Hoofdstuk 1 - Deze Dingen Hebben Een Zinnebeeldige Betekenis
IK HEB MIJN BUIK VOL VAN RELIGIE — EN OM HEEL EERLIJK TE ZIJN, ik ken niets wat zo saai is als een Christendom zonder Christus. Heb jij ooit geprobeerd om een auto te starten op een lege tank, tot er nog geen vonkje meer in de accu zit? Dan weet je precies wat ik bedoel, want er zijn maar weinig dingen die zo frustrerend zijn als een auto die niet wil rijden. Alles is goed gesmeerd en zit op zijn plaats, en alle bewegende delen draaien zoals het hoort, maar wat je ook probeert, er komt geen enkele beweging of zelfs maar het minste teken van leven uit de motor. Je kunt hem net zo goed bij het oud ijzer zetten, want je krijgt hem toch niet aan de gang! Talloze mensen zijn ermee gestopt naar een kerk te gaan, eenvoudig omdat zij het beu zijn de schijn op te houden van een dode religie. Zij zijn het moe te proberen een auto te starten met een lege tank! Wat jammer dat er niet méér mensen die ze kunnen vertellen dat Jezus Christus leeft. Ik had het over iets oneindig saais als een Christendom zonder Christus, maar ik ken ook niets wat zo opwindend is als christen zijn — d.w.z hier en nu op aarde het leven van Jezus Christus Zelf met anderen delen en met Hem opgetild
worden tot in de niet te stuiten, onoverwinnelijke plannen van een almachtige God, en dat met alle onuitputtelijke bronnen van de Godheid tot je beschikking om het werk gedaan te krijgen. Kun jij je iets voorstellen wat opwindender is dan dat? Weet jij wat het wil zeggen doelbewust te leven? Heb jij het aanhoudende besef gezonden te zijn, of een of ander onweerstaanbare stuwkracht binnenin je, die van het leven het regelrechte avontuur maakt dat God altijd met het leven voor heeft gehad? Of ben jij alleen bezig met de strijd om het bestaan met de bedoeling om te overleven? Erger nog, neem jij, verre van opgetild te zijn tot in de onoverwinnelijke plannen van een almachtige God, deel aan de wedloop van het prestatiegerichte bestaan, achtervolgd door de angst in de bocht ingehaald te worden, helemaal buiten adem in je pogingen de gebeurtenissen, die sneller verlopen dan jij kunt bijhouden, vóór te blijven? Als dat zo is, dan denk ik dat de volgende fragmenten van een brief, die ik een paar jaar geleden van een Bijbelschoolstudent ontving, je wel zullen interesseren. "Ik schrijf u om u te bedanken voor uw zes stichtelijke lezingen, waarvan het effect op mijn leven nauwelijks overdreven kan worden. Ik ben nu vier jaar christen, maar ik ben naar huis gekomen met het gevoel alsof ik net ontdekt heb dat ik de laatste vier jaar van mijn leven, zonder het zelf te weten, op een schat ter waarde van een miljoen pond heb gezeten — alleen dat de rijkdom die ik nog maar net ontdekt heb, niet echt vergeleken kan worden met dat soort schat." Zo begon de brief, en ik wil graag nog iets meer met je delen van wat hij te zeggen had. "Ik geloof dat God mij op die lezingen voorbereid heeft: het vorige trimester moest ik namelijk een spreekbeurt
voorbereiden over 'Ik ben … de Waarheid' (Johannes 14:6). Eén van de twee koppen waaronder ik mijn gedachten opschreef was 'Jezus is de Waarheid.' Het fundamentele kenmerk van waarheid is dat die constant is: hij moet stroken met elk bekend en onbekend feit, en is absoluut. "Ik denk dan aan een reusachtige legpuzzel: als ik iets anders heb dan de waarheid, dan past minstens één van de stukjes niet en andere moet ik geforceerd op hun plaats duwen. Het fundamentele idee achter 'Jezus is de Waarheid' was dat Jezus de sleutel is tot het begrijpen van alle dingen, en vrijwel het eerste wat u zei, was dat de Here Jezus Christus de beslissende exegese is van alle dingen. Zo bereidde God mijn denken voor. "Terwijl ik luisterde, en toen ik mijn aantekeningen later uitwerkte, en ik sindsdien in mijn Bijbel lees en erover nadenk, vallen de stukjes van de legpuzzel vanzelf over elkaar heen in hun ijver om op hun plaats terecht te komen! "Het lijkt wel of ik de laatste vier jaar wel stukjes verzameld heb, maar ze gewoon in een doos heb zitten smijten, zonder erover na te denken hoe ze bij elkaar pasten. Nú is het zo dat, telkens wanneer ik een stukje tegenkom, het past in het geheel van het geestelijke leven en het geheel van de dingen in het algemeen, van Bijbelverzen tot onbeduidende dingen van het alledaagse bestaan. "Ik vind het moeilijk dit gevoel te beschrijven van het totaal één en in harmonie zijn met de Here Jezus. Geestelijke wijsheid is een onderdeel geworden van de totaliteit aan ervaringen, in plaats van iets wat er los van staat en slechts fragmentarisch is. "Mijn leven sinds mijn bekering was er een van ernaar streven om voor Christus te werken, in plaats van Hem
door mij heen te laten werken. Wat een verschil nu HIJ, en niet het werken voor Hem, op de eerste plaats komt. "Nu besef ik pas echt dat, niet alleen ik in Christus ben, maar dat Christus in mij is — ik besef ook dat ik geen fundamentele kwesties meer onder ogen hoef te zien! Menselijk gesproken hebben die zes lezingen mij meer geholpen dan alle spreekbeurten, lezingen, preken, boeken en voorbeelden die ik sinds mijn bekering heb opgedaan. "De Here Jezus heeft gezegd: 'Ik ben gekomen opdat zij leven hebben, en opdat zij het overvloediger zullen hebben … .' Nu weet ik wat Hij bedoelde — omdat ik het heb!" De schrijver van die brief is nu piloot bij de Missionary Aviation Fellowship in Ethiopië en kort geleden heeft hij mij over de bergen naar Addis Abeba gevlogen. Wat een vreugde was het te ontdekken dat de tussenliggende jaren hem alleen maar dieper gegrond hadden in de principes van waar discipelschap, die hij indertijd zo vlot aanvaard had. Door zijn armoede in te ruilen voor Christus' rijkdom en zijn zwakheid voor Christus' kracht, verwisselde deze jongeman het bankroet van de gevallen Adam voor de volheid van het leven van Christus, en heeft hij het pure avontuur ontdekt Jezus Christus in zijn eigen ervaring toe te staan God te zijn — want God is Hij! Ik vraag mij af of jij geleerd hebt dat ook te doen. Als je jouw Christendom losmaakt van Christus, staat dat gelijk met het Christendom te reduceren tot de onmacht van een dode religie, onpersoonlijk voor Hem en onpersoonlijk voor jou — niet meer dan een intellectuele oefening of een sentimentele formule — en het Christendom is geen beide. Het Christendom is Christus — het betekent een levensprincipe dat trilt van goddelijke energie en het
kan niet verklaard worden los van God Zelf. Het is in wezen wonderbaarlijk, ook al is het niet per se sensationeel. Het is altijd bovennatuurlijk doordat het, los van de inwonende tegenwoordigheid van de verrezen Zoon van God, buiten het bereik van de sterfelijke mens ligt. Wij gaan, om dezelfde heerlijke ontdekking te doen, beginnen aan een serie studies van het Bijbelboek Esther. Misschien verbaast mijn keuze van het Bijbelboek Esther je een beetje, maar bij mijn weten is er geen ander boek in het hele Oude Testament dat duidelijker de principes illustreert, die leidraad behoren te zijn in het leven als christen. Ook is er geen boek dat beter toont wat de geestelijke wedergeboorte echt inhoudt en aan welke voorwaarden voldaan moet worden om te worden vervuld met de Heilige Geest en effectief te worden voor God. Er is op de bladzijden van het Bijbelboek Esther een schat aan inzicht te vinden over wat echt discipelschap inhoudt, en over die meedogenloze oorlog die in de ziel van de mens tussen goed en kwaad — tussen God en de duivel — om de hoogste superioriteit gevoerd wordt. Het is onbeschrijflijk fascinerend om, naarmate het verhaal zich ontvouwt, zo'n nauwgezette toelichting te ontdekken van zoveel dat de oprechte en verdrukte gelovige verbijstert. Als jij er echt op uit bent de sleutel voor een overwinnend leven te vinden en die dimensie van geestelijke ervaring die jou tot "meer dan overwinnaar" maakt — lees dan verder en ga met mij mee op deze ontdekkingstocht. Voordat wij het verhaal gaan onderzoeken, zou ik graag iets zeggen over Bijbelexegese of -uitleg wat volgens mij voor iedereen handig is om te weten, en vooral voor hen die er verantwoordelijk voor zijn het Woord van
God uit te leggen en haar boodschap voor anderen te ontvouwen. Het is belangrijk te bedenken dat de hele Bijbel, d.w.z. zowel het Oude als het Nieuwe Testament, een volledige openbaring is door de Heilige Geest, en dat geen enkel deel ervan los gezien mag worden van de rest en ook niet in tegenspraak is met de waarheid zoals die consequent geopenbaard is in de hele Schrift. In het vierde hoofdstuk van de brief aan de Galaten schrijft Paulus, met betrekking tot de geboorte van Izaäk en Ismaël, in het vierentwintigste vers: "Deze dingen hebben een zinnebeeldige betekenis." De Apostel herkent duidelijk achter de historische gebeurtenissen een unieke symboliek, waarmee de Heilige Geest ervoor gekozen heeft in het Oude Testament geestelijke waarheid te illustreren, die Hij in het Nieuwe Testament verkondigt. Het is een juist inzicht in deze verborgen symboliek die ons de sleutel aanreikt tot correcte vergeestelijking, die weer de basis legt voor nauwkeurige Bijbelse illustratie. Correcte vergeestelijking verschaft ons de verklarende constanten in de uitleg waar alle Bijbelse illustratie recht aan moet doen, wil zij nauwkeurig en betrouwbaar zijn, want in deze constanten zijn principes inbegrepen die nooit geweld aangedaan mogen worden. Sta mij toe je uit te leggen wat ik bedoel met een 'verklarende constante'. De Heilige Geest heeft er als de Auteur van de Bijbel voor gekozen bepaalde mensen, naties, landen, dieren of levenloze voorwerpen als symbolen uit te kiezen, waarmee Hij verschillende geestelijke betekenissen overbrengt. Wanneer je de taal van de Heilige Geest eenmaal hebt geleerd en je één van die symbolen in een Bijbelgedeelte herkent, wordt je gewezen op het feit dat Hij verwijst naar iets wat een bepaald symbool dat Hij gebruikt, betekent.
Ik heb de geestelijke betekenis van die symbolen hierboven beschreven als 'geestelijke constanten,' omdat de Heilige Geest die symbolen door heel de Bijbel heen zo consequent gebruikt. Eén voorbeeld dat het eerst in mij opkomt, is dat van olie, wat in zowel het Oude als het Nieuwe Testament altijd de persoon, en het ambt en werk van de Heilige Geest Zelf vertegenwoordigt, net als trouwens wind en vuur. Een ander voorbeeld, dat je zelf gemakkelijk als even voor de hand liggend herkent, is de slang, die door de Heilige Geest gebruikt wordt als symbool voor satan, of de zonde die haar oorsprong vindt in satan. De duivel wordt in het verslag over de zondeval afgebeeld als een slang (Genesis 3:1), en hij wordt onomwonden zo genoemd in het twaalfde en het twintigste hoofdstuk van Openbaring: "… de oude slang, die duivel en satan genoemd wordt … ." (Openbaring 12:9; 20:2) Paulus had er geen enkele twijfel over wie hij bedoelde, toen hij in 2 Korinthiërs 11:3 schreef: "Maar ik vrees dat, zoals de slang met zijn sluwheid Eva verleid heeft, zo misschien ook uw gedachten bedorven worden, weg van de eenvoud die in Christus is." De Here Jezus noemde de Farizeeën " … slangen, adderengebroed … " (Mattheüs 23:33), en zei hun openlijk: "Gij hebt de duivel tot vader en wilt de begeerten van uw vader doen. (Johannes 8:44) Een allegorie is een beschrijving van een onderwerp onder het mom van een ander, dat op dat onderwerp lijkt, zoals bijvoorbeeld ook het geval was toen de Here Jezus gelijkenissen gebruikte. Op die manier verhelderde Hij de waarheid die Hij wilde overbrengen en onderstrepen, en waarvan Hij Zijn toehoorders wilde doordringen. Een ander voorbeeld van een allegorie van recentere datum is De Christenreis naar de eeuwigheid van John Bunyan, en nog recenter is er Brieven uit de hel van C.S. Lewis als voorbeeld te noemen.
Ik wil daarom dat je aan het begin van onze gezamenlijke reis duidelijk voor ogen staat dat ik, ofschoon er in mijn denken absoluut geen twijfel bestaat over de historische nauwkeurigheid of de goddelijke inspiratie van het Bijbelboek Esther, het verhaal zal gebruiken als een allegorie om geestelijke waarheden te verhelderen en te illustreren, die elders in de Bijbel terdege worden gestaafd en bevestigd, en die alle geheel in overeenstemming moeten zijn met de algehele openbaring die de Heilige Geest ons geeft in heel de Schrift. Afgezien hiervan hoef ik nauwelijks op te merken dat ik geen enkel monopolie heb op de uitleg van het Bijbelboek Esther, maar dat ik eenvoudig deze gedachten toevoeg aan de talloze andere die al met recht geuit zijn, met het ernstige gebed dat het God mag vergenoegen ze te erkennen en eren in het hart van mijn lezers, en dat jij als één van hen persoonlijk verrijkt en bemoedigd mag worden in je kennis van onze fantastische Here Jezus Christus, en dat Hij als gevolg daarvan steeds meer ten volle tot Zijn erfenis mag komen in jouw leven.
Hoofdstuk 2 - Haman, de Agagiet, Moord in de Maak!
MISSCHIEN VIND JE HET NIET HELEMAAL LOGISCH, MAAR ik wil graag dat je met mij begint in hoofdstuk 3 van het Bijbelboek Esther, want in de eerste twee verzen maken wij kennis met drie personen die allemaal een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van het verhaal. "Na deze gebeurtenissen maakte koning Ahasveros Haman, de zoon van Hammedatha, de Agagiet, groot en hij verhoogde hem. En hij plaatste zijn zetel boven al de vorsten die bij hem waren. "En alle dienaren van de koning die in de poort van de koning waren, knielden en bogen zich voor Haman neer, want zo had de koning dat bevolen ten aanzien van hem. Mordechai echter knielde niet en boog zich niet neer." (Esther 3:1, 2) Koning Ahasveros regeerde, zo vernemen wij in Esther hoofdstuk 1 vers 1 "van India af tot Cusj toe over honderdzevenentwintig gewesten," en hij mag beschouwd worden als de beter bekende Koning Xerxes, die regeerde van 486 tot 465 v.Chr. De Pictorial Bible Dictionary van Zondervan somt vier overeenkomsten tussen hen op die deze identiteitsvaststelling rechtvaardigen, en in hetzelfde
boekdeel wordt opgemerkt dat de Ahasveros die in Ezra 4:6 genoemd wordt, naar alle waarschijnlijkheid dezelfde persoon is. Als de koning in zijn paleis vertegenwoordigt Ahasveros voor ons de ziel van de mens, want het was hier dat beslissingen genomen, beleidslijnen uitgezet en decreten uitgevaardigd werden. Het koninkrijk van honderdzevenentwintig gewesten stelt het menselijk lichaam voor, want in heel het land hadden de wetten die in het paleis afgekondigd werden, hun gevolgen en deze werden op die manier aan de buitenwereld bekendgemaakt. Van de grootste stad tot het kleinste dorpje werd de houding en het gedrag van de mensen bepaald door de bevelen van de koning. Het is binnenin de ziel dat het menselijk gedrag bepaald wordt, want het is in de ziel dat beslissingen genomen en plannen gesmeed worden, en de wil uitgeoefend wordt om het lichaam in beweging te zetten. Op die manier worden de gedachten en voornemens van het hart in de vorm van menselijk gedrag aan de buitenwereld doorgegeven. Ik heb de functie van de ziel als de oorsprong van het menselijk gedrag diepgaander behandeld in Het Mysterie van de Godsvrucht, en in dit verband moet opgemerkt worden dat de wil wordt uitgeoefend onder invloed van het denken en de emoties. Wat het ook is dat het denken en de emoties beïnvloedt, dat zal ook inwerken op de wil, en om die reden gaan wij de rol van Haman de Agagiet in het verhaal dat in het Bijbelboek Esther opgetekend staat, in beschouwing nemen. Haman de Agagiet stelt voor wat in het Nieuwe Testament "het vlees" genoemd wordt; natuurlijk niet het menselijk lichaam, maar het verdorven principe dat satans hoogmoedige afkeer van en vijandschap tegen God in de mens in stand houdt.
Je zult merken dat Haman vanaf het begin van het verhaal al diep doorgedrongen is in het paleis, hij heeft zijn plek in de genegenheid van de koning ingenomen en geniet diens hele vertrouwen, want de koning "verhoogde hem. En hij plaatste zijn zetel boven al de vorsten die bij hem waren." In zijn tegenwoordigheid moest elk hoofd zich uit eerbied buigen. Haman had binnenin het paleis voortdurende, ongehinderde toegang tot de koning, en op zijn geheel eigen wijze beïnvloedde hij het denken van de koning, stimuleerde hij diens emoties en met zijn kwaadaardige slechte invloed kneedde hij de koninklijke beslissingen, zodat deze slechte man bij elk koninklijk decreet tot in de verste uithoeken van het koninkrijk zijn inwerking had op de natie. Daarentegen zat er aan de poort van de koning, buiten het paleis en zonder toegang tot de koning te hebben of invloed op deze uit te oefenen, iemand die in tegenwoordigheid van Haman weigerde te buigen — zijn naam was Mordechai. Mordechai stelt de Persoon van de Heilige Geest voor, waar de niet-wedergeboren ziel van verstoken is — en jij en ik zijn in die niet-wedergeboren toestand ter wereld gekomen. De Heilige Geest is de aartsvijand van het vlees — "Want het vlees begeert tegen de Geest in, en de Geest tegen het vlees in; en die staan tegenover elkaar, zodat u niet doet wat u zou willen." (Galaten 5:17) Ongetwijfeld wordt het beeld je nu duidelijk. De mens leeft in zijn gevallen toestand met een ziel die overheerst wordt door het vlees en verstoken is van de Heilige Geest, net zoals de koning overheerst werd door Haman en het zonder de raad van Mordechai moest stellen. De menselijkheid van de mens wordt door satan misbruikt en beroofd van de vriendelijke en goedaardige invloeden van de Geest van Christus, want het was door Zijn inwoning dat God oorspronkelijk
bedoeld had dat de mens in Zijn leven zou delen en door de schepping deelgenoot zou worden van de goddelijke natuur. Het verhaal begint met de verkeerde man in het paleis en de juiste man erbuiten, en het probleem dat opgelost moet worden ligt duidelijk voor de hand — hoe werken we de verkeerde man eruit en komt de juiste man erin! Dit is waar het in het evangelie allemaal om begonnen is. Het spreekt voor zich dat er een totaal nieuwe situatie binnenin het paleis en een radicale wijziging in het bewind voor nodig is om de verkeerde man eruit en de juiste man erin te krijgen en zo de kwaadaardige, slechte invloed van Haman in te ruilen voor het goedgunstige gezag van Mordechai. Al even logisch is het dat een verandering van bewind binnenin het paleis verregaande gevolgen zal hebben voor het hele koninkrijk. Niemand zal dan nog twijfelen aan wat er werkelijk gebeurd is. In geestelijke zin zal er niets minder dan dit voor nodig zijn, als jij christen bent geworden, en ernaar verlangt om de christen te zijn die je geworden bent. AMALEK IS WEER BEZIG! Misschien vraag je je af waarom ik het zo op Haman gemunt heb, en vraag je: "Waarom heb je zo het land hebt aan hem? Waaraan heeft Haman dat verdiend en wat voor redelijk excuus heb je dat je zo'n boosaardig beeld van de man schetst?" Misschien heb je zelfs wel een beetje met de man te doen en vind je het aanmatigend van mij, dat ik zijn karakter zo zwartmaak zonder hem ooit grondig gehoord te hebben. Laat mij je uit de droom helpen, lieve vriend, als je het uit medelijden voor hem wil opnemen!
Verborgen in Hamans hart vol haat, onder het dunne laagje ontwapenende charme, is er moord in de maak. Zijn wegen zijn de wegen des doods! In de persoon van Haman maakt de Heilige Geest ons opmerkzaam op het voornaamste streven van het Bijbelboek, want als wij zijn stamboom onderzoeken, ontdekken wij in Haman een van die verklarende constanten waar ik het in het vorige hoofdstuk al over had. Haman moest de Joden niet! Dit feit kunnen wij al gemakkelijk achterhalen als wij de tekst nog maar heel oppervlakkig lezen. "Toen deed de koning zijn zegelring van zijn hand, gaf die aan de Agagiet Haman, de zoon van Hammedata, de jodenhater" (3:10). "Op diezelfde dag gaf koning Ahasveros aan koningin Esther het huis van Haman, de tegenstander van de Joden; en Mordechai kwam bij de koning, want Esther had verteld wat hij voor haar was." (8:1) " … doodden zij, de tien zonen van Haman, de zoon van Hammedata, de jodenhater, maar zij staken hun handen niet uit naar de buit." (9:10) "Haman toch, de zoon van Hammedata, de Agagiet, de jodenhater, had de gedachte gekoesterd de Joden uit te roeien en hij had het Pur – dat is het lot – geworpen om hen te vernietigen en uit te roeien" (9:24). Waarom haatte Haman de Joden zo? Stond hun gezicht hem niet aan, of zat er een diepere motivatie achter zijn moorddadige vijandigheid, waarin hij het bloeddorstige plan bedacht om te "verdelgen, doden en uitroeien alle Joden, van knaap tot grijsaard, zelfs kinderen en vrouwen, op één dag, op de dertiende van de twaalfde maand – dat is de maand Adar – en dat men hun bezittingen zou buitmaken."? (3:13)
In mijn boek Het Reddende Leven van Christus heb ik twee hoofdstukken gewijd aan de bestudering van Amalek, kleinzoon van Esau en vader van de Amalekieten, waarmee God verklaard had van generatie tot generatie in oorlog te zijn. Als je nog niet in de gelegenheid bent geweest om Het Reddende Leven van Christus te lezen, neem mij dan niet kwalijk als ik voorstel dat je dat zo snel mogelijk doet, want dat boek heeft, als het gaat om Amalek, veel gewichtigs te zeggen over de geestelijke inhoud van het Bijbelboek Esther. Maar voor nu volstaat het het volgende citaat aan te halen. "Waarom zou ik vasthouden aan een geboorterecht dat mij de afhankelijkheid van God teruggeeft? Ik ben onafhankelijk, en ik ben zelf bedruipend, en ik zal zijn wat ik ben, dankzij wat ik ben!" "Waarom haatte God Esau? Omdat God absoluut niets kan aanvangen met iemand die weigert toe te geven dat hij ook maar iets van God nodig heeft. Esau verwierp Gods methode van genade, hij verwierp het idee dat de mens het nodig heeft dat God ingrijpt, hij verachtte zijn eerstgeboorterecht — en God heeft het hem nooit vergeven! Dit is de basishouding van de zonde — het zet God buitenspel voor de kernzaak van het leven en maakt dat de mens zichzelf vleit met de gedachte dat hij zelf belangrijk genoeg is. "God kan niets uitrichten voor de mens die helemaal in beslag genomen wordt door de geest van Esau. "Amalek was een kleinzoon van Esau! En Maleachi vertelt ons dat de nakomelingen van Esau een volk waren "waarop de HEERE tot in eeuwigheid toornig is" (Malachi 1:4), en in Exodus 17 staat dat God van generatie tot generatie een strijd zou hebben met Amalek. In Amalek werd de godslastering van Esau, de man die het eerstgeboorterecht verachtte, bestendigd.
"Amalek deugde in geen enkel opzicht! Alles in hem was totaal waardeloos! Er was in Amalek niets waar God met plezier naar kon kijken. Dat was Gods mening, Gods wil en Gods oordeel over Amalek. "Maar Saul vergat daaraan te denken! "Ook al doodde Saul de Amalekieten, hij " … nam Agag, de koning van de Amalekieten, levend gevangen" — een koning van Edom, die God ter dood had veroordeeld! … Saul meende iets goeds te vinden in wat God veroordeeld had. Dit was Sauls zonde. Hij bewaarde het beste van wat God haatte!" (zie Het Reddende Leven van Christus) Dus Agag was een Edomiet, een afstammeling van Esau, de verachter van het eerstgeboorterecht — en Agag was de koning van de Amalekieten; Haman was ook een Amalekiet, want Haman was een Agagiet (Esther 3:1) en de Amalekieten waren de aartsvijanden van Israël. In de persoon van Haman — de afstammeling van Agag, de koning van de Amalekieten — was Amalek weer bezig! Zoals satan God haatte, zo haatte Kaïn Abel, en zo haatte Ismaël Isaäk; en zoals Ismaël Isaäk haatte, zo haatte Esau Jacob en Amalek haatte Israël; en zoals Amalek Israël haatte, zo haatte Haman de Joden! In dit verband is het interessant op te merken dat Herodes de Grote, die in zijn poging de Here Jezus te doden de ondergang van alle kinderen van Bethlehem jonger dan twee jaar beval, een Edomiet was. Volgens John Peter Langes commentaar bij het Bijbelboek Mattheüs, was Herodes de Grote de eerste vorst van het Idumese ras van de Edomieten, dat vanaf het jaar 40 v.Chr. over Jeruzalem regeerde onder de heerschappij van Rome. Herodes was een Amalekiet, een afstammeling van Esau en uit het geslacht van Haman.
Uit dit commentaar op het evangelie van Mattheüs citeer ik van bladzijde zestig — "Met Herodes' plan lijkt de oude vijandschap van Edom tegen Jacob opnieuw de kop op te steken. Onwillekeurig worden wij herinnerd aan dat moordplan: " … dan zal ik mijn broeder Jakob doden" (Genesis 27:41), dat Esau opvatte in zichzelf, maar naliet aan zijn nageslacht." (Lange's Commentary on the Holy Scriptures, Deel 8 (Zondervan: Grand Rapids, 1960), p. 60.) Haman bleef trouw aan zijn aard, en binnenin zijn hart bruiste die aangeboren vijandschap tegen het Beloofde Zaad, want God had beloofd — " … Er zal een ster uit Jakob voortkomen, er zal een scepter uit Israël opkomen; … Uit Jakob zal hij heersen." (Numeri 24:17, 19) Haman was een gewillig werktuig in de handen van de duivel bij het najagen van diens boosaardige eerzucht om Gods verlossende doel met de wedergeboorte te dwarsbomen — d.w.z. het opnieuw vestigen van Zijn goddelijke soevereiniteit binnenin de ziel van de mens. Dit was inderdaad moord in de maak!
Hoofdstuk 3 - De Stad Onthutst, Verzet tegen de Heilige Geest
ALS ER ÍETS WAS DAT HAMAN WOEDEND MAAKTE, dan was het het feit dat er zich in de paleispoort iemand ophield die hem met kille verachting recht in de ogen aankeek, en die zijn hoofd nooit boog in zijn tegenwoordigheid. "De dienaren van de koning die in de poort van de koning waren, zeiden tegen Mordechai: Waarom overtreedt u het gebod van de koning? "Het gebeurde nu, toen zij dit van dag tot dag tegen hem zeiden en hij niet naar hen luisterde, dat zij het aan Haman vertelden om te zien of de woorden van Mordechai stand zouden houden, want hij had hen verteld dat hij een Jood was. "Toen Haman zag dat Mordechai niet knielde en zich niet voor hem neerboog, werd Haman met woede vervuld." (3:3-5) Haman herkende in Mordechai zijn aartsvijand, want in hem zag hij het toppunt van alles wat zijn haat voor de Joden opwekte. Wanneer een man je aankijkt, onbevreesd en met een blik waaruit een rustig, vastberaden vertrouwen spreekt
omdat hij weet dat hij gelijk en vrede heeft met God, dan heeft dat iets angstaanjagends en dwingends. De hogepriester en de hoge raad ontdekten dit toen zij hun blik gericht hielden op Stefanus en "zijn gezicht zagen als dat van een engel," en hoorden hoe hij hun schuld aan de kaak stelde zonder ook maar enig spoor van verontschuldiging of blijk van angst, met woorden die hun diep in het hart raakten — "Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij verzet u altijd tegen de heilige Geest; gelijk uw vaderen, zo ook gij." (Handelingen 7:51) En zij knarsten hun tanden tegen hem. (Handelingen 7:54) Het was de blik in de ogen van de Here Jezus die, misschien meer dan wat dan ook, Herodes en Pontius Pilates schrik aanjoeg toen zij beiden hun handen van Hem wasten en met elkaar bevriend raakten. Een slecht geweten is altijd ongedurig in het bijzijn van de waarheid, en of het nu in de nabijheid was van Mordechai of Stefanus of de Here Jezus Christus Zelf, het schreeuwt hysterisch — "Hang hem op! Stenig hem! Aan het kruis met Hem!" Je kunt de waarheid door het hoofd schieten wanneer ze je rustig aankijkt, maar het zal niet de waarheid zijn die het loodje legt. Het was niet de waarheid die bloedend en stervend op een met stenen bezaaide helling lag op de dag van Stefanus' steniging; en ook was het niet de waarheid die aan het kruis hing om in een graf begraven te worden — want daar werd de zonde veroordeeld en satan berecht! "Want wat de wet niet vermocht, omdat zij zwak was door het vlees – God heeft, door zijn eigen Zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees, "opdat de eis der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest." (Romeinen 8:3, 4)
Op de derde ochtend werd de waarheid — de waarheid van het evangelie — van blaam gezuiverd en Jezus Christus werd door Zijn Opstanding uit de dood verklaard Gods Zoon te zijn met kracht (Romeinen 1:4). De Zoon van God, Die in deze wereld kwam om de verkeerde man eruit te werken door het vlees mee te nemen naar de plaats van de dood aan het kruis en de Juiste Man binnen te halen door de gave van de Heilige Geest te geven aan hen die aanspraak maken op de verlossing door Zijn bloed, Hij is de Waarheid — de Waarheid die mensen vrijmaakt! Haman zag in de Joden een bedreiging voor zijn autoriteit, een bedreiging die heel concreet werd in het onbuigzame, openlijke verzet van Mordechai. " … maar hij achtte het te gering om alleen aan Mordechai de hand te slaan, want men had hem medegedeeld, tot welk volk Mordechai behoorde; daarom zocht Haman alle Joden, het volk van Mordechai, te verdelgen in het gehele koninkrijk van Ahasveros. "Toen zeide Haman tot koning Ahasveros: Er is één volk, dat verstrooid en afgezonderd leeft onder de volken in al de gewesten van uw koninkrijk, en zijn wetten verschillen van die van alle volken, maar de wetten van de koning volbrengt het niet, zodat het de koning niet betaamt het met rust te laten. "Indien het de koning goeddunkt, moge een bevelschrift uitgaan om het uit te roeien: dan zal ik tienduizend talenten zilver afwegen en ter hand stellen aan hen wier werk het is die te storten in de schatkist van de koning." (3:6, 8, 9) Haman zag in dat de Joden wetten waren toevertrouwd die, mochten zij in het hele land gaan gelden, een radicale verandering van bewind met zich mee zouden brengen en een geheel nieuwe wijze van leven zouden introduceren, die onverenigbaar was met datgene wat
voortvloeide uit zijn eigen slechte invloed. En dat moest tegen elke prijs bestreden worden. Van wie waren dan die wetten afkomstig die de Joden waren toevertrouwd, en waar Haman zo'n aanstoot aan nam? Het waren de Godsspraken en deze vertegenwoordigden het geestelijke gehalte van de Joodse natie, waar de Joden als volk zo zwak uitdrukking aan gaven. "Want niet híj is een Jood, die het uiterlijk is, en niet dát is besnijdenis, wat uiterlijk, aan het vlees, geschiedt, "maar híj is een Jood, die het in het verborgen is, en de (ware) besnijdenis is die van het hart, naar de Geest, niet naar de letter. Dan komt zijn lof niet van mensen, maar van God. "Wat is dan het voorrecht van de Jood, of wat is het nut van de besnijdenis? "Velerlei in elk opzicht. In de eerste plaats dit, dat hun de woorden Gods zijn toevertrouwd." (Romeinen 2:28-3:2) "Hij heeft Jakob zijn woorden bekendgemaakt, Israël zijn inzettingen en zijn verordeningen. "Aldus heeft Hij aan geen enkel volk gedaan, … " (Psalm 147:19, 20) Bedenk dat Haman in de ontwikkeling van het verhaal van het Bijbelboek Esther het vlees voorstelt en Mordechai de Heilige Geest, en uit de Romeinenbrief begrijpen wij dat "zij, die naar het vlees zijn, de gezindheid van het vlees hebben, en zij, die naar de Geest zijn, de gezindheid van de Geest hebben." Dus mogen wij Paulus' woorden aan de christenen te Rome als volgt opvatten:
"Want de gezindheid van het vlees (de gezindheid van Haman) is de dood, maar de gezindheid van de Geest (de gezindheid van Mordechai) is leven en vrede. "Daarom dat de gezindheid van het vlees (de gezindheid van Haman) vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens, het kan dat ook niet … ." (Romeinen 8:5-7). Aangezien het vlees vijandig staat tegenover God, volgt hieruit dat het vlees de wet van God vijandig gezind is, en er tegen elke stap die God onderneemt om Zijn wet opnieuw in het hart van de mens in te voeren, uit alle macht verzet geboden zal worden. Aangezien het vlees van nature al binnenin de menselijke ziel verankerd ligt, zoals Haman binnenin het paleis van de koning vaste voet aan de grond had, verkeert het in de luxe positie om het denken, de emoties en de wil van de nietwedergeboren mens aan te vuren om zich tegen God te verzetten, Zijn genade af te wijzen, en de Juiste Man buiten de deur te houden. Het was met dit doel dat Haman koning Ahasveros (die de menselijke ziel voorstelt) benaderde en hem er met zijn spitsvondigheid van overtuigde dat de invoering van de goddelijke wet in de aangelegenheden van het koninkrijk alleen maar schadelijk kon zijn voor de koning zijn belangen, en dat daarom de stem van dit volk, de Joden, die die wet vertegenwoordigden, zonder pardon het zwijgen opgelegd moest worden. Dit is de leugen die satan vandaag nog steeds met schitterend succes verspreid in het hart van talloze mannen, vrouwen, jongens en meisjes, die zich ervan hebben laten overtuigen dat zij, wanneer zij zichzelf teruggeven aan de God die ze gemaakt heeft en zich aan Zijn soevereiniteit onderwerpen, daarmee hun vrijheid, die het leven de moeite waard maakt, prijsgeven. Deze mensen zijn niet per se onoprecht in hun overtuiging, maar zij zijn het slachtoffer van hun eigen onwetendheid, waardoor de duivel, die zijn hoogste
vreugde vindt in het uitbuiten van die onwetendheid, hen beetneemt. " … verduisterd in hun verstand, vervreemd van het leven Gods om de onwetendheid, die in hen heerst, om de verharding van hun hart." (Efeziërs 4:18) " … ongelovigen, wier overleggingen de god dezer eeuw met blindheid heeft geslagen, zodat zij het schijnsel niet ontwaren van het evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is." (2 Korinthiërs 4:4) Het is om deze reden dat zovelen nu doen wat de koning, niet onoprecht, toen deed — want hij "deed zijn zegelring van zijn hand, gaf die aan de Agagiet Haman, de zoon van Hammedata, de jodenhater" (Esther 3:10). Om de interessante betekenis van dit gebaar te begrijpen, moeten wij een parallelle passage opslaan in het Oude Testament, die wij in het Boek Genesis vinden. Het betreft Jozefs relatie met Farao, zoals uitgedrukt in wat Farao tegen Jozef te zeggen had op de dag dat hij zijn ring van zijn vinger nam en aan Jozefs vinger schoof. "Gij zult over mijn huis zijn, en op uw bevel zal mijn gehele volk zich voeden; alleen door de troon zal ik boven u staan. "Voorts zeide Farao tot Jozef: Zie, ik stel u aan over het gehele land Egypte. "Daarop trok Farao zijn zegelring van zijn hand en deed hem aan Jozefs hand; hij bekleedde hem met linnen klederen, en hing een gouden keten om zijn hals. "En hij liet hem rijden op de tweede wagen die hij had, en men riep voor hem uit: Eerbied! Aldus stelde hij hem aan over het gehele land Egypte.
"Ook zeide Farao tot Jozef: Ik ben Farao, maar zonder u zal niemand in het gehele land Egypte zijn hand of zijn voet opheffen." (Genesis 41:40-44) Met andere woorden, dit betekent dat Farao, ofschoon hij zijn koninklijke titel niet opgaf, alle leidinggevende regeringsmacht aan Jozef overdroeg, en die overdracht van het gezag werd symbolisch bezegeld werd met Farao's ring aan Jozefs vinger. Net zo sprak koning Ahasveros zijn onvoorwaardelijk vertrouwen in Haman uit door zijn ring aan Hamans vinger te schuiven en hem tot in de verste uithoek van zijn koninkrijk te bekleden met alle uitvoerende regeringsmacht. Daarna mocht geen enkele inwoner van het land zelfs maar een hand of voet optillen, tenzij op Hamans bevel en onder zijn rechtsbevoegdheid. Koning Ahasveros maakte zonder reserve gemene zaak met Haman, zoals de ziel van de nietwedergeborene gemene zaak maakt met het vlees en zijn gedrag onderworpen is aan de eisen van een opstandig regime dat God het recht ontzegt God te zijn. "Zo werden dan op de dertiende dag der eerste maand de schrijvers des konings ontboden, en geheel overeenkomstig het gebod van Haman werd er een schrijven gericht aan de stadhouders des konings, de landvoogden van elk gewest en de vorsten van elk volk, naar elk gewest in zijn eigen schrift en naar elk volk in zijn eigen taal; het werd in de naam van koning Ahasveros geschreven en met de zegelring des konings verzegeld. "En brieven werden door middel van ijlboden verzonden naar alle gewesten des konings, dat men zou verdelgen, doden en uitroeien alle Joden, van knaap tot grijsaard, zelfs kinderen en vrouwen, op één dag, op de dertiende van de twaalfde maand – dat is de maand Adar – en dat men hun bezittingen zou buitmaken." (3:12, 13)
Zo werd het moorddecreet gepubliceerd "overeenkomstig het gebod van Haman," maar "het werd in de naam van koning Ahasveros geschreven en met de zegelring des konings verzegeld." Wat een ontstellend nauwkeurig beeld wordt hier geschetst van de menselijke ziel die gedomineerd wordt door het vlees en, hoe onwetend ook, deelneemt aan elke vleselijke ambitie die de stem van God doet zwijgen en de aanspraken van Zijn Heilige Geest probeert te belemmeren. Wonderlijk is het met wat voor enthousiasme de mens bereid is zijn menselijkheid door de duivel te laten misbruiken, en toch schuilt er, hoewel hij probeert zichzelf te rechtvaardigen en overtuigd is van de verdienste van zijn daden, binnenin hem een ondefinieerbare rusteloosheid, die hem verbijstert en verwart, want: "De ijlboden vertrokken in grote haast, op bevel des konings, en de wet werd in de burcht Susan uitgevaardigd. En terwijl de koning en Haman zich neerzetten om te drinken, kwam de stad Susan in opschudding." (3:15) Er werd in de stad Susan geheimzinnig gefluisterd en kleine groepjes mensen dromden op straat samen. Terwijl de koning en Haman in dit onheilige bondgenootschap neerzaten om te drinken, hadden de mensen door, dat het niet al te best gesteld was met het koninkrijk — de stad Susan was onthutst. Heb jij ook van die ondefinieerbare momenten in je leven wanneer je rusteloze ziel je onhoorbaar toefluistert, momenten van verwarring wanneer je aanvoelt dat je er niet al te best voor staat?
Hoofdstuk 4 - De Geest van Aanneming tot Kinderen, Zak en As
NAARMATE DE DAG VAN DE SLACHTING NADERDE, hing de schaduw van de dood zwaar boven alle Joden in het land. Niets anders dan een verandering van bewind binnenin het paleis zou enige hoop geboden hebben op het afwenden van de dreigende ramp, maar niets leek minder waarschijnlijk dan een dergelijke koerswijziging. Al had Mordechai de sleutel tot hun verlossing in handen, het grootste probleem bleef onopgelost — hoe moesten zij de verkeerde man lozen en de juiste man binnenhalen? Van alle lessen die het Bijbelboek Esther ons kan leren, is dit wellicht de belangrijkste — dat je om de verkeerde man aan de deur te zetten en de juiste man te onthalen, eerst de juiste man moet zien binnen te halen voordat je de verkeerde eruit gewerkt krijgt! Laten wij onze aandacht even op Mordechai richten om te proberen zo mogelijk iets meer over hem te weten te komen.
"Nu was er in de burcht Susan een Joods man, wiens naam was Mordechai, de zoon van Jaïr, de zoon van Simi, de zoon van Kis, een Benjaminiet, "die weggevoerd was uit Jeruzalem met de ballingen die weggevoerd waren met Jechonja, de koning van Juda, welke Nebukadnessar, de koning van Babel, in ballingschap had weggevoerd." (2:5, 6) Deze Mordechai mag niet verward worden met die welke in het Bijbelboek Ezra genoemd wordt, in hoofdstuk twee, vers twee, hoewel ook hij in ballingschap ging naar Babylon. Ook al mogen wij de twee niet met elkaar verwarren, het is interessant op te merken dat beiden op een unieke manier het genadige werk van God, de Heilige Geest, uitbeelden. In het eerste hoofdstuk van het Bijbelboek Ezra staat opgetekend dat de Heer de geest van Kores, de koning van Perzië, zo opwekte dat hij in heel zijn koninkrijk een afkondiging deed en het op schrift stelde met de woorden: "Zo zegt Kores, de koning van Perzië: alle koninkrijken der aarde heeft de HERE, de God des hemels, mij gegeven en Hij heeft mij opgedragen Hem een huis te bouwen in Jeruzalem, in Juda. "Wie nu onder u tot enig deel van zijn volk behoort – zijn God zij met hem, hij trekke op naar Jeruzalem, in Juda, en bouwe het huis … . "Toen maakten de familiehoofden van Juda en Benjamin, ook de priesters en de Levieten, zich gereed, allen wier geest God had gewekt om op te trekken teneinde het huis van de HERE, die in Jeruzalem woont, te bouwen." (Ezra 1:2, 3, 5) Onder degenen die uit de ballingschap naar Jeruzalem terugkeerden was die andere Mordechai. Samen met de anderen zou het zijn grootse taak zijn de tempel te herbouwen en haar te reinigen, zodat zij opnieuw met
de heerlijkheid van God gevuld kon worden. Dit is natuurlijk het speciale werk van de Heilige Geest in jouw en mijn leven, opdat ons lichaam als een tempel van de levende God opnieuw gevuld kan worden met Zijn heerlijkheid en gereinigd kan worden als een instrument van gerechtigheid. Evenzo wordt ons in het Bijbelboek Esther de schets gepresenteerd van Mordechai, beeld van de Heilige Geest, die toegang krijgt tot het leven van koning Ahasveros, beeld van de ziel; opdat zijn eigen genadige en goedgunstige inwerking de plaats mag innemen van de boze en kwaadaardige invloed van Haman, beeld van het vlees, en opdat in heel het koninkrijk, beeld van het menselijk lichaam, bekend moge raken dat er iets geweldigs binnenin het paleis is gebeurd, waardoor het karakter van het land totaal veranderde. "Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen. "En dit alles is uit God, … ." (2 Korinthiërs 5:17, 18) DE HEILIGE GEEST ONTVANGEN Ik weet zeker dat je je afvraagt hoe Esther zelf, waar het Bijbelboek zijn naam aan ontleent, in het verhaal past, dus laten wij kort nadenken over de rol die zij in het geheel speelt. Voordat Mordechai het leven van de koning kon binnenkomen, moest hij eerst een plaats krijgen in het leven van Esther, net zoals de Heilige Geest eerst hersteld moet worden in de menselijke geest voordat Hij zijn leidende positie in de menselijke ziel weer kan innemen. Koningin Esther stelt de menselijke geest voor, net zoals koning Ahasveros de menselijke ziel uitbeeldt. Deze twee zijn nauw met elkaar verweven, maar zij moeten wel van elkaar onderscheiden worden.
Het is pakkend te ontdekken op wat voor manier Mordechai het leven van Esther binnenkwam, om zo zijn plaats te veroveren in het leven van de koning. "Deze Mordechai was de pleegvader van Hadassa, ook Esther genoemd, die een nicht van hem was en geen vader of moeder meer had. Na de dood van haar ouders had Mordechai haar als dochter aangenomen." (2:7) Mordechai kwam Esthers leven binnen door adoptie! Wat een prachtig beeld is dit van de Heilige Geest. Zoals het Mordechais verantwoordelijkheid werd Esther op te voeden en voor haar te zorgen, haar te leren gehoorzamen, haar schreden te richten en een ernstig gevoel van verantwoordelijkheid en goddelijke lotsbestemming bij haar aan te wakkeren, zo is het nu de taak van de Heilige Geest in jouw leven die dingen in jou te bewerken en je daarbij in alle waarheid te leiden. "Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods. "Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader." (Romeinen 8:14, 15) "Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God Zijn Zoon uit, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, "om hen die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij de aanneming tot kinderen zouden ontvangen. "Nu, omdat u kinderen bent, heeft God de Geest van Zijn Zoon uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader!" (Galaten 4:4-6)
De Heilige Geest is de Geest van aanneming tot kinderen! Het is de binnenkomst van de Heilige Geest in de menselijke geest die de nieuwe geboorte tot stand brengt, waardoor wij in het gezin van God geboren en Zijn kinderen geworden zijn, en het is de tegenwoordigheid van de Heilige Geest binnenin de menselijke geest welke het zegel vertegenwoordigt dat God op die nieuwe relatie drukt. In de relatie die tussen Mordechai en Esther bestond, hebben wij een prachtig beeld van de relatie die bestaat tussen de Heilige Geest en hen die Hem, in geloof, ontvangen hebben. Tegelijkertijd is het noodzakelijk eraan te herinneren dat het geloof waardoor wij de Heilige Geest ontvangen, hetzelfde geloof is waardoor wij aanspraak maken op de verlossing door Christus' bloed — en ook mag de ene niet ontvangen worden zonder de andere. "Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden, want er staat geschreven: Vervloekt is ieder die aan een hout hangt, "opdat de zegen van Abraham in Christus Jezus tot de heidenen zou komen, en opdat wij de belofte van de Geest zouden ontvangen door het geloof." (Galaten 3:13, 14) Het is door de vergeving van zonden door Christus' bloed, dat in jouw plaats vergoten is, dat God in staat is Zijn Heilige Geest in jouw menselijke geest te zenden, en dan en niet eerder begin je te ervaren wat Johannes beschrijft wanneer hij zegt: "Wie gelooft in de Zoon van God, heeft het getuigenis in zichzelf" (1 Johannes 5:10) — het is het getuigenis van God dat groter is dan dat van de mensen. (1 Johannes 5:9) "De Geest Zelf getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn." (Romeinen 8:16)
" … heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de heilige Geest, "die Hij rijkelijk over ons heeft uitgestort door Jezus Christus, onze Heiland, … ." (Titus 3:5, 6) "In Hem hebben wij de verlossing, door Zijn bloed, namelijk de vergeving van de overtredingen, overeenkomstig de rijkdom van Zijn genade, … ." (Efeziërs 1:7) "In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werdt, ook verzegeld met de heilige Geest der belofte … ." (Efeziërs 1:13) Heb jij aanspraak gemaakt op Gods vergiffenis door Christus' plaatsvervangende dood? Weet jij dat je de Heilige Geest ontvangen hebt, Die de Persoon van de Here Jezus binnenin jou vertegenwoordigt, en die er tegenover jouw geest getuigenis van aflegt dat je een kind van God bent geworden? Zo niet, wil je dat dan nu doen, nog voordat je verder leest, om deze kwestie voor altijd vast te leggen? Je zult achteraf zo blij zijn dat je het gedaan hebt. DE HEILIGE GEEST BEDROEFD In hoofdstuk drie zagen wij dat er verzet was tegen de Heilige Geest; in hoofdstuk twee werd de Heilige Geest ontvangen; maar in de eerste verzen van het vierde hoofdstuk krijgen wij een ander beeld — de Heilige Geest wordt bedroefd. De Geest van aanneming tot kinderen is nu de Geest van zak en as, want er staat: "Toen Mordechai alles te weten was gekomen wat er gebeurd was, scheurde Mordechai zijn kleren en hulde zich in zak en as. Hij ging door het midden van de stad en weeklaagde luid en bitter." (4:1)
Esther was zelf door de situatie bovenmate verdrietig en verbijsterd en deed haar best, zonder succes, om Mordechai te troosten; maar hij wilde van geen troost weten. " … zij zond klederen om Mordechai daarmede te kleden en zijn rouwgewaad van hem weg te nemen, maar hij nam ze niet aan." (4:4) Het beeld dat geschetst wordt, is glashelder, want Mordechai had wel toegang tot Esthers leven gekregen, maar toelating tot de binnenvertrekken van het paleis had hij nog niet verworven. Daar droeg Haman nog steeds de ring en beheerste hij de situatie. Hierin zien wij de vleselijke christen. Als jij de Here Jezus Christus als je Verlosser hebt aangenomen, dan heeft de Heilige Geest, zoals wij al gezien hebben, binnenin jouw menselijke geest Zijn intrek genomen, en ben je wederomgeboren en heeft God Zijn zegel op jou als Zijn kind gedrukt. Maar als die oude Adamsnatuur, het vlees, jouw ziel nog steeds overheerst en je persoonlijkheid in beslag neemt door je denken te beïnvloeden, je ambities aan te vuren, je genegenheid in de ban te houden en nauwelijks merkbaar je wil ertoe over te halen om zijn eisen in te willigen, dan ben ook jij een vleselijke christen. Je bent wat Paulus beschrijft als een "onmondige in Christus" (1 Korinthiërs 3:1) en de Heilige Geest wordt erdoor bedroefd; Hij wordt de Geest van zak en as. "En ik, broeders, kon niet tot u spreken als tot geestelijke mensen, maar slechts als tot vleselijke, nog onmondigen in Christus. " … want gij zijt nog vleselijk. Want als er onder u nijd en twist is, zijt gij dan niet vleselijk, en leeft gij niet als (onveranderde) mensen?" (1 Korinthiërs 3:1, 3) Als de Heilige Geest binnenin jou bedroefd wordt, dan kun je Hem niet troosten met een stel schone kleren, maar alleen door een verandering van bewind. Hij zal
pas getroost zijn als Hij de ring aan Zijn vinger heeft, en Haman aan de galg hangt! Esther begreep haar eigen zaak niet, omdat zij Hamans karakter nog niet kende. Je mag er zeker van zijn dat Haman bij gelegenheden waarbij hij de koningin ontmoette, zich zo hoffelijk gedroeg als maar mogelijk was — waarbij de charme er vanaf droop — want het vlees is goed opgevoed in de kunst van de ontwapenende innemendheid, maar evenzeer in het onmenselijke sadisme, het onteren en het wreed zijn. Het waren niet zijn eigen omstandigheden die Mordechai dwarszaten, maar de situatie in het paleis, want zo lang de ring aan de verkeerde vinger bleef zitten, stond het land alleen maar rampspoed te wachten, en met een ander stel kleren zou dat niet gecorrigeerd kunnen worden. Ik vraag mij af of jij tot nu toe in jouw christelijk leven al eens een punt hebt bereikt waar je verbijsterd was. Je weet dat je bekeerd bent, maar onder die uiterlijke praktijk en belijdenis van je geloof ben je je bewust van het innerlijke knagen van een verontruste geest. Je mist innerlijke vrede en je snakt naar bevrijding. Misschien heb jij zoals vele anderen bij jezelf gezegd: "Ik heb een nieuwe gemeente nodig. Ik denk niet dat ik hier pas, en als ik mijn geestelijke milieu kan veranderen, gaat het vast veel beter." Het duurt niet lang of je bent weer op pad, want dit is niet de eerste keer dat dat gebeurt. Je zult het niet beter doen! Je zult simpelweg evenveel moeite ondervinden in de volgende kerk als in de vorige, want er is niets mis met jouw geestelijke omgeving, maar er is des te meer met jou aan de hand! Als je dat niet rechtzet, komt er geen einde aan je geestelijke zwerftocht! Jij, prediker, zegt misschien: "Ik heb een nieuwe pastorie nodig! Ik bereik die mensen niet. Deze mensen
komen maar niet in beweging en ik zit hier mijn gaven te verkwisten." Nee, prediker, zoek de oorzaak in de preekstoel en niet in de kerkbank, en onderzoek je eigen hart voordat je het een andere vermoeide samenkomst aandoet, dat zij naar jouw preken moeten luisteren. Misschien zit je op de Bijbelschool of een seminarie en heb je bij jezelf gedacht: "Ik weet dat mijn geestelijk leven tamelijk zwak is en dat ik op vele gebieden geen weerstand bied tegen verzoeking, maar ik heb het te druk gehad met mijn examens om mijn persoonlijke relatie met Jezus Christus te onderhouden. Per slot van rekening kun je maar één keer in je leven studeren. Ik moet toegeven dat ik niet meer zo bekommerd ben om de verlorenen, maar als ik op het zendingsveld aankom, wordt het allemaal anders." Het wordt niet anders! Je zult daar net zo onbruikbaar zijn als hier, want een verandering van geografische locatie zal de zaak net zo min rechtzetten als een verandering van pastorie of geestelijke omgeving, zo lang Haman in het paleis paradeert met de ring van de koning aan zijn vinger. Je kunt in het vliegtuig stappen en naar een ver land reizen, maar met een tropenhelm op je hoofd, en je met een kaki hemd aan een weg banen door het oerwoud met een Bijbel onder je arm, zal je niet omtoveren tot een geestelijke reus! Als de Geest van aanneming tot kinderen in zak en as zit, dan zit misschien wel de juiste man binnen, maar de verkeerde man moet er wel nog uit! De ring zit nog steeds aan de verkeerde vinger — als dat niet verandert, zit de strop om de verkeerde nek en dat moet op de een of andere manier rechtgezet worden. Daar is meer voor nodig dan een ander stel kleren. Je hebt een nieuwe Minister President nodig!
Hoofdstuk 5 - Mepverkeerd en Snoep Goed
ESTHER BESLOOT, AANGEZIEN ZIJ GEEN SUCCES HAD MET HAAR POGINGEN OM MORDECHAI MET HAAR EIGEN MIDDELEN te troosten, dat het enige verstandige wat zij kon doen was Mordechai de gelegenheid te geven zelf de situatie aan haar duidelijk te maken, en haar zijn instructies te geven. Om dat te bereiken riep zij Hatach bij zich "een van de hovelingen van de koning, die hij voor haar had aangesteld, en zij gaf hem opdracht aangaande Mordechai om te weten te komen wat dit toch was en waarom hij dit deed." (4:5) Mordechai reageerde onmiddellijk op haar verzoek, zoals de Heilige Geest onmiddellijk ingaat op jouw en mijn verzoek, op het moment dat wij bereid om zijn onze eigen vooropgezette ideeën aan kant te zetten en Hem toestaan tot ons te spreken als Degene Die de opdracht heeft ons te overtuigen van zonde en ons in alle waarheid te leiden. " … en Mordechai deelde hem alles mede, wat hem overkomen was, en ook het juiste bedrag van het zilver, dat Haman gezegd had te zullen afwegen voor de schatkist des konings als prijs voor de uitmoording van de Joden.
"Ook een afschrift van de geschreven wet, die in Susan was uitgevaardigd om hen te verdelgen, gaf hij hem om dat aan Esther te laten zien en haar op de hoogte te brengen. Ook moest hij haar opdragen tot de koning te gaan, teneinde diens genade af te smeken en bij hem voorbede te doen voor haar volk." (4:7, 8) Mordechai wist dat hij, voordat Haman naar de galg gebracht kon worden, eerst koningin Esther moest overtuigen van de boosaardigheid van dit ongure sujet en van de moordplannen die achter zijn charmante manier van doen schuilgingen. Het is ook op dit moment dat echte geestelijke overtuiging begint: het is een activiteit van de Heilige Geest binnenin de menselijke geest, voordat het ten volle doordringt in de ziel. Misschien is het moeilijk vast te stellen waar het menselijke geweten zich precies bevindt, maar het is belangrijk dat wij inzien dat er, behalve het morele geweten, ook een zinnelijk geweten is, en wij kunnen die twee makkelijk door elkaar halen. HET GEWETEN VAN HET GEMAK Het geweten van het gemak kijkt naar wat de gevolgen van iets zijn, in tegenstelling tot wat moreel juist of onjuist is, en het bevindt zich in de ziel. Dat is het zinnelijke geweten. Misschien herinner je je nog de eerste keer dat er een pup bij jullie thuis kwam — een lief, donzig, klein beestje! Maar het hondje was er nog niet zo lang of je ontdekte dat het het verschil tussen wat mag en niet mag nog niet wist! Kun je je voorstellen dat je op een ochtend van huis gaat voor wat inkopen, net voor de lunch, en je hebt een lekkere sappige biefstuk op de keukentafel laten liggen? Het spreekt voor zich dat de pup op
verkenningstocht gaat, via een stoel op de keukentafel klimt, en de biefstuk met kennelijke bewondering in ogenschouw neemt. Verplaats je nu eens in de positie van het hondje. Als jij nu eens honger had, als je pup was, en je een biefstuk binnen bijtbereik had: heel eerlijk zijn, wat zou jij doen? Natuurlijk is dat een uitgemaakte zaak — je zou er je tanden in zetten! Dat is precies wat de pup ook doet, en wanneer je een tijdje later terugkomt, tref je de biefstuk binnenin de hond aan! Dat lieve, donzige beestje! Misschien dat je de eerste keer dat het gebeurt, nadat je je verontwaardiging de baas bent geworden, er barmhartig aan terugdenkt en met enige humor het hele verhaal aan je vrienden vertelt. Natuurlijk heb je de pup een verdiende tik gegeven en hem met zware stem streng toegesproken: "Stoute hond! Stoute hond!" Let wel, om eerlijk te zijn, de pup snapt er niets van wat hem overkomt, en denkt stilletjes bij zichzelf: "Wat zijn het toch vreemde menselijke wezens, die mensen! Wat kan er nu verkeerd aan zijn dat een hondje dat honger heeft, een sappige biefstuk verorbert?" Als het weer gebeurt en de pup voor de tweede keer je lunch opsoupeert, dan is het lieve donzige wezentje niet zo lief of donzig meer! Geef jij die hond ervan langs! Langzaam en zonder ook maar enig moreel onderricht begint de pup het te snappen, en als hij door jouw onoplettendheid weer eens in de gelegenheid is toe te geven aan een dergelijke verzoeking, dan toomt hij zijn eetlust in, staart naar het verleidelijke eten en met het speeksel dat langs zijn mondhoeken loopt, zegt hij bij zichzelf: "Ik zie echt niet in waarom ik hem niet zou opeten, maar de laatste keer dat ik dat deed, werd die vrouw toch kwaad op me! De eerste keer viel het nog mee, maar de
tweede keer deed het echt pijn toen zij mij ervan langs gaf. Ik snap het niet, maar misschien moest ik maar beter wachten tot zij terug is." De hond had nu een geweten wat stelen betreft. Niet dat het ook maar enige morele waarde had, natuurlijk, maar hij heeft geleerd dat er bepaalde dingen in het leven zijn die mepverkeerd zijn, en daarom maar beter vanwege de gevolgen die het heeft, vermeden kunnen worden. Mepverkeerd! Intussen ben je misschien bezig de hond te leren om iets te vragen, en waarschijnlijk heeft het minder vleiende gedachten over jou daarbij, zo van: "Ik kan mij niks stommers voorstellen dan van mij te verwachten dat ik op mijn achterpoten ga zitten en mijn voorpoten in de lucht steek! Zo ben ik gewoon niet gemaakt — dat past niet bij mijn voorkomen!" Maar als de hond erachter komt dat elke ernstige poging beloond wordt, leert hij dat er niet alleen dingen in het leven zijn die mepverkeerd zijn, maar dat er ook nog dingen zijn die snoep goed zijn. Niet zozeer goed omdat zij in zichzelf goed zijn, maar gewoon goed omdat ze met snoep beloond worden. Snoep goed, dus! Misschien ben je gechoqueerd als ik dit zeg, maar dit is het allereerste stadium in de opvoeding van een baby. Je houdt niet in bloemrijke taal een zedenpreek wanneer het kind het tafelkleed vastpakt en het beste porselein de grond op trekt. Je leert het kind op de harde manier dat er dingen in het leven zijn die mepverkeerd zijn, en wanneer het de laatste mondvol spinazie ingeslikt heeft en een reep chocolade krijgt, weet het dat er ook dingen in het leven zijn, die snoep goed zijn! Als je nog steeds niet begrijpt waar ik het over heb, vraag je dan de volgende keer dat je in de bebouwde kom te hard rijdt eens af, waarom je telkens in de achteruitkijkspiegel kijkt! Waarschijnlijk is dat omdat je
moreel minder bekommerd bent om de snelheidsbeperking dan dat je inzit over de gevolgen, als de verkeersagent je ziet. Het is mepverkeerd! Op basis hiervan kan iets sociaal juist of onjuist zijn, kerkelijk juist of onjuist, financieel juist of onjuist zijn — of zelfs evangelisch juist of onjuist, zonder dat er van de kant van het individu een morele kwestie bij betrokken is. Je past alleen je gedrag aan om enerzijds de mep te vermijden, of anderzijds snoep te krijgen. Ik ben ervan overtuigd dat er tienduizenden jonge mensen zijn die belijdende christen zijn, maar hun gedrag is binnen hun evangelische context aangepast aan bepaalde voorgeschreven patronen die hen aanvaardbaar maken binnen de groep waar zij toe behoren, niet omdat zij er een diepe persoonlijke overtuiging op nahouden, maar eenvoudig omdat zij evangelisch afgericht zijn! Stuur ze naar een wereldse universiteit, roep ze op voor het leger, of maak ze op een andere manier los van de evangelische matrijs waar zij in gevormd zijn en het resultaat is onvermijdelijk desastreus, omdat zij dan, wanneer zij in een wereld die er andere maatstaven op nahoudt geconfronteerd worden met de nuchtere feiten van het leven, ontdekken dat zij nooit een echt gevoelig geweten over wat dan ook gehad hebben — zij deden slechts wat hun begeleiders hun voorschreven. HET GEWETEN VAN HET GEMAK Als het geweten van het gemak kijkt naar de gevolgen en op grond daarvan besluit wat juist of onjuist is, dan bepaalt het geweten van de overtuiging wat moreel juist of onjuist is. Met andere woorden, wat is goed omdat het juist is, en wat is verkeerd omdat het fout is — zonder andere redenen aan te voeren. Het geweten van het gemak is comparatief en onderhevig aan elke veranderlijke modetrend, en zal zich allicht bekennen tot de "nieuwe moraliteit", die
immoraliteit acceptabel vindt. Maar het geweten van de overtuiging is absoluut — net zo absoluut als God Zelf. Het is goed mogelijk dat er binnenin de menselijke geest van de niet-wedergeboren ziel een restant overgebleven is van het beeld van de gerechtigheid en de heerlijkheid van God, naar wiens beeld de mens geschapen is. Wellicht is het dit wat de nietwedergeborene, en zelfs de meest verdorven mens, dat eigenaardige gevoel geeft van goed en kwaad, dat zoveel edeler is dan wat afstamt van het mepverkeerd of snoep goed geweten van het gemak. Desalniettemin is het onbetrouwbaar. Het kan dichtgeschroeid, vervormd, bevooroordeeld en geforceerd zijn, door traditie, cultuur en omstandigheden, en van nature spreekt het niet met die onontkoombare autoriteit die het de mens onmogelijk maakt iets zó weg te redeneren dat het verkeerde goed wordt en het goede verkeerd. Het eerste wat de Heilige Geest doet wanneer Hij Zijn intrek komt nemen binnenin de geest van een mens, is opnieuw die absolute maatstaven van gerechtigheid binnenin het morele geweten vast te stellen, die de aard en het karakter van God Zelf weerspiegelen. Dit vindt plaats, ook al komen die herstelde maatstaven de ziel niet onmiddellijk helder voor ogen te staan. De wedergeboren zondaar is zelf aanvankelijk niet in staat om dit nieuwe levensprincipe onder woorden te brengen, en het enige wat hij zeggen kan, wanneer hem gevraagd wordt waarom hij niet meer doet wat hij voorheen deed of niet meer de dingen zegt die hij vroeger zei, is: "Ik weet het niet, ik kan het niet verklaren, maar ergens diep van binnen weet ik nu, dat het verkeerd is die dingen te zeggen of te doen." Dit is de reden waarom het diepste werk van bekering in een mensenleven door de Heilige Geest tot stand gebracht wordt volgend op het eerste moment van bekering, in plaats van eraan voorafgaand of op het moment van de eerste bekering zelf. Het is natuurlijk
waar dat er geen echt geloof in Christus kan zijn zonder een zekere mate van bekering, maar die aanvankelijke bekering komt meestal eerder voort uit de angst voor de gevolgen van de zonde dan uit het verdriet over de zondigheid van de zonde. Wanneer de Heilige Geest ermee begint aan de menselijke geest te openbaren hoe door en door slecht het vlees is, zoals Mordechai de doortraptheid van Haman aan Esther duidelijk maakte, ontstaat er zo'n beangstigende overtuiging van zonde dat je je begint af te vragen of je ooit wel echt gered was. Dit is een gezond teken en één van de zekerste bewijzen van echte geestelijke wedergeboorte. De Heilige Geest is als een man die met een lamp in de hand een vuile donkere kamer binnenloopt. Je had in het duister met bepaalde dingen leren leven, maar toen die Man ze in het licht bracht, werden ze weerzinwekkend. Op die manier kom je erachter hoe het met je gesteld is en dat je een dieper werk van genade nodig hebt dan simpelweg datgene wat je uit de hel haalt en in de hemel brengt. Dan begin je, vanuit de bitterheid die ontstaat als je jezelf ontdekt, samen met de Psalmist uit te roepen: "Zie, in ongerechtigheid ben ik geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen. "Zie, Gij wilt waarheid in het verborgene, in het geheim maakt Gij mij wijsheid bekend. "Verberg uw aangezicht voor mijn zonden, delg al mijn ongerechtigheden uit. "Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest; " … verwerp mij niet van uw aangezicht, en neem uw heilige Geest niet van mij … ." (Psalm 51:7, 8, 11-13)
Esther moest ontdekken met wat voor gezelschap zij in het paleis omringd was geweest — en het was geen prettige ontdekking! Het is altijd een vreselijke ervaring wanneer de Heilige Geest je voorstelt aan je eigen Haman, en hem het masker van zijn lelijke gezicht afrukt. Dan zou je willen vluchten als Petrus — en bitter wenen! (Lukas 22:62)
Hoofdstuk 6 - Kom Ik Om, Dan Kom Ik Om.
ESTHER WAS GECHOQUEERD EN TAMELIJK BANG TOEN ZIJ ONTDEKTE dat de zaken van het koninkrijk aan zulke slechte handen waren toevertrouwd, maar bij het horen van Mordechais expliciete instructies, nu de vijand ontmaskerd was, was zij niet minder verontrust. Hatach was door Mordechai gestuurd, niet alleen om Esther het afschrift te tonen van de geschreven wet die opdracht gaf de Joden uit te roeien, maar ook om "haar op te dragen tot de koning te gaan, teneinde diens genade af te smeken en bij hem voorbede te doen voor haar volk." (4:8) De koningin wist echter heel goed dat ongevraagd bij de koning op audiëntie komen gelijkstond met een doodvonnis over zichzelf uitspreken, want dat was de heersende wet. Het was niet zo dat zij die zonder ontboden te zijn de drempel in de koninklijke tegenwoordigheid overliepen, voor de rechter kwamen — het vonnis werd automatisch uitgevoerd! Op het moment dat Esthers voet over de verboden grens heenstapte, wist zij dat zij zo goed als dood was, behalve als de koning haar zijn gouden scepter aanreikte, wat niet waarschijnlijk was.
Het was daarom geen wonder dat Mordechais instructies voor de koningin als een schok kwamen, en dat haar eerste reactie was dat zij terugdeinsde en protesteerde. Zo kwam het dat zij het volgende antwoord stuurde: "Esther echter droeg Hatach op tot Mordechai te zeggen: "Alle dienaren des konings en de inwoners van des konings gewesten weten, dat voor ieder, hetzij man of vrouw, die ongeroepen tot de koning in de binnenste voorhof komt, deze éne wet bestaat: dat men hen doden zal. Alleen diegene blijft in het leven gespaard, aan wie de koning de gouden scepter toereikt. Ik nu ben in geen dertig dagen bij de koning geroepen." (4:10, 11) Er woedde nu een fel conflict in het hart van Esther terwijl zij bij zichzelf overlegde. Uit hoofdstuk 2, vers 20, maken wij op dat Esther "haar afkomst en haar volk niet bekendgemaakt, zoals Mordechai haar geboden had" maar nu moest zij er openlijk voor uitkomen en zichzelf tot Gods volk, Gods voornemen en Gods macht bekennen, en wanneer zij dat deed, zou zij zichzelf onmiddellijk blootstellen aan Hamans haat jegens de Joden. Onder deze omstandigheden leek het totaal onredelijk zichzelf ter dood te veroordelen door zo roekeloos naar een audiëntie bij de koning te streven. "Als Haman inderdaad zo slecht en geslepen is als Mordechai hem afschildert, dan moet ik koste wat het kost overleven, want ik ben voor mijn volk onmisbaar. Misschien kan ik hem te slim af zijn; hem een koekje van eigen deeg geven en zijn snode plannen dwarsbomen, of misschien heeft hij ook nog goede kanten aan zijn karakter die aangemoedigd moeten worden. Misschien zit er toch nog iets goeds in hem, wat Mordechai over het hoofd heeft gezien. Maar sterven — door mijzelf te
vonnissen! Nee! Er moet een redelijk alternatief zijn voor de dood." Geweigerd, ontvangen en bedroefd — nu krijgen wij het beeld van de Heilige Geest die gedoofd wordt; want pas wanneer Esther bereid was te sterven voor haar eigen vermogen om Haman naar de plaats des doods te brengen, zou Mordechai in staat zijn hem aan de galg te brengen. Voor Esther was toen die les net zo moeilijk om te leren als voor ons vandaag. Het was niet haar verantwoordelijkheid Haman op te hangen, want dat behoorde aan Mordechai. Haar verantwoordelijkheid was slechts te doen wat haar opgedragen werd — ook al leek de dood de enige mogelijke consequentie. Net zoals Esther moest sterven ten aanzien van haar eigen vermogen om Haman op te hangen, zo moet ook jij sterven ten aanzien van jouw vermogen om jezelf te kruisigen. Dat is Gods taak. In de Geest wandelen betekent dat je zo'n totaal vertrouwen in Hem hebt dat je allereerst Zijn instructies zoekt, en vervolgens geen vragen meer stelt, maar alleen doet wat je gezegd wordt. Voor iedereen die dit doet is het Gods belofte dat je niet zult wandelen in de begeerten van het vlees. De Heilige Geest is meer dan in staat om het vlees aan te pakken, en het in de plaats des doods te brengen en daar te houden. Haman ophangen is Zijn werk! "Toen men Mordechai dit bericht van Esther had medegedeeld, "zeide Mordechai, dat men Esther antwoorden moest: Beeld u niet in, dat gij alleen van al de Joden ontkomen zult, omdat gij in het paleis des konings zijt. "Want, als gij in deze tijd blijft zwijgen, dan zal er voor de Joden wel van andere zijde redding en uitkomst opdagen, maar gij en uws vaders huis zult omkomen,
en wie weet, of gij niet juist met het oog op deze tijd de koninklijke waardigheid verkregen hebt." (4:12-14) Mordechai liet er geen twijfel over bestaan dat Esther voor God niet onmisbaar was, maar dat Hij beslist onmisbaar was voor haar. Hij maakte haar ook duidelijk dat er een moment in haar leven was aangebroken waar enorm veel van afhing — het zou hoe dan ook doorslaggevend zijn. Wat Mordechai tegen Esther zei, kwam hierop neer: "Je staat aan het begin van de bestemming waarvoor je bent uitgekozen en voorbereid, en als je de juiste keuze maakt, dan kan dit je meest eervolle moment zijn. Maar als je verkeerd kiest — Gods aanbod weigert en je mond houdt om jezelf te redden — denk dan maar niet dat je aan de gevolgen zult ontsnappen, want als je je eigen hachje wilt redden, zul je je leven verspelen. Als je bereid bent je leven te verliezen omwille van God, zul je het vinden. Dit is het uur van je bestemming; kies verstandig, gooi het niet allemaal weg!" Ik geloof dat er in het leven van elk kind van God zo'n moment komt — het moment wanneer Gods doel voor jouw leven aan een zijden draadje hangt. Misschien sta jij op dit moment ook aarzelend aan de vooravond van datgene waarvoor Christus jou verlost heeft, en Zijn Tegenwoordigheid wacht erop om jou te kunnen bekrachtigen, maar je bent bij dat vooruitzicht tegelijkertijd ook zowel bang als opgewonden. De vervulling komt op het moment dat jij inziet dat jij niet in huis hebt wat nodig is. Je vindt die doorgang naar de volheid van alles wat Christus is, alleen als je sterft aan alles wat jij in jouw eigen ontoereikendheid bent, opdat je op miraculeuze wijze kunt leven in de kracht van Zijn opstanding, en vanuit je hart uitroept: "Here Jezus, ik kan het niet, maar U kunt het wel, en meer hoef ik niet te weten. Laten wij ervoor gaan!"
"Toen zeide Jezus tot zijn discipelen: Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij. "Want ieder, die zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar ieder, die zijn leven verloren heeft om Mijnentwil, die zal het vinden." (Mattheüs 16:24, 25) GEHOORZAAMHEID AAN DE HEILIGE GEEST Nu de problemen zich zo duidelijk aftekenden, was Esthers reactie zowel kernachtig als moedig, en het beeld dat wij krijgen van waar discipelschap is opwindend en dramatisch. "Toen zeide Ester, dat men Mordechai zou antwoorden: "Ga heen, vergader al de Joden die zich in Susan bevinden, en vast om mijnentwil: eet noch drinkt drie dagen, zo min des nachts als des daags. Ook ik en mijn dienaressen zullen op dezelfde wijze vasten en dan zal ik tot de koning gaan ondanks het verbod; kom ik om, dan kom ik om." (Esther 4:15, 16) Koningin Esther gaf haar mooie jurk niet op en ook zwoer zij de luxe van het koninklijk hof niet af; zij gaf haar kroon niet prijs en ontsloeg ook haar dienaren niet — dat hoefde zij niet. De teerling was geworpen en het besluit was genomen. Het vraagstuk dat zij onder ogen had gezien was onontkoombaar en alle minder belangrijke problemen waren daarmee ook geregeld. Nu leefde Esther alleen nog maar voor God en zij was dood voor haar eigen ik en alle eigenbelang. Drie dagen en drie nachten was Esther al begraven. Vastbesloten om te sterven had zij — zo goed als dood — alles achter zich gelaten. Zij wist het heel goed: alleen de gouden scepter kon haar op die derde ochtend, wanneer zij ongenood in tegenwoordigheid van de koning kwam, uit de dood opwekken.
Dit verbazingwekkend beeld is beladen met een rijkdom aan betekenis. Drie dagen en drie nachten! De derde ochtend! Waaraan doet dat je denken? Het was op de derde ochtend dat Jozua door Gods tussenkomst op wonderbaarlijke wijze met geheel Israël behouden werd, toen hij zijn volk in de diepten van de Jordaan naar de plaats van de dood bracht en hen over droge grond het Beloofde Land binnenleidde. Het volk werd op die derde ochtend uit de dood opgewekt om zo in al het goede binnen te gaan waarvoor zij uit Egypte verlost waren. Nadat Jona op eigen verzoek overboord gegooid en ten aanzien van zijn eigen wil en ongehoorzaamheid gestorven was, was hij drie dagen en drie nachten in de buik van de vis, met het zeewier van zijn eigen weerspannigheid om het hoofd gewonden, begraven, alleen om op de derde ochtend weer opgewekt te worden; en de vis spuugde hem op de oever van de zee uit, waarna hij opnieuw dezelfde opdracht kreeg voor de taak een volk te redden van de ondergang. Het was op de derde ochtend dat "Abraham zijn ogen opsloeg, en hij zag die plaats in de verte." (Genesis 22:4) De plek waar een mes in het hart van zijn enige zoon Isaäk gedreven moest worden; Isaäk in wie voor Abraham alle beloften van God inbegrepen waren, al zijn nobelste idealen — het leven zelf — en toen het mes schitterde in het zonlicht op die derde ochtend, voorzag God in een ram in het bosje als vervanging en wekte Hij Isaäk "bij wijze van spreken" op uit de dood (Hebreeën 11:18, 19). Bereid zijn om te sterven is de prijs die je moet betalen als je uit de dood opgewekt wilt worden en wilt leven en werken en wandelen in de kracht van de derde ochtend, en delen in het opstandingsleven van Jezus Christus op aarde. Daarin word je geïdentificeerd met Hem in Gods niet te stuiten ontvouwing van Zijn verlossend voornemen, die haar definitieve voltooiing
vindt in de glorierijke verschijning van onze overwinnende opgestane Heer. "Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods. "Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. "Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God. "Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid." (Kolossenzen 3:1-4) Met bevende lippen, met trillende armen en benen, en met een hart dat op springen stond, stond daar een lijkbleek meisje, dat op die derde ochtend een stap vooruit zet over de drempel van het koninklijke hof heen tot in de tegenwoordigheid van de koning, zonder uitgenodigd te zijn. Zij had niets te verliezen, want zij was al dood — door zichzelf gevonnist; maar zij had alles te winnen! Voortgedreven als door een onzichtbare innerlijk kracht, gooide Esther haar leven weg. Anderen hun adem stokte toen zij haar zagen, want voor hun was het een daad van roekeloze dwaasheid. Maar in haar hart zei een zacht stemmetje: "Kom ik om, dan kom ik om! Kom ik om, dan kom ik om! Kom ik om, dan kom ik om! God neme de gevolgen!" En dat deed Hij. "Het gebeurde op de derde dag dat Esther een koninklijk gewaad aantrok en ging staan in de binnenste voorhof van het huis van de koning, … . En de koning zat op zijn koninklijke troon in het koninklijke huis tegenover de ingang van het huis. "En het gebeurde, toen de koning koningin Esther in de voorhof zag staan, dat zij genade vond in zijn ogen,
zodat de koning Esther de gouden scepter, die in zijn hand was, toereikte. En Esther kwam naar voren en raakte het uiteinde van de scepter aan." (5:1, 2) God had haar uit de dood opgewekt! Dood voor zichzelf en levend voor God, alle verantwoordelijkheid rustte nu volledig op de schouders van Mordechai. Esther kende de vrijmaking door gehoorzaamheid. Er waren voor haar geen vraagstukken meer om onder ogen te zien — alleen nog maar instructies om te gehoorzamen.
Hoofdstuk 7 - De Galg in de Hof
DODE MENSEN KUNNEN NIET STERVEN, EN OOK KUNNEN ZIJ NIET BANG GEMAAKT WORDEN, en er rust geen al te zware verantwoordelijkheid op hun schouders! Er is in feite niets zo kalmerend als dood zijn — dood, bedoel ik, voor je eigen vermogen om Haman op te hangen! Dood, in feite, voor je eigen vermogen om ook maar iets tot stand te brengen, Haman of geen Haman, los van Jezus Christus. Natuurlijk kun je het je permitteren te sterven als je er eenmaal vast van overtuigd bent dat de dood aan jezelf betekent, dat je wat jij bent inruilt voor wat Christus is — maar precies daar steekt het ongeloof zijn lelijke kop op. Als je er niet helemaal van overtuigd bent dat Jezus Christus bereid èn in staat is het van je over te nemen, dan zul je je wanhopig vasthouden aan wat jij zelf bent. Je mag er absoluut verzekerd van zijn dat je nooit die diepgewortelde vrede zult kennen, die voortkomt uit het toestemming geven aan de Here Jezus Christus om de verantwoordelijkheid op Zich te nemen en de klus te klaren. Er zijn mensen die zo pragmatisch zijn dat zij gruwen van die totale verwerping van de eigen inspanning, en het gevolg is vijandigheid — vijandigheid die voortkomt uit zichzelf willen rechtvaardigen. Het is noodzakelijk geduld te hebben met zulke mensen, want zij zijn vaak heel toegewijd in hun verlangen God te dienen; zij
weten net zo weinig af van een christelijk leven met uitsluitend Jezus Christus in actie, en dat leven gaat hun net zo zeer te boven, als van de vrede en het vertrouwen die daaruit voortkomen. Op zich zou dit ons verbazen, ware het niet dat geestelijke waarheid slechts tot ons kan komen door openbaring. Het principe dat hierin aan het werk is, is perfect onder woorden gebracht door de Here Jezus Christus Zelf, Die drieëndertig jaar lang de Vader, door de Heilige Geest, toestond toen in Hem te zijn, wat Hij Zelf, door de Heilige Geest, nu wil zijn in ons. Hij "schold niet terug en als Hij leed, dreigde Hij niet, maar gaf het over aan Hem, die rechtvaardig oordeelt." (1 Petrus 2:23) De Here Jezus hield rekening met de Vader en trad altijd op in de veronderstelling dat Zijn Vader Zijn zaken behartigde, en Hij was altijd om maar één ding bekommerd: de instructies te gehoorzamen. Hij leerde gehoorzaamheid, gehoorzaamheid tot de dood; en nu vraagt Hij als God van ons niet, dat wij zwakker of dwazer zijn als Hij Zelf toen bereid was om te zijn; want het kruis was zowel de zwakheid van God als de dwaasheid van God. "Hij is gekruisigd uit zwakheid, maar Hij leeft uit de kracht Gods." (2 Korinthiërs 13:4) "Want het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen." (1 Korinthiërs 1:25) Dit is wat de discipelen met stomheid sloeg. Zij vonden de Here Jezus hopeloos passief, en dat Hij buiten de realiteit stond; Hij leek vastbesloten te zijn het op rampspoed te laten uitdraaien. Waarom regelde Hij Zijn zaken niet? Waarom sloeg Hij geen munt uit Zijn populariteit onder het volk, of maakte Hij geen gebruik van de politieke kruiwagens? Per slot van rekening opent geld alle deuren, en de rijke jongeling had toch
zeker wat positieve invloed kunnen uitoefenen bij het van de grond krijgen van de beweging! Wanneer Hij een of ander opzienbarend wonder verrichtte en iemand genezen werd, liet Hij gouden kansen liggen op de grote publiciteit en zei Hij iedereen erover te zwijgen. Waarom? Hij liep niet te koop met Zijn gaven, promootte Zijn persoonlijkheid niet, maakte geen gebruik van Zijn autoriteit en deed Zijn vijanden niet versteld staan door een overweldigende, verpletterende rehabilitatie van Zijn goddelijkheid. Waarom liet Hij de mensen niet precies weten wie Hij was en waar Hij vandaan kwam? Waarom bewees Hij de gegrondheid niet van Zijn bewering dat Hij aan de Vader gelijk was en veegde Hij de vloer niet aan met Zijn vijanden? Waarom dat meelijwekkende vertoon van zwakheid en schijnbare dwaasheid? Was Hij er niet slim genoeg voor? Dit zijn wat vragen die de discipelen door het hoofd gespookt moeten hebben. Zij wilden het kruis niet, maar ja, zij geloofden ook niet in de Opstanding! De Here Jezus Christus kon het Zich veroorloven uitgescholden te worden; Hij kon het Zich veroorloven zwak te zijn en Hij kon het Zich veroorloven dwaas te zijn in de ogen van dwaze, zondige mensen, want Hij kende Degene Die Hem gezonden had en in Wiens handen Hij Zijn Geest bevolen had — niet alleen bij zijn dood, maar drieëndertig jaar lang tijdens Zijn leven. Hij kon het Zich veroorloven om te doen wat Hem bevolen werd, en Hij kon het Zich veroorloven te sterven, omdat Hij wist dat Iemand anders de gevolgen afhandelde. Als jij nog niet bereid bent om te doen wat je gezegd wordt, hoe zwak je daardoor ook mag lijken, of hoe dwaas het andere mensen ook zal voorkomen, dan is wat het ook is dat jij over de Opstanding van de Here Jezus Christus gelooft, puur academisch — dan ben je het goede ervan nog niet binnengegaan. Het leven van Jezus Christus in jou maakt menselijke omstandigheden irrelevant, wanneer het erop aankomt
Zijn duidelijke instructies te gehoorzamen; want als jij nu in Zijn leven deelt zoals Hij toen op aarde in het leven van Zijn Vader deelde, dan weet je dat Iemand anders de gevolgen afhandelt. Daarmee bedoel ik niet dat Gods voornemens in het licht van menselijke omstandigheden altijd irrationeel zijn, en ook niet dat er een vreemde soort verdienste in zit excentriek of onbezonnen te zijn. Ik bedoel dat je op verrukkelijke wijze boven de omstandigheden komt te staan, en die omstandigheden zijn dan niet meer bepalend voor de beslissingen die je neemt. Je doet wat je gezegd wordt, of Gods instructies combineerbaar lijken te zijn met de situatie waarin je je bevindt of niet, en je laat het aan God over om Zichzelf van blaam te zuiveren en de onderneming, waar jij op Zijn bevel aan begonnen bent, te rechtvaardigen. Op basis daarvan kon Abram het zich permitteren tegen Lot te zeggen: "Laat er toch geen twist zijn tussen mij en u, en tussen mijn herders en uw herders, want wij zijn mannen broeders. Ligt het gehele land niet voor u open? Scheid u toch van mij af; hetzij naar links, dan ga ik rechts, hetzij naar rechts, dan ga ik links." (Genesis 13:8, 9) Abram legde hier een kalme onverschilligheid aan de dag en anderen hadden in alle redelijkheid betoogd dat het gewettigd eigenbelang was geweest, en zij hadden nog gelijk gehad ook. Lot kon links gaan of Lot kon rechts gaan, al had Lot het hele land genomen, Gods verbond was nog steeds met Abram — en dat wist hij. Meer hoefde Abram eigenlijk niet te weten. Mozes kon het zich veroorloven Farao te trotseren en zijn voeten in de Rode Zee te planten, zoals Jozua Jericho het hoofd bood en zijn voeten in de Jordaan plantte, zolang zij wisten dat God de gevolgen zou afhandelen, en Hij de Egyptenaren kopje onder zou laten gaan en de Kanaänieten een pak slaag zou geven!
Met een ezelskaak of een Gideons bende van driehonderd; met de staf van Aäron of Davids slinger; met een snufje zout of een kruikje olie: God houdt er aan vast het onmogelijke te doen, en het geloof te verzilveren van hen die Hem gehoorzamen. Misschien begrijp je wat Paulus bedoelde toen hij schreef: "Ik was verdrukt, overweldigd en wanhopig. Ik vreesde dat ik het niet ging overleven. Ik dacht dat ik gedoemd was te sterven en zag hoe machteloos ik was om voor mijzelf iets te doen" (2 Korinthiërs 1:8, 9). Maar ik vraag mij af of jij God vervolgens hebt leren kennen als Degene Die op overweldigende wijze toereikend is, hoe hopeloos de situatie ook lijkt, want hij vervolgt met: " … maar dat was goed, want toen legde ik alles in Gods hand, Die als enige mij kon redden, want Hij kan zelfs opwekken uit de dood, en dat heeft Hij ook gedaan … ." (2 Korinthiërs 1:9, 10) Spreek slechts het doodvonnis over jezelf uit en je kunt het je veroorloven te doen wat je gezegd wordt, zoals ook Esther deed, ofschoon zij ongetwijfeld wel wat vragen heeft gehad over de instructies die zij kreeg. Maar zij wist toen zij dat zij geen vragen hoefde te stellen. Ben jij ermee opgehouden de Here Jezus Christus te ondervragen over zijn bedoelingen, of heb jij dat punt in jouw relatie met Hem nog niet bereikt? ESTHER BOUWT EEN FEESTJE "Daarop zeide de koning tot haar: Wat hebt gij, koningin Esther, en wat is uw wens? Al was het de helft van het koninkrijk – het zal u gegeven worden. "Toen zeide Esther: Als het de koning behaagt, dan kome de koning heden met Haman tot het feestmaal dat ik voor hem aangericht heb. "Daarop zeide de koning: Haalt terstond Haman, opdat wij de wens van Esther vervullen. Toen kwam de koning
met Haman tot het feestmaal dat Esther had aangericht." (5:3-5) Het advies kwam ongetwijfeld van Mordechai en de tafels werden gespreid, een kostbare maaltijd werd klaargemaakt, en Esther nodigde de koning en Haman uit om te komen eten. Als Haman moest hangen, dan was dit toch wel een heel uitzonderlijke manier om een man naar de galg te leiden. Maar Esther twijfelde niet aan Mordechais wijsheid — zij deed zoals haar bevolen was; en inderdaad, toen de koning haar opnieuw de kans gaf een verzoek tot de koning te richten, antwoordde de koningin: "Mijn verzoek en wens is: Indien ik de genegenheid van de koning gewonnen heb en het de koning behaagt mijn verzoek toe te staan en mijn wens in te willigen, dan moge de koning met Haman komen tot het feestmaal dat ik voor hen aanrichten wil; dan zal ik morgen doen, zoals de koning zegt." (5:7, 8) Alsof het niet genoeg was om de man één keer te eten te vragen, wordt Haman samen met de koning voor een tweede banket uitgenodigd op de dag erna. Als het mogelijk is een man te doden met vriendelijkheid, dan moet het ook mogelijk zijn hem op te hangen met gastvrijheid! Er is één ding waar wij zeker van kunnen zijn — hoe nieuwsgierig Esther ook geweest moge zijn over hoe het uiteindelijk zou aflopen, Hamans laatste uren hadden geslagen. EEN MINPUNTJE Het spreekt vanzelf dat Haman stond te glimmen van trots na die dubbele uitnodiging om met de koningin te dineren en hij "vertrok die dag, blij en welgemoed." (5:9) Toen Haman thuis aankwam, riep hij zijn vrienden en zijn echtgenote Zeres bij zich en gaf ze een typische demonstratie van hoe het vlees pocht en bralt van zelfwaardering.
" … en Haman somde hun op zijn grote rijkdom en zijn zonen en de eer waarmee de koning hem overladen had, en zijn verheffing boven de vorsten en dienaren des konings. "Voorts zeide Haman: Bovendien heeft koningin Esther tot het feestmaal dat zij aanrichtte, behalve de koning, alleen mij uitgenodigd, en ook voor morgen ben ik met de koning bij haar gevraagd." (5:11, 12) Met een vertoning van walgelijke eigenwaan wijst Haman erop dat hij nu niet alleen het lieverdje van de koning is, maar ook dat van de koningin — het enige lieverdje. Het is karakteristiek voor het vlees dat het zijn eigen verheffing zoekt ten koste van ieder ander. Als wij tussen de regels door lezen, kwam wat Haman tegen zijn vrienden te zeggen had hierop neer: "Behalve de koning wilde de koningin niemand anders aan het banket hebben dan mij alleen, en je moet het maar niet verder vertellen: Ik denk niet dat zij op de aanwezigheid van de koning zo heel erg aandrong!" Het vlees heeft een grenzeloos vermogen tot zelfmisleiding als het aankomt op het aandikken van de eigen reputatie. Maar terwijl hij zich zo zat te koesteren in zijn eigen schijnwerpers, was er toch één detail dat het allemaal bedierf. Het was dat ene grote minpuntje, want "toen Haman Mordechai bij de poort van de koning zag dat hij niet opstond en niet voor hem beefde, werd Haman vervuld van woede over Mordechai." (5:9) Er was er één die in zijn tegenwoordigheid nog steeds het hoofd niet boog en die openlijk niet onder de indruk van hem was, en in een plotselinge opwelling van woede zei Haman tegen zijn vrouw en vrienden: "Maar dit alles baat mij niets, zolang ik de Jood Mordechai in de poort des konings zie zitten." (5:13)
De Heilige Geest stelt altijd het vlees aan de kaak voor wat het is en voor de vleselijke christen is er niets wat hem woedender maakt dan wanneer degene met geestelijk onderscheid in het geheel niet onder de indruk is van zoveel eigen publiciteit. Waarschijnlijk heb je gehoord over die man die tegenover zijn vriend opsneed: "Ik heb mij helemaal zèlf omhoog gewerkt!" en zijn vriend antwoordde fijntjes en tamelijk onvriendelijk: "Zo zie je maar hoe afschuwelijk ongeschoolde arbeid is!" "Als je zo populair bent bij de koning en koningin als je zelf zegt," opperden Hamans vrienden, "bouw dan een galg in je hof en bespreek morgen met de koning nog voor het tweede banket, dat Mordechai eraan opgehangen moet worden. Dan is er niets meer om je gemoedsrust te verstoren of je ambities te dwarsbomen." Wat was Haman blij met die suggestie en het duurde niet lang of het touw hing in de wind te zwaaien. Dit alles zou gebeuren tussen de twee banketten in, nog voordat Esther een tweede audiëntie bij de koning kreeg, en op het eerste gezicht zag het er niet al te rooskleurig uit voor Mordechai. Had Esther geweten wat er achter de coulissen gaande was, dan was zij misschien wel in de verleiding gekomen zich af te vragen, of alles wel volgens plan verliep. In de weinige tijd die nog restte, zou er een beslissing vallen over de alomvattende kwestie — want er stond een galg in de hof. Wie zou er opgehangen worden? Haman of Mordechai? In laatste instantie is dat de alomvattende kwestie die in jouw hart tot een beslissing moet komen, zoals ook in het hart van elke ware gelovige. Als Christus aan het kruis hangt, dan zit het eigen ik op de troon; maar als het eigen ik aan het kruis hangt, dan zit Christus op de troon.
Er staat een galg in de hof! Wie zal er hangen?
Hoofdstuk 8 - Dubbelhartigheid Gaat Ten Onder — Haman Begint te Vallen!
KREEFT! Let wel, er staat niet echt kreeft — het had even goed gorgonzola kaas kunnen zijn. Te laat iets zwaars gegeten misschien, maar wat het ook geweest is, "Die nacht kon de koning de slaap niet vatten" (6:1). Uitgerekend die nacht — de nacht tussen de twee banketten in, net toen het leek of Mordechai in doodsgevaar verkeerde, en aan de vooravond van de voorgenomen executie — juist die nacht kon de koning niet slapen. Hij lag te woelen in bed, hij gooide dekens af en trok ze weer op bed, hij ging op zijn rug liggen, toen op zijn zij, hij telde schapen en zei het alfabet op — maar nog steeds kon hij niet in slaap komen. Uiteindelijk liet hij een van de boeken met verslagen brengen "en zij werden de koning voorgelezen." (6:1) God is altijd volmaakt in Zijn timing. Pas toen alles verloren leek en het mes in de zon schitterde, zei God tegen Abraham dat hij zijn mes weg moest doen. Petrus moest bij zonsopgang sterven en hij werd van zijn ketenen en uit de gevangenis bevrijd door de engel des Heren, en Herodes werd zijn prooi afhandig gemaakt.
Niet toevallig kwam Filippus in de woestijn de eunuch tegen, en ontmoette Paulus Lydia aan de oever van de rivier — dit waren Gods tussenkomsten, waarmee Hij Zijn goddelijke doeleinden bereikte. "Onderweg," zo zei de knecht van Abraham: "leidde de Heer mij," en hij bracht Rebecca naar huis naar Isaäk. Terwijl de bladzijden van het boek op die rusteloze nacht voorgelezen werden, gebeurde het volgende: "Op zeker moment kwam men bij het gedeelte waarin stond dat Mordechai iets had onthuld over Bigtan en Teres, twee eunuchen die de koning als lijfwacht dienden, en wel dat zij een plan hadden beraamd om koning Ahasveros om het leven te brengen." (6:2) Plotseling drong tot de koning door dat hij het aan Mordechais tussenkomst dankte dat hij gered was van de samenzweerders die hem hadden willen ombrengen. Het verhaal is te vinden in de laatste drie verzen van het tweede hoofdstuk. "Toen Mordechai dus in de Koningspoort zat, gebeurde het dat twee eunuchen die de koning als lijfwacht dienden, Bigtan en Teres, uit verbittering een plan beraamden om koning Ahasveros om het leven te brengen. "Dit voornemen kwam Mordechai ter ore en hij bracht koningin Esther ervan op de hoogte, en Esther vertelde namens Mordechai alles aan de koning. "De zaak werd onderzocht en de beschuldiging bleek gegrond. De beide mannen werden aan een paal gehangen. En in aanwezigheid van de koning werd dit alles opgetekend in de kronieken." (2:21-23) Niet dat deze feiten de koning onbekend waren, want men had hem sindsdien van zijn redding op de hoogte gebracht, maar nooit eerder was het zo helder tot hem doorgedrongen als op deze onrustige, slapeloze nacht. Om een of andere reden had hij er nooit bij stilgestaan
dat het dankzij Mordechais tussenkomst was dat hij niet ten prooi was gevallen aan het mes van de moordenaar, en anders nu dood en begraven zou zijn. Met het koude zweet op het voorhoofd en geschrokken bij die gedachte, riep de koning uit: "‘Welk eerbewijs of welke onderscheiding is daarvoor aan Mordechai gegeven?’ vroeg de koning. ‘Er is hem niets gegeven,’ antwoordden zijn kamerdienaars." (6:3) Zijn dienaren hadden best kunnen toevoegen: "Het leek u niet echt iets te kunnen schelen en het hield u niet echt bezig. U werd door andere dingen in beslag genomen en deze man heeft nooit een beloning gekregen." Een mens kan in zijn leven vele jaren doorbrengen, onbewogen door de verbazingwekkende liefde van God in Christus, en ook al belijdt hij dat hij door geloof gered is, toch wordt hij zo in beslag genomen door andere dingen dat het ernstige feit van de verlossing door het kostbare bloed van Jezus van ondergeschikt belang blijft. De feiten zijn bekend maar lijken geen verband met elkaar te houden, tot op een moment van diepere openbaring, wanneer op bijna onverklaarbare wijze de betekenis van het kruis plotseling overduidelijk in het oog valt, en een gekwelde, rusteloze ziel plotseling geconfronteerd wordt met de aanspraken van een verwaarloosde Verlosser. Bij het zien van de wonden in Zijn handen en Zijn voeten roept het hart op God: "Welk eerbewijs of welke onderscheiding is daarvoor aan Hem gegeven?" Het antwoord op die vraag kan vandaag net zo vernietigend voor ons zijn als het antwoord dat de koning kreeg: "Er is hem niets gegeven." Vervuld van wroeging en een geprikkeld gevoel van haast in deze zaak, zei de koning: "Wie is er in de voorhof?" Er moest iets gedaan worden en wel meteen om dit recht te zetten, en de koning zocht iemand aan wie hij deze plechtige verantwoordelijkheid kon overdragen.
Wie denk je dat daar was? Het beeld is schitterend! Wie denk je dat net de voorhof binnenkwam, precies op dat psychologische moment? " … Nu was Haman de buitenste voorhof van het huis van de koning binnengekomen om de koning te zeggen dat men Mordechai zou hangen aan de galg die hij voor hem had laten oprichten. "En de hovelingen van de koning zeiden tegen hem: Zie, Haman staat in de voorhof. Toen zei de koning: Laat hem binnenkomen." (6:4, 5) Net toen de koning zich opmaakte om Mordechai te eren, kwam Haman binnen met het verzoek om hem te mogen ophangen! Maar bedenk wat wij in het vorige hoofdstuk al geleerd hebben. De Heilige Geest brengt misschien wel overtuiging binnenin de menselijke geest, maar het komt de geest niet per se helder voor ogen te staan, en het is ook niet onderscheidbaar binnenin de ziel. De koning, als beeld van de menselijke ziel, was nog niet doordrongen van de slechtheid van Haman, zoals het door Mordechai al overtuigend geopenbaard was aan Esther. Ja, voor de koning stond nog steeds vast dat hij rechtschapen was, en aan wie kon hij met een geruster hart de verantwoordelijkheid toevertrouwen om Mordechai te eren dan Haman zelf? "Toen Haman binnengekomen was, zei de koning tegen hem: Wat moet worden gedaan voor de man aan wie het de koning behaagt eer te bewijzen? Toen dacht Haman bij zichzelf: aan wie behaagt het de koning meer eer te bewijzen dan aan mij?" (6:6) Haman was totaal egoïstisch en vervuld van eigendunk, en daardoor leek het hem ondenkbaar dat de koning iemand anders zou willen eren dan hemzelf, en doordat hij niet in staat was te denken anders dan in begrippen van zijn eigen zelfverhoging, waren alle voorstellen die
hij kon bedenken erop gericht zelf voorgetrokken te worden. "Daarom zei Haman tegen de koning: Voor de man aan wie het de koning behaagt eer te bewijzen, "moet men het koninklijke gewaad brengen dat de koning gewoon is zelf te dragen, en het paard waarop de koning gewoon is zelf te rijden, en laat een koninklijke diadeem op zijn hoofd gezet worden. "En dan moet men dat gewaad en dat paard in handen geven van iemand uit de vorsten van de koning, de edelen. En dan moet men hem aan wie het de koning behaagt eer te bewijzen, hiermee kleden en hem op dat paard doen rijden over het plein van de stad, en voor hem uitroepen: Zo wordt gedaan met de man aan wie het de koning behaagt eer te bewijzen!" (6:7-9) Haman zag het al voor zich: door de straten van de stad geleid worden en trots het donderende applaus in ontvangst nemen van de opgewonden menigte, terwijl hij schitterend gekleed ging in het gewaad van de koning en met de koninklijke diadeem op zijn hoofd. Wat kon er immers logischer zijn dat dit; hij was de favoriet van de koning, toch? En de oogappel van de koningin, of niet? Nu hij zo'n overweldigende goedkeuring genoot, was het een makkie om gedaan te krijgen dat Mordechai aan de galg in de hof opgehangen werd. Haman kon zich niets mooiers voorstellen dan zijn aartsvijand te zien hangen als het heerlijke slotstuk van een dag van koninklijk eerbetoon. "Toen zei de koning tegen Haman: Haast u, neem het gewaad en het paard zoals u gesproken hebt, en doe zo met de Jood Mordechai, die in de poort van de koning zit. Laat geen woord vallen van alles wat u hebt gezegd." (6:10)
Wat had ik Hamans gezicht graag gezien, jij niet? Lijkbleek van woede en met de laatste druppel bloed weggetrokken uit zijn gelaat, paste Haman er wel voor op om zijn gevoelens te tonen. Hij ontplofte niet; daar was hij veel te geslepen voor. Het was wel duidelijk dat er iets met de koning gebeurd was, en ook al wist hij niet dat de koning Mordechai door het lezen van het gedenkboek weer in het vizier gekregen had, hij wist dat het hem zijn leven kon kosten als hij de koning in deze gemoedstoestand zou weerstaan. Het is gevaarlijk voor het vlees als je Christus opnieuw ontdekt door het lezen van het Boek! Dit was voor Haman een kwestie van zelfbehoud en hij was zelfs bereid Mordechai plichtmatig te eren, als dat de prijs was die hij moest betalen om te overleven. De koning had er geen bijbedoelingen bij toen hij Haman inschakelde in zijn verlangen om Mordechai te eren; hij kende gewoon de man zijn ware karakter niet. Om dezelfde reden heb ook jij misschien de energie van het vlees aangewend in je geheel oprechte verlangen om de Here Jezus in je leven te eren. Wat jij nu gaat ontdekken is wat de koning toen duidelijk werd, nl. dat het vlees, dat zijn oorsprong vindt in satan, ermee zal instemmen. Het is best bereid om aan elke vorm van christelijke activiteit mee te doen, ook al lijkt dit Christus te eren, als dat de enige manier is om te overleven. Het vlees zal in het kerkkoor zingen, zondagsschool doen, een vergadering van diakenen voorzitten, achter de preekstoel staan, een evangelisatiecampagne organiseren, naar de Bijbelschool gaan en vrijwilliger zijn op het zendingsveld, en duizend en één andere dingen (die allemaal op zich oké zijn), als het zijn nek maar niet in de strop hoeft te steken. Het is kenmerkend voor de geestelijk onvolwassenen dat zij niet kunnen onderscheiden tussen goed en
kwaad (Hebreeën 5:13, 14), en de onmondige in Christus (1 Korinthiërs 3:1) zal, nadat hij "in de geest begonnen" is, nog steeds proberen te "eindigen met het vlees" (Galaten 3:3). "Toen nam Haman dat kleed en dat paard en hij bekleedde Mordechai en deed hem rijden over het plein der stad en hij riep vóór hem uit: Zó wordt gedaan aan de man wie de koning eer wil bewijzen!" (6:11) Dus Haman deed wat hem bevolen was en voor zover de koning kon zien geheel tot zijn tevredenheid, want hij was zo enthousiast in zijn begeerte Mordechai te eren dat hij totaal niet doorhad hoe dubbelhartig Haman wel was. Wij moeten bijzonder veel geduld hebben met hen die zich door een gebrek aan begrip, maar uit oprechte liefde voor de Here Jezus, tevredenstellen met en soms zelfs heel enthousiast zijn over christelijke activiteiten, waarbij middelen en methodes gebruikt worden die, in de ogen van hen die meer onderscheid hebben, zwaar verontreinigd zijn door het vlees. Zij hebben eerder instructie nodig dan een berisping — want het zijn geestelijk nog baby's. "Daarna keerde Mordechai terug naar de poort van de koning, maar Haman haastte zich naar zijn huis, treurend en met het hoofd bedekt." (6:12) Tegenover zijn vrouw Zeres en zijn vrienden uitte Haman zijn klacht en vertelde hij zijn zielige verhaal over zijn bittere vernedering en hun reactie was nou niet bepaald wat je noemt opbeurend. "Het is met je gedaan!" zeiden ze. "Je bent verslagen!" Wanneer het tegenzit, heeft het vlees weinig vrienden en wanneer rampspoed zich aandient, is er weinig troost. "Als Mordechai, voor wie u begonnen bent te vallen, uit het geslacht van de Joden is, zult u tegen hem niets kunnen uitrichten, integendeel, u zult zeker voor hem ten val komen. Terwijl zij nog met hem spraken, kwamen de hovelingen van de koning er aan en zij haastten zich om Haman
naar de maaltijd te brengen die Esther had aangericht." (6:13, 14) Met de verontrustende voorspellingen over een op handen zijnde catastrofe nog op de lippen van Hamans vrienden, stuiten de hovelingen onverwachts op dit sombere tafereel en haasten zij zich om hem naar het banket te brengen dat Esther had voorbereid. De tijd begon te korten voor Haman! De tafel was gedekt en de weg was bereid. Aan de galg in de hof, vijfentwintig meter hoog, zwaaide een touw zachtjes heen en weer in de wind, en in Hamans hart was er een gevoel van ondergang. De ondergang van dubbelhartigheid!
Hoofdstuk 9 - Het Moment van de Waarheid
HET VLEES ZAL DREIGEN, TIEREN, PARADEREN, TIRANNISEREN, pruilen, samenzweren, kruipen, smeken of snikken — wat in de gegeven situatie ook nodig is in het belang van zijn eigen voortbestaan. In het slechte hart van Haman was er een verschrikkelijk voorgevoel toen hij naar het banket van de koning ging, want hij wist dat hij verslagen was. Als de koning de waarheid over Mordechai te weten was gekomen, dan zou het niet lang duren of hij zou ook achter de waarheid over Haman zelf komen. Het vlees kan het niet uitstaan ontmaskerd te worden voor wat het is en het zal wanhopig vechten om dat vreselijke moment van de waarheid te ontlopen — dat moment wanneer de Heilige Geest hem het masker met een ruk van zijn misselijke gezicht aftrekt. Ongetwijfeld had Haman zich voorgenomen zich keurig te gedragen op dit tweede banket, en hij zou nog meer dan anders proberen overtuigend over te komen; ofschoon het misschien de meeste dienaren wel opviel hoe ongewoon zenuwachtig hij was. Wanneer de Heilige Geest je begint te overtuigen, en getuigenis aflegt tegenover je menselijke geest dat de Here Jezus Christus Zijn rechtmatige plaats in je leven
ontzegd wordt, wordt de oude Adamsnatuur binnenin je prikkelbaar en zenuwachtig. Desondanks zal deze tegelijkertijd proberen de meest aannemelijke argumenten aan te voeren als rechtvaardiging van zijn eigen illegale activiteiten. Haman vermoedde dat hij geen genade kon verwachten van Mordechai, als de koning eenmaal het oor geleend had aan Mordechai en deze zijn vertrouwen gewonnen had, en het vlees weet dat het niet met bedrog een directe ontmoeting met de Heilige Geest kan ontlopen. Het kan alleen de woorden van Achab en Elia nazeggen — "Hebt u mij gevonden, mijn vijand?" En de Heilige Geest geeft ten antwoord, zoals Hij door Elia heen toen deed: "Ik heb u gevonden, omdat u uzelf verkocht hebt om te doen wat slecht is in de ogen van de HEERE." (1 Koningen 21:20) "De koning zei ook op de tweede dag bij het drinken van de wijn tegen Esther: Wat is uw vraag, koningin Esther? Het zal u gegeven worden. En wat is uw verzoek? Het zal ingewilligd worden, al was het ook de helft van het koninkrijk." (7:2) Dit moet voor Esther een spannend moment zijn geweest, want tot nu toe had haar onvoorwaardelijke betrokkenheid, ook al handelde zij in gehoorzaamheid aan Mordechai, haar nog niet rechtstreeks in botsing met Haman gebracht. Zij had het paleis met hem gedeeld, binnen dezelfde vier muren en onder hetzelfde dak geleefd en beleefdheden met hem uitgewisseld, maar van nu af aan zouden er geen compromissen meer zijn. Haman moest aan de schandpaal — en tegenover de koning bekend worden voor zijn ware aard zoals hij al bij haar ontmaskerd was. Het oordeel dat door Mordechai was uitgesproken moest in het bijzijn van de koning en vis-à-vis de vijand herhaald worden. Nu was er geen weg terug meer, omkeren was geen optie.
Haman hield de adem in en het koude zweet stond hem op het voorhoofd toen Esther de koning antwoord gaf: "Als ik genade in uw ogen heb gevonden, koning, en als het de koning goeddunkt, dat men mij dan op mijn vraag mijn leven zal geven, en op mijn verzoek het leven van mijn volk. Want wij zijn verkocht, ik en mijn volk, om te worden weggevaagd, gedood en omgebracht. Zouden wij als slaven en als slavinnen verkocht zijn, dan zou ik hebben gezwegen, hoewel ook dan de tegenstander de schade voor de koning zeker niet zou kunnen vergoeden." (7:3, 4) Niet alleen was de koning welwillend komen te staan tegenover Mordechai, maar Haman kwam er nu achter dat de koningin zelf volledig stond aan de kant van de aartsvijand en het volk wiens door God gegeven wetten zo strijdig waren met de wetten die hij had uitgevaardigd. Het was een kwestie van minuten eer de koning zou gaan beseffen, dat het mes van de moordenaar op het hart van het paleis was gericht en dat Esther, die hij liefhad, het slachtoffer zou worden van dat bevel dat op last van Haman uitgevaardigd was: " … alle Joden weg te vagen, te doden en om te brengen, van jong tot oud, met de kleine kinderen en de vrouwen, op één dag, … ." (3:13) Haman had de koning ervan overtuigd dat een dergelijk bevel diens eigen belang diende, terwijl het veeleer ontworpen was om Hamans boosaardige trots te bevredigen. Dan zou hij namelijk de stem van Mordechai het zwijgen kunnen opleggen en elke bedreiging wegnemen voor zijn eigen vermogen om zich de autoriteit van de koning toe te eigenen en te misbruiken. Dan kon hij het koninkrijk uitbuiten voor zijn eigen verdorven doeleinden. "Toen sprak koning Ahasveros en zei tegen koningin Esther: Wie is hij en waar is hij die zijn hart vervuld heeft om zo te handelen?
"Esther zei: De man, de tegenstander en vijand, is deze slechte Haman. Toen werd Haman door angst overvallen in de tegenwoordigheid van de koning en de koningin. "Woedend stond de koning op van het drinken van de wijn en ging naar de tuin van het paleis. Haman bleef staan om bij koningin Esther voor zijn leven te smeken, want hij zag dat bij de koning het onheil over hem ten volle besloten was." (7:5-7) De vijand was ontmaskerd en voor de koning lagen de kaarten nu open op tafel — hij moest kiezen tussen Haman en Esther. Dit was het moment van de waarheid — zoals dat het geval is voor elke menselijke ziel die de openbaring van de Heilige Geest, door de menselijke geest heen, gekregen heeft over de verdorvenheid van de zonde. Wat is het gemakkelijk vertrouwd te raken met de taal van de Bijbel zonder enige echte openbaring van de waarheid te ontvangen. God wil jou zover brengen dat je jezelf ontdekt, hoe bitter die ervaring ook is. Zo kan de schrikwekkende realiteit tot je ziel doordringen, om het in Paulus' woorden te zeggen: "Want wij weten dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde." (Romeinen 7:14) Dit is het thema van Romeinen 7. Het beschrijft de uitbuiting van de ziel van de mens door het geraffineerde principe van de zonde van binnen, en er bestaat geen duidelijkere illustratie hiervan dan die welke wij vinden in het Bijbelboek Esther, en wel in de rol die Haman speelt in het leven van de koning. "Want wat ik uitwerk, weet ik niet; want ik doe niet wat ik wens, maar waar ik een afkeer van heb, dat doe ik. … "Doch dan bewerk ik het niet meer, maar de zonde, die in mij woont.
"Want ik weet, dat in mij, dat wil zeggen in mijn vlees, geen goed woont. … "Indien ik nu datgene doe, wat ik niet wens, dan bewerk ík het niet meer, maar de zonde, die in mij woont. "Zo vind ik dan deze regel: als ik het goede wens te doen, is het kwade bij mij aanwezig; "want naar de inwendige mens verlustig ik mij in de wet Gods, "maar in mijn leden zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand en mij tot krijgsgevangene maakt van de wet der zonde, die in mijn leden is. "Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? "Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here!" (Romeinen 7:15, 17, 18, 20-25) Hier staat het conflict helder onder woorden gebracht. Er is het innerlijke getuigenis van de Heilige Geest tegenover jouw menselijke geest aangaande alles wat heilig en rechtvaardig en goed is, en elke zondige daad en houding is een overtreding van jouw morele geweten, dat aldus onderwezen is. Dit deel van jou zegt: "Indien ik nu wat ik niet wens, toch doe, stem ik toe, dat de wet goed is. … want naar de inwendige mens verlustig ik mij in de wet Gods … ." (Romeinen 7:16, 22) En het is dit deel van jou dat uitgebeeld wordt door Esther. Maar er is ook dat andere deel van jou dat wij uitgebeeld zien in Haman, en dat Paulus beschrijft als: " … de zonde, die in mij woont." (Romeinen 7:20) Het moment van de waarheid zal voor jou komen wanneer je, samen met Esther, ermee ophoudt beleefdheden uit te wisselen met het vlees, het recht in het gezicht
verstoot en het benoemt voor wat het is: verraderlijk, boosaardig en waardeloos — zonder ook maar enig onderdeel dat te redden valt en slechts geschikt voor de galg! Op dit dieptepunt van jouw christelijke leven besef je dat er geen compromis kan zijn met het vlees, en dat een vreedzaam samenleven met een principe dat satanisch vijandig staat tegenover Gods wet en tegenover de wederoprichting van Zijn soevereiniteit binnenin jouw ziel, nu de grenzen van het mogelijke verre te buiten gaat. Je beseft dan dat het nooit Gods voornemen is geweest het vlees te veredelen, opnieuw op te voeden of te temmen — laat staan het te kerstenen. Het is altijd Gods voornemen geweest dat het vlees, nadat het met Jezus Christus veroordeeld en gevonnist en gekruisigd was, in het graf begraven zou blijven en vervangen zou worden door het eigen opstandingsleven van de Here Jezus Christus Zelf. Hij moet de ring aan zijn vinger dragen en opnieuw jouw denken en je emoties en je wil onder Zijn hoede nemen, en Zichzelf door jouw persoonlijkheid heen tot uiting brengen. Paulus heeft dit helder beschreven in zijn zorg om de christenen te Efeze, toen hij schreef: "Om die reden buig ik mijn knieën voor de Vader, … "opdat Hij u geve, naar de rijkdom zijner heerlijkheid, met kracht gesterkt te worden door zijn Geest in de inwendige mens, "opdat Christus door het geloof in uw harten woning make. … ." (Efeziërs 3:14, 16, 17) Ook hier stelt Esther de "inwendige mens" voor: d.w.z. de menselijke geest, die gesterkt en bemoedigd wordt door de Heilige Geest, uitgebeeld door Mordechai, en "uw harten" worden uitgebeeld door koning Ahasveros in zijn paleis: de menselijke ziel.
"En de koning stond vol gramschap op van het wijndrinken en begaf zich in de tuin van het paleis; maar Haman bleef staan om van koningin Esther het behoud van zijn leven af te smeken, want hij zag, dat het onheil over hem bij de koning vast besloten was. "Toen de koning terugkeerde uit de tuin van het paleis in de zaal, waar men de wijn dronk, was Haman neergevallen op het rustbed, waarop Esther lag. Toen zeide de koning: Ook nog de koningin bij mij in het paleis geweld aandoen? Zodra dit woord uit de mond des konings was uitgegaan, omwond men het gelaat van Haman." (7:7, 8) Haman zag nu in hoe diep Mordechais invloed in het paleis was doorgedrongen, en de arrogantie van deze moordenaar in de dop werd veranderd in het pruilerige, sentimentele gesmeek van een bange lafaard. Haman de Agagiet deed zijn afkomst eer aan, zoals ook het vlees — voor hen die geestelijk onderscheid hebben — altijd het stempel draagt van haar satanische stamboom. De geschiedenis herhaalde zich, meer niet, want je herinnert je nog wel dat, nadat koning Saul gevallen was voor de beminnelijke smeekbedes en de bedrieglijke charme van Agag, de koning van de Amalekieten, en God hem verworpen had omdat hij het woord van de Heer verworpen had, Samuël ten tonele verscheen. Hij kondigde het doodvonnis over Agag aan, waar God hem toe veroordeeld had, en dat Saul hem had willen besparen. "Breng Agag, de koning van Amalek, bij mij." riep Samuël. "Welgemoed ging Agag naar hem toe, want hij zeide: Voorwaar, de bitterheid van de dood is geweken." (1 Samuël 15:32) Op zijn eigen overtuigend misleidende wijze probeerde de Amalekiet Agag zich met bluf eruit te redden, alsof het oneerlijk van God zou zijn om net zo genadeloos te zijn voor hem als hij zelf geweest was voor anderen. "Maar Samuël zeide: Zoals uw zwaard vrouwen kinderloos maakte, zo zal onder de
vrouwen uw moeder kinderloos worden. Daarop hieuw Samuël Agag aan stukken voor het aangezicht des HEREN te Gilgal." (1 Samuël 15:33) Wat kan de pocherige air van het vlees op de dag van zijn dominantie snel verlaagd worden tot de snikkende schreeuw van zelfmedelijden, wanneer het moment van de waarheid eenmaal daar is. Pas op voor die geraffineerdheid en treur nooit om jezelf — treur alleen om je zonde! Als je trots gekrenkt is en je het gevoel hebt dat je verkeerd beoordeeld bent, als je overgevoelig wordt en begint te pruilen, dan kun je er heel zeker van zijn dat het alleen maar Haman is die door het stof kruipt, en snikt om de genade die hij niet verdient. Haman is alleen geschikt voor de galg! "En Charbona, een der bij de koning dienstdoende hovelingen, zeide: Bovendien – zie, de paal welke Haman gemaakt heeft voor Mordechai, die in het belang des konings gesproken heeft, staat bij het huis van Haman, vijftig el hoog. Toen zeide de koning: Spietst hem daarop. "En men spietste Haman op de paal die hij voor Mordechai had opgericht. Toen bedaarde de gramschap van de koning." (7:9, 10) Dit beeld slaat ons met stomheid! Haman hangt aan zijn eigen galg — de galg die hij opgericht had voor Mordechai. Negentienhonderd jaar geleden was het een Romeinse galg, en over degenen die Hem daaraan ophingen, zei de Here Jezus: "U bent uit uw vader de duivel, en wilt de begeerten van uw vader doen; die was een mensenmoordenaar van het begin af, en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid." (Johannes 8:44) Wat moet satan genoten hebben van het idee Gods Zoon aan een kruis te hangen! Wat was het
complot zorgvuldig gesmeed, toen satan het hart van Judas Iscariot binnenkwam en hem ertoe overhaalde op die vreselijke nacht de duisternis op te zoeken en zijn Heer voor dertig zilverstukken te verraden. Met dezelfde opgetogen vreugde moet satan de menigte hebben aangevuurd, toen men Hem aanstaarde en riep: "Anderen heeft Hij gered, Zichzelf kan Hij niet redden." (Mattheüs 27:42) Dit zou zijn moment van triomf worden — maar er was één ding dat hij niet wist! Er waren aan het kruis andere kaarten te schudden dan satan ooit had kunnen vermoeden. Dit was niet slechts het doodvonnis over een Man die door Zijn medemensen gevonnist werd — een spectaculaire openbare terechtstelling, of de ontijdige dood van een nobele martelaar, die het noodlot in de armen liep omdat Hij vóór Zijn tijd en generatie leefde. Hij stierf zoals mensen moeten sterven, wier bloed vergoten wordt. Het was niet de Zoon, maar satan zelf die de fatale slag van Gods meedogenloze toorn incasseerde, toen de Verlosser voor elk mens de dood smaakte. "Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen, … ." (Hebreeën 2:14) "Want wat voor de wet onmogelijk was, krachteloos als zij was door het vlees, dat heeft God gedaan: Hij heeft Zijn eigen Zoon gezonden in een gedaante gelijk aan het zondige vlees en dat omwille van de zonde, en de zonde veroordeeld in het vlees, … ." (Romeinen 8:3) Toen de Here Jezus voor jou stierf, betaalde Hij niet alleen voor jouw verlossing, maar met Hem werd die oude zondige natuur geïdentificeerd en aan het kruis genageld, die zo lang jouw ziel overheerst en al je hoop verijdeld heeft. God wil dat je dit weet; want "Dit weten wij toch, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde tenietgedaan zou
worden en wij niet meer als slaaf de zonde zouden dienen." (Romeinen 6:6) Dit is de waarheid die in de taal van het Bijbelboek Esther duidelijk gemaakt wordt, wanneer Haman opgehangen wordt aan de galg die hij voor Mordechai opgericht had. Niet langer mocht Haman de uitvoerende regeringsmacht uitoefenen en de autoriteit van de koning misbruiken. Niet langer zou hij, door de uitoefening van zijn kwaadaardige en slechte invloed op het gedrag van dit volk tot in de verste uithoek van het land, het koninkrijk in diskrediet brengen. Het koninkrijk, dat het menselijk lichaam uitbeeldt, zou niet meer het instrument zijn van zijn verdorven daden, maar door zijn dood zou het zijn werkzaamheid en activiteit voor het kwaad verliezen. Toen Haman aan de paal hing, werd de weg bereid voor die radicale verandering van bestuur die zo'n grote verandering in het gedrag zou brengen, opdat er van het ene einde van het land tot het andere bekend zou worden, dat er iets geweldigs in het paleis van de koning was gebeurd. De verkeerde man was eruit gezet — en de goede zat binnen!
Hoofdstuk 10 - Verheug Je en Wees Blij.
JUIST OP DE DAG DAT HAMAN OPGEHANGEN WERD, kwam Mordechai bij de koning, want "Esther had verteld in welke relatie hij tot haar stond." (8:1) Esther legde aan koning Ahasveros uit dat zij door adoptie aan Mordechai toebehoorde, die was opgetreden om het leven van de koning van de hand van de moordenaar te redden; en dat als de koning met Esther geïdentificeerd wilde worden, hij onvermijdelijk ook geïdentificeerd moest worden met Mordechai, wilde er een goede verstandhouding zijn in zijn relatie met de koningin. In het licht van alles wat hem nu gebleken was en met een diep gevoel van dankbaarheid, niet alleen om het behoud van zijn eigen leven maar ook voor zijn verlossing van de geraffineerde, destructieve invloed van de vijand binnenin het paleis, "schonk koning Ahasveros diezelfde dag nog de bezittingen van Haman, de vijand van de Joden, aan koningin Esther. … En de koning deed de zegelring af die hij Haman had afgenomen en gaf die aan Mordechai." (8:1, 2) Het zal je opvallen dat de koning twee dingen deed. Hij schoof de ring aan Mordechais vinger, maar hij vertrouwde Hamans bezittingen toe aan Esther. Op die manier zou, ofschoon Mordechai door de koning
bekleed werd met alle autoriteit die ooit aan Haman toebehoorde, het gezag toch uitgeoefend worden volgens koningin Esthers betere inzichten, tenminste dat was hoe Ahasveros het zag. Van haar kant gaf Esther meteen aan dat zij wist wie de betere inzichten had; niet zijzelf maar Mordechai, die zij als beheerder aanstelde over Hamans huis. (8:2) Zo stelde de koning zijn wil gelijk aan die van Esther, en Esther onderwierp haar wil aan die van Mordechai, en ik weet zeker dat jou direct duidelijk is wat de geestelijke betekenis is van deze nieuwe situatie in het paleis. Wanneer de ziel, die bestaat uit het denken, de emoties en de wil (koning Ahasveros, dus), volledig in harmonie is met de verlangens die door de Heilige Geest (Mordechai) binnenin de overgegeven menselijke geest (Esther) in het leven geroepen worden, dan is dat wat de Bijbel beschrijft als de "volheid van de Heilige Geest." Laat mij nu even een kleine herhaling doen en elk stadium nog eens overlopen, zodat wij het totaalplaatje in zijn volle betekenis begrijpen. DE HEILIGE GEEST WEERSTAAN Dit was het eerste beeld, beschreven met de situatie van hoofdstuk drie. Mordechai zat buiten het paleis in de poort van de koning, terwijl Haman binnen het paleis een complot beraamde om Mordechai uit de weg te ruimen, en wel uit angst dat deze Mordechai, die weigerde voor hem te buigen, toegang zou krijgen tot de koning en een verandering van bewind teweeg zou brengen, waardoor de wetten die Haman zo haatte in het land geïntroduceerd zouden introduceren. DE HEILIGE GEEST ONTVANGEN Ofschoon Haman er een fervente tegenstander van was, zoals de Heilige Geest altijd door het vlees tegengewerkt, gehaat en weerstaan zal worden, sprak hoofdstuk twee tot ons over de Heilige Geest, die in de
menselijke geest binnenkwam, zoals Mordechai het leven van Esther binnenkwam. Het geschiedde op basis van adoptie, net zoals jij en ik "de Geest van de aanneming tot kinderen" moeten ontvangen, willen wij wederomgeboren worden in het gezin van Gods vergeven zondaars: "De Geest Zelf getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn." (Romeinen 8:15, 16) DE HEILIGE GEEST BEDROEFD Aan het begin van hoofdstuk vier zat Mordechai in zak en as gekleed en riep met luid en bitter geween. Dit beeld riep bij ons de levendige illustratie op van wat er gebeurt wanneer de Geest van God verdriet aangedaan wordt. Mordechai was Esthers leven binnengekomen en zij " … deed overeenkomstig het bevel van Mordechai, evenals toen zij bij hem opgevoed werd," (2:20) maar Mordechai was nog niet het leven van de koning binnengekomen. Haman was nog steeds dominant aanwezig en deed nog steeds zijn slechte invloed in heel het koninkrijk gelden. Hier zien wij het beeld van de christen die in de nederlaag leeft, die door Paulus in zijn brief aan de Romeinen beschreven wordt: "Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?" (Romeinen 7:24, 25) DE HEILIGE GEEST GEDOOFD Dit was het volgende beeld dat geschetst werd, wanneer hoofdstuk vier het verhaal voortzet. Esther wilde Mordechais instructies liever niet gehoorzamen en deinsde ervoor terug ongenood bij de koning te verschijnen en zo in het belang van haar volk haar leven op het spel te zetten, opdat Abrahams zaad niet zou omkomen. Hoewel Hamans verdorvenheid haar volledig duidelijk was gemaakt, was het Mordechai
onmogelijk de verantwoordelijkheid op zich te nemen om deze vijand naar de dood te verwijzen, totdat Esther bereid was te sterven voor haar eigen vermogen om Haman aan de galg te brengen. DE HEILIGE GEEST GEHOORZAAMD Toen het zijn climax en tevens afsluiting naderde, bracht het laatste gedeelte van hoofdstuk vier naar voren wat waar discipelschap inhoudt. Op de derde ochtend trad Esther, zo goed als dood, binnen in de koninklijke tegenwoordigheid, en de koning reikte haar zijn gouden scepter aan. Toen zij haar leven verloor, vond zij het terug met als gevolg dat zij voor eeuwig met Gods voornemen, Gods macht en Gods volk in verband gebracht werd. Zo werd het veld ontruimd voor de gebeurtenissen van hoofdstuk 5, 6 en 7, die de koning tot inzicht zouden brengen — en Haman aan de galg gingen brengen! DE VOLHEID VAN DE HEILIGE GEEST Nu de vijand afgezet was en Mordechai met de ring van de koning aan de vinger diens bezit beheerde en de koning en koningin eensgezind Mordechai vereerden met alle uitvoerende regeringsmacht, was de weg bereid voor een nieuw en roemrijk regime. Wanneer dat regime geestelijk in jouw ziel gevestigd is, houdt het in dat de Here Jezus niet alleen door Zijn Heilige Geest binnenin jouw menselijke geest leeft, maar dat Hij nu jouw denken, emoties en wil beheerst. Met alles wat jij doet en zegt en bent, brengt Hij Zijn leven en Zijn gelijkenis tot uitdrukking door jou heen. Mensen in jouw omgeving worden zich bewust van het feit dat jij, ook al begrijp jij het zelf niet, door "de grote zeer kostbare beloften" deel hebt gekregen "aan de goddelijke natuur" (2 Petrus 1:4) In dit stadium van het verhaal is het belangrijk te bedenken dat Mordechai, ofschoon hij welkom en op
zijn gemak is binnenin het paleis, nog steeds met koningin Esther als tussenpersoon met de koning communiceert. "Opnieuw wendde Esther zich tot de koning. Huilend viel ze aan zijn voeten en smeekte hem het verderfelijke plan te verijdelen … . " … laat er dan een schrijven uitgaan dat de brieven herroept die geschreven zijn door Haman, de zoon van Hammedata, de nakomeling van Agag, waarin zijn plan staat om in alle provincies van het rijk de Joden uit te roeien." (8:3, 5) Dit brengt een heel interessant punt naar voren. In hoofdstuk 5 hebben wij al de tweeslachtigheid van het menselijke geweten besproken — het morele geweten van de menselijke geest en het zinnelijke geweten dat zich in de menselijke ziel bevindt. Net zo lijkt er een tweeslachtigheid in de uitoefening van de menselijke wil te bestaan. Wanneer je je zinnelijke wil uitoefent, maak je een keuze overeenkomstig je zintuigen, die geregeerd worden door je zinnelijke geweten. Maar wanneer je je morele wil uitoefent, maak je een morele keuze, die geregeerd wordt door je morele geweten. Met je zinnelijke wil doe je natuurlijk veel dingen die totaal geen morele betekenis hebben, ook al wordt je gedrag misschien nog steeds bestuurd door je zinnelijke geweten; want jouw zinnelijke geweten beslist al naar gelang de gevolgen wat goed of verkeerd is. Wanneer bijvoorbeeld een brandend blok hout uit de haard valt, besluit je dat niet op te rapen met je blote handen, omdat dat verkeerd zou zijn gezien de gevolgen die het heeft — je zou je verbranden! Maar bij dit besluit is geen enkele morele kwestie in het spel. Het is een zinnelijke keuze die elk zinnig mens zou maken, wanneer hij voor een soortgelijke situatie staat.
Jij wandelt door de uitoefening van je zinnelijke wil zoals een hond zou wandelen — behalve dat jij maar twee onderdanen hebt om het mee te doen! Je gaat fysiek zitten zoals een hond dat doet, en je stapt fysiek in een auto zoals een hond in een auto stapt. De wil die jij inschakelt om je lichaam tot actie te brengen om deze dingen te doen, is er niet moreel bij betrokken. De morele factor kan er echter wel bij komen kijken als je gaat zitten, terwijl het werk waar je voor betaald wordt van je eist dat je opstaat. Bovendien, ook al is er geen morele keuze betrokken bij de fysieke daad van het wandelen, toch kan er een morele keuze bij komen kijken als het gaat om de richting waarin je gekozen hebt om te wandelen en het gezelschap waar dit je naartoe brengt. In een auto stappen, de motor starten en de weg oprijden vergt niet meer dan een aantal fysieke handelingen waar je morele geweten en je morele wil totaal niet bij betrokken worden, totdat je bij de hoofdweg komt. Daar moet je besluiten of je rechts- of linksaf slaat. Rechtsaf ga je naar de club waar je je als alcoholist altijd bezatte; linksaf brengt het je naar je huis waar je vrouw en kinderen op je zitten te wachten. Al ben je wederomgeboren, het zondeprincipe dat nog steeds werkzaam is binnenin je, zal proberen je zinnelijke wil te overheersen, zodat je de besluiten neemt die het vlees in staat stellen je lichaam te gebruiken om zijn vleselijke lusten na te jagen en te bevredigen. Tegelijkertijd zal het proberen je morele geweten het zwijgen op te leggen en je zinnelijke geweten ervan te overtuigen dat je het zonder onprettige gevolgen ongestraft kunt doen. Tegelijkertijd zal je morele geweten, dat door de Heilige Geest binnenin je menselijke geest tot leven gebracht is en geschraagd wordt, zijn morele wil aanwenden om je zinnelijke geweten te smeken "wat verkeerd is weg te doen," en het zal ongeveer het volgende zeggen: " …
stelt uw leden niet langer als wapenen der ongerechtigheid ten dienste van de zonde, maar stelt u ten dienste van God, als mensen, die dood zijn geweest, maar thans leven, en stelt uw leden als wapenen der gerechtigheid ten dienste van God." (Romeinen 6:13) Als het vlees je morele geweten met succes het zwijgen heeft opgelegd en zijn invloed uitoefent over je zinnelijke wil, sla je rechtsaf bij de hoofdweg en eindig je bij de club — moreel als verliezer. Maar als de Heilige Geest jouw morele wil in staat stelt controle uit te oefenen over je zinnelijke wil, zul je linksaf slaan en tot grote vreugde van je vrouw en kinderen, en tot de onuitsprekelijke vreugde van je eigen ziel, thuiskomen — moreel als overwinnaar. "Maar dat is het hem nu juist," zeg je, "precies daar wanneer ik de hoofdweg oprijd en een keuze moet maken — dat is waar de problemen beginnen! Dat is waar ik telkens weer de nederlaag lijd! Hoe krijg ik mijn zinnelijke wil in harmonie met mijn morele wil? Hoe krijg ik in mijn ervaring de ring aan de juiste vinger?" Het antwoord ligt in jouw houding ten aanzien van de Here Jezus Christus, in wiens Leven jij deelt. Toen Esther nogmaals naar de koning ging en hem onder tranen smeekte om het plan te verijdelen en de brieven te herroepen, deed zij dat met een instelling van totaal vertrouwen in Mordechai. Zij was er zeker van dat, zoals Haman door haar gehoorzaamheid aan Mordechai aan de galg gebracht was, zo ook nu haar volgehouden gehoorzaamheid aan Mordechai deze ertoe zou bewegen om zijn vriendelijke invloed op de koning zijn denken te doen gelden en op de beslissingen die in het paleis genomen werden. Zoals zij ooit gestorven was aan haar eigen vermogen om Haman op te hangen, zo ging zij voort met te sterven aan haar eigen vermogen om het karakter van de koning te veranderen, want ook bij deze gelegenheid
kwam zij ongenood bij de koning in zijn tegenwoordigheid binnen, en nogmaals " … reikte de koning Esther de gouden scepter toe." (8:4) Zij leefde nog steeds in de kracht van de derde ochtend. OPSTANDINGSLEVEN! Dat moet ook jouw houding zijn tegenover de Here Jezus Christus. Bij elk conflict tussen jouw morele wil en het vlees, aangaande hoe jouw zinnelijke wil uitgeoefend zal worden bij het bepalen van de dingen die je denkt en zegt en doet, zeg je tegen Hem: "Here Jezus, dank U voor Uw Heilige Geest aan Wie ik mijn menselijke geest overgeef, en door Wiens genadige aanwezigheid ik deel in Uw leven en in Uw overwinning. Ik weet dat ik niet opgewassen ben tegen het zondeprincipe dat binnenin mij is, en ook het vlees niet naar de plaats des doods kan brengen, maar ik dank U dat U het wel kunt en gedaan heeft, toen U aan het kruis stierf en ik met U stierf. Dank U voor Uw Heilige Geest, Die dit als Enige in mijn ervaring waar kan maken, en dat Hij díe daden van mijn vlees kan doden die hun oorsprong vinden in satan. Ik ben ertoe bereid mijn ziel in bezit te laten nemen door U, mijn denken onder controle te laten nemen, mijn emoties te laten beteugelen en mijn wil richting te laten geven, opdat elk besluit dat ik in mijn ziel neem in volmaakte harmonie zal zijn met mijn geest; en mijn geest in perfecte harmonie met U; opdat mijn hele wezen Uw lof kan verkondigen. Here Jezus, ik kan het niet — maar U wel! Hartelijk dank daarvoor!" Als jij bereid bent de tegenwoordigheid van Christus op deze manier in praktijk te brengen, en door Zijn Heilige Geest op Hem rekent, niet alleen om het vlees in de plaats des doods te houden maar ook om Zijn goddelijke soevereiniteit binnen het gebied van je ziel te vestigen, dan zul je die heerlijke metamorfose van je karakter beleven die jou steeds meer gelijkvormig zal maken aan het beeld van Gods dierbare Zoon. Het zal een transformatie zijn die gekenmerkt wordt door alles
wat in het hele land gebeurd is, toen Mordechai eenmaal de ereplaats in het paleis kreeg. "Toen zei koning Ahasveros tegen koningin Esther en tegen de Jood Mordechai: Zie, het huis van Haman heb ik aan Esther gegeven, en hem heeft men aan de galg gehangen, omdat hij zijn hand aan de Joden geslagen had. "Wat u nu goeddunkt ten opzichte der Joden, schrijft dat in de naam des konings en verzegelt het met de zegelring des konings; want een geschrift dat in de naam des konings geschreven is en met de zegelring des konings verzegeld is, kan niet herroepen worden. "De schrijvers van de koning werden in diezelfde tijd geroepen, in de derde maand, de maand Sivan, op de drieëntwintigste van die maand. Er werd geschreven overeenkomstig alles wat Mordechai gebood, aan de Joden, aan de stadhouders, de landvoogden en vorsten van de gewesten, van India tot Cusj, honderdzevenentwintig gewesten; elk gewest in zijn eigen schrift en elk volk in zijn eigen taal, ook aan de Joden in hun eigen schrift en hun eigen taal. "Men schreef in naam van koning Ahasveros en verzegelde het met de zegelring van de koning. … ." (8:7-10) Zo werd de nieuwe verordening gepubliceerd; het geschiedde in naam van de koning, maar niet meer volgens wat Haman gedicteerd had — nu was het wat Mordechai verordonneerde — "Want Mordechai stond in hoog aanzien in het huis van de koning, en zijn roem verbreidde zich door alle gewesten, want deze man, Mordechai, kreeg gaandeweg meer aanzien." (9:4) In de koninklijke stad Susan, in al de koning zijn gewesten (9:16), in de dorpen en in de niet-ommuurde steden (9:19), liet alles wat in het paleis gebeurd was, diepe en blijvende sporen na. Geen enkel onderdeel
van de gemeenschap bleef onberoerd door de verandering en ieder wist dat er iets heerlijks met de koning gebeurd moest zijn. Toen Mordechai Gods wetten in het paleis instelde, kreeg Gods volk aan wie deze wetten toevertrouwd waren, rust van al haar vijanden (9:16). Verdriet veranderde in vreugde, en rouw in een feestdag, terwijl angst plaatsmaakte voor gemeenschap, toen zij elkaar geschenken stuurden en giften gaven aan de armen (9:22). Elke nieuwe instructie die Mordechai aan alle Joden in de honderdzevenentwintig gewesten van het koninkrijk van koning Ahasveros stuurde, bracht woorden van vrede en waarheid (9:30). Het is daarom geen wonder dat dit dagen zouden worden, die nooit in de geschiedenis van dit volk vergeten zouden worden. Toen de samenzwering om de Joden uit te roeien in het verdorven hart van Haman gesmeed was — een complot dat zijn oorsprong vond in satans haat jegens het Beloofde Zaad van de getrouwe Abraham, Jezus Christus — had Haman het lot geworpen volgens een eeuwenoude traditie die Pur heette, zodat hij een geluksdag zou uitkiezen waarop hij zijn snode plannen kon uitvoeren. De dag die op die wijze gekozen werd, was de dertiende dag van de maand Adar, en op die dag moesten alle Joden, zowel jong als oud, kleine kinderen en vrouwen inbegrepen, sterven. (3:7, 9:24) In plaats van op de dertiende dag van de maand Adar om te komen, vierden de Joden op de veertiende dag van die maand met onuitsprekelijke vreugde dat zij op wonderbaarlijke wijze verlost waren. Hoewel zij ter dood veroordeeld waren, vierden zij dat zij uit de dood opstonden, en het goddeloze instrument van Haman, dat deze tegen de Joden opgericht had, werd zijn eigen dood: hij en zijn zonen werden opgehangen (9:25).
Jaren later werd satans instrument tegen hemzelf gebruikt, toen de Here Jezus door de dood aan het kruis hem teniet deed die de macht over de dood had, en hem aan zijn eigen galg ophing. (Hebreeën 2:14, 15) Dus jaar na jaar viert het Joodse volk nog steeds het Purimfeest, dat genoemd is naar Pur (toen Haman het lot wierp), om hun grote en genadige verlossing te vieren. Er gebeurde nog iets opmerkelijks, want "velen uit de volken van het land werden Jood, omdat angst voor de Joden op hen was gevallen." (8:17) Men wist heel goed welk lot dit volk boven het hoofd had gehangen. Menselijk gesproken was hun situatie hopeloos — en toch waren zij uit de klauwen van de dood bevrijd en hun vijanden delfden het onderspit. De mensen begonnen bij zichzelf te zeggen — "Als dit is wat het betekent om tot het volk van God gerekend te worden, dan wil ik Jood worden. Ik wil die God kennen die Zijn volk kan redden van een zeker dood, hun vijanden kan verslaan, en ze vreugde en vrede en rust kan geven." Er is niets zo aanstekelijk als een mens die daadwerkelijk vol is van de Heilige Geest! Ware heiligheid verkondigt altijd het evangelie. Het maakt dat de zondaar hartgrondig gruwt van zijn zonde en doet hem hongeren en dorsten naar gerechtigheid, totdat hij vanuit de diepte van zijn ziel uitroept — "Heren, wat moeten wij doen om gered te worden?" (Handelingen 16:30) Is dit het effect dat jouw leven heeft op je naasten, je collega's, je medestudenten en je eigen kinderen? "Mordechai ging bij de koning weg in een blauwpurperen en wit koninklijk gewaad, met een grote gouden kroon en een mantel van fijn linnen en
roodpurper. En de stad Susan juichte en was blij." (8:15) Wat was alles anders geworden. Het leek wel of de zon helderder scheen en elk wolkje aan de hemel hen toelachte; de vogels zongen uitbundiger en elke bloem verspreidde een nieuwe geur. Er was een tijd geweest toen de koning en Haman gingen zitten pimpelen — Haman was de komende man, en "de stad Susan was verward." Nu Haman aan de galg hing en Mordechai in het paleis zat, veranderde de "Verwarde Stad" in de "Vreugdevolle Stad." De Psalmist kende dit wel, dat weet ik zeker, toen hij door de Heilige Geest geïnspireerd werd om Psalm 46 op te schrijven: "God is ons een toevlucht en vesting; Hij is in hoge mate een hulp gebleken in benauwdheden. "Daarom zullen wij niet bevreesd zijn, … . "De beekjes van de rivier verblijden de stad van God, het heiligdom, de woningen van de Allerhoogste. "God is in haar midden, zij zal niet wankelen; God zal haar helpen bij het aanbreken van de morgen. "Geef het op en weet dat Ik God ben … ." (Psalm 46:2, 3, 5, 6, 11) Deze rivier heeft haar bron in de troon van God en van het Lam (Openbaring 22:1). Het is het leven van God in de ziel van de mens — en de belofte is voor u en voor uw kinderen! "Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. (En dit zei Hij over de Geest, Die zij die in Hem geloven, ontvangen zouden; want de Heilige Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.)" (Johannes 7:38, 39)
Geef God de kans je door Zijn Geest zo in de innerlijke mens te sterken dat de Here Jezus in jouw hart verheerlijkt wordt zoals Hij in de hemel verheerlijkt wordt — dan zal de rivier stromen en het zal de stad van God blij maken. " … en spreekt onder elkander in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en zingt en jubelt de Here van harte, "dankt te allen tijde in de naam van onze Here Jezus Christus God, de Vader, voor alles … ." (Efeziërs 5:19, 20) Dan zul je het volle recht hebben je te verheugen en blij te zijn!
Hoofdstuk 11 - Het Voorrecht Jou te Zijn
BREEK NOOIT JE HART DOOR TE PROBEREN IEMAND ANDERS TE ZIJN! Op de eerste plaats, jij zult nooit iemand anders worden! Jij zult altijd jij zijn, en niemand anders. Degene die 's morgens opstaat is dezelfde als die welke de avond ervoor naar bed gegaan is; dus je kunt je er maar beter mee verzoenen dat jij de persoon bent waar jij de rest van je leven mee zult doorbrengen. Op de tweede plaats, God wil het zo! Hij is nooit van plan gewest dat je iemand anders zou zijn — maar wat Hij graag wil, is dat je leert de persoon te zijn die Hij bedoeld heeft. Als je de koning Ahasveros van het begin van het verhaal vergelijkt met die van het einde, ken je hem niet terug. Maar bedenk dat het dezelfde persoon is — hetzelfde denken, dezelfde emoties en dezelfde wil. Was Ahasveros ermee doorgegaan de invloed van Haman in zijn leven te tolereren en zichzelf met Hamans verdorven gewoontes te identificeren, dan was hij verantwoordelijk geworden voor een van de wreedste bloedbaden in de menselijke geschiedenis. Zijn naam was voor altijd geassocieerd met schande en
vernedering. Maar onder de invloed van Mordechai en nu hij geïdentificeerd was met diens genadige wegen, verdiende de koning de eer en het respect van een gelukkig en welvarend volk. Als anderen zich verbaasden over de omwenteling, was er misschien niemand zo verwonderd als de koning zelf! Ahasveros had het verschil geleerd tussen de man die Haman van hem kon maken — de "oude mens" — en de man die Mordechai van hem kon maken — de "nieuwe mens." Er was een totaal nieuwe bewindvoering gekomen! Dit helpt ons misschien te begrijpen wat de Here Jezus Christus bedoelde toen Hij op een keer tegen Zijn discipelen in een uitspraak, die in alle opzichten een tegenstrijdigheid leek te zijn, zei: "Als iemand achter Mij aan wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen." (Mattheüs 16:24). Uit deze verklaring volgt heel duidelijk dat er een eigen ik is, dat verloochend moet worden, d.w.z. EEN EIGEN IK DAT AFGEWEZEN MOET WORDEN Maar bij een andere gelegenheid, toen een wetgeleerde opstond en Hem verzocht met de woorden: "Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?" en deze op Jezus' vraag antwoordde met een citaat uit het zesde hoofdstuk van het Bijbelboek Deuteronomium: "Gij zult de Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht en met geheel uw verstand, en uw naaste als uzelf," (Lukas 10:25-27) was Jezus het met hem eens. Als je je naaste moet liefhebben als jezelf, dan moet je eerst van jezelf houden; anders zou, uitgaande van dit principe, liefde voor je naaste inhoudsloos zijn. Daarom blijkt uit het antwoord van de Here Jezus aan degenen die Hem ondervroegen, dat er een legitieme plaats is voor eigenliefde, en dat er behalve een eigen ik dat afgewezen moet worden, ook
EEN EIGEN IK DAT GERESPECTEERD WORDT moet zijn. Maar hoe moet dan zelfrespect gecombineerd worden met afwijzing van het eigen ik? Kunnen zij naast elkaar bestaan? Het antwoord op dit dilemma wordt duidelijk geïllustreerd in de persoon van koning Ahasveros. Hij moest afwijzend staan tegenover het soort man dat Haman van hem maakte, maar hij had tegelijkertijd het recht het soort man dat Mordechai van hem maakte, te respecteren. Net zo is het eigen ik dat jij moet afwijzen, datgene wat het vlees van jou maakt wanneer het vlees de ziel overheerst — en daarbij je persoonlijkheid mishandelt en misbruikt. Maar het eigen ik waar je het recht toe hebt om het te respecteren, is het ik dat Christus van jou maakt — door je met Zijn Heilige Geest te vervullen en daarbij je persoonlijkheid beter te doen uitkomen en er zich van te bedienen. "Ik {het ik dat de zonde van mij maakt} ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; en voor zover ik nu in het vlees leef, leef ik {het ik dat Christus van mij maakt} door het geloof in de Zoon van God, Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven." (Galaten 2:20) Dit is de jij die God wil dat je wordt, want dit is de jij die God bedoeld heeft. Er is wel degelijk een gewettigde plaats voor gezond zelfrespect in jouw leven als christen, maar het is wel het zelfrespect dat je haalt uit jouw persoonlijke relatie met Jezus Christus. Op basis hiervan kun je leren de akeligste onder je naasten lief te hebben, omdat je weet dat, als er ook maar iets aan jezelf is dat jij kunt liefhebben en respecteren, dan is dat alleen maar om wat Christus van jou gemaakt heeft. Dus al ligt je naaste dronken in de goot, je kunt van hem houden. Niet om de man die de zonde van hem gemaakt heeft, maar om de man die
jij weet dat Christus van hem maken kan, als Hij het heft eenmaal in handen genomen heeft — want wat Hij van jou gemaakt heeft, kan Hij ook van hem maken! Je verliest je eigen persoonlijkheid niet wanneer je door geloof met Christus je plaats inneemt in de dood. In tegendeel, er vindt een transformatie plaats binnenin je persoonlijkheid. Je valt eenvoudig onder een nieuw bewind, waardoor "als iemand in Christus is, hij een nieuwe schepping is: het oude is voorbijgegaan, zie, alles is nieuw geworden. En dit alles is uit God, Die ons met Zichzelf verzoend heeft door Jezus Christus, … ." (2 Korinthiërs 5:17, 18) Het nieuwe dat begonnen is, is natuurlijk het leven van de Here Jezus, en jouw persoonlijkheid wordt Zijn middel om Zich te uiten. Hij is het Die als God door jou heen werkt: "want God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt." (Filippenzen 2:13) Als jij bereid bent om de Here Jezus Christus werkelijk zo de zaken over te laten nemen, zul je niet iemand anders willen zijn! Je zult het veel te spannend vinden om te ontdekken wat Hij wil dat je bent! Het had geen zin dat Jacob probeerde de beloften te beërven, omdat die Jacob de man was die het vlees van hem maakte; God had de erfenis voorbereid voor Israël — de man die alleen God van Jacob kon maken. Het had geen zin dat Simon probeerde apostel te worden, want dat was de man die het vlees van hem maakte; God had Petrus geroepen — de man die alleen God van Simon kon maken. Het had geen zin dat Saul van Tarsus het geloof probeerde te verdedigen, want dat was de man die het vlees van hem maakte; God wilde de apostel Paulus, en dat was de man die alleen God van Saul van Tarsus kon maken.
Heeft God jouw naam al veranderd? Heb jij Hem daar ooit de kans toe gegeven? God verandert de naam wanneer Hij de man verandert! HAMANS TIEN ZONEN Ik vraag mij af, of je bij het lezen van deze bladzijden hebt zitten denken: "Ik begrijp het beeld heel goed. Net zoals Haman aan de galg werd opgehangen, zo werd mijn oude zondige natuur met de Here Jezus aan het kruis genageld — geëxecuteerd en begraven. Maar nu Haman opgehangen is, is dat het laatste dat we ooit van hem zullen horen? "Betekent dit dat mijn oude zondige natuur totaal uitgeroeid is op het moment dat ik in geloof mijn identiteit met Christus in de dood opeis? Wordt de nieuwe Israël, die Christus in mij schept, nooit meer lastiggevallen door de oude Jacob; en wordt Petrus nooit meer geconfronteerd met Simon?" Als je zo hebt zitten denken, dan zijn dat goede vragen en ik geloof dat het antwoord op deze vragen heel gemakkelijk te vinden is — in het negende hoofdstuk van het Bijbelboek Esther worden ze namelijk op boeiende wijze voor ons geïllustreerd. "Toen zei Esther: Als het de koning goeddunkt, laat het dan aan de Joden die in Susan zijn, toegestaan zijn om ook morgen te doen volgens de wet die voor vandaag geldt; en laat men de tien zonen van Haman aan de galg hangen. "Toen zei de koning dat men het zo zou doen. En er werd een wet uitgevaardigd in Susan en men hing de tien zonen van Haman op." (9:13, 14) Dat is het antwoord! Haman had tien zonen! Vandaag sterf je misschien aan je eigen vermogen om Haman ter dood te brengen, en zo sta je de Heilige
Geest toe in jou de overwinning van de Here Jezus te vieren wanneer Haman aan het kruis genageld wordt — maar voor morgen is dat niet genoeg! Je zult ontdekken dat Haman tien zonen heeft. En dat is niet alles. De Haman van jouw eigen hart heeft niet alleen tien zonen, maar elk van die tien zonen heeft er ook weer tien! Er bestaat geen ervaring in de vorm van een climax, waardoor de verdorven invloed van het vlees in één keer helemaal uitgewist wordt, ofschoon het vlees zelf in zijn geraffineerdheid graag zou willen dat je dat denkt — uit zelfbehoud! Je hoeft er maar van overtuigd te zijn dat het vlees er niet meer is, en je zult het waarschijnlijk ook niets meer in de weg leggen wanneer het zijn verdorven activiteiten in jouw ziel voortzet. De duivel zou dat maar al te graag willen! Om je de overwinning van Christus toe te eigenen is er meer dan één enkele daad van geloof nodig — er is een houding van geloof voor nodig. Het is een rekenen van moment tot moment, en jouw rekenen van dit moment is nooit genoeg voor het volgende moment. "Wandel door de Geest en u zult zeker de begeerte van het vlees niet volbrengen. Want het vlees begeert tegen de Geest in, en de Geest tegen het vlees in … ." (Galaten 5:16, 17) In de Geest wandelen is een onafgebroken proces, één stap tegelijk. Het betekent dat je bij elke nieuwe situatie die zich als gevolg van de volgende stap voordoet, positief rekening moet houden met de Heilige Geest, dat Hij het vlees in de plaats des doods houdt. Ik wil de noodzaak om positief te rekenen benadrukken, want wij moeten niet alleen onszelf "als dood rekenen voor de zonde," maar wij moeten onszelf ook "levend rekenen voor God in Christus Jezus, onze Heere." (Romeinen 6:11) Het is doordat wij het opstandingsleven van de Here Jezus Christus genieten, door positief te rekenen op Zijn tegenwoordigheid, dat wij bevrijd worden van de wet van de zonde en van de
dood. De zekerste manier om jezelf dood te rekenen voor de zonde (de oude Adamsnatuur), is door jezelf levend te rekenen in Jezus Christus en totaal afhankelijk te worden van Hem. Dan zal Hij voor de gevolgen zorgdragen. Uit Paulus' verklaring in de brief aan de Galaten blijkt heel duidelijk, dat hij erkende dat het vlees nog steeds actief is in de gelovige. Wanneer je in de Geest wandelt en in dat geval de begeerten van het vlees niet vervult, dan is het omgekeerde net zo waar. Niet in de Geest wandelen — dat wil zeggen, wandelen anders dan van moment tot moment afhankelijkheid te zijn van Hem — betekent dat je ten prooi valt aan de lusten van het vlees, en tot je grote ongemak een paar van Hamans vele zonen en kleinzonen tegenkomt — het slechte kroost van Amalek. Israël zal Jacob tegenkomen; Petrus zal zich gedragen als Simon, en Paulus zal een vluchtig contact hebben met Saul van Tarsus. De Bijbel breekt een geweldige lans voor christelijke overwinning, zolang wij bereid zijn aan de voorwaarden te voldoen en ons in geloof het overwinnende leven van Christus Zelf toe te eigenen. Daarentegen, nergens in de Bijbel wordt er ook maar enige belofte gedaan van zondeloze perfectie, behalve op die prachtige dag wanneer wij de Here Jezus Christus in eigen persoon zullen zien. Dan zullen "wij Hem gelijk zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is." (1 Johannes 3:2) Laat je dus niet misleiden, want het heeft, hoe oprecht je ook bent, alleen maar oneerlijkheid tot gevolg wanneer je probeert een slecht geweten te verzoenen met je bewering dat je de zondeloze perfectie al bereikt hebt. Je zult dan gewoon de zonde bij een andere naam moeten noemen en doen alsof ze niet bestaat.
De Heilige Geest is je Trooster en Vriend; Hij is in je om je voor struikelen te behoeden, maar wees heel gevoelig voor wat Hij je te zeggen heeft — "Want de Heere bestraft wie Hij liefheeft, en Hij geselt iedere zoon die Hij aanneemt. "Als u bestraffing verdraagt, behandelt God u als kinderen. Want welk kind is er dat niet door zijn vader bestraft wordt? "Maar als u zonder bestraffing bent, waar allen deel aan hebben gekregen, bent u bastaarden en geen kinderen." (Hebreeën 12:6-8) Met andere woorden, als de Heilige Geest het bij naam noemt — verzin jij dan geen andere naam! Beken het en belijd het voor de zonde die het is. Maak direct aanspraak op de reiniging die God door het bloed van Christus beloofd heeft, en wees dankbaar dat de Grotere Mordechai (de Heilige Geest) zich metterwoon in je gevestigd heeft — en onafgebroken waakt en ogenblikkelijk klaar staat om de slechtheid van Hamans geslacht te onthullen en je uit de klauwen van het kwaad te redden. DE MACHT VAN HET VETORECHT EN DE MORELE KEUZE "Want de Jood Mordekai was de eerste na koning Ahasveros; hij was in aanzien bij de Joden en bemind bij de menigte van zijn broederen, want hij zocht het goede voor zijn volk en sprak tot heil van al zijn volksgenoten." (10:3) Als je de Here Jezus Christus als je Verlosser hebt ontvangen, dan ben je een kind van God geworden, en de Heilige Geest zal er voortdurend vreugde in scheppen jouw rijkdom en welzijn na te streven, en vrede te spreken tot je ziel. Maar misschien is je één ding opgevallen in dit vers van het laatste hoofdstuk.
"Want de Jood Mordechai," staat er "was de eerste na koning Ahasveros." Je zult je van een eerder hoofdstuk herinneren dat, toen Farao de ring aan Jozefs vinger schoof, zoals koning Ahasveros nu de ring aan die van Mordechai geschoven had, hij zijn soevereiniteit en vetorecht behield. Hij zei namelijk: " … alleen door de troon zal ik boven u staan." (Genesis 41:40) Josef was de eerste na Farao, zoals Mordechai de eerste was na de koning. Dit is een heel belangrijke les, want het feit wil, en dat verwondert ons zeer, — dat God Zich, ondanks Zijn almacht, in Zijn relatie met de mens beperkt heeft door de wet van geloof. Ofschoon de Heilige Geest in jouw menselijkheid woont als God, en Hij in Zijn Persoon zowel de Vader als de Zoon als God vertegenwoordigt, Hij zal nooit de soevereiniteit van jouw wil geweld aandoen, en jou ook niet de morele verantwoordelijkheid om te kiezen ontnemen. Ofschoon Hij Zelf God is, heeft Hij ervoor gekozen op de tweede plaats te komen binnen het koninkrijk van jouw ziel en, wil Hij jouw gedrag kunnen regeren en de hoogste controle uitoefenen in elk onderdeel van jouw wezen, dan zal dat altijd enkel en alleen maar zijn door jouw eigen vrije keuze en vreugdevolle instemming. Het is dit vetorecht — dit recht om te kiezen — dat jou uittilt boven het dierenrijk en je tot het morele wezen maakt dat God in de mens geschapen heeft. Dit en dit alleen stelt jou in staat God lief te hebben en zo Zijn liefde voor jou te beantwoorden. Dit is de reden waarom jouw zelfgekozen "ja", ongeacht wanneer je het uitspreekt, Zijn hart met meer vreugde vervult dan alle aangrijpende wonderen van een miljoen universums, die Hij door het woord van Zijn macht in de uitgestrektheid van de hemel tot bestaan gesproken
heeft. Die hebben niet het vermogen om van Hem te houden — want zij missen het vermogen om voor Hem te kiezen! Het voorrecht dat jij hebt om jou te zijn, is dat je God kunt kennen en liefhebben — voor jezelf!
Hoofdstuk 12 - Zwijn Blijft Zwijn
KONING AHASVEROS HAD EEN GEWELDIGE ONTDEKKING GEDAAN. Hij had ontdekt dat het kwaad waar hij onder invloed van Haman toe in staat was, slechts geëvenaard kon worden door het goede waar hij toe in staat was onder invloed van Mordechai. God wil dat jij precies dezelfde ontdekking doet, want dat is absoluut fundamenteel voor een intelligent begrip van het christelijke leven. Deze ontdekking is niet alleen vervuld van troost en bemoediging voor je ziel, maar is erop berekend om je te verlossen van hartzeer, frustratie en wanhoop, die het ongelukkige lot zijn van zovele oprechte christenen, die ernstig trachten God te behagen met de energie van het vlees. De bijzondere verandering die plaatsvond in het karakter van de koning kwam niet tot stand door Haman beter te maken, maar door hem te vervangen door Mordechai. Het was niet een kwestie van hervorming maar van vervanging — een uitgewisseld leven. Haman was rot tot op het bot, een meester in de dubbelhartigheid en hij veranderde nooit. Er was niets aan hem dat in zijn voordeel sprak en hij was niet voor verbetering vatbaar; alleen geschikt om te sterven aan zijn eigen galg.
Dit is precies wat God te zeggen heeft over de oude Adamsnatuur binnenin jou, die het vlees genoemd wordt, en dit was Paulus' overtuiging — "Want ik weet, dat in mij, dat wil zeggen in mijn vlees, geen goed woont … ." (Romeinen 7:18) Het is voor jouw eigen geestelijke welzijn absoluut vereist dat je het feit erkent dat deze oude natuur voor altijd onveranderlijk is. Alle slechtheid waar deze vandaag toe in staat is, zal hij morgen ook nog kunnen doen — en ook nog over vijftig jaar. Het vlees dat dan in je zit, zal net zo slecht zijn als het vlees dat je vandaag hebt, en er zitten geen redbare onderdelen in. Wat een opluchting moet het voor je zijn te ontdekken dat God, met al jouw pogingen om het vlees te onderwerpen aan de dienst van Jezus Christus, en al jouw pijnlijke ondernemingen om het goddelijke principes van leven en gedrag bij te brengen, nooit iets anders van jou heeft verwacht dan de hopeloze mislukkeling die je tot nu toe geweest bent! Je hebt geprobeerd te doen wat onmogelijk was! De christenen van de kerk te Galatië hadden dezelfde fout gemaakt, want zij hadden geprobeerd een staat van heiligheid te bereiken in eigen kracht. Zij probeerden zich te onderwerpen aan regels en verordeningen die hun waren opgelegd door Joodse wetgeleerden, die roemden in hun gehoorzaamheid aan de Joodse gebruiken. De spontane uiting van het inwonende leven van Christus was vervangen door uiterlijke vorm en rituele patronen. "O dwaze Galaten, wie heeft u betoverd om de waarheid niet te gehoorzamen; u voor wie Jezus Christus eerder voor ogen is geschilderd alsof Hij onder u gekruisigd was? "Dit alleen zou ik van u willen weten: Hebt gij de Geest ontvangen ten gevolge van werken der wet, of van de prediking van het geloof?
"Zijt gij zó onverstandig? Gij zijt begonnen met de Geest, eindigt gij nu met het vlees?" (Galaten 3:1-3) Ik woon in Capernwray Hall, een Conferentiecentrum en Bijbelschool net ten zuiden van het Lake District in een prachtig deel van Noord Engeland. Ofschoon ik door mijn bediening overal ter wereld lange perioden uithuizig ben, dat is waar ik woon met mijn vrouw en vier zonen. Misschien heb je genoeg verbeelding om je even voor te stellen dat ik besloten heb om een bepaald experiment te ondernemen. Stel je eens voor dat ik tot de conclusie gekomen ben dat het varken als soort totaal verkeerd beoordeeld is; dat het idee dat een varken uit eigen keuze zich in de modder wentelt, en dat het van vuil houdt, geheel ongegrond is. Ik ben er ten volle van overtuigd geraakt dat het niet meer is dan een kwestie van omgeving, ontwikkeling en opvoeding! Daarom besluit ik een klein varkentje in het gezin te adopteren en op die manier mijn bewering te staven door het de aantrekkelijke kanten van het leven te bieden, waardoor de beste kant van zijn karakter ontwikkeld kunnen worden. Ik leg mijn vrouw natuurlijk uit wat ik beoog en roep mijn zonen bijeen in een gezinsbespreking, en zeg ze: "Nu, jongens, ik wil jullie medewerking in een experimentje dat ik ga ondernemen. Wij adopteren dit kleine varkentje, en ik wil dat jullie het met grote vriendelijkheid omringen en het in het gezin opnemen als was het een van jullie. Wij geven dit varkentje een roze satijnen hemdje en een klein blauw fluwelen broekje, met ivoren knopen aan de zijkanten. Wij leren het zijn pootjes te vegen voordat het in huis komt, rechtop aan tafel te zitten, zijn kopje te buigen wanneer wij voor het eten bidden, en 's nachts tussen lakens en onder een dekentje in zijn eigen kleine bedje te slapen.
Let wel, ik kan niet zeggen dat het varkentje ook maar enig enthousiasme toont over het experiment en het lijkt een beetje verward bij het zien van al die vreemde dingen die gebeuren. Maar het besluit het spel mee te spelen, en ondanks alle tegenslagen en de enigszins aarzelende medewerking van de zijde van het varkentje, lijkt het na een paar maanden erop of ik gelijk ga krijgen. Wij worden zelfs een beetje opgetogen en ook een paar buren — die, om heel eerlijk te zijn, ons experiment met nogal wat scepticisme hadden gadegeslagen — raken nu steeds meer onder de indruk van de vorderingen die wij geboekt hebben. Het wordt ons heel duidelijk dat het slechts een kwestie van tijd is eer onze inspanningen met succes bekroond worden. Maar helaas, juist wanneer wij deze stand van zaken bereiken en onze verwachtingen het hoogst gespannen zijn, begaan wij een fatale fout. Iemand laat de deur naar het terrein achter ons huis openstaan! Er waait een frisse wind de kamer binnen waar het varkentje aan het spelen is. Het ruikt de geur van pas gemaaid hooi en zijn kleine varkensneusje begint te trillen. Het stopt halverwege de kamer en staart naar buiten — zijn krullend staartje ontrolt zich en gaat recht omhoog staan, stijf als een antenne! Het aarzelt heel even en dan plotseling — als een kogel die door een geweer wordt afgeschoten — rent het kleine varkentje door de open deur naar buiten het terrein op, en wat een snelheid haalt het! Het komt aan bij het modderigste moeras dat het kan vinden, duikt erin en rolt zich heen en weer, gaat op zijn ruggetje liggen, met zijn kleine blauwe broekje nog aan zijn lijfje. Met een tevreden grijns op zijn gezicht en met de pootjes in de lucht, roept het zo hard het kan: "Thuis, eindelijk thuis!"
Je ziet, hoe je de omgeving ook verandert, en hoe je het ook opvoedt — klein roze broekje of blauw satijnen hemdje, of gewoon schoon stro — Zwijn Blijft Zwijn! Bij de minste kans zal de aard van het beest terugkeren naar waar het thuishoort, en dit heb jij zelf ervaren. Het vlees binnenin jou is altijd van de zonde blijven houden en zal dat altijd blijven doen. Dat zal ook bij de minste kans die het krijgt, terugkeren naar waar het thuishoort en zich in het vuil wentelen! Dit is de reden waarom de meest godvruchtige mensen nog steeds latent in zich het vreselijkste potentieel tot het kwaad meedragen. Het zijn de godvruchtigste mensen die dat het beste weten, want juist de erkenning van dit feit is het geheim van hun godsvrucht. Zij hebben al lang geleerd, samen met koning Ahasveros, en vaak door bittere ervaring, dat karakter zich niet ten goede verandert door het vlees te verbeteren, maar door het te laten vervangen door de Heilige Geest — want zwijn is en blijft zwijn! Alleen de Heilige Geest kan zijn verderfelijke lusten teniet doen. Abraham deed deze ontdekking toen hij Egypte verliet en tegen Farao loog. (zie Genesis 12) Mozes ontdekte het toen het hem omwille van de Israëlieten slecht verging, die zijn geest zo prikkelden dat "hij met zijn lippen ondoordachte woorden sprak." (Zie Numeri 20 en Psalm 106:32, 33) Samson ontdekte dit in de armen van Delila en "hij wist niet dat de Here van hem geweken was." (Zie Richteren 17) David ontdekte het toen hij Uria de dood inzond en overspel pleegde met Batseba. (Zie 2 Samuël 11) Petrus ontdekte het toen hij Christus recht in Zijn gezicht verloochende en uitging en "bitter weende." (Zie Lukas 22) Paulus herinnert ons eraan dat dit is wat er met Israël gebeurde. God was nooit van plan hun lot onder Farao te verbeteren, maar om ze een ander land te geven. God was van plan Egypte te vervangen door Kanaän,
en Zijn volk in een uitgewisseld land bekend te maken met een ingeruild leven. Israël had genoeg geloof in God om uit te trekken, maar niet genoeg om binnen te gaan. In plaats daarvan probeerden zij een nieuwe levenswijze op te bouwen in de woestijn en zij ervoeren geen van de goede dingen die God in het Beloofde Land voor ze bereid had. Geen wonder dat hun nieuwe leven in de woestijn grondig verontreinigd was met de lusten die alleen in Egypte bevredigd konden worden; en zij wilden steeds terug naar het land waar die lusten thuishoorden. In dit verband schreef Paulus aan de christenen te Korinthe, voor wie dit bij uitstek gold en die zoveel vleselijkheid aan de dag legden in hun gedrag en in hun beoefening van het christelijke geloof: "Dit is hun overkomen tot een voorbeeld (voor ons) en het is opgetekend ter waarschuwing voor ons, over wie het einde der eeuwen gekomen is. "Daarom, wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle. "Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking te doorstaan. En God is getrouw, die niet zal gedogen, dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat gij ertegen bestand zijt." (1 Korinthiërs 10:11-13) Wees daarom overtuigd van de slechtheid van je eigen hart, en belijd dat nederig voor Gods aangezicht. Wees nooit geschokt of ontzet over het verbazingwekkende vermogen tot zonde dat binnenin je ligt, wat dit is de aard van jouw zaak. Pas wanneer jij eerlijk genoeg bent om deze feiten onder ogen te zien, is enerzijds jouw beeld van wat de Here Jezus Christus in de wereld kwam om voor jou te doen, groot genoeg; en zul je, anderzijds, het verlangen hebben om het door Hem te laten doen!
De Here Jezus wil o zo graag, door Zijn Tegenwoordigheid in jou, al je aangeboren potentieel tot het kwade onder invloed van het vlees vervangen. En Hij biedt jou in plaats daarvan heel Zijn grenzeloze potentieel aan tot het goede, door de energie en macht van Zijn Heilige Geest. Dit kan nooit tot stand gebracht worden door Haman naar de schoonheidssalon te sturen! Hij heeft de galg nodig, zonder ring aan zijn vinger en met de strop om zijn nek!
Hoofdstuk 13 - Het Slot van het Verhaal
DE GEESTELIJKE WEDERGEBOORTE HOUDT HET PRINCIPE IN van vervanging, en ofschoon jij overtuigd moet zijn van jouw onvervreemdbare slechtheid, jij moet even overtuigd zijn van Christus' onvervreemdbare gerechtigheid. Als datgene wat uit het vlees geboren is, vlees is — en zwijn is zwijn — dan kun je er even zeker van zijn dat datgene wat uit de Geest geboren is, Geest is — en God is God! Wat ons met stomheid slaat, is dat God bereid is in jou God te zijn; niet figuurlijk maar feitelijk! Jij kunt delen in Zijn leven en omgevormd worden naar Zijn beeld — "Zijn goddelijke kracht immers heeft ons met alles, wat tot leven en godsvrucht strekt, begiftigd door de kennis van Hem, die ons geroepen heeft door zijn heerlijkheid en macht; door deze zijn wij met kostbare en zeer grote beloften begiftigd, opdat gij daardoor deel zoudt hebben aan de goddelijke natuur, ontkomen aan het verderf, dat door de begeerte in de wereld heerst." (2 Petrus 1:3-4) Dit is de belangrijkste strekking van wat Johannes in zijn eerste brief te zeggen heeft: " … wie de zonde doet is uit de duivel, want de duivel zondigt van den beginne. Hiertoe is de Zoon van God
geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou. "Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde; want het zaad (Gods) blijft in hem en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren." (1 Johannes 3:8, 9) Elke zondige daad vindt haar oorsprong in satan; het is zijn ingewortelde karakter. Het is wat Haman van je maakt wanneer hij de ring draagt. Elke rechtvaardige daad heeft zijn oorsprong in God; het is Zijn ingewortelde karakter. Het is wat Mordechai van je maakt wanneer Mordechai de ring draagt. Het is in de bron van de daad dat het ware karakter onderscheiden kan worden. Het is niet een kwestie van patroon, maar van afkomst — "Hieraan zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels kenbaar … ." (1 Johannes 3:10) De Zoon van God is gemanifesteerd om een verandering van bron tot stand te brengen, "opdat Hij de werken des duivels verbreken zou." (1 Johannes 3:8) De Here Jezus kwam om de verkeerde man buiten te zetten en de juiste man binnen te halen. Toen de Here Jezus aan het kruis stierf, betaalde Hij niet alleen de prijs voor jouw verlossing, Hij legde ook de strop rond Hamans nek. Toen stond Hij op uit de dood en keerde terug naar de Vader, opdat Hij Zich, volgens Zijn belofte, metterwoon binnenin jou zou komen vestigen — om weer op aarde leven, maar dan bekleed met jouw menselijkheid. Wat in jou uit God geboren is, is Jezus Christus, en het is Hij die geen zonde doet, en Hij kan dat ook niet, want God is God! Dit is wat Johannes bedoelt wanneer hij zegt: " … want het zaad (Gods) blijft in hem … ." (1 Johannes 3:9) Het is het goddelijke zaad. Het is
de natuur van God Zelf, en de natuur die Hij, door Zijn Zoon heen, met jou wil delen. Deel in de natuur van Christus en je deelt in Zijn overwinning. Je behaalt die niet — je ontvangt die; want Christus is voor ons geworden "wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing, opdat het zij, gelijk geschreven staat: Wie roemt, roeme in de Here," (1 Korinthiërs 1:29-31) en "opdat geen vlees zou roemen voor God." Het was de gekruisigde Here Jezus die de strop om Hamans nek legde; maar als jij in jouw ervaring wilt dat Haman aan zijn eigen galg gehesen wordt, dan moet de opgestane Here Jezus de andere kant van het touw vasthouden. Het is Hij alleen door Zijn Heilige Geest, de Grotere Mordechai, die Haman kan plaatsen en houden waar hij thuishoort. Jij kunt zelf niet de terechtstelling uitvoeren, maar jij, en jij alleen, kunt de morele verantwoordelijkheid op je nemen om het doodvonnis te bevestigen. Beperkt in Zijn soevereiniteit door die wet van geloof die jou het morele vermogen geeft om Hem voor jezelf te kennen en lief te hebben, is dit de beslissing waar God op wacht tot jij die neemt. Stem ermee in te sterven voor alles wat je bent dat niet afkomstig is van alles wat Christus is, en dank Hem voor Zijn bereidheid om het in jouw ervaring waar te maken. Dan zult ook jij kunnen zeggen: "Nu besef ik echt dat ik niet alleen in Christus ben, maar dat Christus ook in mij is — ik besef ook dat er geen verdere fundamentele kwesties meer af te handelen zijn!" Dan heb je God voor jezelf op een nieuwe en spannende wijze leren kennen. Dan is het leven het avontuur geworden zoals God het bedoeld heeft, en ook al word je door duizend Hamans belaagd, je zult, dood voor jezelf en levend voor God, delen in het leven van Jezus Christus en delen in Zijn overwinning.
Je zult ook delen in Zijn mededogen voor de verlorenen, en voor God bruikbaar worden in de dienst aan de mensheid. Christus meer ten volle kennen en Hem bekend maken zal de vurige passie van je ziel worden. "Wij rusten in U" — ons Schild en onze Voorspraak! Wij treden niet alleen op de vijand toe; Sterk in Uw kracht, gerust in Uw tedere bescherming, "Wij rusten in U en in Uw naam gaan wij." Ja, "in Uw Naam," O Leidsman van onze verlossing! In Uw geliefde Naam, boven alle andere naam; Jezus onze Gerechtigheid, ons vaste fundament, Onze Vorst van heerlijkheid en onze Koning van liefde. Wij gaan in geloof, en voelen onze eigen zwakheid, En hebben het elke dag meer nodig Uw genade te kennen: Toch klinkt vanuit ons hart een lied van triomf; "Wij rusten in U, en in Uw Naam gaan wij." "Wij rusten in U" — ons Schild en onze Voorspraak! Het is Uw strijd, aan U ook de lof, Wanneer wij door de paarlen poorten van pracht gaan, Overwinnaars — wij rusten in U, eindeloze dagen lang. - Edit Gilling Cherry Met de dood zelf voor ogen, opdat onze plicht gedaan wordt, zul je het Esther nazeggen: "Kom ik om, dan kom ik om! God neme de gevolgen voor Zijn rekening!" En dat zal Hij!