110
Omschrijving der seinen en seinmiddelen.
Toepassingsvoorschriften.
HOOFDSTUK V.
HOOFDSTUK V.
Seinen op treinen, rangeerdeelen en bijzondere voertuigen te geven.
Seinen op treinen, rangeerdeelen en bijzondere voertuigen te geven.
Seinen op treinen.
Seinen op treinen.
111
(Treinseinen).
(Treinseinen).
Bij treinen, waarvan het voorste en het achterste voertuig voorzien is van ingebouwde lantarens, kunnen de treinseinen zoowel des daags als des nachts als hchtsemen getoond worden, terwijl het sluitsem en het volgsein dan geen licht naar voren toont. Sein 40. Frontsein. Aanwijzing van het hoofd van den trein. 40 a.
64. Treinseinen dienen om het begin en het einde van den trein aan te duiden en om bepaalde mededeelingen te doen aan het personeel.
Op enkel spoor en op dubbel spoor, ook indien (volgens aanschrijving) tijdelijk enkel spoor wordt gereden. Des daags: Des nachts: Geen bijzonder sein. Twee lantarens (frontlantarens) met wit licht naar voren, op gelijke hoogte aan de frontzijde van de locomotief.
Sein 40. 65. (1) Wordt de trein geduwd, dan worden de lantarens des nachts tegen den voorwand van het eerste voertuig geplaatst. (2) Bemerkt de machinist gedurende den rit, dat de beide frontlantarens uitgedoofd zijn, dan brengt hij den trein tot stilstand om de lantarens weder aan te steken. (3) Ontbreekt sein 40 „frontsein" geheel, dan neemt het bewakings- of het stationspersoneel de vereischte maatregelen om den trein tot stilstand te doen brengen om den machinist van de onregelmatigheid kennis te kunnen geven. (4) Sein 40 „frontsein" wordt bij treinen, die opgedrukt worden, ook op de opdruklocomoüef getoond, indien deze op de vrije baan komt en tot een station doorgaat. [Zie voor het geval, dat deze locomotief niet doorgaat tot een station, de noot onder sein 44 „rangeerende locomotief"]. (5) Bij treinen, die met voorspan vervoerd worden, wordt sein 40 a „frontsein" ook op de tweede locomotief getoond; indien de voorste locomotief een der seinen 40 b, 43 a of 43 b toont, toont de tweede locomotief geen seinen.
In bijzondere voorschriften kunnen voor het rijden naar en van een tijdelijk buiten dienst gesteld spoor andere treinseinen worden voorgeschreven.
112
Omschrijving der seinen en seinmiddelen.
Aanwijzing van het hoofd van den trein. 40 b. Op dubbel spoor, indien verkeerd spoor gereden wordt. Des daags:
Des nachts:
Geen bijzonder sein.
Eene lantaren (koplantaren) met rood licht naar voren, geplaatst aan de frontziide van de locomotief boven de twee frontlantarens, die sein 40 a „frontsein" toonen.
Toepassingsvoorschriften.
113
Omschrijving der seinen en seinmiddelen.
114
115
Sein 41.
Sein 41. Sluitsein. Aanwijzing van het einde Van den trein. 41 a. Op een gewonen trein. Des daags:
Des nachts:
Aan de achterzijde van het laatste voertuig of van de losse locomotief eene ronde roode schijf met witten rand (staartschijf) en daarboven: hetzij twee naar voren en naar achteren zichtbare rechthoekige rood en wit gekleurde borden (hoekborden); hetzij twee onverlichte lantarens (hoeklantarens).
Aan de achterzijde van het laatste voertuig of van de losse locomotief eene lantaren (staartlantaren) met rood licht naar achteren en daarboven: twee lantarens (hoeklantarens) met rood licht naar achteren en groen licht naar voren.
Wanneer de lantarenijzers alleen voorkomen op den voorwand van het laatste voertuig, mogen de hoekborden, hoekschijven of hoeklantarens daarop geplaatst worden.
Toepassingsvoorschriften.
66. (1) Eene opdruklocomotief, die op de vrije baan komt en tot een station doorgaat, wordt des daags van eene staartschijf en des nachts van eene staartlantaren voorzien. Op het laatste voertuig van den trein, die opgedrukt wordt, wordt sein 41 „sluitsem" of sein 42 „volgsem" getoond. [Zie voor eene opdruklocomotief, die op de vrije baan komt maar niet doorgaat tot een station, de noot onder sein 44 „rangeerende locomotief"]. (2) Voor die convooien, welke van de vrije baan naar het vertrekstation terugkeeren en waarvoor bepaald is, dat tusschen vertrek en terugkomst geen trein op het baanvak mag worden toegelaten, kan als sluitsem volstaan worden met alleen de staartschijf of de staartlantaren.
116
Omschrijving der seinen en seinmiddelen.
Aanwijzing van het einde van den trein. 4\b. Op een buitengewonen trein. Des daags:
Des nachts:
Als sein 41 a „sluitsem" met dit onAls sein 41 a „sluitsem" met dit onderscheid, dat het linker hoekbord (of derscheid, dat de linker hoeklantaren de linker hoeklantaren) vervangen is in plaats van rood, wit licht naar door eene naar voren en naar achteren achteren toont. zichtbare ronde witte schijf met zwarten_rand (hoekschijf).
Toepassingsvoorschriften.
117
118
Omschrijving der seinen en seinmiddelen.
Toepassingsvoorschriften.
119
Sein 42. Volgscin.
Seinen 42 en 43.
Aankondiging Van een te verwachten buitengewonen trein in dezelfde richting.
67. Een buitengewone trein wordt niet aangekondigd, indien voorgeschreven is, dat op een bepaald baanvak, gedurende zeker tijdsverloop, voortdurend op de komst van buitengewone treinen gerekend moet worden. Op dubbelsporige baanvakken worden buitengewone treinen zooveel mogelijk op den onmiddellijk voorafgaanden trein aangekondigd door sein 42 „volgsem". Bij uitzondering mag hiertoe van sein 43 „tegensein" gebruik gemaakt worden in de volgende gevallen:
42 a.
Op een gewonen trein. Des daags:
Des nachts:
Als sein 41 a „sluitsein" met dit onAls sem 41 a „sluitsein" met dit onderscheid, dat het rechter hoekbord derscheid, dat de rechter hoeklantaren (of de rechter hoeklantaren) vervan- in plaats van rood, groen licht naar gen is door eene naar voren en naar achteren toont. achteren zichtbare ronde groene schijf met witten rand.
a. indien sein 42 „volgsein" niet meer gegeven kan worden; b. indien tusschen den in dezelfde richting vooruitrijdenden trein en den aan te kondigen trein eene groote tijdruimte ligt; c. indien hierdoor oponthoud voor personentreinen voorkomen kan worden.
120
Omschrijving der seinen en seinmiddelen.
Aankondiging van een te verwachten buitengewonen trein in dezelfde richting. 42 b. Op een buitengewonen trein. Des daags:
Des nachts:
Als sein 41 b „sluitsein" met dit Als sein 41 b „sluitsein" met dit onderscheid, dat het rechter hoekbord onderscheid, dat de rechter hoeklan(of de rechter hoeklantaren) vervangen taren in plaats van rood, groen licht is door eene naar voren en naar achte- naar achteren toont. ren zichtbare ronde groene schijf met witten rand.
Toepassingsvoorschriften.
12)
122
Omschrijving der seinen en seinmiddelen.
Toepassingsvoorschriften.
Sein 43. Tegensein. Aankondiging van een te verwachten buitengewonen trein in tegengestelde richting. 43 a.
Of) enkel spoor en op dubbel spoor, ook indien (volgens aanschrijving) enkel spoor gereden wordt. Des daags:
tijdelijk
Des nachts:
Eene lantaren (koplantaren) met Eene ronde witte schijf met zwarten rand aan de frontzijde van de loco- wit licht naar voren, geplaatst aan de frontzijde van de locomotief boven de motief. twee frontlantarens, die sein 40 a „frontsem" toonen.
123
124
Omschrijving der seinen en seinmiddelen.
Aankondiging Van een te verwachten bttitengewonen trein in tegengestelde richting. 43 b.
Op dubbel spoor, indien verkeerd spoor gereden wordt. Des daags: Als sein 43 a „tegensein".
Des nachts: Eene lantaren (koplantaren) met wit licht naar voren, geplaatst aan de frontzijde van de locomotief boven de twee frontlantarens, waarvan de eene rood en de andere wit licht naar voren toont.
Toepassingsvoorschriften.
125
126
Omschrijving der seinen en seinmiddelen.
Toepassingsvoorschriften.
Seinen op rangeerdeelen.
Seinen op rangeerdeelen.
Sein 44. Rangeerende locomotief. Des daags: Geen bijzonder sein.
Des nachts: Eene lantaren met wit licht naar voren aan de voorzijde en eene lantaren met wit licht naar achteren aan de achterzijde van de locomotief.
Dit nachtsein wordt ook getoond op eene opdruklocomotief, die op de vrije baan komt, maar niet doorgaat tot een station. Keert deze opdruklocomotief op een dubbelsporig baanvak op het verkeerde spoor terug, dan toont de lantaren aan de frontzijde -rood licht.
128
Omschrijving der seinen en seinmiddelen.
Toepassingsvoorschriften.
Seinen op bijzondere voertuigen-
Seinen op bijzondere voertuigen.
Sein 45. Bezet voertuig. Aanduiding, dat zich in het voertuig personen bevinden. Des daags: Eene gele vlag aan elke langszijde van het voertuig.
Des nachts: Geen bijzonder sein. Het van binnen verlicht zijn van het voertuig wordt beschouwd als aanwijzing, dat het voertuig bezet is.
Sein 45. 68. Dit sein dient om aan te geven, dat met het voertuig voorzichtig gerangeerd moet worden, dat het niet mag worden afgestooten en dat daartegen geen voertuigen mogen worden afgestooten.
130
Toepassingsvoorschriften.
Omschrijving der seinen en seinmiddelen.
131
Sein 46. Sein 46. Ontplofbare lading. Aanduiding, dat een voertuig is beladen met ontplofbare Des daags en des nachts: Eene vierkante zwarte vlag met een witte B aan elke langszijde van het voertuig.
stoffen.
69. Dit sein wordt gegeven, opdal niet het oog op de lading de noodige voorzichtigheidsmaatregelen genomen /uilen worden.