Hoofdstuk III - 2. Ruimtelijke ontwikkeling, landschap, natuur en milieu. _____________________________________________________________________________________________________________________________
2.1.
Omschrijving
Relatie economische ontwikkeling en ruimtelijke planning.
Ruimtelijke structuurvisie Noord-Limburg.
2.2.
Situatieschets
Met deze breed gedefinieerde omgevingsfactor willen wij vooral de relatie aangeven tussen enerzijds de economische ontwikkeling van het gebied en anderzijds de omgeving waarin deze tot stand komt. Dit is een wederzijdse relatie, waarin de economische activiteit bepaald wordt door de omgeving (vb. landbouw), maar waar evenzeer de economische activiteit bepalend is voor de omgevingsontwikkeling (infrastructuur, verstedelijking, verontreiniging…). Een streekvisie die oog wil hebben voor een duurzame ontwikkeling in het gebied heeft derhalve met deze aspecten rekening te houden. Het omgaan met ruimte en milieu is bovendien de laatste jaren door de overheid sterk gereglementeerd. Er is niet enkel de wetgeving op de ruimtelijke ordening, maar bovendien ook de milieuvergunningwetgeving, de wetgeving op de afvalstoffen en het natuurdecreet. In het kader van een vernieuwde aanpak van de ruimtelijke planning werd in Vlaanderen het structuurplanningsproces op gang gebracht. In oktober 1997 werd het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen door het Vlaams Parlement vastgelegd. In het verlengde hiervan wordt een provinciaal structuurplan ontwikkeld en werken de gemeenten aan hun gemeentelijke structuurplannen. Vanuit dit gegeven en bovendien vanuit de wetenschap dat een economische streekvisie maar realistisch kan ontwikkeld worden wanneer hierbij voldoende aandacht wordt besteed aan de ruimtelijke invulling, heeft het Streekplatform Noord-Limburg in samenspraak met de gemeentebesturen beslist om een ruimtelijke structuurvisie op te maken. Deze ruimtelijke studie wordt uitgetekend door het Studiebureau IML (Intercommunale voor Ruimtelijke Ontwikkeling Limburg). De hiernavolgende tekst is een samenvatting van het eerste en inventariserende gedeelte van deze studie. Deze inventaris kwam tot stand op basis van het doornemen van het beschikbare studiemateriaal en is bovendien het resultaat van de besprekingen binnen de stuurgroep die vanuit de gemeenten en de sectoren werd samengesteld ter begeleiding van dit studieproces.
1
Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen.
2.2.1. Structuurplan Vlaanderen. Eind 1997 werd het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen door het Vlaams Parlement vastgesteld. In het ruimtelijk structuurplan worden keuzes aangegeven met betrekking tot de ruimtelijk-structurele ontwikkeling van Vlaanderen. De ruimtelijke potenties worden belicht en er worden richtlijnen en organisatieprincipes aangegeven voor grond- en ruimtegebruik. Het beoogt tevens het bevorderen van de doeltreffendheid en de interne samenhang van het ruimtelijk beleid. De uitgangshouding van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is een duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Het ruimtelijk beleid ondersteunt de economische eigenheid van iedere subregio en optimaliseert de economische 1
38
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Brussel, 1998.
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 2. Stedelijke ontwikkeling, landschap, natuur en milieu.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
Duurzame ruimtelijke ontwikkeling.
Stedelijke gebieden en economische knooppunten: Lommel, Neerpelt, Overpelt, Bree, Hamont-Achel..
Buitengebied: Bocholt, MeeuwenGruitrode, Peer, Hechtel-Eksel.
Lijninfrastructuur wordt gevormd door verkeersinfrastructuur: weg, spoor, water.
sterkte ervan. Het principe van de gedeconcentreerde bundeling staat hierbij voorop. De visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen leidt tot vier basisdoelstellingen: · de selectieve uitbouw van de stedelijke gebieden met het gericht verweven en bundelen van functies en voorzieningen waaronder de economische activiteiten; · het behoud en versterking van het buitengebied met een bundeling van wonen en werken in de kernen van het buitengebied; · het concentreren van economische activiteiten in die plaatsen die deel uitmaken van de bestaande economische structuur van Vlaanderen; · het optimaliseren van de bestaande verkeer- en vervoersinfrastructuur waarbij de ruimtelijke condities worden gecreëerd voor het verbeteren van het collectief vervoer. Volgens de visie opgenomen in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen kan voor Noord-Limburg volgende rudimentaire structuurschets worden weergegeven. Als stedelijk gebied zijn opgenomen de gemeenten die behoren tot de zogenaamde Kempische as, met name de kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau Lommel, Neerpelt-Overpelt. Voorts is Bree aangegeven als kleinstedelijk gebied op provinciaal niveau. Deze stedelijke gebieden, aangevuld met Hamont-Achel, vormen tegelijkertijd de economische knooppunten. Bewoning en economische activiteiten worden hier geconcentreerd. De rest van Noord-Limburg wordt getypeerd als buitengebied. Dominante structurerende elementen zijn hier de beekvalleien. Met uitzondering van een gedeelte van Hechtel-Eksel en Lommel dat naar de Schelde afwatert via de Nete, zijn de beken zuid-noord-oostelijk georiënteerd richting Maas: Dommel, Warmbeek, Abeek en Itterbeek. Structuurbepalende activiteiten en functies in het buitengebied zijn landbouw, bos en natuur. De ontwikkeling van wonen en werken wordt in de kernen gebundeld. De structuurbepalende lijninfrastructuur voor de subregio wordt gevormd door de wegen met in NoordZuid richting de N74 (Hasselt-Eindhoven) en de N76 (Hamont-Diepenbeek) en in Oost-West richting de N71 (Hamont-Geel) en de N73 (Kinrooi-Beringen). Inzake spoorwegen is de lijn 18 (HasseltNeerpelt) opgeheven maar is de spoorwegzate nog aanwezig. Lijn 15/19 (Antwerpen-Mönchengladbach) wordt nog beperkt gebruikt voor goederenvervoer en voor personenvervoer tussen Antwerpen en Neerpelt. Vaarwegen in Noord-Limburg zijn de Zuid-Willemsvaart en het kanaal BocholtHerentals die op mekaar aansluiten in Bocholt. 2.2.2. Stedelijke gebieden en woonkernen in het buitengebied.
Stedelijke kernen volgens structuurplan Vlaanderen.
Hiërarchie van de stedelijke kernen in het Structuurplan Vlaanderen. Op basis van de stedelijke uitrustingsgraad en het voorzieningenniveau, het belang van het stedelijk gebied voor de omgeving en voor Vlaanderen en op basis van de interne stedelijke structuur, wordt in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen beleidsmatig onderscheid gemaakt in de volgende vier categorieën van stedelijke gebieden:
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 2. Stedelijke ontwikkeling, landschap, natuur en milieu.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
39
40
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 2. Stedelijke ontwikkeling, landschap, natuur en milieu.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
· · · ·
Kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau: Lommel, Neerpelt-Overpelt en Bree
Versterken van de stedelijke functies.
Grootstedelijke gebieden; Regionaal stedelijke gebieden; Structuurondersteunende kleinstedelijke gebieden; Kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau.
In Noord-Limburg worden Lommel, Neerpelt-Overpelt en Bree geselecteerd als kleinstedelijk gebied op provinciaal niveau. Lommel wordt geselecteerd als kleine stad van niveau 3b (“behoorlijk uitgerust”) en Bree tezamen met Neerpelt-Overpelt als kleine steden van niveau 3c (“zwak uitgerust”). De relatief zwakke morfologische structuur met stedelijk karakter (Lommel/Neerpelt-Overpelt) en het relatief zwakke voorzieningenapparaat en uitrustingsniveau in de kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau duwt deze stedelijke gebieden in een concurrentiële positie met de aangrenzende goeduitgeruste kernen. Volgens het RSV moet het ruimtelijk beleid voor de kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau erop gericht zijn de bestaande stedelijke morfologische structuur en het stedelijk functioneren terug voldoende economische, sociale en ruimtelijke draagkracht te geven. Dit is slechts mogelijk door enerzijds een doorgedreven kernversterkend beleid met alle prioriteit naar inbreiding en het valoriseren van de bestaande stedelijke potenties (bestaande natuurelementen, het historisch karakter Bree, de sterke stedelijke voorzieningen) en anderzijds door een complementair beleid in de aangrenzende goed uitgeruste kernen van het buitengebied. Veel aandacht moet gaan naar de kwalitatieve verbetering van het woonpatrimonium; de stedelijke voorzieningen en de stedelijke economische structuur, veeleer dan naar een ruimtelijke ontwikkeling met alleen een kwantitatieve uitbreiding die opnieuw de stedelijke kern beconcurreert. Stedelijke uitrustingsgraad en het voorzieningenniveau. Voor een beschrijving van de stedelijke uitrustingsgraad putten wij uit de studie van Prof. Etienne VAN 2 HECKE met name Actualisering van de stedelijke hiërarchie in België. In deze studie worden de stedelijke gebieden in Vlaanderen gecatalogeerd op basis van acht functies met telkens een reeks indicatoren per functie. Het gaat om: · de medische functie · sport, recreatie en horeca · verkeersfunctie · diensten met loketfunctie · overheidsfunctie · culturele functie 2
E. VAN HECKE. Actualisering van de stedelijke hiërarchie in België. In: Het Tijdschrift van het Gemeentekrediet, 52ste jaar, nr. 205, 1998/3, p. 45-76.
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 2. Stedelijke ontwikkeling, landschap, natuur en milieu.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
41
· onderwijs · detailhandelsfunctie
Stedelijke uitrustingsgraad van voldoende tot zwak.
Kleinstedelijke invloedssferen.
Lommel is voldoende in de ruimte afgescheiden en heeft een zodanig voorzieningenniveau dat deze gemeente als een kleine stad kan weerhouden worden. Lommel wordt in deze studie aangegeven als een « behoorlijk uitgeruste stad ». Tot de « zwak uitgeruste kleine steden» behoren Neerpelt en Bree. De eerste gemeente die zich juist onder de minimale drempel bevindt, is Neerpelt met cijfers die niet veel afwijken van die van Bree. Overpelt heeft een lager uitrustingsniveau. In de vorige classificatie (1985) is Overpelt-Neerpelt één geheel. De kern van beide gemeenten wordt door het NIS ook als één woonkern beschouwd. Het lijkt dan niet onlogisch om Neerpelt-Overpelt als een kleinstedelijk geheel te beschouwen. Uit de resultaten van de enquête blijkt ook de interactie tussen beide kernen, vooral dan in de richting OverpeltNeerpelt. De kleinstedelijke invloedssferen liggen in Noord-Limburg als volgt: Hamont-Achel en Overpelt volledig en Hechtel-Eksel en Peer ten dele zijn gericht op Neerpelt. Bocholt is voor een deel gericht op Bree en een deel (Kaulille) op Neerpelt. Meeuwen-Gruitrode oriënteert zich eveneens ten dele richting Bree (Gruitrode) en deels richting Genk. De nieuwe hiërarchie van de gemeenten voor Noord-Limburg kan volgens deze studie als volgt worden opgemaakt: · Lommel: behoorlijk uitgeruste kleine stad; · Neerpelt en Bree: zwak uitgeruste kleine steden; · Overpelt, Peer: goed uitgeruste niet-stedelijke gemeenten; · Hamont-Achel, Hechtel-Eksel, Meeuwen-Gruitrode en Bocholt: matig uitgeruste niet-stedelijke gemeenten.
Stedelijk netwerk van de Kempische as: van Herentals over Geel, Mol tot Lommel, Overpelt, Neerpelt en Hamont-Achel.
42
De Kempische as. De Kempische as wordt in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen afgebakend als een stedelijk netwerk op Vlaams niveau. Stedelijke netwerken op Vlaams niveau zijn door hun ligging en samenhang van infrastructurele, ecologisch, functioneel- en/of fysiekruimtelijke kenmerken structuurbepalend voor Vlaanderen. Het stedelijk netwerk Kempische as bestaat uit de structuurondersteunende kleinstedelijke gebieden Herentals, Geel en Mol, de kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau Lommel, Neerpelt-Overpelt en de gemeenten Olen en Hamont-Achel. Dit stedelijke netwerk is een verstedelijkt gebied. De rol van dit gebied ligt volgens het RSV vooral in zijn industrieeleconomische functie en in de ontwikkeling van de elkaar aanvullende (intensieve) toeristisch-recreatieve activiteiten die door landschappelijke troeven kunnen worden gevaloriseerd.
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 2. Stedelijke ontwikkeling, landschap, natuur en milieu.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
De verschillende gemeenten worden verbonden door de spoorlijn 15/19. Hierdoor scoren Herentals en Geel hoog op het vlak van openbaar vervoer. Vanaf Mol neemt de bereikbaarheid met het openbaar vervoer af. De verstedelijking wordt daarnaast beïnvloed door de infrastructuren N71 (GeelNeerpelt), N74 (Limburgse Noord-Zuid verbinding), die beide zijn geselecteerd als primaire weg en de oude kanalen Schoten-Dessel en Herentals-Bocholt. Ook de uitbouw van de spoorlijn tot « IJzeren Rijn » voor het goederenvervoer is van belang.
Versnipperd en verstedelijkt gebied met onvoldoende samenhang.
Kernen in het buitengebied: Bocholt, Hamont-Achel, Hechtel-Eksel, Peer en Meeuwen-Gruitrode.
Concentratie in de kernen van het buitengebied van het wonen en de economische en de verzorgende activiteiten.
Het gebied van de Kempische kleine steden is bij nader inzien sterker versnipperd en verstedelijkt dan uit de analyse van de cijfergegevens op gemeentelijk niveau blijkt. De kleine steden zijn eigenlijk conglomeraten van dorpen, linten, gehuchten, infrastructuren, op zich staande functies. Herentals en Geel blijven het meest herkenbaar als kleine stad. Elementen als het onderzoekscentrum voor kernenergie, het recreatiedomein en de zandwinning in Mol, bedrijventerreinen in Lommel en NeerpeltOverpelt, de Limburgse Noord-Zuid verbinding, enz. zijn duidelijke tekenen van fragmentatie en verstedelijking van deze ruimte. In dit geheel lopen de open ruimten van de rivier- en beekvalleien ge3 deeltelijk door en vindt men kleinere openruimtegehelen, bossen en heidegebieden. Kernen in het buitengebied. Volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen liggen volgende gemeenten in het buitengebied: Bocholt, Hamont-Achel, Hechtel-Eksel, Peer, Meeuwen-Gruitrode. In het buitengebied worden qua nederzettingsstructuur de volgende beleidscategorieën onderscheiden: · Kernen : hoofddorpen en woonkernen · Linten · Bebouwd perifeer landschap · Verspreide bebouwing Met betrekking tot het wonen, de economische en de verzorgende activiteiten wordt de ruimtelijke ontwikkeling in de kernen van het buitengebied geconcentreerd. Trendbreuk in de verdeling van de behoefte aan bijkomende woningen: 60% in het stedelijk gebied en 40% in de kernen van het buitengebied (Limburg 57 - 43 %). Deze kernen zijn de hoofddorpen en woonkernen. Lokale bedrijventerreinen kunnen worden ontwikkeld in een hoofddorp en in een economisch knooppunt. Een lokaal bedrijventerrein wordt afgestemd op de plaatselijke behoeften en de oppervlakte is beperkt tot 5 ha. De provincie selecteert in het provinciaal ruimtelijk structuurplan in bindende bepalingen de hoofddorpen en de woonkernen. De maatstaf hierbij is het voorzieningenniveau en de afstand tot de andere kernen. 3
Ruimtelijk structuurplan provincie Antwerpen. Commissie van gemeenten: Kempische As. Antwerpen, discussietekst d.d. 22 juni 1998.
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 2. Stedelijke ontwikkeling, landschap, natuur en milieu.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
43
4
Sterke toename van de bebouwde oppervlakte.
Voornamelijk toename van oppervlakte voor woningbouw.
Relatief sterke toename bebouwing in Peer, Meeuwen-Gruitrode, Bocholt.
De evolutie van de bebouwde oppervlakte in de gemeenten. De publicatie Stativaria 18 geeft de evolutie weer van de bebouwde oppervlakte in Vlaanderen in de periode tussen 1985 en 1995. Het totaal aantal bebouwde percelen in Vlaanderen nam in deze periode toe met 13,2%. Limburg is de provincie met de grootste toename, met name 18,1%. Noord-Limburgse gemeenten die het Vlaamse gemiddelde sterk overstijgen zijn Neerpelt (26,9%), Peer (26,7%), Bocholt (21,5%), HamontAchel (20,6%) en Hechtel-Eksel (20,5%). De totale bebouwde oppervlakte steeg in Vlaanderen met 28,9%. In Limburg bedroeg deze stijging 30,1%. Bij de gemeenten is Meeuwen-Gruitrode de uitschieter met een toename van de bebouwde oppervlakte van liefst 86,5%. Opgedeeld naar de aard van de bebouwing situeert zich het grootste gedeelte in de categorie van de huizen, hoeven en bijgebouwen. Hier is de stijging voor wat betreft het aantal percelen in enkele Noord-Limburgse gemeenten significant t.o.v. het Vlaamse gemiddelde van +9,9% en de Limburgse toename van 15%. In Peer bedroeg de toename 25%, in Hechtel-Eksel 23%, in Meeuwen-Gruitrode 22,9%, in Bocholt 20,7% en in Hamont-Achel 18,5%. Inzake de toename van het aantal percelen voor industriegebouwen valt Overpelt op met een stijging van 64,4% in de periode tussen 1985 en 1995 (Vlaanderen +14,2% en Limburg 25,9%). Het aantal percelen voor handelsgebouwen kende met uitzondering van Bree (+13,9%) slechts een beperkte toename in de Noord-Limburgse gemeenten. Tenslotte valt de forse toename op van de oppervlakte voor gebouwen voor welzijn, gezondheid, onderwijs en cultuur, sport en ontspanning in Lommel met liefst 155%. Als algemeen besluit voor wat betreft de evolutie in de bebouwde oppervlakte kunnen wij stellen dat voor de Noord-Limburgse gemeenten de evolutie van het aantal percelen voor huizen veel sneller stijgt dan het aantal handelsgebouwen (bijna status-quo) en de gebouwen voor welzijn, gezondheid, onderwijs, cultuur, sport en ontspanning (bijna status-quo tot daling). Opvallende vaststelling hierbij is dat in tegenstelling tot de beleidsintenties van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen de toename van de bebouwde oppervlakte zich uitgesproken voordeed in de gemeenten van het buitengebied: Peer, Meeuwen-Gruitrode, Bocholt.
4
De bebouwde oppervlakte in Vlaanderen. Regionale en gemeentelijke evolutie tussen 1985 en 1995. Stativaria 18. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Planning en Statistiek, Brussel, augustus 1997.
44
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 2. Stedelijke ontwikkeling, landschap, natuur en milieu.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
De koopattractie en de koopvlucht van de Noord-Limburgse gemeenten.
5
Onderzoek van de koopgerichtheid. In de benadering van de koopattractie en de koopvlucht van de Limburgse gemeenten raakt men het samenspel van vraag (de consument) en aanbod (de bestaande detailhandel). De essentiële opdracht van de detailhandel is nog steeds om te voldoen aan een behoefte. Het is daartoe van enorm belang de koopgerichtheden van de consumenten te achterhalen. Deze koopgerichtheid is finaal de weerspiegeling van de betekenis en de uitstraling van de lokale detailhandel. In deze weerspiegeling treft men derhalve de commerciële betekenis van de diverse gemeenten, hun afhankelijkheid en hun onafhankelijkheid. De producten worden ondergebracht in drie groepen van goederen: de conveniencegoederen, de shoppinggoederen en de specialitygoederen. De conveniencegoederen omvatten producten die zeer frequent en probleemloos worden aangekocht. Per product is de geldwaarde veeleer gering. In de steekproef betreft het groenten en fruit, vlees, brood en algemene voeding. De shoppinggoederen worden periodisch aangekocht en hebben een gemiddelde geldwaarde. Bij de aankoop is ook de aankoopomstandigheid (de keuze, de straat…) belangrijk. In de steekproef betreft het kleding, schoeisel, textiel, huishoudartikelen, parfumerie, artikelen voor sport en vrije tijd, doe-hetzelf-artikelen en geschenkartikelen. De specialitygoederen worden slechts zelden aangekocht doch vertegenwoordigen per aankoopbeurt een groot belang. De aankoop wordt bij voorbaat wel overwogen en de consument besteedt hieraan nogal wat tijd. In de steekproef betreft het meubelen, electrohuishoudartikelen, audiovisuele artikelen, tapijten, gordijnen, uurwerken en juwelen.
5
De koopattractie en koopvlucht van de Limburgse gemeenten. Provinciebestuur Limburg, Hasselt, 1997.
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 2. Stedelijke ontwikkeling, landschap, natuur en milieu.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
45
1. Overzicht koopbinding in de Noord-Limburgse gemeenten. GEMEENTE Bocholt Bree Hamont-Achel Hechtel-Eksel Lommel Meeuwen-Gruitrode Neerpelt Overpelt Peer
Koopbinding is zwak in Bocholt en Meeuwen-Gruitrode. Voor shopping en speciaalgoederen scoren Lommel, Neerpelt en Peer.
% PLAATSELIJKE GERICHTHEID convenience shopping speciality 57,6 91,8 78,6 76,6 90,8 59,2 97,1 78,1 79,6
17,8 65,6 29,4 15,8 79,7 8,8 38,8 32,9 34,4
13,9 44,9 42,3 19 76,3 46,3 54,4 17,3 58,6
De koopbinding van Bocholt is opvallend klein voor de speciality, de shopping en zelfs voor de convenience. Ook de uitstraling van de lokale detailhandel in Meeuwen-Gruitrode is gering. In tegenstelling tot deze twee kernen in het buitengebied profileren Hamont-Achel en Peer zich als gemeenten met een attractieve detailhandel. De stedelijke gebieden Neerpelt, Lommel en Bree scoren zeer goed voor de convenience. Voor de specialitygoederen is de koopattractie van Lommel en Neerpelt vrij groot. Peer als kern in het buitengebied valt op door haar score voor speciality. De aanwezigheid van het winkelcomplex “De Singel” te Lommel en de “Meubelboulevard” te Peer verklaart deze cijfers. 2. Overzicht van de belangrijkste aankoopplaats in non-food. WOONPLAATS Bocholt Bree Hamont-Achel Hechtel-Eksel Lommel Meeuwen-Gruitrode Neerpelt Overpelt Peer
46
BELANGRIJKSTE AANKOOPPLAATS shopping % speciality Bree 24,7 Peer Bree 65,6 Bree Hamont-Achel 29,4 Hamont-Achel Hasselt 33,5 Hechtel-Eksel Lommel 79,7 Lommel Genk 30,9 Meeuwen-Gr. Neerpelt 38,8 Neerpelt Overpelt 32,9 Lommel Peer 34,4 Peer
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 2. Stedelijke ontwikkeling, landschap, natuur en milieu.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
% 27,6 44,9 42,3 19 76,3 46,3 54,4 29,7 58,6
2.2.3. Landschap en Natuur.
Belangrijke landschappelijke eenheden: Kempische plateau en Vlakte van Bocholt.
Natuurparken in kader van toeristische valorisatie van de groene ruimten.
Park Midden-Limburg: Meeuwen-Gruitrode en Bree.
Traditionele landschappen. De provincie Limburg bevat nog de meest halfnatuurlijke of slechts in beperkte mate door de mens beïnvloede cultuurlandschappen, met een rijke verscheidenheid aan bodemtypen en met talrijke grote beeksystemen. Voor Noord-Limburg zijn het Kempische plateau en de Vlakte van Bocholt als landschappelijke eenheden belangrijk. Het Kempische plateau is een rivierterras van de Maas, het bestaat uit grindgronden bedekt met stuifzanden en lokaal uitgestrekte landduinen. Het plateau langs de randen is versneden door valleien met natte alluviale bodems. Uitgestrekt duin-, heide- en (naald)bosgebieden zijn aanwezig. De Vlakte van Bocholt is een vlak gebied ten noorden van de noordrand van het Kempische plateau. Het is een overwegend open landbouwlandschap met wijdse gezichten, weinig verspreide bebouwing en enkele natuurgebieden. Natuurbescherming en toeristische valorisatie van de groene ruimten in Limburg. In Limburg werden acht natuurparken vastgelegd waarvan drie zich ten dele situeren op NoordLimburgs grondgebied: het Park van Midden-Limburg, het Park van de Lage Kempen, Waterreservaten Noord-Limburg. Een natuurpark wordt gezien als een grote samenhangende ruimte van bossen, heide, woeste gronden, vennen en zelfs cultuurgronden, waarin het natuurlijk landschap domineert en bewoning en menselijke activiteit (landbouw, verkeer) van ondergeschikt belang zijn. Deze natuurparken hebben voor het “Groene Limburg” ook een belangrijke toeristische waarde. ü
Het Park van Midden-Limburg Het Park van Midden-Limburg, dat ongeveer 80 km² groot is, strekt zich uit van Bokrijk tot Opitter. Het biedt een bonte afwisseling van bossen, heide, lage graslanden, velden en duinen. Belangrijke Noord-Limburgse natuurgebieden in dit park zijn: · Militair Domein (Helchteren-Meeuwen 1700 ha) · Turven en Grote Heide (Opglabbeek-Meeuwen 850 ha) · Solterheide Gruitrode (1000 ha) · Duinengebied Gruitrode-Opoeteren-Opglabbeek (1000 ha)
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 2. Stedelijke ontwikkeling, landschap, natuur en milieu.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
47
48
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 2. Stedelijke ontwikkeling, landschap, natuur en milieu.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
Park van de Lage Kempen: Hechtel-Eksel, Overpelt, Lommel.
Waterreservaten van de Noorderkempen: Lommel, Neerpelt, Hamont-Achel, Bocholt, Bree.
In totaal is 978 ha voor zandontginning voorzien in 24 gebieden.
Naast zand voor de bouwsector is er het zuivere witzand voor glas en chemische industrie.
ü
Het Park van de Lage Kempen Dit uitgestrekte natuurpark van 150 km² strekt zich uit van Helchteren tot Lommel tussen de wegen Hasselt-Eindhoven en Leopoldsburg-Lommel. Het omvat uitgestrekte woeste gronden, heide, dennenbossen en vennen. Bijna de helft van het gebied wordt ingenomen door voor het publiek ontoegankelijke militaire domeinen en hierin liggen juist de meest waardevolle gedeelten. Natuurgebieden in dit gebied: · Militair domein (Beverlo) · Pijnven · Streek rond Eksel · Helchterenbos
ü
De Waterreservaten van de Noorderkempen Tussen de Kempische kanalen (Bocholt-Herentals en Zuid-Willemsvaart) en de Nederlandse grens ligt een strook vlakke, laaggelegen gronden. Ze wordt doorkruist door beken die het water naar het noorden afvoeren en hier en daar moerassige gebieden gevormd hebben. Bovendien zijn in dit de gebied in de loop van de 19 eeuw de wateringen ontstaan als bevloeiingssystemen met kanaalwater. Als natuurgebieden vermelden wij hier: · De Wateringen in Lommel, Bocholt, Hamont, Sint-Huibrechts-Lille en Kaulille · Het Hageven in Neerpelt · Het Stramprooierbroek en omgeving te Bree, Bocholt en Kinrooi (2500 ha)
Zandontginning Voor het gewestplan Neerpelt-Bree zijn er 24 ontginningsgebieden voorzien. Zij beslaan in totaal 978 ha waarvan reeds 321 ha werden ontgonnen. Blijft derhalve nog 657 ha over, waarvan reeds 586 voor ontginning werd vergund. In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen worden de oppervlaktedelfstoffen in Vlaanderen ingedeeld in 18 onderscheiden zones. Voor Noord-Limburg zijn dit:: · witzand in het zuidwesten van de gemeente Lommel; · beton- en metselzanden in Noord-Limburg en · grind in Limburg. Dit levert volgende grondstoffen op: Mol zand, Lommel zand, Bocholt zand, Winterslag zand en Pleistoceen grind. Uit geologisch onderzoek blijkt het noordwestelijk gedeelte van de gemeente Lommel rijk te zijn aan het uitzonderlijke zuivere industriezand (Mol zand). Dit is een gegeerde basisgrondstof voor de glasindustrie, keramische industrie, gieterijen, chemische industrie en metallurgie.
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 2. Stedelijke ontwikkeling, landschap, natuur en milieu.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
49
Een groot gedeelte van dit zand wordt over de ganse wereld geëxporteerd. Ingevolge de aanwezigheid van deze kwartszandvoorraden op de as Mol-Dessel-Lommel hebben een aantal bedrijven zich in de streek gevestigd. Hiertoe behoren o.a. Glaverbel, Verlipack, Philips, Emgo, Pittsburgh Corning, Owens Corning…
Problemen met de nabestemming van de ontginningsgebieden.
Een ontginningsprogramma ontbreekt: vergunningen ad hoc en geen garanties voor de nabestemming. Problemen van ontsluiting bij ontginning.
Veel van deze ontginningen geven aanleiding tot grote waterplassen, o.a. ontginningzone Blauwe Kei en Hoge Maatheide te Lommel, Achterste Hostie te Kaulille. Bij heropvulling is er steeds een reductie van de bodemkwaliteit waardoor de agrarische geschiktheid vermindert. De mogelijkheden voor heropvulling zijn afgenomen door een gewijzigd afvalbeleid dat opvullen met afval en restgronden niet langer toestaat. Er wordt hierbij geen rekening gehouden met een gesloten grondbalans voor de regio. Volgens het RSV dient de ontginning van een specifieke delfstof (zand) deel uit te maken van een door de overheid ruimtelijk afgewogen en vastgestelde programmatie van delfstofwinning, met vaststelling van locaties en nabestemmingen per samenhangend delfstoffengebied. Op basis van een ruimtelijke afweging worden de ramingen naar ruimtebehoefte voor delfstoffen vastgelegd in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Dit gebeurt in zoverre er geen haalbare, alternatieve scenario’s voor grondstoffenbehoefte beschikbaar zijn en op voorwaarde dat er in het algemeen voldaan wordt aan een aantal ruimtelijke principes. Ook het mobiliteitsprofiel van de locatie (bereikbaarheid, ontsluiting) dient afgestemd te zijn op het bereikbaarheidsprofiel van de ontginningsactiviteit (type vervoerswijze, hoeveelheid, frequentie). Ondanks deze vooropstellingen in het beleid is er een gebrek aan vastgestelde programmatie voor delfstofwinning van zand (cfr. grindontginning tot 2005). De vergunningen worden afgeleverd in functie van de noden van de individuele exploitant en de reserves op de andere ontginningszones worden niet in rekening gebracht. Er zijn geen garanties met betrekking tot de nabestemming. De financiële waarborgen zijn geschrapt in het definitieve RSV t.o.v. het ontwerp in openbaar onderzoek. Aan deze zandontginningen zondermeer de nabestemming natuurontwikkeling meegeven heeft geen zin, gezien de grote diepte van de ontginningen. Bovendien stellen verschillende ontginningszones grote ontsluitingsproblemen. Door de onsamenhangende aanpak van de zandontginning, met weinig visie voor de toekomst, dreigt Noord-Limburg opgezadeld te worden met voor natuur en landschap waardeloze plassen. 2.2.4. Milieu. De milieuhygiënische aspecten van de omgevingsfactor natuur en milieu zijn beschreven in diverse rapporten en beleidsplannen. Actueel in dit verband is het provinciale milieubeleidsplan en de gemeentelijke milieu-inventarissen. Voor deze bijdrage beperken wij ons tot de samenvatting die GOMLimburg heeft opgemaakt in het rapport "Socio-economische situatie in de Limburgse Streekplatformen" en dewelke gebaseerd is op de LISEC-bijdrage in het "Integraal Ontwikkelingsplan Limburg 6 2010". 6
50
Socio-economische situatie Limburgse Streekplatformen. GOM-Limburg, Hasselt, 1999.
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 2. Stedelijke ontwikkeling, landschap, natuur en milieu.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
Geen uitgesproken luchtkwaliteit.
problemen
inzake
De Luchtkwaliteit. Een overzicht van de tot op heden uitgevoerde metingen van de luchtkwaliteit wijst uit dat in Limburg enkel zeer lokaal bepaalde verontreinigingen aan koolmonoxide, koolwaterstoffen, stikstofdioxide, zwaveldioxide en zwevend stof worden gemeten. Men kan aannemen dat de concentratie in de omgevingslucht van deze contaminanten in het algemeen is toegenomen. Het wegverkeer, globaal genomen de belangrijkste emittor, is immers sterk gestegen. Sinds 1987 zijn in de Vlaamse regio ook de industrieel geëmitteerde hoeveelheden gestegen, naast een continue import van stikstofoxiden vanuit Nederland, Duitsland en Wallonië. De hoogste relatieve niveaus in accumulatie, gemeten in een lokaal meetnet (Kaliumpapieren) worden genoteerd voor chloride en fluoride, waarbij de situatie het meest is uitgesproken voor de gemeenten Tessenderlo, Ham (Kwaadmechelen) en Lommel. Fluorides en chloriden kunnen aanleiding geven tot bladpuntnekrose bij sommige gewassen en planten. Het gehalte aan zwaveloxiden is verhoogd in Tessenderlo en Lommel, doch de grenswaarden van het Koninklijk Besluit ter zake worden niet overschreden. De concentratie aan stikstofoxiden leidt sporadisch tot verhoogde waarden te Ham, Tessenderlo en Lommel, doch geeft geen aanleiding tot enige overschrijding van de opgelegde normen. Zwaveloxiden, stikstofoxiden en ammoniak kunnen aanleiding geven tot verzuring. Verzuring kan op haar beurt leiden tot aantasting van gebouwen, minderopbrengsten van landbouwgewassen en productiehout en verstoring van bepaalde natuurlijke systemen (bv. vennen, heidegebieden). In geen enkel van de metingen wordt een bedreiging van de volksgezondheid vastgesteld. Knelpunten met betrekking tot luchtverontreiniging door zware metalen zijn actueel te wijten aan emissies van metallurgische bedrijven in Overpelt en Genk.
Kwetsbaar, dierbaar grondwater.
Bodem en grondwater De hoge kwetsbaarheid van de bodem en het grondwater in Limburg is reeds enkele jaren gekend. In diverse studies werden problemen ten aanzien van deze compartimenten aangetoond (zware metalen, koolwaterstoffen, nitraten, pesticiden). Voor drinkwaterwinning en watervoorziening ten behoeve van industrie en landbouw is Limburg bovendien op de eerste plaats aangewezen op grondwater. Dit houdt in dat men niet alleen waakzaam moet zijn voor kwalitatieve, maar ook voor de kwantitatieve kwetsbaarheid. Naar kwalitatieve kwetsbaarheid kan een onderscheid gemaakt worden tussen diffuse en lokaliseerbare verontreinigingen.
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 2. Stedelijke ontwikkeling, landschap, natuur en milieu.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
51
Diffuse verontreinigingen: · zware metalen · ondergrondse opslagtanks · bestrijdingsmiddelen · vermesting
Lokaliseerbare effecten: · Voormalige stortplaatsen · Historisch verontreinigde sites: Lommel -Reppel
De diffuse verontreinigingen van bodem en grondwater kunnen als volgt samengevat worden: · in Limburg heeft de verhoogde inbreng van zware metalen via de atmosfeer de kwaliteit van bodem en grondwater aangetast. De verhoogde inbreng is voornamelijk veroorzaakt door industriële activiteiten (non-ferro-industrie) in het noorden van Limburg (Lommel, Overpelt, Reppel, Rotem); · het grondwater rond een aantal ondergrondse opslagtanks bleek in 48 gevallen op 108 (45%) in die mate verontreinigd, dat op basis van Nederlandse normen, grondwatersanering aangewezen bleek; · de toepassing van bestrijdingsmiddelen; · de aanwezigheid van nitraten en fosfaten als gevolg van de intensieve bemesting van sommige percelen in kwetsbare gebieden met mestoverschotten, lekkende mestkelders en mestkuilen, doorsijpelende particuliere sterfputten en lekkende rioleringen; · ondeskundige omgang met Klein Gevaarlijk Afval; · regen- en winderosie van de bodem. Lokaliseerbare effecten op de bodem- en grondwaterkwaliteit zijn de volgende: · de al dan niet verlaten stortplaatsen waar afvalstoffen werden gedeponeerd of fabrieksterreinen waar de reststoffen van voormalige industriële activiteiten op de eigen terreinen werden gestockeerd · belangrijke blackpoints en historisch verontreinigde sites kunnen voornamelijk in verband gebracht worden met zware metalen-, chloride- en sulfaatverontreinigingen. Projecten met betrekking tot sanering werden uitgewerkt voor Balen/Lommel (voormalige kruitfabriek), Reppel (Arseenfabriek), Rotem (Zinkfabriek) en Lommel (Zinkfabriek Maatheide). Ook voor enkele mijnterreinen werden de saneringsmogelijkheden reeds onderzocht; · de rijkdom aan delfstoffen in Limburg heeft ertoe geleid dat er op diverse plaatsen in Limburg ontginningen werden uitgevoerd met consequenties voor bodem en grondwater (steenkool, klei, leem, zand, grind, mergel). Kwantitatieve effecten kunnen in verband gebracht worden met verdroging (grondwaterstanddaling), die een klimatologische oorsprong kunnen hebben of te wijten zijn aan menselijke ingrepen.
52
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 2. Stedelijke ontwikkeling, landschap, natuur en milieu.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
Oppervlaktewater Aan oppervlaktewateren zijn diverse functies toegekend. Op de eerste plaats hebben de waterlopen een ecologische functie: verbinding natuurgebieden, migratiemogelijkheid en genetische diversiteit van soorten,…Vaak werden hieraan een aantal economische functies toegevoegd zoals: waterafvoer, afvoer afvalwater, transport, drinkwater, viswater, zwemwater,….
Zorg voor kwaliteit en kwantiteit van het oppervlaktewater.
De kwaliteit van de oppervlaktewateren in Limburg wordt ter hoogte van een groot aantal staalnamepunten gevolgd. Als gevolg van een aantal knelpunten, die zowel betrekking hebben op de kwaliteit als op de kwantitatieve aan- en afvoer van oppervlaktewateren, stellen er zich belangrijke problemen. Door de belasting met afvalwateren wordt de kwaliteit van grote delen van het hydrografisch net in Limburg aangetast. Verontreiniging van de waterbodems is het gevolg van het feit dat in het water opgeloste of aan zwevende stoffen gebonden stoffen, sedimenteren en accumuleren in de sliblaag. Op basis van fysiko-chemische en biologische waterkwaliteitsbepalingen, en op basis van waterbodemonderzoek kan algemeen gesteld worden dat de bovenloop van de rivieren die tot het Maasbekken behoren matig tot zuiver van kwaliteit zijn; de kwaliteit neemt naar de midden- en benedenloop van de rivieren af. Er dient hierbij aangestipt dat de laatste jaren verschillende rioolwaterzuiveringsinstallaties gebouwd werden in de streek (Eksel, Hechtel, Peer, Hamont-Achel…). Nadat deze ook effectief in gebruik genomen worden stijgt ook de waterkwaliteit. Een laatste bedreiging voor de vervuiling van de waterlopen door afvalwater blijft de veelvuldige toepassing van riooloverstorten. Op deze manier komt bij hevige regenval ongezuiverd afvalwater toch nog rechtstreeks in de waterlopen. Door het aanleggen van rioleringen en het genereren van grote verharde oppervlakten (wegen, parkings, daken) wordt het regen- en afvalwater veel sneller afgevoerd en krijgt men te kampen met verhoogde piekdebieten en verhoogde overstromingskansen. In het verlengde van deze problematiek worden op gemeentelijk en gewestelijke niveau steeds meer initiatieven genomen in het kader van een geïntegreerd waterbeheer.
I.V.V.V.A. en Regionale Milieuzorg staan in voor de huishoudelijke afvalverwerking in het gebied.
Afval. De Noord-Limburgse gemeenten Bocholt, Bree en Meeuwen-Gruitrode vallen onder het werkingsgebied van de intercommunale I.V.V.V.A.. De andere gemeenten werken samen binnen de intercommunale Regionale Milieuzorg. Regionale Milieuzorg beschikt over een verbrandingsoven en verwerkt hier ook het restafval van de I.V.V.V.A. Deze laatst plant op korte termijn een nieuwe GFT-composteringsinstallatie. Tussen de drie afvalintercommunales in Limburg (voor Zuid-Limburg komt hier nog Intercompost bij) bestaat er een samenwerkingsovereenkomst om door onderlinge uitwisseling het huishoudelijk afval optimaal te kunnen verwerken. In die zin wil men komen tot één overkoepelende organisatie.
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 2. Stedelijke ontwikkeling, landschap, natuur en milieu.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
53
Recycleren middels gescheiden inzameling huis aan huis of op containerparken.
Kringloopcentra.
2.3.
Kwaliteiten en knelpunten. Kwaliteiten en kansen.
Kwaliteiten en kansen Bovengemeentelijke afstemming.
Regionaal landschap Kempen en Maasland.
54
De laatste jaren werden in samenwerking met de deelnemende gemeenten ernstige inspanningen geleverd om de afvalberg te verminderen. Zo werd de gescheiden inzameling van recycleerbare afvalstoffen gepromoot, en werd de inzameling van het restafval beperkt. Een bijzondere plaats in deze inzameling nemen de gemeentelijke containerparken in. Recent wordt ook gestimuleerd tot hergebruik van afgedankte spullen middels de kringloopcentra. Voor de I.V.V.V.A.-gemeenten wordt samengewerkt met het Kringloopcentrum van Maaseik. Binnen de gemeenten van Regionale Milieuzorg werden de kringloopcentra van Lommel en Peer opgericht, beide met concrete uitbreidingsplannen. Naast de milieudoelstelling sluiten deze kringloopcentra aan bij de tewerkstellingsdoelstelling (tewerkstelling en werkervaring voor laaggeschoolden) en dragen zij bij in de kansarmoedebestrijding.
Stedelijke gebieden en kernen · Het werkingsgebied van het Streekplatform Noord-Limburg vormt een ruimtelijke eenheid op de kaart Neerpelt-Bree van het Gewestplan, hetgeen een beleidsmatige aanpak op bovengemeentelijk niveau bevordert. · Groeiend engagement in bovengemeentelijke afspraken en afstemming met het oog op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling: bedrijventerreinen (Intercommunale Nolim Park), samenwerking in de gezondheidszorg (regionale ziekenhuizen). Deze samenwerking en overleg moeten verder uitgebreid op volgende thema's: ontwikkeling detailhandel, verkeersafwikkeling in het licht van NoordZuid en IJzeren Rijn, de toeristisch-recreatieve ontwikkeling, de natuurlijke afbakening… · De opeenvolging van verschillende kleine steden op de Kempische as met een tamelijk evenwichtig uitrustingsniveau. · De aanwezigheid van belangrijke natuurlijke gebieden rond deze kleine steden en de (reeds ontwikkelde) potenties voor toerisme en recreatie. · De kwaliteit van de woonfunctie krijgt een grotere betekenis in de plattelandsontwikkeling. Natuur en Landschap · In een aantal Noord-Limburgse gemeenten (Bree, Bocholt, Meeuwen-Gruitrode en Peer) is het Regionaal Landschap Kempen en Maasland actief. De taakstelling van het Regionaal Landschap is gericht op enerzijds natuurontwikkeling en anderzijds op het inpassen van deze natuurkwaliteit in een natuurgericht toerisme als basis voor economische activiteit in het buitengebied.
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 2. Stedelijke ontwikkeling, landschap, natuur en milieu.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
Landinrichtingsprojecten.
· ·
Gemeentelijke nen.
natuurontwikkelingsplan-
Grote eenheden natuur.
·
Verwevenheid in het landschap.
· ·
Aanwezigheid van twee landinrichtingsprojecten in het gebied met name “Noordoost-Limburg” (Bocholt-Bree) en “Grote Netegebied” (Lommel – Hechtel-Eksel) met strategische projecten voor het buitengebied. In het kader van het milieuconvenant met het Vlaamse Gewest werd door de gemeenten een gemeentelijk natuurontwikkelingsplan opgemaakt (GNOP). In deze natuurontwikkelingsplannen werd een inventaris samengesteld van natuur en landschap en werden de te nemen acties opgenomen die nu in een volgende fase zullen worden uitgevoerd. De gecoördineerde aanpak van deze GNOP’s binnen het gebied van het Regionaal Landschap Kempen en Maasland maakt dat voor het gebied van de Dommel en de Vlakte van Bocholt ook aaneensluitende natuurontwikkelinginitiatieven kunnen genomen worden. Voor de andere gemeenten dient deze gemeentegrensoverstijgende afstemming nog te gebeuren. De aanwezigheid van relatief grote eenheden natuur, waarvan een belangrijk aandeel eigendom is van de overheid en de natuurverenigingen. Verschillende van deze natuurgebieden sluiten aan op Nederlandse natuurgebieden, waarbij een afstemming in beheer wordt nagestreefd. Belangrijke beekvalleien in het gebied: Dommel, Bolissenbeek, Warmbeek, Aabeek, Itterbeek, Wijshagerbeek, Bosbeek, Grote Nete en Zwarte Beek, met nog een vrij intacte bedding. Gevarieerd landschap met een uitgebreid netwerk van kleine landschapselementen en verspreide bossen (overwegend naaldhout).
Milieu · Belangrijke aanzet tot bovengemeentelijke samenwerking op het vlak van milieu en natuur in Noord-Limburg is het Regionaal Milieuoverleg dat door het Streekplatform wordt georganiseerd. Hieraan nemen de gemeentelijke milieuambtenaren deel, alsook diverse milieu- en natuurdiensten en administraties die in de regio actief zijn: provinciaal milieucoördinator, intercommunales voor afvalverwijdering, Limburgse Intercommunale voor Milieubeheer, AMINAL. · Recente uitvoering rioleringsplannen en de installatie van enkele nieuwe zuiveringsstations hebben een positieve invloed op de waterkwaliteit.
Knelpunten-bedreigingen Versnippering en zwak uitrustingsniveau van stedelijke gebieden.
Knelpunten en bedreigingen Stedelijke gebieden en kernen · De versnippering van de kleine steden in de Kempische as als conglomeraten van verspreide bebouwing, linten, infrastructuren, enz.; bijvoorbeeld in Mol, Lommel en Neerpelt-Overpelt. · De relatief zwakke stedelijke structuur en het zwakke uitrustingsniveau in de kleinstedelijke gebieden duwen deze stedelijke gebieden in een concurrentiële positie met de aangrenzende goeduitgeruste kernen van het buitengebied. · De verkeersonleefbaarheid in de kernen door de doortochten van gewestwegen.
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 2. Stedelijke ontwikkeling, landschap, natuur en milieu.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
55
Onduidelijke invulling van de stedelijke hiërarchie.
Afbakening woonkernen in buitengebied vereisen een streekeigen invulling.
Vrees voor achterstelling van gemeenten in het buitengebied.
Achteruitgang natuur en landschap.
Vervuiling van bodem en grondwater.
56
· Het ontbreken van een duidelijke invulling van de gewenste stedelijke hiërarchie bij de invulling en de afbakening van de stedelijke gebieden: - Welk is het functioneel belang en de onderlinge complementariteit van de stedelijke gebieden Lommel, Neerpelt, Overpelt en Bree? - Welk is de rol van deze steden en hun plaats in de ruimtelijke structuur? vb. wat wordt verstaan onder de bipoolwerking Neerpelt-Overpelt, en de relatie met Lommel? ; wat is de specifieke functie van Bree als stedelijk gebied in het buitengebied? · De criteria voor de afbakening van de woonkernen in het buitengebied zijn niet specifiek genoeg voor Noord-Limburg. Zo maken deze criteria geen onderscheid tussen de kernen bijvoorbeeld in Noord- of Zuid-Limburg. Er wordt geen rekening gehouden met de specifieke situatie: bevolkingsgroei, suburbanisatie, geluidshinder militaire domeinen… · Er is de vrees voor verpaupering van kernen en gemeenten in het buitengebied wanneer de functies bewoning, bedrijfsontwikkeling en toerisme drastisch worden ingeperkt. De financiële structuur van gemeenten is voornamelijk opgebouwd uit inkomsten komende van de werkende bevolking en het gebouwenpatrimonium. Een sturend ruimtelijk beleid vanuit de Vlaamse Overheid moet dan ook begeleid worden door een compenserend financieel beleid ten opzichte van de buitengemeenten. Natuur en Landschap · Onderbreking van het bos- en natuurlijke geheel door woonuitbreiding en uitvoering van recreatieve infrastructuren. · Achteruitgang van de waardevolle beekvalleisegmenten (vooral boven- en middenlopen) ten gevolge van agrarische invloeden. · Plannen rond nieuwe wegeninfrastructuur dreigen belangrijke natuurcomplexen te doorsnijden. · Stijgend militair gebruik (in kader van de N.A.V.O) van de waardevolle militaire domeinen van Leopoldsburg, Hechtel-Eksel, Peer en Meeuwen-Gruitrode. · Achteruitgang zeldzame zangvogels (vb. ortolaan) o.a. door verdwijnen graangewassen. · De grote vraag naar het recreatief medegebruik van de waardevolle gebieden vanuit de natuursporten zoals oriëntatieloop, fietsen, mountainbike, kajakafvaart en ruiterij. · Grootschalige zandontginning vormt een belangrijk knelpunt.. Er is een gebrek aan nabestemmingsplannen voor het ganse gebied en een gebrek aan inzicht en onderzoek naar de wijzigingen in de watertafel ten gevolge van de natte ontginning. Milieu · Slechte kwaliteit van de waterlopen en dit met uitzondering van enkele bovenlopen. · Overbemesting versus voedselarme karakter van de streek en kwetsbaarheid grondwater. · Historische vervuiling door zware metalen met als gevolg: vervuilde industriële sites, verspreiding middels aanleg van assewegen, vervuiling van het grondwater.
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 2. Stedelijke ontwikkeling, landschap, natuur en milieu.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
2.4
Visie.
Opmaken van een ruimtelijke structuurschets Noord-Limburg.
De visie op het vlak van "Ruimtelijke ontwikkeling, landschap, natuur en milieu" wordt uitgewerkt in de "Ruimtelijke Structuurvisie Noord-Limburg". Het Streekplatform heeft samen met de negen gemeenten hiertoe het initiatief genomen. De opdracht tot deze structuurschets werd gegeven aan studiebureau "Intercommunale Maatschappij voor Ruimtelijke Ontwikkeling Limburg" (IML) te Hasselt. De opmaak van deze structuurschets loopt parallel met de opmaak van deze streekvisie en wordt in 7 een afzonderlijk document aangeboden. Deze visie wordt gedragen door volgende elementen: · Van vergeten grensgebied naar een dynamische contactzone. · Vernieuwing op het platteland. · Gedeconcentreerde bundeling. · Geïntegreerde benadering ruimtelijke ordening, mobiliteit en infrastructuur.
Op basis van deze ruimtelijke visie worden een aantal mogelijke concrete actiepunten aangegeven: · Haalbaarheidsstudie overslagcentrum spoorvervoer. · Opstellen van een gezamenlijk mobiliteitsplan: de ontsluiting van de regio binnen een geïntegreerde aanpak van spoor, weg en waterverbindingen. · Uitwerken van een nieuwe netstructuur voor het openbaar vervoer. · Integratiestudie "multifunctionele" IJzeren Rijn. · Uitbouw van stationsomgevingen. · Opstarten van een stedelijk samenwerkingsmodel. · Uitwerken van een streekeigen plattelandsbeleid dat economische kansen geeft aan het buitengebied. · Uitwerking van het "Stiltegebied Noordoost Limburg". · Uitwerking structuurschets voor het plassengebied "Lommel-Mol". · Haalbaarheidsonderzoek voor een mogelijke toeristisch-recreatieve nabestemming van de PRBterreinen te Bocholt-Kaulille. · Uitbouw van het toeristisch knooppunt op provinciaal niveau. · Uitbouw van toeristische route-infrastructuren ten behoeve van wandelen, fietsen, paardrijden, boottochten.
7
Structuurvisie Noord-Limburg. Van vergeten grensregio naar een dynamische contactzone. IML, Hasselt, november 1999.
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 2. Stedelijke ontwikkeling, landschap, natuur en milieu.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
57