© 2011 L e t t e r L a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 667 - Schema 679
H02-04
Rob Spiering woonde in een middeleeuws straatje in het centrum, op nog geen tien minuten lopen van het bureau. Op de plaats waar een rijtje krotten was gesloopt, stond een blok moderne appartementen met betonnen skeletten die voor het aanzicht waren opgeleukt met bakstenen. Op de begane grond zaten een restaurant, een kledingzaak, een fourniturenwinkel. Naast het blok gaf een hek toegang tot een kleine hof, waar de centrale voordeur was van de boven de winkels gelegen maisonnettes, elk bestaand uit twee woonlagen en een zolder. Geen slechte behuizing voor een junk. De voordeuren lagen aan een betonnen galerij. Rob Spiering woonde in het tweede appartement van links, op nummer 31, waarvan de deur op een kier stond. Toen ik beneden aanbelde kwam er een man naar buiten, die mij vanaf de galerij begroette: ‘Goedemorgen.’ ‘Meneer Spiering?’ ‘Buurman,’ verstond ik. ‘Komt u verder.’ Op het belpaneel zag ik dat het Bührmann was, van het appartement ernaast. De deur van het trapportaal sprong open. Boven hoorde ik roepen: ‘Rob! Bezoek!’ Ik besteeg de wenteltrap, betrad de galerij, drukte de buurman de hand en noemde mijn naam. ‘Bührmann,’ zei hij nogmaals. Rob kwam de houten draaitrap van de bovenverdieping afgestommeld, zich vasthoudend aan de leuning. Ik schatte hem op vijfendertig jaar. Hij zag er uit als een wrak. Zijn magere lijf rilde in de kamerjas die hij met één hand dichtgeslagen hield. De tenen van zijn blote voeten waren zwart van het vuil. Zijn haar was vies en zonder model, zijn gebit slecht. ‘Niehof, recherche,’ zei ik. ‘Ik heb een paar vragen over het vakantieparkje in Kruishouten, waar uw moeder een huisje bezit.’ ‘Wat is daar mee?’ ‘Ik wil een paar dingen weten over de mensen die daar verblijven. Kunnen we even ergens gaan zitten?’ Hij ging me met slepende tred voor naar de woonkamer, waar een enorme chaos heerste. In de open keuken stond vuile vaat veertig centimeter hoog gestapeld, op de vloer was geen enkel plekje vrij om te staan. Hij waadde door de troep, veegde spullen van de bank, gebaarde dat ik kon gaan zitten. Ik sloot de gangdeur en volgde zijn geste. ‘Wanneer bent u voor het laatst in het parkje geweest?’ ‘Dat weet ik niet meer. Een jaar geleden of zo.’ ‘Wie woonden daar toen?’ ‘Ik ben er maar een paar keer geweest. Ze stelden mijn aanwezigheid niet zo op prijs.’ Hij sprak langzaam, maar helder. Ik vermoedde dat hij op een degelijke school had gezeten. Hoofdstuk 2. Sneeuwwitje
41
© 2011 L e t t e r L a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 667 - Schema 679
‘Zegt de naam Vreeken u iets?’ ‘Die heeft me gezegd nooit meer terug te komen.’ ‘Waarom was dat?’ ‘Kijk maar. Ik ben niet zo representatief.’ ‘Zijn er specifieke klachten tegen u geuit?’ ‘Ze keken me met de nek aan.’ ‘Kent u Dirk Wagenaar?’ ‘Zegt me niks.’ ‘Noortje Crombag?’ ‘Met de kippen en de biologische peentjes.’ ‘Wie woonde er tegenover Vreeken?’ ‘Een stel. Hij was postbode geloof ik.’ ‘En hun buurman?’ ‘Die had een motor.’ ‘Weet u waar hij met die motor heen ging?’ Rob haalde zijn schouders op. ‘Waar gaat dit allemaal over?’ ‘Vreeken wordt verdacht van een misdrijf. Ik zou graag weten of u daar enige informatie over heeft.’ ‘Het is voor het eerst dat ik het hoor. Wat heeft hij gedaan?’ ‘Hij wordt verdacht van poging tot moord op een ambtenaar van de sociale verzekeringen.’ ‘Sodemieter,’ zei Rob bedachtzaam. Hij vervolgde: ‘Dat is niet niks.’ En hij besloot: ‘Maar ik weet er niks van. Gelukkig. Van moord moet ik niks hebben.’ ‘De man met de motorfiets, weet u wat die deed voor de kost?’ ‘Ik ken hem niet. Hij reed daar ’s avonds op die motor. Ik heb hem nooit ge sproken.’ Er viel niets meer te vragen. Ik overzag nogmaals de zwijnestal, en wees op de deur van het franse balkon aan de steegzijde, die op een kier stond. ‘Als je het koud hebt is het misschien een idee om de deur dicht te doen.’ ‘Je houdt mij niet voor de gek,’ zei Rob. ‘Jij weet heel goed dat ik het niet koud heb.’ Hij stond op en strompelde zonder een verder woord de gang in, de trap op. De buurman was bijna klaar met de voordeur. De binnenkant was zwaar beschadigd door grote schroeven die door de deur heen in de sponningen waren gejast, blijkbaar om de boel te barricaderen. De schroeven lagen op de mat, tussen de splinters die verwijderd waren om de deur weer sluitend te maken. Het laatste van het karweitje was het bevestigen van een dikke nieuwe slotplaat, aan de buitenkant. Van een ringetje met drie sleutels nam de buurman er één af, die hij in zijn portemonnee stak. De andere twee legde hij op de mat. Buiten, op de galerij, trok hij de voordeur dicht. Het zag er keurig uit. De glanzende witte verf was intact, achter het keukenraam was de luxaflex gesloten. Wie niet op de hoogte was had geen enkele aanwijzing om achter de gevel een vuil nisbelt te vermoeden. De buurman opende zijn eigen voordeur. ‘Zin in een espresso?’ ‘Graag.’ Binnen heersten orde en netheid. Het interieur was geschilderd in de kleuren 42
De Ganzen van het Capitool
© 2011 L e t t e r L a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 667 - Schema 679
van De Stijl: de grote vlakken lichtgrijs en crème, de kleinere vlakken rood, blauw, geel, donkergrijs, de deurstijlen zwart. Tussen twee Gispen leunstoelen stond een aanverwant bijzettafeltje. ‘Fan van Rietveld?’ ‘Idee van een binnenhuisarchitect. Vroeg naar mijn favoriete kleuren. Dit zou ik nooit verzonnen hebben, en het was veel werk om het uit te voeren, maar het resultaat bevalt me.’ Hij gaf me zijn kaartje: Han Bührmann, Interimmanager. Geen bedrijfsnaam. ‘Bent u zelfstandig?’ ‘Jawel. ZZP’er.’ ‘Merkt u wel eens iets van het Gak?’ Hij stootte een korte felle lach uit. ‘Ze heten tegenwoordig Uwv, maar het zijn dezelfde mensen met dezelfde streken. Zullen we het over wat anders hebben? U zou mijn humeur nog bederven.’ ‘Dat zou jammer zijn, maar...’ ‘Wat zou u willen weten?’ ‘Waarom uw humeur er onder lijdt, precies dat.’ ‘Waarom interesseert u dat?’ ‘Ik ga binnenkort met ontslag bij de politie, en wil voor mezelf beginnen.’ Er kwam een vrolijke uitdrukking op zijn gezicht. ‘Doen! Het ondernemerschap is het mooiste wat er is. Maar! Eén: die lui bij het Uwv denken dat zelfstandigen zonder personeel doortrapte zwendelaars zijn die het werknemersdeel van de sociale premies willen ontduiken en daarbij onder één hoedje spelen met corrupte werkgevers die het werkgeversdeel van die premies in hun zak willen houden. Verder: het Uwv hanteert onduidelijke maatstaven om te beslissen of je wel of niet zelfstandig bent. Wat je er zelf van vindt komt op geen enkel moment aan de orde, ze zien je niet staan. Vervolgens: als je het Uwv aan je broek krijgt kun je de grootste leugens, kolder en willekeur ver wachten, en je bent drie jaar aan het procederen voor je van ze af bent. Dus: bouw vanaf de eerste dag reserves op, zodat je geld hebt om slappe tijden te overbruggen, om niet afhankelijk te zijn van de omzet bij één bepaalde klant, en niet te vergeten, om een oorlogskas te hebben om te procederen tegen het Uwv. Dan krijgen ze geen greep op je.’ ‘En werkt dat voor u?’ ‘Ja, perfect. Ik heb twee processen gewonnen, en er loopt nu een derde, dat ik ook ga winnen. Die klanten kun je natuurlijk verder op je buik schrijven, dus qua omzet komt er wel de klad in. Daar valt niet tegenop te acquireren. Daarom stop ik er mee. Mijn huis staat in de verkoop. Ik heb een appartement gekocht in Frankrijk, daar ga ik lekker van mijn spaarcenten leven. Per slot hoef ik niet te werken.’ ‘Hoe oud bent u, als ik vragen mag?’ ‘Eén en vijftig. Maar de verkoop van het huis wil niet erg vlotten. De markt is een beetje stilgevallen, en mijn makelaar wil niet dat ik de prijs laat zakken. Maar hij kan de boom in, morgen gaat er vijf procent af, en over een maand nog eens vijf procent.’ ‘Kent u het vakantieparkje waar uw buurman een huisje heeft?’ ‘Ik weet van het bestaan. Het huisje is van zijn moeder, net als het apparteHoofdstuk 2. Sneeuwwitje
43
© 2011 L e t t e r L a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 667 - Schema 679
ment hiernaast. Ik ben secretaris van de vereniging van eigenaren hier, en heb af en toe telefonisch contact met haar, en we schrijven elkaar wel eens. Ze woont aan de andere kant van de wereld. Zo ver mogelijk bij haar lieve zoontje vandaan, denk ik, om er niet elke dag mee geconfronteerd te worden.’ ‘Bent u ooit in het parkje geweest?’ ‘Nee.’ Hij bood me een tweede koffie aan, die ik niet afsloeg. ‘En de bewoners van het parkje, zijn die weleens hier geweest?’ ‘Niet bij mij. Ik weet niet wie daar zitten. Het enige wat ik er van hoorde is dat ze Rob niet toelaten. Daar kan ik me wel iets bij voorstellen.’ ‘Zegt de naam Vreeken u iets?’ Hij schudde het hoofd. ‘Weet u, ik heb me nogal afzijdig gehouden van mijn buurman. De eerste keer dat ik hem zag, de dag van de verhuizing, maakte ik een praatje met hem. Hij kwam wat zonderling over, maar leek niet onaardig. Een week later was er voetballen op de tv, hij belde aan of ik hem een paar biertjes kon lenen. Ik had een sixpack in de koelkast liggen en gaf het hem. Morgen geef ik een setje terug, zei hij. Maar dat gebeurde niet. Daarna hoorde ik dat hij drugs dealde en zelf stevig gebruikte, toen heb ik de boot verder afgehouden.’ Hij begon te lachen. ‘Er gebeurde iets geks, kort nadat onze wijkagent, Olaf, een actie onder de bewoners had opgezet voor inbraakpreventie. Hij kwam mijn huis inspecteren, gaf adviezen over hang- en sluitwerk, die volgde ik op, er kwam een tweede inspectie en tot slot kreeg ik een certificaat en tien procent korting op de premie voor mijn inboedelverzekering. Een paar weken daarna stond Rob ineens voor de deur: of hij bij mij op zolder door het raam kon klimmen om naar zijn eigen zolderraam te gaan, want hij had zijn sleutel vergeten. Ik had inmiddels wat streken van hem gezien, dus ik bleef elke seconde dat hij binnen was vlak naast hem. Op zolder bedacht hij dat zijn eigen zolderraam dicht was, dus hij wou het op de verdieping proberen. Dat was evident onmogelijk, maar die junks hebben een soort dwingende manier van doen als ze onder stress staan, en ik had geen zin hem bij kop en kont te pakken en buiten te zetten. Dus hij hing uit het raam aan de voorkant, aan de achterkant, daarna in de huiskamer over de rand van het frans balkon... en in elke kamer gaf hij zijn ogen goed de kost. Ik stond me juist af te vragen hoe ik het onderhoud zou gaan beëindigen toen hij in zijn zak graaide, een sleutelbos tevoorschijn trok, en zei: Verrek, ik heb toch mijn sleutels bij me!’ Bührmann lachte een opgewekte lach. ‘Ik heb de volgende dag Olaf gebeld, en gezegd: je bent niet de enige die mijn huis heeft geïnspecteerd, mijn buurman heeft het gisteren ook gedaan, om te kijken of er iets te halen valt. En ik heb een timmerman besteld om een zwaarder slot in de voordeur te zetten.’ Hij demonstreerde hoe het slot drie nachtschoten bediende: hoog, midden en laag. Ik wees op het bedieningspaneel van een beveiligingsinstallatie, op de zijkant van de meterkast. ‘Ja, ik ben aangesloten op de meldkamer van een veiligheidsbedrijf. Het is niet zozeer dat er hier wat te halen valt, maar ik sliep niet rustig meer. Ik zag telkens een soort film waarin ik een inbreker zijn hersens insloeg en daarna tien jaar de cel in moest. Met het alarm aan slaap ik weer als een roos.’ ‘En nu repareert u zijn voordeur?’ 44
De Ganzen van het Capitool
© 2011 L e t t e r L a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 667 - Schema 679
‘Er zit niets anders op. De politie heeft eergisteren geprobeerd zijn deur open te trappen toen ze hem wilden arresteren. Misschien stond het huis weer vol met gestolen spullen, of waren het drugs, of misschien had hij weer genoeg dagen cel bijeengespaard om een poosje te zitten. Het studieseizoen is net begonnen, dan is het hoogtij in de fietsendiefstal, zodat de politie hun vaste klantjes een poosje vastzet. Wie zal het zeggen. Ik hoorde een enorm kabaal op de galerij, dus ik ging eens kijken. Daar stonden vijf geüniformeerde agenten. Een van hen deed met zijn schoenzool de deur daveren, die inmiddels kierde en vol zwarte strepen zat. Ik zei, dames en heren, als u deze woning wilt betreden, dan doet u dat het mak kelijkst net als de bewoner, via de voorgevel, in de steeg, waar altijd een deur van het frans balkon open staat. Langs de regenpijp omhoog, en u bent binnen. Eén van de agenten volgde het recept. Hij constateerde dat er niemand thuis was, en dat de deur van binnen rondom was dichtgeschroefd. Gisteren kwam er eindelijk een potentiële koper voor mijn huis, de eerste sinds twee maanden, een vrouw van een jaar of dertig. Ze keek argwanend naar de scheve slotplaat en de schoenafdrukken op Robs kierende voordeur, en zei:’—Bührmann zette een komisch hoog stemmetje op—‘Hoe zit het hier met de sociale veiligheid?’ Hij lachte weer zijn opgewekte lachje. ‘Dus ik heb vandaag het slot maar in orde gemaakt, zijn deur gepoetst, zijn keukenraam gewassen.’ Hij bracht de lege kopjes naar de keuken. Kreeg een idee: ‘Komt u nog op het bureau?’ Dit beaamde ik. ‘Mag ik u dan de sleutel van Robs voordeur meegeven, voor de wijkagent?’ Hij schreef de naam op een envelop, deed de sleutel er in, met een kort briefje. ‘Als Rob prijs stelt op zijn privacy dan moet hij er zelf maar een andere cilinder in zetten,’ zei hij, en lachte weer. We gingen naar buiten. Bührmann wees naar het andere eind van de galerij, waar bij alle huizen bloembakken aan de hekken hingen. ‘Mijn buurman geeft natuurlijk niet om bloemen. In het volgende huis wonen vier studenten, die kan het ook niet verdommen. Om de boel aan deze kant een beetje op te fleuren heb ik een rij bakken gekocht, tuinaarde en een compleet assortiment bloeiende plantjes, voor alle drie de appartementen. Vrijdagavond gehaald bij het tuincentrum, op de galerij gezet bij mij voor de deur. Zaterdagochtend wil ik de bakken gaan vullen en ophangen, alles weg. Eénmaal raden.’ Ik wees naar Robs deur. Bührmann lachte. Op het galerijtje aan de andere kant van de trappen kwam een jonge vrouw naar buiten. Ze groette kort door het glas van de deuren, en liep naar beneden. ‘Barbara,’ zei Bührmann. ‘Student. Hoorde vorige week toen ze boven was haar voordeur gaan. Ze liep de trap af, vond in de voorkamer op de vloer een half opgegeten hamburger. Haar laptop was van de tafel verdwenen. Volgens de wijkagent een bekende truc: je gooit door een open balkondeur of een raam iets naar binnen. Als er niet gereageerd wordt klim je het huis in, pakt het eerste het beste dat je kunt verpatsen en wandelt op je gemak naar buiten.’ Ik wees naar Robs deur, trok mijn wenkbrauwen op. ‘Mogelijk een van zijn vriendjes, door hem getipt. Dat zullen we nooit weten.’ We stonden even te zwijgen in het zonnetje. Ik keek op mijn horloge: kwart Hoofdstuk 2. Sneeuwwitje
45
© 2011 L e t t e r L a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 667 - Schema 679
over twaalf. ‘Moet u er vandoor?’ zei Bührmann. ‘Half uurtje,’ zei ik. ‘U gaat voor uzelf beginnen hè,’ hernam hij. ‘Dan heb ik een tip voor u: ver plaats u altijd in de klant. Zorg dat u weet wat de klant beweegt, wat de klant wil, wat de klant verwacht. U hoeft er niet in méé te gaan, maar u moet het weten. U moet weten hoe u de klant tevreden kunt stellen, en wel zo snel mogelijk, opdat u tijdig kunt kiezen of u met de klant in zee wilt.’ Ik knikte. Er kwam meer, dit was slechts een aanloopje. Ik had wel zin het te horen. ‘En u moet aan PR doen. Weten hoe de klant u ziet, en weten hoe u wilt dat de klant u ziet. Er was laatst brand, hierachter, in de keuken van Oudaen.’ We hadden vanaf de galerij een vrij uitzicht op de achtergevel van het vermaarde stadskasteel, met in de kelder een bierbrouwerij, op de begane grond een grand café en boven een reeks zalen voor vergaderingen en feesten. Ik was er wel eens op een receptie geweest. Er liepen mensen bij de dakrand, achter de kantelen. ‘Ik ga nu niet zeuren over die tent,’ zei Bührmann, ‘dat het monument Oudaen toen ik dit huis kocht een museale bestemming had bijvoorbeeld, of dat ze af en toe tot één uur een pestherrie maken terwijl ze vergunning hebben voor matig geluid tot middernacht. Of dat er illegalen in de keuken staan. Hoewel... die brand in de keuken was misschien het gevolg van... laat ik zeggen... ondoordacht handelen van ongekwalificeerd personeel. Het was op een vrijdag, in de voormiddag. Ik zou op reis gaan, mijn koffers stonden klaar in de gang. Is er ineens brandlucht, er klinken sirenes, ik ga even naar buiten om te kijken: er slaan vlammen uit de keukendeur van Oudaen. Ik loop de steeg in. Juist op dat moment worden de straten rondom afgezet met rood-wit lint. Ik mag niet terug naar mijn huis. Ik vraag of er dan even iemand mee kan gaan, ik hoef alleen mijn koffers te halen. Ik krijg een grote mond: aanwijzingen opvolgen of mee naar het bureau. Afijn, ik heb een uur speling, het blussen gaat zo te zien voortvarend, en op een gegeven moment mogen de winkeliers onder politiebegeleiding naar hun panden om af te sluiten. Op dat moment spreek ik een agent aan, een jong broekie, en vraag om begeleiding voor het halen van mijn koffers. Hij weigert.’ Bührmann ging zijn huis in. Hij zocht een document op in zijn computer, drukte het voor me af. ‘Leest u nu deze dialoog eens.’ - Als de brandweer klaar is worden de afzettingen weggehaald, dan kunt u weer in uw huis. - Ik moet op reis, ik hoef alleen in mijn huis om mijn koffers op te halen. - Het is nu nog te gevaarlijk. - Maar ik zit net zo ver van Oudaen af als de winkeliers, en die mogen onder begeleiding gaan afsluiten. - U kunt pas in uw huis als de brandweer het sein veilig geeft. - Mijn huis is net zo veilig als de winkels. - Dat kunt u niet beoordelen. - Dat kan ik heel goed beoordelen. Ik vraag u nu met klem om de centrale post op te roepen en mijn vraag voor te leggen aan de brandweercommandant. 46
De Ganzen van het Capitool
© 2011 L e t t e r L a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 667 - Schema 679
- De instructies zijn dat u in uw woning mag als het sein veilig wordt gegeven. - Maar als ik nu niet naar het station ga mis ik mijn trein. - Ik begrijp niet dat u niet ophoudt. - Natuurlijk houd ik niet op. Ik heb een redelijk verzoek, en wil dat u daar actie op neemt. - Ik verzoek u om weg te gaan, u vraagt iets dat onmogelijk is. - Goed, ik zal weggaan. Maar ik ga een klacht indienen over uw gedrag. Het stuk dat ik in mijn handen hield was precies deze aangekondigde klacht. ‘Heeft u er iets van gehoord?’ ‘Jazeker,’ zei Bührmann. ‘Ik kreeg een uitnodiging voor een gesprek. Op het bureau trof ik Bert, een leidinggevende met wie ik vaker te maken had gehad. Ik zat in het bestuur van een stichting voor buurtbeheer, ik zat in de klankbordgroep voor camerabewaking in de binnenstad, enzovoort. Ik ken een aantal mensen op het bureau. Bert had er een collega bijgehaald, maar de agent over wie ik klaagde was er niet: eerste fout. Toen ging het over structuren van de politie en de brandweer in het algemeen: tweede fout. Daarna begon Bert over geheugen en subjectiviteit: derde fout. Ik zei: waarom is de agent er niet bij, hij weet uit eigen waarneming wat er is gebeurd. Daarop kreeg ik een gemeenplaats over dienstroosters: vierde fout. Ik hield vol dat het gesprek alleen zin had als de betrokken agent er bij was. Dat was Bert niet met me eens, want volgens hem had de agent gelijk gehad dat ik de situatie niet kon beoordelen: vijfde fout. Tenslotte zei Bert: Ik geloof niet dat dat gesprek zo gelopen is als in de klacht staat.’ Hij zweeg. ‘Wat heeft u toen gezegd?’ ‘In eerste instantie was ik te verbijsterd om te reageren. Daarna dacht ik: Bert heeft een beroepsdeformatie, hij moet vaak praten met liegende verdachten, en zo kijkt hij nu ook naar mij. Tenslotte dacht ik: het is het allemaal niet waard. Dus ik heb helemaal niets meer gezegd. Ik heb de heren een goede dag gewenst en ben weggegaan.’ ‘Met het risico dat u daarmee voor Bert zijn vermoeden heeft bevestigd?’ ‘Wat kan mij dat schelen? Hij luistert toch niet. En ik heb hem niet nodig. Ik dacht: Bert, zak, je zoekt het verder maar uit. Ik geloof niet dat het gesprek zo gelopen is! Voor mijn werk maak ik regelmatig verslagen van vergaderingen, notities van telefoongesprekken. Ik ben ooit drie jaar full time notulist geweest! Ik heb direct na het gesprek aantekeningen gemaakt, zittend op de stoeprand in het decor van hekken en brandslangen, ik kon toch niets anders doen. Dat gesprek is woordelijk zo gelopen. Wat verbeeldt Bert zich wel? Dat had ik misschien moeten zeggen: dat kan jij niet beoordelen. Ik ben acuut gestopt met alles, de stichting, de buurtpreventie, de klankbordgroep, de hele reutemeteut, plus het idee om in dit lawaaiige pestdorp te willen wonen. Op dat moment heb ik het besluit genomen mijn huis te verkopen en naar Frankrijk te verkassen.’ Op zijn gezicht kwam de eerdere ontspannen opgewektheid terug. ‘Alleen met Olaf, onze wijkagent, hou ik contact. Dat is iemand die luistert, zich verplaatst in de klant, aan PR doet. Wilt u hem mijn hartelijke groeten overbrengen?’ We stapten de galerij op. De deur van nummer 31 ging open. Er kwam een lange magere slungel naar buiten, ik schatte hem half in de veertig. Stekeltjeshaar. Zijn tred ging schommeHoofdstuk 2. Sneeuwwitje
47
© 2011 L e t t e r L a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 667 - Schema 679
lend, alsof zijn benen van rubber waren. Op elk van zijn neusvleugels, rood van irritatie, zat een vleugje wit poeder. Hij knikte ons minzaam toe, bracht zijn hand omhoog, liet om zijn pink het stalen ringetje met de twee voordeursleutels ronddraaien, en begaf zich neuriënd naar het trappehuis. ‘Uw buurman zal zich nu ook wel weer het ventje voelen na een kleine hartversterking,’ zei ik. ‘En de sleutels heeft hij toch niet nodig.’ ‘Noem het een stad,’ verzuchtte Bührmann. ‘Je kunt het ook zien als een mestvaalt. Junkieville aan de Vecht. Dat volk maakt hier de dienst uit. Vergis u niet: zij zijn koning, wij het personeel.’ H02-05
48
De Ganzen van het Capitool