5
hoofdstuk 5 Comac, een jongerenbeweging solidair met de werkende mensen
1. Inleiding “Vandaag, vrijdag 4 maart, ben ik aan de stakingspost geweest van de BBTK, de bediendenbond binnen het ABVV.1 De BBTK protesteerde tegen de nieuwe voorwaarden die de werkgevers willen opleggen aan de werknemers. Omdat de werkgevers weigeren de lonen te verhogen, terwijl de winsten van hun kant wel gestegen zijn. En ook omdat de werkgevers zouden willen dat ze bedienden even gemakkelijk kunnen ontslaan als arbeiders. Dat terwijl juist het omgekeerde zou moeten gebeuren: de bescherming van de arbeiders verbeteren! Al die dingen worden om de twee jaar onderhandeld tussen werkgevers en vakbonden. Dat is wat ze het interprofessioneel akkoord (IPA) noemen, en het is een essentieel moment in de klassenstrijd. Want de beslissingen die daar worden genomen, hebben enorm veel impact op de verdeling van de rijkdom tussen de overheersende klasse en de werknemers. Daarom ben ik dan ook heel vroeg opgestaan die vrijdag om mee naar de stakingspost te gaan, samen met een veertigtal andere leden van Comac. Het principe van de stakingspost was in feite dat van een filterblokkade: op een van de grootste verkeersaders naar Brussel, bij een groen licht op twee de doorgang voor de automobilisten blokkeren en van die tijd gebruikmaken om zoveel mogelijk van hen aan te spreken, met een tweetalig pamflet met daarin de redenen die de vakbondsmensen ertoe hadden aangezet om deze actie te voeren. Twee dingen vielen me op bij die filterblokkade. Allereerst de over het algemeen goede reacties van de automobilisten. Velen van hen begrepen het doel van de actie nadat ze het pamflet hadden gelezen. Dikwijls zag je ook een verandering in hun humeur, eenmaal de automobilisten begrepen waarom die stakingspost daar stond. Ten tweede, de motivatie van de vakbondsmensen. Wij zijn daar aangekomen voor zeven uur (dus knap vroeg!), maar een groot deel was al daar en de blokkade werkte al goed.” 2 We organiseren bij Comac regelmatig bezoeken aan stakingsposten, we doen mee aan betogingen, we nodigen vakbondsmensen uit om een getuigenis te brengen, er zijn leden die hun eindwerk maken over de syndicale strijd… Vanwaar die interesse voor de wereld van de arbeid? Als we de maatschappij echt willen veranderen, weten we dat we dat niet alleen kunnen. Het is niet binnen dit kapitalistische systeem dat wij een meer rechtvaardige maatschappij zullen kunnen opbouwen, die gebaseerd is op de behoeften van de mens en niet op winst. Daarom moeten we banden smeden met de wereld van de arbeid en in het bijzonder met de arbeidersklasse. Allereerst omdat de arbeidersklasse het kloppend hart is van onze samenleving door haar positie in het kapitalistische systeem. Vervolgens omdat de werkende mensen en de grote meerderheid van de jongeren dezelfde belangen hebben. Immers, al zijn
1
Algemeen Belgisch vakverbond, de socialistische vakbond in België.
2
Getuigenis van een lid van Comac-ULB.
89
wij vandaag scholieren of studenten, later zullen we ook werkende mensen zijn. Ten slotte omdat de ervaringen ons leren welke sleutelpositie de arbeidersklasse inneemt in de historische veranderingen. Het is precies die centrale rol van de arbeidersklasse, die wij in dit hoofdstuk zullen uitdiepen en analyseren om vervolgens concreet te bekijken welke conclusies wij daaruit trekken voor onze praktijk bij Comac.
2. Waarom is de arbeidersklasse belangrijk? Wie kent er de zes koningen uit onze Belgische geschiedenis? De meerderheid van de jongeren zal niet ver naast zes goede antwoorden zitten. Maar hoeveel jongeren kennen de zes belangrijkste strijdbewegingen van de arbeidersbeweging in België? Waarom wordt daar maar weinig op ingegaan tijdens onze lessen op school of op de unief? Nochtans staan we in ons dagelijks leven dichter bij die laatste overwinningen. Die hebben er namelijk voor gezorgd dat wij het recht hebben om te stemmen, dat we tot achttien jaar naar school kunnen gaan.3 Waarom wordt er zelden iemand van de vakbond uitgenodigd in onze opleiding, hoewel zij de belangen van de overgrote meerderheid van de bevolking verdedigen? Waarom kennen zo weinig jongeren de Belgische leiders van de werkende bevolking zoals vroeger Lahaut en Renard of D’Orazio? In dit hoofdstuk willen we benadrukken dat het niet de koningen of eerste ministers zijn die voor de sociale maatregelen hebben gezorgd en die ze in de toekomst zullen bepalen. Het is wanneer een grote groep op straat komt, dat er sociale verandering wordt afgedwongen, dat een systeem kan veranderen. Zoals we in hoofdstuk 2 al zagen, is de kapitalistische maatschappij samengesteld uit sociale klassen die bepaald worden door de rol die men heeft in de economie, in de productie: de kapitalisten bezitten de productiemiddelen, de arbeidersklasse is de klasse zonder productiemiddelen. Zij beschikt enkel over haar capaciteit om te werken, wat Marx noemt haar “arbeidskracht”. Door hun arbeidskracht te verkopen aan de kapitalisten krijgen de arbeiders een loon. De arbeidersklasse, in de marxistische betekenis van “werknemer die zijn arbeidskracht moet verkopen om te kunnen leven”, is de belangrijkste groep in onze maatschappij. Het zijn de miljoenen loontrekkenden die elke dag naar de bedrijven, de kantoren of de fabrieken gaan. Om het belang van de wereld van de arbeid en de rol van de arbeidersklasse als motor van sociale verandering te begrijpen, gaan we eerst antwoorden op volgende vragen: kunnen we zeggen dat de arbeidersklasse vandaag nog bestaat? Kunnen we het in de eenentwintigste eeuw nog hebben over uitbuiting? Daarna zullen we zien hoe de arbeidersklasse precies die klasse is die voor sociale verandering kan zorgen. Vervolgens gaan we bekijken waar de rijkdom vandaan komt. Het komt eropaan te begrijpen hoe de kern van ons kapitalistische systeem functioneert. En om te besluiten kijken we naar de rol en het belang van de vakbonden voor de strijd van de werknemers.
2.1 Bestaat de arbeidersklasse vandaag nog? De arbeidersklasse is de klasse die niet beschikt over de productiemiddelen, maar die met zijn werkkracht de rijkdom van onze samenleving produceert – of bijdraagt aan deze productie. Het zijn de werknemers die elke dag wagens, televisietoestellen, staal, tramwagons en vliegtuigen produceren, die wegen en huizen bouwen, zetels, tafels en stoelen maken, al
3
Zie hoofdstuk 2 “Comac, een communistische jongerenbeweging”, punt 5.2 “Verandering als resultaat van strijd”.
90
deze producten naar de winkels vervoeren en ze verkopen enzovoort. Zonder arbeidersklasse zou de economie niet draaien. De arbeidersklasse bestaat niet alleen nog altijd, maar bovendien was deze klasse nooit eerder zo omvangrijk. In de hele geschiedenis van België waren er immers nooit zo veel loontrekkers. Met andere woorden, de omvang van de arbeidersklasse was nog nooit zo groot als vandaag. Het enige echte verschil is dat zij vroeger geconcentreerd was in een aantal zeer grote bedrijven, terwijl ze vandaag meer opgedeeld en versnipperd is. De industrialisering zet zich immers steeds meer door, maar gaat gepaard met radicale veranderingen, zoals de onderaanneming. De meeste grote industrieën doen vandaag beroep op andere bedrijven voor een hele reeks taken die niet rechtstreeks verband houden met wat ze zelf produceren. Dat noemen we de “onderaanneming”. Het gaat over taken zoals schoonmaak of catering, maar ook over heel wat onderdelen van de industriële productie op zich. De bedrijven die deze onderaanneming op zich nemen, leggen dikwijls veel minder gunstige lonen en werkomstandigheden op dan de grote industrieën. Dat heeft te maken met het feit dat zij hun werknemers dikwijls aanwerven met een uitzendcontract en dat de vakbonden er worden bestreden.4 In werkelijkheid zou de industrie tot 35% van de economie kunnen dekken, in plaats van de over het algemeen aangenomen 20%, als de berekeningen gebaseerd zouden zijn op juiste statistieken.5 Sodexo, bijvoorbeeld, stelt meer dan 300 000 uitzendkrachten tewerk in de wereld die voor de industrie werkt, terwijl ze statistisch gezien onder de dienstensector vallen. Er zijn verder nog een aantal veranderingen, bijvoorbeeld de verhoging van de productiviteit: men produceert vandaag meer dan vroeger, maar met steeds minder mensen. Dat is de eerste oorzaak van het verlies aan jobs in de industrie en dat leidt tot steeds moeilijkere arbeidsomstandigheden voor diegenen die hun werk behouden. Dan zijn er ook de delocaliseringen die verantwoordelijk zijn voor 7% van de geschrapte banen in de industriële sector in Europa. Deze twee fenomenen zorgen voor het verdwijnen van banen in België, maar daarom zien we de arbeidersklasse nog niet verdwijnen. Noch de arbeidersklasse, noch de arbeiders uit de zware industrie zijn verdwenen. En zoals we hebben gezien, zijn het noch het aantal, noch de (goede of slechte) bedoelingen, noch het statuut (industriële sector of dienstensector, arbeider of bediende), die bepalend zijn voor het feit dat de arbeidersklasse de revolutionaire klasse is. Dat wordt bepaald door haar positie binnen het economisch systeem.
2.2 Uitbuiting in de 21e eeuw Kunnen we nog spreken van de arbeidersklasse en van uitbuiting? We leven vandaag toch heel wat beter dan in de 19e eeuw, niet? Je hoort vandaag dikwijls zeggen dat er geen arbeidersklasse meer is, dat we eerder moeten spreken over een brede middenklasse en dat de theorieën van Marx niet meer actueel zijn. Wat in elk geval juist is, dat is dat wij vandaag niet meer in zwarte miserie leven zoals in de 19e eeuw. Veel Belgen wonen toch in een groter huis, hebben één of twee auto’s en gaan jaarlijks met vakantie. We leven zeker niet meer in een periode van ellende zoals in de tijd van Daens. Waarom is de analyse die Marx maakte, toch nog steeds geldig? De arbeidersklasse komt rechtstreeks voort uit het kapitalistische systeem. Het zijn de consequenties van een tegenstelling die eigen is aan ons kapitalistische systeem, die arbeid en kapitaal tegenover elkaar plaatst. Welnu, sinds de 19e eeuw is precies deze tegenstelling alleen nog maar scherper geworden.
4
Zie hoofdstuk 9 over tewerkstelling.
5
Peter Mertens, De arbeidersklasse in het tijdperk van de transnationale ondernemingen, Marxistische Studies, nr. 72, 2005, p. 33.
91
Ten eerste zijn we door vooruitgang in techniek, wetenschappen en arbeidsdeling in staat om jaar na jaar meer te produceren. Onze lonen zijn echter nooit zo snel gestegen als de winsten die door deze productiviteitsstijging worden gemaakt. Er is vandaag dus veel meer rijkdom dan vroeger, maar ook de ongelijkheden zijn nu veel scherper dan vroeger.
De ongelijkheid in enkele cijfers Het verschil tussen het inkomen van de 5% rijkste en de 5% armste verdieners op deze planeet ligt vandaag op 74 tegen 1, terwijl dit in 1960 nog 30 tegen 1 was.6 Het gemiddelde inkomen van de 5% rijksten op de wereld is 165 keer hoger dan dit van de 5% minst rijken. Die allerrijksten verdienen op twee dagen evenveel als de armste groep op een jaar.7 Het fortuin van de tweehonderd rijkste mensen ter wereld is groter dan het gezamenlijke inkomen van een groep landen die samen 40% van de wereldbevolking uitmaakt.8 En men zou ons willen doen geloven dat dit komt omdat zij harder werken?
Daarnaast moeten we die tegenstelling op wereldschaal bekijken. De kloof van deze ongelijkheid wordt ook op wereldschaal steeds dieper. Het is vaak op de eerste plaats de Derde Wereld die de ergste gevolgen van het kapitalisme ondervindt. De arbeidsomstandigheden, opgelegd door de westerse multinationals, zijn er meestal rampzalig. De grote Europese en Amerikaanse mogendheden steunen en financieren er talrijke dictaturen om hun economische en strategische belangen te vrijwaren. Ook de gevolgen van de klimaatveranderingen zijn daar het ergste (tornado’s, droogte, overstromingen enz.). Ten slotte, als de tegenstellingen tussen arbeid en kapitaal in België of in de Westerse landen vandaag minder scherp lijken, als het levensniveau stijgt, dan is dat dankzij een lange geschiedenis van strijd. Het is inderdaad door de strijd voor zijn rechten dat de arbeidswereld het recht heeft verworven op betaald verlof, op loonsverhogingen, op onderwijs… Toch komen die verworvenheden de laatste twintig jaar opnieuw in gevaar en is deze generatie misschien de eerste generatie die het minder goed zal hebben dan haar ouders. Het zal van onszelf afhangen of wij dat aanvaarden en bij de pakken blijven neerzitten of dat we strijden voor een verdere uitbouw van onze sociale zekerheid of het behoud van de loonindexering, vandaag bedreigd door de grote Europese lobby’s, en nieuwe overwinningen afdwingen. Om te besluiten over het bestaan van de arbeidersklasse in onze dagen, stellen we vast dat de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal, die Marx in de negentiende eeuw duidelijk naar voren bracht, vandaag nog steeds actueel is: de ongelijkheid neemt alleen maar toe, de tegenstelling moet vandaag bekeken worden op wereldschaal. En de sociale verworvenheden die de arbeiders duur betaald hebben, zijn permanent onderhevig aan nieuwe aanvallen en vooral in crisistijd op zijn ergst.
6
Bron: Programma van de Verenigde Naties voor de ontwikkeling (PVNO).
7
PVNO.
8
PVNO.
92
2.3 Waar komt de rijkdom vandaan? Rijkdom valt niet zomaar uit de lucht. Rijkdom ontstaat niet zomaar uit zichzelf, noch als bij wonder, noch door beursspeculatie. Om te leven hebben we voedsel nodig, kleding, huisvesting, licht, verwarming enzovoort. Geen enkele van die producten verschijnt zomaar of komt zomaar naar ons toe. We moeten werken om ze te produceren. De arbeid is dan ook de basis van elke creatie van rijkdom in de maatschappij. Zonder arbeid is er geen rijkdom, geen kapitalisme en geen moderne samenleving. Zonder de arbeidersklasse is er dus geen rijkdom, geen kapitalisme en geen moderne samenleving. Waar komt de winst van de kapitalisten vandaan? Door een tafel te maken, creëert de werknemer rijkdom, want een tafel is meer waard dan een stuk hout. Welnu, die gecreëerde waarde ligt hoger dan het loon dat de arbeider zal ontvangen. Het is heel simpel: als dat niet het geval was, zou het voor de kapitalist niet interessant zijn om werknemers aan te nemen. Het verschil tussen de waarde, geproduceerd door de arbeider, en het loon dat hij krijgt, is wat Marx de meerwaarde heeft genoemd. Deze gaat integraal naar de kapitalist. De werknemer zal dus in werkelijkheid een deel van de dag werken om de waarde te produceren, die overeenstemt met zijn loon, en een ander deel van de dag, waarin hij een meerwerk realiseert, een gratis werk. Dat mechanisme ligt aan de basis van de kapitalistische uitbuiting. Daarom zeggen wij dat het kapitalistische systeem is gebaseerd op de uitbuiting van de werknemers door de kapitalisten om altijd meer winst te maken. Een kapitalist zal systematisch proberen om zijn meerwaarde te verhogen. Dat kan hij doen op verschillende manieren: de lonen verminderen, de mensen sneller of langer doen werken voor hetzelfde loon enz.9 De arbeiders en de kapitalisten hebben dus tegenstrijdige belangen, onverenigbaar met elkaar.
0,3% loonsverhoging, zelfs niet één volle tank brandstof! De actualiteit bewijst het goed: in 2010 maakten de twintig grootste Belgische ondernemingen bijvoorbeeld een totale winst van 17 miljard euro. Dat is 4,7 miljard meer dan in 2009 of een verhoging met 37%.10 Kortom, ondanks de crisis loopt alles op rolletjes voor deze grote maatschappijen. Maar kunnen de werknemers hetzelfde zeggen? Bij de laatste loononderhandelingen hebben de werkgevers niet meer aanvaard dan een verhoging van 0,3% voor de twee volgende jaren,11 wat neerkomt op nog niet een keer voltanken. En de regering stemde daarmee in! Het is toch onvoorstelbaar dat de politici aan de bevolking durven zeggen: alles wat jullie de komende twee jaar zullen produceren, gaat in de zakken van de grote aandeelhouders.
Opgelet, de vraag is niet of de kapitalisten lief of stout zijn. Want wie kapitalisme zegt, zegt concurrentie. Concurrentie maakt gewoon integraal deel uit van het kapitalistische systeem. Net zoals in een voetbalkampioenschap staan de ploegen in competitie tegenover elkaar. Ofwel winnen zij ofwel wint de tegenstander en liggen zij eruit voor het verdere spel. Dat is hetzelfde voor de kapitalisten, als ze competitief willen blijven tegenover hun concurrenten: ze moeten onophoudelijk zoeken naar middelen om nog meer te winnen. De goede of slechte bedoelingen van de kapitalisten veranderen dus niets aan het gegeven. In elk geval doen de werknemers een deel van hun werk gratis, dat is de meerwaarde die de werkgevers voor zichzelf houden. De kapitalisten hebben de werknemers nodig, want zonder hen zouden de bedrijven niet kunnen draaien. Maar tegelijk zullen de kapitalisten geen werknemers aanwerven, als dat hun geen winst kan opleveren. Het is een van de grote tegenstellingen in de kapitalistische productiewijze, die Marx naar voren heeft gebracht: de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal.
9
Om meer te weten over de vormen die de strijd rond de lonen en de arbeidsomstandigheden aanneemt, zie hoofdstuk 9 over de tewerkstelling. In dat hoofdstuk hebben we het ook over het probleem van de werkloosheid en de werklozen.
10 Marco Van Hees, Solidair, 17 februari 2011. 11 Het gaat dan over het loon los van de indexverhoging, dat wil zeggen buiten de stijging van de levensduurte.
93
2.4 Waarom is de arbeidersklasse de revolutionaire klasse? De arbeidersklasse in de brede zin van het woord omvat heel wat verschillende beroepen en allerlei jobs. Zij vertegenwoordigt de meerderheid van de bevolking. Maar binnen de arbeidersklasse bestaat er een bepaalde kern, samengesteld uit arbeiders en bedienden die in de zware industrie werken, in de grote ondernemingen en in andere sleutelsectoren (post, spoorwegen, luchthavens enz.). Door de strategische positie die deze arbeiders innemen in het productieproces, door hun plaats in onze maatschappij zijn zij de belangrijkste kracht in het veranderingsproces. Wanneer zij besluiten het werk neer te leggen, heeft dat een grote invloed op de economie. Als zij als een blok optreden en georganiseerd zijn, kunnen ze heel de economie blokkeren, volledig lamleggen. Precies dat soort grote stakingen resulteerden in de belangrijkste sociale verworvenheden.
Een voorbeeld: de Europese strijd van de dokwerkers Tussen 2001 en 2006 heeft zich in alle Europese havens een enorme sociale strijd afgespeeld. Daarin stonden de dokwerkers tegenover de Europese Commissie en de grote werkgeverslobby’s. De inzet: afschaffing van het statuut van dokwerker zodat om het even wie de schepen kon lossen in hun plaats. Euh, en dan? Wel, meerdere gevolgen: ten eerste zou het een soort “plaatselijke offshoring” inhouden van het werk van de dokwerkers als voortaan matrozen van over de hele wereld met een hongerloon schepen zouden mogen lossen zonder dat zij ervoor opgeleid zijn of vertrouwd zijn met de veiligheidsvoorschriften. Op de tweede plaats zou dat gevolgen hebben voor de verzwakking van de slagkracht van de vakbonden bij de dokwerkers, die heel goed georganiseerd zijn en niet meteen gewoon zijn om zich zomaar te laten doen als men wil proberen hen van hun plaats te verdringen. En dat is wat de dokwerkers gedaan hebben, ze hebben zich de kaas niet van het brood laten eten. Ze zijn erin geslaagd zich op Europees niveau te organiseren voor de coördinatie van hun stakingsacties. Kan jij je voorstellen wat het effect is van een staking van 24 tot 48 uur in alle Europese havens tegelijk? Waarschijnlijk niet … Dat betekent dat 24 tot 48 uur lang zo goed als geen goederen Europa binnenkomen of verlaten. Dat zijn voor elk uur miljoenen euro’s die de grote multinationals verliezen. Resultaat? Ze hebben gewonnen, twee keer na elkaar. De Europese Commissie werd gedwongen haar plannen te laten varen. Want de acties kostten de kapitalisten zoveel geld dat zelfs zij niet langer het hervormingsplan wilden steunen. Het was de allereerste keer dat de arbeiders zo’n strijd op Europees niveau wonnen. Naast de kwaliteit van hun syndicale mobilisatie is een belangrijke verklaring voor deze overwinning hun strategische positie binnen het economisch systeem.
Een tegenvoorbeeld: de vuilnisophalers van Napels In de streek van Napels hebben de vuilnisophalers sinds 1994 tientallen stakingen georganiseerd. Het ging om protesten tegen het ontslag van honderden arbeiders. Het Italiaanse agentschap Ansa schatte dat in 2008 meer dan 100 000 ton afval opgestapeld lag in de provincie Campania, waarvan Napels de hoofdplaats is.12 In 2010 was er nog steeds geen einde aan deze strijd. Terwijl deze arbeiders met duizenden in staking gaan, de bevolking eronder te lijden heeft en de hygiënische omstandigheden afschuwelijk zijn, wordt de economie van het land hierdoor op geen enkele manier lamgelegd. Geen enkele grote onderneming verliest winst, dus er is niets dat de politici onder druk zet om hun aanvallen op de werkomstandigheden van de vuilnisophalers in te trekken en de situatie voor de mensen te verbeteren.
12 http://archives.lesoir.be/une-tragedie-des-dechets-a-naples_t-20080106-00EEUH.html
94
Deze voorbeelden laten ons de cruciale positie zien, die de kern van de arbeidersklasse in het economisch systeem inneemt voor het creëren van echt goede krachtsverhoudingen. Als wij het kapitalisme willen omverwerpen, zal het nodig zijn dat alle werkers zich verenigen en samen in beweging komen, of ze nu vuilnisophaler zijn, verpleger of onderwijzer enz. Maar het is de kern van de arbeidersklasse, gevormd door transportarbeiders en arbeiders uit de zware industrie, die de belangrijkste rol speelt in dat proces. Even samenvatten. Het is deze kern van de arbeidersklasse die in staat is om de economische ongelijkheden die het kapitalisme met zich voortbrengt, te veranderen. Het is door hun economische positie dat deze groep ook daadwerkelijk de macht heeft om zaken te veranderen. Zij kunnen de productie stoppen en zo eisen afdwingen van de werkgevers. Bovendien, door hun economische positie is deze groep zich er ook het sterkst van bewust dat er winst wordt gemaakt met het werk dat zij leveren. Deze kern van de arbeidersklasse is ook het best georganiseerde deel van de arbeidswereld. Het is in deze grote sectoren dat de vakbonden het sterkst zijn ontwikkeld. Dat houdt verband met het feit dat de zware industrie van de arbeiders een hoog niveau van discipline eist in het productieproces. De arbeiders werken samen en zijn op elkaar afgestemd voor hun werk. Dat is wat ook wat de collectieve kracht van deze klasse uitmaakt. En dat is van het allergrootste belang bij een brede strijdbeweging om de nodige krachtsverhoudingen te creëren om de zaken te veran deren.
2.5 Belang van de vakbond De vakbond is de grootste organisatie voor de verdediging van de belangen van de werkende bevolking, van de overgrote meerderheid van de mensen. België haalt met een percentage van in een vakbond georganiseerde werknemers van 80% één van de hoogste cijfers. Daardoor staan de vakbonden sterk in ons land en hebben zij meer middelen om de belangen van de werknemers te verdedigen.13 Het zijn op de eerste plaats de vakbonden die ervoor zorgen dat de werknemers zich kunnen verenigen en dat de collectiviteit en solidariteit ervoor zorgen dat de werkende bevolking sterk staat bij bijvoorbeeld hun strijd voor het recht op een vaste en menselijke job. Ten overstaan van een werkgever heeft een werknemer op zijn eentje meestal geen enkel gewicht. De vakbond is noodzakelijk voor het ontwikkelen van gunstige krachtsverhoudingen in de onderneming. De vakbond is ook heel belangrijk omdat hij objectieve strijdmiddelen kan aanbieden. Zo beschikt de vakbond bijvoorbeeld over een solidariteitskas, waarmee aan de werknemers een kleine vergoeding kan worden gegeven als ze in staking gaan. Staken is niet alleen maar een dag het werk neerleggen als er iets niet gaat. Staken betekent voor de werknemers een investering in een strijd om bepaalde rechten te verdedigen of nieuwe rechten af te dwingen, daar tijd en energie in steken en een deel van hun loon verliezen. Het betekent soms ook risico’s nemen, om ontslagen te worden bijvoorbeeld. Zonder die solidariteitskas zouden de werknemers zich zeker niet kunnen veroorloven om voor meerdere dagen in staking te gaan. Het gaat hier dus om een objectief middel voor alle werknemers bij brede en lange strijdbewegingen. Temeer omdat mobilisaties en stakingen dikwijls de enige middelen zijn voor de werknemers om van zich te kunnen laten horen.
13 Als we lid worden van een vakbond, betalen we een bijdrage, wat het voor de vakbonden mogelijk maakt om sociale uitkeringen te financieren, campagnes te voeren voor de verdediging van de rechten van de werknemers, een stakingsloon uit te betalen aan stakende arbeiders enz.
95
Een sterke vakbondsmilitant is dus een onontbeerlijk instrument voor de werknemers om hun sociale verworvenheden te behouden en verdedigen.
Getuigenissen over “Dit is Belgisch” Dit jaar zijn we met ‘Dit is Belgisch’ kennis gaan maken met de arbeidswereld in Antwerpen, in twee fabrieken, waar we rechtstreeks de invloed konden vaststellen van de vakbond op de arbeidsomstandigheden. Een deel van de groep ging op bezoek bij Evonik. Dat is een groot, modern chemisch bedrijf, waar al heel lang een strijdbare en sterke vakbondsdelegatie is ingeplant. Het resultaat daarvan is dat dankzij alle strijd die ze in het verleden gevoerd hebben, de arbeiders er een beter loon hebben en in betere arbeidsomstandigheden werken dan in de meeste andere bedrijven in België. Het andere deel van de groep had een heel andere ervaring. Ze gingen op bezoek bij Katoen Natie, een distributiebedrijf. Een grote deel van de werknemers is daar aangeworven als uitzendkracht. Dat wil zeggen dat ze arbeidscontracten hebben van zeer korte duur, van een paar weken of soms een paar maanden. Als je als uitzendkracht werkt, kan je voor het minste ontslagen worden. En je zit dan ook heel de tijd met de angst dat je niet opnieuw wordt aangeworven als je contract ten einde loopt. Het onvermijdelijke gevolg is dat de werknemers zich veel minder in een vakbond durven te organiseren en durven te vechten voor hun rechten. Daarom zijn de arbeidsomstandigheden er heel zwaar en is het voor de vakbonden uiterst moeilijk om de werknemers te mobiliseren.14
3. En wat wil dat concreet zeggen voor Comac? Met Comac zijn we een communistische jongerenbeweging en willen we de maatschappij veranderen. De marxistische maatschappijanalyse heeft het belang en de rol van de arbeidersklasse aangetoond als motor voor die maatschappijverandering als gevolg van haar strategische positie in het kapitalistische productiesysteem. Om te komen tot de opbouw van een meer rechtvaardige samenleving, moeten we vechten samen met de studenten, maar ook met de arbeiders en moeten we de strijd die zich ontwikkelt in de wereld van de arbeid, steunen. Het is door een verbinding te maken tussen onze strijd en de wereld van de arbeid en door van hun strijd te leren, dat wij belangrijke overwinningen kunnen behalen. In de geschiedenis kunnen we ook zien dat tijdens de grote sociale bewegingen studenten en arbeiders samen streden. De grote strijdbeweging van Mei 68 is daarvan een heel goed voorbeeld.15 Een deel van de jongeren is echter compleet geïsoleerd van de sociale realiteit van de arbeidersklasse en van de botsing van de tegenstellingen tussen deze arbeidersklasse en de overheersende klasse. Dat is nog veel meer het geval bij de studen-
14 Zie ook hoofdstuk 9 over de tewerkstelling. 15 Voor een analyse van het front tussen arbeiders en studenten in mei 1968, zie Ludo Martens en Kris Merkx, Een kwarteeuw mei 68, Uitg. EPO, 1993, p. 193-209.
96
ten aan de universiteit en op sommige hogescholen. Daarom willen we met Comac onze wereld verbreden, en dat niet enkel in theorie. We willen het leven en de strijd in bedrijven en volksbuurten leren kennen en ervan leren. Vanuit de school of unief wordt dat nauwelijks aangemoedigd. Toch blijft de kennis die we verwerven uit de boeken onvolledig, zelfs zeer onvolledig als ze niet verbonden is aan praktijkervaringen. We moeten ons daar bewust van zijn en beseffen dat er een inspanning nodig is om de werknemers en hun strijd te leren kennen en mee te beleven. We willen op elke voordelige manier de band met de werkende mensen versterken en de solidariteit aanhalen. Daarbij willen we steunen op de ervaring van de PVDA. De PVDA heeft tientallen basisgroepen die zich richten op een bedrijfswerking. Vele leden van de PVDA zijn linkse vakbondsmensen die dag in dag uit de rechten van hun collega’s verdedigen op de werkvloer. We kunnen streven naar synergie tussen leden van Comac en deze werkingen via allerlei mogelijke initiatieven.
Is het niet belangrijker om zich bezig te houden met de armste mensen? Er zijn groepen in de samenleving die het slachtoffer zijn van nog veel grotere onrechtvaardigheid dan het merendeel van de werkende mensen. Dat is bijvoorbeeld het geval voor illegale arbeiders zonder papieren, die werken in dikwijls afschuwelijke omstandigheden en voor een hongerloontje. Dat is ook het geval voor daklozen die meestal zijn uitgesloten uit de arbeidsmarkt en uit de samenleving in haar geheel. Die ongelijkheden zijn het resultaat van het kapitalistische systeem. Van een maatschappij, waarin een deel van de bevolking nauwelijks het recht heeft om te overleven, terwijl anderen leven in de grootst mogelijke weelde. Het is een heel systeem, dat wij veroordelen en dat wij dagelijks bestrijden. Het is trouwens belangrijk om zoveel mogelijk mensen bewust te maken van het feit dat armoede en uitsluiting net zozeer het product zijn van het kapitalisme als de miljarden euro’s winst, die de grote aandeelhouders opstrijken. Maar als we het erover eens zijn dat de oorsprong van al deze ellende het kapitalisme is, is de essentiële vraag hoe we dit systeem gaan bestrijden. Want als we deze onrechtvaardigheden echt willen bestrijden, weten we ook dat ze niet opgelost zullen worden onder het kapitalisme. Het komt er hier niet op aan te weten wie het meest uitgebuit is of wie het armste is. Het gaat erom te weten welke sociale groep werkelijk bekwaam is om invloed te hebben op de sociale verandering. En zoals we zonet hebben gezien, zijn dat de werknemers die in de strategische sectoren werken van de zware industrie, het transport, de post enzovoort. Daarom leggen Comac en de PVDA prioriteit bij dit deel van de arbeidswereld. Want het is door het kapitalisme achter ons te laten dat we in feite het best de uitsluiting en de armoede kunnen bestrijden.
3.1 Waarom is Comac dan ingeplant aan de unief? Waarom ontwikkelen we dan niet gewoon en uitsluitend een militant werk bij jonge arbeiders en in de technische en beroepsscholen? Waarom heeft Comac zich dan ingeplant aan de universiteiten? Ten eerste omdat de universiteiten de grootste plaatsen zijn waar jongeren bijeenkomen. Verschillende universiteiten tellen meer dan 20 000 studenten. Aan de universiteiten is de studentenbeweging het meest gestructureerd en georganiseerd. Het is een plaats waar het werk voor mobilisatie, sensibilisatie en organisatie de sterkste omvang kan aannemen. Ten tweede, omdat – samen met de scholen en de hogescholen – de universiteiten het vertrekpunt zijn geweest van talrijke grote strijdbewegingen, tegen de besparingsplannen in het onderwijs of tegen extreemrechts, tegen de imperialistische oorlogen in het Midden-Oosten of voor de regularisatie van mensen zonder papieren enz.
97
Ten derde, omdat de studenten soms ook een rol hebben gespeeld voor het op gang brengen van grote strijdbewegingen in de arbeidersklasse. En als ze de strijd niet ontketenden, kan de jeugd en de studentenbeweging een belangrijke rol spelen voor het steunen van de strijd in de arbeidswereld. 2010, met de beweging in Frankrijk voor de pensioenen is daar een recent voorbeeld van. Het is door de mobilisatie van brede sociale lagen rond de arbeidersklasse, dat maatschappijveranderingen kunnen plaatsvinden. De jeugd en de studerende jeugd maken deel uit van die brede lagen. Ten vierde, omdat de universiteiten ook plaatsen zijn waar allerlei ideeën kunnen botsen, die de maatschappij zullen raken. Geen enkele student leeft in een ideologisch vacuüm, iedereen wordt beïnvloed door allerlei ideeën, of die nu liberaal of reformistisch zijn of, in mindere mate, anarchistisch, trotskistisch enz. Het is belangrijk om ten volle aan dit debat mee te doen en die ideeënstrijd niet alleen over te laten aan de overheersende ideologie.16 Ten vijfde, omdat, in tegenstelling tot het verleden, de meerderheid van de studenten in de toekomst ook zullen behoren tot de grote massa van de werkende mensen. De studenten zijn geen klasse apart, ze zijn voor het merendeel de arbeidersklasse van morgen. Ten slotte, omdat de studenten heel wat kennis en vaardigheden opdoen die heel belangrijk kunnen zijn in de strijd voor een andere maatschappij.
3.2 Specifiek aandacht besteden aan de jongeren afkomstig uit de arbeidersklasse De jongeren, afkomstig uit de meest kwetsbare lagen van de arbeidersklasse, zijn dikwijls de eerste slachtoffers van de selectie in het onderwijs, zowel in het middelbaar als in het hoger onderwijs.17 We moeten met Comac de eersten zijn om deze laag van de jongeren te verdedigen en die jongeren horen thuis bij Comac. Dat moet tot uiting komen in onze woorden en in onze strijd, maar ook in de aandacht die we er in de verschillende afdelingen van Comac voor hebben om te zorgen dat arbeiderskinderen zich thuis voelen bij Comac. Dat moet zich ook vertalen in de steun- en solidariteitsinitiatieven die we op school kunnen organiseren, zoals het samen studeren in de Comac-scholen en de gemeenschappelijke blok voor Comac-studenten. In Comac-scholen moeten we bijzondere aandacht hebben voor jongeren uit het technisch en beroepsonderwijs, maar ook meer in het algemeen aan scholen die in arbeiderswijken en volkswijken liggen, ongeacht de studierichting. In de grote steden, waar we afdelingen oprichten van Comac-scholen, moeten we erover waken dat we zijn ingeplant in de scholen van verschillende studierichtingen en vermijden dat Comac een getto wordt van leerlingen uit een welbepaalde studierichting.
16 Zie hoofdstuk 4 “Comac, een jongerenbeweging gericht op de strijd”, punt 2.2 “Strijd, dat is sensibiliseren en bewustmaken”. 17 Zie om daar meer over te weten hoofdstuk 7 over het onderwijs.
98
Nog steeds met hetzelfde doel voor ogen, moeten we aandacht hebben voor de ontwikkeling van Comac-wijken… Op langere termijn moeten we de piste voor ogen houden voor de ontwikkeling van een nieuwe sector van Comac in de bedrijven. Maar door de steeds grotere bedreiging van het werk voor jongeren18 door ons gebrek aan ervaring op dit gebied en omdat onze ontwikkeling nog niet zo sterk staat in de sectoren waar we nu al actief zijn, is de lancering van Comac-arbeidswereld nog niet voor meteen.
3.3 Mogelijke initiatieven In het verleden van Comac zitten talrijke ervaringen van momenten, waarop we als jongeren de band met de werkende bevolking hebben aangehaald en versterkt. Het is dan ook belangrijk niet telkens opnieuw het warm water uit te vinden, maar ook te leren uit ervaringen uit het verleden.
 Door de gewoonte aan te nemen om op vergadering te discussiëren over stakingen of strijd in de arbeidswereld. Dat is een praktijk die we nog moeten leren veralgemenen. Bijvoorbeeld, als er een vervoersstaking is, ons daarover informeren en een solidariteitsactie organiseren en een informatiecampagne om de studenten te sensibiliseren. Het sensibilisatiewerk is heel belangrijk, want de media geven dikwijls weinig informatie over de redenen van een staking en stakingen zijn onpopulair.
 Door naar een stakingspost te gaan van een fabriek. Dat kan men doen met een solidariteitsdelegatie. Men kan er bijvoorbeeld ook naar toe gaan om een solidariteitsmotie af te geven.
 Door op een originele manier solidariteitsboodschappen voor arbeiders in strijd op te halen. Comac haalde in het verleden honderden dergelijke boodschappen van studenten op, geschreven op motorkappen als teken van solidariteit met de arbeiders van de Fordfabriek in Genk.
 Door met Comac aanwezig te zijn op grote vakbondsmanifestaties en betogingen rond een bepaald probleem van de werkende bevolking.
 Door solidariteitsdelegaties te organiseren met mensen zonder papieren. Dat is een heel belangrijk gevecht in de solidariteit met de wereld van de arbeid. De arbeiders zonder papieren vormen de meest kwetsbare laag in de arbeidswereld, omdat ze geen enkel recht hebben. Dat komt de dominante klasse goed uit omdat het om arbeidskrachten gaat die bereid zijn te werken aan om het even welk loon en in om het even welke omstandigheden.19
 Door mee te gaan naar “Dit is Belgisch”. Op dat jaarlijkse weekend dompelen we ons onder in het leven van de arbeid. We bezoeken een groot bedrijf, hebben een discussie met de vakbondsdelegatie en we komen ten slotte, via de contacten met Geneeskunde Voor Het Volk,20 in contact met arbeiders buiten hun werkplaats om vrijuit te kunnen discussiëren.
18 Zie hoofdstuk 9 over werk. 19 Zie ook hoofdstuk 6 “Wij zijn één – Nous sommes Un”, punt 2.6 “Een multiculturele samenleving: rijkdom of gevaar?”. 20 Om meer te weten over Geneeskunde Voor Het Volk, zie hoofdstuk 3 “Comac, de jongerenbeweging van de PVDA”, punt 2.4 “Solidair en GVHV, wat is dat?”
99
 Door zelf lid te worden van een vakbond. De vakbonden zijn in België de belangrijkste massaorganisaties van de werkende mensen. Er zijn zo’n drie miljoen vakbondsleden in ons land. Ook als jongere is het belangrijk om lid te zijn van een vakbond, omdat we door ons lidmaatschap de organisatie versterken en we deel uitmaken van een organisatie die de werkende mensen verdedigt, organiseert en voor hen en samen met hen strijd voert. Bovendien komen zij op voor onze rechten als jobstudent of uitzendkracht.
 Door op zoek te gaan naar een studentenjob in het arbeidersmilieu. Dat is een heel goed middel om de realiteit van de arbeiderswereld te leren kennen en een band op te bouwen met de arbeiders. Door die verschillende initiatieven moeten we bij de jongeren en toekomstige werknemers een bewustzijn kunnen ontwikkelen, doorheen de ervaring met de wereld van de arbeid, over wat de klassenstrijd betekent. Nee, wij hebben niet dezelfde belangen als de grote werkgevers en, ja, met Comac en de PVDA verdedigen wij de belangen van de meerderheid, dat wil zeggen van de werkende mensen. En het is in dat kamp, dat wij beslist hebben om te vechten. Die uitdaging is des te belangrijker voor Comac omdat, vandaag, weinig mensen zich bewust zijn van die tegenstelling tussen de belangen van arbeid en kapitaal. En dat is geen toeval. In het volgende hoofdstuk zullen we zien hoe de overheersende klasse gebruik maakt van het racisme en het nationalisme om de werknemers te verdelen, om ons te verdelen, op basis van ons geloof, onze afkomst of onze taal.
Meer weten? Peter Mertens, “De arbeidersklasse in het tijdperk van de transnationale ondernemingen.” Marxistische Studies 72, 2005. Jo Cottenier en Kris Hertogen, De tijd staat aan onze kant. Vakbondsmilitant in de jaren ’90. Crisis, nieuwe technologieën, internationalisering, EPO, 1991.
100
nota’s
101
nota’s
102