© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
Toen ze in het huis van bewaring aankwam, zat Vreeken al klaar in een ontmoetingsruimte. Hem was niet verteld wie er zou komen, of waarvoor, maar vóór ze zich kon voorstellen zei hij: ‘Mevrouw Asscher, wat verschaft mij de eer?’ Hij had me één keer gezien, zei ze, hooguit een kwartier, tijdens een van de eerste verhoren. Ik had wel verwacht dat hij me zou herkennen, maar niet dat hij mijn naam zou weten. Irma vertelde hem dat men het dossier ging evalueren. Dat men meer details wilde weten van Vreekens proces tegen Dutterdijk. Was hij bereid daar iets over te zeggen? ‘Ik heb alles al gezegd, het staat ook in de processtukken tegen het Uwv, in de pleitnota’s van mijn advocaten, in de brief die ik aan de Centrale Raad van Beroep heb geschreven, in de vonnissen. Wat zou ik daar nog aan kunnen toevoegen?’ ‘Bijvoorbeeld hoe het Gak te werk ging bij de looninspectie bij uw klanten, en wat er op de hoorzitting bij het Gak precies gebeurde.’ ‘Wilt u dat gaan evalueren? Wat is daarvan de relevantie? En past u maar op, u trekt wel een beerput open.’ Irma wist wanneer ze moest zwijgen. Het was wel een minuut lang stil. Vreeken wees op de cassetterecorder die Irma op tafel had gezet. ‘En wilt u daarvan een opname maken?’ ‘Alleen als u daarmee instemt. En als u iets off the record wilt zeggen kunt u zelf op de pauzetoets drukken. Ik zet hem bij u neer.’ ‘Als u mijn advocaat een kopie geeft van de opname,’ zei Vreeken, ‘wil ik wel wat zeggen over de werkwijze van het Gak.’ Ik kwebbel er nog even doorheen: Vreeken vroeg om een kopie van de opname, niet om een transcriptie. ‘Dat is akkoord,’ zei Irma. Vreeken drukte de opnameknop in, Irma stelde de eerste vraag, en hij was gaan vertellen. Over de manier waarop hij werkte, voor klanten die hij zelf selecteerde. Wat hij bij die klanten deed: klussen waarvoor het eigen personeel geen tijd had, of de expertise miste. Die duurden meestal een paar maanden, maar ook wel langer. Hij werkte ook voor organisaties die te klein waren om zelf informatici in dienst te nemen. Dat soort klussen kon jaren voortgaan. Zijn rol was dan het analyseren van de situatie, het ontwerpen van databases en programmatuur, het begeleiden van de softwarebouwers die het ontwerp gingen realiseren, het invoeren van de software in de organisatie, met alle procedures er omheen, het trainen van de gebruikers, en na de invoering evalueren. Er waren gemiddeld per maand weinig uren gemoeid met zulke klussen, maar het was leuk werk. Daarbij rekende hij ongeveer de helft van het uurtarief van de grote softwarehuizen. Zo kreeg hij een klantenkring van ongeveer vijftien organisaties waar hij regelmatig terug124
De Ganzen van het Capitool
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
kwam voor nieuwe projecten. Reclame maken deed hij nooit, hij werd gevraagd. Managers tipten hun relaties, hij kon wel werk krijgen voor vijf, maar hij had geen zin in groei, hij wilde geen medewerkers. Hij was zelfstandig en wilde dat blijven: geen baas, geen personeel, alleen maar klanten. Tevreden klanten voor wie hij leuke klussen deed. Met elke klant sloot hij een contract. Meestal zijn eigen standaard contract; soms kwam het uit de koker van de klant. Altijd ging het om deze zaken: er was een omschrijving van de opdracht, er werd een uurtarief overeengekomen met maandelijkse facturering, en Vreeken vrijwaarde de klant voor alle aanspraken voor sociale premies. Hij betaalde zelf premies, volgens de regelgeving voor zelfstandigen. Voor de algemene volksverzekeringen als AOW kwamen die overeen met de werknemerspremies, maar voor de ziektewet gold een ander regime, en ook voor de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Zelfstandigen betaalden hiervoor lagere premies aan het Rijk, en hadden minder rechten op uitkering. Dat vulden ze aan met particuliere verzekeringen, als ze het konden betalen. Geld was voor Vreeken geen probleem, dus hij had zich bijverzekerd voor inkomensverlies door ziekte, met een eigen risico van de eerste negentig ziektedagen, en arbeidsongeschiktheid, met een eigen risico van de eerste twaalf maanden. Deze risico’s kon hij dragen door geld opzij te zetten. Het was allemaal volkomen legaal, met inachtneming van alle regels. En dan krijgt een van Vreekens klanten, de groothandel ABG, het periodieke bezoek van een looncontroleur van het Gak, het Gemeenschappelijk Administratiekantoor van de Bedrijfsverenigingen. Die kijkt of alle premies correct zijn berekend en afgedragen. Hij vindt Vreekens facturen. Stelt vast dat die een periode van meer dan drie maanden betreffen. Die periode is een van de arbitraire criteria van het Gak. Er slaat er een palletje om in het hoofd van de looncontroleur, en hij verklaart: Meneer Vreeken was bij u in loondienst. ‘Die mensen zijn afgericht als de honden van Pavlov,’ zei Vreeken. ‘Ze vragen niet aan de klant wat meneer Vreeken heeft gedaan in die meer dan drie maanden, ze gaan het ook niet aan meneer Vreeken vragen, ze schrijven gewoon in hun rapport dat meneer Vreeken wordt geacht zijn werkzaamheden te hebben uitgevoerd in een fictief dienstverband, dat wil zeggen: in een positie die ze gelijkstellen aan die van een werknemer. Op het kantoor van het Gak zitten ook van die automaten, ze nemen het oordeel van de looncontroleur over, en sturen mijn klant een brief dat er een navordering komt voor de werknemers- en werkgeverspremies, met een boete voor het niet tijdig doen van aangifte. Dat was eind 1999.’ ‘En u vertellen ze niets?’ ‘Precies. Mijn klant is volgens hun logica mijn werkgever, dus die hoort zijn werknemer te informeren.’ ‘En doet uw klant dat?’ ‘Na een half jaar, als de beschikking van het Gak komt. ABG is een grote tent, met een omzet van een half miljard en honderdzestig man personeel. Op de afdeling salarisadministratie hebben ze geen idee wie ik ben. Ze bellen naar de afdeling informatievoorziening, een club van vijfenveertig man. De secretaresse daar werkt part-time, ze treffen een uitzendkracht die nergens van weet en niet in het relatiebestand kijkt. Een weekje later gaat iemand van personeelszaken naar de afdeling en vraagt aan de externen die daar rondlopen of iemand mij misschien Hoofdstuk 3. Govert van de Grift
125
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
kent. En ja, er is er een die mij in zijn gsm heeft zitten, hij belt me, en ik ben eindelijk geïnformeerd. Na ruim een half jaar. Omdat de medewerkers van het Gak luie ongeïnteresseerde ambtenaren zijn die in formaliteiten denken en in de doctrines van hun organisatie geloven.’ Vreeken vertelde dit alles zonder emotie. Het was voor hem ouwe koek, hij had het al aan zoveel mensen verteld. Zijn advocaten, een rijtje ambtenaren, de rechtbank, de Centrale Raad, collega’s, klanten, zelfs aan een psycholoog. Ik had in zijn administratie rekeningen gezien van een therapeut waar hij op consult was geweest, een maal per maand, gedurende het grootste deel van de drieëneenhalf jaar dat de processen hadden geduurd. Zijn woordkeus verried dat er onder die rustige oppervlakte nog altijd protest school, afgedekt met een matte deken van berusting, misschien ook depressie? ‘En wat gebeurt er dan?’ vroeg Irma. ‘Ik heb er een advocaat bijgehaald, en ben naar ABG gegaan. De personeelschef wilde mij de premienota en de boete laten betalen. Ik had de klant in mijn contract immers gevrijwaard. Maar ik wilde procederen tegen het Gak. De klant ging daarin mee, huurde ook een advocaat, en zo gingen er twee bezwaarschriften naar het Gak. Dan organiseert het Gak een hoorzitting. Daar maken ze geen haast mee, we zijn na een half jaar aan de beurt. Bij de klant is intussen weer allerlei werk te doen, maar daar vragen ze mij niet voor, zolang deze zaak loopt. Klanten zoeken de moeilijkheden niet op. Dus ik heb omzetschade op de momenten dat ik geen werk heb bij andere klanten.’ ‘Ging hun advocaat ook naar de hoorzitting?’ ‘Jazeker. Ik zat daar tussen twee weledelgestrenge dames, tegenover twee ambtenaren van een jaar of dertig, grijze broeken met plooi, keurige tweed jasjes, stropdas, alles van onze belastingcenten. En die stellen allerlei vragen. Mijn advocaat had me geïnstrueerd dat ik zo min mogelijk moest vertellen. Volgens haar had het Gak geen poot om op te staan, en zouden ze gaan vissen naar “dingetjes” waar ze hun eigen verhaal aan konden ophangen. Ik moest me maar zoveel moge lijk op de vlakte houden. Dat vond ik een lastige positie: hoe kun je iets beargumenteren als je niet op de inhoud mag ingaan? Het is toch de politiek niet? En het liep ook faliekant mis. Ik ging inhoudelijk in op hun vragen, ze visten er inderdaad “dingetjes” uit, en daar hingen ze inderdaad hun eigen verhaal aan op.’ ‘In het verslag van het Gak over de hoorzitting lees ik dat u rapporteerde aan de klant, urenstaten moest invullen, en moest werken volgens een handboek.’ ‘Alsjeblieft,’ zei Vreeken. ‘Drie dingetjes. Het ziet er parmantig uit, en het betekent niks.’ ‘Wat is er dan gebeurd? In het bezwaarschrift van uw advocaat lees ik alleen wat formele ontkenningen. Hoe komt het Gak aan hun argumenten?’ ‘Die heertjes vroegen gewoon of ABG een urenregistratie had, en of ik die moest gebruiken. Daar had ik volgens mijn advocaat niet op mogen ingaan. Maar er zaten een paar van die formulieren achter het rapport van de looncontroleur. Moet ik dan gaan zeggen dat ik die niet heb ingevuld? Dat is toch pure waanzin. Dus ik heb verteld dat ik inderdaad elke week die formulieren invulde. Alle medewerkers van ABG deden dat, en alle externen ook. Hun facturen werden gecontroleerd aan de hand van de urenstaten, en alleen uitbetaald als de uren overeenkwamen. Dit vonden de ambtenaren een teken dat de klant gezag over mij had. Je 126
De Ganzen van het Capitool
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
reinste flauwekul. Ik vertelde hoe het feitelijk in zijn werk ging. Ik had vaak ver schillende projecten naast elkaar, bij verschillende klanten. Het zijn vaak klussen die maanden duren, maar niet full time. Soms ligt het weken stil. Soms is het ook ineens erg druk, bij twee klanten tegelijk, dan werk ik een paar weken tachtig uur, goed tegen de verveling, goed voor de omzet, goed voor de tevredenheid van de klanten. Bij ABG had ik regelmatig ’s ochtends een paar uur werk om iets voor te bereiden dat om zes uur in de batch liep, na het down brengen van het on-line systeem. Ik zat dan vaak de hele middag te werken voor een andere klant, en die uren schreef ik uiteraard niet voor ABG. Iedereen wist dat, niemand vond dat een probleem, niemand controleerde dat. Men vertrouwde de externen, en daar werd geen misbruik van gemaakt. Het beleid bij ABG was een puinhoop, maar de sfeer op de werkvloer van informatievoorziening was uitstekend. Er was bij ABG af en toe een piek in de planning. Dan werkte ik ’s avonds op mijn eigen kantoor verder. Ik schreef dan thuis op mijn laptop rapporten. En programma’s, in Cobol, met Kedit, een editor die ik had gekocht, voor 450 gulden, ja het was nog in de tijd vóór de euro. Ik had die editor gekocht omdat het ontwikkelsysteem, op een IBM mainframe, er regelmatig een poosje uit lag. Dan zaten allerlei mensen uren de krant te lezen. Ik niet. Ik schreef de Cobol-programma’s altijd op de PC, met Kedit. De source kon ik via het netwerk kopiëren van het mainframe, en Kedit was een perfecte emulator voor de native editor van het mainframe, Xedit geheten. Ik vrees dat dit moet overkomen als geheimtaal, maar het komt hier op neer: ik haalde de source op, paste hem aan op de PC, en schreef hem terug. Op de PC ging het editen tien keer zo snel, omdat het mainframe met panels werkte en regelcommando’s en lange responstijden, nou ja... de details zullen u niets zeggen... maar het gaat er om dat mijn werkwijze veel sneller was, met toetscommando’s en een hele batterij macro’s, en geen last had van de downtijden van het mainfra me. Dat was mijn eigen initiatief, mijn eigen investering, ten bate van mijn klant.’ ‘Gebruikten de medewerkers van de klant die editor dan niet?’ ‘Nee mevrouw. Ik heb het management laten zien wat de voordelen waren, maar er is nooit iets mee gedaan. En de eigen medewerkers gaan echt niet uit eigen zak voor 450 gulden een pakket kopen waar hun baas per jaar per medewerker vele duizenden guldens voordeel van heeft.’ ‘In het rapport van de hoorzitting lees ik niets over die editor.’ ‘Ik heb het wel aan de heertjes van het Gak verteld. Blijkbaar paste het niet in hun straatje. Het was geen “dingetje” waaraan ze hun eigen geleuter konden ophangen. Dat “rapporteren” wel. Ze vroegen: rapporteerde u aan de klant. Daarop heb ik gezegd: Ja, ik hield mijn klant op de hoogte van de voortgang van mijn werkzaamheden. Mijn advocaat voegde er direct aan toe: Met “rapporteren” bedoelt meneer Vreeken niet “verantwoording afleggen”. Alsof ik uit mijzelf het woord “rapporteren” had gebruikt, en het mij niet in de mond was gelegd. Achteraf zei ze dat ik nee had moeten antwoorden. Dat had ze me van tevoren wel eens mogen zeggen. Ik heb de heren precies uitgelegd waar dat “rapporteren” uit bestond. Ik hield voor mezelf een planning bij, in een spreadsheet op de PC, met grafieken, tijdbalken en zo. Iedere week gaf ik ABG daarvan een printje, zodat zij mijn vorderingen konden opnemen in hun eigen planning. Dat vindt u niet terug in het rapport van het Gak. Ze hebben er alleen uitgevist dat ik “rapporteerde” naar de klant, en dat dat een gezagsrelatie inhield. Mijn fiscalist noemt dat een Hoofdstuk 3. Govert van de Grift
127
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
doelredenering. Bent u bekend met het verschijnsel doelredenering?’ ‘Nee,’ zei Irma. ‘Het is in wezen heel eenvoudig. U wilt iets beweren. Maar u heeft geen argu menten. Dan schrijft u de conclusie op, en plakt er een verhaaltje voor dat bij oppervlakkige lezing voor iemand die de zaak niet kent er plausibel uitziet. Het mag ook totale kolder zijn, hoor. Ik had een jaar lang een werknemer die voor mijn klanten cursussen zou ontwikkelen voor het gebruik van internet. Ik las dat cursussen kunnen vallen onder het nultarief van de BTW, en schreef de belastingdienst met het verzoek op de facturen aan mijn klanten het nultarief te mogen hanteren voor haar lesactiviteiten. Beter zoiets van tevoren helder te hebben dan achteraf een naheffing te krijgen die je niet met fatsoen aan je klanten kunt door belasten. Wie schetst mijn verbazing toen ik het antwoord las. Ik had geschreven waarom ik meende in aanmerking te komen voor dit regime: een opsomming van de werkzaamheden, de wetsartikelen en andere regeltjes, gevolgd door de conclusie dat het nultarief van toepassing was. De belastingdienst citeerde letterlijk mijn verhaal, en verbond daaraan de conclusie dat het nultarief niet van toepassing was. Ik vroeg mijn fiscalist om uitleg. Dat noemen we nou een doelredenering, zei hij. De fiscus staat niet graag het nultarief toe, dus die wijst het verzoek af in een voor beroep vatbare beschikking. Staat het me niet aan, dan kan ik naar de rechter gaan. Geeft de rechter me gelijk, dan heeft de fiscus een document waarmee ze kunnen verantwoorden dat ze mij het nultarief toestaan.’ ‘Wat heeft u toen gedaan?’ ‘Mijn medewerkster presteerde slecht. Ze had een tijdelijke aanstelling. Die heb ik niet verlengd. Zo bracht ik de fiscale theorie weer in overeenstemming met de praktijk van de echte werkelijkheid.’ Vreeken lachte. Dit was een kwestie die kennelijk per saldo naar zijn genoegen was opgelost. Hij had hieraan geen kater overgehouden, het deerde hem niet. En hij was bezig te ontdooien. Ik gaf Irma een pluim. Ze vroeg door over het Gak-rapport van de hoorzitting. Er was sprake van het gebruik van een handboek. ‘Ook zoiets. De heren vroegen me of ik bij de klant moest werken volgens een standaard. Mijn advocaat zei achteraf dat ik daarop had moeten antwoorden met een gemeenplaats. Daar bleek ze gelijk in te hebben, maar dat was achteraf. In de hoorzitting vertelde ik dat de klant een bepaalde methodiek gebruikte, SDM, Systems Development Methodology van Pandata. Het is zo met die methodieken, ze moeten een mooie naam hebben, anders deugt het niet. Niet dat het slecht was, helemaal niet. Het was een soort kookboek voor automatiseringsprojecten. Ik zei dat ik bij ABG inderdaad volgens die methodiek werkte. Het was mijn methode van voorkeur, omdat het de standaard was die in meer dan vijftig procent van alle automatiseringsafdelingen in Nederland werd gebruikt. Maar vooral gebruikte ik bij ABG SDM omdat iedere professional in mijn vak altijd de standaards van de klant gebruikt. Bij de ontwikkeling van informatiesystemen kun je globaal aanhouden dat over de gehele levensloop van een systeem 20% van de inspanning en de kosten in de bouw gaat zitten, en 80% in het onderhoud. Systemen wijzigen altijd. Er komt nieuwe wetgeving, de gebruikers hebben nieuwe wensen, de concurrent gaat zijn afnemers bepaalde functionaliteit bieden en dan kun je niet achterblijven, enzovoort, enzovoort. Het loont dus om in het ontwerp rekening te 128
De Ganzen van het Capitool
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
houden met het latere onderhoud. Daarbij moet de documentatie deugdelijk en consistent zijn. Voor al die aspecten hebben goed georganiseerde ondernemingen standaarden. Als ze hun spullen op orde hebben, zien ze er nauwlettend op toe dat iedereen die standaarden volgt, het eigen personeel en de externen. Dat heeft niets te maken met gezagsverhoudingen, het is een strategische en een bedrijfseconomische noodzaak, en wordt in de contracten met externen vastgelegd. Dat alles heb ik de heertjes van het Gak verteld. En mijn advocaat kreeg gelijk: ze visten er weer een “dingetje” uit waar ze hun verhaal aan ophingen. Ik vulde urenstaten in, ik rapporteerde, ik werkte volgens het handboek, dus... gezagsverhouding, en dus een dienstverband. Uw baas, mevrouw Vonk, werkt precies zo. Ze is ervan overtuigd dat ik een aanslag op mr drs Dutterdijk heb gepleegd, en nu weer medeplichtig ben aan moord. En nu zit ze in de stukken te vissen naar “din getjes” waar ze een schijnargument uit kan opbouwen. Gelukkig beslist niet zij, maar de rechter.’ ‘Heeft u vertrouwen in de rechter?’ ‘Jazeker. Ik weet niet of ik het uitzonderlijk goed getroffen heb in mijn zaak tegen Uwv, maar zowel bij de Rechtbank als de Centrale Raad van Beroep vond ik een luisterend oor van een intelligente, belangstellende en objectieve rechter.’
Hoofdstuk 3. Govert van de Grift
129