eeuwen bouwgeschiedenis. Cultuurwijzer. [Online] 10 augustus 2005. [Citaat van: 15 oktober 2011.] http://www.cultuurwijzer.nl/cultuurwijzer.nl/cultuurwijzer.nl/i000842.html. 32. Restauratie. Kasteel Nederhemert. [Online] [Citaat van: 29 oktober 2011.] http://www.kasteelnederhemert.nl/index.html. 33. Pallada, Harry. Interview met SATIJNplus Architecten. [interv.] R. Hollewijn en S. Gerards. 30 november 2011. 34. Herzog, Dr. Harald. Interview over kastelen en kasteelruïnes in NRW. [interv.] S. Gerards. 14 november 2011. 35. Nissen, Peter J.A. De betekenis van het verleden voor het heden. Castellogica. 1997, Vol. I, pp. 207-210. 36. Wendt, Freiherr von. Interview over Burg Boetzelaer. [interv.] S. Gerards. 23 oktober 2011. 37. Thywissen, Hermann Fidelis. Interview over Haus Kambach. [interv.] S. Gerards. 21 oktober 2011. 38. Ginkel, Michiel van. Het Ruïnegevoel: De beleving van kasteelruïnes. Kasteelkatern. 2011, Vol. 13, 34. 39. Brandhof, Jan van den. Hemmen: Historie, Landgoed, Kasteeltuin. Hemmen : Stichting Kasteeltuin Hemmen, 2004. 40. —. Interview over Kasteeltuin Hemmen. [interv.] R. Hollewijn. 8 november 2011. 41. Wat is Belvedere. Belvedere. [Online] [Citaat van: 5 januari 2012.] http://www.belvedere.nu/page.php?section=03&pID=1. 42. Project kasteellandschap Asten: oude wortels, nieuwe tradities. Belvedere. [Online] 29 augustus 2006. [Citaat van: 6 december 2011.] http://www.belvedere.nu/page.php?section=08&pID=5&mID=3&prID=319. 43. Herzog, Dr. Harald. Rheinischer Landschlösser zwischen Nutzung und Verbrauch - eine Denkmalkategorie ohne Zukunft. Burgen und Schlösser. 1991, 1. 44. Jas, J. en Tillema, M. Interview, Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen. [interv.] R. Hollewijn. 21 november 2011. 45. Winkel, Fer van de. Interview over Kasteelruïne Valkenburg. [interv.] S. Gerards en R. Hollewijn. 17 november 2011. 46. Purmer, Michiel. Het Vervallen Landschap: Kasteelruïnes in het Nederlandse landschap. Historisch Geografisch Tijdschrift. 1998, 4, pp. 197-210.
95
47. Monumentenregister. Monumentnummer: 8104 - Ammersoyen. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. [Online] [Citaat van: 18 november 2011.] http://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl. 48. Geschiedenis. Kasteel Ammersoyen. [Online] [Citaat van: 18 november 2011.] http://www.kasteel-ammersoyen.nl/. 49. Over de locatie: Geschiedenis [Ammersoyen]. Mooi Gelderland. [Online] [Citaat van: 18 november 2011.] http://www.mooigelderland.nl/index.php?pageID=3281&n=&categoryID=1895&itemID=36170 2&show_history=true. 50. Hutten. Kasteel Ammersoyen. [Online] [Citaat van: 18 november 2011.] http://www.kasteelammersoyen.nl/. 51. Kasteel Ammersoyen, multifunctioneel kasteel, klooster, fabriek, toevluchtsoord en museum. Bommelwaardgids. [Online] [Citaat van: 18 november 2011.] http://www.bommelerwaardgids.nl/streekinfo/ammerzoden/kasteel_ammersoyen.html. 52. Manders, Rinus. Interview over kasteelruïne Asten. [interv.] R. Hollewijn. Heusden, 30 September 2011. 53. Stichting SBKA. Stichting Behoud Kasteelerfgoed Asten. [Online] [Citaat van: 13 september 2011.] www.kasteelasten.nl. 54. Bommel, Lizet van. Interview over Kasteelruïne Asten. [interv.] R. Hollewijn. Via email, 15 oktober 2011. 55. Meer dan de som der delen. Stichting Behoud Kasteelerfgoed Asten. [Online] [Citaat van: 13 september 2011.] http://www.kasteelasten.nl/projecten/somderdelen.pdf. 56. Flokstra, M. Het verdwenen kasteel Blitterswijk. Castellogica. sl : Nederlandse Kastelenstichting, 1997. III, pp. 211-222. 57. Kasteelruïne Blitterswijk. Informatiebord. Blitterswijk, Limburg : Dorpsraad Blitterswijk, november 2008. 58. Sluiters, Sjaak. Interview Werkgroep Kasteelruïne Blitterswijck. [interv.] Rebecca Hollewijn. 9 october 2011. Via email. 59. Sponsoractie voor herplant linden bij ruïne. VKK Gelderland. [Online] 19 juli 2007. [Citaat van: 16 september 2011.] http://www.vkkgelderland.nl/node/439. 60. Lierop, Jannette van. Broekhuizen. Gemeente Horst aan de Maas. [Online] 30 maart 2011. [Citaat van: 11 oktober 2011.] http://www.horstaandemaas.nl/Inwoners/Onze_dorpen/Broekhuizen. 61. Derikx, Jeu. Interview over Kasteel Broekhuizen. [interv.] R. Hollewijn. 23 oktober 2011. Via email..
96
62. Kasteel Broekhuizen. Broekhuizen en Broekhuizenvorst. [Online] [Citaat van: 11 oktober 2011.] http://www.broekhuizenbroekhuizenvorst.nl/Kastelen%20en%20landhuizen/kasteel%20Broekhuizen.html#. 63. Monumentenregister. Monumentnummer: 12366. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. [Online] [Citaat van: 9 november 2011.] http://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/php/main.php. 64. Doorwerth. Kastelen in Gelderland. [Online] [Citaat van: 25 september 2011.] http://kasteleningelderland.nl/. 65. Monumentenregister. Monumentnummer: 32429 - Kasteel Doorwerth. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. [Online] [Citaat van: 15 november 2011.] monumentenregister.cultureelerfgoed.nl. 66. Het Dorpje Hemmen. Boelenham. [Online] [Citaat van: 7 november 2011.] http://www.boelenham.nl/de_historie/Het%20dorpje%20Hemmen.doc/index.html. 67. Over Landgoed Hemmen in de Betuwe. Kerkplein 10. [Online] [Citaat van: 7 november 2011.] http://www.kerkplein10.nl/restaurant/hemmen.php. 68. Beheer [Hemmen]. Kasteeltuin Hemmen. [Online] [Citaat van: 31 oktober 2011.] http://www.kasteeltuinhemmen.nl/beheer1.htm. 69. Monumentenregister. Complexnummer: 529438 [Hof te Dieren]. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. [Online] [Citaat van: 9 november 2011.] http://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/php/main.php. 70. Volker, Louis. Restauratie historische muren Hof te Dieren. Stichting Twickel. [Online] [Citaat van: 17 oktober 2011.] www.twickel.nl/CM/PAG000014774/Nieuws-van-deStichting.html#muren. 71. Stichting Twickel. Stichting Twickel. [Online] [Citaat van: 10 november 2011.] http://www.twickel.nl/CM/PAG000014770/Stichting-Twickel.html. 72. Schoemaker, Wilke. Beheerder Gelderse en Zuid-Hollandse bezittingen, Stichting Twickel. [interv.] R. Hollewijn. 18 oktober 2011. Telefonische interview. 73. Renaud, J.G.N. De Keverberg oftewel de burcht van Kessel. Castellogica. sl : Nederlandse Kastelenstichting, 1989, Vol. I, pp. 49-64. 74. Herbouw/restauratie kasteel de Keverberg een stap dichterbij. Gemeente Peel en Maas. [Online] 23 februari 2011. [Citaat van: 17 oktober 2011.] http://www.peelenmaas.nl/index.php?mediumid=9&pagid=91&stukid=16015. 75. Geschiedenis. Kasteel Nederhemert. [Online] [Citaat van: 3 januari 2012.] http://www.kasteelnederhemert.nl/. 76. Het Gebruik [Nederhemert]. Kasteel Nederhemert. [Online] [Citaat van: 29 oktober 2011.] http://www.kasteelnederhemert.nl/index.html.
97
77. Rosendael. Nederlandse Middeleeuwse Kastelen. [Online] [Citaat van: 25 september 2011.] http://www.kasteleninnederland.nl/kasteel147.php. 78. Hendriks, Ben. Kasteel Rosendael te Rozendaal. Absolute Facts. [Online] [Citaat van: 25 september 2011.] http://www.absolutefacts.nl/kastelen/data/rosendael.htm. 79. Welkom op Rosendael! [Brochure]. sl : Geldersche Landschap en Geldersche Kasteelen, 2010. 80. Rosendael (Rozendaal). Kastelen in Gelderland. [Online] [Citaat van: 26 september 2011.] http://www.kasteleningelderland.nl/. 81. Over de locatie: Beheer [Rosendael]. Mooi Gelderland. [Online] [Citaat van: 31 oktober 2011.] http://www.mooigelderland.nl/index.php?pageID=3281&n=&categoryID=1869&itemID=36175 7&show_maintenance=true. 82. Over de locatie: Geschiedenis [Wijenburg]. Mooi Gelderland. [Online] [Citaat van: 31 oktober 2011.] http://www.mooigelderland.nl/index.php?pageID=3281&n=&categoryID=1869&itemID=36170 1&show_history=true. 83. Monumentenregister. Monumentnummer: 520105. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. [Online] [Citaat van: 15 november 2011.] monumentenregister.cultureelerfgoed.nl. 84. Wyenburg. De Natuurkaart. [Online] [Citaat van: 31 oktober 2011.] http://www.natuurkaart.nl/kvn.landschappen/natuurkaart.nl/i001292.html. 85. Beeldbank. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. [Online] [Cited: 2011 йил 5-october.] http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20026316. 86. Bock, Karina. Interview over Schloss Rurich. [interv.] S. Gerards. 7 oktober 2011. 87. Activiteiten - Consolidatie. Stichting Behoud Kasteelerfgoed Asten. [Online] 2005? [Citaat van: 15 september 2011.] http://www.kasteelasten.nl. 88. Beeldbank. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. [Online] [Citaat van: 5 october 2011.] http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/20026319. 89. Broekhuizen Na de Slag. Broekhuizen 1944. [Online] [Citaat van: 11 oktober 2011.] http://www.broekhuizen1944.tk/. 90. Overzicht van bedreigde kastelen. Nederlandse Kastelenstichting. [Online] [Citaat van: 2011 oktober 2011.] http://kastelen.home.xs4all.nl/Zwarte%20lijst.htm. 91. Blitterswijk, Dorpsraad. DorpOntwikkelijngsPlan Blitterswijk. Dorpen Venray. [Online] maart 2008. [Citaat van: 7 october 2011.] http://www.dorpenvenray.nl/include/files/map_15/Documenten/Samenvatting_DOP.pdf. 92. Brakels, Jacky. Market Garden: 60 Jaar Later... [prod.] David Hiemstra. HRmedia, 2004. 93. Emonts, Jan en Hendricks, Ton. Interview over Kessel. [interv.] R. Hollewijn. 21 oktober 2011.
98
94. Wielen, Peter van der. Asten. Nederlandse Middeleeuwse Kastelen. [Online] 15 februari 2011. [Citaat van: 10 september 2011.] http://www.kasteleninnederland.nl/kasteel789.php.
99