Hoofdstuk 2 Sprekend Verleden 2e fase Havo De Grieks-Romeinse wereld drs.J.W.Swaen historicus www.blikopdewereld.nl 1.1 Het ontstaan van de poleis Athene als voorbeeld Rond steden ontstaan staatjes Door natuurlijke omstandigheden ontstonden er tussen 800 en 500 voor Christus ongeveer 700 stadstaten(poleis) in Griekenland. De meeste waren niet groter dan tussen de 50 en 100 vierkante km. Twee grote uitzonderingen waren Athene ongeveer 2600 en Sparta ongeveer 8400 vierkante km.
In het middelpunt van bijna alle poleis was een versterkte heuvel die Acropolis werd genoemd. Met andere woorden: hoge stad. Ook was er een Agora, een plein waar burgers elkaar ontmoeten om over het bestuur van de polis te praten en waar handel werd gedreven. Rondom de Acropolis en de Agora ontstonden echte steden, grote nederzettingen waarvan de meeste bewoners van iets anders leefden dan akkerbouw en veeteelt. De Grieken ontwikkelden nieuwe gedachten over hoe inwoners van een staat bij het bestuur betrokken kunnen worden. Namelijk: •
Autocratie: bestuur door alleenheersers
• •
Oligarchie/aristocratie: bestuursvormen waaraan alleen de aanzienlijkste burgers deelnamen Democratie: bestuursvormen waaraan alle burgers deelnamen
Wellicht valt je op dat het woord polis lijkt op politiek en dat is niet vreemd omdat wij dat woord daarvan hebben afgeleid. Politiek is de manier waarop mensen macht onder elkaar verdelen
De adel moet de macht gaan delen met andere bevolkingsgroepen De adel was een groep rijke en machtige families die hun rijkdom en macht erfden van hun voorouders. Hun rijkdom was vooral gebaseerd op grondbezit. De raad der edelen maakte de dienst uit in de polis. Deze manier van besturen noemen we een aristocratie. Er was meestal wel een volksvergadering (vergadering van alle mannen) maar die stond onder invloed van de adel. De bevolking groeide maar in Griekenland was de hoeveelheid vruchtbare grond beperkt. De bewoners kregen daardoor ruzie over de grond. Om dit probleem op te lossen organiseerden groepen mensen expedities (onderzoekingstochten) om ergens anders een plaats te vinden voor een nieuw bestaan. We noemen het stichten van poleis op overzees grondgebied kolonisatie. Zo'n polis noemen we een kolonie. In de periode 750 tot 500 voor Christus zijn door de Grieken veel kolonies gesticht. Vooral rond de Middellandse Zee en de Zwarte zee. Door de kolonisatie breidde de handel zich sterk uit. Het waren nu de handelaren die ook het recht opeisten om invloed te kunnen uitoefenen op het bestuur. Zij wilden ook deelnemen aan de macht. In veel stadstaten ontstonden 'democratieën'. Het ware geen echte 'democratieën omdat alleen mannen die burgerrecht hadden mochten stemmen.
Athene als voorbeeld Op voorstel van de edelman Kleisthenes besloten de Atheners in 509 v. Chr. een nieuwe regeringsvorm in te voeren. Alle belangrijke beslissingen werden voortaan door de volksvergadering genomen. Alle vrije mannen boven de 18 jaar mochten voortaan stemmen. Dit noemen we een directe democratie. De Volksvergadering koos tien leiders van leger en vloot. Er is ook een indirecte democratie, daar waar men vertegenwoordigers kiest die voor de kiezers in de vergadering beslissen ( b.v in ons land). De vergaderingen werden voorbereid door een Raad van Vijfhonderd. deze werden door loting aangewezen voor één jaar. Het dagelijks bestuur van Athene was in handen van telkens een wisselende groep van vijftig leden van een telkens wisselende groep van de Raad van Vijfhonderd. Geen stemrecht hadden vrouwen, slaven (eenderde van de inwoners van Athene bestond uit slaven) , kinderen tot 18 jaar en de in Athene wonende buitenlanders.
2.2 De Grieken verslaan de Perzen en strijden onderling Tegenstellingen tussen Athene en Sparta Niet overal kwamen democratieën voor. In Sparta was er een oligarchie/aristocratie. Sparta, stichtte geen kolonies maar veroverde het land van de buren, de Messeniërs, die verplicht werden voedsel aan Sparta te leveren. Sparta stelde veel belang in militaire zaken en werd dan ook wel meer een leger met een staat dan een staat met een leger genoemd. In de volksvergadering konden alle Spartaanse mannen voorstellen aannemen of verwerpen. Maar een raad van edelen mocht alleen voorstellen doen waar de volksvergadering geen wijzigingen in mocht aanbrengen.
De Grieken verslaan de Perzen
Nadat in Athene de democratie was ingevoerd, driegde er groot gevaar uit het MiddenOosten. Daar was een machtige staat het Perzische Rijk ontstaan. Griekse kolonisten aan de kust van Klein Azië wilden zich onafhankelijk maken van de Perzische koning Darius en kwamen in 500 voor Christus in opstand. Deze opstand was het begin van de Perzische oorlogen. Darius besloot daarop Griekenland te veroveren. In 490 voor Christus vielen de Perzen voor de eerste keer van uit zee Griekenland aan. Veel Griekse staatjes sloten zich aaneen onder leiding van Athene en Sparta. In de slag bij Marathon kwamen de Spartanen pas opdagen, nadat de Atheners de zege al hadden bereikt.
In 480 voor Christus vielen de Perzen, onder koning Xerxes, opnieuw Griekenland aan. De Spartanen kregen de leiding over de strijd op het land en Athene op zee. De Perzen wonnen de slag bij Thermopylae en veroverden heel Griekenland behalve de Peloponnesos. De Griekse vloot versloeg echter de Perzische vloot in de slag van Salamis. In 479 werd bij Plataea ook het Perzische leger verslagen.
De Grieken strijden onderling Athene zowel als Sparta werden de leiders van bondgenootschappen. Athene was als grootste de leider van de Delische zeebond, genoemd naar het eiland Delos. Sparta gaf leiding aan de Peleponnesische Bond (Sparta lag in de Peleponnesus; kijk maar op het kaartje).
In 431 brak er tussen de beide bondgenootschappen de Peloponnesische oorlog uit een oorlog uit. Deze zou tot 404 voor Chr. duren en leidde tot een nederlaag voor Athene. Sparta wist enkele tientallen jaren de leiding te nemen totdat de Griekse poleis zouden worden veroverd door de Macedoniërs.
2.3 Het ontstaan van het wetenschappelijk denken Het Griekse wereldbeeld De Grieken gaven aanvankelijk net als andere volken een mythologische verklaring voor het ontstaan van de wereld. Sommige Grieken brachten daar verandering in. Zij probeerden als eersten het mythische wereldbeeld te vervangen door een natuurwetenschappelijk wereldbeeld. In plaats van mythologische verklaringen zochten natuurfilosofen filosofische verklaringen voor natuurverschijnselen. De belangrijkste Griekse theorieën over het heelal waren van de filosoof Aristotules (4e eeuw voor Chr.) en de wiskundige Ptolemaeus(2e eeuw na Chr.).Ptolemaues onderbouwde Aristotules theorie, dat de aarde een onbeweegbare bol in het centrum van het bolvormige heelal was, met wiskundige berekeningen van de banen die de hemellichamen volgden. Dit natuurwetenschappelijke wereldbeeld drong slechts door tot een klein deel van de bevolking. De meeste mensen bleven de aarde zien als een platte schijf met de hemellichamen daarboven.
Een nieuwe manier van denken: voortdurend vragen en zoeken naar kennis Griekse onderzoekers hebben iets belangrijks veranderd in het leven van de mensen. Zij vonden dat te vaak allerlei verschijnselen (bijvoorbeeld regen en onweer) werden toegeschreven aan de goden. Zij ontdekten nieuwe kennis door te onderzoeken. Zij gingen onderzoeken hoe de wereld waarin zij leefden, in elkaar zat. Zij zochten de verklaringen in de natuur zelf en niet in de godsdienst. Natuurkrachten waren het gevolg van bepaalde regels in de natuur. De wetenschap kwam daardoor in hoog aanzien te staan. Met wetenschap wordt bedoeld het systematisch geordend geheel van weten en van de regels waarmee verdere kennis verkregen kan worden. Het werd een voorbeeld voor mensen uit latere tijden.
Geboorte van de Geneeskunde
De arts Hippocrates zocht verklaringen voor het ziek zijn in de natuur zelf. Hij ging precies opschrijven hoe een ziekte bij iemand verliep. Zo probeerde hij er achter te komen hoe de ziekte ontstond en hoe die genezen kon worden. Hippocrates wordt wel de vader van de geneeskunde genoemd.
Geboorte van de Geschiedenis Herodotus wordt wel de eerste geschiedschrijver genoemd. Hij reisde veel en noteerde dan wat de mensen hem vertelden. Hij schreef over de Egyptische piramiden en over de oorlogen tussen de Grieken en de Perzen. Thucydides schreef over de Peleponnesische Oorlog en probeerde deze ook te verklaren. Hij stond kritisch ten opzichte van mensen die hem gegevens over de oorlog gaven.
Geboorte van de filosofie De filosofie houdt zich bezig met levensvragen, zoals vragen over geluk en ongeluk, recht en onrecht, rijkdom en armoede. In plaats van een beroep te doen op bovenmenselijke en bovennatuurlijke verklaringen voor deze vragen zochten filosofen naar een verklaring die met het verstand beredeneerd kon worden. Zo'n filosoof was Socrates. hij probeerde al vragend er achter te komen hoe de wereld in elkaar zat en wat het beste was. Hij dacht dat mensen alleen slechte dingen deden omdat ze niet nadachten. Hij zag domheid als het grootste gevaar van de mens. Een van de belangrijkste plaatsen waar de filosofische vragen aan de orde werden gesteld was het theater.
De bibliotheek van Alexandrië als centrum van wetenschap In Alexandrië stichtte Alexander de Grote de grootste bibliotheek in het Midden-Oosten. Van alle windstreken kwamen geleerden er studeren.
De Grieken wilden een goede opleiding, vol wedijver De Grieken wilden in alles uitblinken, zoals de Goden. Alles stond in het teken zichzelf te verbeteren door onderlinge wedijver. Men moest succesvol zijn in het leven. In Griekenland konden veel mensen lezen en schrijven. De ideale Griek moest niet alleen handel drijven maar ook kunnen deelnemen aan de democratie en een goed figuur slaan op het gebied van sport en muziek. Zo ontstonden ook de Olympische Spelen die ter ere van de God Zeus werden gehouden.
2.4 De Grieken en hun kunst Aristoteles schreef 'het schone berust in de maat en orde'. Daarmee werd bedoeld: maat en evenwicht houden, niet overdrijven. Kunstwerken moesten een 'ideaal' benaderen. De beeldhouwkunst uit de 'Gouden Eeuw' (5e eeuw voor Chr.) werd gekenmerkt door vrijstaande beelden, beweging en een natuurlijke weergave van het lichaam. In de bouwkunst werd de toon gezet door het Partheon. Tempels en theaters waren de belangrijkste bouwwerken van de Grieken. Het belangrijkste kenmerk van de tempels waren de zuilen. Er zijn verschillende bouwstijlen in de Griekse architectuur te onderscheiden. De verschillen tussen de stijlen kun je het duidelijkst bij de zuilen zien.
De oudste en eenvoudigste stijl is de Dorische bouwstijl. De zuilen zijn niet recht, maar lopen bol. Op het eind zijn de zuilen niet versierd, maar gewoon plat. Het bovenste gedeelte wordt 'kapiteel' genoemd..
Later kwam de Ionische bouwstijl op. De zuilen zijn recht en het kapiteel is versierd met twee krullen. De krullen worden 'voluten' genoemd.
De laatste stijl werd pas in de Romeinse tijd ontwikkeld en heet Korintische stijl. De kapitelen zijn uitgehouwen en versierd met bladeren. Bouwkunst en godsdienst waren verbonden met de natuur. tempels werden gebouwd op schitterende plaatsen in de natuur.
2.5 Alexander de Grote, veroveraar en verbreider van de Griekse cultuur In 338 voor Christus werd Griekenland veroverd door koning Philippus van Macedonië. Twee jaar daarna werd hij vermoord. Zijn 20 jarige zoon volgde hem op. Alexander besloot de oude vijand Perzië aan te vallen. In 334 ging hij met zij leger op weg. Negen jaar later had hij het Perzische Rijk in zijn macht. Na zijn veroveringen verspreidde de Griekse cultuur zich in het Midden-Oosten. Grieks werd de belangrijkste taal en de Griekse kunst en wetenschap werd een voorbeeld. Alexander werd na zijn dood door de Romeinen 'de Grote' genoemd. Vooral omdat hij een groot legeraanvoerder was en omdat hij de Griekse cultuur over een groot gebied verspreidde.
2.6 Rome verovert heel Italië Rome onder de Etrusken Rond 800 voor Christus veroverden de Etrusken, een volk uit het Midden-Oosten, een groot deel van Noord- en Midden-Italie. In dat gebied lag Rome. De handel nam sterk toe en dorpen en steden groeiden. Rond 500 voor Christus kwamen de inwoners van een aantal steden in opstand tegen de Etrusken. Rome behoorde tot de steden die zich vrijvochten.
Rome verovert het vasteland van Italië Tussen 500 en 275 voor Christus veroverden de Romeinen het grondgebied van de andere volken die in Italië leefden, het laatste de Griekse koloniën in Italië. De Romeinen zouden Italië bijna duizend jaar regeren.
Rome wordt een republiek Rome was eerst een koninkrijk maar werd een republiek. Een regeringsvorm waarin telkens na verloop van tijd nieuwe bestuurders worden gekozen. De belangrijkste bestuurders waren twee consuls. Ze werden voor één jaar benoemd. Ze waren ook aanvoerders van het leger. Daarnaast was er de Senaat (raad van ouderen). Deze gaf raad aan de bestuurders. Romeinse mannen kwamen bij elkaar in de Volksvergadering. Maar
ze hadden weinig invloed op het bestuur. Alleen rijke mensen konden ambten vervullen, want ambten werden niet betaald.
2.7 De Romeinen stichten een imperium Waarom veroverden de Romeinen een imperium? Nadat de Romeinen heel Italië in hun macht hadden gekregen (275 v. Chr.), veroverden de Romeinen een imperium dat bestond uit het Middellandse Zeegebied en een groot deel van de rest van Europa.
Dat imperium kwam niet tot stand volgens een tevoren opgesteld plan. De Romeinen hadden steeds weer andere redenen om een gebied te veroveren.
De gevolgen van de veroveringen • • • • • • •
De Romeinen verdeelden hun rijk in provincies. Zie het kaartje. Aan het hoofd kwam een gouverneur en er werden troepen gelegerd. In het bestuur werd de Romeinse senaat machtiger. Daar zaten zeer ervaren bestuurders in. Zij gaven raadgevende adviezen. De invloed van de Griekse cultuur werd sterker. Griekse goden nam men over. Maar ook de wetenschap en bouwkunst. Veel boeren raakten hun grond kwijt en trokken naar de stad. Zij werden proletariërs genoemd. Een proletariër was iemand die alleen kinderen bezat. Niet alleen het aantal arme mensen groeide maar ook het aantal rijke mensen. Door de veroveringen maakten de Romeinen ook veel slaven buit. Het Romeinse leger werd minder sterk. Dat kwam omdat steeds meer boeren proletariër werden. Boeren konden wel hun uitrusting en wapens betalen, proletariërs niet.
2.8 De Romeinse republiek wordt een keizerrijk
Beroepslegers brengen generaals aan de macht Doordat het aantal boeren steeds kleiner werd, waren er te weinig soldaten voor de Romeinse legers. Men besloot een beroepsleger in te voeren. Proletariërs konden als vrijwilligers zestien jaar dienst nemen in het leger. Na hun diensttijd kregen ze in een provincie een stukje grond. de bevelhebber zorgde voor soldij en voor een stuk grond na afloop van hun diensttijd. Dus waren ze trouwer aan hun bevelhebber dan aan Rome. Dat bleek toen Julius Caesar naar Rome optrok.
Van republiek tot keizerrijk De senaat wilde niet dat Caesar de macht zou krijgen. Om de macht van de senaat te herstellen pleegden senatoren een moordaanslag op Caesar (44 voor Chr.). Maar er kwamen nieuwe tegenstanders zoals Caesar' s achterneef en aangenomen zoon Octavianus. Er ontstond een burgeroorlog die werd gewonnen door Octavianus, die zich Augustus liet noemen. Augustus ging heel voorzichtig te werk. Hij liet de oude staatsinrichting in naam bestaan en bleef de Senaat om raad vragen, gaf zichzelf de titel 'princeps' wat betekent 'de eerste burger'. Maar hij zorgde er wel voor dat hij in werkelijkheid de macht had. Zo werd hij de eerste keizer van het Romeinse rijk. Met de naam Caesar eerde hij zijn stiefvader. De opvolgers van Augustus gingen de naam 'Caesar' als titel gebruiken. Ons woord keizer, het Duitse Kaiser en het Russische tsaar zijn er van af geleid.
De Romeinse Vrede (Pax Romana) Augustus en zijn opvolgers zorgden voor enkele eeuwen vrede in het Romeinse rijk. Dit wordt de Pax Romana genoemd. Er kon zo lang een vrede ontstaan door de volgende oorzaken: • • •
Het leger bleef trouw aan de keizer. De soldaten kregen meer geld en betere grond na hun dienstijd. Legeraanvoerders waren de keizer trouw en maar korte tijd in dienst. De handel nam toe omdat men de zeerovers verdreef. Tevens bouwde men vuurtorens en werden havens aangelegd en kon men overal met dezelfde munt betalen. De Romeinen hadden ook het geluk dat er geen vijanden verschenen. Dat zou in de derde eeuw na Christus gaan veranderen.
De meeste mensen wonen op het platteland Het aantal handelaren en handwerkslieden nam toe. Deze woonden bijna allemaal in steden. Daar was veel vermaak te vinden in bijvoorbeeld amfitheaters. Het beroemdste was het Colosseum in Rome. Maar de meeste mensen werkten nog in de landbouw en woonden op het platteland in dorpjes. Daar was een groot deel van de grond in handen van grootgrondbezitters. Het merendeel van de bevolking op het platteland behoorde tot de vrije boeren. Zij hadden kleine boerderijtjes in eigen bezit.
2.9 Het Romeinse wereld- en mensbeeld Romeinse geleerden namen het wereldbeeld van de Grieken over. Maar voor veel Romeinen was de aarde een in het heelal zwevende platte schijf. De Romeinse wereldkaart was een weerspiegeling van dit wereldbeeld: de bekende wereld werd
voorgesteld als een cirkelvormige op het oosten georiënteerde schijf (het oosten, de oriëns, boven).
Het Romeinse mensbeeld Dat werd beïnvloed door de Grieken. Maar er waren verschillen:
Een meer militaire kijk op de mens De Romeinen hadden een meer militaire kijk op de mens • •
De Romeinen hadden een gedeeltelijk ander waardestelsel. Waarden die in oorlogen van groot belang zijn stonden in hoog aanzien zoals moed, gehoorzaamheid, opofferingsgezindheid en vaderlandsliefde. Romeinen bouwden ook tempels en theaters. Maar de Romeinen werden vooral bekend door hun amfitheaters. Maar ook triomfbogen en erezuilen.
Een meer praktisch kijk op de mens De Romeinen hadden een praktischer kijk op de mens. Dat blijkt uit: •
•
Ze legden rechten en plichten vast op schrift. Zo ontstond de Romeinse rechtspraak. in Romeinse streken vond de rechtspraak plaats in gebouwen, basilicae geheten. Tot in onze tijd is de invloed van de Romeinse rechtspraak merkbaar. Het ging de Romeinen niet om grote filosofische problemen maar om verbetering van de kwaliteit van het dagelijks leven. Zo legde men aquaducten en badhuizen aan.
Gedeeltelijk eigen kijk op de bouwkunst Het Romeinse theater was niet in een heuvel ingebed maar was een vrijstaande constructie. De Griekse tempels hadden geen verschil aan voor- of achterzijde. De Romeinse hadden aan de voorzijde de ingang en het voorportaal, omgeven door vrije zuilen. De rest van de tempel had slechts halfzuilen, die met de platte kant waren aangebouwd tegen de buitenmuur en deze moesten ondersteunen. De Griekse tempel was volledig omgeven door vrijstaande zuilen. Typische Romeinse vormen waren de boog, het gewelf en de koepel. Nieuwe bouwtechnische middelen creëerden de mogelijkheid grote ruimten te overspannen (Pantheon).
Een juridisch voorbeeldige manier om met elkaar om te gaan De belangrijkste reden waarom volken het Romeinse bestuur waardeerden was de Romeinse rechtspraak. Belangrijke rechtsregels van de Romeinen waren: • • • •
Iemand is onschuldig tot zijn schuld is bewezen. Iemand die ergens van is beschuldigd, moet de kans krijgen zich te verdedigen. Niemand mag worden gestraft voor wat hij denkt. De bestuurders van een land mogen zich niet met de rechtspraak bemoeien. dat mogen alleen rechters.
2.10 Opkomst van het Christendom Het Jodendom
Zij geloofden in één almachtige God. Zij geloofden bovendien dat hun God de enige ware was en dat zij het uitverkoren volk waren. De godsdienstige opvattingen van de Joden worden het Jodendom genoemd. Zij staan in het Oude Testament (Tanach). En de regels waarna men moest leven worden de Tien Geboden genoemd. De Joden geloofden dat God hun een grote staat zou geven. Toen de Joden telkens door een ander volk werden overheerst, kwam het geloof in een verlosser op. Deze door God gezonden verlosser, zou hun staat bevrijden van vreemde overheersers. Onder de Romeinen begonnen de Joden een opstand maar ze werden uit Palestina verdreven. Overal vormden de verdreven Joden een minderheid.
Het ontstaan van het Christendom De volgelingen van Jezus zeiden dat hij een goddelijk wezen was, zoon van God. Hij sprak over het 'koninkrijk van God' dat in het bezit zou komen van armen, hongerigen en verdrukten. Hij kreeg ook de naam Christus. Dat is een Grieks woord dat gezalfde betekent. De aanhangers van Christus werden christenen genoemd. Centraal in zijn prediking stond goedheid en vergevingsgezindheid jegens de medemens. Sommige zagen hem als de verlosser, die de joden in Palestina zou bevrijden van de Romeinen. Dat leidde ertoe dat hij ter dood werd veroordeeld aan het kruis, na een aanklacht van Joodse leiders die bang waren hun leiderschap te verliezen. Christenen geloven dat God zijn zoon Jezus als verlosser naar de aarde heeft gestuurd om de mensen van de zondeval te redden. Jezus zou na zijn dood verrijzen en terugkeren naar de aarde en alle aardse rijken verenigen en het Koninkrijk van God stichten. Het Joodse verlossingsideaal werd zo door de christenen uitgebreid tot alle mensen. De ideeën van Christus werden door zijn belangrijkste volgelingen (apostelen) verder onder de mensen verbreid via de vier evangeliën van Marcus, Mattheus, Lucas en Johannes. Deze werden samen met de brieven van de apostel Paulus opgenomen in het Nieuwe Testament. Het Oude- en Nieuwe-Testament vormen samen de Bijbel van de christenen.
De leer van het Christendom Christelijke geloofsbelijdenis In de loop van de jaren 100 tot 300 ontstond een christendom dat in veel streken van het Romeinse rijk verschillend was. Pas toen de Romeinse keizers het christelijk geloof in de 4e eeuw aanvaardden , ontstond er meer eenheid. Dat werd vastgelegd in een geloofsbelijdenis. Daarin staat dat Jezus, naast mens ook de zoon van God is. Na zijn dood zou hij verrijzen om alle mensen te verlossen van zonden en een eeuwig leven te geven. Op het einde der tijden zullen in het Laatste Oordeel de gelovigen van de ongelovigen worden gescheiden. De gelovigen gaan dan naar de hemel en de ongelovigen naar de hel.
Christelijke waarden, deugden en rituelen. Omdat het christendom uitgaat van het feit dat de mens onvolmaakt is, leeft een mens naar christelijke waarden zoals menslievendheid en vergevingsgezindheid en de daaruit voortvloeiende deugden. Het christendom kent zijn rituelen die sacramenten worden genoemd. Voorbeelden daarvan zijn de doop, eucharistie, laatste sacramenten en huwelijk. In de eucharistie viert men de eenwording met Christus door middel van brood en wijn.
Het christendom verbreidt zich
Het christendom profiteerde daarbij van de uitbreiding van het Romeinse Rijk. De verbreiding kwam vooral door: • • •
het bestaan van de Pax Romana waardoor de ideeën snel konden worden verbreid. Armen en onderdrukten voelden zich tot het christendom aangetrokken. Jezus predikte dat een ieder gelijk was voor God en hij beloofde een beter leven na de dood. Veel rijke Romeinen raakten vooral onder de indruk door de aansporingen tot goed gedrag en regels als de tien Geboden.
Romeinse keizers vervolgen de christenen De Romeinse keizers vreesden dat de christenen niet de Romeinse regering, maar hun eigen leiders zouden gehoorzamen. Het christendom werd verboden en vervolgingen begonnen.
Het christendom wordt de enig toegestane godsdienst De keizers merkten dat de vervolgingen niet hielpen en zagen de aanhang van de christenen groeien. In 313 na Christus bepaalde keizer Constantijn dat christenen goede burgers konden zijn. Aan het einde van de 4e eeuw (394) bepaalde keizer Theodosius zelfs dat het christendom de enig toegestane godsdienst was. Als wat met de oude godsdiensten te maken had werd afgeschaft.
De organisatie van het christendom en de kerk
De christelijke Kerk bouwde met als voorbeeld het Romeinse Rijk een organisatiestructuur op. Toen het Romeinse Rijk uiteen viel bleef de kerkelijke structuur bestaan. Centraal in die organisatie stonden de bisschoppen, die leiding gaven aan een bisdom(een kerkelijke provincie). Boven de bisschoppen stond de paus als leider van de Kerk. Aan de basis van een kleine kerkelijke gemeenschap stond een pastoor. Er waren wel verschillen tussen het christendom in het West-Romeinse rijk en Oost-Romeinse rijk.
2.11 Het WestRomeinse Rijk valt uiteen in Germaanse staten Na de dood van keizer Theodosius in 395 werd het Romeinse rijk onder zijn zonen verdeeld in een oostelijk en westelijk deel: het Oost- en West-Romeinse rijk. Het Oost-Romeinse rijk zou tot 1453 blijven bestaan. Het WestRomeinse rijk zou in 476 uiteenvallen in een lappendeken van Germaanse staten.
De Germanen. Al in de derde eeuw trokken Germaanse volken het Romeinse rijk binnen. Een deel romaniseerde. Ze hadden veel gemeenschappelijk. De talen leken veel op elkaar. Ze leefden van landbouw en woonden in dorpen. Elk Germaans volk was verdeeld in verschillende stammen. Ze hadden ook een gelaagde samenleving. Bovenaan vrije mannen, in de middelste laag vrijgelatenen en in de onderste laag slaven. In oorlogstijd koos men een aanvoerder.
Verschillen tussen de godsdienst van de Germanen en het christendom De Germanen vereerden meer goden(polytheïsme). Die verbeelden vaak natuurkrachten. Elke Germaanse stam gaf zijn goden een naam in de eigen taal en bewaarde eigen verhalen en rituelen. Naast deze verschillen was er ook een overeenkomst: zowel christenen als Germanen geloofden in een leven na de dood. Over dat leven na de dood hadden ze echter elk hun eigen opvatting. In de Germaanse godsdienst bestonden andere waarden, normen en deugden dan in het christendom. Germaanse normen waren: het eren van de voorvaderen en de plicht het stamland te verdedigen. Germaanse deugden waren lichaamskracht, dapperheid, eergevoel en vergeldingsdrang.
Franken veroveren een groot deel van het westelijke Romeinse Rijk. De Franken zijn niet altijd vijanden van de Romeinen geweest. Tijdens keizer Constantijn (306-337) werden ze betrokken bij de verdediging van het Romeinse rijk en kwamen ze te wonen ten westen van de Rijn in het huidige België en Noord-Frankrijk. In de vijfde eeuw werd de invloed van de Franken steeds groter door het wegtrekken van de Romeinse legioenen. Toen het grondgebied van de Franken werd bedreigd ontstond het verlangen naar een leider. Die leider werd Clovis. In 481 werd hij koning van één van de Frankische stammen. Met hem begonnen de Middeleeuwen.