Horlings nieuwsbrief
nr.2 -
2013
IN DIT NUMMER ■■ ■ Van de redactie ■■ ■ Veranderingen in de 30%-regeling
■■ ■ Voorwaarden voor afstempelen van uw pensioen in eigen beheer
■■ ■ De personeelslening ■■ ■■
als arbeidsvoorwaarde
■■ ■ Hoogte kinder- alimentatie hangt af ■■ van uw zorg leningen
■■ ■ Tips/Actualiteiten
Leenverhoudingen: fiscale mogelijkheden en risico’s Dat leenverhoudingen fiscale voordelen kunnen bieden, maar zeker ook risico’s met zich mee brengen blijkt uit een aantal items in deze nieuwsbrief. Zo mag een werkgever onder voorwaarden een werknemer een lening verstrekken tegen geen of een lage rente. Onder voorwaarden kan dit een fiscaal voordeel opleveren. Verder wordt in dit nummer aandacht besteed aan de ‘onzakelijke lening’ van de DGA aan zijn eigen BV. Ondanks de vele jurisprudentie hierover blijft er veel onduidelijkheid over de exacte fiscale gevolgen. In de praktijk vormt de onzakelijke lening dan ook een bron van discussie. Tot slot spelen leenverhoudingen met de eigen BV een belangrijke rol bij stamrecht- en pensioen-BV’s. De belastingdienst gaat ook meer letten op leningen van stamrecht BV’s aan de stamrechtgerechtigden. Zakelijkheid en realiteit zijn in dit soort situaties gezien de verstrekkende fiscale gevolgen erg belangrijk. Fiscale mogelijkheden en fiscale risico’s liggen dicht bij elkaar. Dit geldt vooral voor leenverhoudingen tussen gelieerde partijen. De adviseurs van HORLINGS kunnen u hierbij van deskundig advies voorzien.
Veranderingen in de 30%-regeling Veel werkgevers die expats in dienst hebben, kiezen voor de praktische 30%-regeling van de Belastingdienst. Dit jaar zijn enkele punten aangepast in de regeling.
Meer weten over
Personele adviesdiensten ‘Omdat uw organisatie meer is dan een optelsom van mensen’. Mail dan naar
[email protected]
Extraterritoriale kosten Uitgezonden en ingekomen werknemers krijgen vaak een vergoeding van hun werkgever voor de extraterritoriale kosten. Met de 30%-regeling mag u als werkgever, zonder nader bewijs, maximaal 30% van het loon, inclusief de vergoeding voor de extraterritoriale kosten, onbelast uitkeren aan de uitgezonden of ingekomen werknemer. Kiest u niet voor de 30%-regeling, dan moet u alle vergoedingen voor extraterritoriale kosten aannemelijk maken en verantwoorden in uw loonadministratie. Inkomensnorm Een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de 30%-regeling is dat de ingekomen werknemer (de werknemer die naar
Nederland komt) een specifieke deskundigheid moet bezitten. Voor het aantonen daarvan geldt een inkomensnorm die ieder jaar wordt geïndexeerd. De inkomensnorm voor 2013 is als volgt: ■ voor werknemers die jonger dan 30 jaar zijn en een mastertitel hebben: € 27.190 exclusief de onbelaste vergoeding; ■ voor overige werknemers: € 35.770 exclusief de onbelaste vergoeding. Aanpassing einddatum De datum waarop de 30%-regeling van uw werknemer uiterlijk eindigt (na maximaal 96 maanden), staat in de beschikking die u van de Belastingdienst krijgt. Gaat de werknemer echter eerder bij u uit dienst, dan eindigde de regeling in 2012 in ieder geval op de laatste werkdag. >>>
1 NR. 2-2013
■■ ■ Let op met onzakelijke
Van de redactie
LET OP! Werknemers die wetenschappelijk onderzoek doen bij bepaalde instellingen hoeven niet aan een inkomensnorm te voldoen. In 2013 is dat anders: de 30%-regeling eindigt in ieder geval op de laatste dag van het loontijdvak na het loontijdvak waarin de laatste werkdag valt.
Deze beperking geldt (met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2012) niet voor de werknemer die in Nederland heeft gewerkt en na een verblijf in het buitenland weer in Nederland is komen werken. Voorwaarde is wel dat de eerste werkperiode in Nederland maximaal acht jaar geleden is begonnen. Ook moet deze werknemer dan wel vóór die eerste werkperiode in Nederland op een afstand van meer dan 150 kilometer van de Nederlandse grens hebben gewoond.
Stel dat de laatste werkdag van uw werknemer 15 april is. Bij een loontijdvak van een maand mag u de 30%-regeling toepassen tot en met 31 mei 2013.
Er lopen op dit moment meerdere procedures over de vraag of de 150-km grens al dan niet in strijd is met EU-recht.<
Ruimere definitie ingekomen werknemer Sinds 1 januari 2012 geldt er een kilometergrens. Dit houdt in dat de 30%-regeling voor ingekomen werknemers alleen nog geldt als de werknemer in de 24 maanden voor zijn eerste werkdag in Nederland langer dan 16 maanden op een afstand van meer dan 150 kilometer van de Nederlandse grens woonde.
Voor buitenlandse werknemers met de doctorstitel (gepromoveerden) aan een Nederlandse universiteit die binnen een jaar na hun promotie voor u in Nederland gaan werken, geldt onder voorwaarden een uitzondering op de regels van ingekomen werknemer. Informeer ernaar bij uw adviseur.
TIP
Voorwaarden voor afstempelen van uw pensioen in eigen beheer 2 NR. 2- 2013
Door tegenvallende beleggingsresultaten en de alsmaar stijgende levensverwachting kan uw pensioen-bv in zwaar weer terechtkomen. Hierdoor bestaat de kans dat wanneer u met pensioen gaat uw pensioen-bv, wegens ontoereikend vermogen, de toegezegde pensioenverplichtingen niet kan nakomen. Vanaf dit jaar is het mogelijk om zonder fiscale gevolgen eenmalig op de pensioeningangsdatum een vermindering toe te passen op de pensioenaanspraken, ook wel afstempelen genoemd. De voorwaarden zijn streng. Zo is afstempelen pas mogelijk bij een lage dekkingsgraad en een onderdekking veroorzaakt door (reële) ondernemings- en/of beleggingsverliezen. Dekkingsgraad van 75% of lager Er moet op de pensioeningangsdatum sprake zijn van een dekkingsgraad van 75% of lager (onderdekking). Deze dekkingsgraad wordt berekend door het totaal aan activa te delen door het totaal aan passiva (exclusief het eigen vermogen). Voor de pensioenverplichting geldt de fiscale waarde. Stel het aan u toegezegde pensioen bedraagt € 75.000 per jaar. De activa van uw pensioen-bv bedragen € 450.000. De passiva bestaan uit een pensioenverplichting van € 700.000 en € 50.000 aan crediteuren. De dekkingsgraad bedraagt nu 60% (€ 450.000 / € 750.000 x 100%). Voldoet u aan alle voorwaarden, dan mag u op de pensioeningangsdatum de pensioenaanspraken van uw bv eenmalig verminderen met 40%. De fiscale waarde van uw pensioenverplichting bedraagt dan € 420.000. Uw aangepaste pensioen is in dat geval € 45.000. Onderdekking door ondernemings- en/of beleggingsverliezen De onderdekking moet zijn veroorzaakt door (reële) ondernemings- en/of beleggingsverliezen. Hiervan is in ieder geval geen sprake als u in de zeven kalenderjaren voorafgaand aan uw pensioeningangsdatum bijvoorbeeld een dividenduitkering heeft ontvangen van de bv of als er aandelenkapitaal in die jaren is terugbetaald. Wel kan dan de waarde van de activa worden verhoogd met de terugbetaling of de uitkering vermeerderd met samengestelde interest. Is door deze correctie de dekkingsgraad toch niet hoger dan 75%, dan is afstempelen nog steeds mogelijk.
Vennootschapsbelasting voor de pensioen-bv Door de afstempeling/vermindering van de pensioenaanspraken valt er een deel vrij. Dat vrijgevallen deel hoort tot de belastbare winst en uw pensioen-bv moet hierover vennootschapsbelasting betalen. Dit heeft echter geen gevolgen voor de verkrijgingsprijs van uw aanmerkelijk belang in de bv. Schriftelijk akkoord Alle betrokken partijen, waaronder uzelf en mogelijk ook uw partner als pensioengerechtigde, het bestuur, de werkgever en de betrokken aandeelhouders moeten schriftelijk akkoord zijn met de vermindering van de pensioenaanspraken. Het is verstandig vooraf een verzoek in te dienen bij de belastinginspecteur om na te gaan of is voldaan aan alle voorwaarden. Vermindering als uw pensioenuitkeringen al zijn ingegaan Ontvangt u op 1 januari 2013 al pensioenuitkeringen vanuit uw pensioen-bv, dan mag u toch gebruikmaken van de mogelijkheid tot afstempelen. Uiteraard moet wel aan alle voorwaarden worden voldaan. Bovendien is deze mogelijkheid tijdelijk, namelijk tot en met 31 december 2015.<
De personeelslening als arbeidsvoorwaarde Als werkgever heeft u een aantrekkelijk instrument tot uw beschikking om een goed functionerende werknemer aan u te binden: de personeelslening. U mag uw werknemer een lening verstrekken, bijvoorbeeld voor de aankoop van een huis, tegen geen of een lage rente. Het mes snijdt aan twee kanten, want uw werknemer profiteert hier uiteraard ook van. U moet dan wel een aantal fiscale regels in acht nemen. Rentevoordeel Als u geld uitleent aan uw werknemer en deze betaalt minder rente over de lening dan bij een kredietverlener, dan heeft uw werknemer een rentevoordeel. In het algemeen geldt dat het rentevoordeel van een geldlening die u aan de werknemer verstrekt, belast is en tot het loon wordt gerekend. Het maakt daarbij wel verschil of u als werkgever gebruikmaakt van de oude regeling voor vergoedingen en verstrekkingen in de loonbelasting of van de werkkostenregeling.
Personeelslening voor andere doeleinden Voor andere renteloze of laagrentende personeelsleningen is het rentevoordeel in het algemeen wel belast. Gebruikt u de oude regeling voor vergoedingen en verstrekkingen, dan hanteert de Belastingdienst de regel van de nominale normrente (in 2013 is die 3%). Is de lening renteloos, dan bedraagt het belaste rentevoordeel dus 3%. Bij een laagrentende personeelslening vermindert u het te belasten rentevoordeel met een eventuele eigen bijdrage van uw werknemer.
Personeelslening voor de eigen woning Dit is voor beide regimes niet het geval als uw werknemer de lening gebruikt voor het kopen, onderhouden of verbeteren van een eigen woning. Het rentevoordeel is dan onbelast, mits er wordt voldaan aan een aantal voorwaarden.
Het belaste rentevoordeel kunt u eenvoudig uitrekenen door het geleende bedrag te vermenigvuldigen met het verschil tussen de normrente en de rente die u daadwerkelijk aan uw werknemer in rekening brengt. Het bedrag dat uit deze berekening komt, kunt u aan het einde van het kalenderjaar aan het loon van de desbetreffende werknemer toerekenen.
Zo moet uw werknemer onder meer schriftelijk aan u verklaren dat hij de lening in de inkomstenbelasting als een eigenwoningschuld aangeeft. U als werkgever moet deze verklaring in de loonadministratie bewaren. In de aangifte loonheffingen geeft u aan dat er sprake is van een onbelast rentevoordeel.
Hoogte kinderalimentatie hangt af van uw zorg Ouders die uit elkaar gaan, zijn wettelijk verplicht om bij te dragen in de opvoeding en verzorging van de kinderen. Voor het berekenen van kinderalimentatie gelden vanaf 1 april nieuwe richtlijnen. De belangrijkste verandering is de invoering van een draagkrachttabel. Ouders die gaan scheiden, hoeven minder kinderalimentatie te betalen naarmate zij meer voor de kinderen zorgen.
In de oude regels voor het berekenen van kinderalimentatie werd door de rechter uitgegaan van traditionele gezinnen, bestaande uit zorgende moeders en werkende vaders. Tegenwoordig hebben vaak beide ouders zowel werk- als zorgtaken. Met het nieuwe rekenmodel hoeven rechters niet meer te kijken naar alle kosten die ouders maken, maar kunnen ze aan de hand van het netto besteedbare inkomen van beide ouders voor en na de scheiding bepalen wat iedere ouder gaat betalen.
LET OP! De nieuwe richtlijnen gelden voor kinderalimentaties die na 1 april worden vastgesteld of gewijzigd. Voor ouders die nu al kinderalimentatie ontvangen of betalen, verandert er dus niets. De nieuwe regels rondom de berekening van de kinderalimentatie moeten een einde maken aan de eindeloze discussies over wat
de kinderen kosten en wat de onderhoudsplichtige ouder kan missen. Ouders met een omgangsregeling hoeven onder de nieuwe regels minder alimentatie betalen naarmate ze meer voor hun kinderen zorgen. Rechters kunnen nu gebruikmaken van een draagkrachttabel. Aan de hand van die tabel kan de rechter op basis van het inkomen berekenen hoeveel een ouder aan alimentatie kan betalen. Kindgebonden budget Met ingang van 1 januari 2013 wordt bij de vaststelling van de alimentatie rekening gehouden met het kindgebonden budget (een inkomensafhankelijke overheidsbijdrage die de verzorgende ouder onder voorwaarden naast de kinderbijslag ontvangt). Dat kan tot gevolg hebben dat een van de ouders minder alimentatie hoeft te betalen. Jaarlijks worden overigens de alimentatiebedragen voor kinderalimentatie en partneralimentatie aangepast. >>>
3 NR. 2-2013
Aankoop belastingvrije zaken Van een onbelast rentevoordeel is ook sprake als uw werknemer de lening gebruikt voor het kopen van belastingvrije zaken, bijvoorbeeld een (elektrische) fiets onder de fietsenregeling. Ook het rentevoordeel van een aan het werk gerelateerde studielening van de werknemer kan onder de oude regeling voor vergoedingen en verstrekkingen onbelast blijven.
Personeelslening en de werkkostenregeling De werkkostenregeling kent het systeem van de normrente niet. Hier is de regel dat het rentevoordeel is belast tegen de waarde in het economisch verkeer. U kunt de waarde bepalen door de rente van verschillende banken te vergelijken. Uiteraard kunt u als werkgever altijd beslissen om het belaste rentevoordeel in de ‘vrije ruimte’ van de werkkostenregeling te laten vallen.<
Berekening Het nieuwe rekenmodel ziet er als volgt uit. In de behoeftetabel wordt het totale gezinsinkomen opgezocht vóór de scheiding. Met deze tabel wordt bepaald hoeveel geld normaal gesproken aan de kinderen besteed zou moeten worden. Wat de afzonderlijke ouders na de scheiding maximaal kunnen bijdragen in de kosten, berekent de rechter door ieders netto-inkomen op te zoeken in de nieuwe draagkrachttabel. Zorgkorting De alimentatiebetalende ouder met een omgangsregeling kan in aanmerking komen voor een zorgkorting van 15 tot maximaal 35%. Hij of zij betaalt dan immers op de dagen dat de kinderen bij hem of haar zijn, al een deel van de verzorging in natura.
Aanvaardbaarheidstoets Wanneer u als alimentatie-betalende ouder het bedrag te hoog vindt, moet u aan de rechter kunnen aantonen waarom u de alimentatie te hoog vindt. De rechter zal uw argumenten streng beoordelen aan de hand van de aanvaardbaarheidstoets. Fiscale gevolgen Het bedrag van de betaalde kinderalimentatie is, in tegenstelling tot partneralimentatie, niet aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. Wel geldt er voor kinderalimentatie een forfaitaire aftrekpost. De hoogte is met name afhankelijk van de leeftijd van de kinderen en het bedrag dat aan kinderalimentatie wordt betaald. Het forfaitaire aftrekbaar bedrag varieert van 295 euro per kind per kwartaal tot 1.065 euro per kind per kwartaal. In het regeerakkoord is afgesproken dat deze persoonsgebonden aftrekpost per 1 januari 2015 verdwijnt.<
Let op met onzakelijke leningen Eind 2011 heeft de Hoge Raad in drie arresten de spelregels uiteengezet voor de aftrekbaarheid van een oninbare vordering van een aandeelhouder aan zijn BV of tussen verbonden BV’s onderling. Ook regresvorderingen die ontstaan doordat derden een beroep doen op een hoofdelijke verbondenheid of borgstelling vallen onder deze regels, die echter nog veel onduidelijkheden bevatten. Recent heeft de Hoge Raad enkele nieuwe arresten gewezen die een nadere invulling geven.
4 NR. 2- 2013
Welke leningen? Een DGA en zijn BV’s dienen onderling zakelijk te handelen. Wanneer een DGA of een vennootschap aan een gelieerde vennootschap een lening verstrekt, horen daarbij in beginsel dezelfde voorwaarden te worden gesteld als een onafhankelijke derde zou doen. Wanneer aandeelhoudersmotieven een rol spelen bij de totstandkoming van de leningovereenkomst, dan kan sprake zijn van een onzakelijke lening. Dit is het geval wanneer de lening onder zodanige voorwaarden is aangegaan dat een derde niet bereid zou zijn om deze lening te verstrekken al dan niet tegen een hogere, niet winst-afhankelijke rente. Hierbij spelen onder meer het bestaan van een schriftelijke leningovereenkomst, verstrekte zekerheden en afspraken over looptijd en aflossingen een rol. Ook de activiteiten en bezittingen van de debiteur spelen een rol. Als een lening op deze gronden als onzakelijk wordt aangemerkt, is onder meer een eventuele afwaardering wegens insolvabiliteit niet aftrekbaar. Aandeelhoudersmotieven In een recent arrest heeft de Hoge Raad verduidelijkt in welke situatie sprake kan zijn van aandeelhoudersmotieven. Dat is niet het geval als het aandeelhouderschap voortvloeit uit het verstrekken van de lening. In deze zaak was de crediteur op het moment van geldverstrekking nog geen aandeelhouder, maar kreeg hij in feite als beloning voor het verstrekken van de lening aandelen in de debiteur. In dat geval is sprake van onafhankelijke en dus zakelijke verhoudingen. Ook bij verstrekking van een converteerbare, achtergestelde lening is in beginsel sprake van zakelijke verhoudingen als de geldverstrekker voorafgaand aan de geldverstrekking geen aandeelhouder was. Garantstelling binnen concern Ook als in groepsverband sprake is van onderlinge borgstellingen of hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake van een lening van bijvoorbeeld de bank, kan zich een probleem voordoen met de aftrekbaarheid als een of meerdere vennootschappen daadwerkelijk worden aangesproken door de crediteur. Binnen een concern wordt
vaak gebruik gemaakt van een ‘paraplukrediet’. De verbonden vennootschappen gaan met de bank één kredietovereenkomst aan waarbij iedere vennootschap een bedrag kan lenen en al deze vennootschappen voor het geheel hoofdelijk aansprakelijk zijn. Met een dergelijke garantstelling wordt volgens de Hoge Raad vaak primair het groepsbelang gediend in plaats van het belang van de garantstellende vennootschap zelf. Als de bank op grond van deze garantstelling bij een vennootschap aanklopt, ontstaat een regresvordering op de oorspronkelijke schuldenaar, die veelal insolvabel blijkt. De afwaardering van deze regresvordering is dan onder omstandigheden niet aftrekbaar. Ouders van de DGA In met name bedrijfsopvolgingssituaties staan ouders van de nieuwe DGA borg voor schulden van de vennootschap of hebben deze zelf een vordering op vennootschap. In veel gevallen zal het daarbij via de zogenaamde (al dan niet ongebruikelijke) terbeschikkingstellingsregeling gaan om een werkzaamheid en dus progressieve belastingheffing in box 1. Als een dergelijke borgstelling wordt uitgewonnen of de vordering insolvabel blijkt, ontstaat een verlies dat volgens de hoofdregel aftrekbaar is. Ook hierbij speelt echter het leerstuk van de onzakelijke lening/ borgstelling een rol en zal in veel gevallen de aftrek niet worden toegestaan. In deze situatie is het dan ook aan te bevelen om een schriftelijke overeenkomst met zakelijke voorwaarden aan te gaan. Controleer interne verhoudingen Met name de garantstelling en geldverstrekking binnen concern of door de (ouders van de) DGA aan de eigen BV leidt op dit moment tot een stortvloed aan vragen van en correcties door de Belastingdienst en daaruit voortvloeiden rechtszaken. Het is belangrijk om daarop voorbereid te zijn en te zorgen voor gedegen, schriftelijke afspraken die ook daadwerkelijk worden nageleefd. Uw adviseur kan u uiteraard ondersteunen bij het opstellen van deze overeenkomst.<
tips / actualiteiten ■■ Te laat betalen aan banden gelegd De betalingstermijnen bij overeenkomsten tussen bedrijven en bij overeenkomsten tussen bedrijven en overheden zijn wettelijk vastgelegd. Vanaf 16 maart 2013 geldt dat, als er contractueel niets is geregeld, er moet worden betaald binnen dertig dagen na de dag waarop de factuur is ontvangen. Partijen mogen wel een andere termijn afspreken, mits de betalingstermijn niet onredelijk is. Ook mag in een overeenkomst met de klant of leverancier een langere betaaltermijn van maximaal zestig dagen worden afgesproken. Een nog langere betalingstermijn kan alleen als kan worden aangetoond dat dit voor geen van beide partijen nadelig is. De overheid is altijd verplicht om de facturen van bedrijven uiterlijk dertig dagen na ontvangst van de factuur te betalen.
LET OP!
Voor een ontheffing moet u een verzoek indienen bij de Belastingdienst en gelden er enkele voorwaarden. U mag dan geen btw op de facturen vermelden, zodat de afnemer geen btw in aftrek kan brengen. Dient u het verzoek in vóór 1 juli 2013, dan krijgt u ontheffing met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2013. Voor de inkomstenbelasting moet u overigens wel gewoon een administratie bijhouden. Wilt u geen gebruik maken van de ontheffing, dan kunt u gebruik maken van de vermindering van af te dragen omzetbelasting. Wanneer de per saldo af te dragen btw in een kalenderjaar minder dan € 1.345, dan hoeft u deze in zijn geheel niet af te dragen. Tussen € 1.345 en € 1.883 hoeft u een deel van de btw niet af te dragen. Als de afnemer aftrekgerechtigd is, mag deze de btw, die in dat geval wel op de factuur moet worden vermeld, wel in aftrek brengen, zodat per saldo een (voor de inkomstenbelasting belastbaar) voordeel resteert.
Wordt toch te laat betaald, dan mag u een standaardvergoeding voor incassokosten vragen. Heeft u hier niets over afgesproken, dan is deze vergoeding een bepaald percentage van de rekening en met een minimum van € 40.
■■ Belastingdienst gestart met stamrechtproject
LET OP! Wanneer op uitkeringsdatum op basis van de aanwezige stamrechtverplichting een uitkering moet worden bepaald, kan op balansdatum een vrijvalwinst ontstaan door een lagere stamrechtverplichting. In overleg met de Belastingdienst kan een dergelijke vrijval wellicht worden voorkomen door te verzoeken om akkoord te gaan met een waardering van de stamrechtverplichting in de eerste jaren na ingangsdatum op basis van de omvang direct voorafgaand aan de ingangsdatum onder afboeking van de berekende stamrechtuitkering.
■■ Geen administratieve verplichtingen voor ‘kleine’ commissaris Sinds 1 januari dit jaar is in beginsel een commissaris btwplichtig, zelfs als u minder dan vier commissariaten vervult. Mocht de vergoeding voor uw commissariaatwerkzaamheden echter zo laag zijn dat u onder de kleineondernemersregeling valt, dan komt u mogelijk in aanmerking voor ontheffing van administratieve verplichtingen voor de btw. Dit is het geval als u verwacht jaarlijks niet meer dan € 1.345 aan btw te betalen.
5 ■■ Onwetende erfgenamen gevrijwaard van schulden Een erfgenaam die na het zuiver aanvaarden van een nalatenschap met een onverwachte schuld uit de erfenis wordt geconfronteerd, krijgt straks de mogelijkheid om een machtiging te vragen aan de kantonrechter om alsnog de nalatenschap beneficiair te aanvaarden. Voorwaarde is wel dat de erfgenamen niets te verwijten valt: zij kenden de schuld niet en konden er ook niet van op de hoogte zijn. Voor deze extra bescherming aan onwetende erfgenamen moet de wet nog wel worden aangepast. Bij beneficiair aanvaarden worden de schulden van de erflater gewoon betaald uit de opbrengst van de erfenis. Als deze opbrengst niet groot genoeg is, vervallen de overgebleven schulden. Uw privévermogen blijft dan buiten schot.
■■ Bent u op de hoogte van provinciale subsidies? Veel ondernemers laten onnodig subsidies liggen. Tijdgebrek is een veelgehoord excuus en dat is jammer. Want door handig gebruik te maken van subsidies kunt u geld besparen. Naast landelijke subsidies zijn er ook provinciale subsidies. Wist u dat er ook provinciale regelingen zijn voor bedrijfsfinanciering? Op Antwoord voor bedrijven vindt u een handig overzicht van de verschillende regelingen. Van een starterslift in Noord-Brabant tot aan het innovatiefonds in Limburg. En van een stimuleringsregeling vrijetijdseconomie in Gelderland tot aan het MKB & Technofonds in Flevoland. U vindt ze allemaal terug in het overzicht op www.antwoordvoorbedrijven.nl/subsidies/ bedrijfsfinanciering/provincie. >>>
NR. 2-2013
De Belastingdienst gaat strenger toezicht houden op recentelijk opgerichte (zuivere) stamrecht-bv’s en al langer bestaande bv’s met een stamrechtgerechtigde dga tussen de 60 en 65 jaar. In de praktijk gebeurt het regelmatig dat een bv bij het ingaan van het stamrecht te weinig vermogen heeft om aan de uitkeringsverplichting te voldoen. Tegenvallende beleggingsresultaten kunnen een oorzaak zijn, maar ook in het verleden gedane dividenduitkeringen en verstrekte leningen aan de dga. Kan de bv niet aan haar uitkeringsverplichtingen voldoen, dan kan de Belastingdienst dit zien als afkoop. Het gevolg is direct belasting betalen over de waarde van het stamrecht vermeerderd met mogelijk revisierente. Om dit te voorkomen, controleert de Belastingdienst strenger op stamrecht- en leningsovereenkomsten. Ook de ontwikkeling van de vermogenspositie van de stamrecht-bv zal scherper in de gaten worden gehouden.
■■ Goedkoop rijden met een oldtimer blijft mogelijk Recent heeft de Staatssecretaris een compromis bereikt over de oldtimerbelasting. Vanaf 1 januari 2014 geldt vrijstelling van MRB voor alle motorrijtuigen van 40 jaar en ouder. Het gaat hierbij om benzine-, diesel- en LPG-oldtimers, motorfietsen, bussen, vrachtauto’s en kampeerauto’s. Daarnaast geldt er vanaf 2014 een overgangsregeling voor personen- en bestelauto’s rijdend op benzine, motorfietsen, bussen en vrachtauto’s die op 1 januari 2014 ouder dan 26 jaar maar nog geen 40 jaar zijn. Deze voertuigen komen in aanmerking voor een kwarttarief in de MRB met een maximum van € 120 per jaar (motoren ongeveer € 30 per jaar). Voorwaarde is wel dat er in de maanden december, januari en februari niet van de openbare weg gebruik wordt gemaakt. Voor dieselauto’s en auto’s met een ingebouwde LPG-installatie geldt geen overgangsregeling. Dat betekent dat voor deze auto’s die jonger zijn dan 40 jaar het volle MRB-tarief verschuldigd is.
recht per 1 januari 2016 wordt gemoderniseerd, per 1 januari 2015 nieuwe wetgeving zal worden ingevoerd ten aanzien van flexibele arbeid en per 1 januari 2016 het wettelijke recht op WW geleidelijk wordt ingekort naar 24 maanden. Bij CAO kan dan nog een aanvulling op de WW worden afgesproken van 14 maanden.
■■ BTW op oninbare vordering via afzonderlijk verzoek Veelal moet de BTW op uw debiteuren worden voorgefinancierd. Het komt immers regelmatig voor dat uw klant u later betaalt dan u de fiscus moet betalen. Indien blijkt dat u de verzonden rekening niet geïnd krijgt dan is er een wettelijke mogelijkheid om de BTW terug te krijgen. Het verzoek om teruggaaf moet afzonderlijk van de aangifte worden ingediend. In een zaak voor het Hof Amsterdam is recentelijk nog bevestigd dat de teruggaaf BTW niet verwerkt mag worden in de aangifte omzetbelasting. Weliswaar is goedgekeurd dat de BTW in creditnota’s wel rechtstreeks in de aangifte in mindering kan worden gebracht maar deze faciliteit geldt niet voor de oninbare debiteuren.<
■■ Nieuw akkoord inzake arbeidsmarkt Na het onlangs gesloten Regeerakkoord is er alweer een nieuw akkoord: het zogenaamde Mondriaan-akkoord. Dit akkoord wijkt op wezenlijke punten af van het Regeerakkoord. De eerste wijzigingen zullen naar verwachting per 1 januari 2015 in werking treden. Belangrijkste punten uit het akkoord zijn dat het ontslag-
6 NR. 2- 2013
Amsterdam Jozef Israëlskade 46 NL-1072 SB Amsterdam T +31 (0)20 570 02 00
Heemstede Bronsteeweg 10 NL-2101 AC Heemstede T +31 (0)23 516 06 20
horlings nl Horlings maakt deel uit van Nexia Nederland, een samenwerkingsverband van onafhankelijke accountants- en advieskantoren met meerdere vestigingen verspreid over Nederland. Voor meer informatie: www.nexia.nl
Disclaimer De inhoud van deze publicatie is bedoeld als algemene informatie en vormt geen advies en is ook niet bedoeld om enig recht of enige verplichting te creëren. Raadpleeg voor het nemen van beslissingen altijd uw adviseur. Ondanks dat deze publicatie met uiterste zorg is samengesteld aanvaarden uitgever, redactie, auteurs, noch het accountants- en belastingadvieskantoor of Nexia Nederland BV waar deze auteurs werkzaam zijn enige aansprakelijkheid voor eventuele onjuistheden, drukfouten, onvolledigheden of gevolgen (door handelen of nalaten) daarvan. Redactie : drs. Nikolajev Ligthart en mr. Alex Berkhout Redactiesecretariaat : Mona Smit, Postbus 53045, 1007 RA Amsterdam HORLINGS streeft ernaar het verbruik van papier zoveel mogelijk te reduceren. Onze nieuwsbrief willen wij in de toekomst dan ook alleen digitaal uitgeven. Mocht u onze nieuwsbrief voortaan digitaal willen ontvangen dan kunt u een e-mail sturen naar
[email protected] o.v.v. Nieuwsbrief. Mocht u naar aanleiding van de inhoud vragen hebben neemt u dan contact op met één van onze kantoren.
Horlings is lid van Nexia International, een wereldwijd netwerk van onafhankelijke accountants- en advieskantoren.