Horen, zien en zwijgen Een kwantitatief onderzoek naar homotolerantie in de gemeente Veenendaal
Auteurs Jesse Heutink Kirsten Schutter Marieke Rozmus
3510646 3147355 3485951
Curus Bachelorproject ASW 2012, Universiteit Utrecht Begeleider Dr. Ludwien Meeuwesen Datum Juni, 2012
Inhoud Voorwoord ............................................................................................................................... 2 1
2
3
4
5
Inleiding ............................................................................................................................ 3 1.1
Doel- en vraagstelling .......................................................................................................... 4
1.2
Wetenschappelijke relevantie ............................................................................................. 4
1.3
Maatschappelijke relevantie ................................................................................................ 5
1.4
ASW verantwoording ........................................................................................................... 5
Theoretisch kader .............................................................................................................. 6 2.1
Houdingen ten opzichte van homoseksualiteit ................................................................... 6
2.2
Etnische afkomst .................................................................................................................. 7
2.3
Politieke voorkeur ................................................................................................................ 9
2.4
Geloofsbeleving ................................................................................................................... 9
2.5
Contacttheorie ................................................................................................................... 10
2.6
Homotolerantie in Veenendaal.......................................................................................... 11
Methodologische verantwoording ................................................................................... 12 3.1
Steekproef .......................................................................................................................... 12
3.2
Design................................................................................................................................. 14
3.3
Meetinstrumenten ............................................................................................................. 15
3.4
Databewerking ................................................................................................................... 16
3.5
Statistische analyses .......................................................................................................... 18
3.6
Hypothesen ........................................................................................................................ 19
Resultaten en Analyse ..................................................................................................... 20 4.1
Homotolerantie en etniciteit ............................................................................................. 20
4.2
Homotolerantie en politieke voorkeuren .......................................................................... 21
4.3
Religie en homotolerantie ................................................................................................. 23
4.4
Vergelijking homotolerantie in Veenendaal met de rest van Nederland .......................... 23
4.5
Overige resultaten ............................................................................................................. 25
Conclusie en Discussie ..................................................................................................... 28 5.1
Methodologische reflectie ................................................................................................. 29
5.2
Aanbevelingen ................................................................................................................... 30
Literatuur ............................................................................................................................... 31 Bijlagen .................................................................................................................................. 33 Bijlage 1 Vragenlijst........................................................................................................................ 33 Bijlage 2 Brief ................................................................................................................................. 38 Bijlage 3 Flyer ................................................................................................................................. 39
1
Voorwoord Dit onderzoeksrapport is tot stand gekomen als onderdeel van de bachelor scriptie van drie studenten Algemene Sociale Wetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Gedurende de eerste fase van dit bachelor project hebben de onderzoekers drie afzonderlijke literatuurstudies gedaan op het gebied van homotolerantie. Rozmus (2012) heeft in haar literatuurstudie onderzoek gedaan naar de onderliggende oorzaken van het gegeven dat in de georganiseerde sport een relatief minder homotolerante cultuur heerst dan in andere sociale contexten. Uit dit literatuuronderzoek blijkt dat de heersende zwijgcultuur, minderheidsstress, de outgroup status en de heersende attituden en stereotypering met betrekking tot homoseksualiteit een rol spelen bij homotolerantie in de sportwereld. Doordat problemen omtrent homotolerantie op de achtergrond blijven en niet bespreekbaar worden gemaakt, blijft de georganiseerde sport een homointolerant gebied. Rozmus (2012) stelt dat als men wil dat homoseksualiteit maatschappijbreed geaccepteerd wordt, het taboe rondom homoseksualiteit in alle facetten van de samenleving, en dus ook de georganiseerde sport, doorbroken zal moeten worden. De tweede literatuurstudie gaat in op de psychosociale situatie van homoseksuelen en geeft antwoord op de vraag waarom homoseksuelen vaker last hebben van aan zelfmoord gerelateerde problemen en andere psychosociale stoornissen (Heutink, 2012). Uit onderzoek blijkt namelijk dat homoseksuelen een grotere kwetsbaarheid vertonen op dit gebied. Heutink stelt dat deze kwetsbaarheid toe te schrijven is aan de minderheidspositie die homoseksuelen innemen in een samenleving waarin heteroseksualiteit de norm is. De auteur gaat in op vier factoren die ten grondslag liggen aan deze minderheidsstress, te weten: de geïnternaliseerde afkeer van homoseksuelen zelf tegenover homoseksualiteit, de angst voor negatieve reacties op het homoseksueel zijn, de werkelijke negatieve reacties hierop en het verbergen van de eigen homoseksuele identiteit. Tot slot heeft Schutter onderzoek gedaan naar de relatie tussen homotolerantie en religie. Uit het onderzoek van Schutter (2012) blijkt er op het gebied van homotolerantie veel verschil te zijn tussen, maar ook binnen, de verschillende religieuze stromingen. Het protestantisme staat bekend als het meest homonegatief waarbij de meest negatieve denominaties te vinden zijn bij de evangelisten en de gereformeerden, ook wel de ‘behoudend protestanten’ genoemd. Er wordt veelal onderscheid gemaakt tussen homofiele gevoelens en homoseksueel gedrag, waarbij gevoelens (al dan niet stilzwijgend) worden getolereerd en homoseksueel gedrag wordt bestempeld als een zonde. In het tweede deel van de bachelorscriptie, het empirisch onderzoek, hebben de onderzoekers gezamenlijk onderzocht of de bevindingen van Schutter ook weerspiegeld worden in de gemeente Veenendaal. Dit onderzoeksrapport geeft inzicht in de mate van homotolerantie in de grootste kerkelijke gemeente van Nederland en gaat in op de heersende attituden omtrent homoseksualiteit binnen de gemeente Veenendaal.
2
1 Inleiding De SP-fractie in Veenendaal heeft het idee dat homoseksuelen en lesbiennes in gemeente Veenendaal niet (voldoende) zichtbaar zijn: zij vormen een zogenaamd vergeten groep. Gemeente Veenendaal kent geen homoseksuele gemeenschap en er bestaan ook geen formele trefpunten binnen de gemeente waar homoseksuelen samen kunnen komen. Als middelgrote gemeente met ruim 62.000 inwoners heeft Veenendaal wel vele andere voorzieningen. De onzichtbaarheid van deze groep duidt mogelijk op een taboe omtrent homoseksualiteit binnen Veenendaal. Tevens kan verondersteld worden dat de onzichtbaarheid van homoseksuelen dit mogelijke taboe in stand houdt. Het van origine christelijk rechtse karakter van Veenendaal en het grote aantal inwoners van niet-westerse afkomst binnen de gemeente, zou mogelijk debet kunnen zijn aan een taboe omtrent homoseksualiteit. Het christelijk rechtse karakter van de gemeente is onder andere terug te zien aan de zetelverdeling van de gemeenteraad. Weliswaar hebben de drie Christelijke partijen (ChristenUnie, CDA en SGP) met 16 van de 33 raadszetels net geen meerderheid in de gemeenteraad, hun politieke invloed is aanzienlijk groter in vergelijking tot de landelijke politiek. Deze grote invloed van de christelijke politieke partijen op het gemeentebeleid zou mogelijk een rol kunnen spelen bij het onzichtbaar blijven van een homogemeenschap en een gebrek aan voorzieningen voor homoseksuelen binnen de gemeente Veenendaal. Naast de overwegend (rechts)christelijke bevolking zijn er in Veenendaal ook relatief veel mensen met een (van origine) niet-westerse nationaliteit woonachtig. In Veenendaal leven mensen van ongeveer honderd verschillende nationaliteiten samen. In 2011 woonden in Veenendaal 10.039 allochtonen waarvan 6.426 niet-westerse allochtonen (CBS, 2012). De groep nietwesterse allochtonen vormt ruim 10% van de inwoners van Veenendaal. De grootste groepen zichtbare allochtonen in Veenendaal zijn (oorspronkelijk) van Marokkaanse (3.137), Turkse (720), Surinaamse (293) en Somalische (262) afkomst (CBS, 2012). In het rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) over homoacceptatie in Nederland uit 2011 wordt verondersteld dat niet-westerse allochtonen over het algemeen minder positief tegenover homoseksualiteit staan dan autochtone Nederlanders (Keuzenkamp, 2011). Naar aanleiding van het hierboven geschetste beeld heeft de SP-fractie in Veenendaal een verzoek ingediend bij het Kennispunt Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht om onderzoek te doen naar de homotolerantie onder de bevolking van de gemeente Veenendaal. Drie bachelor studenten hebben in het kader van hun bachelor project dit verzoek opgepakt en een kwantitatief onderzoek uitgevoerd naar homotolerantie in de gemeente Veenendaal. In dit onderzoeksrapport worden de theoretische achtergrond, een beschrijving van de methode en de belangrijkste resultaten van het onderzoek beschreven. Aan het eind van dit rapport reflecteren de onderzoekers het proces en worden enkele aanbevelingen gedaan aan de gemeente Veenendaal met betrekking tot homotolerantie binnen de gemeente. 3
1.1 Doel- en vraagstelling Het doel van dit onderzoek is om inzicht te krijgen in attituden ten opzichte van homoseksualiteit onder de verschillende bevolkingsgroepen in de gemeente Veenendaal. Hierbij is gekeken naar de effecten van etnische afkomst, politieke voorkeuren en (de beleving van) religie op de mate van homotolerantie. De onderzoeksvraag luidt: “ Welke attituden heersen er in gemeente Veenendaal omtrent homoseksualiteit?” Hierbij zijn de volgende deelvragen geformuleerd:
In hoeverre is er een verschil in homotolerantie tussen verschillende etnische groepen?
In hoeverre is er een verschil in homotolerantie tussen verschillende politieke voorkeuren?
Wat is het effect van beleving van religie op homotolerantie?
In hoeverre verschilt de mate van homotolerantie in Veenendaal met de rest van Nederland?
1.2 Wetenschappelijke relevantie Niet-westerse
allochtonen
blijken
regelmatig
ondervertegenwoordigd
in
enquêteonderzoek
(Keuzenkamp, 2011). Voor zover bekend staan niet-westerse allochtonen vaker negatief tegenover homoseksualiteit, dan autochtone Nederlanders. Door hun ondervertegenwoordiging in landelijke onderzoeken worden de cijfers betreft homotolerantie mogelijk positief beïnvloed. Aangezien in Veenendaal grote zichtbare groepen niet-westerse allochtonen (Turken, Marokkanen en Somaliërs) wonen, zou in onderhavig onderzoek mogelijk wel een representatieve groep opgenomen kunnen worden. Hierdoor zou dit onderzoek de relatief grotere homonegativiteit van deze groep, gemeten op landelijk niveau (Keuzenkamp, 2010), op een kleinschaliger niveau kunnen bevestigen. Daarnaast kan dit onderzoek ook bijdragen aan kennis over de invloed van ondervertegenwoordiging van niet-westerse allochtonen in enquêteonderzoek Zo’n bevestiging van een relatief grotere homonegativiteit bij een bepaalde groep op een kleinschaliger niveau zou ook aangetoond kunnen worden met betrekking tot religieuze mensen. Iets meer dan de helft van de Veenendaalse bevolking geeft aan tot een religieuze groep te behoren en het SCP onderzoek (Keuzenkamp, 2011) toont aan dat religieuze mensen een minder positieve houding ten opzichte van homoseksualiteit hebben. Inzichten in effecten van deze groepen op attituden omtrent homotolerantie kan bijdragen aan verdere theorievorming over homotolerantie en homoacceptatie.
4
1.3 Maatschappelijke relevantie Uit de rapportage van het SCP (Keuzenkamp, 2011) blijkt dat Nederland het meest tolerante land ter wereld is wanneer het gaat om homoseksualiteit. Echter, niet iedereen in Nederland is even tolerant en er zijn ook verschillen in tolerantie per plaats. De SP in Veenendaal vermoedt dat de bewoners van Veenendaal gemiddeld minder tolerant zijn ten opzichte van homoseksualiteit dan de Nederlandse bevolking en dat homoseksuelen in de gemeente Veenendaal daarom nauwelijks zichtbaar zijn. Als maatschappij streven wij naar homoacceptatie in het hele land en daarom is het belangrijk dat er ook in Veenendaal aandacht besteed wordt aan de oorzaken van homonegativiteit. De onderzoeksresultaten kunnen bijdragen aan de plaatsing van dit onderwerp op de politieke agenda, hierdoor kan dit onderzoek bijdragen aan meer homo-emancipatie in gemeente Veenendaal. Bijvoorbeeld door het realiseren van speciale trefpunten voor homo’s.
Tevens kan de gemeente Veenendaal onze
onderzoeksresultaten toepassen in hun diversiteitbeleid ten behoeve van de homogemeenschap. Het diversiteitbeleid van een gemeente is overheidsbeleid dat is gericht op het laten terugkomen van de bevolkingsdiversiteit in de personele samenstelling en cultuur van gemeentelijke instellingen en op het bestrijden van negatieve beeldvorming, vooroordelen en uitsluiting.
1.4 ASW verantwoording Dit onderzoek is bedoeld om meer inzicht te krijgen in de oorzaken van de onzichtbaarheid van de groep homoseksuelen in Veenendaal. Het onderzoek is daardoor probleemgericht. Daarnaast is het onderzoek ook beleidsgericht. De resultaten en aanbevelingen die voortkomen uit dit onderzoek kunnen wellicht worden opgenomen in het diversiteitbeleid van Veenendaal om deze minderheidsgroep meer zichtbaar te maken. Dit onderzoek is een typisch ASW project omdat het verschillende disciplines uit de sociale wetenschap omvat zoals sociologie, culturele antropologie en psychologie. Het onderwerp van onderzoek betreft een sociaal probleem van een minderheidsgroep, namelijk de onzichtbaarheid van homoseksuelen. Dit betreft de sociologische discipline. Daarnaast is de (negatieve) attitudevorming ten opzichte van deze minderheidsgroep focus van onderzoek. Attituden en attitudevorming maken deel uit van de psychologie. Daarnaast veronderstellen wij dat etnische afkomst een rol kan spelen alsook de cultuur van de verschillende subculturen in Veenendaal, dit maakt deel uit van culturele antropologie.
5
2 Theoretisch kader In dit hoofdstuk wordt een aantal definities gegeven van onderwerpen en concepten die in het onderzoek centraal staan. Op basis van literatuuronderzoek en met behulp van actuele onderzoeksresultaten worden de thema’s uit de probleemstelling verder uitgediept. Het theoretisch kader dient als basis voor de verantwoording van inhoudelijke keuzes die gemaakt zijn in de operationalisatiefase van het onderzoek.
2.1 Houdingen ten opzichte van homoseksualiteit In dit onderzoek wordt onderzocht welke attituden er in de gemeente Veenendaal heersen ten opzichte van homoseksualiteit. In de bestaande literatuur worden er verschillende concepten gebruikt om de houdingen ten opzichte van homoseksualiteit te definiëren. Deze concepten variëren van homofobie tot homoacceptatie. De belangrijkste en meest gebruikte concepten staan hieronder beschreven. Wright (2000) onderscheidt vijf verschillende houdingen ten opzichte van homo’s, namelijk homofobie, tolerantie, heteroseksisme, acceptatie, en waardering. Hieronder volgen de definities van deze houdingen ten opzichte van homo’s volgens Wright: Homofobie is een openlijke afkeer tegen homo’s. Dit kan betrekking hebben op één of meerdere gebieden, zoals homoseksualiteit in het algemeen (seks tussen leden van hetzelfde geslacht is walgelijk), gelijke rechten (homo’s mogen niet trouwen en geen kinderen adopteren) en persoonlijk contact met homo’s (ik wil geen homoseksuele buren). Homotolerantie betekent dat homoseksuelen getolereerd, ofwel gedoogd worden in de maatschappij, maar ondergeschikt zijn aan heteroseksuelen. Heteroseksisme houdt in dat heteroseksualiteit als norm wordt gezien. Homoseksualiteit wordt niet per se negatief beoordeeld, maar er wordt in het dagelijks leven gewoonweg geen rekening mee gehouden. Acceptatie houdt in dat mensen homo’s volledig en bewust accepteren, waarbij homo- en heteroseksuelen als gelijken worden beschouwd. Verschillen tussen hen worden ontkend. Men realiseert zich echter niet dat homoseksuelen een minderheidspositie in deze maatschappij innemen en heteroseksuele privileges worden niet onderkend. Niet omdat homo’s negatief beoordeeld worden, maar omdat heteroseksuelen er niet bij stilstaan dat homoseksuelen achtergesteld worden door de inrichting van de maatschappij, waarbij heteroseksualiteit de norm is. Waardering houdt in dat verschillen tussen homo’s en hetero’s worden erkend en gerespecteerd. Tevens wordt ernaar gestreefd om de situatie voor homo’s te verbeteren. Klinken (2010) geeft een vergelijkbare definitie voor de houding heteroseksisme, namelijk heteronormativiteit. Dit houdt in dat heteroseksualiteit de normale, en ideologisch gezien de enige erkende vorm van seksualiteit in de samenleving is. Volgens Klinken (2010) kan men pas spreken van homoacceptatie in de kerk wanneer openlijk homoseksuele leden officieel worden toegelaten tot gemeenschapsrituelen als het Avondmaal, tot leidinggevende posities zoals predikant en tot overgangsrituelen zoals de doop en het huwelijk. 6
Daarnaast onderscheiden Keuzenkamp et al. (2006) vier verschillende dimensies van de houding tegenover homoseksualiteit: 1) Algemene aanvaarding: homo’s moeten hun leven kunnen leiden zoals zij dat willen. 2) Gelijke rechten en (anti)discriminatie: instemming of afwijzing van gelijke rechten van homo’s en hetero’s, zoals trouwen en kinderen adopteren. 3) Reactie op homoseksualiteit in de openbaarheid: hoe reageert men wanneer homoseksualiteit openlijk zichtbaar is, zoals hand in hand lopen en zoenen. 4) Reactie op homoseksualiteit in de naaste omgeving: Hoe reageert men op de confrontatie met homoseksuelen in de eigen omgeving.
2.2 Etnische afkomst Het CBS (2010) spreekt van een ‘allochtoon’ wanneer een ‘persoon in Nederland woonachtig is en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren’. Wie zelf in het buitenland is geboren, hoort tot de eerste generatie, wie in Nederland is geboren, hoort tot de tweede generatie’. Een niet-westerse allochtoon wordt gedefinieerd als ‘allochtoon met als herkomstgroepering een van de landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of Turkije (CBS, 2010). In dit onderzoek wordt aan de hand van het geboorteland van de ouders bepaald welke etnische achtergrond de respondenten van het onderzoek hebben. Het doel hiervan is te onderzoeken wat het effect is van etnische afkomst op homotolerantie, omdat er vaak van uitgegaan wordt dat etnische minderheden, en dan vooral nietwesterse allochtonen, negatiever tegenover homoseksualiteit staan dan autochtonen. Keuzenkamp (2010) stelt in het rapport Steeds gewoner, nooit gewoon dat vooral lager opgeleiden en leden van etnische en religieuze minderheden relatief vaak negatief tegenover homoseksualiteit staan, en dat vooral zichtbaar homoseksueel gedrag nog altijd veel weerzin oproept. Zij stelt dat de traditionele opvattingen over mannelijkheid en vrouwelijkheid tolerantie en acceptatie vaak in de weg staan. In het onderzoek van Keuzenkamp (2010) zijn niet-westerse allochtonen ondervertegenwoordigd. De meest recente informatie over de houding van deze groep ten aanzien van homoseksualiteit dateert uit een onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) uit 2004/2005. Om de houding van nietwesterse migranten ten aanzien van homoseksualiteit in beeld te brengen, zijn aan Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders en een vergelijkingsgroep van autochtonen uit de vijftig grootste gemeenten drie stellingen voorgelegd. De uitspraak dat homoseksuelen hun leven moeten kunnen leiden zoals zij dat willen, krijgt in alle groepen de meeste instemming. Autochtonen staan daar het meest positief tegenover, gevolgd door de Surinaamse Nederlanders. Onder Turkse en Marokkaanse Nederlanders is de instemming duidelijk geringer, maar ook hier gaat het om de meerderheid (respectievelijk 60% en 64%). Het feit dat homoseksuelen in Nederland met elkaar kunnen trouwen is niet iets waar alle groepen het mee eens zijn. Bij autochtonen en in mindere mate bij Surinaamse Nederlanders vindt de meerderheid dit een goede zaak, maar bij de Turkse Nederlanders vindt de meerderheid dat juist niet (55%). Van de Marokkaanse Nederlanders stemt 48% niet in met de openstelling van het burgerlijk huwelijk voor 7
personen van hetzelfde geslacht, 31% doet dat wel. De derde uitspraak die is voorgelegd is of mensen het een probleem vinden als hun kind op school les zou krijgen van een homoseksuele leraar of lerares. De meerderheid in alle groepen geeft aan dit geen probleem te vinden. Turkse Nederlanders zeggen nog het meest vaak (27%) daar moeite mee te hebben. In Gewoon doen (Keuzenkamp et al., 2006) is overigens nog nagegaan in hoeverre de verschillen tussen etnische groepen te verklaren zijn uit verschillen in bevolkingskenmerken, zoals het gemiddeld lagere opleidingsniveau en een groter belang van religie. Vooral dat laatste blijkt een belangrijke bepalende factor te zijn, maar ook het relatief lage opleidingsniveau speelt een rol. Verder zijn bij de Turkse, Marokkaanse en Antilliaanse Nederlanders verschillen tussen generaties van belang: de eerste generatie uit deze groepen heeft een negatievere houding tegenover homoseksualiteit. In het rapport Steeds gewoner, nooit gewoon (2010) geeft Keuzenkamp een opsomming van de redenen waarom etnische minderheden een negatievere houding tegenover homoseksualiteit hebben. Uit deze opsomming blijkt dat homoseksualiteit wordt afgewezen vanuit verschillende argumenten. 1) Homoseksualiteit wordt ervaren als een inbreuk op de koppeling van seksualiteit aan huwelijk, voortplanting en familieverhoudingen. De nadruk op dat laatste gaat gepaard met een sterke sociale controle, waardoor individuen weinig vrijheid hebben om uit de pas te lopen. 2) Homoseksualiteit wordt, vooral door Marokkaanse, Turkse en Surinaamse Nederlanders en in mindere mate door Chinese Nederlanders, geassocieerd met on-mannelijkheid c.q. on-vrouwelijkheid. Daarbij wordt niet alleen gedacht aan seks (in het bijzonder: penetratie door een seksegenoot), maar ook aan manieren van kleden, bewegen, spreken en verkeren in het alledaagse leven. ‘Onvrouwelijk’ gedrag van lesbische vrouwen wordt overigens ook weleens (bijvoorbeeld onder Turkse Nederlanders) gewaardeerd. 3) Homoseksualiteit (vooral van mannen) wordt geassocieerd met ‘deviante’ seksuele praktijken zoals orale en anale seks en met de veronderstelde seksualisering van de samenleving. 4) Homoseksuele vrouwen en vooral mannen wordt verweten dat ze zich te veel manifesteren in het openbare leven, hetgeen zou getuigen van gebrek aan discretie oftewel een overschrijding van de grens tussen privé en publiek. Een voorbeeld hiervan is de Gay Pride. 5) Homoseksualiteit wordt opgevat als schending van religieuze voorschriften, vooral zoals deze te vinden zouden zijn in heilige geschriften (dit geldt voor Marokkaanse en Turkse Nederlanders en minder voor de Chinese en Surinaamse groep). 6) Homoseksualiteit wordt door Chinese, Marokkaanse, Surinaamse en Turkse Nederlanders opgevat als iets dat in strijd zou zijn met ‘de natuur’, die nu eens vanuit theologisch, dan weer vanuit biologisch oogpunt wordt bekeken. 7) Homoseksualiteit wordt, vooral door sommige Chinese en Surinaamse Nederlanders, opgevat als een psychische afwijking. 8
2.3 Politieke voorkeur In dit onderzoek wordt gekeken naar het effect van politieke voorkeur op homotolerantie. De politieke voorkeur van de respondenten wordt gemeten door te vragen op welke partij de respondent heeft gestemd tijdens de laatste landelijke verkiezingen. Iemands politieke voorkeur hangt samen met diens politieke opvattingen. Politieke opvattingen zijn de denkbeelden, ideeën en meningen die mensen hebben over de inrichting van onze samenleving. Politieke opvattingen komen vaak voort uit de normen en waarden die men er op nahoud. Het algemene beeld uit de opinieonderzoeken is dat de houding van de Nederlandse bevolking ten aanzien van homotolerantie behoorlijk positief is. Uit onderzoek van het SCP (2011) blijkt dat tussen de aanhangers van politieke partijen nauwelijks verschil is op het gebied van homotolerantie. Als er al een verschil is, dan is de PVV-aanhang het meest vaak negatief is over homoseksualiteit. Van de PVV kiezers is 11 procent negatief over homo’s. Dit is opvallend omdat de PVV zich juist als voorvechter van homotolerantie profileert en voorstander is van een keiharde aanpak tegen plegers van geweld tegen homo's. De PVV-stemmers worden gevolgd door de CDA-stemmers , daar is 8 procent negatief. Kiezers van GroenLinks, D66 en de SP staan met minst negatief tegenover homo's (Volkskrant, 2011).
2.4 Geloofsbeleving Verschillende religies hebben verschillende houdingen ten opzichte van homoseksualiteit. In veel religies wordt homoseksualiteit gezien als een zonde. Uit onderzoek van Keuzenkamp (2010) blijkt dat naast etnische minderheden ook religieuzen relatief vaak negatief tegenover homoseksualiteit staan. Dit is te wijten aan de door Keuzenkamp (2010) eerder genoemde argumenten. Zo strookt homoseksualiteit niet met de idealen van huwelijk en gezinsvorming. Hetzelfde geldt voor ideeën over mannelijkheid en vrouwelijkheid: homo’s zijn geen echte mannen en lesbo’s geen echte vrouwen. Een derde bezwaar luidt dat in het bijzonder homomannen ongewenst afwijkend seksueel gedrag vertonen en daar te veel nadruk op leggen. Homoseksualiteit zou verder te openbaar worden gemaakt, waarbij voornamelijk protestanten en moslims het gevoel hebben dat homoacceptatie aan hen wordt opgedrongen. Een vijfde bezwaar is dat homoseksualiteit in strijd is met religieuze voorschriften en een zesde dat het tegen de natuur is, waarbij nauwelijks een onderscheid wordt gemaakt tussen goddelijke en biologische natuur. Ook wordt homoseksualiteit gezien als een psychische stoornis. In dit onderzoek wordt onderzocht wat het effect is van religie op homotolerantie. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen tot welke religieuze groep iemand formeel behoort (religie) en de manier van het geloof praktiseren (geloofsbeleving). Geloofsbeleving heeft te maken met de uitoefening van je geloof en de gevoelens die je daarbij hebt. Kenmerken van geloofsbeleving zijn onder andere de mate van kerkgang, de interpretatie van de bijbel en de waardering van religieuze (morele) waarden 9
(Burdette et al., 2005). Het behoren tot eenzelfde religieuze groep kan door verschillende personen toch anders beleefd worden. De beleving van religie kan worden beïnvloed door verschillende factoren zoals leeftijd, het aantal jaren dat iemand het geloof aanhangt (ervaring met het geloof), de achtergrond en het karakter van personen, kennis van en inzicht in het geloof. Daarnaast kunnen omgevingsfactoren een rol spelen, zoals de aanwezigheid van andere gelovigen in je omgeving en het voorbeeld dat je van hen krijgt. Tot slot is er ook nog de invloed van persoonlijke leefomstandigheden, bijvoorbeeld wanneer iemand een drukke baan heeft of een echtgenoot die een ander geloof aanhangt. Dit kan van invloed zijn op de manier waarop iemand zijn geloof kan uitoefenen en daarmee de intensiteit van beleving (Kersten, 2010).
2.5 Contacttheorie In de vragenlijst die gebruikt is voor dit onderzoek wordt gevraagd naar het aantal homoseksuele mensen dat de respondent kent. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen kennissen, goede vrienden en familieleden. Hier wordt naar gevraagd omdat verondersteld word dat het aantal en de aard van deze contacten van invloed is op de attituden omtrent homoseksualiteit. De contacttheorie (Allport, 1954/1979) stelt dat contact, met name persoonlijk en frequent contact, met iemand uit een minderheidsgroep positieve veranderingen in attituden tot gevolg heeft. Wanneer iemand in contact komt met een lid van een minderheidsgroep nemen vooroordelen over de minderheidsgroep af en de houding ten aanzien van de minderheidsgroep wordt positiever. Wanneer iemand in de directe omgeving te maken krijgt met homoseksuelen, bijvoorbeeld doordat hij of zij buren zijn, een homoseksuele vriend of vriendin heeft of iemand binnen de familie homoseksueel is, zal dit volgens deze theorie leiden tot een positievere houding ten aanzien van homoseksuelen als minderheidsgroep. Vooroordelen nemen dan af, dit komt door de eigen ervaring van het individu met leden van de minderheidsgroep. Wel wordt er een onderscheid gemaakt tussen kwantitatieve en kwalitatieve contacten. Puur het aantal contacten dat iemand heeft zal vooroordelen niet verlagen, maar juist het tegendeel bewerkstelligen. De kwaliteit van de contacten leidt daarentegen tot een significante afname van vooroordelen. Onderstaande citaten van Allport lichten toe waar dit verschil vandaan komt: “Casual contact’ komt veel voor in gebieden waar een sterke segregatie van groepen is. Men komt dan wel veel in contact met mensen van de andere groep, maar dit contact is geheel oppervlakkig. Groepen zullen zich dan ook blijven onderscheiden. Over het algemeen genomen dragen casual contacts niet bij aan het verminderen van vooroordelen, sterker nog, het lijkt dit juist te verergeren.” (Allport, p 262-265, vertaald vanuit het Engels)
10
“Uit onderzoek blijkt dat echte ‘acquaintances’ (kennissen/vrienden) vooroordelen daarentegen juist verminderen. De sociale afstand tot de outgroup vermindert wanneer iemand een of meerdere personen van de outgroup persoonlijk kent en daardoor nemen vooroordelen af en wordt de houding ten aanzien van de groep positiever.” (Allport, p 262-265, vertaald vanuit het Engels) De theorie gaat er dus vanuit dat wanneer iemand homoseksuele vrienden of familie heeft, hij of zij een positievere attitude heeft ten opzichte van homoseksualiteit. Vooroordelen nemen juist toe wanneer het homoseksuele contact slechts van oppervlakkige aard is.
2.6 Homotolerantie in Veenendaal Het doel van dit onderzoek is te onderzoeken in hoeverre de Veenendaalse bevolking verschilt met de rest van Nederland ten aanzien van de mate van homotolerantie in de gemeente. Dit wordt gemeten door de score op een aantal identieke stellingen te vergelijken met de landelijke resultaten van het SCPrapport uit 2011. Verwacht wordt dat de Veenendaalse bevolking lager scoort op homotolerantie dan het landelijke gemiddelde. Deze verwachting is gebaseerd op het feit dat Veenendaal bovengemiddeld veel orthodoxe gelovigen kent in vergelijking tot andere grote gemeenten in Nederland. Het rechtschristelijke karakter van de gemeente komt onder andere terug in de zetelverdeling van de gemeenteraad. Weliswaar hebben de drie Christelijke partijen (ChristenUnie, CDA en SGP) met 16 van de 33 raadszetels net geen meerderheid in de gemeenteraad, hun politieke invloed is aanzienlijk groter in vergelijking tot de landelijke politiek. Ook wonen in Veenendaal grote groepen allochtonen. In 2011 woonden in Veenendaal 10.039 allochtonen, waarvan 6.426 niet-westerse allochtonen (CBS, 2012). De groep niet-westerse allochtonen vormt ruim 10% van de inwoners van Veenendaal. Etnische minderheden staan vanwege hun geloof of cultuur bekend als minder homotolerant (Keuzenkamp, 2010). Bijkomend gegeven is dat Veenendaal geen homoseksuele gemeenschap kent en er ook geen formele trefpunten binnen de gemeente bestaan waar homoseksuelen samen kunnen komen. Als middelgrote gemeente met ruim 62.000 inwoners heeft Veenendaal wel vele andere voorzieningen. Dit draagt bij aan de verwachting dat in Veenendaal een minder homotolerant klimaat heerst.
11
3 Methodologische verantwoording Dit hoofdstuk omvat een verantwoording van de methodologische keuzes die gemaakt zijn voorafgaand en gedurende de uitvoering van het onderzoek. Voor dit kwantitatieve onderzoek is gebruik gemaakt van een vragenlijst om de heersende attituden omtrent homoseksualiteit onder de bevolking van Veenendaal te meten. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe het onderzoek is opgezet en uitgevoerd en onder welke omstandigheden de data zijn verzameld.
3.1 Steekproef De onderzoekspopulatie betreft de bevolking van de gemeente Veenendaal van 18 jaar of ouder. Het streven was om hieruit een representatieve steekproef te trekken van 400 mensen. De steekproef is niet op basis van kans tot stand gekomen omdat het budget niet toereikend was om uit het steekproefkader (adressenbestand van de gemeente Veenendaal) aselect een steekproef te trekken. Doordat de steekproef niet op kans gebaseerd kon worden en toch de verschillende groepen goed te kunnen vertegenwoordigen, is gebruik gemaakt van een quotasteekproef. Bij dit type steekproef selecteert de interviewer zelf de respondenten binnen bepaalde quota, meestal gekenschetst als bepaalde combinaties van geslacht, leeftijd en welstandscategorieën (Boeije et al., 2009). Daarnaast is ook gebruik gemaakt van een sneeuwbalsteekproef om het gewenste aantal respondenten te genereren. Via sociale media (o.a. Facebook en Twitter) en sociale contacten zijn inwoners uit Veenendaal benaderd om de enquête in te vullen en deze door te sturen naar vrienden, familie en/of kennissen. Wervingsstrategieën Om het beoogde aantal respondenten te genereren welke tevens een juiste afspiegeling vormen van de Veenendaalse bevolking, is gebruik gemaakt van verschillende wervingsstrategieën. Op plekken op straat waar een doorsnede van de bevolking komt zoals winkelstraten, markt, pleinen en winkelcentra is mensen gevraagd om direct ter plaatse of thuis op een later tijdstip de enquête in te vullen. Bij buurthuizen en op het ROC zijn respondenten benaderd om direct de enquête schriftelijk in te vullen of thuis, digitaal via een online weblink. Daarnaast hebben de onderzoekers de digitale enquête verspreid binnen hun eigen netwerk. Tot slot zijn mensen thuis benaderd door middel van een brief in de bus met daarin het verzoek de digitale vragenlijst in te vullen. Respons/non-respons Het streven was om 400 respondenten te werven. Omdat er van uit gegaan was dat het lastig zou worden om dit aantal te bereiken zijn dus verschillende dataverzameling methoden toegepast. Op straat zijn mensen ‘op de man af’ gevraagd of zij de enquête wilden invullen en in totaal zijn er 2650 brieven huis-aan-huis verspreid in een aantal wijken in Veenendaal met daarin het verzoek de enquête digitaal in te vullen. De respons hierop wordt zeer laag geschat. Mede bepalend hiervoor is de geringe toename 12
van het aantal voltooide online enquêtes daags na het rondbrengen van honderden brieven. Verondersteld wordt dat het vrijblijvende karakter van het wel of niet invullen van de enquête en het feit dat de respondenten anoniem zijn hierbij een rol spelen. Tevens zijn er bij zeven buurtcentra stapels van 15 enquêtes uitgedeeld. De respons hierop verschilde sterk per buurtcentrum, zo sterk zelfs dat één buurtcentrum 100% respons opleverde en een andere 0%. Een ander opvallend gegeven is dat 478 personen aan de online vragenlijst zijn begonnen en slechts 217 personen de enquête hebben afgerond, dat is een responsepercentage van 46%. Een mogelijke oorzaak hiervan is de lengte van de vragenlijst. Op pagina drie van de vragenlijst krijgen respondenten een enorme lijst met stellingen te zien, mogelijk haken respondenten op dit punt af. Daarnaast kan het, voor sommige mensen, controversiële onderwerp en de manier van vraagstellen debet zijn aan het niet voltooien van de vragenlijst. In onderstaande tabel (Tabel 1) zijn de responspercentages per manier van dataverzameling bij benadering aangegeven. Er is een groot verschil te zien in de hoogte van (non)respons per methode van dataverzameling. De hoogste respons is te zien bij het enquêteren op het ROC. De verklaring voor dit hoge responspercentage is te vinden in het feit dat het invullen van de vragenlijst onderdeel uitmaakte van de (verplichte) lessen waar de studenten op dat moment aanwezig waren. Tabel 1: Responsepercentages in totaal en per methode van dataverzameling (bij benadering) Methode van dataverzameling
Totaal aantal mensen benaderd
Respons
Responspercentage
Op straat enquêteren
280
140
50%
Huis aan huis brief
2650
120
2-7%
Flyeren op straat en ROC
250
20
5-10%
Vragenlijst in klas ROC
65
65
100%
Buurtcentra
105
37
30-40%
Via eigen netwerk
130
65
50%
Totaal
3480
447
13%
Onderzoeksgroep en representativiteit Het doel was om te steekproef een juiste afspiegeling te laten vormen van de Veenendaalse bevolking vanaf 18 jaar. In tabel 2 is de samenstelling van de steekproef en samenstelling van de bevolking van Veenendaal aan de hand van cijfers van het CBS te vinden.
13
Tabel 2: Steekproefverdeling en verdeling bevolking Veenendaal (CBS, 2012) Bevolking Veenendaal Steekproef vanaf 18 jaar (N=47. 188) (n=447) Leeftijd 18-19 jaar 3,5% 13% 20-29 jaar 16,4% 29,3% 30-39 jaar 16,7% 15,4% 40-49 jaar 19,5% 15% 50-64 jaar 25,4% 18,6% 65+ 18,5% 8,7% Geslacht Man 49,2% 43,7% Vrouw 50,8% 56,3% Kerkelijkheid Algemeen 75% 65% Minimaal maandelijks 43% 30,2% kerkbezoek Herkomst Autochtoon 84,5% 84.1% Allochtoon 15,5% 15.9% Westers 38% 47,1% Niet-westers 62% 52,9% Onderwijsniveau Laag 24% 22,3% Middelbaar 48,5% 42.3% Hoog 27,5% 35.4% Concluderend kan onze steekproef als representatief worden beschouwd. Met name het hoge percentage allochtonen draagt hier aan bij. Wel is er in meer of mindere mate een oververtegenwoordiging te zien van jongeren, vrouwen, niet-gelovigen, westerse allochtonen en hoger opgeleiden.
3.2 Design In dit onderzoek is gebruik gemaakt van kwantitatieve onderzoeksmethoden, omdat deze geschikt zijn om verbanden tussen variabelen en verschillen tussen bepaalde groepen (leeftijd, religie, etniciteit, opleidingsniveau) aan te kunnen tonen (De Goede et al., 2005). Om variabelen, zoals homotolerantie en de beleving van religie te meten, is gebruik gemaakt van een aantal vragen (items) die samen een schaal vormen. De antwoordmogelijkheden lopen uiteen van ‘helemaal oneens’ tot en met ‘helemaal eens’ op een 5-punts Likertschaal. Daarnaast wordt gevraagd naar politieke voorkeur, hoeveel homoseksuele mensen men kent en demografische gegevens zoals geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en geboorteland. Details over variabelen zijn in de volgende paragraaf uiteengezet.
14
3.3 Meetinstrumenten In dit onderzoek staat een aantal belangrijke concepten centraal, te weten, homotolerantie, beleving van religie, etnische afkomst en politieke voorkeur. Daarnaast worden deze concepten afgezet tegen een aantal demografische kenmerken van de respondenten. Voor het concept homotolerantie is uitgegaan van de vier verschillende dimensies die Keuzenkamp et al. (2006) onderscheidt: algemene aanvaarding, gelijke rechten en (anti)discriminatie, homoseksualiteit in de openbaarheid en homoseksualiteit in de naaste omgeving. Bovenstaande concepten zijn niet direct meetbaar en zijn daarom geoperationaliseerd middels verschillende vragen die samen een schaal vormen. Voor elk van de bovenstaande concepten zijn één of meerdere items in de vragenlijst opgenomen. Daarnaast zijn er enkele items toegevoegd over attituden omtrent homoseksualiteit binnen de religie. Ook zijn er enkele controlevragen toegevoegd en bevat de vragenlijst enkele vragen over het aantal homoseksuele mensen dat iemand kent in zijn of haar omgeving. Om een goede vergelijking te kunnen maken met de landelijke cijfers, komen alle items uit het SCP rapport van Keuzenkamp et al. (2006) in de vragenlijst terug. Voor het meten van de items omtrent attituden is gebruik gemaakt van een 5-punts Likertschaal variërend van “Helemaal oneens” (1) tot “Helemaal eens” (5.) De vragenlijst is samengesteld uit items van bestaande vragenlijsten. Op de volgende pagina volgt een weergave van de gebruikte items per concept, de vragenlijst zelf is terug te vinden in de bijlage. Tabel 3: Theoretische concepten met bijbehorende items (en item nummers)
Concept
Item(s)
Algemene aanvaarding
Homoseksuele mannen en lesbische vrouwen moeten hun leven kunnen leiden zoals zij dat willen (4) Ik keur een homoseksuele relatie tussen twee volwassenen goed (14) Seks tussen twee homoseksuele mannen vind ik walgelijk (20) Seks tussen twee lesbische vrouwen vind ik walgelijk (26) Homoseksuele paren moeten dezelfde rechten hebben als heteroseksuele paren bij het adopteren van een kind (5) Het homohuwelijk dient te worden afgeschaft (18) Ik keur het goed als een homoseksueel paar samenwoont (21) Ik vind het goed dat paren van hetzelfde geslacht mogen trouwen (23) Homoseksuele mensen zijn zoals jij en ik (24) Ik vind het prima als twee mannen in het openbaar intiem zoenen (10) Ik vind het aanstootgevend als twee homoseksuele mannen hand in hand lopen (13) Ik vind het prima als twee lesbische vrouwen hand in hand lopen (16) Ik vind het prima als twee lesbische vrouwen in het openbaar intiem zoenen (17) Als een goede vriend(in) van mij homoseksueel blijkt te zijn, dan zou dat niet van invloed zijn op onze vriendschap (8) Ik vind het een probleem als mijn kind op school les krijgt van een homoseksuele leraar of lerares (11) Ik raak liever niet bevriend met iemand die homoseksueel is (15) Ik wil liever niet samenwerken met iemand die homoseksueel is (19) Als mijn zoon of dochter mij zou vertellen dat hij/zij homoseksueel is, dan vind ik dat onaanvaardbaar (22) Als mijn zoon of dochter samen zou wonen met een vaste partner van hetzelfde geslacht dan vind ik dat prima (25)
Gelijke rechten en (anti)discriminatie
Homoseksualiteit in de openbaarheid Homoseksualiteit in de naaste omgeving
15
Controlevragen
Religie Beleving van religie
Homotolerantie en religie
Demografische kenmerken
Etnische afkomst
Politieke voorkeur
Ik vind het aanstootgevend als een man en een vrouw in het openbaar intiem zoenen (6) Ik keur het goed als een man en een vrouw samenwonen zonder te trouwen (7) Seks tussen een man en een vrouw vind ik walgelijk (9) Ik vind het aanstootgevend als een man en een vrouw hand in hand lopen (27) Wat is uw religie? (32) Hoe vaak gaat u naar een religieuze dienst? (33) Hoe vaak leest u in de heilige geschriften van uw religie? (34) Hoe belangrijk is uw geloof bij het nemen van belangrijke beslissingen? (35) Hoe belangrijk is uw geloof bij het nemen van minder belangrijke beslissingen? (36) In mijn dagelijks leven probeer ik zoveel mogelijk te leven volgens de regels van mijn religie (37) Het heilige geschrift is het ware woord van god en moet letterlijk worden genomen (38) Alleen mensen die zich houden aan de regels van mijn religie gaan naar de hemel (39) Het heilige geschrift kan ieder voor zich interpreteren (40) Het hebben van homofiele gevoelens is een zonde (41) Iemand die homofiel is kan een goede gelovige zijn (42) Iemand met een homoseksuele relatie kan een goede gelovige zijn (43) Homoseksueel gedrag (bijvoorbeeld zoenen met iemand van hetzelfde geslacht) is een zonde (44) Wat is uw woonplaats? (45) Wat is uw geslacht? (46) In welke maand en welk jaar bent u geboren? (47) Wat is de samenstelling van uw huishouden? (48) Wat is uw hoogst afgeronde opleiding? (49) In welk land is uw vader geboren? (50) In welk land is uw moeder geboren? (51) In welk land bent u zelf geboren? (52) Op welke partij heeft u gestemd bij de laatste landelijke verkiezingen? (53)
3.4 Databewerking In deze paragraaf wordt uiteengezet hoe de data zijn bewerkt en voorbereid voor de statistische analyses waarmee de onderzoeksvragen beantwoord kunnen worden. Bij het invoeren van de data van de papieren enquêtes is zorgvuldig aandacht besteed aan de missende waarden. Deze zijn dan ook expliciet gespecificeerd in het databestand, doorgaans met een 9, in enkele gevallen met 99 of 999. De respondenten die hebben ingevuld niet gelovig te zijn, hoefden vraag 33 t/m 44 niet in te vullen. Deze zijn in de dataset gecodeerd als n.v.t. (99) en gespecificeerd als missende waarde, zodat ze niet worden meegenomen in de analyses die alleen betrekking hebben op de gelovige respondenten. Respondenten die niet gelovig zijn en de vragen 33 t/m 44 toch hebben ingevuld hebben, zijn ook gecodeerd als n.v.t., omdat deze waarden anders de gemiddelden van deze vragen onder de religieuzen zouden beïnvloeden. Ook bij de digitale data zijn missende waarden, deze waren echter niet aangegeven. Na het samenvoegen van de datasets zijn de missende waarden voor de ‘digitale data’ ingevuld, zodat ze overeenkomen met de missende waarden van de ‘papieren data’. De ontbrekende data bij de vragen over geloof (vraag 33 t/m 44) bij respondenten die geen geloof hebben, zijn handmatig als n.v.t. (99) ingevuld. Om somscores te kunnen berekenen van de items die samen een schaal of subschaal vormen, is het belangrijk dat de scores op alle items hetzelfde aangeven. Van de items die vragen naar homotolerantie 16
(4 t/m 27) moet een lage score een lage tolerantie weergeven, en een hoge score een hoge tolerantie. Hiervoor zijn de negatief geformuleerde items (6, 9, 11, 12, 13, 15, 18, 19, 20, 22, 26 en 27) omgepoold. De items 6, 7, 9 en 27 zijn controlevragen en meten tolerantie met betrekking tot heteroseksuele relaties, zij zijn dan ook niet opgenomen in de schaal voor homotolerantie. Van de items die vragen naar de beleving van religie (35 t/m 40) is alleen item 40 omgepoold. Voor deze items geldt hoe hoger de score, hoe intenser de beleving van religie. Van de items die gaan over homotolerantie én religie (41 t/m 44) zijn de items 41 en 44 omgepoold. Een lage score betekent hier een negatieve houding ten opzichte van homo’s. Als eerste is een factoranalyse uitgevoerd met de items 4, 5, 8 en 10 t/m 26, welke homotolerantie meten. Uit deze factoranalyse zijn drie factoren gekomen. De items, 4, 5, 14, 18, 21, 23, 25 en 26 laden op factor 1, waarvan alle items een factorlading van >.5 hebben. Factor 2 bestaat uit item 8, 11, 12, 13, 15, 19, 22 en 24. Alle items hebben een factorlading van >.5. De derde factor bestaat uit de items, 10, 16, 17 en 20. Met uitzondering van item 20 (.45) hebben allen een factorlading >.5. Omdat er geen duidelijke verklaring voor deze factoren is te vinden aan de hand van bijbehorende items, hebben de onderzoeker ervoor gekozen om de vier dimensies met betrekking tot homotolerantie volgens Keuzenkamp et al. (2006) aan te houden. Hiervoor zijn vier nieuwe variabelen aangemaakt die het gemiddelde van de somscores van de items per dimensie aangeven. Met een betrouwbaarheidsanalyse is de Cronbach’s Alfa voor alle subschalen gemeten. De eerste variabele algemene aanvaarding (item 4, 14, 20,26) heeft een Cronbach’s alfa van .83. Voor de variabele gelijke rechten (item 5, 18, 21, 23, 24) geldt α=.89. Homoseksualiteit in de openbaarheid (item 10, 13, 16, 17) heeft een α=.82.
Voor
homoseksualiteit in de naaste omgeving (item 8, 11, 15, 19, 22, 25) geldt α=.85. Daarnaast is er een variabele aangemaakt die het gemiddelde meet van alle items m.b.t. homotolerantie (4, 5, 8, 10 t/m 26; α=.95): homotolerantie totaal. In geen van de (sub)schalen leidt het verwijderen van een item tot een hogere α. De beleving van religie wordt gemeten met de items 33 t/m 40. De items 35 t/m 40 vragen naar verschillende gedragingen en attituden betreffende religie en hebben een 5-punts Likertschaal als antwoordmogelijkheid, variërend van ‘Heel onbelangrijk’ / ‘Helemaal oneens’ (1) tot ‘Heel belangrijk’ / ‘Helemaal eens’ (5). De items 33 en 34 vragen respectievelijk naar de mate van kerkgang en hoe vaak men in het Heilige geschrift leest. Item 33 heeft 5 antwoordmogelijkheden. Voor item 34 is er bij het maken van de enquête een antwoordcategorie vergeten en als gevolg daarvan heeft deze maar 4 antwoordcategorieën. Om deze reden hebben is besloten dit item niet op te nemen in de nieuwe variabele met het gemiddelde van de somscore. De betrouwbaarheidsanalyse voor de schaal intensiteit van religie met de items 33, 35 t/m 40 wijst uit dat α=.83. Echter, na het verwijderen van item 40 zal Cronbach’s Alfa iets omhoog gaan (α=.84). Wanneer naar de inhoud van item 40 wordt gekeken, blijkt dat dit item (Het heilige geschrift kan ieder voor zich interpreteren) en item 38 (Het heilige geschrift is het ware woord van God en moet letterlijk worden genomen) hetzelfde zouden moeten meten, maar de correlatie tussen deze items is gemiddeld (r=.31) (Field, 2009). Echter, voor items die hetzelfde zouden moeten meten, is dit vrij laag, eerder zou je hierbij collineariteit (r>.85) verwachten. Aangezien het 17
verwijderen van item 40 een stijging van de Cronbach’s Alfa tot gevolg heeft en er tegen verwachting een relatief lage correlatie is tussen de items 38 en 40, is besloten dit item niet toe te voegen aan de schaal. Uiteindelijk is een variabele met het gemiddelde van de somscore van item 33 en 35 t/m 39 aangemaakt, namelijk intensiteit van religie (α=.84), waarbij een lage score een lage intensiteit van de beleving van religie aangeeft en een hoge score een hoge intensiteit van de beleving van religie. De items 41 t/m 44 meten homotolerantie in het licht van religie. Alleen religieuze mensen hebben deze vragen beantwoord (N=287). Item 41 en 42 meten tolerantie ten opzichte van homofiele gevoelens en item 43 en 44 meten tolerantie ten opzichte van homoseksueel gedrag. Hiervoor zijn twee nieuwe variabelen aangemaakt. Als laatste is aan de hand van het geboorteland van de respondenten en hun ouders een variabele aangemaakt die weergeeft of iemand een autochtoon, westerse allochtoon of niet-westerse allochtoon is. Tevens is er een variabele aangemaakt die aangeeft of iemand een westerse of niet-westerse etniciteit heeft. En voor opleidingsniveau is een variabele aangemaakt die aangeeft of iemand laag-, middelbaar- of hoog opgeleid is.
3.5 Statistische analyses Om de onderzoeksvragen te beantwoorden, zijn verschillende statistische analyses uitgevoerd. Om verschillen tussen groepen aan te tonen, is gebruik gemaakt van de t-toets en ANOVA. Om een effect van een onafhankelijke variabele, zoals geslacht, leeftijd, intensiteit van religie en westerse of nietwesterse etniciteit, op de afhankelijke variabelen homotolerantie totaal en de vier subschalen volgens de dimensies van Keuzenkamp et al. (2006) te berekenen, is gebruik gemaakt van een regressie analyse. De eerste twee deelvragen (In hoeverre is er een verschil in homotolerantie tussen verschillende etnische groepen? en In hoeverre is er een verschil in homotolerantie tussen verschillende politieke voorkeuren?) zullen worden beantwoord met een ANOVA. Hierbij wordt gekeken of de groepen significant van elkaar verschillen in de mate van homotolerantie en welke groepen het meest en het minst tolerant zijn. Met een Post Hoc Bonferroni toets wordt gekeken welke groepen significant van elkaar verschillen. Vervolgens is deelvraag 3 (Wat is het effect van beleving van religie op homotolerantie?) onderzocht middels een regressieanalyse. Hierbij wordt gekeken of er een significant effect is van de intensiteit van religie op homotolerantie, of dit een positief of negatief effect is, en hoeveel de intensiteit van religie de van variantie van homotolerantie verklaart. De vierde deelvraag (In hoeverre verschilt de mate van homotolerantie in Veenendaal met de rest van Nederland?) wordt beantwoord met behulp van frequentietabellen van de items die betrekking hebben op homotolerantie, welke vergeleken worden met de frequenties uit het landelijk onderzoek van het SCP (Keuzenkamp, 2011).
18
Overige vragen Naast de analyses die de deelvragen beantwoorden, zijn er ook nog andere analyses gedaan om verschillen tussen geslacht, opleidingsniveau, religie en leeftijd aan te tonen. Hiervoor is gebruik gemaakt van de t-toets en ANOVA. Tevens zal uit een t-toets blijken of de gemiddelde homotolerantie verschilt tussen mensen die wel of geen homoseksuele vrienden en/of familie hebben. Met een regressie analyse wordt het effect van het aantal homoseksuelen dat men kent op de mate van homotolerantie bekeken. Tot slot wordt gebruik gemaakt van een stepwise-regressie om aan te tonen welke onafhankelijke variabelen het grootste effect hebben op homotolerantie en hoe groot de verklaarde variantie is. Voorwaarde voor een regressie is dat de onafhankelijke variabelen van interval- of ratio meetniveau zijn.
3.6 Hypothesen Aan de hand van de vooraf gestelde onderzoeksvragen worden met behulp van de gegenereerde onderzoeksdata de volgende hypothesen getoetst:
Mensen met een niet-westerse etniciteit zijn minder tolerant dan mensen met een westerse etniciteit;
Mensen die op een christelijke partij stemmen zijn minder tolerant dan mensen die op een nietchristelijke partij stemmen;
Hoe hoger de intensiteit van religie, hoe minder tolerant men is ten opzichte van homoseksualiteit;
De Veenendaalse bevolking is minder tolerant ten opzichte van homoseksualiteit dan de Nederlandse bevolking.
19
4 Resultaten en Analyse 4.1 Homotolerantie en etniciteit Om te achterhalen of er verschillen zijn in homotolerantie onder verschillende etnische groepen in Veenendaal, is door middel van een ANOVA onderzocht of de groepsgemiddelden van verschillende etnische groepen op homotolerantie significant van elkaar verschillen. Etnische afkomst is gespecificeerd in drie groepen: autochtonen, westerse allochtonen en niet-westerse allochtonen. Hierbij wordt gekeken naar de groepsgemiddelden op de totale homotolerantie schaal en de vier subschalen volgens de dimensies van Keuzenkamp et al. (2006). Uit de ANOVA’s van de verschillende schalen van homotolerantie blijkt dat er significante verschillen zijn tussen de groepen. Westerse allochtonen zijn gemiddeld het meest tolerant, gevolgd door de autochtonen. Niet-westerse allochtonen scoren op alle schalen het laagst (Tabel 4). Uit de Post Hoc Bonferroni toets kan geconcludeerd worden dat de groepsgemiddelden van de niet-westerse allochtonen significant verschillen van de groepsgemiddelden van de autochtonen en de westerse allochtonen (Tabel 5). Tussen autochtonen en westerse allochtonen zijn geen significante verschillen. Dus niet-westerse allochtonen hebben de minst tolerante houding ten opzichte van homoseksualiteit en de verschillen met autochtonen en westerse allochtonen zijn significant. De hypothese is geaccepteerd. Tabel 4: Resultaten ANOVA homotolerantie en etniciteit Autochtonen
Westerse allochtonen
Niet-Westerse allochtonen
Afhankelijke variabele Homotolerantie Totaal
X 4.0
X 4.2
X 3.0
F-waarde 20.820
p-waarde .000
Algemene aanvaarding
3.8
3.9
2.8
15.412
.000
Gelijke rechten
4.1
4.3
3.2
11.990
.000
Homoseksualiteit in openbaarheid
3,3
3,6
2,8
4.896
.000
Homoseksualiteit in naaste omgeving
4,3
4,5
3.0
44.798
.000
20
Tabel 5: Resultaten Post Hoc Bonferroni voor homotolerantie en etniciteit Afhankelijke variabele
Etniciteit
Etniciteit
p-waarde
Homotolerantie Totaal
Niet-westerse allochtonen
Algemene aanvaarding
Autochtonen Niet-westerse allochtonen
Gelijke rechten
Autochtonen Niet-westerse allochtonen
Autochtonen Westerse allochtonen Westerse allochtonen Autochtonen Westerse allochtonen Westerse allochtonen Autochtonen Westerse allochtonen Westerse allochtonen
.000 .000 .534 .000 .000 1.000 .000 .000 1.000
Autochtonen Westerse allochtonen Westerse allochtonen Autochtonen Westerse allochtonen Westerse allochtonen
.017 .011 .687 .000 .000 1.000
Autochtonen Homoseksualiteit in openbaarheid
Niet-westerse allochtonen Autochtonen Niet-westerse allochtonen
Homoseksualiteit in naaste omgeving
Autochtonen
4.2 Homotolerantie en politieke voorkeuren Naast etniciteit is er vaak een verschil waar te nemen in homotolerantie per politieke voorkeur. Politieke voorkeur wordt in dit onderzoek gemeten aan de hand van de politieke partij waar de respondent tijdens de laatste nationale Tweede Kamer verkiezingen op heeft gestemd. Men kon kiezen uit de volgende antwoordmogelijkheden: VVD, CDA, PvdA, SP, D66, ChristenUnie (CU), SGP, GroenLinks (GL), PVV, Partij voor de Dieren, Blanco en ‘Ik heb niet gestemd’. Volgens de ANOVA zijn er significante verschillen tussen de groepen op alle vijf (sub)schalen van homotolerantie (Tabel 6). SP-, GroenLinks-, D66- en Partij voor de Dieren-stemmers hebben over het algemeen de meest tolerantie houding ten opzichte van homo’s. Kort daarop volgen de VVD-, PVV-, PvdA-stemmers. Iets minder tolerant zijn de CDA stemmers. ChristenUnie- en SGP-stemmers zijn gemiddeld het minst tolerant. Tabel 6: Resultaten ANOVA homotolerantie en politieke voorkeur VVD
CDA
PvdA
SP
D66
CU
SGP
GL
PVV
Partij vd Dieren
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
F-waarde
p-waarde
Homotolerantie Totaal
4.0
3.7
3.9
4.4
4.3
3.0
1.9
4.4
4.1
4.3
18.839
.000
Algemene aanvaarding
3.9
3.5
3.8
4.3
4.1
2.5
1.5
4.3
3.9
4.1
17.792
.000
4.2
3.7
4.1
4.6
4.5
2.7
1.9
4.5
4.2
4.4
18.264
.000
Homoseksualiteit in openbaarheid
3.4
2.9
3.4
3.9
3.7
2.5
1.3
3.9
3.4
3.5
11.266
.000
Homoseksualiteit in naaste omgeving
4.3
4.2
4.0
4.7
4.5
3.8
2.6
4.7
4.4
4.7
9.682
.000
Afhankelijke variabele
Gelijke rechten
21
De belangrijkste resultaten uit de Post Hoc Bonferroni toets zijn weergegeven in tabel 7. SGP-stemmers verschillen op alle (sub)schalen significant van alle andere partijen (voor alle vergelijkingen geldt p<.001), behalve van de ChristenUnie op de dimensies algemene aanvaarding en gelijke rechten (Tabel 7). De ChristenUnie verschilt op de totale homotolerantie schaal ook significant van alle andere partijen (voor alle vergelijkingen geldt p<.001). Voor de dimensies algemene aanvaarding en gelijke rechten verschilt de ChristenUnie van alle partijen significant (voor alle vergelijkingen geldt p<.001), behalve van de SGP (Tabel 7). Opvallend is dat de ChristenUnie op de derde dimensie, homoseksualiteit in de openbaarheid, niet significant verschilt van Partij voor de Dieren, maar wel van de SGP. Voor homoseksualiteit in de naaste omgeving zijn verschillen tussen de ChristenUnie en een aantal andere partijen niet significant (Tabel 7). Naast de SGP en ChristenUnie, toont ook het CDA significante verschillen met enkele partijen op de (sub)schalen voor homotolerantie (Tabel 7). Ook de PvdA verschilt significant van twee partijen op de laatste dimensie. Dus de significante verschillen in homotolerantie zijn voornamelijk te vinden onder de christelijke partijen. De hypothese is geaccepteerd. Tabel 7: Resultaten Post Hoc Bonferroni voor homotolerantie en politieke voorkeur Afhankelijke variabele Homotolerantie Totaal
Politieke voorkeur
Politieke voorkeur
p-waarde
CDA
SP
.004
GroenLinks
.023
Algemene aanvaarding
CDA
SP
.009
ChristenUnie
SGP
.085
Gelijke rechten
CDA
SP
.003
ChristenUnie
SGP
.407
CDA
SP
.002
GroenLinks
.006
Partij voor de Dieren
.294
SGP
.014
SP
.008
GroenLinks
.025
VVD
.514
CDA
1.000
PvdA
1.000
PVV
.090
Partij voor de Dieren
.294
Homoseksualiteit in de openbaarheid
ChristenUnie Homoseksualiteit in de naaste omgeving
PvdA ChristenUnie
22
4.3 Religie en homotolerantie Een t-toets die de verschillen in homotolerantie totaal voor wel- en niet-gelovigen meet, geeft aan dat er een significant verschil is tussen de twee groepen. Ook voor de subschalen zijn significante verschillen tussen de twee groepen aangetoond (Tabel 8). Regressieanalyses tonen zowel een significante relatie aan tussen de onafhankelijke variabele intensiteit van religie en de totale homotolerantie schaal als tussen intensiteit van religie en de vier subschalen (Tabel 9). Hieruit kan geconcludeerd worden dat de intensiteit van religie een significant effect heeft op de mate van homotolerantie. De hypothese is geaccepteerd. Tabel 8: Resultaten van de t-toets onder wel- en niet-gelovigen voor alle (sub)schalen van homotolerantie. Variabele
t
P
Homotolerantie totaal
7.117
.000
Algemene aanvaarding
6.387
.000
Gelijke rechten
7.404
.000
Homoseksualiteit in de openbaarheid
5.389
.000
Homoseksualiteit in naaste omgeving
5.809
.000
Tabel 9: De invloed van intensiteit van religie op de verschillende (sub)schalen van homotolerantie Variabele
R2
B
p
Homotolerantie totaal
.46
-.60
.000
Algemene aanvaarding
.39
-.67
.000
Gelijke rechten
.38
-.66
.000
Homoseksualiteit in de openbaarheid
.26
-.50
.000
Homoseksualiteit in naaste omgeving
.34
-.52
.000
4.4 Vergelijking homotolerantie in Veenendaal met de rest van Nederland De onderzoeksresultaten uit Veenendaal zijn vergeleken met het de resultaten uit het SCP-rapport Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland 2011: Internationale vergelijking, ontwikkelingen en actuele situatie, om zodoende een mogelijk verschil in homotolerantie tussen Veenendaal en de rest van Nederland aan te tonen. Met behulp van frequentietabellen worden antwoordpercentages van de items die onder de vier verschillende dimensies van houdingen tegenover homoseksualiteit vallen berekend. De antwoordpercentages van de Veenendaalse respondenten zijn vergeleken met die van de Nederlandse bevolking (Tabel 10). De Veenendaalse bevolking heeft wel wat minder positieve opvattingen over uitspraken met betrekking tot homoseksualiteit dan de Nederlandse bevolking, maar 23
de verschillen zijn over het algemeen klein. De verschillen op de dimensie homoseksualiteit in de openbaarheid zijn relatief groot. Opvallend is ook het grote verschil tussen de Veenendaalse en Nederlandse bevolking op de stelling Seks tussen twee lesbische vrouwen vind ik walgelijk. In Veenendaal is de bevolking het daar bijna twee keer vaker mee eens dan de Nederlandse bevolking. Hoewel er niks gezegd kan worden over de significantie van deze relatief grote verschillen, is het, gezien de grootte van de verschillen tussen de percentages aannemelijk dat de hypothese geaccepteerd kan worden. Tabel 10: Percentages van de Veenendaalse en Nederlandse bevolking dat aangeeft het (helemaal) eens te zijn met onderstaande opvattingen over homoseksualiteit.
Algemene aanvaarding Homoseksuele mannen en lesbische vrouwen hun leven moeten kunnen leiden zoals zij dat willen. Seks tussen twee homoseksuele mannen vind ik walgelijk. Seks tussen twee lesbische vrouwen vind ik walgelijk Gelijke rechten en (anti)discriminatie Homoseksuele paren moeten dezelfde rechten hebben als heteroseksuele paren bij het adopteren van een kind Het homohuwelijk dient te worden afgeschaft Homoseksualiteit in de openbaarheid Ik vind het prima als twee mannen in het openbaar intiem zoenen Ik vind het prima als twee lesbische vrouwen in het openbaar intiem zoenen Ik vind het aanstootgevend als een man en een vrouw in het openbaar intiem zoenen Homoseksualiteit in de naaste omgeving Ik zou het een probleem vinden als mijn kind op school les krijgt van een homoseksuele leraar of lerares. Als mijn zoon of dochter samen zou wonen met een vaste partner van hetzelfde geslacht dan vind ik dat onaanvaardbaar.
24
Nederland
Veenendaal
87%
81%
28% 12%
36% 23%
78%
76%
11%
17%
59%
48%
72%
53%
13%
36%
7%
11%
15%
18%
4.5 Overige resultaten Naast de uitgevoerde analyses ter beantwoording van de deelvragen zijn er ook andere analyses uitgevoerd om mogelijke andere invloeden op homotolerantie te achterhalen. In deze paragraaf zullen deze mogelijke invloeden uiteen worden gezet. Geslacht Door middel van een t-toets zijn de groepsgemiddelden van mannen en vrouwen op de totale homotolerantie schaal en de vier subschalen berekend. Hieruit blijkt dat er significante verschillen zijn tussen mannen en vrouwen wat betreft homotolerantie (Tabel 11). Tabel 11: Resultaten t-toets geslacht en homotolerantie Variabele t P Homotolerantie totaal
3.822
.000
Algemene aanvaarding
2.465
.014
Gelijke rechten
3.526
.000
Homoseksualiteit in de openbaarheid
2.173
.030
Homoseksualiteit in naaste omgeving
4.725
.000
Opleidingsniveau Ook met de variabele opleidingsniveau is een ANOVA uitgevoerd. De verschillen in groepsgemiddelde van lager, middelbaar en hoger opgeleiden zijn niet significant. Religie Of men een religie aanhangt en welke religie dat is, lijkt wel van invloed te zijn op homotolerantie. Met een ANOVA zijn de groepsgemiddelden van de verschillende religies met elkaar vergeleken (Tabel 12). Daaruit blijkt dat er significante verschillen zijn in homotolerantie tussen bepaalde religieuze groepen. Tabel 12: Resultaten ANOVA homotolerantie en religie Variabele
Geen Religie
Nederlands Hervormd
Katholiek
Gereform.
PKN
Evangelisch
Islamitisch
X
X
X
X
X
X
X
F
P
Homotolerantie totaal
4.3
3.7
4.4
3.2
3.9
3.3
2.8
22.344
.000
Algemene aanvaarding
4.1
3.5
4.2
2.8
3.7
2.8
2.6
20.215
.000
Gelijke rechten
4.5
3.8
4.5
3.5
3.9
3.0
3.1
18.538
.000
Homoseksualiteit in de openbaarheid
3.7
3.1
3.5
2.6
3.2
2.8
2.6
9.051
.000
Homoseksualiteit in naaste omgeving
4.6
4.0
4.7
3.8
4.3
3.9
2.9
23.729
.000
25
Met de Post Hoc Bonferroni toets is er gekeken welke religieuze groepen wel of niet significant van elkaar verschillen. Niet-religieuzen en Katholieken scoren op alle (sub)schalen het hoogst en zijn derhalve het meest tolerant. Er is geen significant verschil tussen deze twee groepen (p=1.000). Islamieten scoren op alle (sub)schalen het laagst. Op homotolerantie totaal is er geen significant verschil met de Evangelisten (p=.985). Wat betreft algemene aanvaarding is er geen significant verschil met Gereformeerden (p=1.000) en Evangelisten (p=1.000). Ook voor de subschaal gelijke rechten is er geen significant verschil in mening met de Gereformeerden (p=1.000) en Evangelisten (p=1.000). Wanneer het gaat om homoseksualiteit in de openbaarheid verschillen de Islamieten niet significant van Nederlands Hervormden (p=1.000), Gereformeerden (p=1.000) en Evangelisten (p=1.000). Op Homoseksualiteit in de naaste omgeving verschillen Islamieten met alle andere religieuze groepen significant (p<.001). Een t-toets waarin de gemiddelden in homotolerantie van religieuzen ten opzichte van homofielen (item 41, 42) en homoseksuelen (item 43, 44) vergeleken worden, toont aan dat er een significant (t=5.340, p<.001) verschil is in homotolerantie ten opzichte van homofielen (X=4.1) enerzijds en homoseksuelen (X=3.8) anderzijds. Hieruit kan worden geconcludeerd dat religieuze mensen toleranter zijn ten opzichte van homofielen dan homoseksuelen. Leeftijd Op alle (sub)schalen van homotolerantie scoren 65-plussers lager dan de andere leeftijdsgroepen. Uit een ANOVA blijkt dat er geen significante verschillen zijn tussen leeftijdsgroepen voor de variabelen homotolerantie totaal (F=.928, p=.447), algemene aanvaarding (F=1.358, p=.248) en gelijke rechten (F=.709, p=.586). Voor homoseksualiteit in de openbaarheid (F=3.452, p=.009) en homoseksualiteit in de naaste omgeving (F=3.717, p=.005) zijn wel significante verschillen in leeftijdsgroepen gevonden. Op de dimensie homoseksualiteit in de openbaarheid zijn significante verschillen met de leeftijdsgroepen 25-34 jaar (p=.006) en 35-49 jaar (p=.045). Wat betreft homoseksualiteit in de naaste omgeving is er een significant verschil met de leeftijdsgroep 25-34 jaar (p=.028). Contact met homoseksuelen Uit een ANOVA blijkt dat er een significant verschil is in homotolerantie totaal tussen mensen die homoseksuele goede vrienden en/of familieleden hebben en mensen die geen homoseksuelen kennen (t=-6.811, p<.001). Vervolgens blijkt uit een regressie dat homotolerantie toeneemt naarmate men meer mensen kent die homoseksueel zijn. De hoeveelheid homoseksuele mensen die iemand kent heeft een klein effect (b=.13, p<.001) op homotolerantie totaal en verklaart 15,3% van de variantie in de totale homotolerantie schaal.
26
Stepwise regressie Uit de stepwise regressie, waarin wordt gekeken naar de invloed van intensiteit van religie, geslacht, wel- of niet westers zijn en leeftijd, blijkt dat de intensiteit van religie het grootste effect heeft op homotolerantie en tevens het grootste deel van de variantie in homotolerantie verklaart, gevolgd door geslacht en het wel- of niet westers zijn (Tabel 13). Tabel 13: Effecten op homotolerantie totaal (stepwise regressie) R2 T Step 1
Intensiteit religie
Step 2
Intensiteit religie Geslacht
Step 3
45.8% 47.5%
Intensiteit religie Geslacht Wel- of niet westers
49%
27
p
-14.699
.000
-14.565
.000
2.888
.004
-13.577
.000
2.770
.006
-2.747
.006
5 Conclusie en Discussie Uit het onderzoek naar homotolerantie in Veenendaal zijn een aantal factoren significant van invloed gebleken op de mate van homotolerantie. Ten eerste is daar de invloed van etniciteit. Niet-westerse allochtonen blijken significant minder homotolerant te zijn dan westerse allochtonen en autochtonen. Dit is in lijn met de bevindingen van Keuzenkamp (2011), ook zij toont aan dat niet-westerse allochtonen het minst positief staan tegenover homoseksualiteit. Dit is mogelijk te wijten aan het gegeven dat het geloof in veel niet-westerse culturen een grote rol speelt en de traditionelere normen en waarden die niet-westerse allochtonen er mogelijk op na houden. Om dit te kunnen bevestigen zal er nader onderzoek gedaan moeten worden naar de onderliggende redenen waarom niet-westerse allochtonen minder tolerant zijn op dit gebied dan autochtonen en allochtonen. Van alle politieke voorkeuren blijken SP- en GroenLinks-stemmers het meest tolerant. Aanhangers van de SGP en ChristenUnie zijn het minst tolerant gebleken op alle (sub)schalen van homotolerantie. De reden hiervoor kan liggen in het confessionele karakter van deze partijen die de Bijbel als uitgangspunt nemen voor hun politieke overtuigingen. In dit onderzoek is onderscheid gemaakt in tot welke religieuze groep iemand formeel behoort (religie) en de manier waarop het geloof gepraktiseerd wordt, ook wel de geloofsbeleving genoemd. Uit de analyses is gebleken dat de mate van intensiteit waarop iemand zijn of haar religie belijdt maar liefst 45,8% van de variantie in homotolerantie verklaart. De relatie tussen intensiteit van religie en homotolerantie is negatief, dat wil zeggen dat naarmate iemand zijn of haar religie intenser belijdt, de tolerantie ten aanzien van homoseksualiteit afneemt. Om de resultaten uit het onderzoek in Veenendaal te vergelijken met de landelijke cijfers is de meest recente SCP-publicatie van Keuzenkamp (2011) gebruikt als referentiepunt. De Veenendaalse bevolking verschilt van de Nederlandse bevolking op bijna alle gebieden, de Veenendaalse bevolking blijkt op alle vier de dimensies minder homotolerant te zijn. Met name op de subschaal homoseksualiteit in de openbaarheid zijn Veenendaalers minder positief dan Nederlandse bevolking. Het grote verschil op deze dimensie valt mede te verklaren door het feit dat de Veenendaalse bevolking überhaupt meer moeite heeft met seksualiteit in de openbaarheid. Vergeleken met de Nederlandse bevolking, vindt bijna drie keer zoveel van de Veenendaalers het aanstootgevend wanneer een man en een vrouw in het openbaar zoenen. Daarnaast verschilt de mening van de Veenendaalse bevolking sterk met die van de Nederlandse bevolking op het item Seks tussen twee lesbische vrouwen vind ik walgelijk. Nagenoeg het dubbele aantal Veenendaalers stemt hier mee in, in vergelijking met de Nederlandse bevolking.
28
Samengevat blijkt de Veenendaalse bevolking een wat minder positieve houding te hebben dan de Nederlandse bevolking ten aanzien van homoseksualiteit. De oorzaken hiervoor kunnen liggen in het christelijke karakter van de gemeente en het gegeven dat in de gemeente relatief veel niet-westerse allochtonen wonen. Uit dit onderzoek is namelijk gebleken dat twee factoren (etniciteit, geloof en geloofsbeleving) significant van invloed blijken te zijn op de mate van homotolerantie. De resultaten van dit onderzoek vormen een belangrijke bijdrage in de theorie over homotolerantie, dit is met name te danken aan de samenstelling van de steekproef. In tegenstelling tot veel landelijke onderzoeken is in deze steekproef het aantal niet-westerse allochtonen binnen de bevolking representatief vertegenwoordigd. Daarnaast is extra aandacht besteed aan de rol die religie en de beleving van het geloof spelen.
5.1 Methodologische reflectie Pluspunten Een belangrijk pluspunt van dit onderzoek betreft de representativiteit van de steekproef. Met name het aantal (niet-westerse) allochtonen en de diversiteit aan religies in de steekproef is van grote waarde voor dit onderzoek en een goede aanvulling op de huidige theorie. Het grote aantal allochtonen dat de onderzoekers hebben weten op te nemen in hun steekproef is te danken aan de gerichte werving van respondenten door de onderzoekers. Een ander pluspunt van het onderzoek is de grote en gerichte variatie van methoden van dataverzameling. Respondenten zijn op verschillende wijzen benaderd en de enquête kon zowel digitaal als op papier ingevuld worden. Dit had als doel en als gevolg dat een zo groot en divers mogelijke steekproef is gegenereerd. Tot slot is de gebruikte vragenlijst een zeer betrouwbaar meetinstrument gebleken. De Cronbach’s alpha van de vragenlijst in zijn geheel en de verschillende constructen is zeer hoog en kwam niet onder de .82. Al met al is het de onderzoekers gelukt om met een betrouwbaar meetinstrument en een representatieve steekproef waardevol inzicht te verschaffen in de attitudes die heersen omtrent homoseksualiteit onder verschillende bevolkingsgroepen binnen de gemeente Veenendaal.
Minpunten/tekortkomingen/biases Een eventuele tekortkoming van dit onderzoek is de niet-exacte non-respons percentages. Gedurende dit onderzoek is niet exact bijgehouden hoeveel flyers en enquêtes er geprint en gedistribueerd zijn. Voor eventueel vervolgonderzoek zou dit van belang kunnen zijn omdat zo in kaart gebracht kan worden waar en hoe respondenten het best bereikt konden worden. Op straat is verder opgemerkt dat voor sommige allochtonen de vragen niet te begrijpen waren.
29
5.2 Aanbevelingen Het probleem waarop dit onderzoek gebaseerd is, is de onzichtbaarheid van homoseksuelen in de gemeente Veenendaal. De onderzoeksresultaten laten zien dat de Veenendaalse bevolking zich wat minder tolerant toont dan de rest van Nederland op het gebied van het uiting geven aan homoseksualiteit in de openbaarheid. Het veronderstelde taboe omtrent homoseksualiteit in Veenendaal wordt daarmee in dit onderzoek enigszins bevestigd. Mogelijk beleid over dit onderwerp zou zich daarom dienen toe te spitsen op deze dimensie van de houding tegenover homoseksualiteit. Door middel van het ophangen van posters in publieke gebouwen in Veenendaal waarop twee mannen of vrouwen hand in hand lopen of met elkaar zoenen kan mogelijk een begin worden gemaakt met het zichtbaar maken van homoseksualiteit. Een andere mogelijkheid zou zijn om aandacht te besteden aan homoseksualiteit bij de regionale radio of televisie. Omdat verondersteld wordt dat de wat minder positieve houding van de Veenendaalse bevolking ten aanzien van homoseksualiteit in de openbaarheid te maken heeft met onwetendheid en ‘het niet gewend zijn met’, kan het aandacht besteden aan homoseksualiteit bijdragen aan het normaliseren van homoseksualiteit in de openbaarheid. De gemeente kan dit doen door aandacht te besteden aan het creëren of faciliteren van trefpunten waar homoseksuelen samen kunnen komen om zo deze zogenaamde ‘vergeten groep’ tegemoet te komen. Tot slot zou de gemeente aandacht kunnen besteden aan homoseksualiteit door bijvoorbeeld het organiseren of faciliteren van evenementen waardoor homoseksualiteit in het Veenendaalse straatbeeld meer aanwezig is. De resultaten van hoe het gesteld is met de homotolerantie binnen de gemeente liggen er, maar het is aan de gemeente of en zo ja op welke manier zij deze resultaten om willen zetten naar eventueel beleid.
30
Literatuur Adolfsen, A. en Kreuzenkamp, S. (2008). De Januskop van homoacceptatie in Nederland. In A.E. Bronner, P. Dekker, E. de Leeuw, L.J. Paas, K. de Ruyter, A. Smidts & J.E. Wieringa (red.), Ontwikkelingen in het marktonderzoek. Jaarboek 2008 (pp. 249-269). Haarlem: Spaar en Hout. Allport, G.W. (1979). The nature of prejudice. Cambridge, ma: Perseus Books. Boeije, H., ’t Hart, H., Hox, J. (2009). Onderzoeksmethoden. Amsterdam: Boom Onderwijs. Burdette, A.M., Ellison, C.G. & Hill, T.D. (2005). Conservative Protestantism and tolerance toward homosexuals: An examination of potential mechanisms. Sociological Inquiry, 75, 177–196. CBS (2010). Hoe doet het CBS dat nou? Standaarddefinitie allochtonen. Retrieved February 2nd 2012 from: http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/26785779-AAFE-4B39-AD0759F34DCD44C8/0/index1119.pdf CBS (2010). Sociale samenhang: Participatie, vertrouwen en Integratie. Retrieved April 23rd 2012 from: http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/BFBEA3C6-5CD3-42FE-92CCBA0A8FA85A9B/0/2010g96pub.pdf CBS (2011a). Statline Bevolking; leeftijd, herkomstgroepering, geslacht en regio, 1 januari van gemeente Veenendaal. Retrieved January 24th 2012 from: http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=37713&D1=0-9&D2=0&D3=03,6,9,11-13,15-17,19,22-23,25-26,30-32,34,37,4041&D4=785&D5=l&HDR=T&STB=G1,G2,G3,G4&VW=T CBS (2011b). Demografische kerncijfers per gemeente 2011. Retrieved April 23rd 2012 from: http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/29A01EE3-33D3-45C7-84A41205A7206EE1/0/2011b55pub.pdf CBS (2012). Statline beroepsbevolking; gemeenten, Veenendaal. Retrieved April 23rd 2012 from: http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=71883ned&D1=1353&D2=l&D3=126,128,348,354&D4=0,4,l&VW=T Czaja, R. & Blair, J. (2005). Designing surveys. A guide to decisions and procedures. London: Pine Forge Press. Discriminatie.nl (2011) Wat is discriminatie? Retrieved January 24th 2012 from: https://www.discriminatie.nl/over-discriminatie 31
Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS. London: Sage. Goede, M. de, Boeije, H. & Hart, H. ‘t (2005). Het onderzoeksplan. In H. ’t Hart, H. Boeije & J. Hox (red.), Onderzoeksmethoden (pp. 93-120). Amsterdam: Boom Onderwijs. Graaf, H. de, S. Meijer, J. Poelman en I. Vanwesenbeeck (2005). Seks onder je 25e: Seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2005. Utrecht: Rutgers Nisso Groep. Hart, H. ‘t & Snijkers, G. (2005). De enquête. In H. ’t Hart, H. Boeije & J. Hox (red.), Onderzoeksmethoden (pp. 219-252). Amsterdam: Boom Onderwijs. Heutink, J. (2012). De psychosociale situatie van homoseksuelen: Een overzicht van de huidige literatuur op het gebied van de psychosociale situatie van homoseksuelen. Utrecht: Universiteit Utrecht. Hox, J. (2005). Operationaliseren, betrouwbaarheid en validiteit. In H. ’t Hart, H. Boeije & J. Hox (red.), Onderzoeksmethoden (pp. 149-176). Amsterdam: Boom Onderwijs. Kersten, A. (2010). Geloofsbeleving. Retrieved January 17th 2012 from: http://members.casema.nl/amykersten/vbs/f&d/ Keuzenkamp, S. (2010). Steeds gewoner, nooit gewoon: Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland. Den Haag: SCP Keuzenkamp, S. (2011). Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland 2011: Internationale vergelijking, ontwikkelingen en actuele situatie. Den Haag: SCP. Keuzenkamp, S., Bos, D., Duyvendak, J.W. & Hekma, G. (2006). Gewoon doen: Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland. Den Haag: SCP. Klinken, A.S. van (2010). Van homoacceptatie naar queer theologie. Theologisch Debat, 7, 26-31. Longest, K.C. & Smith, C. (2011). Conflicting or compatible: Beliefs about religion and science among emerging adults in the United States. Sociological Forum, 26, 846-869. Pettigrew, T.F. & Tropp, L.R. (2006). A meta-analytic test of intergroup contact theory. Journal of personality and social psychology, 90, 751-783. Rozmus, M. (2012). Buitenspel? Een literatuurstudie naar de oorzaken van homo-intolerantie in de georganiseerde sport. Utrecht: Universiteit Utrecht. Schutter, K. (2012). Homoseksualiteit en religie: De invloed van het protestantisme op homonegativiteit in Nederland en de V.S. Utrecht: Universiteit Utrecht. Wright, R. (2000). Redefining homophobia. One point along a continuum of attitudes toward lesbians and gay men. Alameda, ca: California School of Professional Psychology. Yang, A. S. (1997). Attitudes toward homosexuality. The Public Opinion Quarterly, 61, 477-507.
32
Bijlagen Bijlage 1 Vragenlijst Geachte heer/mevrouw, Graag vragen wij uw medewerking voor een onderzoek dat wordt uitgevoerd door studenten van de Universiteit van Utrecht. Voor dit afstudeerproject wordt onderzoek gedaan naar heersende opvattingen binnen de maatschappij. In deze vragenlijst staat homoseksualiteit centraal. Probeert u de vragen zo nauwkeurig mogelijk te beantwoorden. De vragenlijst bestaat uit een aantal stellingen. Kruis het antwoord aan wat voor u het meest van toepassing is. Wij vragen naar uw mening, er zijn hierdoor geen goede of foute antwoorden. Het invullen van de enquête duurt ongeveer een kwartier. Uiteraard zullen alle antwoorden en gegevens discreet worden behandeld en uw anonimiteit blijft gewaarborgd. De gegevens zullen alleen voor dit onderzoek worden gebruikt en niet worden doorgespeeld aan derden. Wanneer u geïnteresseerd bent in de resultaten, kunt u uw e-mailadres achterlaten op het bijgesloten formulier. Als u vragen of opmerkingen heeft, kunt u een mail sturen naar
[email protected]. U krijgt dan zo spoedig mogelijk reactie van ons. Hartelijk dank voor uw medewerking! Met vriendelijke groet, Kirsten Schutter, Marieke Rozmus, Jesse Heutink, Nadia Strieker & Kim Klasens
U vult de enquête in door bij elke vraag een kruisje te zetten in het vakje dat het beste past bij uw mening. Als u per ongeluk het verkeerde vakje heeft aangekruist, dan kleurt u het verkeerde vakje helemaal in en zet een kruisje in het goede vakje, zoals hieronder weergegeven. helemaal helemaal oneens eens V1. Veiligheid in de samenleving is het allerbelangrijkst.
x
De echte enquête begint nu. Om de vraag te beantwoorden kruist u het vakje aan wat voor u van toepassing is. We beginnen met een aantal stellingen over acceptatie in het algemeen. helemaal oneens 1. Iedereen mag zijn leven leiden zoals hij of zij dat zelf wil. 2. Niet iedereen is hetzelfde, maar iedereen is wel gelijkwaardig. 3. Een diverse samenleving vind ik positief.
helemaal eens
Nu volgen een aantal stellingen specifiek over homoseksualiteit. helemaal oneens 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Homoseksuele mannen en lesbische vrouwen moeten hun leven kunnen leiden zoals zij dat willen. Homoseksuele paren moeten dezelfde rechten hebben als heteroseksuele paren bij het adopteren van een kind. Ik vind het aanstootgevend als een man en een vrouw in het openbaar zoenen. Ik keur het goed als een man en een vrouw samenwonen zonder te trouwen. Als een goede vriend(in) van mij homoseksueel blijkt te zijn, dan zou dat niet van invloed zijn op onze vriendschap. Ik vind het prima als twee mannen in het openbaar zoenen.
33
helemaal eens
10. Ik vind het een probleem als mijn kind op school les krijgt van een homoseksuele leraar of lerares. 11. De samenleving zou beter af zijn zonder homoseksuelen. 12. Ik vind het aanstootgevend als twee homoseksuele mannen hand in hand lopen. 13. Ik keur een homoseksuele relatie tussen twee volwassenen goed. 14. Ik raak liever niet bevriend met iemand die homoseksueel is. 15. Ik vind het prima als twee lesbische vrouwen hand in hand lopen. 16. Ik vind het prima als twee lesbische vrouwen in het openbaar zoenen. 17. Het homohuwelijk dient te worden afgeschaft. 18. Ik wil liever niet samenwerken met iemand die homoseksueel is. 19. Seks tussen twee homoseksuele mannen vind ik walgelijk. 20. Ik keur het goed als een homoseksueel paar samenwoont. 21. Als mijn zoon of dochter mij zou vertellen dat hij/zij homoseksueel is, dan vind ik dat onaanvaardbaar. 22. Ik vind het goed dat paren van hetzelfde geslacht mogen trouwen. 23. Homoseksuele mensen zijn mensen zoals jij en ik. 24. Als mijn zoon of dochter samen zou wonen met een vaste partner van hetzelfde geslacht, dan vind ik dat prima. 25. Seks tussen twee lesbische vrouwen vind ik walgelijk. 26. Ik vind het aanstootgevend als een man en een vrouw hand in hand lopen. 27. Kent u mensen in uw omgeving die homoseksueel zijn?
o Nee o Ja, 1. o Ja, 2. o Ja, 3. o Ja, meer dan 3.
28. Heeft u familieleden die homoseksueel zijn?
o Nee o Ja, 1. o Ja, 2. o Ja, 3. o Ja, meer dan 3.
29. Heeft u goede vrienden die homoseksueel zijn?
o Nee o Ja, 1. o Ja, 2. o Ja, 3. o Ja, meer dan 3.
34
30. Wat is uw eigen seksuele voorkeur?
o o o
Heteroseksueel Homoseksueel/lesbisch Biseksueel
De volgende vragen gaan over uw religieuze achtergrond. Het gaat er hierbij om dat u het antwoord kiest dat voor u het meest van toepassing is. Overal mag maar 1 antwoord worden aangekruist. 31. Wat is uw kerkelijke gezindte?
o o o o o
o o o o
Geen Nederlands Hervormd Katholiek Gereformeerd Protestantse Kerk Nederland
Evangelisch Islamitisch Joods Anders: …………………………………………….
Let op: indien u bij deze vraag “Geen” heeft geantwoord, ga door naar vraag 44. 32. Hoe vaak gaat u naar een religieuze dienst?
o Zelden/nooit o Minder dan 1 keer per maand o 1 keer per maand o 2 tot 3 keer per maand o 1 keer per week of vaker 33. Hoe vaak leest u in de heilige geschriften van uw religie? (denk aan de Bijbel, de Koran, etc.)
o Zelden/nooit o 1 keer per jaar o 1 keer per maand o 1 keer per dag o Meerdere keren per dag
helemaal niet belangrijk
heel belangrijk
34. Hoe belangrijk is uw geloof bij het nemen van belangrijke beslissingen? 35. Hoe belangrijk is uw geloof bij het nemen van minder belangrijke beslissingen? Helemaal oneens
36. In mijn dagelijks leven probeer ik zoveel mogelijk te leven volgens de regels van mijn religie. 37. Het heilige geschrift is het ware woord van God en moet letterlijk worden genomen. 38. Alleen mensen die zich houden aan de regels van mijn religie gaan naar de hemel. 39. Het heilige geschrift kan ieder voor zich interpreteren.
35
Helemaal eens
Nu volgen een aantal stellingen over uw ideeën omtrent religie en homoseksualiteit. We maken hierbij onderscheid tussen homofiele gevoelens (bijvoorbeeld verliefd zijn op iemand van hetzelfde geslacht, maar hier verder niks mee doen) en homoseksueel gedrag (bijvoorbeeld zoenen met iemand van hetzelfde geslacht). Helemaal oneens 40. Het hebben van homofiele gevoelens is een zonde. 41. Iemand die homofiel is kan een goede gelovige zijn. 42. Iemand met een homoseksuele relatie kan een goede gelovige zijn. 43. Homoseksueel gedrag (bijvoorbeeld zoenen met iemand van hetzelfde geslacht) is een zonde.
Ten slotte volgen nog een aantal vragen over uw persoonlijke leefsituatie. 44. Wat is uw woonplaats? ………………………. 45. Wat is uw geslacht? Man / Vrouw 46. In welke maand en welk jaar bent u geboren? …………………………. 19…. 47. Wat is de samenstelling van uw huishouden?
o Alleenstaand zonder kind(eren) o Alleenstaand met kind(eren) o Samenwonend/getrouwd zonder kind(eren) o Samenwonend/getrouwd met kind(eren) o Thuiswonend bij (groot)ouder(s)/verzorger(s) o Woongroep/studentenhuis
48. Wat is uw hoogst afgeronde opleiding? Indien u nog studeert vul dan de opleiding in die u momenteel volgt.
o Geen opleiding o Basisonderwijs (lagere school) o LBO (LTS, LEAO, huishoudschool) o VMBO, MAVO (MULO) o HAVO, VWO (HBS, MULO-B, lyceum) o MBO (MTS, MEAO, UTS) o HBO (HTS, HEAO) o WO (universiteit)
49. In welk land is uw vader geboren? ……………………………………………………. 50. In welk land is uw moeder geboren? ………………………………………………………
51. In welk land bent u zelf geboren? ………………………………………………………
Helemaal eens
52. Op welke partij heeft u gestemd bij de laatste landelijke verkiezingen?
o VVD o CDA o PvdA o SP o D66 o ChristenUnie o SGP o GroenLinks o PVV o Partij voor de Dieren o Blanco o Ik heb niet gestemd Dit was de laatste vraag van deze enquête. Wij willen u hartelijk bedanken voor uw deelname aan ons onderzoek! Wij hebben hier heel veel aan! Wanneer u geïnteresseerd bent in de resultaten, kunt u uw e-mailadres achterlaten op het bijgesloten formulier. Als u vragen of opmerkingen heeft, kunt u een mail sturen naar
[email protected]. U krijgt dan zo spoedig mogelijk reactie van ons.
37
Bijlage 2 Brief
Faculteit Sociale Wetenschappen
Bezoekadres: Heidelberglaan 2, 3584 CS, Utrecht Postadres: Postbus 80140, 3508 TC, Utrecht
Datum: Onderwerp: medewerking onderzoek
E-mail:
[email protected] Blad
Blad 38 van 40 Geachte heer, mevrouw, Graag willen wij uw medewerking vragen voor een onderzoek dat wordt uitgevoerd door de faculteit Sociale Wetenschappen van Universiteit Utrecht. Voor dit afstudeerproject wordt onderzoek gedaan naar heersende opvattingen over diverse samenlevingsvormen. De uitkomsten van dit onderzoek gemeenteraad van Veenendaal.
zullen
worden
aangeboden
aan
de
Wij vragen uw medewerking door middel van het invullen van een online vragenlijst. De vragenlijst kunt u thuis op uw eigen computer invullen door de volgende URL in uw browser te typen: http://url4u.nl/veenendaal Het invullen van deze vragenlijst duurt ongeveer tien minuten. Uiteraard zullen alle antwoorden en gegevens zorgvuldig worden behandeld en uw anonimiteit blijft gewaarborgd. De gegevens zullen alleen voor dit onderzoek worden gebruikt en niet worden doorgespeeld aan derden. Wanneer u geïnteresseerd bent in de resultaten, kunt u uw e-mailadres achterlaten aan het einde van deze vragenlijst. Als u vragen of opmerkingen heeft, kunt u een e-mail sturen naar
[email protected]. U krijgt dan zo spoedig mogelijk een reactie van ons. Hartelijk dank voor uw medewerking!
Met vriendelijke groet, Jesse Heutink, Kirsten Schutter en Marieke Rozmus Universiteit Utrecht
38
Bijlage 3 Flyer
Wilt u drie studenten van de Universiteit Utrecht helpen met afstuderen? Voor ons afstudeeronderzoek zijn wij op zoek naar de mening van Veenendalers. Via deze link komt u bij onze digitale enquête. Vul ‘m in en help ons afstuderen! Alvast hartelijk bedankt!
url4u.nl/veenendaal
39