Hoofdstuk 6. De weektaak “The assignment represents a contract between student and teacher” (Helen Parkhurst)
6.1
Groep 1/2
In de kleutergroepen wordt gewerkt met een takenbord. Dit bord bestaat uit drie delen. Aan de linkerkant van het weektakenbord zijn vier keuzewerkjes aangeven en rechts staan de weektaken.
De kinderen leren op jonge leeftijd dat er bepaalde opdrachten moeten worden uitgevoerd. Aan het begin van de week plannen de kinderen de taken. De kinderen weten op deze manier wat er die week van ze verwacht wordt. Keuzewerk en weektaak Er worden wekelijks vier keuzewerkjes aangeboden. Op deze manier komen de kinderen in contact met alle hoeken en materialen die aanwezig zijn in de kleuterklas. Van deze vier keuzewerkjes kiest het kind er twee. Deze plant het kind in met een driehoek. De driehoek waarmee het kind plant, heeft de kleur van de dag (zie dagkleuren), waarop het kind de weektaak wil maken. Bij het keuzewerk stimuleren wij de kinderen activiteiten te kiezen, die ze anders niet vaak doen. We willen dat de kinderen in aanraking komen met alle mogelijke keuzes in de kleuterklas. Als het kind twee keuzewerkjes heeft gepland, gaat het kind verder naar de rechterkant van het weektakenbord. Aan de rechterkant worden de leeractiviteiten aangeboden. Ook deze plant het kind in met een driehoek in de kleur van de dag dat het kind de taak wil maken. Rechts op het takenbord staat de weektaak. In alle kleuterklassen zijn de weektaken hetzelfde in verband met de doorgaande lijn naar groep 3. De kleuterleerkrachten werken nauw samen om deze taken invulling te geven. De hoeveelheid taken wordt opgebouwd. In het begin van het jaar beginnen de leerlingen in groep 2 met twee taken en een topdracht. De topdracht is een extra uitdagende taak voor kinderen die extra uitdaging nodig hebben. Na de herfstvakantie komt er een derde taak bij, na de kerstvakantie een vierde en na de meivakantie een vijfde. In de laatste maanden voordat de leerling naar groep 3 gaat doet het dus vijf taken per week. Groep 1 begint met alleen twee keuzewerkjes en aan het einde van het jaar maken zij ook twee weektaken.
- 26 -
Structuur van de weektaken: 1 zelfbedacht taakje
2
ontwikkelingsmateriaal
3
Afwisselend een reken- of taalopdracht Afwisselend een maatjes- of een motorische opdracht
4
5 6
Afwisselend een techniek of creatieve opdracht topdracht
De kinderen mogen zelf een taak bedenken. Het kind geeft zelf aan wat het die week wil leren/oefenen. Zo hebben de kinderen invloed op hun eigen ontwikkeling. De leerkracht begeleidt dit proces. Het ontwikkelingsmateriaal beslaat zeven ontwikkelingsgebieden. Puzzelen, taal, rekenen, vorm en kleur, lotto’s, motorisch en ruimtelijk inzicht. Iedere week komt een ander onderdeel aan bod. Ontwikkelingsmateriaal is erg belangrijk in de kleuterklas. Alle leergebieden die aan bod komen in groep 3 komen via dat materiaal aan de orde. De leerkracht geeft de week voor dat het materiaal in de taak zit, instructie in de kring over hoe het materiaal werkt. Bij de uitleg van de weektaak volgt nog een korte instructie. Daarna kunnen de kinderen zelfstandig aan de slag met het materiaal. Dit kan een werkblad zijn, het zelfstandig opzeggen van een versje, een sorteeropdracht, enz. De motoriek is erg belangrijk om te leren schrijven. In deze taak beginnen we met voorbereidende activiteiten om in groep 3 te leren schrijven. De andere opdracht is de maatjesopdracht. In het daltononderwijs zijn er altijd maatjesopdrachten. Kinderen hoeven niet met iedereen bevriend te zijn maar ons streven is wel dat ze met iedereen kunnen werken. Dit oefenen wij in de kleuterklas met zinvolle opdrachten. Bijvoorbeeld het maken van een tekening met zijn tweeën of samen een toren bouwen. Samenwerken is een belangrijke pijler van het daltononderwijs. Bijvoorbeeld een opdracht rond drijven-zinken of een opdracht rond het mengen van kleuren.
Als het kind klaar is met plannen kan het kind in de speel / werktijd de taken maken. Het kind kan zien op het takenbord op welke dag de taak gemaakt gaat worden. Op de geplande dag werkt het kind aan de weektaak. Als deze gedaan is reflecteert het kind op de weektaak met behulp van een smiley. Het kind gaat bij zichzelf na of het de weektaak leuk vond, gewoon of minder leuk, maar ook of het goed ging of minder goed. Dan kiest het kind de smiley die daarbij hoort. Ook deze smileys zijn in de kleur van de dag. Het kind haalt de driehoek eraf en plakt de smiley erop. We reflecteren op de weektaak, zodat het kind leert wat er goed of minder goed in het proces is gegaan. Hier kan het kind de volgende keer van leren. De leerkracht begeleidt de kinderen in het reflecteren door het voeren van een gesprekje over de taak. De smileys geven de leerkracht ook inzicht hoe het kind over bepaalde weektaken denkt. Door het takenbord is de leerkracht snel op de hoogte van de taken die het kind doet en hoe het kind deze ervaart. De weektaak is iedere week anders. Zo ook het keuzewerk. De kinderen hebben een week de tijd om deze activiteiten te doen. Op maandag plannen de kinderen hun taken en op vrijdag krijgt de kinderen een sticker op het weektakenformulier, als zij al hun taken af hebben. De maandag erop wordt er opnieuw gepland. Verschil tussen groep 1 en 2 Van een kind dat net op school is verwachten de leerkrachten natuurlijk niet hetzelfde als van een oudere kleuter. Een kind in groep 1 begint met het plannen van het keuzewerk. Na de kerstvakantie krijgt groep 1 er een weektaak bij. Het kind kiest een weektaak aan de rechterkant en plant deze in. Na de meivakantie krijgt een groep 1 kind er een tweede taakje bij. Als een leerling uit groep 1 meer taakjes wil doen mag dit altijd.
- 27 -
Het niveau van ieder kind is anders. De taakjes worden op maximaal drie niveaus aangeboden. Deze niveaus zijn: · ster, de stergroep maakt taken die groep 1 kan doen of kinderen uit groep 2 die extra herhaling nodig hebben · maan, de maangroep maakt taken op het niveau van de groep 2 · zon, de zongroep krijgt extra verdieping op groep 2 niveau. De zon kinderen maken ook altijd de topdracht Per kind wordt bekeken welk niveau het aan kan. Het kan dus zijn dat een kind uit groep 1 de maantaken maakt omdat het dit aankan. De topdracht is voor de ster en maan groep niet verplicht maar deze groep mag deze wel maken. De leerkracht heeft ook een planning in de klas hangen. De kleuren van de dag hangen bij het takenbord en hierop worden de activiteiten die de leerkracht die week doet aangegeven. Zo weten de kinderen ook wanneer zij met de leerkracht werken. Hierin staat RT- of knutselopdrachten.
6.2
Groep 3
In groep 3 wordt met dagtaken gewerkt. Een dagtaak bestaat uit verschillende opdrachten, zoals lezen, taal en rekenen. In de eerste weken van het schooljaar staat deze dagtaak alleen nog maar op het bord. Hierbij worden voor de vakken symboolkaartjes gebruikt met daarachter de opdracht per vak en per differentiatiegroep: zon / maan of ster (zie differentiatie). In het begin van het schooljaar bestaat het grootste gedeelte van de dag in groep 3 uit groepsgerichte instructie en klassikale verwerking. De instructie wordt gegeven aan de gehele groep of aan een niveaugroep. Als kinderen klaar zijn met het ‘klassikale’ werk gaan ze verder met topdrachten. Op het bord kunnen de leerlingen zien waaruit ze kunnen kiezen. Dit zijn de vervolgwerkjes van veilig leren lezen, aangevuld met topdrachten passend bij het thema. Aan het begin en/of einde van elke dag staat er een uur speelwerken op het programma. Dan werken de kinderen aan hun taken op het takenbord. In groep 3 is eenzelfde takenbord aanwezig als in de groepen 1/2. Op dat takenbord staan de keuzewerkjes en weektaken van de leerlingen. Deze bekende manier van werken vergemakkelijkt de overgang van groep 2 naar groep 3. Net als in de kleutergroep legt de leerkracht op maandag de weektaakjes en keuzewerkjes uit van het takenbord. Op maandag plannen de kinderen hun taken in. Na het plannen zijn de kinderen vrij wat ze gaan doen. De kinderen zorgen er zelf voor dat voor vrijdagmiddag af zijn. Na de herfstvakantie krijgt het weektakenbord een andere functie. Op het bord plannen de kinderen alleen nog de keuzewerkjes. Keuzewerk is twee keer per week ingepland. De weektaakjes worden vervangen door het steeds uitgebreidere werk van de dagtaken en de topdrachten. Vanaf de herfstvakantie staan de dagtaken op een weektaakformulier. De dagtaken bestaan uit verplichte opdrachten, maar elke dag is er ook de keuze uit verschillende vervolgopdrachten (topdrachten). De kinderen kleuren met de kleur van de dag welke topopdracht ze hebben gedaan. In het begin van groep 3 hebben de kinderen nog veel begeleiding nodig, maar vanaf de kerstvakantie kunnen de kinderen steeds meer zelf de volgorde van het werk bepalen. Vanaf de kerst / voorjaarsvakantie starten de leerlingen met werken met een weektaak zoals in de rest van de school. Op het weektaakformulier staan de vakken met daarbij de opdrachten voor de hele week. Natuurlijk wordt er nog per dag gepland. Zo wordt de kinderen langzamerhand inzicht gegeven in de opbouw van een weektaak. De differentiatie wordt aangegeven op de weektaak. Er zijn zon- en maanweektaken. De weektaken worden wekelijks nabesproken en mee naar huis gegeven.
6.3
Groep 4
Ook in groep 4 wordt er gewerkt met het weektaakformulier. De leerkracht plant het werk met de kinderen per dag. De kinderen kunnen in steeds grotere mate zelf de volgorde van het werk op de dag bepalen.
- 28 -
6.4
Groep 5 tot en met 8
In groep 5 wordt toegewerkt naar het plannen van meerdere dagen. Vanaf groep 6 wordt toegewerkt naar het plannen van een hele week. In groep 7 wordt het werk van de hele week gepland, zo ook in groep 8. In groep 8 maken de leerlingen gebruik van een agenda.
6.5
Differentiatie
Door het werken met taken sluiten we zoveel mogelijk aan bij de individuele mogelijkheden van de kinderen. Zo is de basisstof vastgesteld conform de einddoelen basisonderwijs. Op basis van deze stof (en uitgaande van onze methodes) krijgen de kinderen instructie. Deze instructie gebeurt veelal in gedifferentieerde instructiegroepen, de zogenaamde zon-, maan- en stergroep. Hierbij zijn de maankinderen de gemiddelde leerlingen (basisstof). De sterkinderen zijn de kinderen die meer aandacht en instructie nodig hebben. De zonkinderen zijn de bovengemiddelde leerlingen. De manier waarop de informatie uit de instructie door de leerlingen verwerkt wordt, kan ook verschillen. Sommige leerlingen krijgen minder verwerkingsopdrachten, waardoor ze er meer tijd voor hebben (tempodifferentiatie). Andere kinderen krijgen verrijkingsstof. Er ontstaat dus niveauverschil in de verwerking van leerstof tussen kinderen. Alle kinderen krijgen echter wel dezelfde kerndoelen aangeboden. De differentiatie is vaak geïntegreerd in de methodes. De kinderen weten in welke groep ze zitten en welk werk daar bij hoort. In sommige gevallen geven de kinderen aan op hun weektaak welke oefeningen gemaakt moeten worden. Wanneer de kinderen hun basistaak afhebben, kunnen ze kiezen uit diverse extra opdrachten die op de taak staan. Deze opdrachten omvatten wekelijks twee tot vijf nieuwe verdiepingsopdrachten of verrijkingsmaterialen die passen bij de interesses van de kinderen en waarbij ze uitgedaagd worden binnen verschillende vakgebieden; de zogenaamde topdrachten. Binnen de topdrachten is er ruimte voor eigen leervragen.
6.6
Planning
Op het takenblad is vanaf groep 3 te zien wanneer er instructie gegeven wordt en hoe de verwerking plaatsvindt (klassikaal, samenwerken of individueel). Vanaf groep 5 staat ook op het takenblad aangegeven hoe een les wordt afgerond. De leerlingen kunnen zien wanneer de les besproken of klassikaal nagekeken wordt en ook of ze de les zelf moeten nakijken. Deze informatie geeft de kinderen de mogelijkheid om hun werk zo goed mogelijk in te plannen Het nieuwe weektaakformulier is te vinden op het netwerk van de school.
HANDLEIDING WEEKTAAK, zie voor een voorbeeld van de weektaak bijlage 6. Verklaring van de verschillende onderdelen van de weektaak, zie voorbeeld: 1. De naam van de leerling, het maatje en de taak van de takencirkel worden bovenaan de taak ingevuld. 2. Voornemen van de leerling; de leerling formuleert een concreet voornemen. Hierop kunnen de leerlingen en de leerkracht reflecteren. 3. Daaronder staat het thema van de Vreedzame School, bijvoorbeeld Wij dragen allemaal een steentje bij. 4. Wat moet je doen; in deze kolom kan zowel de leerling als de leraar werk invullen afhankelijk van de sturing. Op De Waterkant werken wij toe naar gedeelde sturing. In de bovenbouw willen we de leerlingen zoveel mogelijk zelf laten invullen wat er gedaan moet worden. De leerstof verschijnt dan aan het begin van de week op het digibord en de leerlingen nemen de relevante leerstof voor henzelf over op de weektaak. In groep 8 zullen we hiervoor agenda’s gaan gebruiken. 5. Doel; bij ieder vak wordt de mogelijkheid geboden om concrete haalbare doelen op leerling niveau concreet te formuleren. De leerling krijgt dan meer overzicht en zicht op eigen leren. Er kan uiteraard ook gekozen worden om per week één of twee of doelen te formuleren. Op alle weektaakformulieren zullen de leerdoelen moeten worden vermeld.
- 29 -
Dan volgen er een aantal kolommen: 6. Instructie; indien er sprake is van leraargestuurde instructie dan vult de leraar in welke instructie verplicht is. Op de weekplanning van de leerkracht kan de leerling zien welke instructie voor de leerling verplicht is. Mag de leerling zelf bepalen of instructie nodig is om het doel te bereiken vanuit eigen verantwoordelijkheid, dan geeft de leerling de te volgen instructie aan. 7. Verwerking; In de tweede kolom is zichtbaar of de verwerking alleen moet (één smiley), samen moet (twee smileys) of wanneer de leerling mag kiezen of het werk alleen of samen gedaan wordt (in dat geval is het hokje leeg). Naarmate de leerlingen ouder worden gaan we er vanuit dat de leerlingen zelf verantwoordelijk genoeg zijn om te bepalen of samenwerken een meerwaarde heeft. 8. Planning; leerlingen plannen wanneer wat gedaan moet worden. Leerlingen die ondersteuning nodig hebben kunnen door de leraar gecoacht worden samen met de leerkracht te plannen. In de groepen 3 tot en met 5 zal de leerkracht het plannen nog in grote mate sturen. 9. Af; Wanneer werk is nagekeken, nabesproken of ingeleverd kleuren de leerlingen het vakje in de kolom af. 10. Snap ik het; de leerling reflecteert vanuit het werk, toetsen en feedback van de leraar of hij/zij de leerstof begrijpt. De leerling kan ondersteund worden om dit vak goed in te vullen door de doelen te evalueren of met behulp van de gerichte feedback van de leraar. 11. Ik wil oefenen met; in deze ruimte geeft de leerling aan wat hij/zij extra wil oefenen vanuit de basistaak, speciaal programma of wanneer hij/zij juist nieuwe leerstof wil oefenen. 12. Ik wil meer weten over; in dit vakje kan de leerling aangeven waar hij/zij meer over wil weten. Dit kan zijn vanuit belangstelling , een andere werkvorm of een andere leerstijl. Voor de leerling die behoefte heeft aan verdieping geeft deze ruimte mogelijkheden. De leerling die een basisprogramma volgt kan deze ruimte ook gebruiken voor allerlei onderwerpen die voor hem/haar boeiend zijn. De kennis die de leerling hier opdoet kan weer ingezet worden voor de hele groep. De eigen leervraag van de leerling staat hier centraal. 13. Ik kies deze week: Hier noteren de leerlingen wat ze kiezen bij het keuzewerk. Dit kan natuurlijk de eigen leervraag zijn. 14. Reflectievraag; Onderaan de taak staat een reflectievraag, die door de leerkracht bedacht wordt. Hierdoor wordt de leerling gevraagd het werken te evalueren. Hierbij kan gedacht worden aan vragen als: Hoe ging het nakijken? Hoe ging het werken met je maatje? Hoe ging het plannen van je werk? Heeft je goede voornemen gewerkt? De leerkracht reageert hier ook schriftelijk of mondeling op. De gerichte feedback van de leraar en evaluatie van de leerling zijn de basis om te komen tot afspraken. Deze afspraken worden meegenomen naar de nieuwe week. 15. Afspraak leerling-leerkracht; Bij deze afspraak kan er bewust gestuurd worden door de leraar of juist meer door de leerling. 16. De vakjes achter de topdrachten zijn leeg gelaten. Deze moeten de kinderen zelf invullen. Het is de bedoeling dat de taken voor elke vakantie mee naar huis gaan, zodat de ouders kunnen zien wat er op school gedaan wordt. - 30 -
- 31 -