Hoofdstuk 1 : Angsten en wanen Verstijfd van angst lig ik in mijn bed in de kleine, rechthoekige slaapkamer, die grenst aan de betegelde achtertuin van mijn ouderlijke woning gelegen in het Noord-Hollandse kustdorpje Heemskerk. Ik durf mij niet te verroeren en word steeds banger, terwijl de schemering langzaam overgaat in duisternis. Mijn ogen fixeren zich op het gordijn dat de binnenvallende nazomerzon uit de kamer moet weren en voor het halfopen raam hangt, dat zich schuin tegenover het voeteneind van het stalen eenpersoonsledikant bevindt. Tergend traag en nauwelijks waarneembaar beweegt het katoenen voorhangsel heen en weer, alsof er iemand achter verscholen gaat. De abstracte bedrukking van breed uitgemeten, dalende spiraalkolommen, uitgevoerd in rode, bruine, gele en groene tinten verliest allengs haar kleurvariatie door het invallende avondschemer. Alles verandert in een zwarte, langzaam heen en weer bewegende massa, die steeds meer gestalte krijgt. De gordijnen transformeren zich tot een dreigende belager, wiens zware ademhaling en logge lichaamsbewegingen ik doodsbang gade sla en in me opneem. Mijn oogspieren spannen zich tot het uiterste en ik raak er steeds meer van overtuigd dat de persoon in kwestie zich inmiddels heeft genesteld op het rondvormige rotanstoeltje, in de rechterhoek van de kamer voor het raam, waarop mijn kleren vluchtig en slordig zijn neergelegd. Uiteindelijk zie ik daadwerkelijk iemand zitten, althans ik onderscheid de contouren van een immens groot en sterk wezen vol lust en verdorvenheid, dat geduldig wacht tot het moment waarop zijn prooi door de slaap wordt overmand. Mijn hart klopt luid en duidelijk in mijn keel, hoorbaar en voelbaar, mijn adem stokt halverwege en dientengevolge hap ik zo nu en dan amechtig naar lucht, een geluid van dodelijke angst en verstikking voortbrengend. Vanavond word ik vermoord! Het komt niet in me op om een noodkreet te slaken, want ik weet dat dit mijn onontkoombaar en verdiende lot is, zo jong als ik ben. Niemand zal mij te hulp komen, ik ben ten dode opgeschreven, reddeloos verloren, hulpeloos en hopeloos alleen. Vol huivering draai ik me op mijn trillende buik en leg mijn handen ter bescherming in mijn liezen. Ingehouden snikkend val ik, vervuld met doodsangsten en een inmiddels versteend lichaam van de opgehoopte spanning, in een betonnen slaap, na een eindeloos lijkende strijd om wakker te blijven. Op een gure herfstavond word ik plotseling en ruw uit mijn slaap gerukt, doordat mijn moeder mij paniekerig en wild schuddend wekt. Ze sommeert mij snel het bed uit te gaan en mijn jas aan te trekken. Samen met mijn broertjes en mijn tweelingzusje sta ik slaperig gapend in de gang, allen bekleed met winterjassen over onze pyjama´s. Mijn moeder dirigeert ons nerveus grienend naar buiten, vanwege God weet wat voor reden, richting een naburig park, dat slechts flauwtjes wordt verlicht door een enkele straatlantaarn. Een horde vluchtelingen gaat in benauwdheid over straat. De kinderen zijn allemaal doodsbang, evenals mijn moeder trouwens, die intussen kenbaar maakt dat we op de vlucht zijn voor m´n vader, die in razernij is ontstoken en ons iets vreselijks aan wil doen. Deze onthutsende mededeling belandt in de slaperige kinderoortjes als vuurwerk in een vat buskruit. We zijn ineens klaarwakker en een eenduidig gekrijs breekt los. De stemming zit er ‘goed’ in bij de vluchtende kinderkaravaan. Mijn moeder troost ons, maar vermaant het bange clubje tevens door te lopen, hetgeen door de angst voor het nachtelijk donker en het mogelijk naderende doodsvonnis niet echt wil lukken. Ik kijk schichtig achterom en verwacht elk ogenblik m´n vader met een of ander
moordwapen te ontwaren in dit huiveringwekkende schimmenspel van bewegende schaduwen van ruisende struiken en bomen van ‘mensen’. Achter elke ‘woudreus’ bevroed ik, de oudste en waarschijnlijk de grootste bangerik van dit gezelschap, sowieso een doodslager. Het duister is voor mij onlosmakelijk verbonden met dood en verderf. Niemand praat, iedereen is door vrees bevangen. Enige tijd later keren we terug, richting huis. Het gevaar is in mijn moeders optiek kennelijk geweken. Elke logica ontbreekt. Wij tasten volledig in het duister omtrent de abrupte reden van het vertrek, alsmede vanwege het belang van de onverwachte terugkeer. We schikken ons evenwel onderdanig in het lot en kruipen huiverig in onze lauwe bedden, half verdwaasd, nauwelijks bekomen van de schrik en verkleumd van de kou. Weer een dag voorbij. Another day in paradise. De schrik voor de dood is verankerd in mijn hart en houdt mij urenlang bezig. Overdag leiden de dagelijkse beslommeringen van het aardse bestaan mij af van bezorgd gepeins en ben ik een blijmoedig kind, dat veel lacht en vrolijke deuntjes fluit. Maar in momenten van stilte denk ik ernstig na over de zin van het leven. Ik ben een clown die het lachen allang is vergaan, maar zorgvuldig de schijn ophoudt en toch ook op een volslagen onbegrijpelijke wijze daadwerkelijk steevast een lichtpuntje in dit sombere bestaan lijkt te vinden. Heeft God hierin de hand? Is Hij wellicht het heldere schijnsel aan het eind van de donkere tunnel? Of komt de steeds flauwer wordende glans uit mijn eigen hart? Ik weet het niet. Doch zodra de avond aanvangt, teisteren angstgedachten, aanzwellende wanen en uiteindelijk soms hevige nachtmerries mijn bange ziel en nergens vind ik vertroosting of rust. Mijn moeder, die ik innig liefheb, biedt ook geen uitkomst. Als ik, hoogstwaarschijnlijk voor de zoveelste keer, uit mijn bed kom, teneinde geruststelling te vinden voor mijn doodsvrees, bijt ze me kort toe: "Iedereen gaat dood, Hans, ga nou maar lekker slapen, welterusten." En daarmee is de kous af. We zijn geboren om te sterven, wat een afschrikwekkende gedachte. Welk sadistisch brein ligt hieraan ten grondslag? Wie is de God, die dit heeft bedacht? Gedesillusioneerd strompel ik de trap op naar boven, het enge donker tegemoet. Zo zullen vele avonden en nachten aan mij voorbijtrekken. Jaar in, jaar uit. Zonder iets in de gaten te hebben, word ik langzamerhand zieker en zieker. Van binnen wel te verstaan, want aan de buitenkant is niets te zien. Een magere, maar levendige jongen van een jaar of tien, gezegend met een goed stel hersens, kerngezond lijf en een lastig, wispelturig karakter. Bij tijd en wijle zeer driftig van aard. Maar ook liefdevol, verzorgend en behulpzaam naar zijn omgeving toe. Ik ben geneigd me te onttrekken aan gezag en kom ontzettend vaak te laat thuis voor het avondeten, tot ergernis van mijn ouders. Ze proberen mij bij te sturen door te melden dat we een half uur eerder eten dan in werkelijkheid het geval is. Het haalt niets uit. Ik arriveer niettemin veelvuldig te laat voor deze maaltijd. Doe ik dit opzettelijk? Nee, volstrekt niet! Ik ben een dagdromer en het lijkt meestentijds buiten mij om te gaan. Ik neem me telkens voor op tijd thuis te zijn, maar slaag hierin zelden. En baal daar telkens ontzettend van. Dat is trouwens vaak het geval bij mij: ik zoek liefde en oprechtheid in mezelf en anderen, maar kom op beide fronten zeer regelmatig bedrogen uit. Het goede te doen, wil maar niet lukken, het kwade ligt voortdurend als een zeer nabije kwelgeest op de loer, om te roven en te stelen. Het is in en om mij heen, ik heb er nauwelijks macht over, alle goede voornemens ten spijt. Er verandert niets. Daarbij leef ik half, want in mijn achterhoofd overheerst vrees en overmatige bezorgdheid. Ik ben hevig verontrust over het huwelijk van mijn frequent twistende ouders, wil mijn broertjes en mijn
zusje beschermen tegen van alles en nog wat, en ben als de dood dat mijn opa en oma komen te overlijden, de mensen van wie ik hemelsbreed veel hou. Ik voel me een volstrekte vreemde in deze knettergekke, jachtige en wrede wereld en ben bovenal bang als een wezel. Ik vind geen bevredigend antwoord op levensvragen en de dood is een voortdurende Angstgegner. Er is geen echte zingeving, soms misschien een korte bevrediging, ook wel eens een heel intense en diepe voldoening, bij bijvoorbeeld een gezellig uitje met ons gezin, maar ik mis iets. De ware essentie ontbreekt. Waar is God? Wie is God? Wie verschaft een veilige schuilplaats in de ontembare strijd tussen goed en kwaad in en om mij heen. Ik word alsmaar heen en weer geslingerd tussen deze twee machten en vind geen verlossing voor mijn beklemmende schuldgevoel en geen bevrijding uit de verstikkende eenzaamheid. Mijn angst neemt verontrustende vormen aan. Het is om gek van te worden.
Magere Hein Ongeveer een jaar later zit ik voor het raam, aan de voorzijde van ons huis, dat uitzicht biedt op de stoep en de relatief brede asfaltweg daar pal achter. Tot mijn schrik en verbazing betreedt niet een auto mijn gezichtsveld, maar doorkruisen een zestal doodgravers mijn vizier. Ze zijn getooid met hoge, ronde, inktzwarte hoeden en lange jassen, vanzelfsprekend in dezelfde kleur uitgevoerd, hangend tot op de wreef van het onlangs gepoetste, fraai glimmende, lederen schoeisel. In het midden van hen schrijdt een robuuste lijkbaar zachtjes voort, dwars door de grauwe en gure aanblik van een dorpsstraat in winterse tijden. De kist is opgetrokken uit blank eikenhout, sobertjes van aanzien. De trottoirs zijn verlaten en aan de struiken en bomen is geen blad te bekennen. Een stilleven zonder franje. Aan weerszijden van de circa twee meter lange, licht geelbruine kist lopen drie geoefende dragers met gepaste tred: traag en streng. Ze omklemmen met hun, in zwarte handschoenen verscholen, moordenaarsknuisten strak en vastberaden de koperen handvatten, die de eenvoudige kist sierlijk omlijsten. Rijzige mannen, die Magere Hein door middel van hun stijve pas, vergezeld van een statige en onverschrokken houding, overtuigend vertegenwoordigen. De sombere kleding en dito gelaatstrekken completeren dit sinistere schouwspel. Alleen de zeis ontbreekt, godzijdank. Mijn verwrongen kindergeest ziet in deze baardragers geen gewone mensen, maar trawanten van de duistere machten, handlangers van de duivel zelf. De rillingen lopen over mijn magere jongens rug bij het aanschouwen van dit macabere tafereel op een winterkoude, vrije woensdagmiddag van school. De matinee besluit, geheel tegen mijn zin en wens in, haar voortgang te staken precies voor onze voordeur, want de dragers zakken eendrachtig door de knieën en parkeren de levenloze vracht pontificaal op de vrieskoude asfaltbestrating, recht voor mijn verbijsterde snufferd. De voorste man in de rij kijkt plotseling in mijn richting met een starre, ijzige blik, die mij ontzag en onheil inboezemt. Zijn koolzwarte, gevoelloze ogen, afgezet in een langwerpig en bleek gelaat, maken hem uitermate geschikt voor dit eskader des doods. De walmpjes warme lucht, die aan zijn op en neer bewegende mond ontsnappen, duiden op een gesprek dat ik, vanachter het glas, uiteraard niet kan volgen. De reactie van de achterste baardrager, die schamper lacht en zijn hoofd naar mij wendt, fluistert niettemin de verholen boodschap van de wolkjes damp ontegenzeggelijk en pijlsnel in mijn bevend hart: “Ze zijn gestopt om jou op te halen en je de kist in te slaan.” gonst het door mijn verwarde
brein. Bruusk verzet ik mij tegen deze weerzinwekkende gedachte, laat mijn hoofd en ogen even afdwalen naar de vloer en schud mijn hersenpan om mijn gedachten als het ware te ordenen, te rangschikken. Zoals een hond na een regenbui zijn vacht en kop uitschudt om zich van de irritante en jeuk veroorzakende nattigheid te ontdoen. Vervolgens kijk ik op en ontmoet wederom de minachtende tronie van dezelfde kerel, die thans echter onbeschaamd en vastberaden met uitgestrekte arm en uitgestoken vinger in mijn richting wijst. Nu weet ik het zeker! Ze hebben het op mij gemunt. Ik moet maken dat ik wegkom. Ik veer abrupt op van de degelijke, bruinleren bank en glijd op kousenvoeten vliegensvlug de gang in, gris in een oogwenk mijn jas van de kapstok, schiet razendsnel in mijn geveterde schoenen, knoop die met een bloedgang dicht en storm vervolgens door de achterdeur naar buiten. In aller ijl sla ik de poortdeur open en ren in volle vaart door de overdekte steeg de openbare weg op, onderwijl me in mijn jas werkend. De rits laat ik voor wat het is, ik heb geen tijd te verliezen. De duivel zit me op de hielen. Niets of niemand stopt deze vluchteling. Een kilometer of wat verder kom ik hijgend en huilend tot stilstand en kots van de spanning mijn middageten over straat. Gelukkig heeft niemand het gezien. Ik veeg mijn halfnatte mond met de mouw van mijn jas droog, zip de openstaande rits dicht, wis met de binnenkant van mijn vingertoppen de tranen van mijn ogen en wangen, veeg met mijn andere mouw het zweet van mijn voorhoofd en vervolg manmoedig de weg van mijn elfjarig bestaan. Weer een dag overleefd.
Hoofdstuk 2 : De wereld gaat aan ijver ten onder Mijn ouders zijn hardwerkende, eerlijke mensen, die het financieel niet breed hebben. Rechtschapen van aard, over het algemeen genomen. Mijn vader is timmerman en werkt bij de toenmalige staalgigant Hoogovens, het latere Corus en huidige Tata Steel, waar de gehele IJmond economisch afhankelijk en gebonden aan lijkt te zijn. Mijn moeder verdient in haar spaarzame vrije tijd (ze verzorgt met een hartstochtelijke toewijding vrijwel dagelijks mijn lieve oma, die door reuma deels invalide is geraakt) wat centen bij als schoonmaakster. Ze is altijd druk met allerlei verschillende bezigheden en staat voor iedereen klaar, net als mijn vader overigens. De kinderen komen in het gezin, qua materiële verzorging, op de eerste plaats, maar er is ontzettend veel ruzie, onrust en spanning. Mijn ouders moeten elk dubbeltje omdraaien en storten zich bovendien volop in een leven van dienstbaarheid en hulpvaardigheid. Bijna dagelijks staat het huis bol van de stress, want mijn moeder vult haar leven met jagen en vliegen, ze heeft geen enkele kalmte in zich en jut iedereen op tot een zelfde houding en toewijding. Allemaal goedbedoelde welwillendheid, waarbij echter de liefde en tijd voor zichzelf, haar man en het eigen kroost vaak ondersneeuwt bij de aandacht voor derden en het o' zo belangrijke oordeel van de buitenwereld. Het lijkt of ze zich alleen maar in deze behoefte kan verplaatsen. Het katholieke vaandel van goede werken hangt als een zwaard van Damocles boven dit gezinnetje en allen lijden hieronder, maar moeders wil is over het algemeen wet. Ze zit gevangen in het heilige ‘doen en moeten’ en wij boeten allemaal mee. Nooit of te nimmer is er rust. Jagen, jagen en nog eens jagen. Een afspiegeling van de geest van de begin zestiger jaren van deze eeuw. Werken aan de wederopbouw of
zoals een bekend Amerikaans staatsman (Herbert Hoover 1932) het treffend verwoordde destijds: "Prosperity is just around the corner.” Het geloof verliest haar greep op de wereld en deze overgangsfase leidt tot vreemde af- en uitglijders in het bestaan van mensen, die voorheen zwaar werden geknecht door een religieuze beweging, die zich vanaf haar oprichting heeft vervuild met financieel belang en met macht over haar volgers. Barstensvol zeer bedenkelijke en kwalijke rituelen en dogma's. En wereldwijd verbreid, dat wel. Het opkomende materialisme en kapitalisme lonken krachtig naar de naoorlogse generatie, waar het laatste beetje geloof in een liefhebbende en almachtige God en de vermeende onschuld van de mens gruwelijk aan diggelen is geslagen door het mondiale debacle van een moordende en losgeslagen mensheid, waar zelfs de "good guys" zich schuldig maakten aan verwerpelijke praktijken als marteling, verkrachting en moord. Wie kun je nog vertrouwen in deze wereld? God? Regeringsleiders? Nee, moeders wist het wel, keihard werken, niet opvallen, mee in de massa en alle problematiek die dit leven met zich mee schijnt te brengen, los je op door ontkenning of verwerping. Of als laatste redmiddel door straf en tuchtiging. Zij kent het harde oordeel van de maatschappij als geen ander. Toen ze eind vijftiger jaren van mijn biologische vader scheidde, nog voor de geboorte van mijn tweelingzusje Annelies en ik, zei de gek, beschouwden vele ‘rechtvaardigen’ in dit kleine dorpje haar als een hoer. Scheiden was uit den boze. Ze trok zich er weinig van aan, zo leek het althans, en vocht zich een weg terug in deze kille wereld met haar twee jonge spruiten inwonend bij haar ouders in een klein arbeiderswoninkje. Ze werkte ruim zestig uur per week, gedeeltelijk buitenshuis, als controleuse en hersteller van damesondergoed (beha’s) om zo de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. Afhankelijk van een man wilde ze niet meer zijn. “Die zien je toch alleen maar als een stuk vlees.” De opmerking van mijn opa, toen mijn stiefvader, die een straat achter haar woonde, zich zenuwachtig en verlegen meldde om haar hand te vragen, brak wellicht definitief haar respect voor het mannelijk geslacht en daarmee haar verwonde hart: "Als je een hoer wilt trouwen, ga je gang maar" bleek grootvaders vernietigende antwoord op een van de weinige, openlijk vertoonde, amoureuze momenten van mijn aanstaande vader. Een rijzige en stille, teruggetrokken, verlegen en dikwijls norse man, die op latere leeftijd zachtmoediger en vrolijker werd. Daar kon ze het mee doen. In een ogenblik vloog haar jonge leventje aan haar voorbij. Hoe ze als kind in het Brabantse Bergen op Zoom letterlijk de kar moest trekken. De bakkerskar om precies te zijn. Mijn opa was een zelfstandig ondernemer en het brood en gebak diende nu eenmaal stipt te worden bezorgd aan de, voornamelijk uit leden van de Roomse kerk, bestaande clientèle. Slechte betalers overigens, waar mijn opa zich uiteindelijk letterlijk op stuk liep en daardoor zijn faillissement onafwendbaar tegemoet ging. Mijn moeder werd regelmatig ingeschakeld om de waren te bezorgen, wanneer het personeel door ziekte was verhinderd of het werk dit eenvoudigweg vereiste. Ze verzuimde in dat geval logischerwijs van school, hetgeen toentertijd de gewoonste zaak ter wereld was bij kinderen van kleine middenstanders. Ze beschikte over een goed stel hersens, maar dat was in haar vaders visie van nul en generlei waarde. Een meisje belandde automatisch in de huishouding, zowel voor als na haar trouwen. Een maatschappelijke carrière paste niet in het katholieke denkkader van die tijd. De vrouw is geschapen om de man te dienen door middel van haar huishoudelijke taken en in het gunstigste geval baart ze kinderen en neemt de verzorging en zorgen daarvoor zonder morren op zich. Vader is de baas in huis. En als daar liefde bijkwam, was dat mooi meegenomen. Het draait namelijk niet om de liefde in het leven, maar om de
knikkers en de plicht. Mijn stiefvader, die ik altijd als mijn echte pa heb beschouwd, kwam eveneens uit een streng nest. Hij verloor op achttienjarige leeftijd zijn moeder aan kanker en had een broertje dood aan zijn vader, een beul van een vent, ex-militair en binnenvaartschipper, die boordevol van zichzelf was. Hij had gemene en sadistische trekjes en misbruikte twee van zijn dochters seksueel. Een kinderverkrachter, die ook nog eens een tijdje bij ons in huis heeft gewoond. Mijn vader is in z'n pubertijd eveneens seksueel misbruikt door een buurman, maar vond voor deze pijnlijke klacht uiteraard geen luisterend oor bij z'n pochende en zelfingenomen verwekker, om maar eens te schetsen hoe medelevend de man was. Ik moest niets van deze opa hebben, van kleins af aan al niet.
Ja en amen Mijn vader schikt zich gedwee in het oppoetsen van de buitenkant. Voor de goede vrede, die helaas steevast kopje onder gaat in dit ‘nobele’ streven. Want alle goede bedoelingen ten spijt is mijn moeder dikwijls ronduit een hardvochtige vrouw naar de eigen kinderen toe. "Niet zeuren, iedereen gaat dood" lijkt haar levensmotto. Ze weet niet beter, want ook aan haar karakter ligt een opvoeding ten grondslag van goede werken buitenshuis en tucht en orde binnen de muren van het katholieke gezin. Mijn vader slaat er soms rücksichtslos en geheel onvoorspelbaar op los, want ook zijn lont ontbrandt af en toe in deze heksenketel, vooral als er drank in het spel is geweest. Bovendien reageert hij zijn onvermogen over de bazigheid van zijn vrouw graag op mij af. Hij verdenkt mij ervan het lievelingetje van mijn moeder te zijn, het obstakel tussen hem en haar. Al heel jong krijg ik met deze onvervalste haat en jaloezie te maken. Rond mijn vierde jaar zit ik rustig naar de radio te luisteren als mijn vader iets onverstaanbaars naar me roept. Ik kijk op, zeg iets terug en ontvang vervolgens een geweldige mep in mijn gezicht, waardoor ik achterover kukel. Ik begin hysterisch te krijsen, alarmeer daardoor mijn moeder, die geagiteerd bij mijn vader informeert naar de oorzaak van mijn gekerm. "Dat rotjoch spuugde me in mijn gezicht" verweert hij zich op achterbakse wijze tegen mijn moeder. Zo klein als ik ben, besluit ik voor hem op mijn hoede te zijn in het vervolg. Maar hij laat zich ook van een andere kant kennen: Met veel geduld en liefde leert hij me fietsen en rent zijn lange benen steevast uit het lijf wetende dat ik niet kan remmen, maar in plaats daarvan me pardoes van mijn groene fiets met ronde, dubbele stangen werp. Keer op keer. En daarbij telkens een paar kapotte knieën oploop tot verdriet en ongenoegen van mijn vader. In mijn prille kinderjaren stoeit, knuffelt en speelt hij veelvuldig met me. Zijn vaderlijke liefde is voor mij in die periode duidelijk voelbaar. Maar niet standvastig, want hij laat zich in de relatie met mijn moeder behoorlijk door haar overheersen en dat wreekt zich in zijn karakter, evenals zijn ongelimiteerde drankgebruik in de weekenden. Mijn vader en ik botsen regelmatig in de onzichtbare strijd om haar liefde en aandacht. Hij laat overigens regelmatig zijn berouw zien over de verlopen gang van zaken. Zijn spijt is oprecht. Mijn moeder is fysiek afstandelijker en verbaal nogal bot en scherp. Ze schreeuwt en snauwt eigenlijk doorgaans. Ze maakt op mij een overspannen indruk. Ze is een buitengewoon hulpvaardig mens en verkoopt geen nee, indien iemand om hulp verlegen zit. Meestal biedt ze de helpende hand zelf aan, terwijl de bezigheden omtrent het eigen gezin haar draagkracht reeds overstijgen. Ze helpt anderen met plezier, maar klaagt er daarna dikwijls over. Of klopt
zich op de borst. Toch weet ik dat zij zich met een welwillende geest en een oprecht hart dienstbaar maakt aan anderen en zichzelf af en toe roemt, omdat ze vrijwel nooit een positieve reactie ontvangt op haar goede werken. Zowel mijn vader als mijn moeder zijn menigmaal uitgebuit door mensen, die het maar wat makkelijk vonden om misbruik te maken van de goedwilligheid van hun naaste. In kerkelijke kringen is deze instelling veel te vinden: vooraan in de banken, liefst in driedelig pak en geen ene rot moer over hebben voor je naaste. Knip strak in de zak en de neus in de lucht. Omwille van deze schijnheiligheid weigert ze naar de kerk te gaan, maar laat nooit of te nimmer een medemens aan het lot over. Daarnaast is ze een narcistisch ingestelde vrouw met theatrale trekken, die dikwijls de pijn van de ander gebruikt om haar eigen verdriet te uiten. Excuses maakt ze niet, zeker niet uit eigen beweging. Daarin lijkt ze sprekend op haar trotse vader, mijn geliefde opa, een kleine, oersterke driftkikker, die voor niemand terugdeinst. Als ik ziek ben, herken ik mijn moeder niet meer. De strengheid verandert in een overweldigend verzorgende en liefdevolle houding, fysiek nog immer ontoegankelijk, maar een en al zorg en aandacht en vol rechtschapenheid. Een ongekende metamorfose. Was ik maar vaker ziek. Deze heimelijke wens gaat in vervulling, want ik geraak een aantal maal in het ziekenhuis voor opname na operatie of ongeval. Tijdens het ziekenhuisverblijf geniet ik met volle teugen van de persoonlijke aandacht en de liefde, die ik van mijn familieleden mag ontvangen en voel ik eventjes dat ze van mij houden. Maar dit gevoel beklijft niet. De satan heeft mijn denken in een stevige greep omvat en ik verzeil steeds meer in wanen, doemdenken en theoriecomplotten. Niemand houdt werkelijk van mij en God zeker niet. En indien God tegen mij is, wie kan er voor mij zijn? Ik vervloek de dag van mijn geboorte.
Drankmisbruik De opgelopen spanning van dit, aan gekte grenzende, bezige bijen bestaan wordt in het begin van dit huwelijk regelmatig ondergedompeld in drankfestijnen met meegetogen vrienden van de plaatselijke voetbalclub of kennissen uit de kroeg. De dag daarna hebben mijn ouders altijd ruzie over het ‘oergezellige’ avondje uit, waarbij mijn vader schijnbaar zijn begeerte naar andere vrouwen probeerde te botvieren, hetgeen steevast op een mislukking uitliep. Drankmisbruik en liederlijkheid vieren in de weekenden dikwijls hoogtij, buiten de feestdagen om natuurlijk, want als rechtgeaarde bewoner van deze geweldige wereld doen we zoveel mogelijk mee aan de welkome vluchten van dit trieste, enorm lege bestaan. Lang leve de lol, de boog kan niet altijd gespannen zijn. Verjaardagen, kermis, kaartavonden bij de voetbal, en weet ik wat al niet meer. Stuk voor stuk legitieme gronden om eens flink uit de band te springen. De gevolgen zijn desastreus. In ieder geval voor mij. De haat tussen mij en mijn vader groeit. Hij reageert zijn ongenoegen steeds vaker op mij af. Ik begin hem, op mijn beurt, flink uit te dagen en geef regelmatig een grote bek wat logischerwijs in een woordenwisseling, een enkele tik of een uitgebreider pak slaag uitmondt. Het doet me niks, ik voel zijn harde en rake klappen geeneens. Ik weet dat ik 'm aankan, nu al, want ik koester een ongelofelijke wrok tegen hem. En hij weet dat. De dag dat ik hem zal vermoorden, nadert. Ik verdring deze weerzinwekkende haatgedachten, want ik hou ook zielsveel van mijn vader en heb medelijden met hem vanwege het onvermogen zich verbaal te uiten. Het is een
binnenvetter, mijn papa. De ruzies tussen pa en ma onderling duren eveneens onverminderd voort, veelal woordelijk, maar niet minder venijnig. Na een hevige aanvaring met vrouwlief vlucht mijn vader de kroeg in. Tegen etenstijd krijg ik de opdracht hem daar op te halen. Ik doe dit met tegenzin, want ik ben bang voor dronken mannen, omdat ze vals en onberekenbaar zijn. Ik schiet naast pa op een lege kruk en fluister: "Pap, mama vraagt of je mee naar huis komt." Ik krijg een chocomel van mijn vader en loop, nadat hij het gelag betaald heeft, samen met hem naar huis. Alles is in orde, zo lijkt het. In de steeg aangekomen, ramt ie, vanuit het niets, op me in. Ik ben verbouwereerd, maar hij snauwt: "Je bek dicht houwen" en strompelt half aangeschoten het huis binnen. Ik begin het leven steeds meer te haten: de immense leegte en de opeenstapeling van ruzies, het voortdurend afreageren op mij, door zowel mijn moeder als mijn vader, die een duivels haatverbond tegen mij hebben gesloten, zo lijkt het. Ik walg ervan. Maar op een of andere masochistische wijze raak ik steeds dieper verstrikt in deze kluwen van ellende. Ik kan mijn mond bijna niet houden, spreek mijn rebelse mening ongezouten uit en neem het tijdens conflicten binnen het gezin voortdurend voor de belaagde op, waardoor het mij regelmatig op vervloekingen, verwensingen of andere haatbetuigingen komt te staan. Of straffen zoals huisarrest of 'vroeg naar bed'. Het interesseert me allang niet meer. Mijn ouders ervaren mij als een moeilijk kind en dat ben ik ook. Ik heb totaal geen respect voor gezag en al helemaal niet voor dat van mijn ouders dat voortdurend is beladen met een dubbel moraal of aan willekeur lijdt. De selffulfilling prophecy is in werking getreden. De verdoemde gaat steeds meer aan het opgeworpen beeld beantwoorden. Ik krijg van de meest uiteenlopende dingen de schuld. Alle ellende in dit arbeidersnest lijkt bij mij te beginnen en te eindigen. Er is niemand die van mijn aanwezigheid geniet of deze überhaupt wenst. Elk lid van dit gezin begint een hekel te krijgen aan deze irritante 'spelbreker en ruziezoeker', die en passant wel bruikbaar is om de hete kastanjes uit het vuur te halen, indien nodig. De zondebok leent zich er gewillig voor, deels uit naïviteit, maar ook uit hunkering naar waardering en liefde, want hij werpt zich, gevangen door een negatief zelfbeeld, natuurlijk altijd op voor de zwakkere in de strijd, omdat hij zichzelf daarin weerspiegeld ziet. Maar ik roep tevens, uit rebellie en een grote afkeer van autoriteit, menig keer zelf heel veel negatieve aandacht op door aanhoudende ongehoorzaamheid naar mijn ouders, bemoeizucht, liegen en stelen. Op school ben ik recalcitrant en soms hondsbrutaal, waardoor ik vanaf de vijfde klas, tegenwoordig groep zeven, de kwaadheid en straffe hand van de leerkrachten regelmatig over mij afroep. De gevolgen laten me koud: Ik heb sinds jaar en dag geen blijde verwachtingen meer van mijn bestaan. Doordat ik stelselmatig over de grens van m’n incasseringsvermogen wordt getrokken tijdens de heftige schermutselingen tussen mijn ouders, van kindsbeen af aan, is de borderliner geboren. In mij is geen grens meer, want alles lijkt aan totale waanzin te grenzen. En waanzin is een eindeloze schreeuw van wanhoop en pijn. Ik ben een ‘pain in the ash’ voor God, voor mijn ouders en mezelf. Niemand zit op mij te wachten, ik zou maar wat graag van mezelf verlost zijn, want er is niets in me te ontdekken, waar ik een volkomen behaaglijk gevoel van krijg. Ik verlang naar een oase van rust, maar mijn kop loopt over van onvrede en strijd. “Help, ik verga”, lijkt mijn ziel te krijsen. Ik denk dat de mens tot geen één pure, zuivere gedachte in staat is. Op geen enkele wijze. Elke schijnbare eerlijkheid mondt tenslotte uit in een negatieve of zelfzuchtige gedachte. Wat ben ik een verschrikkelijke creatie, waarom heeft God mij toch zo geschapen? En wie of wat zal mij verlossen. De dood, de hel? Of toch
God?
Hoofdstuk 3 : Een dodelijk verlangen naar absolute rust Ik weet niet waar ik het zoeken moet. Nergens vind ik rust. Zeker niet in mijn hoofd. Ik verzuip in dit gezin, waarin geen mens naar me luistert en ik hoop nooit volwassen te worden, want alles wat daar voor staat, vervloek ik tot in het diepst van mijn hart. Ruzies, lust, leugens, liefdeloosheid, drank, geveinsdheid, hypocrisie, geweld, seks, verplichte visites, stompzinnige gesprekken, geestdodend werk. Als ik niet zo bang voor de dood was geweest, had ik lang en breed uit deze mallemolen van het leven gestapt, want de bijna dagelijkse vervloekingen missen hun uitwerking niet. Degene die ik het meest begin te haten, ben ik zelf. Er is niets of niemand aan wie ik zo'n vreselijke hekel heb als aan dit overgevoelige, intens bange 'klerejong', dat nergens tegen bestand lijkt te zijn en niets goeds doet. De wereld en zijn wreedheden dringen zich steeds meer aan me op en ik kots van deze aardkloot en haar bewoners. Het dagelijkse journaal verdraag ik niet vanwege een teveel aan inlevend vermogen. Elk negatief beeld of getuigenis raakt mij tot op de bodem van mijn ziel en staat binnen een mum van tijd in mijn geheugen gegrift om me, tegen het slapen gaan, wederom te folteren. Natuurfilms doen mij gruwen van de wreedheid, die ik zie: Een leeuw, die een reebok doodt en verslindt, beschouwen we als de loop van de natuur, de gewoonste zaak van de wereld, niets om je over te verbazen. Is de schepping werkelijk zo bedoeld? Wat een ongekende bruutheid, wat een verschrikkelijke toestand. Alles en iedereen tergt of doodt elkaar. Is dit de grondslag van het bestaan, dood en verderf? Een oneindige vicieuze cirkel van bitterheid, angsten, zorgen en rampspoed drukken mij neer. Ik wek wrevel op in mijn onmiddellijke omgeving en ben een regelrechte vloek voor het menselijke ras. Alle angsten die een mens kan hebben, zijn in mij verenigd. Angst voor het leven, angst voor de dood, angst voor het donker, angst voor de nacht, angst voor mijn medemens, angst voor mijn ouders, claustrofobie, hoogtevrees, watervrees en de grootste angst heb ik voor God, omdat ik besef dat Hij weet dat ik het meest verachtelijke wezen ben dat er op aarde rondloopt. Hij weet het en ik weet het. En menig dag die Hij me geeft, jank ik mijn ogen uit mijn kop en vele nachten sterf ik duizend doden uit vrees voor Zijn heilig en rechtvaardig oordeel, alvorens ik de slaap kan vatten. Ik begrijp Het Oordeel totaal niet en tegelijkertijd volkomen. Mijn lot is bezegeld, mij wacht het duister, de hel. Er is geen ontkomen aan. Niemand kan of wil mij redden.
De zondagsrust De zondagen haat ik bij uitstek. We dragen verplicht ‘zondagse kleding’ en dat betekent dat er door mij en mijn broertjes, Evert en Pieter, niet gevoetbald mag worden op het pleintje achter
het huis, of waar dan ook. Geen activiteiten waar de kleding vies van wordt of kapot van gaat. Veelvuldig doen familieleden op zondag onze woning aan, hun weerspannige kinderen meetronend. In het ergste geval gaan we zelf ‘lekker’ met zijn allen op visite. Visite. Het woord alleen al doet me braken. Bij mijn opa en oma, mijn moeders ouders, kom ik bijzonder graag. Ze wonen een paar straten verderop en ik wip er vrijwel dagelijks aan. Het zijn de liefste mensen die ik ken, ze zijn een reden om te leven, want ze houden van mij en geven daar onvervalst uiting aan. Alle overige verplichte familie-uitstapjes verafschuw ik ten zeerste, behalve de bezoeken aan tante Jopie en ome Joop niet, die liggen mij wel, evenals hun kinderen Monique en Richard. Deze zondag komen een broer en zus van mijn vader langs, vanzelfsprekend met hun eega’s en kroost. Wij, de kinderen, mogen ons vermaken met de neefjes en nichtjes. Op mijn vraag wat we in hemelsnaam met die kinderen aan moeten vangen, we mogen immers op zondag niet buiten spelen, antwoordt mijn moeder doodleuk: "Je kan toch lekker met ze gaan voetballen of stoepranden." Mijn broertje Evert en ik kijken elkaar veelbetekenend aan. "O' ja, dat is waar ook, wanneer het mama uitkomt, kan en mag alles.” Het voetbalplezier is er gauw af, omdat mijn neefje Ruud een kleine etter is, die telkens en doelbewust de bal vanaf het door schuttingen ommuurde pleintje op de daken van de garages weet te trappen. Na vier klimpartijtjes zijn we het zat. Evert en ik sommeren neefje Ruud tegelijkertijd, zonder enige ruggespraak te houden, het doel te verdedigen. Hij wordt tegen de ‘blinde muur’ van de, op het plein uitkomende, schuurtjes gezet en de broertjes van Wendel knallen er lustig op los. "Op zijn kop, Eef", schreeuw ik lachend naar mijn jongere broertje en het arme ventje krijgt pardoes keihard een bal voor zijn kanis, waardoor z'n hoofd tegen de muur achter hem kletst en hij terstond begint te krijsen. Wij zijn lichtelijk geschrokken van het resultaat en proberen het onfortuinlijke keepertje te kalmeren en liegen om het hardst dat het “per ongeluk ging.” Maar Ruudje is 'Gekke Henkie' niet en rukt zich los, onderwijl naar ons beschuldigend roepend: "Jullie deden het expres, ik ga het lekker tegen tante Anna zeggen." Evert wil 'm achterna rennen, maar het oproerkraaiertje is reeds de achtertuin in gevlucht op weg naar zijn tante en onze moeder. Ik trek mijn jongere broer aan zijn jas terug: "Laat gaan, joh, straks moeten we nog binnen blijven op de koop toe." Enkele tellen later hoor ik Ruud in de tuin tegen mijn moeder snikkend verklaren: "Ze schoten expres tegen mij aan, tante Anna. En keihard, hoor." Evert en ik staan ondertussen quasi nonchalant, schijnheilig en overdreven voorzichtig een balletje over te trappen. "Zo”, zegt mijn moeder vanuit de open poort, het triomfantelijk kijkende slachtoffertje met haar rechterhand beschermend tegen haar heup aandrukkend. “Leuk, hoor zo'n kind snoeihard voor zijn hoofd schieten, wat een flinke jongens zijn jullie.” “Dat is helemaal niet waar, mam, hij is gewoon gevallen, vraag maar aan Hans" dient mijn broer haar van repliek. “Is dat zo ?” vraagt zij met opgeheven kin vervolgens pinnig aan mij. “Ja, hij is gewoon gevallen, mam, vraag maar aan Eef” plichtpleeg ik kalmpjes. “Nietes, jullie liegen“ vuurspuwt Ruudje half verscholen achter tante Anna’s rokken. “Naar binnen, etters, snauwt mijn moeder, het voetballen is over voor jullie, opschieten en gauw.” “Opschieten is al gauw” antwoordt Evert gevat. Ik moet erom grinniken. Zij niet. Hoewel? Ze verbergt haar grijns achter de rug van haar hand. Ze vindt Ruudje zelf ook vaak een onmiskenbaar drabbertje. Maar ja, we houden de schone schijn op, nietwaar. Een nijdige blik in onze richting is haar schrale respons. Troostend en liefkozend duwt ze ons 'beminnelijke' neefje de overvolle huiskamer binnen. Wij volgen gelaten.
De ooms en tantes zitten gezellig te kletsen. Ze eten chips, kaas en worst en drinken alcohol. Naarmate de alcohol meer vloeit, stijgt het plezier, maar ik vind het een gevaarlijk sfeertje. Het maakt me onrustig en gespannen. De vrolijkheid verandert in liederlijkheid, de meute raakt beschonken en er zit er altijd wel eentje bij met de bekende 'kwade' dronk. Op de een of andere onverklaarbare wijze voelt de groep drinkers mijn zwakte vermengd met mijn hunker naar aandacht feilloos aan. Met de regelmaat van de klok hoor ik, de een na de ander, de meest stompzinnige dingen zeggen. Ineens vraagt een van de aanwezigen naar mijn mening over kernenergie, het onderwerp waar ze al een poosje over aan het zwetsen zijn. Haarscherp leg ik mijn analyse neer en laat kennelijk mijn minachting over de kortzichtigheid van hun visie doorschemeren, misschien vooral vanwege de bekrompenheid van mijn eigen ouders, die met alle winden meewaaien, terwijl ze beter weten. Mijn aangeboren hoogmoed ontpopt zich zichtbaar. Ofschoon ik me tevens oprecht zorgen maak als puber waar het in deze wereld stampvol van onzinnige ijver, materie en vervuiling naar toe gaat. Niemand lijkt meer om een ander te geven. Alles is buitenkant. Het levert me een uiterst pijnlijke confrontatie met pa-lief op: "Ach, wat weet jij er nou van snotneus, ga lekker buiten spelen met je kleine pikkie." Iedereen proest het uit van het lachen en ik kies, mijn tranen wegslikkend, het hazenpad. Naar de eenzaamheid en de betrekkelijke veiligheid van mijn zolderkamer. Wetend dat ik geboren ben om gehaat te worden. Moordlust welt in me op, maar ik verdring het met fantasieën. Steeds vaker verzand ik in dagdromerijen, waarbij ik geheel iemand anders ben. Niemand wil mij zijn. Ook ik niet. Mijn verdriet lijkt niet te stelpen. Ik huil mezelf in slaap. Of masturbeer, want dit vreemde genot verdrijft mijn angst en eenzaam gevoel, voor een poosje, tenminste. Ik ben twaalf jaar oud.
Strelende zonnestralen in een onzeker bestaan Is mijn jeugd een aaneenschakeling van bittere ellende, geweld, alcoholmisbruik en andere wanhoop? Absoluut niet! Mijn ouders zijn mensen, die naar de ‘normale’ maatstaven van deze maatschappij leven en daar plukken wij als kinderen uiteraard ook de zoete vruchten van. We gaan goed gekleed naar school, mogen allemaal op een sport naar eigen keuze en doen ontzettend veel leuke dingen samen met onze ouders. Zomers begeven we ons dikwijls op de fiets naar een prachtige speeltuin in Egmond waar, behalve een kabelbaan, ook heuse botsauto’s aanwezig zijn. Het Heemskerkse strand en duin zijn plaatsen waar ik geweldig fijne herinneringen aan heb en veel prettige ogenblikken mocht beleven. Ons gezin was op dergelijke momenten een hecht nest, waar het goed vertoeven was. De gedachten aan vijandschap verdwenen als sneeuw voor de stralende zomerzon. Ondanks de krappe financiële omstandigheden zorgden mijn ouders voor prachtige vakanties in ons schitterende kikkerlandje. Maar de leukste herinneringen vormen voor mij de zaterdagen, waarop het hele gezin van de vroege morgen tot laat in de middag zijn vertier zocht in de voetbalsport en we elkander vurig aanmoedigden bij de plaatselijke vereniging H.S.V. ODIN. Een mooiere tijd kan ik me niet wensen en indenken. Ik ben een begenadigd voetballer met een tomeloze inzet en een verfijnde baltechniek. Tot mijn achttiende jaar speel ik daardoor in alle eerste elftallen van de jeugd, daarbij luidkeels aangespoord door mijn ouders. Na afloop van de voetbalpret keren we, druppelsgewijs, om beurten naar huis en sluit de sportieve dag met een heerlijk
‘arbeidersfeestmaal’: patat met frikadellen of met biefstuk. S’ avonds kijken we met z’n allen naar de shows van Mies Bouwman en Willem Ruis, programma’s die de halve Nederlandse bevolking aan de beeldbuis kluisterde, destijds. Talloze keren gaan we naar bloedverwanten in Brabant om met het hele gezin uitgebreid carnaval te vieren met de naaste familie van mijn moeder. Het zijn vriendelijke mensen, die Brabanders, veel minder afstandelijk dan het IJmondse volk. Vooral de Sinterklaasavonden zijn onvergetelijke samenkomsten, waarbij ook mijn geliefde opa en oma en de broer van mijn moeder en diens vrouw aanwezig zijn. Vreugde, gezelligheid en onderbroekenhumor. En de meest erbarmelijk gedichten. Daar we een verlanglijstje mochten opstellen, nadat we allemaal de leeftijd hadden bereikt, waarop het geloof in “Sint Nicolaas” veranderde in de zekerheid dat deze ‘hogepriester’ een fabeltje bleek te zijn, wist een ieder zo’n beetje wat hij of zij op vijf december uit de zak van de goede Sint kon verwachten. De gedichten, die aan de cadeau’s voorafgaan, waren echter van een dermate verwarrend rijmelarijgehalte, dat menig ontvanger van de langverwachte surprise begon te twijfelen aan de juistheid van het, ruim van tevoren, ingeleverde verlanglijstje, tot grote hilariteit van de anderen. Het allermooiste cadeau krijg ik in een periode dat mijn ouders zeer krap bij kas zitten en ik nog geloof in de “Goedheiligman” : ik ontvang een prachtige, houten garage door mijn vader zelf in elkaar getimmerd en geschilderd aan de vooravond van Sinterklaas, de verf was net op tijd droog. Ik herinner me dit geschenk als de dag van gisteren. Het dak van de garage is glanzend rood, de afrit van het bovendek kanariegeel en de vloerplaat is in een passende blauwe kleur gesausd. Ik ben de koning te rijk met deze gift, die met noeste arbeid en veel liefde is vervaardigd. Vrienden waren immer van harte welkom bij ons thuis, mijn ouders zijn vrijgevige en hartelijke mensen, maar ik voel en heb mezelf al heel lang buitengesloten. Ik kan niet geloven dat er iemand oprecht van mij houdt. Van buiten ben ik vrolijk, van binnen leef ik in voortdurende onrust gevolgd met aanvallen van paniek, voornamelijk wanneer de nacht zich aandient. Als ik sport of speel, wijken de zorgen, maar in momenten van rust peins ik me suf over het doel van het bestaan en het nut van mijn, dikwijls, diep sombere, twaalfjarig leventje.
Wankele liefde De relatie van mijn ouders is erg onderhevig aan wisselvalligheden. Het ene moment hebben ze elkaar vurig lief en kussen elkander openlijk en hartstochtelijk. Deze minnekozingen doen me goed, maar zijn schaars. Nauwelijks een dag of twee daarna kom ik thuis en bevind me onmiddellijk in een waanzinnige strijd tussen de voormalige tortelduifjes. Mijn vader schreeuwt: "Ik ben het zat met jou. Ik vermoord je." Hij duwt mijn veel kleinere moeder krachtig tegen de vuurhouten schrootjeswand en begint haar te wurgen. Ik brul dat hij moet stoppen en trek aan zijn arm, maar er is geen beweging in te krijgen. Hij blikt of bloost niet en zet de verwurging in koele bloede voort. De doodsangst staat in mijn moeders ogen en ze maakt gorgelende geluiden. Hij stopt evenwel niet. Ik ren naar de keuken, pak het grote vleesmes uit de la en storm onverhoeds op mijn vader af. Met een trillende hand zet ik het mes op zijn keel en roep jankend: "Laat mijn moeder los, klerelijer." Hij komt bij z'n
positieven en laat haar inderdaad los. Overstuur vlucht ik het huis uit naar mijn opa en oma. Na deze ingrijpende gebeurtenis groeit mijn vrees tot ongekende hoogte. Ik weet zeker dat mijn vader zich gaat wreken op mij. Daarom sluip ik de volgende avond mijn bed uit, ga op mijn tenen de houten trap af die naar mijn zolderkamer leidt, overschrijdt een metertje overloop om vervolgens bovenaan de gangtrap plaats te nemen in de hoop iets op te kunnen vangen van het gesprek dat tussen mijn ouders, in de aangrenzende woonkamer, plaatsheeft. Ik spits mijn oren en na een poosje lukt het me om flarden van de conversatie af te luisteren. Ik hoor ze nu duidelijk mijn naam noemen en span elke vezel van mijn lichaam in, teneinde het snode plan te ontrafelen. "We moeten van hem af" lijkt mijn vader met zijn lage basstem te zeggen. Mijn moeder mompelt iets onverstaanbaars en plotsklaps hoor ik onbetwist het woord “DOOD" vallen. Tenminste, dat denk ik. My brain is suffering from the deepest fears. And there ain't no cure, nor a way out. Deze mededeling zorgt even voor een verlamming in mijn ledematen. Ik wil opstaan, maar dat gaat moeizaam, mijn lichaam lijkt te weigeren. Ik moet maken dat ik hier wegkom, want als ze me hier op de trap snappen, word ik ter plekke gedood.
Overlevingsdrang Ik hervind mezelf en ga behoedzaam terug naar mijn zolderkamer. Daar knip ik een lampje aan en zoek haastig een wapen om me tegen mijn potentiele moordenaars te verdedigen. Ik vind een vlijmscherpe briefopener, het voldoet zowel als steek- en snijwapen en is wonderbaarlijk mooi afgewerkt met een parelmoeren rechthoekig handvat, dat zelfs door mijn relatief kleine hand eenvoudig te omvatten is. Ik heb het ding, meen ik, van een oom van m’n moeder gekregen. Een oud NSB-er, naar verluid, met sadistische neigingen naar kinderen. Niet op het fysieke, maar op het geestelijke vlak. Hij heeft mij tijdens een logeerpartijtje in zijn vrijstaande woning eens de stuipen op het lijf gejaagd. Ik moest van hem iets uit de schuur pakken, maar ik vond het daar donker en eng. Ik durfde dat niet, maar hij haalde me over met vriendelijke, vertrouwelijke woorden. Toen ik eenmaal binnen was, manoeuvreerde hij mij met smoesjes steeds dieper de schuur in, alwaar het daglicht meer en meer terugweek. Nadat hij met een klap de deur dichtsloeg, verdween het invallende licht. Het liep tegen de avond, ik gierde het uit van angst en rende in blinde vaart naar de uitgang. Ik hoorde de sleutel in het slot draaien en satanisch gelach, vergezeld van verwijderende voetstappen, waren het laatste wat ik waarnam, alvorens ik half in elkaar zeeg van bangheid. Even later bevrijdde hij me uit mijn benarde positie, nog steeds schaterlachend. Ironisch genoeg bevrijdt zijn cadeau me thans van een onpeilbaar diepe vrees. Hij was overigens een gulle gever deze suikeroom uit Santpoort, maar een vreemde snoeshaan. Met zulke vrienden heb je geen vijanden nodig. Het gehoest van m´n vader dat hoorbaar is vanuit de gang die naar het toilet voert, onderbreekt deze secondenlange mijmering uit een ver verleden en ik ben ineens buitengewoon waakzaam. Ik adem al zijn handelingen in en vertaal dit naar mijn lichaam door elke vezel opnieuw aan te spannen. Ik ben doodsbang, maar zal niet sterven. Ik ben zelfs bereid te doden. Hij gaat naar de wc. Ik wacht af en krijg in deze ‘oorlogssituatie’ een
bepaalde rust vermengd met spanning over me, die ik vreemd genoeg als prettig ervaar. De gestoorde geest van een maanziek kind. Die avond overkomt me niets. Maar ik stel voortaan de slaap uit van de, toch al, onrustige en relatief korte nachten, totdat m´n ouders op bed liggen. Daarna vlei ik me neder in een betrekkelijke vrede: mijn rechterhand en onderarm verscholen onder m´n hoofdkussen met daarin de briefopener strak in de knuist geklemd en mijn oren wijd opengesperd. Niemand verrast dit ‘kind soldaatje’ in zijn slaap. Welterusten. Zelfmoord De angsten zijn na verloop van tijd te beredeneren. Het ziet er naar uit dat de voltrekking van mijn doodsvonnis is uitgesteld. Maar ik ben en blijf alert. De toestand van mijn innerlijk, gevoed door mijn angstige en vol van zelfhaat zijnde geest, gaat er niet op vooruit. Ik verlang naar de dood, naar verlossing uit mijn bestaan. Ik durf daar zelf geen actie in te ondernemen, want ik ben bang voor de dood en voor God en voor de hel, waarin ik uiteindelijk zal worden geworpen en waaruit geen ontsnappen mogelijk is. Een onverbiddelijk en eeuwig lijden. Ik sidder van angst, maar bezwijk uiteindelijk voor de spanningen in mijn leventje. Ik besluit eruit te stappen. Ik kan niet meer. Ik ben kapot. Leeg, stikverdrietig, terneer- en stukgeslagen. Vermorzeld en vertrapt. Verstoten en uitgespuugd, gehaat en vervloekt. En ten einde raad. Ik zie geen uitweg meer. Ik geef gehoor aan de stem die mij vertelt dat het voor iedereen beter is dat ik sterf. Ik schrijf een afscheidsbrief aan mijn ouders, waarin ik hen om vergeving vraag om wie en wat ik ben en getuig van mijn liefde voor hen, maar verklaar dat ik afscheid moet nemen, omdat ik niet meer verder kan. De tijd is gekomen om te sterven. Ik leg de brief op de blank eiken salontafel, die ik van mijn opa en oma heb gekregen. Ik slik de pillen achter elkaar in en moet kokhalzen vanwege de bittere smaak. Maar ik zet door en verwerk ze allemaal. Daarna ga ik op bed liggen, niet op mijn buik zoals gewoonlijk, maar op mijn rug. Ik heb geen belagers te vrezen deze nacht. De dood komt mij bevrijden. Huilend val ik weg, de pillen beginnen te werken, de angst verdwijnt. Ik vecht niet meer, ik glijd langzaam de dood in. De volgende morgen ontwaak ik eerder dan gewoonlijk het geval is. Ik open mijn ogen en het lijkt wel of ik nog in mijn kamer ben. Ik knijp hard in het vel van mijn onderarm. Het doet zeer. Dat betekent dat ik leef. Mijn hart vervult zich met een metershoge blijdschap en ik dank en prijs God. Ik doe dit op mijn knieën aan de zijkant van het bed. Ik ben niet eens zo duf, het is net alsof ik opnieuw geboren ben. Ik zie de afscheidsbrief op de salontafel liggen. Gauw weg met dat ding, niemand hoeft te weten hoe radeloos ik me heb gevoeld. Ik ga leven en ik ga God zoeken. Als Hij echt bestaat, dan zal ik Hem vinden. Eigenlijk weet ik ook wel dat Hij bestaat, maar door de preken van de pastoor van de katholieke kerk ben ik Hem, zo mogelijk, nog meer gaan vrezen, want Hij heeft de sleutels van de hel. En daar gaan de meesten van ons heen, omdat we niet goed hebben geleefd. Ik ben een van de veroordeelden, al ben ik nog maar dertien jaar, want ik ben een heel slecht mens. Deze conclusie tempert de vreugde van de prille wedergeboorte behoorlijk, maar niettemin wint de dankbaarheid het van de teleurstelling en treed ik de dag blijmoedig tegemoet. Dat is trouwens niet nieuw voor mij, want ik spring over het algemeen vrolijk en monter de morgenstond binnen. Maar als ik naar bed moet, begint het gelazer. De dag en het licht kan ik verdragen, de nachten en het duister niet. Dan begint het oneindige malen en daar lijd ik overdag steeds meer onder. Maar vandaag
ben ik als herboren. Halleluja.
Hoofdstuk 4 : ‘Schoorvoetend’ de wijde wereld in Het ‘kleine pikkie’ groeit op tot een meer dan middelmatige lul in vele opzichten: ik blink uit op sportief gebied, ben een van de betere lange afstand lopers uit de IJmond, voetbal in de een na hoogste klasse van de landelijke zaalvoetbalcompetitie, op het veld speel ik in alle eerste jeugdselectie-elftallen en ik beschik over een goede aanleg voor het beoefenen van vechtsporten. Mijn pre-adolescentiefase staat echter voornamelijk in het teken van seksuele ontdekkingen en dito expansie, pornografisch van aard, want liefde gaat er bij mij niet meer in. Daarnaast ervaar ik diepe worstelingen met mijn menselijke natuur en God. Ik krijg mijn wil niet in overeenstemming met het innige verlangen om een eerlijk en goed mens te zijn, om God te willen behagen. En om een plezierig kind voor mijn ouders te zijn, zodat ze oprecht van mij kunnen houden. Elke dag struikel ik over mijn zondige natuur. De dingen, die ik niet wil doen, doe ik en de dingen die ik wil doen, gelukken mij niet of slechts kortstondig. Het is hopeloos met mij gesteld en dat wordt me dagelijks flink ingewreven door mijn omgeving, maar niet in de laatste plaats door mijzelf. En allicht door God, die vol misnoegen op Zijn schepsel neerkijkt. Ik, Hans van Wendel, ben geen kroon op Zijn schepping, maar een regelrechte aanfluiting, een schande voor het menselijk ras. Onze band is er een van angst van mijn zijde en afgrijzen van Zijn kant. Hierover zijn God en ik het wel eens: Er deugt niets aan mij. Kwaadsprekerij, leugens, manipulatieve uitlatingen en diefstal ontsieren mijn dagelijks leven. Ik schaam me, maar blijf het toch doen. Overigens zie ik om mij heen niet veel anders, maar ik steek met vlag en wimpel, in negatieve zin, boven het gepeupel uit. Veel beroerder kan het bijna niet. Ik vlucht op zeer jonge leeftijd regelmatig in drank, soft-drugs en seks. Of overmatig sporten. Jarenlang bevredigt dit mij, hoewel ik voortdurend met deze zaken bezig moet zijn, want de voldoening is van korte duur. De leegte in mij is niet te vullen en mijn innerlijke en uiterlijke onrust zijn niet te temperen. Rond mijn zestiende levensjaar doe ik mee aan 'glaasje draaien', een occulte bezigheid waaruit voor mij een schokkende voorspelling komt; ik zal niet ouder worden dan 24 jaar en overlijden door een ongeval met brommer of motorfiets. De diepe relatie met mijn jeugdvriendin Ingrid loopt enige tijd later jammerlijk op de klippen, by the way zelf verpest door met een ander meisje te zoenen en dit lachend, van de zenuwen en schaamte weliswaar, aan mijn geliefde te bekennen. Mijn vwo-opleiding mislukt uiteraard ook en ik eindig een jaar na voortijdige beëindiging van het atheneum in de eindexamenklas bij de Nederlandse douane, waar ik uitblink in opvallende zaken zoals leugenachtig en obstinaat gedrag, dronkenschap en ziekmeldingen. Naast deze beëdigde overheidsfunctie maak ik mij zeer vaak schuldig aan inbraken en diefstal. Dit doe ik voornamelijk in de weekenden, want je moet wat met je vrije tijd, nietwaar? Ik geef gehoor aan de drang tot zelfvernietiging en het oordeel van mijn directe omgeving: ik groei op voor galg en rad is de algehele conclusie, dus waarom het lot niet een helpende hand toesteken in deze ellendige wereld van schijn en bedrog. Mijn ‘fraaie’ levensinstelling van zelfdestructie openbaart zich op alle fronten. De kringen waarin ik me begeef, zijn rijkelijk bezaaid met lotgenoten, die behept zijn met soortgelijke jeugdtrauma's en wanen en die, versterkt door het gebruik van drank en drugs op jonge leeftijd, buitenproportionele vormen aannemen. Alle leuke en goede herinneringen uit onze kinderjaren vervliegen langzaam, totdat er niets anders overblijft dan bitterheid, zwartgalligheid en haat. Dat zijn de onvermijdelijke, treurige en vernietigende gevolgen van drank- en drugsconsumptie. Mijn ziel waart rond in een volslagen
duisternis, er lijkt geen lichtpuntje meer te bekennen. Het is een schande hoe wij onze ouders soms tot op de grond toe afbranden, want deze mensen hebben de beste jaren van hun leven besteed aan de verzorging van hun kroost. Mijn ouders hebben zichzelf veelal weggecijferd om hun kinderen te geven wat zij zelf vroeger ontbeerden. En ik ben de ondankbare, kwaadsprekende vrucht van hun schoot. We wandelen en leven letterlijk in het duister. Nachtdieren zijn we. Engelen des satans. De bolwerken van zwartgalligheid overstemmen en verdrukken het kleinste beetje vreugde. Ik ben een levende dode. Een zombie.
Hoofdstuk 5 : Verslaving en criminaliteit Ik ben zo ziek van verdriet door het verlies van mijn eerste liefde dat ik anderhalf jaar lang geen vrouw kan aanraken. Masturberen is mijn enige seksuele uitvlucht in die periode. Drank en drugs komen steeds meer op mijn pad. Justitie ook, trouwens. Vanaf mijn eenentwintigste tot mijn zesentwintigste levensjaar breng ik een groot gedeelte achter de tralies door om daarna allerlei therapieën te volgen, van hogerhand opgelegd en daardoor trouw gevolgd. Het trekt de beerput van mijn ziel flink open, maar het helpt me geen zier. Ik raak steeds meer in diepe depressies verzeild, zoek mijn toevlucht tot de duivelse drie-eenheid drank, drugs en seks en dat trekt mij geestelijke en lichamelijk helemaal leeg. Ik verknal een huwelijk met een hele lieve vrouw, Jeanetta. Oorzaak: de bovenste drie-eenheid en huwelijkse ontrouw, want geen vrouw kan mij bevredigen. Mijn libido grenst aan het absurde. Het scala aan perversiteiten groeit in een krankzinnig tempo. Ik kan vrijwel maar aan één ding denken: ik word volledig geobsedeerd door seks en houd dat ook nog eens urenlang en talloze malen vol, want ik ben 'gezegend' met een energiek en ijzersterk lichaam. De ejaculaties worden steeds vaker opgevolgd door huilbuien. De wanhopige roep naar God om bevrijding uit deze geestelijke en lichamelijke dwangbuis schalt gesmoord uit mijn schorre keel het heelal in, maar God antwoordt niet. Ik ben een onbetrouwbare hufter, die vrijwel geen gelegenheid onbenut laat om vreemd te gaan en er zelfs vier jaar lang tijdens zijn huwelijk een buitenechtelijke relatie op nahoudt. Ik hunker naar aandacht en liefde, maar weet geeneens wat dit echt betekent, dat wil zeggen in de gezonde vorm. Overal waar ik kom, voel ik mij teveel en met attentie weet ik niet om te gaan. Ik kruip het liefst in mijn schulp en verdwijn in het niets. Krijg ik echter enige belangstelling, dan slok ik deze met volle teugen op, een schaamteloze over-exposure van mijn gekwetste ik vertonend of de show stelend met sappige, humoristische verhalen, gegrepen uit mijn turbulente bestaan. Mijn gevoeligheid doet mensen raken en mijn humor en lach zijn aanstekelijk. Ik maak daarvan veelvuldig misbruik om mijn zin door te drijven, vooral op seksueel gebied. Ik ben een geslepen en verwoed manipulator en een doortrapte leugenaar, wanneer het mij uitkomt. Er schuilt in mij een groot acteur en op het emotionele vlak ben ik dikwijls een parasiet, die de ander helemaal leegzuigt. Ik lijd aan een te groot ego, aan zelfoverschatting en aan zelfmedelijden. En aan diepe, onzichtbare pijnen in mijn ziel. Ik kotst letterlijk van mijn levenshouding en dus van mijzelf. Meerdere malen per dag braak ik alle rotzooi uit om mezelf even later weer vol te gieten met een nog grotere dosis van dezelfde ellendige middelen, die om een of andere vreemde reden als 'genotsmiddelen' of
als geestverruimend te boek staan. Een klinkklare leugen. Ik zet honderden keren een punt achter mijn verslaving, vol bravoure, vertrouwen en geloof in mijn eigen wilskracht. In deze overtuiging vind ik geen enkele medestander inmiddels, maar ik volhard niettemin in het luidruchtige en steevaste voornemen mijn levensstijl te keren, mede omdat veel van mijn medegebruikers door geweld, zelfmoord, ongeval onder invloed of door een overdosis aan hun eind komen. De schrik zit er dan eventjes goed in. Doorzetten is er echter niet bij. Ik word een mikpunt van spot, smaad en hoon, straf dit af en toe met geweld af, maar kan hier gevoelsmatig nooit mee uit de voeten. Schuld en wroeging verteren mijn hart. Ik weet het zelf als geen ander: er is niets goeds in mij te vinden. Des te meer ik zoek naar het goede in mezelf, des te bedrogener kom ik uit. Stop ik echter met mijn verslaving, dan raak ik na een dag of wat zo gedeprimeerd dat ik het liefst mijn leven acuut beëindig, indien ik daar de moed voor had, natuurlijk.
Criminaliteit Mijn eigenwaarde daalt, mijn criminele loopbaan groeit. Hield ik me in het verleden bezig met inbreken, oplichting en autodiefstallen, nu smokkel ik met mijn kompanen in de misdaad diverse soorten drugs naar het buitenland, die een straatwaarde van enige tonnen tot een paar miljoen guldens per transactie vertegenwoordigen. Ik pers mensen af, sla er regelmatig op los of ontvang een enkele keer zelf de klappen waarom ik vroeg. Ik schiet twee keer met een vuurwapen op een medemens, trawanten uit de onderwereld, en verslijt ongeveer tweehonderd vrouwen in mijn onstilbare honger naar vleselijk genot. Ik heb bijna alle drugs die er bestaan gebruikt in meerdere of mindere mate, maar zal uiteindelijke ten prooi vallen aan het roken van crack. Ik verbras in mijn verslavingsperiode ettelijke honderdduizenden guldens en verkeer, ondanks jarenlange ruime geldelijke inkomsten, voortdurend in een financiële crisis. Naast mijn criminele carrière leid ik een detacheringbureau, waarvan ik de opbrengsten 'wit' incasseer en grotendeels zwart uitbetaal, want mijn personeelsbestand bestaat voornamelijk uit notoire alcoholisten en junks, die een uitkering 'trekken'. Ik word langzamerhand knettergek van alles wat ik doe, maar zie geen andere weg. Belasting betaal ik niet: Ik ga eenvoudigweg nooit op de dwingende invitatie van de blauwe enveloppen in en weiger ze te openen. De belastinginspecteur klopt tenslotte bij mijn huis aan, maar wonder boven wonder en door list en bedrog, kom ik met de jarenlange belastingontduiking ongeschonden weg. Ik ken mijn pappenheimers en deel aan een paar 'betrouwbare medeburgers en ondernemers', tegen geringe vergoeding, de kennis van de mazen van de belastingwet jolig en trots mede. Heel eventjes geniet ik van de status van slimme jongen. Maar de vreugde is van korte duur, want ik besef dat God, vol afkeuring, hoofdschuddend meekijkt. De hulpverlening, die ik zoek is veelal van occulte aard en biedt geen soelaas. Of werelds: psychologen en psychiaters schrijven vuistdikke verslagen over mijn psychische gesteldheid, maar ik beschik over de volledige controle en laat ze niet verder binnen dan tot aan de buitenkant van mijn ziel. Ik kan praten als Brugmann, ben innemend, emfatisch, geëmotioneerd en open, maar laat niemand werkelijk toe. Pappen en nathouden.
Hoofdstuk 6 : Image-building en materiebegeerte Omdat ik in tijden van financiële voorspoed van gekkigheid niet weet hoe ik van mijn geld af moet komen (het brandt als een gloeiendhete kool in mijn zakken), schaf ik op een zekere dag een vrijwel nieuwe Mercedes aan, want een beetje zichzelf respecterende 'dude' uit het 'milieu' rijdt uit protserigheid in zo'n sjieke bak. "Nou, hoor je er echt bij", zegt een vriend bemoedigend tegen me als ik, zowel met ingehouden trots als gepaste schaamte, de strakke 220 CDI aan hem kom showen. "Waar hoor ik dan in vredesnaam bij?", vraag ik me stilletjes af, want blijer word ik er niet van. Integendeel. 'S nachts pak ik, net als mijn kornuiten, uit zelfzuchtige overwegingen liever een taxi, want de politie blijkt dit type auto maar wat graag aan te houden omtrent voornoemde tijdsaanduiding, terwijl ik voorheen met mijn dronken kop gewoonweg in mijn oude, onopvallende middenklassertje stapte. En dat betekent de volgende dag opnieuw een taxi bestellen om het geldverslindende onding weer op te halen. Vooropgesteld dat ik mij überhaupt herinner waar ik de “Benz” heb achtergelaten, want menigmaal kan ik me, door zware dronkenschap en overmatig drugsgebruik, dat niet meer voor de geest halen en is de taxirit met moordende kater voor de chauffeur en mijzelf een bron van ergernis. Na de vijfde: "O, nee, daar staat ie ook niet" is de lol er inmiddels af en wordt de kerel mij spuugzat. Hij geeft daar op hautaine wijze blijk van. "Nou, ik zou zo zeggen, meneer heeft 'm flink geraakt gisteren." De meesmuilende minachting en braafheid druipen van zijn schijnheilige tronie af en mij bekruipt de neiging hem eens 'flink te raken' deze keer. In mijn milde genade antwoord ik niettemin droogjes: "Ja, dat heb je weleens, hè." Maar dit keurige heerschap verheugt zich dermate in zijn gevoel van euforie en eigendunk dat hij het lef heeft de volgende sneer over zijn tere lippen te brengen: "Had ik twee dagen geleden meneer ook al niet naar zijn auto gebracht." Een stiekeme referentie aan een eerder zuipfestijn in die week en aan mijn opzichtige leugen van zojuist. De stoot onder de gordel arriveert krachtig in mijn verzuurde lijf en geest. Nu is de maat vol. Ik ben in staat de hufter te wurgen, maar zeg met bijna tastbaar venijn: "Breng meneer maar naar huis, want meneer begint zich zeer wrevelig te voelen, begrijpt u wel." De dappere dodo is niet helemaal levensmoe en besluit de hoogopgelopen spanning niet verder onder druk te zetten. Doodstil leggen we het laatste stukje af. Hij ligt instinctief al in zijn kistje. Mijn botte en tegelijkertijd messcherpe reactie berouwt mij ten dele, maar ik troost me met de gedachte in elk geval zijn ongewenste babbel te hebben gesmoord. Bij thuiskomst geef ik hem, vanzelfsprekend uit schuldgevoel, de basisemotie van mijn noodlottig en ellendig bestaan, een flinke en overdreven fooi. "Sorry, voor het ongemak, prettige dag verder." Hij wenst mij hetzelfde toe. Ik geloof dat hij het nog meent ook. Lief bedoeld, maar zijn wens zal niet in vervulling gaan, want het miserabel lijden vanwege de meest verschrikkelijke hersenspinsels is reeds in werking getreden. Schrikbarende aantijgingen in beeld en geluid passeren de revue. Mijn schedel barst bijna uit elkaar. De hel barst los in mijn hoofd. Stemmen en beelden uit de duisternis van mijn ziel klimmen op naar mijn bange hart. Ik gruwel, sidder en huiver alsof de dood aanstaande is. En dat voor de zoveel duizendste keer, want het is altijd en eeuwig hetzelfde liedje. De met drank, drugs en seks weggestopte vrees en eenzaamheid komen vele malen sterker terug. Ik bezwijk zowat van angst. Wat een ellende!
Maar mogelijk vernietigender zijn de ellenlange wachttijden, die voorafgaan aan de relatief veiligere manier van thuiskomen per taxi, want meestal verandert mijn drank- en drugsgebruik drastisch vanwege de, tot ver in de vroege ochtend, uitgestelde belofte van vervoer. Ik zuip mezelf bijkans in comateuze toestand en tracht dit te omzeilen door steeds frequenter de binnenkant van mijn neus te poederen met de 'witte sloper', cocaïne genaamd. Een uiterst gevaarlijke en tegenstrijdige handelswijze, waarvoor ik the day after een dubbele tol aan de vreze Gods betaal. Wat een stelletje notoire leugenaars, trouwens, die telefonisten van zo'n taxicentrale. "Duurt het nog lang voor die taxi komt“, vraag ik zwaar beschonken en geïrriteerd. “Een half uurtje, meneer, dan staat hij voor de deur" luidt de bedrieglijke respons aan de andere kant van de lijn. Een half uurtje, ja, ja. En nog een. En nog twee. Ik mag van geluk spreken als zo'n veel te frisse en te vrolijke kwibus drie vervelende uren later zijn verlossende claxon laat horen, zodat ik net voor het krieken van de dag pisnijdig en beladen met schuldgevoel en de daaruit ontsproten angsten, compleet suf geluld door zijn opgewekte, nietszeggende prietpraat, uiteindelijk hondsmoe mijn troosteloze slaapkamer in strompel. Om volledig knock-out te gaan. Of erger nog, weer een beetje bij kennis te geraken, want dan vat ik de slaap pas tegen de middag. Het aller-treurigst echter is de plotselinge onrust, die de nieuwe ‘schat’ op wielen me bezorgt. Als ik op een zekere avond nuchter te bed ga en de nacht een slapeloos gedraai en gekeer teweeg brengt vanwege de oeverloze overpeinzingen over mijn zinloos lijkende verwekking, hoor ik tot twee keer toe een auto-alarm afgaan en denk ik dat mijn 'nieuwe verovering' mij door diefstal wordt ontnomen. Ik sprint in een bedenkelijk vaal boxershort blootsvoets de, in flauw licht gehulde, galerij over, ga bijna onderuit en ontdek ondertussen dat het vermeende noodsignaal niet uit mijn wagentje komt. In geen velden of wegen zelfs, want op heel het parkeerterrein voor de flat heerst een serene rust en stilte. Ik slenter terug richting voordeur en bed. Een stijf kwartiertje later hetzelfde ritueeltje. En wederom vals alarm. In mijn hoofd wel te verstaan. Een dag of wat daarna parkeer ik de onruststoker een aantal straten verderop om niet meer door een ingebeeld geluid van een afgaand auto-alarm gewekt of gealarmeerd te worden. Na een jaar of anderhalf ben ik weer eens ridder te voet en verkoop mijn kopzorg, relatief voor een habbekrats. Het interesseert me niks. Bezit is een juk, waarvan ik graag ben verlost.
Hoofdstuk 7 : Incest en vergeldingsdrang Het dochtertje en zoontje van een broer van mijn levensgezellin Miriam logeren bij ons in de flat aan de Maerelaan. Het jongetje is zo'n vijf jaar oud: een mager, fragiel ventje met een tomeloze energie, eentje om op te vreten en tegelijkertijd vast te binden, want je komt ogen en handen tekort met deze kleine hummel. Hij is breekbaar, geknipt om in alle opzichten te misbruiken. Je kunt 'm, bij wijs van spreken, je stront laten eten, want hij bezit een bijkans grenzeloze behaagzucht. Een jongetje op zoek naar vaderlijke bevestiging en bemoediging. Hij roept affectie en weerstand bij me op. Ik wil hem knuffelen en tegelijkertijd wurgen. Of aan mijn borst dood drukken. Ik hou van hem en ik haat hem om zijn zichtbare kwetsbaarheid. 'S avonds laat zit ik in de woonkamer wat glazig voor me uit te staren en
voeden mijn gedachten zich steeds meer met flitsen van moordlust. Ik zap van de ene naar de andere televisiezender, maar de moorddadige gedachtestroom is niet te stuiten en dringt door tot diep in mijn vlees. Ik ben er niet langer tegen bestand, het water loopt me bijna over de lippen, de bloeddorst stijgt. Ik moet dat kleine ettertje vermoorden, er zit niets anders op, mijn lichaam schreeuwt erom, ik moet doden. Het zweet breekt me aan alle kanten uit, de paniek slaat in alle hevigheid toe. Wat is er met mij aan de hand? Draai ik door vanwege mijn jarenlange drank- en drugsmisbruik? Het gevecht in mijn hoofd breekt volledig los, de vijand formeert al zijn troepen en neemt het gebied van rationeel denken geheel in. Ik capituleer en bied niet langer weerstand: ik besluit het ventje morgenvroeg te doden en bedenk hoe en waar ik dat ga doen. Het lijkt me het handigst om het slachtoffer de volgende morgen mee naar het bos te nemen, daar samen spelenderwijs een graf te graven om hem tenslotte met mijn blote handen te wurgen en zijn levenloze, piepjonge lijfje met veel genoegen in de zelf gegraven doodskuil te sodemieteren. Weer een zwakkeling weggevaagd van de aardbodem en een leven vol van ellende en misbruik bespaard, want wat zal zijn wrede lot anders zijn in deze verrotte stinkwereld van kinderverkrachters, doodslagers en mishandelaars? Ik verzet mij met alle macht tegen deze orkaan van innerlijk geweld, maar de dwangmatige geest van vernietiging breekt tenslotte mijn geweten. Mijn moraal wijkt volkomen. Niet ouwehoeren, gewoon doen en zand erover. Ineens verschijnen zijn smekende en huilende, hemelsblauwe kijkertjes boordevol onschuld scherp als een filmbeeld op mijn netvlies, het is alsof ik in mijn eigen kinderogen kijk, een flashback, die als een dolkstoot in mijn hart slaat. In gedachten verslapt mijn wurggreep en zie ik het arme drommeltje in een foetushouding opgerold en verstijfd van doodsangst voor mij liggen. Op de koude zandgrond bezaaid met herfstbladeren. Verlaten, eenzaam en alleen, onbeschermd, zo klein als hij is. Machteloos, hulpeloos en hopeloos overgeleverd aan het woest snuivende roofdier, dat geen genade kent. Ik ruik en proef zijn vrees. Hij siddert. En kan geen kant op. Plotseling slaat mijn denken om in een alles verwoestende vloedgolf van verdriet, die stuk slaat op een satijn purperen rotswand van liefde en mij totaal absorbeert: De Levende Steen, Jezus Christus. Ik verdwijn in het niets en breek tegelijkertijd in tweeën. De overstelpende tranenmassa vloeit over de verdorde akkers van mijn gekrenkte ziel en doorklieft mijn versteende hart. Zachtheid en liefde bloeien ijlings op. Ik begrijp er geen ene sikkepit van. Enige minuten later is mijn bui totaal veranderd en ben ik op de computer een afbeelding van een krokodil aan het printen, het lievelingsdier van het ontsnapte slachtoffertje. Echt iets voor hem om een krokodil lief te vinden. Ik hoop dat ie opgewassen is tegen de onbarmhartige wereld, die mensheid heet en neem me voor mijn eigen leven te nemen, indien ik ooit de neiging krijg aan de eerder beleefde gevoelens gehoor te geven. De daad bij het woord te voegen, so to speak. Ik heb talloze grenzen in mijn bestaan overschreden, waar ik trouwens nooit aan heb willen toegeven, maar het evenwel toch deed. Maar deze grens is werkelijk 'the limit'. Hier eindigt alles. Daar waar voor mij de ellende klaarblijkelijk begon. Ik leg de tekening behoedzaam naast zijn kussen en geef het lieve kereltje een kusje op zijn wang. Mijn vader zou op mijn zesendertigste levensjaar uiteindelijk zijn misdaad tegenover mij, en later aan mijn tweelingzusje Annelies, bekennen. Ik zag een gebroken man, die tevens opgelucht was dat hij het kwellende geheim van jaren als een loden ballast van zich af kon werpen. "Ik wist dat jij het je altijd zou blijven herinneren" zei hij met enige blijdschap in zijn wanhopige stem en
ogen. Ik kon zijn pijn bijna voelen, wat had ik met hem te doen. Het slachtoffer dat dader werd. Een ontuchtpleger tegen wil en dank. Mijn arme, lieve vader. Twee jaar later barstte de kanker in zijn lichaam heftig los en stierf hij een vreselijke dood. Ik nam in vreedzame liefde afscheid van een man, die ik mijn hele leven vreesde en naar wiens liefde en waardering ik vurig snakte, maar die hij vanwege zijn eigen verwonding en schuldgevoel nauwelijks kon geven. Ook hij was al jong gestorven. Ik was zijn doorn in het vlees en hij werd de mijne, omdat hij vlak voor zijn dood aan mijn moeder vertelde dat hij met mij 'niets had gedaan', maar alleen met mijn tweelingzusje. Weer was ík de leugenaar. Ik neem het hem niet kwalijk, maar het bracht mij volledig van mijn stuk, ik wist het niet meer. De enige herinnering, die ik bezat, was een restant van vage beelden en immense, onbegrijpelijke angsten en wanen. De wond bleef etteren en mijn zelfvernietigingsdrang groeide. Hij nam zijn ‘geheim’ mee het graf in en ik bleef achter in opperste vertwijfeling. Een emotioneel onderontwikkeld kind, gevangen in angsten en pijnen, schuldgevoelens, wraakgedachten en bittere onwetendheid. Een dolende, verdwaalde ziel die nergens tot rust komt. En nooit volwassen zal zijn. "Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods" –Romeinen 7:24. Jezus Christus zal Zijn werk van liefde, zonder enige terughoudendheid, volledig in mij vervullen, want Hij haat de zonde, maar heeft de zondaar lief. Deze genadegift, uitgestort over de gehele mensheid, verlangt hartstochtelijk naar een wereldwijd 'Amen', want Hij heeft dit voor u en voor mij gedaan, puur uit liefde en barmhartigheid. Voor iedereen, niemand uitgezonderd. Geen enkel mens uitgesloten! Jammer genoeg ontbrak mij destijds deze kennis en moest ik nog vele jaren van tegenslagen en zware zonden ondergaan om Zijn wonderbaarlijk licht van genade en troost te kunnen ontvangen. De angst voor mijn vader en het schuldgevoel over zijn dood wreekten zich. Het leek alsof de bekentenis over de incest aan mij zijn sterven inluidde en ik dit wrede lot over hem had afgeroepen. Nieuwe wanen schoten als wilde paddenstoelen omhoog in mijn bange hart. Zo’n twee jaar lang durfde ik herhaaldelijk tijdens de ‘grote boodschap’ nauwelijks plaats te nemen op de wc-bril uit angst dat de verkankerde hand van mijn vader vliegensvlug in de pot zou opdoemen om mij met duivelse kracht en wraakzucht alsnog door het riool, aan mijn teelballen, de dood in te trekken. Een welverdiend einde van een zwaar zondig bestaan. Godzijdank is er genade en verlossing van de zonde en van de satan.
Hoofdstuk 8 : Natassja Doordat ik de voorspelde leeftijdgrens van vierentwintig jaar ruimschoots heb overschreden, die mij destijds tijdens een avondje ‘glaasje draaien’ werd onthuld, peins ik me suf om welke reden God mij uitstel van executie heeft verleend. De huiveringwekkende gedachte dat ik een duivelskind ben, stijgt op in mijn zieke brein en begint langzaam, maar zeker, post te vatten. God zal mij tweehonderdenvijftig jaar op de aarde laten ronddolen, in abominabele geestelijke toestand verkerend, om uiteindelijk iedereen van wie ik hou aan de dood te verliezen, zodat ik in bittere eenzaamheid zal sterven en daarna eeuwig zal branden in de "poel des vuurs". Dit als straf voor mijn wanstaltige aardse wandel voor Zijn heilig aangezicht. Deze gedachte vormt het zoveelste destructieve bolwerk in mijn denkpatroon. De angst voor de dood is, ondanks deze nieuwe 'terrible mindfucker', die feitelijk strikt genomen mijn levensduur verlengt, eveneens nog immer springlevend in mij en ik slaap gemiddeld zo’n vijfentwintig à dertig uur per week. Ik voel me een wandelende tijdbom en explodeer met de regelmaat van de klok, vooral in mijn relaties. Ik zoek mijn toevlucht in het kroegenleven, mijn vriendinnen achterlatend als een stuk vuil. Op mijn negenendertigste ontmoet ik na een ruzie met mijn vriendin Miriam in een plaatselijke kroeg Natassja, een tenger, meisje met een prachtig gezicht, een natuurlijke schoonheid, die geen make-up behoeft, maar het toch, zij het minimaal, 'draagt'. Ik raak in gesprek met haar en ze beroert mijn hart met haar indrukwekkende levensverhaal. Haar vader heeft zich van het leven beroofd, toen Natassja een meisje van zeven was. Haar moeder sleepte haar mee van kroeg naar kroeg, want zij dealde coke en ontmoette haar klanten over het algemeen in naburige cafés. Ze wisselde regelmatig van partner, onbetrouwbare hufters, waarvan een enkeling zich tevens aan haar jonge dochter vergreep, wanneer de kans zich voordeed. Twee jaar geleden raakten Natassja en haar moeder betrokken bij een ernstig auto-ongeluk, waarbij laatstgenoemde in een rolstoel belandde. Haar ouders kende ik van nabij, want bij haar vader, een kroegeigenaar uit Castricum, ging ik in het verleden regelmatig een biertje halen met mijn beste vriend, toenmalig partner in het criminele circuit en tevens mijn kickboksleraar Johnny. De kroeg vormde voor ons een rustpunt in de hectiek van de onderwereld, waarin wij ons begaven en dat altijd spanningen met zich meebracht. Bij Natassja's moeder kocht ik af en toe een 'pakkie' zoals dat heet in het jargon. Big John had een schurfthekel aan harddrugs, dus ik gebruikte niet te opvallend , indien deze krachtpatser in mijn buurt was. Of ik ontkende het stellig wanneer hij er naar vroeg. We zien of spreken elkaar allang niet meer, maar John heeft een speciale plek in mijn hart en dat zal altijd zo blijven. Aan het eind van de avond verkassen Natassja en ik naar een bar in Wijk aan Zee en terwijl ik naast haar op de kruk zit, streel ik haar hand. Ze heeft psoriasis, een ziekte, waardoor haar huid ruw en ribbelig aanvoelt, een beetje als van een reptielachtige. Ik geef er geen aanstoot aan, want ik vind haar lief. Tegen sluitingstijd vraagt ze of ik met haar mee naar huis ga en na mijn “ja” en haar vliegensvlugge en veel te korte uitleg over de plaats van bestemming, spreken we af dat zij voor me uit rijdt om verdere verwarring te voorkomen. "Ik weet een binnenweggetje, daar kom je nooit een smeris tegen" roept ze door het geopende autoportierraam, een Marlboro-sigaret stoer en tegelijkertijd losjes in haar linker mondhoek houdend. Een jeugdige amazone uit een westernfilm, die terloops de gezondheid ondermijnende rookwaar aanprijst. De nachtelijke nazomerbries blaast haar sluike haardos liefkozend langs haar gracieuze kaaklijn. Een
oogstrelende verschijning deze jonge, negentienjarige vrouw. Bij haar voormalig ouderlijk huis aangekomen, neem ik me voor niet met haar naar bed te gaan, een voor mij tegenstrijdige gedachte, want de enige reden om met een vrouw mee naar huis te gaan of waar dan ook naar toe, is om mijn seksuele honger te stillen. Dit keer besluit ik het anders aan te pakken. Waarom? Joost mag het weten. Zij schenkt een geopende, halfvolle fles rode wijn leeg in twee schone koffiekopjes, die ze tussen de vuile vaat op het smoezelige aanrechtblad vandaan grist, alsof ze daar klaar stonden om voor dit doel te worden misbruikt. Ik kijk met verbazing en bewondering naar dit frêle, dartele veulentje dat haar eenzaam bestaan met verbaal elan tracht op te luisteren, terwijl de toestand van de woning een niet te weerspreken wanhoop en totale eenzaamheid weerspiegelt. Na een intens onderhoud over de pijn en leegte van het leven en een regelrechte uitstorting van al haar persoonlijke ellende van afwijzing en seksueel misbruik, zak ik een beetje vermoeid onderuit in de spuuglelijke fauteuil uit grootmoeders tijd. Omdat ik niet de indruk wil wekken dat haar relaas mij verveelt, spring ik abrupt overeind en loop ijsberend door de kleine huiskamer, luisterend naar haar lawine van woorden. Plotseling zegt ze geheel 'out of the blue', terwijl ze mij indringend aankijkt: "Ga je me nou nog neuken?" Ik verslik me bijna in mijn wijn en reageer stomverbaasd: "Moet dat dan?" Uiteindelijk eindig ik met haar in het goedkope en krakende tweepersoonsbed geflatteerd door een withouten ombouw en dito nachtkastjes, die bezaaid zijn met resten van peuken en as. Ze drukt haar nicotineverschaffers zonder enige schaamte uit op de omlijsting van het bed en zal deze smerige gewoonte nooit veranderen. Als ik haar voorstel om een asbak te gebruiken, kijkt ze me hondsbrutaal aan en vertelt me dat ze deze methode gemakkelijker vindt. Ik leg me erbij neer, want het is haar huis en ze gelooft in deze absurde logica als een tienjarig kind dat, omwille van de cadeaus, halsstarrig in Sinterklaas blijft geloven. Het bekende leugentje om bestwil. We vrijen met elkaar. Het valt me op dat ze onervaren is en de natuurlijke vaardigheid voor deze wereldwijd bedreven en veel besproken kwestie in pijn en door een verplicht behagen heeft aangeleerd. Dit is wat een man van een vrouw verwacht en ze doet er maar aan mee, speelt het spelletje koket, doch innerlijk beleeft ze er niets aan. Ze is kapot getrapt, emotioneel vermoord door de zelfmoord van haar vader en de diepe afwijzing van haar moeder van kleins af aan. Gevoelsmatig overleden door de vernietigende zweepslagen van seksueel misbruik op haar tere, onschuldige kinderziel. Voor eeuwig verminkt. Uiterlijk springlevend, van binnen piepjong gestorven. Welkom in de, door zonde, gevallen wereld en een luid halleluja voor de Schepper, die dit allemaal toelaat. We gaan ogenblikkelijk volledig in elkander op, praten onophoudelijk en honderduit en verkeren in een euforische omhelzing, waarbij we elkander verstikkend claimen zonder enige vorm van terughoudendheid. Deze prille liefdesaffaire vernieuwt me, want Miriam is mijn aanwezigheid meer dan beu en ik kom daarom slechts zelden thuis. Miriam zie ik meestal op het werk: ik leid een detacheringbureau met zo'n vijftien personeelsleden, die veertig uur per week zwart staan te werken bij een gerenommeerd internationaal pakketdienstenbedrijf. Daarnaast onderhoud ik een weedtuin in mijn huis en ontvang een uitkering van de sociale dienst. Alles is juridisch afgedekt door een systeem van valsheid in geschrifte en ander bedrog. De verzorging van Natassja kan ik financieel wel dragen, want ik verdien zo'n vijftienduizend gulden per maand. Mijn compagnon ontvangt het leeuwendeel van onze bedrijfsinkomsten, maar ik vind het prima zo. Ik laat slechts sporadisch mijn gezicht zien op de werkvloer, want Natassja slokt al mijn aandacht en energie op. Mijn drank- en
drugsverslaving hebben een flinke impact op mijn weerstandsvermogen, ik begin uiterlijk inmiddels ook weg te teren. In een nacht als vele andere fluistert Natas mij liefkozend in het verschrikte oor dat het haar geweldig lijkt om samen zelfmoord te plegen. Ze oppert dit idee met een intense devotie, alsof het een romantisch huwelijksaanzoek betreft. De haren rijzen mij te berge en ik heb het gevoel dat de duivel tussen ons ligt. Haar suïcidale karakter begint daarna steeds meer de boventoon te voeren. Onze wederzijdse ziekelijke bezitterigheid en jaloezie, en niet te vergeten, mijn seksuele ontrouw tot twee keer toe, eisen hun tol in deze relatie. Mijn werk verdwijnt naar de achtergrond, de ondernemersgeest neemt af. Mijn bedrijfsactiviteiten beperken zich tot het oplossen van calamiteiten en het organiseren van de ochtend- en avondploeg. De aansturing van het personeel en de uitbetaling ervan vallen eveneens onder mijn verantwoordelijkheid. Ik maak mij daar met een Jantje van Leiden van af door twee voormannen aan te wijzen, die tegen extra betaling graag de lakens uitdelen. Dat scheelt mij een hoop tijd en gezeur en kost verhoudingsgewijs slechts een grijpstuiver. Bij ernstigere problemen verschijn ik zelf ten tonele en zet alle poppetjes weer met een paar kwinkslagen op de juiste plaats. Of door dominantie, manipulatie en, indien de rapen echt gaar zijn, door dreiging of gebruik van geweld. De halfjaarlijkse onderhandelingen en functioneringsgesprekken met de directie van onze opdrachtgever voer ik zelf, want mijn compagnon is een watje in deze slag om de poen en laat zich te gemakkelijk afschepen. Natas en ik zijn verzot op elkaar, maar zij duldt vrijwel geen nee van mijn kant, in welk opzicht dan ook. Ze gedraagt zich als een verwend kind dat tegen elke prijs haar zin doordrijft. Anderzijds staat ze altijd en graag voor iedereen klaar, ze heeft een verzorgende en liefdevolle inborst, vooral naar de zwakkere in onze samenleving. Maar ik ben inmiddels een vanzelfsprekende factor voor haar, een vaderfiguur, degene die voor haar hoort te zorgen en haar hele levensgeluk moet invullen en al haar moeilijkheden oplost. Ze maakt mijn leven tot een hel door veelvuldig met zelfmoord te dreigen, wetende dat ze me daarmee alles kan laten doen. Twee keer probeert ze over het balkon van onze flat in Heemskerk te springen, omdat ze haar zin niet krijgt en tot twee keer toe weet ik haar, net op het nippertje, terug te trekken. Haar suïcidale gedrag begint mijn hele bestaan te overheersen. Ik durf haar steeds minder vaak alleen te laten en de constante dreiging van de dood sloopt mijn geestelijk labiele gestel ingrijpend. Ik gedraag me af en toe als een tiran en verneder haar soms schandalig. Ik heb altijd berouw, maar er verandert niets en onze liefde glijdt af naar een treurig dieptepunt van twist en haat. "I can't live with or without you" schreeuwt mijn ziel. Natas raakt zwanger, maar dit zet nog meer druk op de ketel. We blijven gigantisch veel drank- en drugs gebruiken tijdens haar zwangerschap en uiteindelijk wordt mijn zoontje Jay-Jay in de zevende maand dood geboren op het toilet. Het arme, levenloze kereltje hangt, bungelend aan zijn navelstreng, als een roodpaars verbrand plastic popje ondersteboven uit haar, dik en donkerrood bloed spuwende, vagina. Natassja gilt het uit van ellende en jankend bel ik de vroedvrouw, die ons door het ziekenhuis die middag was toegewezen, nadat uit de echo bleek dat Jay-Jay niet langer leefde. Ik had mijn eigen kind gedood! Zijn prachtige gezichtje en zijn purperrood gekleurde en verschrompelde lijfje staan voor altijd in mijn geheugen gegrift. Als een onuitwisbare aanklacht tegen mijn goddeloosheid. Hij leek sprekend op Natassja, als twee druppels water. Twee jaar later is het zover: Na een avondje stappen, komen we thuis en is Natassja kwaad op mij, omdat ik iemand uit een plaatselijke kroeg een lift heb gegeven, die in haar optiek een vijand is. Ik vind het de kool van het sop niet waard en zeg haar dat ik geen
zin heb in ruzie en vraag haar vervolgens onze honden uit te laten. Ze beent woest de deur uit, zonder de viervoeters, en geeft op de galerij van de flat een flinke trap tegen mijn, aldaar gestalde, mountainbike. Ik loop naar de gang en wil haar zeggen dat ze dit moet laten. Geïrriteerd trek ik de voordeur open. Maar wat ik voor mij zie, doet mijn hart verlammen. Ze hangt aan de buitenkant van de reling, sluit haar ogen en laat zich een centimeter of dertig langs de ijzeren spijlen afglijden om vervolgens los te laten en in het donker te verdwijnen. Ik hoor twee geweldige klappen, ze heeft op de eerste etage met haar lichaam het balkonhek geraakt dat, vanwege de garages onder deze verdieping, een anderhalve meter uitsteekt en haar nek doet breken. Tenslotte strandt ze als een lappenpop op het stenen plaveisel voor de garages. Ik sta aan de grond genageld en schiet naar voren om te kijken hoe het met haar is. Ze ligt op haar buik en beweegt niet meer. Ik schreeuw volledig buiten mijn zinnen naar haar: “Natassja, sta op!” Maar er volgt geen enkel teken van leven. Ik ren de huiskamer in en bel totaal overstuur 112 en krijs het uit van smart. De pijn gaat over in woede en ik begin mijn huisraad te slopen en sla met mijn blote vuist mijn thermopane raam aan gruzelementen. Ineens staan er een viertal agenten in de hal van mijn woning om mij te arresteren op verdenking van moord. Ik besluit met ze te vechten, maar ze spuiten me, zonder enige weifeling, de venijnige pepperspray in de ogen en ik ben kansloos. Na een buurtonderzoek en grondig verhoor laten ze mij een dag later vrij, want er is geen enkel bewijs voor deze juridische aanklacht, maar het is 'standard procedure' bij de onnatuurlijke dood van een mens om de partner in te rekenen. Na mijn vrijlating bemerk ik onmiddellijk de commotie omtrent deze tragische gebeurtenis. De plaatselijke krant en televisie hebben melding gemaakt van het gebeuren en berichten dat Natassja onder zeer verdachte omstandigheden is omgekomen. De leugenaar en kwaadspreker krijgt een koekje van eigen deeg. Haar moeder doet er nog een schepje bittere gal bovenop door mij in een krantenartikel van moord te beschuldigen en de aankomende crematie krijgt een zeer beladen sfeer. Via een politiefunctionaris verneem ik dat mijn schoonmama op de crematie het woord wil nemen om mij opnieuw te betichten van moord op haar dochter. Ik meld de rechercheur dat ik haar ter plekke doodsla, indien ze de euvele moed heeft dit te doen. De politie besluit agenten in burger in te zetten tijdens de rouwplechtigheid, om zodoende eventuele escalaties te voorkomen. Ik heb trouwens in deze flat twee zeer indringende gebeurtenissen meegemaakt, die mij nu te binnen schieten. Een jaar of zeven voor de zelfmoord van Natassja had Richard, een vriend van mij en eveneens verslaafd, een fitnesskooi in mijn schuur in elkaar gelast. Hij had de laatste arbeid aan het, vrijwel nooit gebruikte, apparaat verricht en we liepen gezamenlijk naar de openbare ruimte van de flat vergezeld van een enorme kater. De drank en drugs van de vorige avond speelden zwaar door het verwarde hoofd. Ik zag een vrouw onrustig heen en weer drentelen, maar toen ze mij en Richard zag, liep ze snel naar het paneel voorzien met namen van de bewoners en de bijbehorende drukbellen. Ze deed alsof ze daartussen een haar bekende naam zocht, maar het belabberde acteertalent en zenuwachtige gedrentel verontrustte me. Toen de liftdeur openging, schoot ze schielijk langs ons heen en drukte resoluut op het zilverkleurige, aluminium vierkantje met het cijfer acht erop. Ik drukte op nummertje vijf, de verdieping waar ik met mijn eerste vrouw Jeanetta woonde. Bij het verlaten van de lift bekroop mij een krampachtig gevoel in de maagstreek, alsof ik zojuist een baksteen had opgevreten. Ik zei tegen Richard: “Die griet gaat springen, joh, dat weet ik zeker.” Richard verklaarde mij voor gek, maar bleef niettemin op de galerij ter hoogte van het eerste appartement samen met mij
stilstaan en we tuurden omhoog, enige seconden lang. Er gebeurde niets. Er verscheen niemand. “Zie je wel, mafketel, jij ook met je hallucinaties. Er is niets aan de hand.” Ik liep snel door naar de achterste woning van de galerij, nummer 212, waar ik woonde en stak de sleutel in het voordeurslot. Plotseling hoorde ik Richard achter me stamelen: “Maar waarom hangt ze dan aan de reling?” Ik vond het een flauwe grap en wilde hem dat, mij omdraaiende, vertellen. Maar hij had de schrik in zijn ogen staan en inderdaad hing deze jonge vrouw op acht hoog, drie verdiepingen boven ons aan de balustrade. Mijn hart stond stil en ineens liet ze los en belandde met haar voeten exact op de reling van de zevende etage, balanceerde voorwaarts en achterwaarts en kwam op miraculeuze wijze in balans. Ze bukte, pakte de ijzeren leuning onder haar beet, liet zich langs de witte beplating zakken en hing met gestrekte armen tussen de zevende en zesde verdieping. Wat er toen gebeurde, zal niemand geloven en terwijl ik het samen met Richard heb waargenomen, denk ik nog steeds: Dit is onmogelijk! Ze liet wederom los en de stunt herhaalde zich, precies zoals even daarvoor. Ongelooflijk. Opnieuw liet ze zich langs de balustrade afglijden tot ze weer met gestrekte armen tussen zes en vijf hoog tegen de afrastering aangekleefd hing. Een paar meter boven ons. Ik wist niet wat te doen. Was dit een professionele afdaler voor wie ik de handen uit pure bewondering op elkaar moest brengen om haar onder begeleiding van dit luide applaus joelend de overige etages, met ware doodsverachting, te laten afstijgen? Nee, niets bleek minder waar. Ze keerde, al hangend, haar hoofd om en ik keek recht in haar ogen, die zwaar vergroot leken. En hoewel ik op zeker vijftien meter afstand dit schouwspel gadesloeg, leek het alsof ik haar “eye to eye” aanschouwde. En plotseling verscheen er een afschuwelijke grijns op haar gezicht en haar ogen lichtten fel op, alsof ze door de duivel bezeten was. Ze trok een vreemde grimas, die op een lach leek en ik schreeuwde nog: “Nee, niet doen!” Mijn kreet haalde niets uit, ze zette zich krachtig af tegen de wandplaat en stortte naar beneden. Het leek alsof ik een hartaanval kreeg, maar ik handelde snel en adequaat, snelde naar binnen, belde het alarmnummer en haastte me naar beneden na de verschrikkelijke rotklap. Onder het rennen zag ik dat ze gewoon weer op haar benen stond, weliswaar wankel en met een bebloed hoofd. Vrees beving mij. Ze was bijna achttien meter naar beneden gevallen, plat op haar gezicht en stond zo weer op! Dit was onmenselijk. Eenmaal beneden aangekomen, hebben we haar neergelegd en haar hand vasthoudend, ben ik op haar in gaan praten en toen schoot mij haar naam te binnen: “Jij heet Monique, hè ?” sprak ik rustig, want ik wist dat het van levensbelang kon zijn om met een slachtoffer van een trauma te praten, voordat ze in een shock raakt, die haar hart fataal zou kunnen worden. Dit meisje kwam vroeger bij ons thuis en was een schoolvriendinnetje van mijn tweelingzusje Annelies. Uiteindelijk heeft ze de val overleefd en mocht ik haar in het ziekenhuis opzoeken, later. Dit deed ik vooral voor mezelf, want ik durfde bijna niet meer in de buurt van de buitendeur van de flathal te lopen zonder dat ik vreesde een zelfmoordenaar in mijn nek te krijgen. Bovendien overspoelden mij gruwelijke beelden van satanische aard, waarvan ik zeer angstig werd. Ik moest mij ervan vergewissen dat het hier daadwerkelijk een normaal mens betrof en geen satanisch wezen. Anderhalf jaar later kwam ik op een schemerachtige zomeravond helemaal naar de klote van de drank en drugs wat spulletjes halen om snel weer te vertrekken naar mijn vriendin Miriam. Na mijn scheiding van Jeanetta verbleef ik niet graag meer in mijn eigen woning. Ik keek uit op het veld aan de achterzijde van de flat en zag iets horror-achtig: Op de groene vlakte stonden een honderdtal, zwartgeblakerde skeletten met ogen als kolen vuur, die mij allen wenkten om te springen. Als
aan de grond genageld bleef ik stokstijf staan, schudde mijn kop en keek nog eens. De wezens wenkten nog immer. Met een bloedgang vloog ik de flat uit. Deze schaduwen des doods zijn geen hallucinaties, maar afgezanten van de duivel, zo weet ik inmiddels. En zoals God echt bestaat, zo zijn ook deze geestelijke wezens een realiteit. Het valt me trouwens op dat veel mensen, die niet in God geloven, wel deze duistere machten aanroepen en geloven in het bestaan ervan, terwijl het overgrote deel van de mensheid deze figuren niet waarneemt, dat weet ik zeker. Er is geen geloof in een onzichtbare God, maar wel in een onwaarneembare, duistere geest. En waarom? Omdat de mens de duisternis liever heeft dan het Licht, over het algemeen.
Woede en onmacht De crematie maakt me ziedend: ik ben half dronken en kwaad op Natassja dat ze me dit heeft geflikt. Haar veel geplaatste opmerking uit het verleden dat ze zich van het leven zou beroven en mij de schuld zou trachten te geven van deze misdaad, is gedeeltelijk bewaarheid. Ik heb vijf jaar lang, ondanks al mijn onvolkomenheden, stad en land afgelopen om haar van een kwellende huidziekte en van haar immense depressies af te helpen. Ik heb kosten noch moeite bespaard en vijf jaar onder manipulatieve chantage geleefd om tenslotte een onrechtvaardig oordeel over me heen te krijgen. En de moeder die nooit naar haar omzag en mij haatte, omdat ik met haar dochter ging, maar wel mijn geld, spullen en hulp aannam, die ik haar regelmatig verschafte in tijden van nood, stort met genoegen de strontemmer verder over me uit. Na de plechtigheid ben ik 'm gelijk gesmeerd en heb me weken achtereen verdoofd met drank, drugs en seks. Maar de pijn van haar plotseling verscheiden heeft me jarenlang gemarteld, want ik hield ontzettend van dit gekwetste meisje en dat zal altijd zo blijven. En ik besef dat ik in alles heb gefaald, alle goede pogingen ten spijt. Mijn harteloze en meedogenloze uitingen van haat tijdens onze ruzies hebben ertoe bijgedragen dat dit prille, beschadigde meisje zich nog minder waard voelde dan tevoren, want als iemand, die zegt van je te houden in een conflict je tot de grond toe afbrandt, wat is die liefde dan nog waard? In de ogen van God ben ik een mensenmoordenaar, want haat is moord in Zijn heilige ogen en ik kan daar niets tegen inbrengen. De tong is een van de kleinste leden van het lichaam, die evenwel de meeste schade aanbrengt en mensen aanzet tot fysiek geweld, naar een ander, of op zichzelf gericht. Ik walg van mezelf en van alle wrok, die in mij woekert. Ik voel altijd berouw over mijn misdaden, maar het helpt niets, ik blijf vrijwel onveranderd. De zelfhaat en het schuldgevoel groeien, het verteert mij en ik smacht naar bevrijding uit dit juk van zonden en schuldenlast. De pijn is ondragelijk. Ik ben gebroken door haar plotselinge dood, maar stap al een dag voor het officiële afscheid van Natas, over in een andere relatie met een nog zwaarder verslaafde vrouw en de uiteindelijke moeder van mijn nageslacht. Ik ken haar trouwens al heel lang, vanaf haar vijftiende jaar, een plaatselijke schoonheid, die op zeer jeugdige leeftijd seksueel actief was en mannen aantrok zoals honing bijen. Ik ben een keer met haar samen geweest, ik was toen negenentwintig jaar, en de eerste die dit veertienjarige meisje heroïne liet gebruiken in de hoop op seksueel contact. Dat laatste weigerde ze, want ze kende mijn reputatie als vrouwenversierder. Ik schaam me kapot dat ik dit ooit heb gedaan. We hebben altijd een grote aantrekkingskracht naar elkaar gevoeld, leefden beiden zeer losbandig, kwamen elkander met
tussenpozen van jaren op de meest vreemde plekken tegen, maar hadden nooit seks met elkaar. Alsof dat zo moest lopen om een of andere reden. De verslaving wijkt bij tijd en wijle, maar nooit voor heel lang. Onze schattige kindertjes Kiara (2,5 jaar) en Djermo (zeven maanden) worden uit huis geplaatst, nu zo’n vier jaar geleden, omdat de relatie bol staat van drank, drugs en zwaar fysiek geweld, maar een paar maanden voor deze dramatische en traumatische ervaring, voor zowel de kindertjes als voor ons, vindt er een wonder in mijn leven plaats, waar ik niet meer van loskom, God zij dank, en waardoor mijn hele levensvisie tenslotte zal veranderen. Het zal me tevens alles kosten. En geheel terecht, zo weet ik achteraf.
Hoofdstuk 9 : Claire, een kat in het nauw Ik sta bij de buitenwacht bekend als een vrolijke, onbezorgde snuiter met een Bourgondische levensstijl en een vriendelijk woord voor iedereen. Ben zeer hulpvaardig, maar kan ook moeilijk 'nee' verkopen, want mijn hulp is een beetje tweeslachtig: deels voortvloeiend uit de behoefte van eigengereide beminnelijkheid, kortom om aardig gevonden te worden, deels uit naastenliefde. Aan de oppervlakte lijk ik een vrijgevochten veertiger, maar van binnen ben ik een muurvast geroest tienjarig kind behept met niet aflatende fatalistische en gewelddadige gedachtestromen. Vrijwel onophoudelijk teisteren ze mijn verstand en mijn ziel. Mijn hart is een moordkuil! Dagelijks spelen de meest afschuwelijke taferelen en doemscenario's door mijn kop. Vooral tegen het aanbreken van de nacht. En geen middel kan ze uitdoven of wegvagen. Mijn stijgende negatieve zelfbeeld vijzel ik op door, onder invloed van drank, een ongelofelijk zelfingenomen klootzak te zijn, die het hoogste woord voert, aanvankelijk de lachers in de kroeg op zijn hand krijgt om vervolgens steeds vaker ruzie te zoeken en meestal zwaar aangeschoten huiswaarts te keren, waar mijn vrouw met ingetogen ongeduld op de meegebrachte drugs wacht. Zo gaan onze jaren van samenzijn voornamelijk voorbij. Mijn neerslachtigheid, angstaanvallen en wanen rijzen de pan uit. Ik bekijk de wereld om mij heen vol negativisme en sarcasme. Er lijkt niets goed in te vinden. Wat de laatste gevolgtrekking betreft, pas ik ogenschijnlijk prima in deze maatschappij, want ook in mijzelf acht ik niets waardig, maar toch voel ik me er geheel niet thuis. Ik zonder me af in mijn eigen 'wereldje' met mijn vrouw en kroost. Maar vind hierin niet voldoende bevrediging. Er is een onvulbare leegte in mij, waarin niemand kan voorzien. Mijn kindertjes zijn mijn oogappels, maar ik laat mij in de liefde voor hen overheersen door mijn emotionele en seksuele afhankelijkheid van mijn vrouw, die mij flink bij de kladden heeft in dit opzicht. Haar liefde voor mij is vreemd en dualistisch, doch oprecht. Ze heeft mij lief met een diepgewortelde haat, die overigens in de aanleg niets met mij persoonlijk heeft uit te staan, maar gebaseerd is op vernederende ervaringen met, onder andere, het mannelijk geslacht in haar puberteitsfase. Incest en verkrachting. Ik ben, overigens, net zo bevuild in mijn kijk op vrouwen in het algemeen. "Onbetrouwbare hoeren zijn het, stuk voor stuk." Deze ‘fraaie’ bespiegeling is evenmin zomaar uit de lucht komen vallen, maar ook gekoppeld aan negatieve ontmoetingen met de andere sekse. Vooral in de relatie tussen mij en mijn moeder. De relatie tussen mijn vrouw en
mij is vergeven van drank, drugs, seksuele obsessie, frustratie en excessief geweld van beide kanten. Aan het begin van onze ontmoeting spelen we ogenblikkelijk keihard onze troeven uit: In de eerste weken van onze relatie laat Claire direct haar tomeloze agressie zien en geeft mij een keer een kopstoot, waarbij ik mijn neus breek en een volgende keer mept ze mij vanuit de douche keihard voor mijn kanis. Ze vecht als een kerel, is ijzersterk en uitermate trefzeker. Ik besluit haar dan ook in het vervolg als een vent te behandelen bij een naderend conflict. Dat zou zeer spoedig plaatsvinden. Claire toont haar nietsontziende egoïsme tijdens onze allereerste vakantie op het eiland Texel. Ze maakt zich stiekem uit de voeten tijdens een avondje stappen, uit kwaadheid na een ruzie van uren daarvoor, die mijns inziens was uitgepraat, om vervolgens zelf de bloemetjes buiten te zetten die nacht. Ik ben woest, zoek me wezenloos, maar kan haar nergens meer vinden. Bovendien laat geen portier mij meer een kroeg binnen, omdat, zo blijkt later, zij in iedere horecagelegenheid verteld heeft dat ik mijn vriendin heb vermoord en een levensgevaarlijke gek ben. Na de oeverloze en zinloze zoektocht voel ik me uit het veld geslagen en ga tegelijkertijd aangeslagen en ziedend richting de gehuurde bungalow. Ik besluit geen enkele vrouw meer te vertrouwen. Natassja sprong van het een op het andere moment uit mijn leven en die rotgriet voor wie ik alles betaal, smeert ‘m ineens, midden in de nacht. Spoorloos, verdwenen in het niets. In het vakantiehuisje aangekomen, verbrand ik onmiddellijk al haar kleren en als ze enige uren later telefonisch contact opneemt om te worden opgehaald, ben ik zo laaiend, ook vanwege de bezorgdheid om haar plotselinge verdwijnen, dat ik haar, eenmaal thuisgekomen, tot bloedens toe in elkaar sla. Bijna bezwijkt ze onder deze afschuwelijke, moorddadige agressie. Ze is een geruime tijd bewusteloos en ik sta te trillen vanwege de onbegrensde bruutheid van mijn eigen daad. Gelukkig komt ze bij. Maar de toon is gezet: “Mij flik je geen geintjes, kleremokkel.” En Claire denkt diep van binnen: “Ik buig voor geen vent en zeker niet voor jou”. Ze is zich wild geschrokken van mijn reactie, want ze ontmoette niet eerder een man in haar leven, die haar zo wreed afstrafte, ook niet wanneer ze bijvoorbeeld vreemdging. Iedere man pikte alles van haar en dat beschouwde ze als iets vanzelfsprekends, hoewel ze andersom vrijwel niets tolereert, indien haar grenzen in het geding komen. Ze zal tijdens onze relatie talloze malen de scheidingslijn van het toelaatbare overschrijden om het bloed onder mijn nagels vandaan te halen en te kijken tot hoever ze kan gaan. Uit pure nijd en sadisme. De vernietiger in haar is opgestaan. Jaren geleden al. Misbruik en verkrachtingen in haar jeugd hebben haar ziel bijna onherstelbaar beschadigd. Zij maakt de dienst uit, een man zal ze nooit gehoorzamen. Haar gewelddadigheid zal later veel groter blijken te zijn dan ik ooit achter dit prachtige meisje zou vermoeden. In haar schuilt een meedogenloze, leugenachtige destroyer, die werkelijk alles doet om je tot waanzin of geweld te drijven. Ze is giftig als een spin en verraderlijk als een slang. Steevast kiest ze partij tegen mij, in elke denkbare situatie en ze lijdt aan een angstaanjagende twistziekte. Ze grijpt werkelijk alles aan om ruzie te maken. De dagen volgende op deze verschrikkelijke gebeurtenis ga ik kapot van schuldgevoel en verdriet, wanneer ik haar zwaar gehavende gezicht zie. Ik kan wel door de grond zakken, wat een hufter ben ik. De teloorgang van een relatie vol van machtsspelletjes en bolwerken van onzekerheden is gestart. Niettemin stappen we beiden, feitelijk volslagen van de gekke en van
God los, met goede moed in deze ontspoorde trein en beleven ‘saampjes’ een angstaanjagende dodemansrit, die met een rotvaart de helling afdendert richting ravijn: de helse gevolgen van een verslaafd en goddeloos leven tekenen zich drastisch en onweerhoudelijk af. Maar het eind is nog lang niet in zicht. Claire wordt mijn afgod. Haar bijzonder mooie uiterlijk moet mijn nietige en verwaarloosde leventje oppoetsen. Zonder haar voel ik mij niets waard. Met haar trouwens ook niet, want ze kan mijn liefde niet ontvangen, omdat ze zichzelf heeft wijsgemaakt niet geschikt te zijn voor een vaste relatie en bovendien wil en kan ze zich niet nestelen in beminnelijke onderdanigheid en liefde voor een 'normaal' gezinsleven. Ze is altijd op zoek naar een kermissfeer om aan de mallemolen van een diep treurig bestaan te ontsnappen. We botsen veelvuldig en ik ben haar niet de baas, temeer daar ik zelf een wankele rots in de branding ben. De lamme tracht de blinde te leiden en het ravijn lonkt met een wijd opengesperde en satanisch schaterlachende mond om haar slachtoffers gulzig te verslinden. Join the club of suïcide, want verslaafd zijn is gewoon een langzame en uiterst pijnlijke manier van zelfdoding. Claire overheerst en kleineert mij zoals mijn moeder mij in het verleden domineerde en kleineerde. Toch houd ik zielsveel van haar, net als van mijn moeder. Ik zie in beiden dezelfde onmacht om lief te hebben. Beter gezegd, om het te durven uiten. In mezelf neem ik ook niet veel anders waar, trouwens. Claire houdt van me en haat me. Dit laat ze diverse malen per week, beurtelings, duidelijk weten, waardoor ik haar liefde steeds onpeilbaarder ga vinden. Soms wisselt haar bui meerdere malen per dag. Ik deel haar meestal mede dat ik wel van haar hou, wanneer zij haar haat provocerend profileert. Dat maakt haar mogelijk nog kwader. "Ja, dat weten we wel" bijt ze me vinnig toe. Verwensingen en vervloekingen volgen over en weer. Ook ik laat mij daarin evenmin onbetuigd en scheld er lustig op los, want ook mijn huid is flinterdun en mijn liefde is zeer voorwaardelijk en eveneens angstaanjagend wisselvallig soms. In menig opzicht zijn we aan elkaar gewaagd. Eigenlijk woon ik weer thuis, want hoe belachelijk het ook mag klinken: strijd, verachting, minachting, haat en afschuw zijn mij vertrouwder dan liefde. Al is het alleen maar in mijn hoofd, want daar speelt mijn hele wereld zich af. Het kwaad en de strijd zijn in en om mij heen. En voor haar geldt hetzelfde. De momenten van liefde , die we delen, zijn vol vuur en passie, maar ook belast met pornografie, zeker van mijn kant. We zijn vurig in de liefde en in de haat. Die onbegrensde hunkering naar elkanders liefde, slokt ons op en drijft ons uit elkaar. We kunnen er beiden niet mee omgaan, want bij de minste of geringste vorm van afwijzing, of slechts een zweem van vermoeden ervan, trekken we fel van leer tegen elkaar. De oorlogsregisters gaan helemaal open. We zeggen de meest afschuwelijke dingen en bestrijden elkaar met het dreigen van potentiële minnaars of minnaressen. Claire is daar een kei in, ze weet me feilloos op de juiste plek te raken. Op zich geen psychologisch hoogstandje, want ik geef me helemaal bloot op vrijwel elk vlak. Claire is grotendeels gesloten van aard, tenminste als het op de diepere lagen van het voelen en denken aankomt. In het uiten van woede en haat is ze zeer open en bedreven en is alle introversie plotsklaps verdwenen. Mijn stemming is afhankelijk van Claire. Als zij gelukkig is, ben ik het ook. Helaas is ze, net als ik zelf, door gebruik van drugs, merendeels ongelukkig en ronduit hatelijk en dat brengt spanningen met zich mee. In tijden van rust hebben we elkander innig lief, maar de rust maakt ons onrustig, gek genoeg. We zoeken altijd iets om de vrede te verstoren, niet bewust, maar wij zijn nooit een kalm en gestructureerd leventje gewend
geweest, niet van huis uit, noch in onze levenswandel daarna als 'volwassenen'. We vluchten voor elke vorm van verantwoordelijkheid en schuiven de dingen graag vooruit, van ons af of naar elkander toe. Selfpitty, it's a terrible crime. Haar honger naar drugs is onbevredigbaar en ik verzuip in mijn drankzucht. Mijn seksuele drift is niet te beteugelen, zeker niet na gebruik van al die teringzooi. Ik bevredig mezelf, 'normaal' gesproken, drie keer per dag, echter na drank- en drugsgebruik minimaal zes tot zeven keer dagelijks. We gebruiken gemiddeld drie maal per week, maar soms wel vijf keer. Ik word stapeldol van die gore lusten en zij misbruikt haar macht hierin door mij dikwijls een portie ongeremde seks voor te schotelen in ruil voor drugs. Ik trap daar veelvuldig in, hoewel zij haar afspraak hierin zelden nakomt, wanneer de drogerende buit eenmaal binnen is. Ze chanteert mij regelmatig op seksueel gebied. Dat doet ze met veel genoegen. De overbekende "pikstraf" vormt een hardnekkige bron van machtsstrijd en ergernis, waarbij zij voortdurend aan het langste eind trekt. Ze is een keiharde tante, die veelal voor haar eigen belangen gaat, wat het ook kost of vergt. Dat wil zeggen, indien ze gebruikt heeft. Als we een tijdje nuchter zijn, verkeer ik met haar in de zevende hemel en ben smoorverliefd. Maar ja, haar ingebouwde leugen dat ze niet geschikt is voor een vaste relatie doet de roze wolk steevast in een onweersbui veranderen. Wanneer ik denk eindelijk een beetje stabiliteit in ons leventje te hebben verworven, slaat ze om als een blad aan een boom. Of ze nu een tijdje clean is of niet. Dit gebeurt ongeveer elke twee maanden en meestal op de momenten, waarop ik standvastiger klink en ben over het definitief stoppen met drank- en drugsgebruik. Claire wil eigenlijk geen leven zonder drank en drugs. Zij geniet er namelijk van, zegt ze en ik verwonder me daarover, want het heeft haar hele leven verwoest. Maar mijn standvastigheid in het clean blijven, is net zo wankel als een schip in een bulderende zeestorm. Mijn seksverslaving houdt het gebruik van drank- en drugs in stand, want uit hoofde van deze noodlottige gebondenheid stem ik regelmatig in met de aanschaf van de alles vernietigende middelen. We houden elkaar gevangen in afhankelijkheid. Ik haar vanwege mijn pornografische aard en zij mij met haar drank- en drugsverslaving. Bovendien zijn we allebei jarenlang gewend geweest voornamelijk seks te bedrijven onder invloed van diezelfde middelen: zij met klanten uit haar turbulente verleden in de seksindustrie en ik met elke vrouw, waarmee ik het bed ook maar deelde. Seks, drank en drugs zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Madam beëindigt totaal een keer of vijftien de relatie. Voor kortere of langere tijd, zodat ze haar eigen hartstochten kan najagen. Ik heb haar niets te verwijten: mijn liefde is er absoluut geen om over naar huis te schrijven, want ik sta veel te vaak in het middelpunt van de belangstelling en geef haar vrijwel geen ruimte om zichzelf te zijn. Een luisterend oor is bij mij zelden te ontdekken, omdat ik zelf, over het algemeen, oorverdovend luid aanwezig ben, alles draait om mij en mijn gevoelens. Hans, de narcist. Bovendien heb ik deze situatie zelf zo ver laten komen, omdat ik mij fixeerde op haar imponerende uiterlijk en sensuele uitstraling. Ik ben doodsbang om haar kwijt te raken. Ik ben geobsedeerd door Claire en lok haar regelmatig met drugs als het 'uit' is, want voor mij alleen komt ze niet zo gauw, zo leert de ervaring. Ik geef daarmee tegenstrijdige signalen af, waardoor zij ook niet weet waar ze aan toe is. Ik beschuldig haar, ten onrechte van ontrouw en hoererij tijdens ons huwelijk, waarin ze dreigt met overspel omwille van drugs als ik haar deze middelen weiger. Niettemin blijft ze mij trouw, ondanks de dreigementen, deels uit liefde, deels uit vrees voor mijn woede. In
vleselijk opzicht is er niemand, die beter bij mij past en deze gedachten en gevoelens zijn veelal wederzijds, maar we verafschuwen de ‘liefdesdaad’ , omdat we allebei verminkt zijn op dit vlak. Toch genieten we aanvankelijk met volle teugen van deze vorm van intimiteit. Eigenlijk is dit het enige aspect van onze onstuimige relatie, waarin we aan elkanders wensen redelijk voldoen, hoewel het voor mij persoonlijk altijd te weinig is, want ik ben verslaafd aan seks en zie bovendien in haar nog steeds de hoer, die ze voor onze relatie tegen wil en dank is geworden vanwege verkrachting, incest en afwijzing. En Claire lijdt onder deze voortdurende achterdocht, ik kan niet geloven dat zij echt van mij houdt, want liefde gaat er bij mij niet meer in. Ik smacht er weliswaar naar, maar ben er tevens bevreesd voor en vertrouw het absoluut niet. Daar heb ik bovendien voldoende redenen toe, want hoewel zij in het huwelijk trouw is, stopt ze regelmatig de relatie als we na de scheiding weer samen wonen om haar leven van drugs, drank en hoererij bot te vieren. We zijn slechts een jaar getrouwd geweest en hebben ruim zes jaar samengewoond. Daarbij liegt ze er flink op los als ik haar aan de tand voel over haar losbandige escapades, maar dat helpt haar niets, want telkens worden deze leugens mij op de meest vreemde manieren openbaar. Toevalligheden noemt men dat. De bijbel leert ons echter wat toeval werkelijk is, namelijk de hand van God: “Maar zoekt eerst het koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden” – Matt. 6:33. Toeval is dus hetgeen wat u vanuit de hemelse gewesten door God wordt toegeworpen, dat is wat u toevalt. Als ik Claire op een leugen betrap, vertoont ze geen greintje berouw, maar etaleert onbevangen en onbeschaamd haar woede en haat vanwege de openbaring van de leugen. Een vervelende en gemene eigenschap, die ik haar zeer kwalijk neem en waarmee ze mij telkens op een onbegrijpelijke wijze een schuldgevoel weet aan te praten. Beiden zijn we niet in staat om waarlijk lief te hebben. Hetgeen we opbouwen, breken we twee keer zo hard af. Onze verhouding is één grote puinhoop.
Verlatingsangst De obsessie haar kwijt te raken, is versterkt door het abrupte afscheid van Natassja. Haar onverwachte zelfmoord was en is voor mij traumatisch. Claire voedt deze onzekerheid eindeloos. Voor een vrouw als zij is het niet moeilijk een andere partner te vinden. Dat is ze zich terdege bewust en daar speelt ze veelvuldig mee. Het maakt me nog onzekerder dan ik al ben en ik tracht met geweld en dreigementen de boel bij elkaar te houden, hetgeen gedoemd is te mislukken. Claire is van een zeldzame schoonheid, maar tevens bezit ze een onmiskenbare wreedheid en trots, die zijn weerga niet kent. Ik heb in het criminele wereldje, waarin ik lange tijd verkeerde, bij menigeen meer liefde ontdekt dan bij mijn eigen vrouw. Maar ja, hoe kan het anders? Zij is van jongs af aan op haar uiterlijk gewaardeerd en eveneens seksueel misbruikt in haar jeugdjaren, een gemeenschappelijk verleden waar we allebei liever over zwijgen. Nuchter, wel te verstaan. Niemand bekommerde zich om haar innerlijke staat. Voor dat laatste interesseer ik mij wel degelijk, maar dat houdt ze met alle geweld af en daarbij bied ik de troost dikwijls aan vanuit een seksueel belang of heb een passend en hapklaar antwoord, terwijl ze slechts om een sterke arm verlegen zit om op uit te mogen huilen. Pas jaren later zal ik Claire’s pijn en onvermogen tot liefhebben werkelijk begrijpen, want doordat zij op jonge leeftijd (13 jaar) al door haar ouders, bestempeld als onhandelbaar, het ouderlijk huis werd
gewezen en in haar hopeloze zoektocht naar liefde in deze klote- wereld op zestienjarige leeftijd vervolgens werd verkracht door vier jonge mannen, nadat de lafhartige daders haar drogeerden, heeft ze een onnoemelijk grote en levensbedreigende doodswens in haar hart gesloten. Weggestuurd door haar ouders als een ongewenst kind en daarna zwaar vernederd door vier gewetenloze verkrachters. Het voedt haar lage zelfbeeld en de grote zelfhaat schrikbarend. Het liefst komt ze op een gewelddadige manier om het leven. Ze is niets waard, slechts een stuk vlees voelt ze zich, klaar om afgeslacht te worden. Arme, kleine Claire. Deze gestoorde gedachte van een zwaar verminkt kind is een bolwerk van de satan dat haar voortdurend van geluk en liefde afhoudt, haar roekeloos maakt en in levensgevaarlijke situaties doet verzeilen. Hierdoor ondergaat ze meerdere verkrachtingen en andere vormen van seksueel misbruik in de volgende jaren van haar leven. Dit gebeurt altijd als ze, uit frustratie over haar verdriet en de ontroostbaarheid ervan, haar heil in drank of drugs zoekt en ik niet meer deel van haar bestaan uitmaak. Niemand lijkt bewogen met haar lot, ook haar ouders niet. Er is niemand, die Claire beschermt, voornamelijk tegen haar eigen roekeloosheid en meedogenloze onverschilligheid ten aanzien van zichzelf en anderen. De onbarmhartigheid van de wereld om haar heen heeft ze zichzelf, tegen wil en dank, uiteindelijk eigen gemaakt en daarmee is het zaad geplant van een leven vol van bitterheid, haat, vernietiging en zelfdestructie. Een jaar na het afsluiten van deze getuigenis zal ik werkelijk beseffen hoe diep en zwaar mijn lieve vrouw verwond is en inzien dat het een Gods wonder is dat ze van mij kan houden en sowieso nog in leven is. Toch heeft ook zij hier een keuze in. Ieder mens kan voor God kiezen en daarmee voor het goede, voor Christus, of voor zijn boze hart: “Want uit het hart komen voort boze bedenkingen, doodslagen, overspelen, hoererijen, dieverijen, valse getuigenissen, lasteringen” - Matt. 15 : 19. Mijn hart huilt bittere tranen wanneer God mij de beelden en gevoelens van haar lijden toont. Dit kind heeft nauwelijks een kans op geluk en liefde gekregen in haar leven. Prijs God voor Christus, haar Verlosser en almachtige Beschermer. De HEERE ziet haar boosheid, haar rebellie, maar vooral haar pijn. Een dermate emotioneel beschadigd kind is een ongeleid projectiel, een wandelende tijdbom, maar daarmee ook een gemakkelijke prooi voor de machten der duisternis en haar dienaars. Alleen God is bij machte haar te beschermen en te veranderen, haar te ommuren met Zijn liefde en te beschutten met Zijn engelenwacht. Als mens schiet je immer tekort, daar is onze liefde te onvolkomen voor, te onvolmaakt en dat is bij mij zeker het geval, want ik ben ook een halve patiënt, die nog in de herstelfase verkeerd. Haar geslotenheid geeft mij, in het begin van onze relatie, een gevoel van onbehagen, waardoor ik ook vaak, uit nervositeit, teveel over mezelf begin te praten of over andere onzinnige zaken. Daarnaast benauwt de stilte mij, omdat deze momenten in mijn jeugd altijd beladen waren met kwaadheid van mijn ouders aan mijn adres en ik me daardoor snel ongemakkelijk voel. Gesloten mensen maken me bovendien zenuwachtig. Alsof ze iets te verbergen hebben. Maar ik ben tegelijkertijd gewoonweg een gore egoïst, die zichzelf veel te graag hoort en iedereen overschreeuwt. Ik wil het centrum van de wereld zijn, alles draait om mij en mijn behoeften of noden. Gods Woord zal mij later verklaren dat zelfhaat feitelijk een vorm van teveel eigenliefde is: de liefde van anderen wordt afgedwongen vanuit een onstilbare hunker naar bevrediging van de nooit vervulde behoefte aan aandacht,
geborgenheid, waardering en liefde in de jeugdjaren. En daarmee is mijn liefde dus uiteindelijk zelfzuchtig van aard. Voor Claire, die op vijftienjarige leeftijd reeds als fotomodel werkzaam was voor grote bedrijven als Heineken, is het een vanzelfsprekendheid om met haar uiterlijk aandacht te vragen en ook te krijgen, en daarmee alles af te dwingen. Het is vrijwel de enige manier waarop ze aandacht kreeg, zelfs als kind al. Haar schoonheid werd een vloek voor haar. Ze kent het zwakke geslacht, in dit geval de man en zijn jonge heer, beter dan wie dan ook, maar heeft niet in de gaten dat het haar innerlijk volledig sloopt, alsmede dat van de andere persoon. Het laat haar koud, zo schijnt het althans. Ik ben, op mijn beurt, behoorlijk zeurderig, een neurotische hypochonder, regelmatig zwaar neerslachting vanwege mijn verleden en door mijn jarenlange verslavingcarrière. Meestal geen pretje om mee samen te wonen, dus. Ik wil van alles af, maar zie geen uitweg. Ik walg al minimaal vijftien jaar van mijn verslavingen, maar zit compleet gevangen. Niets helpt. Tien jaar therapie en allerlei alternatieve c.q. occulte hulpverlening mocht niet baten. Ik ga kapot van binnen. Ons huwelijk is een regelrechte ramp. Zeker voor de kindertjes, die onder dit fysiek en verbaal geweld net zo lijden als ik vroeger in mijn jeugdjaren bij mijn ruziënde ouders thuis. Ik ben zeer doordrongen van de gevolgen, die het voor hun ontwikkeling en toekomst kan geven en raak buiten zinnen van verdriet en paniek, wanneer ik bedenk dat ze net zo zullen worden als ik. Dat nooit, dan moord ik nog liever mijn hele gezin uit om ze dit karma te besparen. Deze nieuwe kwelling des ‘geestes' neemt soms ongekende proporties aan. Ik word bang van mezelf en begin Claire te verachten, omdat ze niet meer in mij lijkt geïnteresseerd, maar steeds meer in de voorziening van drogerende middelen. Dat is mij eigenlijk al een poosje duidelijk, maar ik blijf liever blind van verliefdheid. Mijn basisliefde voor haar brokkelt een tikkeltje af, jammer genoeg. Of misschien gelukkigerwijs, want ‘she is dressed to kill’. Ik voel me zwaar gebruikt. Er zijn echter periodes geweest, waarin ik Claire heb ervaren als de ultieme liefde van mijn leven. Vol van passie, van oprechte liefde, van blijdschap, van vrouwelijke zachtheid met een ongekende humor en geestdrift voor het leven en een hoge mate van intelligentie, een voedingsbron voor een goed en open gesprek, de basis voor een goed huwelijk. Een liefdevolle moeder voor de kinderen. Zij bezat alles wat ik in een vrouw zocht en aanvankelijk getuigde haar instelling daar ook van. Van niemand in mijn leven heb ik tijdens cruciale momenten van verslaving en pijn zo'n krachtige steun gehad als van haar. De bestendigheid, de volharding ontbrak helaas bij Claire en bij mij. Dat komt mede omdat zij niets te maken wil hebben met het kleine meisje in haar dat gekwetst en zwaar verminkt is. Daardoor is ze, zo lijkt het tenminste, niet vasthoudend in de liefde en wijst de goede dingen van het leven voortdurend af. Eigenlijk vlucht ze voor genezing, denk ik. Ook dat herken ik weer en tegelijkertijd helaas, als geen ander. We lijden allebei aan een laag imago en poetsen dit op met verkeerde middelen, waardoor het beeld steeds doffer wordt. De glans is van ons leven af. We zijn wandelende doden. Zombies.
Hoofdstuk 10 : De komst van God in mijn leven Vrijwel al haar oplossingen zijn verklaarbaar en herkenbaar voor mij, want op haar leeftijd, Claire is veertien jaar jonger, stond ik eveneens zo in de relatie met mijn eerste vrouw, Jeanetta, wier liefde ik ook niet kon verdragen, noch aanvaarden en nam ik eveneens de benen. Ook ik was totaal ongevoelig voor haar pijn toen. Mijn huwelijk met Claire lijkt bovendien in vele opzichten op die van onze beide ouderparen, maar dan in het kwadraat verslechterd door de drank en drugs. Met al mijn onvermogen om een goede echtgenoot te zijn, heb ik Claire niettemin waarlijk lief in mijn hart en daar gaat ze voortdurend voor op de loop en mee aan de haal. Ik ben in staat om voor haar te doden en bereid voor haar te sterven. Een morbide vorm van houden van, die ik overigens voel voor alle gezinsleden. Ze weet dat ik afhankelijk van haar ben en daar maakt ze gretig misbruik van. Zit het even tegen, dat wil zeggen kost het haar teveel moeite, dan gooit ze het bijltje erbij neer. Voor mij tien anderen. Ik bijt me meestal vast in moeilijkheden en zij neemt de kuierlatten bij problemen. Daarnaast ben ik impulsief, ongeduldig en driftig en is Claire een stuk rustiger en verstandiger. Zij is daarentegen haatdragender dan ik en volhardt heel lang in het conflict. Het dak gaat er zowat af tijdens onze ruzies. Deze symbiotische relatie is gedoemd te mislukken. En die twee kleintjes lijden er verschrikkelijk onder. Arme, kleine, schuldeloze schatjes. Ik zie het schip zinken, maar sta machteloos en wanhopig toe te kijken hoe het verder afglijdt, een duistere diepte tegemoet. En ik ben nota bene zelf de kapitein van het, aan zware averij lijdende, huwelijksbootje. Ik haat mijn gebondenheid aan haar, maar kom er niet los van. Ik ben van mening dat ik tot niets goeds heb bijgedragen aan deze relatie, noch als vader, noch als echtgenoot. Op geen enkel moment van mijn leven, trouwens. Ik verzuip in mijn eigen problematiek en in mijn zelfhaat. Ik wil haar wel helpen, maar ben niet bij machte. Wij zijn in vele opzichten identieke persoonlijkheden met overeenkomstige ziektebeelden en onzinnige of dubbelzinnige oplossingen. Afwijzing vormt de kern van ons beider onzekere bestaan en afstoten en aantrekken de pijlers van onze relatie. En gebrek aan wederzijds respect. Niets lijkt ons te kunnen redden. Onze liefdesverhouding heeft een verwoestende uitwerking op elkaar, we versterken de negatieve kanten in onze karakters. Ik ben de wanhoop nabij en zie een uithuisplaatsing van mijn kindertjes naderen, want wij 'vallen' onder Jeugdzorg en het water staat ons tot aan de lippen. Ook Claire, vecht voor wat ze waard is, maar het tij lijkt niet te keren. Mijn angsten, wanen, zorgen en pijn komen tot een zuur hoogtepunt, hoewel ik me tegelijkertijd bij Claire, ondanks alles, zeer vertrouwd voel. Ik heb een duplicaat van mezelf in handen. Ook zij is een gevangene van haar verleden. Maar wie eigenlijk niet? Niets lijkt te kloppen in mijn zieke en verdorven geest. Ik besluit er een eind aan te maken. Ik heb niemand wat te bieden, toch zeker mijn kinderen niet. Ik loop, in het holst van de nacht, naar de keuken en zet de punt van een groot vleesmes op mijn borst en omsluit met beide handen krachtig het houten uiteinde. Ik sluit mijn ogen en haal diep adem om de verlossende stoot in mijn hartstreek te plaatsen. Een golf van tranen verijdelt de poging tot zelfdoding en gedesillusioneerd kruip ik mijn bed in. Wat een waardeloze vent ben ik toch. Zelfs dit durf ik niet. De volgende morgen rijd ik in alle vroegte naar Wassenaar, alwaar ik als halfwastimmerman op freelance basis werkzaam ben. Ik werk daar met twee metselaars uit Katwijk, Jaap-Jan Klok en Martin de Boer. Ze attenderen mij op mijn onvervalste vloeken, het zijn gelovige jongens, die Kattukkers. Ik pas op mijn tellen, want ik wil hen niet kwetsen.
Na deze zware werkdag rijd ik richting Heemskerk. Ik word overmand, nee, overspoeld door verdriet en ben nauwelijks in staat om de auto te besturen. Ik zie door de zilte stroom van waterlanders de weg nog amper en ik brul het uit van ellende. Vlak bij de rotonde en afslag Heemskerk krijg ik plotseling een lichtflits door mijn hoofd en door mijn borst, van een fel witgele kleur, die ik vreemd genoeg, van binnenuit waarneem en mij een korte tijd geheel verlicht. Mijn tranendal stopt vrijwel onmiddellijk en ik voel een bovennatuurlijke liefde, die de gehele auto en mijzelf vult. Een serene rust. Het is in en om mij heen. Een ongekende vorm van liefde. Onbeschrijfelijk groot en daardoor bijna onwezenlijk. Met geen pen te beschrijven en in geen enkele emotie of gedachte te omvatten. Ik heb in heel mijn leven nog nooit zo'n liefdevolle aanraking ervaren en ik weet dat het God is, die Zijn licht over mij liet schijnen, anders gezegd, die naar mij omzag. Ik bel kort daarna Jaap-Jan Klok, de Kattukkse metselaar, en vertel hem de wonderbaarlijke ervaring. "Dat is een aanraking van God geweest", zegt hij mij door de telefoon. Ik beaam dat ten zeerste, want je hoeft geen gelovig mens te zijn om tot deze conclusie te komen: Als God je aanraakt, dan weet je dat Hij het is en niemand anders.
Hoofdstuk 11 : Rebel en godshater De wonderbaarlijke aanraking zou menigeen tot bekering hebben gebracht, maar ik reageer sterk afwijzend op Gods liefde. Jaap-Jan adviseert mij nadrukkelijk de Bijbel te gaan lezen, omdat alles om Christus draait. Wij zijn door en voor Hem geschapen. Ik besluit echter de Bijbel te gaan lezen om te bewijzen dat dit boek niet het door God geïnspireerde en onfeilbare Woord van waarheid is. Nee, de Bijbel is slechts een registratie van fraaie tot schitterende gebeurtenissen en gedachten van vrome, maar naïeve, goedgelovige mensen. Meer niet. Ik sla het zogenaamde Woord van God willekeurig open en beland in het boek Prediker. God laat van meet af aan zien dat er met Hem niet te spotten valt en dat mijn ongeloof Zijn plan met mij op geen enkele wijze dwarsboomt, noch beïnvloedt. God ziet het hart van de mens aan, niet alleen zijn handelen. Het geloof is bovendien een gave Gods, zo ontdek ik in een later stadium: “Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave” – Efeze 2:8. Ons door God uit genade geschonken om het aan te nemen of te verwerpen. Daar bent u vrij in. Christus is voor ieder mens gestorven, voor alle zondaars. Maar u heeft daar geen baat bij, indien u dit offer uit genade links laat liggen. Zonder Christus heeft u geen toegang tot God de Vader en komt u niet in het Vaderhuis, de hemel. Ook ik moest het hemels paspoort nog ontdekken. Prediker maakt op mij een onuitwisbare indruk. Was mijn vrees voor de Almachtige en het fantoom van de onafwendbare dood al van ongekende afmetingen, de woorden die koning Salomo in Prediker 1 vanaf vers 2 spreekt, slaan mij volledig uit het veld, raken de bodem van mijn ziel en doen mijn hart kraken van ellende, doordat de waarheid ervan direct en onweerlegbaar tot mij doordringt: "IJdelheid der ijdelheden, zegt de prediker; ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid. 3 Wat voordeel heeft de mens van al zijn arbeid, dien hij arbeidt onder de zon? 4 Het ene geslacht gaat, en het andere geslacht komt: maar de aarde staat in eeuwigheid. Vers negen doet er een schepje bovenop: "Hetgeen er geweest is, hetzelve zal er zijn, en hetgeen er gedaan is, hetzelve zal er
gedaan worden; zodat er niets nieuws is onder de zon." De leegte en nutteloosheid van mijn bestaan flitsen in ontelbare, muisgrijze flarden aan mij voorbij en bevestigen mijn nietigheid en sterfelijkheid als nooit tevoren. Deze woorden sluiten naadloos aan bij mijn depressieve levenshouding en de dwanggedachte dat over honderd jaar een snelweg over mijn graf ligt en niemand zich ooit herinnert of zich bekommert om wie ik was. Ik ben van generlei betekenis en leef om te worden gehaat en verafschuwd. Ik schreeuw het uit, tot in het diepst van mijn ziel, en geraak buiten zinnen van angst. Nooit heeft iets of iemand mij zo onmetelijk diep geraakt en ik smeek God mij niet te doden en mij uit te leggen waarom een leven zo dramatisch moet eindigen. Waarom is er geen verlossing van schuld en dood? Uren achtereen lig ik hartverscheurend te janken en te smeken om genade, want ik wil niet dood en weet niet waar ik het zoeken moet van verdriet. Maar als ik, na lange tijd, een klein beetje tot bedaren ben gekomen, trekken mijn ogen en handen onweerstaanbaar richting het omgedraaide boek en moet ik gewoonweg verder lezen. Herhalingen van termen als “kwelling des geestes” en uitdrukkingen als "die wetenschap vermeerdert, vermeerdert smart", om maar te zwijgen van de uitdrukking "alles is najagen van wind" brengen mij bijkans op de rand van waanzinnige wanhoop. Mijn levenslange vrees wordt bewaarheid in die woorden: ik ben reddeloos verloren. Geboren om dood te gaan. Helemaal niets is van wezenlijk belang. De tranen en smeekbeden weerklinken onophoudelijk naar God en tegen de ochtend val ik totaal uitgeput en gebroken in slaap.
Beterschap door verzoening De volgende morgen voel ik me stukken beter. Het is mij volstrekt onduidelijk waarom. Ik pak direct de Bijbel en dit godsgeschenk zal niet of nauwelijks meer van mijn zijde wijken. Jozua 1 vers 8 zegt: "Dat het boek dezer wet niet wijke van uw mond, maar overleg het dag en nacht, opdat gij waarneemt te doen naar alles wat daarin geschreven is: want alsdan zult gij uw wegen voorspoedig maken en alsdan zult gij verstandiglijk handelen." Ik slaap met de Bijbel naast mijn kussen en lees vrijwel dagelijks de eeuwige wijsheden, die God Zijn volk geeft om een gezegend leven te kunnen leiden. Het Johannes-evangelie verblijdt mijn hart, ik heb nog nooit een boek gelezen dat mij zo boeit en ontroert. Tegelijkertijd beleef ik een ongelofelijke weerstand bij het lezen van de naam van Christus. Ik haat die naam, ik verdraag Hem totaal niet. Mijn hele wezen verzet zich tegen deze persoon. Ik wil niets met Hem te maken hebben. God, alla, maar Christus gaat er bij mij niet in. Dit gevecht om mijn ziel duurt zo'n drie maanden. Maar ook hierin verschaft Gods Woord uitkomst. Romeinen 1: vers 18 t/m 32 vertelt ons wie wij zijn, zonder de wedergeboorte in Christus, en dat liegt er niet om. We zijn vervuld met alle ongerechtigheden: “hoererij, boosheid, gierigheid, kwaadheid, vol van nijdigheid, moord, twist, bedrog, opschepperij, achterklap, smaad, hovaardigheid, laatdunkendheid, bedenkers van kwalijke zaken, ongehoorzaam aan ouderen, onverstandigen, verbondbrekers, zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijken en onbarmhartigen” Zo, tel uit je winst! In vers 30 staat letterlijk dat wij “haters Gods” zijn. Het verklaart alles over de treurige geschiedenis van de mensheid doorspekt met oorlogen, geweld, verkrachting, onderdrukking, leugens, oplichting, overspel, incest, hebzucht, moord, verslavingen en andere vormen van goddeloosheid. Het maakt me tegelijkertijd veel duidelijk over mijn individuele strijd met de
naam en de persoon van Jezus. Ik heb namelijk jaren achtereen de satan gediend en die wil zijn prooi niet loslaten. Maar wie is God nu eigenlijk? Christus is God. In de Zoon is de Vader verheerlijkt en geopenbaard en Hij is de enige weg tot God, de Vader, want in Johannes 14 vers 6 spreekt de HEERE Jezus aldus: "Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot den Vader, dan door Mij". En Christus is de enige die God ooit heeft gezien getuige Johannes 1 vers 18: "Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard." God heeft Christus al vóór de grondlegging van de wereld en ruim voor de geboorte van diezelfde Christus, vanwege Zijn volmaakte gehoorzaamheid tot in de kruisdood, bestemd tot Zijn eer. Het Oude Testament staat barstensvol van beeltenissen, verwijzingen en profetieën over de komst van de HEERE Jezus. Twaalfhonderd jaar voor de geboorte van Jezus krijgt het Joodse volk de opdracht om het Pascha te slachten, een onschuldig jong lammetje, dat vier dagen wordt afgezonderd van de kudde en apart verzorgd, zodat je ongemerkt van het beestje gaat houden. Deze wonderbaarlijke gebeurtenis, lang voor de komst van het Ware Offerlam, schetst tot in de details de aanstaande dood van Christus, die dan nog geboren moet worden (Exodus 12) en vertelt onverholen de beschermende en heiligende kracht van Zijn bloed. Je kunt er gewoon niet omheen. Hij alleen en niemand anders komt alle eer, glorie en lof toe, want Zijn offer, ja, Zijn heilig bloed kocht ons vrij van de eeuwige dood, doet onze zonden vergeven en verzoent ons met God. En God wil je dit maar wat graag duidelijk maken, want Hij wenst dat niemand verloren gaat, “want God zond Zijn Zoon niet in de wereld om deze te oordelen, maar om deze te behouden in Zijn naam“ - Joh 3:17. Het heilig offer van Christus is er voor iedereen, die dit Godsgeschenk, uit genade, aan wil nemen. In Romeinen 3 vers 23 staat: "Want zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheids Gods; En worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is." Hij is voor onze zonden aan het kruis gegaan en in mijn plaats gestorven. Het geloof in Christus, en in Christus alleen, kan ons bevrijden van de eeuwige dood, de hel. "Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verderve, maar eeuwig leven hebbe", zegt God in Johannes 3 vers 16. Er is werkelijk niemand anders door wie er verlossing van schuld is en verzoening met God. Zet het maar uit je hoofd, vergeet het maar. Boeddhisten, humanisten, hindoes, moslims, atheïsten en wat voor overtuiging je ook aanhangt, er is er maar Eén, die eeuwig leven en verlossing biedt, dat is Degene, Die voor jouw en voor mijn zonden de prijs betaalde aan het hout, Hij die bovenmatig heeft geleden, De Man van smarten, Jezus Christus, de Zoon van God. Het Levende Woord dat uit de hemelse gewesten afdaalde en, als Koning en Schepper van hemel en aarde, het niet tot een roof achtte om in een vernederd lichaam plaats te nemen vanwege de onmetelijke liefde, die God voor Zijn schepping heeft - Fil 2 : 3 t/m 11. En dat deed Hij allemaal voor de tot zonde vervallen mens en wereld! Alleen het geloof in Christus zal je behouden van de eeuwige dood en je een eeuwig leven met Hem schenken, Die jou geschapen heeft om tot Zijn eer en glorie te leven. Elke andere weg leidt naar de plek waar ik mijn hele leven voor vreesde en, mijns inziens, in wandelde: de hel, want leven zonder Christus is een verschrikking. Iedereen is geschapen om naar Gods evenbeeld en gelijkenis te leven: om liefde te ontvangen en deze rijkelijk uit te delen, om God en je naaste oprecht lief te hebben. Ik heb veel aspecten van het leven gezien, talloze religies waargenomen en sommige uitvoerig bestudeerd, maar slechts in Eén het leven gevonden. "Die den Zoon heeft, die heeft het leven; die den Zoon van God niet
heeft, die heeft het leven niet" - 1 Joh 5:12. Uiteraard is er genade voor mensen, die nog nooit van Christus hebben gehoord of de kans niet hebben gekregen Zijn Majesteit te erkennen, maar toch een godvrezend leven leiden en het goede nauwgezet en getrouw nastreven, want God is een liefdevol en genadig God. Maar tot deze groep behoort slechts een minuscuul gedeelte van de mensheid inmiddels en die mensen leven niet in de westerse wereld. We bevinden ons immers in de genadetijd, waarin onze Schepper hemel en aarde zal bewegen om de grootheid van Zijn Zoon tot in de uitersten van de wereld kenbaar te maken, te openbaren. Maar ook voor hen geldt het volgende: alleen op grond van Gods offer, gedaan in Zijn Zoon Jezus Christus op Golgotha, kun je een levende hoop op het hemelse erfgoed ontvangen. Een ander toegangsbewijs volstaat niet, want Christus heeft het volbracht! Christus is onze enige hoop en pleitgrond!! Prediker heb ik tot op de dag van vandaag niet meer ingekeken, bemerk ik nu lacherig. De angst voor dit Woord is destijds kennelijk diep in mijn hart beland.
Hoofdstuk 12 : Goddelijke openbaringen en aanrakingen Wekelijks begeef ik mij naar Katwijk om de zondagsdiensten te volgen. Dominee ten Hove, een beminnelijke man, die mij helpt het Woord van God beter te begrijpen wordt een zeer gewaardeerde broeder en persoonlijk vriend. Het allereerste bezoek aan hem loopt voor mij bijna fataal af. Ik begeef mij op een doordeweekse dag rond half tien op weg om de dominee te ontmoeten in zijn ambtswoning te Katwijk en rij in een ‘slooprijpe’ Opel Astra-station op de A44 ter hoogte van het bordje Kaag/Abbenes, als de auto onder luid geproest en het fabriceren van vette, grijszwarte rookpluimen er ineens de brui aangeeft. Het talud waar ik tegenop rijd, kom ik evenwel niet over, want het bordeauxrode vehikel staat verrassend abrupt stil. Uitrijden is er niet meer bij, het onding wikt of weegt niet meer, de motor staat muurvast. Er schieten in de afnemende ochtendspits een tiental auto’s met angstaanjagend hoge snelheid langs mij heen. Mijn mobieltje zit zonder stroom en beltegoed, dus 112 bellen lukt ook al niet. Ik overweeg om te blijven zitten, maar besluit toch uit te stappen, gooi de portierdeur dicht en loop achter de auto langs richting de vangrail, waar ik soepel overheen spring. Direct hoor ik achter mij een verschrikkelijk gegier van piepende banden en de geur van verbrand rubber dringt zich aan mijn neus op. Ik kijk verschrikt achterom en zie een bedrijfsbusje met een noodgang rakelings langs mijn auto scheuren om vervolgens tegen de linker vangrail aan te botsten. Dit laatste gebeurt echter niet, want de chauffeur weet zijn auto op het nippertje in balans te krijgen en scheert langs de stalen afrastering, terwijl de vonken er vanaf vliegen. Het sleep- en bergingsbedrijf Van Vliet BV dat enkele kilometers verderop aan de weg ligt, ‘herbergt’ mijn overleden vervoersmiddel zo’n tien minuten later op haar ruime parkeerterrein en als ik naar binnen ga, loop ik de bestuurder van het busje tegen het vege en geschrokken lijf. “Ik geloof niet in God, stamelt hij, maar dit is een wonder, mijn auto heeft geen enkel schrammetje.” Ik spreek verbaasd uit dat ik toch echt ‘de vonken er vanaf zag spatten’ en de verbouwereerde man onderschrijft dit, maar blijft voet bij stuk houden dat zijn auto geen enkele zichtbare schade heeft. Voor de zekerheid verschaf ik hem toch maar alle verzekeringsgegevens en mijn telefoonnummer, want ik geloof er geen mallemoer van. Nu ik
de kerel toch spreek, vraag ik hem waarom hij zo laat remde, omdat mijn auto van verre duidelijk zichtbaar stilstond, leek mij. Hij zag dat echter pas toen ik de auto uitstapte, want door het oplopende talud leek het alsof mijn Opel Astra gewoon doorreed. “Als je niet was uitgestapt, had je het nooit overleefd, smoesde hij schielijk om zich heen kijkend in mijn rechteroor, want ik reed minstens 140.” Ik weet overigens niet meer met zekerheid te zeggen of de man daarna alsnog enige schade heeft verhaald. Dit even voor alle duidelijkheid. Nadat ik via Jaap-Jan de dominee heb bereikt, haalt deze vriendelijke man mij op en brengt me naar huis. Ik vertel hem onderwijl dat ik de Nag Hammadi-geschriften lees, maar hij noemt deze geschriften ‘elitair en opgeblazen’ en adviseert mij alleen de Bijbel te lezen. Ik geef gehoor aan mijn broeders advies en flikker Nag Hammadi in de kliko. In deze lieve, zachtmoedige dominee zie ik een duidelijk beeld van de Christus. Bij mijzelf vindt er weinig verandering plaats. Ik worstel met God, met mijn verslaving, met mijn vrouw en met mezelf. Claire volgt mijn eerste schreden met Christus schoorvoetend en er treedt een grotere verwijdering tussen ons op. Ik weet dat het heil alleen in mijn Heiland te vinden is en dat ik werkelijk alles los zal moeten laten om Hem de plaats in mijn leven te geven, waar Hij recht op heeft. In mijn diepste nood en in mijn vurigst verlangen heb ik menigmaal gesmeekt en gebeden of ik mijn leven in dienstknechtschap van de HEERE mag doorbrengen. Alles wat ik in de wereld om me heen en in mijzelf ontmoet, verafschuw ik al jaren. Een laag zelfbeeld is een zegen voor een radicale bekering. Ik ben, uit vrije wil weliswaar, Zijn dienstknecht in wording en wil Zijn discipel zijn, dat is mijn hartenwens van meet af aan, eigenlijk. Maar het verzet in mij is groot en sterk, ik wil de controle over mijn leven houden en zeg halfslachtig ja tegen de genadegift van God en zal daardoor alles verliezen, waarvan ik hou. Bovendien ben ik allesbehalve zachtmoedig in de verkondiging van mijn Verlosser, want na het eerste kerkbezoek in Katwijk spreek ik de volgende profetische woorden tegen mijn geliefde vrouw: "Of de Heer komt in ons leven of jij gaat eruit." Ze kijkt me aan alsof ze water ziet branden, want ik weet dat zij de drank en drugs bij lange niet wenst los te laten. Of hiertoe niet in staat is. En zij weet dat ik meen wat ik zeg. Maar tussen zeggen en doen ligt een hemelsbrede kloof, de zondige natuur genaamd en die verzet zich met man en macht tegen God. Ik ontdek gaandeweg dat een mens zonder God geen onvoorwaardelijke liefde kan geven, want Jezus zegt: "Niemand is goed, dan Eén, namelijk God" - Luk 18:19. We zijn allen onder de zonde verkocht en daarmee erfgenamen van de satan in het vlees, in het lichaam. Er is in mij niets goeds te vinden, want daarmee zou ik de duivel een goede eigenschap toedichten en dat is onmogelijk, want satan is het kwaad zelf, in optima forma. Het zou net zo zinloos zijn, om de befaamde predikant Spurgeon eens te citeren, als "de hel omspitten om daar een stukje hemel in te vinden." Waanzin en ijdelheid. Nee, in de menselijke natuur is niets goed te ontdekken. Ons lichaam en onze geest willen zondigen, hoe dan ook. Ik spreek nu vanuit het beeld dat God heeft over het begrip 'goed'. Mensen denken daar vanzelfsprekend anders over, vooral wanneer ze God niet kennen. Slechts een wedergeboorte in Christus, en in Hem alleen, zal verandering in het doen en denken én in het doen en laten aanbrengen, want alleen de Geest van God doet ons de zonde werkelijk kennen en overwinnen, en kan ons verzoenen met God, de Vader. In de Zoon gaf God Zich om de mens weer tot Hem terug te brengen na de desastreuze zondeval. Een mens die het goede tracht te doen op eigen kracht geeft zichzelf de eer en schaart zich daarmee gelijk aan God, anders gezegd, hij begaat de zonde van
hoogmoed, zelfverering en zelfverheerlijking en beantwoordt daarin aan het beeld en karakter van de duivel. Ook die kwam door hoogmoed ten val. Na ruim drie maanden vorsen in Gods prachtige Woord ben ik overstag: Christus is God en de Bijbel is de onweerlegbare vrucht van Zijn Geest. Kortom, de Bijbel is door mensenhanden geschreven, maar volledig geïnspireerd door Gods Geest. Daar valt voor mij geen speld meer tussen te krijgen. Claire en ik gaan inmiddels samen naar de kerk. In Heemskerk en in Katwijk. 'S ochtends met z'n tweetjes en 's middags ga ik meestal alleen, omdat ik verknocht raak aan het horen en lezen van Gods Woord. Op zondagmorgen bezoek ik de Ark, een pinkstergemeente in mijn woonplaats en s ’middags stoom ik op naar Katwijk om met Jaap-Jan en zijn Marja ter kerke te gaan. Ik bemerk dat de gemeente te Katwijk mij nader aan het hart ligt, anders gezegd, de prediking is krachtiger. Maar Claire gaat liever naar Heemskerk, want dat gedoe in Katwijk vindt ze maar stijfjes en vroom. Daarbij voert zij aan dat ze zich daar niet erg thuis voelt, omdat ze de enige kleurling is. Claire is een volbloed Surinaamse. Ik begrijp haar argumenten, maar God laat wederom zien dat Hij een plan met mijn leven heeft dat vervuld zal worden, maar dan moet Hansje wel willen volgen en niet zelf de touwtjes in zijn wispelturige handjes nemen, want “de discipel is niet boven den meester, noch de dienstknecht boven zijn heer” - Matt 10:24. God daarentegen laat het werk van Zijn handen niet varen. Wijk ik af, Hij stuurt mij bij. De weg en het plan van de Almachtige zijn een kaarsrechte en ononderbroken lijn. Geen mens of omstandigheid kan dat beïnvloeden, want anders zou God God niet zijn. In deze morele overpeinzing verzonken komt de HEERE der heerscharen verrassend en op bovennatuurlijke wijze, hoe kan het anders, met Zijn oplossing voor mijn kerkbezoekkwestie. Ik rijd in mijn auto op weg naar Heerhugowaard met het doel een Renault Espace aan te schaffen, die ruimte biedt aan zeven personen. Een volkomen onzinnige en onnodige aanschaf, want ons gezinnetje bestaat slechts uit vier personen: de kindertjes zijn nog net niet uit huis geplaatst. Ineens hoor ik een stem tot me spreken, terwijl ik mij moederziel alleen in de wagen bevind. Ik kijk stomverbaasd om mij heen en bemerk dat de stem in mijn hoofd klinkt, maar zo duidelijk waarneembaar dat het van buitenaf lijkt te komen. Het is een warme stem vol van heiligheid en eerbied. De taal waarin de stem zich tot mij richt, klinkt als Oud- of Middelnederlands en ik word er volledig door in beslag genomen. Ik ben compleet geobsedeerd door de mededeling, weet totaal niet hoe lang de monoloog heeft geduurd en na het bezoek aan de autodealer sjees ik met een sneltreinvaart naar huis om deze boodschap zo getrouw mogelijk op te schrijven. De Espace voldeed aan mijn verwachtingen en ik sloot de koop af met een ferme handdruk voorzien van "handgeld'. Thuisgekomen en helemaal 'obsessed by God' stuif ik langs mijn verbaasde vrouw door de voordeuropening naar boven. "Opzij, roep ik gejaagd, ik moet iets opschrijven." Claire zou later verklaren dat ze mij nog nooit met zulke ogen in mijn hoofd heeft rond zien lopen. "Je ogen knalden bijna uit je kop, zo groot waren ze.” “Maar, haastte ze er achteraan, heel anders dan wanneer je drugs hebt gebruikt. Je straalde tegelijkertijd rust en devotie uit." Toen ik de goddelijke boodschap zo getrouw mogelijk had opgeschreven, belde ik Jaap-Jan, vertelde van de stem en las het geheel voor. Deze tijding luidde ongeveer als volgt: "In den vreemde pas leerde jij het Woord Gods wederom kennen, omdat je zelf je huis jarenlang liet bevuilen met de vernietigende bezoeken van de satan. Daar waar jij Gods zaad hervond, zal het zaad groeien, in den vreemde, om uiteindelijk, als het tot zijn volle wasdom is gekomen, jou de kracht te schenken om de satan uit je huis, die een tempel Gods zou moeten zijn, voor eens en altijd te verjagen. Mijn werk
zet zich voort in jou, in den vreemde om je te sterken onder de onzen en je af te schermen van de discipelen waarmee jij je pad tot de laatste kiezel vervuilde en bewandelde. Niet omdat je dit verdient, maar om Gods wil, Gods goedertierenheid en Gods oneindig erbarmen en liefde voor jou en ieder en al door Hem geschapen.” Het is een poosje stil aan de andere kant van de lijn en Jaap-Jan zegt stomverbaasd: "Maar dat zijn helemaal jouw woorden niet.” “Nee, dat weet ik zelf ook wel“, dien ik hem van repliek. We spreken ergens in Haarlem af, dat tussen Heemskerk en Katwijk in ligt, want Japie wil perse de tekst zelf lezen. Eenmaal op de afgesproken plek gearriveerd, zetten we de auto's met de neuzen tegenover elkaar in de berm en laten de alarmlichten aan, uit veiligheid. We staan naast onze vervoermiddelen in het zonnetje te kletsen. Jaap leest aandachtig de woorden, die op het vodje dat ik hem zojuist heb overhandigd, slordig en haastig zijn opgetekend. Hij kijkt me twijfelachtig aan, ik zie dat hij mij niet gelooft en ik spreek dat naar hem uit. Hij ontkent het met klem, maar mijn mensenkennis is groter dan zijn ontkenning, uit genegenheid, voor mij. Toch is hij geraakt door mijn verhaal en de tekst. Na wat heen en weer gepraat, stelt hij voor om in zijn auto ons samenzijn af te sluiten met gebed. Ik stem daarmee in en neem plaats op de passagiersstoel. Ik vouw mijn handen en sluit mijn ogen stevig toe, want ik kan voor geen meter bidden. Dagelijks prevel ik het Onze Vader of doe soms een schietgebedje in eigen bewoordingen. Het is van een kinderlijk niveau, waarvoor ik mij schaam. Japie is een geoefend en gezegend bidder en met blijdschap drink ik de zoete zegeningen des Heren in, die hij me toewenst. Wat een heerlijke douche van liefde. Op 'Amen' open ik mijn ogen en kijk mijn broeder en vriend blij aan. Hij blikt met verschrikte kijkers terug en piept met een verhoogde stemklank op zijn oer-Kattuks: "Maar heb je niks gemerkt dan? Ik niet, zeg ik vluchtigjes , ik had mijn ogen dicht, we waren toch aan het bidden?" Met een bleek weggetrokken bekkie legt hij uit dat onmiddellijk bij het begin van het gebed de alarmlichten uitvielen en bij beëindiging ervan op ’Amen” deze abrupt weer aansprongen. Hij is duidelijk geschrokken. "Dat is een teken van God, omdat je me niet gelooft" floept het eruit, eer ik er erg in heb. Ik leen en passant nog even honderd euro bij mijn vriend, zogezegd voor de boodschappen, maar laat wijselijk achterwege wat deze boodschappen inhouden. Ik ben immers verslaafd. Het geeft me een rotgevoel, want ik hou van Japie en heb deze zonde later bij de Heer beleden en nu ook dus bij Jaap. Maar het blijft niet bij deze liefkozingen van God aan mijn onbetrouwbaar adres. Ik sta telkens weer versteld als ik besef hoeveel genade de Heer mij heeft geschonken en altijd weer schenkt.
Reddeloos verloren Het gebruik van drank- en drugs gaat met doodsangsten gepaard, meer dan ooit tevoren, want geen advocaat kan mij meer vrijpleiten bij het hemels tribunaal, want ik zondig m.i. willens en wetens, terwijl ik de HEERE inmiddels ken. Claire maakt het mij nog moeilijker, want die wil absoluut niet stoppen met drugsgebruik, ze chanteert me op alle fronten. Bang om haar kwijt te raken, maar vaak genoeg ook omwille van eigen verslavingsprikkels of ander ongenoegen geef ik toe aan de druk(s). Zij is mijn afgod en staat op tal van vlakken tussen mij en God in en ik ben daar zelf geheel en al debet aan. Het kennen van mijn Verlosser verlost mij helemaal nergens van. Integendeel, het geloof wordt een juk. Ik ben zo mogelijk nog
banger om in de hel terecht te komen dan voorheen, want ik ben inmiddels overtuigd van het bestaan van God en het kruisoffer dat Christus op Golgotha volbracht voor mij! Ik verkeer niet langer in onwetendheid. Mijn God, waar ben ik aan begonnen. Ik lig in een spagaat: aan mijn ene been trekt de duivel en aan de andere kant God. Mijn zonden brengen me naar een geestelijke afgrond, die ik tevoren niet kende. Het allerliefst wil ik wegrennen van God, maar ik kan tevens niet meer buiten Hem. Ik heb, dankzij genade op genade, zo'n innig contact met de Voleinder des geloofs dat Hij alles in mijn leven overstijgt. Ik word knettergek van wanhoop als ik Zijn nabijheid niet ervaar en, geloof mij, na gebruik van drank en drugs is dat zeker het geval. Eindelijk heb ik Christus ontmoet en eindigt deze kennismaking alsnog in de hel. Claire geeft van deze verdrukkingen totaal geen blijk. Ik ben verbijsterd dat ze nergens last van heeft dan van de overbekende haat die ze naar mij voelt. Hoewel ze soms wel berouw toont, blijft ze er meestentijds stoïcijns onder. Ik lijd en belijd mijn zonden, ook aan Claire en beken haar dat ik een waardeloze priester van het gezin ben en dat haar geen blaam treft. Het eerste is waar, het tweede had ik nooit moeten zeggen, want dat is koren op de molen van Claire. Ze blijft me op allerlei mogelijke manieren chanteren om drugs te halen en logenstraft mij telkens met mijn eigen woorden. Doe ik het niet, dan dreigt ze met andere kerels of zegt ze me te verlaten. Geef ik na uren of soms dagenlange kwellingen van drugs gerelateerd terreurgedrag toe, dan ben ik de dag daarna dubbel de klos en krijg ik de zwarte Piet van mijn donkerbruine echtgenote keihard toegespeeld: "Je bent inderdaad een waardeloze priester en vent." Mijn zelfbeeld daalt tot een absoluut nulpunt. Tot overmaat van ramp besluit zij niet langer samen met mij onze kinderen, die inmiddels uit huis geplaatst zijn, terug te willen halen. Nee, ze laat zich manipuleren door Jeugdzorg en gaat de weg van herstel met de kleintjes zonder ‘manlief' aan. Mevrouw besluit te scheiden, laat zich in met allerlei andere mannen, treitert me daarmee en zoekt steeds vaker in mijn kennissen- en vriendenkring haar minnaars om haar duivelse hartstochten te bevredigen. Het doel is mij totaal te vernietigen. Dat wil zeggen van de machten die zij dient, want de Bijbel vertelt mij dat we niet hebben te strijden tegen vlees en bloed, maar machten en overheden der duisternis, de geestelijke boosheden in de lucht - Ef 6:12. Ik balanceer op de rand van een totale ‘nervous breakdown‘. Mijn hunkering naar zelfmoord groeit, maar Christus komt mij telkens te hulp. In mijn diepste nood is Hij daar waar ik op wens te geven. Want "mijn oog is doorknaagd van verdriet (Ps 6:8) en ik doe mijn bed de ganse nacht zwemmen“ (Ps 6:7), maar Hij laat me niet los. Ik overleef dankzij Zijn liefde, genade en troost. Ik stort me in het Woord, in gebed en loof de Heer luidkeels zingend. Twee straten verderop is mijn lofprijs te horen, het deert mij niet, iedereen mag weten en horen wie Mijn Redder is, de Vreugde van mijn hart. Jezus Christus, de Bevrijder. Mijn geloofsleven zal zich meestentijds kenmerken door diepe dalen en ongekende hoogten. Zodra Claire het zinkende schip heeft verlaten, vaar ik er direct wel bij. Ik doe weliswaar weken lang bijna geen oog dicht, maar de behoefte aan drank- en drugs zijn eveneens de deur uit. Haal ik Miepie zelf weer binnen met het oog op vergeving en herstel van ons huwelijk, dan begint de ellende van vooraf aan. Dit zal totaal zo'n twee jaar aanhouden, alvorens ik de knoop echt doorhak en niet meer voor haar kies, maar voor een leven met de Heer. Maar Claire en ik zijn niet zo maar los van elkaar. Als de duivel een poot tussen de deur kan krijgen, zal hij er twee plaatsen. En drugs, drank en seks staan op de punten van zijn drietand geschreven. De hoofdverslavingen en pijnpunten van mijn ellendig bestaan. Claire komt, meestal op mijn aandringen, ‘tig’ keren terug bij deze nooddruftige
zielenpoot. Het leidt telkens tot meer ellende en geweld: Mijn “brozer vaatwerk” (1 Petrus 3:7) breekt drie keer mijn neus en het “hoofd van de vrouw” (Efeze 5:23) slaat de moeder van zijn kinderen zelfs het ziekenhuis in, ramt uit jaloezie twee kennissen richting eerste hulp en mept een vent, die op zijn ex-vrouw uit is, de kroeg door om zich te laten gelden. Nee, mijn bekering lijdt schade, doordat ik telkens voor de verkeerde zaken kies en dit alles uit angst om haar kwijt te raken. Zij is degene van wie ik echt hou en met wie ik oud wil worden, alleen niet op deze manier. Maar Claire heeft geen boodschap aan mijn liefde voor haar. Zij voelt zich ver verheven boven mij. Uiterlijk gezien, in elk geval. Na weer een avond vol drank, drugs en geruzie stap ik verstijfd van angst mijn bed in, wetende dat de aanklager mij urenlang zal teisteren over de ontrouw aan mijn Schepper en de onwaardigheid van mijn uitverkoren status. Dat noemt zich een christen, wat een aanfluiting, wat een blamage. Was ik al een schande voor het menselijk ras in mijn heidense staat, als christen voldoe ik helemaal niet. Maar God ziet mijn hunkerend hart naar Hem en de dagelijkse pogingen om Zijn Vaderhart door Zijn Woord beter te leren kennen. Hij hoort al mijn wanhopige gebeden aan om bevrijding uit deze vernietigende relatie, zowel uit die met mezelf als met Claire. Hij komt mij deze nacht wederom wonderbaarlijk te hulp. "Hij geeft het immers Zijn beminden als in de slaap" - Ps 127:2. Ik lig te woelen vanwege de onrust in mijn lijf en hoofd en voel me verschrikkelijk schuldig naar God. Christus stierf voor mij en kijk eens hoe ik daar mee omga. Ik draai van links naar rechts en weer terug. In mijn droom verandert mijn matras in een leeg A-4'tje met lijntjes en tegelijkertijd wordt dit beeld mij uitgelegd. God laat mij zien dat ik me telkens van Hem afkeer, maar moet streven te zijn als een onbeschreven blad. Ik kom op mijn rug te liggen en vanuit het niets komt er razendsnel een streep licht op mij af, blauw van buiten, geel en wit van binnen en zo'n anderhalve meter breed zoals een lichtstreep van een oude buizentelevisie, wanneer die uitgaat. Vlak voor mijn ogen stopt het, hooguit drie seconden en hoor ik zeggen: "Hans, ik ben het, Christus, ik besta echt." Ik veer als in mijn kont geschoten overeind, kijk verschrikt om mij heen, maar er is niets meer te zien. Het is volslagen donker, maar mijn angst is verdwenen, het schrikbewind van aanklachten, de zelfverwijten en het ongeloof in de Heer, werkelijk alles is geweken en ik val Heerlijk in een onverdiende, maar diepe en gezegende nachtrust.
Hoofdstuk 13 : De doop en de strijd Op 22 augustus 2008 doopt mijn zeer geliefde broeder Rasak Avakhti mij, door onderdompeling, in de Vergadering der gelovigen. Dit zal de gemeente worden, waar mijn geloof groeit in omvang en kracht. Avakhti is een tot Christus bekeerde moslim afkomstig uit Irak, die in Staphorst woont, mij doopt in Katwijk, terwijl ik mijn domicilie in Heemskerk heb. Hoe ondoorgrondelijk zijn Gods wegen. Ik bewaar deze herinnering diep in mijn hart, heb grote eerbied voor broeder Avakhti en zijn Iraanse vrouw, die voor mij een ware beeltenis in zich dragen van hoe een huwelijk en bediening in de HEERE hoort te zijn. Lieve, zachtmoedige en nederige mensen vol van onze Heiland. Ik heb een aantal keer het voorrecht mogen smaken bij deze mensen te gast te zijn en het vreemde en bewonderenswaardige is dat het leek of deze voorbeeldige christenen bij ons op bezoek waren, zo nederig zijn zij. Met 'ons' bedoel ik Aad Verschoor, Henk Veld en ik, drie Heemskerkse broeders, die veelvuldig omwille van Gods Woord en onze vriendschap bij elkaar komen. Een van de leden van de Vergadering der gelovigen, die begiftigd is met een ontzagwekkende kennis van de Bijbel en een aanstekelijke liefde voor de persoon van de HEERE Jezus bezit, is Peter Guijt. Een Katukker in hart en nieren. Deze aimabele kerel zal mijn vriend en een vaderfiguur worden tijdens mijn verblijf in Katwijk. En de Vergadering is mijn geliefde gemeente, waar het Woord van God wordt verkondigd, zoals je nog maar zelden hoort, vind ik. Ik voel mij een bevoorrecht mens met een liefdevolle broeder als Peter, na de HEERE Jezus, veelvuldig mijn steun en toeverlaat. Ik ben echter niet zo bedreven in het ontvangen van liefde en kwets hem hierin, denk ik, regelmatig door sporadisch aan zijn huisadres te verschijnen. Ik schaam mij hierover, maar ik krijg het nu eenmaal op mijn zenuwen als ik bij anderen ben, ik voel mij vrijwel altijd ongewenst en teveel. Daardoor kan ik, uit ongemak, mijn mond vaak niet houden en geraak ik dikwijls in het middelpunt van de belangstelling, terwijl ik dat eigenlijk helemaal niet wil. En ben dan blij als ik weer op kan stappen. Het zweet breekt me uit. Gelukkig kan ik alles met Peter bespreken en ook van dit mankement in mij is hij op de hoogte. Ik heb hem, zijn vrouw en kinderen zeer lief, maar kan daar moeilijk mee omgaan, af en toe. Na mijn doop, samen met Aadje, feliciteren de broeders en zusters ons en velen roepen: "Welkom in de strijd." Ik staar ze een tikkeltje meewarig aan en denk: "Welke strijd? Als je gedoopt bent, is de strijd toch over, de satan is toch een overwonnen vijand!" Ja, de satan wel, maar de strijd tegen het eigen vlees, onze menselijke natuur, die houdt pas op als je dood bent. Daar kom ik gaandeweg achter. Niettemin juicht mijn hart een luid halleluja, temeer daar mijn lieve moedertje en haar vriend Joop en mijn beminde broeder en zuster Aad en Tiny Verschoor bij de doopplechtigheid aanwezig zijn. Henk, mijn allerbeste vriend, en Claire, mijn ex-vrouw, schitteren door afwezigheid. Henk moest werken en kon geen vrij krijgen en Claire ‘logeert’ in de Hoop te Dordrecht om af te kicken en de Heer te zoeken. Het deert mij nauwelijks, want door genade ben ik een kind van God. Amen!
Hoofdstuk 14 : De werking van de Heilige Geest In de periodes van solitair leven richt ik me op mijn werkzaamheden als sloper, noeste arbeid, die ik als freelancer voor de Beverwijkse firma Kruk voornamelijk op het Corus-terrein verricht. Daarnaast ben ik intensief bezig met het ontwikkelen van mijn geloof. Ik ontdek de zegen van de traditionele sabbat, die de Joden van oudsher houden van vrijdagavond tot zaterdagavond, van zonsondergang tot zonsondergang. Deze rustdag en vierde gebod van de Thora is voor mij een ongekende weelde: doorgaans ondervind ik na een half uurtje Bijbellezen last van vermoeidheid en valt het me zwaar om dit langer vol te houden. Ik las dan een pauze in en pak het heilig Woord meestal 's nachts weer op, wanneer ik wakker schrik of de slaap niet kan vatten. Maar op mijn eerste sabbatviering bemerk ik na ruim twee uur achtereen schatgraven in de Bijbel geen enkel teken van verzwakking of moeite. Ik ben zo fit als een hoentje en val van de ene openbaring in de andere. God laat mij zien dat Zijn Woord het levende woord is dat, door de werking van de Heilige Geest, aan de volhardend onderzoekende gelovige steeds meer van zijn leven vervullende betekenis onthult. Aad Verschoor, mijn geloofsbroeder en vriend, val ik op deze avonturentochten tot in de treuren lastig met mijn aangename ontdekkingen door Gods genadige Geest. De telefoon staat roodgloeiend en Aad verbaast zich menigmaal over het inzicht, dat mij ten deel valt. Nederigheid, zachtmoedigheid, bescheidenheid en vrede zijn maar een paar eigenschappen van de vele vruchten van de Geest, die ik zwaar ontbeer. Hoogmoed, zelfgerichtheid, ijdelheid en zelfzucht zijn de eigenschappen, waarmee mijn geest en ziel flink zijn gevuld. Ik belijd deze zonden voortdurend, maar de groei en verandering blijven nagenoeg uit. Ik ontvang, puur uit genade, een ontvankelijke geest voor het Woord van God, maar dweep er in mijn ijdelheid veelvuldig mee. Ik roem de Heer, maar zijdelings ook mezelf en denk vaak stilletjes, indien een ander in deze gave wat minder bedeeld is, dat de reden aan zijn of haar bekeringsgraad te wijten is. Alsof ik die heb verdiend, of alsof God een ander minder lief heeft dan mij! De bekering, zo zegt Romeinen 2 vers 4, is louter en alleen te danken aan de verdraagzaamheid, lankmoedigheid en goedertierenheid van God. Tevens overtuig ik de ander met een onweerstaanbare geestdrift, veelal helaas voortgestuwd door een dwangmatige geldingsdrang uit eerzucht. Hierdoor mondt de discussie over de leidraad van een rein en heilig leven dientengevolge meestal uit in een eenzijdige tirade overgaand in een woedeuitbarsting, omdat de ander 'er niet aan wil'. Het ontbreekt er nog maar aan dat ik de 'eigenwijze' toehoorder op zijn muil wil timmeren, hetgeen in het begin vaak het geval is, maar God behoedt mij daar voor. "Uit de vrucht wordt de boom gekend" (Matt 12:33) zegt de Bijbel. Nou, dan is de mijne nagenoeg kaalgevreten en hetgeen er wel aanhangt, is door en door verrot. Maar ik volhard in het belijden en bidden, want ik wil daadwerkelijk veranderen, weet dat ik het zelf niet kan en verafschuw dit gedrag ten zeerste. In geen velden of wegen ben ik in staat mezelf te wijzigen. Dat heeft het verleden me overduidelijk gemaakt. Mijn lijfspreuk wordt Johannes 15 vers 5: "Zonder Mij kunt gij niets doen." En zonder mijn held Jezus Christus wil ik ook niks doen. Hij begint steeds meer voor mij te leven en hoewel ik zelf nauwelijks vooruitgang lijk te boeken, zal God de werkingen van mijn lichaam meer en meer doden door Zijn Geest (Rom 8:13) en verander ik uiteindelijk op een wijze, die ik nooit voor mogelijk heb gehouden. Mijn leven krijgt een totaal andere wending en zingeving, waarvan ik niet had durven dromen, maar dat wordt mij pas een paar jaar later duidelijk. Vooralsnog ben
ik veelal ziende blind. Aanvankelijk is het meest opvallende aan de Geest van God de openbaring van de zonde en de zondigheid van mij als mens. Voordien wist ik nauwelijks wat de zonde werkelijk inhield, dat wil zeggen in welke mate ik daarmee mijn ziel vervuilde, maar nu word ik daar zo indringend op gewezen, dat het me naar de keel grijpt. Ik probeer me, met man en macht, als een heilige te gedragen, maar dat levert me vooral hoogmoed, vroomheid, schijnheiligheid en minachting naar anderen op, want ik ga nog steeds van eigen kracht uit. Het veroorzaakt krampachtigheid en wettisch gedrag. Ik wil zo graag volmaakt zijn en door goede werken mijn eeuwig heil verdienen, dat ik soms met een vrome smoel rondloop, van heb ik jou daar. Al ware ik de Christus zelf, wat een schertsvertoning. Maar God is goed, doch niet gek. Hier komt geen enkel mens mee weg. Telkens weer tracht ik de genadegift te verklaren vanuit menselijk perspectief, een reden te vinden voor de genade van God vanuit het menselijk denken. Maar die is er eenvoudigweg niet. Geen enkele. In elk geval niet vanuit de mens gezien, want het is de onverklaarbare liefde van God voor de mens uiteengezet in Johannes 3 vers 16: "Want alzo lief heeft God de wereld gehad dat Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft“, die ons tot heil is en vrede brengt. Ook niet de ogenschijnlijke verzachtende omstandigheden als de rol van de satan met zijn bedrieglijke verleiding van Eva of de onvermijdelijke zwakte van het vlees na de zondeval. Natuurlijk houdt God rekening met de omstandigheden, waarin wij verkeren. Daarom heeft Hij geduld en zond Hij Christus, maar we hebben niets, maar dan ook niets verdiend dan de eeuwige dood. Nee, genade is genade en daar valt niets aan af te dingen of aan te verdienen. Of aan te begrijpen. Daarin ben ik zo koppig als een muilezel, terwijl het zo klaar is als een klontje dat God kan doen en laten wat Hij wil en wij, door de zondeval, geboren zondaars zijn, geen enkel mens uitgezonderd Rom 3: 9 t/m 20. Voorheen kon ik over de erfzonde zeer verbolgen zijn en verwijtend naar mijn voorvader Adam hardop denken: "Lekker, dankzij jou zit de hele mensheid in de shit." Maar inmiddels ben ik er zeker van dat ik hetzelfde had gedaan als Adam, omdat Gods Geest mij daarvan heeft overtuigd, in mezelf is niets goeds te vinden dan de volmaakte werken die Hij, vóór de grondlegging van de wereld al, in mij heeft gelegd. Onze vrije wil is tot niets anders in staat dan tot zondigen, totdat we, door een wedergeboorte in Christus, kennis nemen van de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God door niet gelijkvormig aan deze wereld te worden, zodat we een nieuwe schepping kunnen zijn - Rom 12:2. Maar daar willen de meeste mensen niet aan, want onze aard is tegen God gericht. De menselijke natuur, ook die van de wederom geborene in Christus, zal tot aan de laatste snik en ademtocht willen zondigen en zich tegen God verzetten. Het is werkelijk tot niets goeds in staat. "Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont" proclameert Paulus in Romeinen 7 vers 18. Daarom hebben we de Geest van God nodig en zijn we in Christus een nieuwe schepping, zo leert de Bijbel ons, want van het oude valt niks te bakken. "Want het vlees begeert tegen de Geest en de Geest tegen het vlees" - Gal 5:17. Ik begrijp dondersgoed dat je na het overschrijden van bijvoorbeeld de snelheidsgrens een boete krijgt opgelegd en die dient te betalen, omdat je schuldig bent aan het overtreden van de wet, een door mensen gemaakt stelsel van regels, waaraan we ons dienen te houden. Op deze wetgeving, die bij lange na niet altijd rechtvaardig is, steunt ons gehele rechtssysteem en daar legt de overgrote meerderheid zich bij neer en men vindt dat logisch en redelijk. Mensen, die dat niet doen, noemen we asocialen of zelfs criminelen en die verdienen straf. Ook daar zijn we het allemaal over eens,
behalve de 'gestraften' zelf, misschien. Maar als het om God gaat en Zijn regels, nota bene de Schepper van al wat zichtbaar is, van al wat leeft, dan staan we op onze achterste poten, ook vele gelovigen bezondigen zich aan deze anti-christelijke attitude. Dan komt onze ware aard naar voren, die van Gods hater en rebel. Dat is bij mij, vanzelfsprekend, niet veel anders. Godzijdank overwint de Geest de werkingen van het vlees en zal “God, Die in u een goed werk begonnen heeft, dat voleindigen tot op de dag van Jezus Christus” (Fil 1:6), want anders zou er geen redden aan zijn. Het is God die getrouw is en aan de touwtjes trekt, want als het van de mens zou afhangen, dan haalt werkelijk niemand de eindstreep, dan blijft de hemel compleet leeg en zit de hel mudje vol. De reden dat er zoveel gesoebat wordt over het Woord van God is in de meeste gevallen te wijten aan het inzicht van de mens vanuit zijn eigen denken, zijn eigen belang, zijn eigen hartstochten. We passen God en Zijn Woord aan onze tijd en onze wensen aan of volgen kerktradities soms liever dan dat we deze overleveringen aan de juistheid van Gods Woord toetsen. Ik refereer aan een menselijke valkuil ten aanzien van het toepassen van Gods Woord, waarin ik overigens zelf later zwaar zal trappen, maar Gods Woord redt mij daar gelukkig weer uit. Overigens is onze vrije wil zeer wel in staat om voor God te kiezen en daarmee voor het goede. Laat u niets wijsmaken over een uitverkiezing, waarbij God willekeur aanwendt, want de HEERE heeft heel Zijn schepping lief. U bent degene die kiezen mag, daar laat de HEERE God u geheel vrij in. De gevolgen van die keus zijn ook voor eigen rekening, hoewel dit niet geheel waar is: Kiest u voor Christus, dan gaat u beseffen dat Hij en Hij alleen de rekening voor uw misdaden heeft betaald en uit vrije wil het kind van de rekening geworden is: “Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst” - Jes 9:5. Kiest u voor de zonde en daarmee tegen Christus, dan is er niemand die u nog kan redden van de eeuwige dood. Met die optie heeft u uw eigen lot bepaald.
“Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben” In mijn persoonlijke wandel met de HEERE hapert het bij mij voornamelijk vanwege mijn seksverslaving en de gebondenheid aan mijn ex-vrouw en de, daarmee gepaard gaande, angst om haar voorgoed te verliezen. Wanneer ik God getrouw ben, gaat het mij goed, kortom, zijn mijn wegen voorspoedig. Indien ik mijn ex-vrouw volg, mijn afhankelijkheden, lusten of mijn angsten, dan loopt het geheid spaak. Claire is een hardnekkige zondaar en een koppige vrouw, maar als ik mij door de HEERE en Zijn Woord laat leiden, is ze verrassend volgzaam. Dan beleef ik met haar geweldige spirituele en liefdevolle tijden en zijn we samen sterk in de Heer. Hierin volhardt ze helaas niet. Maar ik evenmin, want ik ben haar niet de baas, noch mezelf. Ondanks dat ik deze ontwikkelingen waarneem, wint mijn angst het telkens van de zekerheid die God mij schenkt. Ik ben gewend vanuit angst te handelen, want dat doe ik mijn hele leven al. Maar waar angst wordt gezaaid, daar oogst de satan. Als een man de rol van priester en hoofd van het gezin niet op zich neemt, gaat de vrouw steevast bouwen op dit braakliggend terrein. Vooral de 'vrouwen van nu' met hun feministische geest. Toch zeker bij een gelovige, maar deels onbekeerde vrouw en dat lijkt bij Claire het geval. Dat is echter tegen Gods ordinantie en zorgt voor chaos en onrust. Er is zelden of geen berouw van zonden in haar te
ontdekken, integendeel. Ze gedraagt zich steeds vreemder en losbandiger en op 1 september 2009 verlaat ik Heemskerk om via stichting Zout te Katwijk te werken aan de genezing van de wonden, die ten grondslag liggen aan de treurnis van mijn verslavingsbestaan. Maar vooral omdat ik een uiterlijke escalatie van innerlijk geweld voel opkomen, waarbij daadwerkelijk slachtoffers gaan vallen. Hier zou een miraculeus voorval aan voorafgaan, dat ik niet onvermeld wil laten. Nadat mijn ‘schatje‘, middels een relatietherapiegesprek, in het bijzijn van een Turkse humaniste en een Nederlandse christenbroeder, bekend heeft gemaakt niet met de drugs en drank te willen stoppen, breekt 's avonds in ons stulpje aan de Van Lennepstraat de pleuris pas echt goed uit. Ik vraag wat ze in godsnaam dan wel wil en dat wordt me in een mum van tijd aan het zieke verstand gebracht. Mevrouw wil weer van me af, want met mij krijgt ze toch de kinderen niet terug. Goh, wat gek met zo'n instelling. Ik laat me uiteindelijk onder politiebegeleiding uit de flat verwijderen, want de woordenwisseling ontaardt in woest geschreeuw, en ik moet de opgetrommelde knapen van de Hermandad beloven me niet meer in de buurt van Claire te begeven. Ik beloof dit en neem me dat ook voor, want ik ben in staat haar te vermoorden inclusief de minnaars, wiens namen mij bekend zijn. Het emmertje is volgelopen en in dit stadium ben ik een gevaar voor mezelf en mijn omgeving. Ik blijf een paar dagen bij mijn moeder en haar vriend Joop, maar besluit de eenzaamheid van mijn lege koopwoning aan de Breedweerlaan op te zoeken, want ik ben ten einde raad en wil alleen zijn. Ik zoek naarstig naar Christus, in Zijn Woord, in gebed en in mijn eindeloze verdriet om het mislukken van mijn relatie en de onmogelijkheid over het herwinnen van mijn kindertjes, die ik vreselijk mis. Door Gods genade kan ik dit verlies dragen en het schuldgevoel hierover, want zonder Hem had ik mij allang van het leven beroofd, want ik kan niet meer, ik ben al jaren stuk, gebroken door het leven dat ik lijd, want ik leid niet. Ik neem genoegen met de tweede plaats, maar zet tegelijkertijd God niet boven mij, maar mijn ex-vrouw. En dat pikt de Almachtige niet. "Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben" - Ex. 20:3. Ook je vrouw niet! Geen mens kan tornen aan de ordinantie van God. Christus is de allerhoogste Heer en waardig aanbeden te worden, Hem komt toe alle eer en glorie. Hij is de onbetwiste nummer Eén. Hij alleen, Jezus De Christus, de Mens en Zoon, aan God gelijk. Niet Boeddha, niet Allah, maar Yeshua, De HEERE Jezus! Ook niet Maria, een bijzonder, maar desalniettemin zondig mens, nee, het onbevlekte Lam Gods dat de zonden van de wereld op zich nam om ons te verzoenen met God de Vader is de Enige, die wij dienen te loven en te prijzen voor Zijn wonderbaarlijke offer. En, Hij die de deur tot het heiligdom van God voor ons heeft geopend, bidt je aan om tot de troon van genade te mogen naderen. Holy, Lovely, Wonderfull Jesus. Halleluja, glorie voor Zijn naam. Ik weet dat maar al te goed, maar beschik, bij enige tegenwind, over geen enkel vertrouwen in God en neem de touwtjes zelf weer in de ongedurige knuist of probeer de zaken naar mijn wispelturige hand te zetten. Daarmee geraak ik altijd in woelig en gevaarlijk water en ga alle kanten op, want de Bijbel zegt dat “hij die niets van God verwacht als een baar (golf) der zee gelijk is” (Jak 1:6 t/m 8) en daar kan ik uit ervaring over meepraten. Ik ben een dubbelhartig man en daarmee ongestadig in al mijn wegen. Door ongehoorzaamheid en wantrouwen in God, ben ik onderhevig aan een neergaande spiraal, waaraan geen ontsnappen mogelijk lijkt. Mijn vijanden, waartoe ik mijn ex-vrouw inmiddels ook mag rekenen, omarm ik en mijn ware vrienden wantrouw ik. Claire overheerst mij helemaal en geniet zichtbaar van haar satanische machtsspelletjes om mij tot de afgrond te brengen, want zij is in de ban van de duistere machten, die ze van harte, zo lijkt
het, dient. Gelukkig houdt God mij steviger vast dan ooit, zo zal de komende maanden blijken. Na een week van bijbel lezen, bidden, huilen en chronische slapeloosheid zit ik op de rand van mijn bed en laat me, totaal uitgeput, achterover vallen. Direct door de slaap bevangen, vallen mijn ogen dicht en net voordat ik dromenland intuimel, hoor ik zeven tot acht keer krachtig "Nuna" roepen, alsof het uit een geluidsbox komt. In mijn kamer bevindt zich geen enkele geluidsdrager en mijn televisie staat uit. Mijn dakraam zit potdicht en de stem klinkt daadwerkelijk om mij heen in de pover gemeubileerde zolderkamer. Mijn ogen turen het plafond af, maar ik zie niets of niemand. Ik begrijp er geen snars van, maar vertel deze gebeurtenis de volgende dag gepassioneerd aan Aad, Henk en Peter, alleen laatstgenoemde onthoud ik de uitgesproken naam. Mijn Heemskerkse broeders druk ik op het hart deze naam goed in het geheugen te prenten, want ik verwacht dat het de naam is van een vrouw, die God mij zal schenken. Deze boodschap zal mij circa een jaar later worden onthuld en mij veel hoofdbrekens geven en vooral de grootheid van Gods Woord en mijn nietigheid als mens opnieuw bevestigen. De voornoemde valkuil is geplaatst. Claire keert, na hoerig heen en weer geslenter en zonder enig berouw weer eens bij mij terug en ik vertel haar de openbaring, die ik van God heb gekregen, daarbij expliciet vermeldend dat deze Nuna op mijn pad gaat komen, indien zij zo met mij om blijft gaan, zoals zij thans doet en ik vertel dat er dan voor haar geen toekomst meer is met mij als partner. Zoals bij de meeste pijnlijke momenten uit haar bewogen bestaan, probeert ze hier ook onverstoorbaar onder te blijven en wuift het met een grapje weg: "Good afternuna, Claire“, herhaalt ze een paar keer lachend en vleit zich vervolgens tegen mij aan. Arm kind, ze is stapelgek. Maar de definitieve breuk tussen haar en mij is aanstaande en mijn hemelse bruidegom Christus Jezus kondigt nadrukkelijker Zijn komst aan in mijn worstelend bestaan, want ik heb met mijn hele hart volmondig "Ja" gezegd tegen dit komende huwelijk en de HEERE zal Zijn bruid 'witter dan sneeuw' wassen middels Zijn heiligend en reinigend bloed en laat niet uit Zijn hand roven. Ik ben voor eeuwig vrijgekocht en betaald door Hem die ons heeft liefgehad: "Want ik ben verzekerd dat dood noch leven, noch engelen, noch overheden, noch tegenwoordige noch toekomstige dingen, noch machten, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die is in Christus Jezus onze Heer” - Rom 8: 38,39. Met deze Bijbelse zekerheid blijf ik, twijfelachtig en gebonden aan talloze menselijke zwakten, Christus, de Weg, de Waarheid en het Leven struikelend en soms weerspannig volgen. Maar Hij is, prijs God, getrouw en hiermee is de goddelijke openbaring van 2,5 jaar geleden ineens omgezet in een profetie, want ik vertrek naar Katwijk om mij 'in den vreemde' te sterken in de HEERE. Claire laat ik achter met haar minnaars, deels uit lijfsbehoud, maar ook uit liefde voor haar, want de moordenaar in mij is zich aan het oprichten en Christus zal deze 'revenger' geheel aan banden leggen. Maar dat gaat tijd kosten, want Hansje is een harde noot om te kraken, echter voor de HEERE Jezus een peulenschilletje, zo zal achteraf blijken. Ik neem afscheid van mijn grote liefde met een oprecht gemeend gebed in een kinderlijke dichtvorm. Dichten is not my cup of tea. Dit waren mijn woorden:
"Lieve Claire, Ik neem afscheid en afstand en dat doet zeer, ik hou van je en wil met jou naar Christus, elke dag, elk uur, elke minuut, telkens weer. Jij keert je van Hem af, van je kinderen en van mij en wandelt de zondige weg van wereldse vrijheid. Ik liep gedwee mee en dikwijls voorop, maar die tijd is voorbij. Ik bekeer me van de brede weg des verderfs en richt me op het heil en de vrede, het eeuwig leven dat ik in Christus beërf. Want Zijn belofte is Waarheid en een onverderfelijk en heilig leven, en Gods wetten en geboden van liefde telkens schenden, doet mijn Gods vrezend hart onrustig beven. Ik zeg vaarwel, misschien tot ziens, maar dat laatste is niet aan mij. Ik richt mijn ogen op Christus, want in Hem ben ik waarlijk vrij. Ik zal dagelijks voor je bidden, dat de HEERE zal wederkomen in jouw verwonde midden. En Hij je diepste pijn zal helen, zoals Hij al eeuwen, vol van genade doet, bij tallozen, bij o, zo velen. Bij deze vergeef ik jou alle ongerechtigheden mij aangedaan en vraag ik vergiffenis voor alle misdaden, die ik aan jou ziel heb verricht." Gods Zegen, Hans
Afscheid in hatelijke liefde gehuld Het losmaken van deze, op alle fronten, diepgaande relatie zal me zwaarder vallen dan ik wil, maar dat heeft tevens te maken met mijn vasthoudende karakter en de hunkering naar echte liefde en intimiteit. Maar ook met obsessief gedrag zoals een kind, die voortdurend de aandacht van z'n moeder zoekt en haar helemaal voor zichzelf wil hebben. Bovendien is vergeven met de mond makkelijker dan vergeven met het hart. Daar is de mens, uit zichzelf niet toe in staat, denk ik. Met Claire heb ik geleerd hoe het is om een vrouw te beminnen zoals onze Schepper dat heeft bedoeld en dat is een ervaring, die ik nooit eerder heb beleefd. Door Gods geest ben ik van een pornografisch wezen aan het veranderen in een, in liefelijke stilte gehulde, innerlijk biddende en God lovende priester, die vol vuur en bewondering zijn mooie vrouw bemint en kom ik in lagen van innigheid en tedere liefde, die zijn weerga niet kent. Deze ervaring zou zij, in mijn ogen, zo grof schenden dat ik mij verraden voel in mijn geloof en haar bijkans de hel toewens, want ik ben nimmer tegelijkertijd zo dicht bij God en bij een vrouw geweest. Ik ging geestelijk en lichamelijk het heiligdom binnen, maar zij zou dit moment van puurheid en liefde later besmeuren met haar hoerigheid. Ik dank en prijs God dat ik haar niet van het leven heb beroofd, want daar had ik verdomd veel zin in. Maar Christus zou mij zegenen met een bovenmenselijke liefde voor haar en me daarnaast laten inzien hoeveel Hij voor mij heeft moeten lijden en hoe ontzaglijk veel mij is vergeven. Hij toont me dat ik een verschrikkelijke grote zondaar ben geweest, dat er in mij een grotere hoer huist dan in Claire en dan verstommen de woorden en vervliegt de haat. Want wanneer de HEERE Jezus Zijn licht over je laat schijnen, wordt de duisternis van je hart pas werkelijk zichtbaar. Ieder mens is uiteindelijk verdoemelijk voor God en alle oordeel en verwijt naar anderen valt in het niet bij deze openbaring en doet je op je knieën vallen, het uitschreeuwend vanwege de genade, die je ten deel is gevallen. In tranen en in blijdschap. En dan kun je elk mens lief hebben, gelijk jezelf. Maar ik had mezelf bij lange na niet lief, dus dit gevoel beklijfde niet. Edoch en zoals gezegd: Christus is getrouw en Hij alleen. De verlossing, ook voor mij, is aanstaande, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen, sinds het vleesgeworden Woord Zijn bloed gaf op Golgotha en Hij opstond uit de dood en de Heilige Geest over alle vlees werd uitgestort. De Geest van de Zoon van God is opvraagbaar voor allen, die Zijn Naam aanroepen. We leven namelijk in de genadetijd. En dat is, lieve mensen, een waarheid waar ik, door de oneindig grote kracht van Gods Geest, met mijn levenswandel van hoop te getuigen. Ik, die jarenlang de dood en God vreesde, vol van wraak, pijn, twist, nijd en onrust was, weet en getuig: In Hem, Christus Jezus is heil, vrede, rust en eeuwig leven te vinden en alle tranen zullen gewist worden, ook van deze depressievelling. Maar dat kost tijd, kracht en overgave. Maar voor alles: Geloof. Geloof is een gave Gods, dus wees niet bevreesd, ook hierin komt de HEERE ons te hulp, "Want zonder Mij kunt gij niets doen" - Joh 15:5 zegt de Schepper van hemel en aarde.
Hoofdstuk 15 : De hoer in mij geopenbaard door Gods Woord en Geest Bij stichting Zout te Katwijk krijg ik voornamelijk te maken met Danny Kraaienoord en Koos Haasnoot, twee begeleiders met een totaal verschillende aanpak, karakter en fysieke afmeting. Een christelijke variant van Peppi en Kokki. Danny is een vurig kind van God en gezegend met de kracht van het gebed. Bij het intakegesprek eind augustus 2009, in aanwezigheid van vriend en broeder Peter Guijt, bidt Danny in een taal, die mij volkomen vreemd is. Maar de uitwerking ervan is ontzettend heftig en indringend. "Meer licht, meer licht" schreeuwt hij tijdens zijn gebed in 'tongen' onder mijn gejank en gekerm en als ik in Heemskerk arriveer, ben ik rijkelijk gevuld door de Heilige Geest. Deze ervaring is mij niet onbekend, maar de werkelijke kracht ervan, tot op dat moment, echter wel. Zo sterk heb ik de Geest van God niet eerder ervaren. Ik begeef mij naar vriend Henk en voel mij een bijwoner in deze wereld en mijn geest verkeert zo'n vijftien uur lang in de hemelse gewesten. Ik voel mij verenigd met de onsterfelijke eeuwigheid, rust en liefde van de HEERE Jezus. Van God. Deze ervaring zal mij talloze malen ten deel vallen, maar daar had ik toen nog geen notie van. Het is het meest gelukzalige gevoel dat ik ooit heb gehad, lijkt op de ultieme drugskick, maar levert nooit en te nimmer een kater op. Je voelt je onsterfelijk, tot in elke vezel één met God en hebt de indruk dat de hemel op aarde is neergedaald. Werkelijk alles dringt tot in je diepste wezen binnen en overtuigt je van de grootheid en de liefde van onze Schepper. Vooral de buitenbijbel, de natuur, laat de glorie van God onuitwisbaar in je hart, ziel en verstand binnensijpelen en bekleedt je met een onvergetelijke afdruk. Een paradijselijke indruk. Daar kan geen aardse liefde of schoonheid tegen op. Maar ook geen enkel stimulerend of hallucinerend middel, want dit is echter dan echt en hechter dan hecht. Zelfs de relatie met je naasten, zoals vrouw en kinderen, wil je met een gerust hart verruilen om met deze onpeilbare schat van warmte, schoonheid, puurheid, wijsheid, liefde en kracht voor altijd en eeuwig verenigd te mogen zijn. En dan is deze beleving slechts een kleine weerspiegeling van de rijkdom en vervulling, die voor ons christenen, daadwerkelijk in het verschiet ligt. “Want wij kennen slechts ten dele“ 1 Kor 13:9. Ook met Claire heb ik deze momenten beleefd. Zo waren we een keer, tegen over elkaar staand, op het strand in Wijk aan Zee in het schemerduister, haar handen in de mijne gevouwen, vurig aan het bidden tot Onze Hemelse Vader. Nadat we onze ogen openden, hadden we allebei het gevoel dat onze geest weer in het lichaam terugkeerde. Alsof we heel eventjes de hemelse gewesten ingetrokken waren. Dergelijke prachtige belevenissen heb ik alleen met Claire gehad. En in mijn eentje. Met haar heb ik het slechtste van het slechtste in mezelf en in mijn medemens ontdekt, maar ben ik tevens het heiligste der heiligen binnengegaan d.w.z. Het Koninkrijk Gods en Claire maagdelijke binnenste, want verenigd in Gods Geest ben je puur, maagdelijke en rein, schoongewassen door het heilig en wonderbaarlijke bloed van het Lam. Geestelijk en fysiek. Wat voor viezerik of slechterik je daarvoor ook bent geweest. Het bloed van de HEERE Jezus wast je witter dan sneeuw. Voor elk mens bestaat vergeving in Christus. Ik heb zo'n beetje alle drugs gebruikt, die er te krijgen zijn, bestudeerde talloze religies, levenswijzen en occulte zaken, maar niets of niemand overstijgt de zalvende liefde van Christus. De diepte en hoogte van Zijn Geest zijn onbeschrijfelijk. Alle dingen rondom je vervagen door Zijn helder licht en je wilt alleen nog maar in Zijn nabijheid verkeren en Hem aanbidden. De drie sleutels om 'in de geest te geraken' heeft God de Vader in Zijn Woord vastgelegd: Psalmzingt de HEERE, raadpleeg de
Bijbel elke dag, en bidt in de Naam van Christus tot uw hemelse Vader. Met heel je hart, je ziel en je verstand en met al je kracht. En met eerbied. As simple as that. Dan zul je Christus en Zijn Waarheid leren kennen, vooral als je gebroken bent. "Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart: en gij zult rust vinden voor uw zielen. Want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht." zegt de HEERE Jezus in Mattheus 11 vers 28 t/m 30. Ik beaam dit volmondig, want u zult in dit soms zwaarmoedige en gewelddadige levensverhaal uiteindelijk mijn blijdschap en vrede in Christus ontbloot zien. En ik schrijf deze getuigenis niet vanuit een weelderige omstandigheid, aards en menselijk gezien dan wel te verstaan. Nee, op dit moment ben ik alles kwijt in mijn leven. Mijn baan, mijn huis, mijn vrouw en mijn kinderen. Ik ben failliet verklaard, beschik niet over een eigen woonruimte, heb een schuld van ruim drie ton, lijd af en toe aan zware depressies, huilbuien overvallen mij geregeld en ik ervaar het leven als een voortdurend gevecht. Maar er is een Licht in mij, een Kracht in mij, die me draagt en deze ‘schaduw van een mens’ frequent doet schitteren als een heldere ster aan de donkerste decemberhemel. En dat is Mijn Koning, Mijn Held, Mijn bevrijder, Mijn Redder, Mijn Zaligmaker en Verlosser, Mijn Leidsman, De Voleinder des geloofs, Mijn Trooster, Mijn Vriend, Mijn Geliefde, Mijn Heer en Mijn Vader, Mijn Schepper en Mijn Bruidegom. Superlatieven schieten tekort bij de grootheid van Zijn naam: Jezus Christus, de allerhoogste Heer !!! God heeft mij uit de zieltogende aardse hel getrokken, waarin ik voorheen door mijn zonden vertoefde en uit de diepste “duisternis overgezet in het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde. De Vader heeft mij “bekwaam gemaakt om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht” - Kol 1:13,12. Deze ogenblikken van geestvervoering, opperste blijdschap en dankbaarheid verweeft Hij, Die in mij leeft, steeds vaker met elkaar en dat is een onvoorstelbare zalving voor de ziel en wonderolie voor het hart. Ik ken en leef, voor en door, de kennis en de kracht van de overvloedige rijkdom van Zijn genade. Tijdens deze langdurige ‘trance’ verkeer ik in een staat van uiterlijke onbewogenheid en innerlijke extase. Daardoor gelukt het mij niet, eenmaal thuisgekomen, de slaap te vatten. Ik pak mijn Statenbijbel van A-4 formaat en ontdek in mijn boekenkast een aantal velletjes bloedrood gekleurd stickerpapier. Ik besluit hiervan letters te knippen en op de voorkant van de Bijbel het zinnetje "Ik ben vrij" te plakken, waarbij de "Ik ben" aan de bovenkant van de Bijbel staat, vervolgens een groot kruis eronder en tenslotte helemaal onderaan de kaft het woordje "vrij" komt te staan. De rode kleur symboliseert het bloed van Christus en het kruis in het midden geeft aan dat ik door dit offer vrijgekocht ben van de eeuwige verdoemenis. Tevreden en bekaf sla ik de kartonnen kaft terug en zie tot mijn ontzetting dat ik de tekst op de achterkant van de Statenbijbel heb geplakt in plaats van op de voorzijde en bovendien lag het 'onding' ondersteboven (* zie foto 1 op pagina 134 ). Ik ben woest, maar besluit het hier niet bij te laten zitten en beplak nu, zowel de voorkant als de rug van deze Bijbel, met dezelfde tekst en op de juiste wijze. Achteraf moet ik verschrikkelijk lachen, want terwijl ik de loodzware Bijbel daarna heen en weer kantel tussen mijn driftige handen en gespannen onderarmen, laat God de volgende zin in mijn overspannen hoofd belanden: "Hoe je het ook wendt of keert, je bent vrij." Deze mededeling is voor mij een geschenk uit de hemel, omdat ik dikwijls in paniek raak over mijn behoudenis en mijn wandel als kind van God. Daarin kan ik erg wettisch zijn en bestaat het gevaar dat ik mijn behoudenis tracht te verdienen door mijn eigen inzet en hierdoor bang blijf voor God. God is echter ook een God van humor en dat zal ik
veelvuldig ontdekken. Dikwijls heb ik hardop gegrinnikt om de sprankelende en ontwapende manieren, waarop God in Zijn Woord, of gewoon direct, tot mij sprak. Dit muisje zou trouwens enige maanden daarna nog een staartje krijgen, om precies te zijn, in de zomer. Op een snikhete donderdag ontbiedt justitie mij met een dwingende brief op het politiebureau te Leiderdorp vanwege een verplichte DNA- test in verband met mijn crimineel en gewelddadig verleden. Nu staan er nogal wat bekeuringen 'open', waardoor ik een gijzelneming van overheidswege vrees en daar heb ik absoluut geen trek in. Danny verzekert mij dat het niet zo'n vaart zal lopen, maar ik neem het zekere voor het onzekere en breng mijn dikke vriend, beplakt en wel, mee in een zwarte rugtas. Zo kan ik bij een eventuele onverwachte opsluiting mijn tijd nuttig en aangenaam besteden. Ik plant de rugtas onder de blauwe hardplastieken kuipstoel in de bezoekersruimte van het politiebureau, in afwachting van de oproep voor de DNA-test en zetel mezelf in de ongeriefelijke overheidsfauteuil bestemd voor de brave burger en ander plebs. Een blikken reet, afgekloven nagels en uitgeholde neusgaten zijn het gevolg van de lange, zenuwslopende wachttijd. De procedure an sich verloopt evenwel buitengewoon vlotjes en ik sta in 'een poep en een scheet' weer buiten in het zomerzonnetje te glunderen, mijn DNA sporen achterlatend voor het landelijk politiedossier. Een wattenstaafje door de binnenkant van de wang en nog eentje langs de tong, het schadelijkste orgaan van de mens, en klaar is Kees, die Hans heet. "Kom, Koos, zeg ik tegen mijn begeleider, gauw pleite hier, voor ze zich bedenken en me alsnog insluiten." Vrolijk rijden we weg, in de auto van Koos, de zonnestralen en een onbezorgde middag tegemoet. Op de ‘Haven’ aangekomen, de geweldige stek van stichting Zout, bemerk ik dat ik mijn rugtas met Bijbel straal vergeten ben in de haast. Ik besluit te bellen en doe de telefoniste van het politiebureau het hele geval uit de doeken. Ik word nietsvermoedend twee keer doorverbonden en een vrouwelijke rechercheur begint mij plotseling als verdachte van een mogelijke terroristische daad aan de tand te voelen. Ik reageer nogal lacherig op deze aantijging, maar de dame in kwestie is bloedserieus. "Elke achtergelaten tas in een openbare ruimte zoals treinstations en politiebureaus wordt standaard aangemerkt als verdacht en gevaarlijk sinds nine eleven, formuleert zij afgewogen, doch resoluut. "Dat meent u niet, mevrouw“, ventileer ik verbaasd. Nou en of ze dat meent. Het eind van het liedje is de gehele ontruiming van alle lokalen van dit omvangrijke overheidsgebouw, gevolgd door een uiterst behoedzame en zorgvuldige inspectie van de antiterreureenheid, kortweg twee bomexperts, dus. De hele actie duurt zo'n twee uur, waarna een van hen wellicht met trillende handen mijn Statenbijbel met de veelzeggende tekst "Ik ben vrij" tevoorschijn tovert. Soms slaat het Woord van God in als een bom! Danny haalt, enige weken na dit voorval, het voorwerp van commotie op, want deze lafaard ziet daar vanaf. Geagiteerd overhandigt hij me de tas met fraaie Bijbel, die ik ooit van Jaap-Jan mocht ontvangen: "Die gasten waren echt niet blij met je, Hans, ze spraken er nog over." Ik denk dat God het wel kan waarderen, want Paulus zegt ergens het volgende: "In elk geval wordt op allerlei wijze, hetzij onder een voorwendsel, hetzij in waarheid, Christus verkondigd en daarin verblijd ik mij” - Fil 1:18. Met deze boodschap vergoelijk ik glimlachend mijn onbedoelde daad van terreur. Mijn trots, mijn leugenachtig karakter, mijn pijn en mijn verbittering zitten elke vorm van vergeving in de weg. Ik wil mijn vrouw en haar medehoereerders vergeven, maar loop steeds tegen een muur van woede en verdriet aan en ben niet bij machte deze te slechten, want mijn
hart is deels onwillig en onbekeerd hierin. Maar waar woorden van mensen niet slagen, noch hun daden, daar zegeviert God. Na een periode van strijd en het laveren tussen vergeving en vergelding komt Hij met het verlossende woord, de Bijbel oftewel Christus, want ik wil u erop wijzen dat u met de Bijbel de Geest van de HEERE Jezus in uw handen heeft, die persoonlijk woorden van leven tot u spreekt. Voor de buitenwereld doet dit ventje het aardig, mijn geloofswegen zijn gezegend, dat valt niet te ontkennen, maar mijn wandel, mensenkinderen, wat een ellende. Menigmaal val ik zwaar terug in drankmisbruik en, heel sporadisch, ook in drugsgebruik, terwijl ik toch in een christelijke setting aan mijn problematiek en genezing werk. En, potjandorie, de Geest van God in me draag. Hoe komt dit dan? Om dezelfde reden dat mijn vrouw in drank, drugs en hoererij is teruggevallen. Ook zij mist haar partner en kinderen en is zwaar gekwetst door wat ik haar heb aangedaan, waarin ik als man tekortschoot, want God toont mij op meer dan nadrukkelijke wijze dat wie een vrouw aanziet om haar te begeren, reeds overspel in zijn hart heeft gepleegd. Ofschoon ik fysiek trouw ben geweest tijdens ons huwelijk aan Claire, heb ik zwaar gezondigd tegen het gebod van begeerte, want ik bevredigde me talloze malen per dag, denkend aan andere vrouwen, om uiteenlopende redenen. Ten eerste was ik seksverslaafd, ten tweede, in een later stadium, kwaad op mijn ex-vrouw vanwege haar buitenechtelijke escapades, weliswaar na de scheiding of in elk geval, toen we uit elkaar waren, maar in Gods ogen en de mijne is en was zij mijn vrouw. En ten derde leerde God mij de heiligheid van het huwelijk kennen en de schoonheid van ware, pure liefde tussen man en vrouw. Daardoor wilde ik niet langer mijn vulgaire gedachten, op seksueel gebied, naar Claire uit laten gaan. Daar was ze me teveel waard voor, te heilig, hoe tegenstrijdig dit ook mag klinken. Maar God heeft niets met mijn beweegredenen van doen, want Hij is een heilig God en een vrouw louter om vleselijke redenen begeren, is volgens mij überhaupt vernederend en laaghartig. Ik deed weliswaar niets in het verborgene, bekende openlijk mijn tekortkoming aan Claire op dit vlak, maar daarmee is de kous niet af. Integendeel, dan is het hek van de dam, want het is ronduit beledigend en kwetsend voor mijn vrouw geweest, dat ik zulke dingen deed. En deze dingen deed ik al lang voordat Claire mij voor het eerst verliet en uiteindelijk van mij scheidde. Zelf ben ik, na onze scheiding, een keer naar een prostituee geweest, nadat Claire mij voor de zoveelste keer verliet en onze dochter meenam zonder dat ik wist waar ze verbleven. Een ruime week na haar vertrek vertelde ze me telefonisch dat ze nooit meer iets met mij te maken wilde hebben. Ik was de meest waardeloze vent, die ze ooit had ontmoet in haar leven en in deze leugen schuilt niettemin een grote waarheid, indien ik kijk hoe ik met haar en onze relatie ben omgegaan. Woest, wanhopig en dronken ‘beende ik op hoge poten’ op een nacht naar een sexclub in Zaandam, maar maakte bij deze ‘vrouw van lichte zeden’ tenslotte niets klaar, want Claire zit in mijn hart, mijn ziel en mijn verstand. En daarmee viel ik in de zonde van hoererij, want hoewel ik niet in het vlees trad, heb ik deze vrouw wel flink betast. Daarmee kon ik een van de stokpaardjes, die ik bereed in mijn verwijten naar Claire eindelijk loslaten, want ik bleek geen haar beter te zijn. “Zo dan, die meent te staan, ziet toe, dat hij niet valle.” - 1 Kor 10 : 12.
Onverschilligheid Claire acts as if she just don't care. "Wat je denkt moet jezelf weten“, sprak ze stoer na mijn lullige bekentenis over de overspelige gedachten tijdens de daad van zelfbevrediging. Of: "Wat niet weet, wat niet deert." Maar ook deze fiere houding kwam voort uit pijn, zelfbescherming en trots, want het heeft haar wel degelijk diep geraakt dat ik over andere vrouwen fantaseerde om wat voor reden dan ook. Daar heeft ze een aantal keer uitdrukkelijk melding van gemaakt aan mijn adres. En dat bleek voor dovemans oren bestemd, want ik was, mede door de drank- en drugsverslaving, die lust en porno sterk opwekt, niet bij machte dit euvel te beslechten. Ik moest en zou mijn vleselijke begeerten bevredigen, de drang won het van mijn geweten. Daarbij hield Claire, eveneens willens en wetens, de katalyserende verslaving in stand, want het verschafte haar, volgens eigen zeggen, plezier en voldoening. Haar immorele denkwijze geeft tevens weer, wie zij werkelijk is. Een mens die de leugen verkiest boven de waarheid. En dan interesseert het je ook nauwelijks wat een ander denkt, zolang je eigen leugens maar verborgen blijven. Mensen kun je bedotten, God echter niet. Helaas moet ze dit nog gaan ontdekken en ik wens haar veel sterkte, want deze geestelijke operatie behoort tot Gods plan met haar leven en Hij voert geen dubbele agenda en is een chirurgisch precieze Geneesheer. Ook zij is, ondanks al haar streken, nog steeds een kind van God. Niemand wordt namelijk gerechtvaardigd uit goede werken, maar uit geloof. Tegelijkertijd is een geloof zonder goede werken een dood geloof, zo leert de Bijbel mij. Maar God houdt niet van half werk en zal iedere mogelijkheid aangrijpen om met Zijn Geest nieuw leven in de afgedwaalde kinderen te blazen. Hij zal, zonder enige twijfel, haar trots, leugens, verdriet en bitterheid afbreken en verwijderen, want God laat de werken van Zijn hand niet varen. En dat gaat pijn doen, dat kan ik haar verzekeren uit ondervinding. Maar je knapt door deze minutieus uitgevoerde ingreep zienderogen op en complicaties zijn er niet, God opereert in volmaaktheid. Er bestaat niettemin een mogelijkheid de genezende werking van Gods liefde mis te lopen en daarmee het eeuwige heil. Namelijk door God te negeren, Hem af te wijzen, je definitief van Hem af te keren, want Gods liefde dwingt niet. Elk mens bezit de vrijheid om de genadegift van Christus aan te nemen of af te wijzen. Ook na je bekering! De gevolgen van deze keus zijn simpel, maar niet terug te draaien: als gelovige ben ik niet blij met het perspectief voor de heidenen of de afgedwaalde gelovigen, die uiteindelijk de zonde en de wereld boven God verkiezen: De hel! Mijn emoties over deze eeuwige eindbestemming voor de mens die het heilig offer van Christus naast zich neerlegt, doen evenwel niet ter zake. Ik ben maar een mens, kennende God als rechtvaardig en in de volle kennis van de waarheid verkerend dat ik zonder Christus reddeloos verloren zou zijn. Geen haar op mijn hoofd denkt eraan om mijzelf, op grond van mijn mens zijn, een plekje in de hemel toe te bedelen. De gedachte alleen al! Indien ik mogelijkerwijs zelf over dit oordeel mocht beschikken, zou ik het niet eens aandurven mij een plaatsbewijs te verschaffen in Gods pure, heilige en wonderschone nabijheid. “Een onverderfelijke, onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u” – 1 Petrus 1:4. Een eeuwige en onvergankelijke woning in een paradijs, waar geen ziekte, zeer, zonde, lust en verderf meer regeren over mijn ellendig bestaan, maar een volkomen gevoel van opperste liefde, saamhorigheid en vredige rust m’n onverdiende erfdeel zal zijn. En een bruisend leven, want in Gods koninkrijk heerst geen saaie, doodse rust, alles sprankelt en bloeit ten volle. Ik zou
me kapot schamen om, vanuit mezelf, het heiligdom van God binnen te gaan, hetgeen vanzelfsprekend onmogelijk is, want daar heb ik Christus voor nodig en die dank ik op mijn knokige, blote knieën voor Zijn immens grote daad van liefde daar op Golgotha, tweeduizend jaar geleden volbracht en nog immer van kracht. Ik dank Hem tot aan de dag van Zijn wederkomst op aarde, die aanstaande is en waarvan geen mens het tijdstip kent. En daarna prijs ik Hem met mijn broeders en zusters tot in de eeuwigheid. U verkeert dus in levensgevaar, indien u de genadegift van God, de HEERE Jezus, niet hebt aangenomen. Dralen is spelen met vuur, het ‘vagevuur’ wel te verstaan, want niemand weet of hij morgen nog leeft, nietwaar? Bovendien heeft God alles in het kader van de eeuwigheid geschapen om de mens de vreze Gods bij te brengen. Doordat ieder mens eigenlijk wel weet dat God bestaat, we noemen dit het ingeschapen Godsbeeld, de moraal of het geweten, is het nog een beetje leefbaar op deze planeet, want indien de mens de stellige zekerheid zou bezitten dat er na de dood niets meer is, dan zou de hel op aarde losbarsten en er waarschijnlijk een totale anarchie ontstaan. De wereld is nu al nauwelijks in staat een beetje vrede en liefde voort te brengen. Kijk maar om je heen, de zonde beheerst het merendeel van de mensheid en tiert welig in deze wereld. Moord, verkrachting, doodslag, geweld, oplichting, diefstal, losbandigheid, haat, twist en bitterheid zijn aan de orde van de dag. God zal in de laatste dagen van het bestaan op aarde elk mens laten zien hoe verderfelijk wij, diep van binnen, zijn. In die tijd, die de Bijbel de grote verdrukking noemt, openbaart zich de duisternis van het menselijk hart over de gehele wereld. Indien God hier geen einde aan zou maken door Zijn heerschappij over deze aarde te herstellen dan zou terreur, geweld, liefdeloosheid, verkrachting, moord, onderdrukking, hongersnood, leugens, oplichting, diefstal, hoererij, kindermisbruik, oorlog, discriminatie en ga zo maar door aan de orde van de dag blijven. Zo verrot zijn wij, mensen, van nature. Slechts de omstandigheden camoufleren deze zondige aard ten dele. Tijdenlang ben ik kwaad geweest op God, omdat mensen naar de hel gaan, die niet in Christus geloven. Maar de geschiedenis laat zien dat deze onbekeerde mensen tot in den treure zouden blijven zondigen, indien God aan het leven van de mens geen tijdslimiet stelt. Voor de zondvloed waren er op de gehele aarde geen rechtschapen mensen meer te vinden dan Noach en zijn huisgezin. In de laatste dagen vóór de wederkomst van Christus zal de perversiteit en moordlust van de mens tot een ongekende hoogte stijgen. De immoraliteit zal groter zijn dan in de dagen van Noach, de waarheid over de verderfelijkheid van de zondige mens wordt volledig blootgelegd. Maar laten we eens eerlijk zijn: is er iemand van u die zonder zonde is en dat hardop durft te verklaren? Iemand die geen vergeving van zonden nodig heeft? Ik zie uw reactie gaarne tegemoet! Enfin, ik daarentegen heb te ‘dealen' met mijn beperkingen, zonden en gebondenheden, zowel in de voorbije relatie met Claire als de bestaande verhouding met God. Ik ben eveneens een bokkig schaap, maar kan evenzo niet ontsnappen aan Gods arbeid aan mijn persoontje. Door gesprekken met andere broeders ontdek ik dat wij christelijke mannen verschrikkelijk vaak geestelijk zondigen in vleselijk opzicht. Ik heb het hier over diverse manifestaties van zelfbevrediging en daarmee het eerder vermeldde gebod van begeerte naar andere vrouwen. We praten het goed of doen het af met: "Ja, dat is mijn zwakte." Menig christen kijkt vol lust naar andere vrouwen, vergrijpt zich regelmatig aan pornografische gegoogleloer op het internet, of bevredigt zichzelf en denkt aan alles en iedereen, behalve aan zijn eigen vrouw,
terwijl de zelfbevrediging op zich misschien al een zonde is in een gezond christelijk huwelijk. En wat roepen we massaal: "Ach, ja, het vlees is zwak." Echter door mannen zoals ik gaan vrouwen zich als een hoer gedragen, want het lijkt wel of de vrouw louter en alleen in vleselijk opzicht voor het overgrote deel van het mannelijk geslacht meetelt. Dat is een schandelijke en beschamende degeneratie van de bedoeling waarmee God de vrouw voor ons schiep. Zij is geschapen om “een hulp tegenover de man te zijn“ (Gen 2:18), in gelijkwaardigheid en beminnelijke onderdanigheid, maar niet als lustobject. Wij, mannen Gods, horen ons vlees te kruisigen, niet langer de zonde over ons te laten heersen, maar de Geest van God te dienen. De Romeinenbrief leert ons dat er geen verdoemenis is voor hen, die in Christus Jezus zijn, en nu komt de voorwaarde, die niet naar het vlees, maar naar de Geest wandelen - Rom 8:1,2. Bovendien behoren we elkander openlijk de zonde te belijden, n'est ce pas? Denk je eens in dat je vrouw zich op die manier gedraagt, vooropgesteld dat ze dit niet al doet, want ook haar vlees kan zwak zijn soms. Toch? Maar dat is anders, dan is het mannelijke ego gekwetst. Onvergefelijk, wat een verachtelijke vrouw, zeg! Die hoef ik niet meer. Qua gedrag lijken we ineens aan de leugen van de evolutietheorie te voldoen en van de apen af te stammen, en slaan heftig op onze borst om de vermeende vijand te lijf te gaan, zeker bij fysiek overspel. Ik weet er alles van, geloof me, want ik heb al die fouten, stuk voor stuk, begaan. Dat lijkt, menselijkerwijs gesproken logisch, maar is in alle opzichten volkomen onterecht en zeker niet de wil van Christus. Wij, kinderen Gods, dienen ons hiervan te bekeren. Van elke vorm van ontrouw en van begeerte naar een andere vrouw. En van geweld, haat of andere vormen van vergelding. And that's a hell of a struggle, zeker bij overspel, want dat slaat een gapende, bijna dodelijke wond in het hart. Ook God weet dat. Maar dat het, met Zijn hulp, mogelijk is, zal aan het eind van dit relaas blijken en daarmee weer eens, halleluja, Zijn majesteit en macht onderstrepen. God zij dank. Pleit ik nu voor mijn vrouw? Volstrekt niet! Zij had nooit van mij mogen scheiden als christen en haar hoererij is verwerpelijk. Een christen zoekt, te allen tijde, de weg van verzoening en vrede. Ook zij zal haar schaamte hierover moeten dragen, ze zal God eerlijk en oprecht onder ogen moeten komen en zich moeten bekeren van de goddeloze weg, die ze thans bewandelt. Zij heeft, net als ik, tegenover God, geen enkel excuus, maar ik wil mijzelf niet verschonen van schuld ten opzichte van haar. Dat zou onrechtvaardig zijn en bovendien hou ik van Claire, ondanks alles wat er gebeurd is, en dat is een Godswonder op zich, gezien de destructieve combinatie van mijn veel te grote ego, m’n opvliegend karakter en haar daden van ontrouw en overspel. Maar ik dwaal behoorlijk af, want de essentie van mijn betoog was dat Gods Woord, wat anders, opnieuw uitkomst bracht in mijn nood. Gebukt gaand onder het stelselmatige gehannes om Claire de ene dag wel terug te willen en het volgende moment weer niet, kwam Gods Geest mij te hulp. Stapeldol en hondsmoe van dit innerlijke gevecht deed ik op een regenachtige zaterdagmorgen mijn ogen open en dacht aan mijn geliefde Claire. In pakweg vijf seconden ging ik van "Nooit weer, rotwijf" naar "Arm schatje, ik hou van je." Toch weet ik dat de liefde van God en het woord van Zijn kracht Claire en mij zullen verenigen te Zijner tijd, samen met onze kinderen. Dat is mijn, thans nog, zwakke overtuiging. De zwakte schuilt in mijn pijn en de daarmee verbonden onvergevingsgezindheid, want kwaadheid is meestal onverwerkt verdriet, of komt voort uit angst, uit opstandigheid en zelfrechtvaardiging. But beware of the ways of the Lord. Ik pakte mijn Bijbel van het nachtkastje die bewuste morgen,
wilde half slaperig naar het Johannes-evangelie bladeren, maar het Woord sloeg open op Psalmen en ik begon te lezen. Evenwel bemerkte ik kort daarop dat ik in het boek Job terecht was gekomen en niet in het boek Psalmen. Ik liet mijn vermoeide ogen dwalen over hoofdstuk 31, waarin Job zijn onschuld tegenover God wil bewijzen en feitelijk God zelf aanklaagt. Zijn 'vriend' Elihu trekt in hoofdstuk 32 t/m 35 fel van leer tegen Job en diens aanklacht tegen de Allerhoogste. Deze openbaring had ik exact nodig om Gods waarheid over mij en mijn situatie te verstaan. De ‘bottomline' van Elihu's betoog is dat geen mens rechtvaardig voor God kan staan, zelfs een man als Job niet, ofschoon hij door de Almachtige de titel van rechtvaardige krijgt aangemeten. Maar dat is het menselijke perspectief van waaruit God hem hier typeert, want werkelijk niets of niemand op deze hele aardbol kan rechtvaardig voor onze hemelse Vader verschijnen zonder het bloed van Christus. De ongezouten aanklacht tegen Job van zijn dierbare metgezel Elihu was Gods woord voor mij: "Hou, op met je geweeklaag, Hans. Huil bij Mij uit, wanneer je verdrietig bent, maar laat je trots varen, want je hebt geen enkel excuus om een ander ook maar iets kwalijk te nemen. Jouw verweer, en van een ieder mens, is Mijn Zoon, Jezus Christus. Achter Zijn kruisoffer mag je schuilen, achter Hem persoonlijk. Praat met Hem, bidt tot Hem en alles wat je in Zijn Naam aan Mij vraagt, zal je worden geschonken.” Ik heb de HEERE gevraagd en gesmeekt om mij helemaal af te breken, want alles wat ik in mijn menselijke natuur waarneem, verafschuw ik ten zeerste en zit mij danig in de weg. Het blokkeert de ware, ongeveinsde, goddelijke liefde: "O, Lieve HEERE Jezus, verwek mij een vergevingsgezind en oprecht hart en breng het verlorene terug, want ik hou van Claire en mijn kinderen en ga kapot zonder ze." En Hij gaat het doen, want God is een God van herstel, maar dat kan alleen indien zowel Claire als ik volledig erkennen dat geen van ons beiden rechtvaardig tegenover God kan staan, dan uit het geloof in Christus Jezus. En elkander van harte kunnen vergeven vanuit Zijn kracht en Geest, die in ons woont. De gezamenlijke liefde in Christus overwint alles. In Hem zijn we meer dan overwinnaar. Of zullen wij, die beiden zondaars zijn, elkander de zonde afmeten of aanrekenen? Nee, daar pas ik voor, want Romeinen 2 vers 1 spreekt als volgt: "Daarom zijt gij niet te verontschuldigen, o mens, wie gij zijt, die anderen oordeelt; want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelven; want gij die anderen oordeelt, doet dezelfde dingen." De hoogste vorm van liefde is je leven voor een ander stellen. Dat heeft Christus de mensheid getoond, Hij die zonder schuld en zonde is. Eén van de sleutelbegrippen voor een opofferingsgezinde geest, zeer nauw verwant met het begrip naastenliefde, is vergeving. "Als er vergeving is, kan er genezing zijn van de pijn en het verdriet diep van binnen" (Hoe kan ik verder leven - Opwekking 629). Een prachtige zin uit een wonderschoon opwekkingslied. Gods wonder van vergeving, Jezus Christus, gaat Zijn Geest van toewijding en heiliging in mij vervolmaken en daar leg ik mij bij neer. Ik vecht niet langer meer, want ik strijd tegen God en Die is onoverwinnelijk. Ik geef mij helemaal over aan Zijn liefdevolle handen en roep gebroken, maar tevens tevreden en blij: "Ja, Heer, doe Uw wil in mij." Overigens heeft God, in mijn gebeden om een teken over een mogelijk herstel van mijn huwelijk, niet één keer gewezen op een terugkomst van Claire in mijn leven. Integendeel, ik heb zowel in het Woord van God als door Zijn openbaringen minimaal tien keer het advies gekregen mij te bekeren van haar. Teksten als Zefanja 3:15 logen er niet om: “De HEERE heeft het vonnis over jou teniet gedaan en je vijand verdreven. De HEERE, de Koning van
Israël, is in je midden, je hebt geen kwaad meer te vrezen.” En veelvuldig krijg ik, na gebed om hereniging, de volgende spreuken van God: “Om u te redden van de vreemde vrouw, van de onbekende, die met haar redenen vleit” - Spr. 2:16 en Spreuken 5:3 : “Want de lippen der vreemde vrouw druppen honingzeem, en haar gehemelte is gladder dan olie.” Dat is logisch, want bij een bemoediging hierin, zeker van hogerhand, zou ik direct al mijn troeven weer op haar hebben gezet. God wil mij verlossen van de gebondenheid aan mijn ex-vrouw, aan elke vrouw, trouwens, want de Zoon maakt waarlijk vrij - Joh 8:36. Mijn verdriet speelt me deels nog parten, waardoor ik haar niet oprecht kan vergeven, momenteel. Daardoor kan Gods liefde voor haar in mij niet tot volle wasdom komen. Dat vergt tijd en tranen. De liefde van Christus “denkt geen kwaad. De liefde is lankmoedig. Zij is goedertieren. Zij is niet opgeblazen. Zij zoekt zichzelve niet. Zij wordt niet verbitterd. Zij verblijdt zich niet in de ongerechtigheid, maar zij verblijdt zich in de waarheid. Zij bedekt alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen, zij verdraagt alle dingen. De liefde vergaat nimmer meer” 1 Korinthe 13. Het is een stilzwijgend, vredig amen, fluweel zacht en lieflijk geurend als een bed van rozenbladeren. Bovendien zijn Gods wegen ondoorgrondelijk en stroken lang niet altijd met mijn verwachtingen of denkwijze. Misschien wil God mij alleen maar op het geestelijke vlak met haar verzoenen, want ten aanzien van het geloof heeft ze mij dikwijls gedwarsboomd en onderuit gehaald en mij mentaal gesloopt, hoewel ik dat sec genomen, reeds jaren was en zelf toeliet. Maar zij is geen vrouw om mezelf toe te wensen op dit moment, daar wind ik geen doekjes om. Prachtige verpakking, maar door en door verrot van binnen. Toch heb ik met haar te doen, omdat ik ooit een andere Claire heb gekend, toen we samen Christus aanbaden en volgden. Maar welke de ware is, zal de toekomst uitwijzen. Zij is voor mij onherkenbaar veranderd. Ze is geen schim meer van de vrouw, die ik heb gekend. Dat kan ook niet, want ze kent God, maar gaat dwars tegen Zijn geboden in. En dat komt je duur te staan. Ze is stronteigenwijs, berouw en zelfreflectie kent ze niet of nauwelijks. Ik blijf dagelijks voor haar bidden, omdat ik weet dat ze, weliswaar door haar eigen toedoen, een speelbal van de duivel is. Wie niet horen wil, moet voelen, want Gods heiligheid is er geen om mee te spotten of te spelen. “Gij kunt geen twee heren dienen“ - Matt 6:24. Arm kind, ik hoop en bid dat ze zich bekeert. Ik moet bekennen dat mijn zonden me ook duur zijn komen te staan, want God heeft de zondaar lief, maar haat de zonde. Er bestaat geen excuus voor de zonde, maar wel een Verlosser. Ik herken alles in haar en begrijp haar ook, want ik weet hoe diep haar ziel verwond is. Elke terugval in drank of drugs doet mij eveneens afdrijven naar oud gedrag als kwaadheid, trots, spotternij, onvergevingsgezindheid, zelfrechtvaardiging, seksuele onmatigheid, porno en uitingen van verbaal geweld. Tenslotte ontaardt alles in een helse eenzaamheid van duisternis en zelfbeklag als je blijft zondigen en daardoor van God wegloopt. God kastijdt, die hij lief heeft (Openbaring 3:19) en ik ben niet vrijgekocht van mijn ijdele wandel met vergankelijke dingen, zilver of goud (1 Petrus 1:18), maar door het heilig en kostbaar bloed van het onbevlekte Lam. Deze verschrikkelijk moeilijke periode, die gedeeltelijk nog voortduurt, is voor mij uitermate leerzaam op velerlei fronten. God laat mij zien hoeveel ik zelf heb gefaald in deze relatie en in welke mate ik anderen heb geschaad in de relaties vóór mijn bekering. Daarmee groeit de afschuw van seksualiteit zonder Zijn aanwezigheid, zonder de liefde van God, gestaag. Hij leert mij de vrouw te zien door Zijn
ogen, veelvuldig spiegelt Hij mijn seks beluste kijk op het andere geslacht aan de relatie met mijn dochtertje Kiara. Hoe zou ik het vinden als mijn dochtertje op latere leeftijd zo bekeken of benaderd wordt door mannen? Besproken en bezien als een stuk vlees, dat ongegeneerd en respectloos wordt verorberd, verslonden als het ware door een ongeremd en wellustig wezen, enkel omwille van de dwangmatige bevrediging van de onreine en perverse staat van dit individu. Puur uit banale lusten. Walging en woede overvallen mij bij deze gedachte. Wat ben ik pornografisch bevuild. Mijn hele denken behoeft een grondige reiniging, wat heb ik mij doorgaans beziggehouden met een platvloerse en goedkope manier van ‘liefhebben’, wat een verschrikking. Nu is het niet zo dat ik hierin totaal onveranderd ben gebleven, maar de wortel van het kwaad moet er nog uit. En die zit diep, want ik ben besmeurd door incest en ander seksueel misbruik op latere leeftijd. Bovendien maakte ik me, tientallen jaren, zelf schuldig aan het verkrachten van de ziel van talloze vrouwen, want mijn veroveringen uit de kroeg, of andere louche gelegenheden, dienden slechts mijn vleselijk en goor genot. Van liefde was geen sprake en ongetrouwd seks bedrijven is een zware zonde in Gods ogen. Ik heb al deze vrouwen misbruikt voor mijn eigen behoefte, toentertijd. Na mijn bekering heb ik dit nooit meer gedaan, God zij dank. Daarnaast onthult Christus mij, op een niet mis te verstane wijze, hoe ik met Hem en Zijn liefde voor mij omga. Zoals Claire mij behandeld, zo ga ik met de genade van Christus om. Steeds keer ik mij van Hem af en verval in zware zonde. Daarmee ben ik God ontrouw, terwijl de Almachtige mij ontelbare keren op wonderbaarlijke manieren heeft aangeraakt. Daar zou menigeen jaloers op zijn. Maar ik ben erg hardleers en koppig. Ik besef dat maar al te goed en behoor allang te weten wat mij te doen staat. Kortom, er is werk aan de winkel. Daarbij doet Claire, in een later stadium, opnieuw een flinke demonische duit in het zakje, maar dat kon ik op dat moment nog niet bevroeden, gelukkig. Het zou mijn suïcidale kant behoorlijk voeden, maar Christus komt mij telkens indringend en levensreddend te hulp. Ik schreeuw het uit naar Hem, smekend om verlossing en genade uit mijn helse strijd en pijn. Tijdens storm, onweer en regen vormt Hij een betrouwbare schuilplaats. Hij is mijn Burcht als de vijand optrekt, teneinde mij ten gronde te richten. In Hem ben ik geborgen. Christus zal mijn zielenpijn genezen en mijn bewustzijn reinigen van dode werken. En dode werken zijn onder andere: pornografie, drank- en drugsverslaving, geweld, trots, haat, hoogmoed, moordlust, zelfgerichtheid, bitterheid, masturbatie, kwaadsprekerij, liegen, jaloezie, onrust, onvrede, neerslachtigheid, afwijzing, eenzaamheid, slapeloosheid door zorgen, wraak, hoererij, angst voor de dood en voor God, zelfmedelijden en zelfingenomenheid. Slechts een greep uit de vele onhebbelijkheden en onvolkomenheden in mijn karakter. Doch Hij zal mij vernieuwen op al deze vlakken. Maar ik moet eerst door meer geestelijk lijden heen. Lijden is een moeizame, maar vruchtbare weg naar begrip, waardering en opperste bewondering voor de persoon van Jezus Christus. Pas dan leer je Zijn ware grootheid ontdekken. Door het lijden wat Hij voor ons deed. “ Die geen zonde gedaan heeft, en er is geen bedrog in Zijn mond gevonden; Die als Hij gescholden werd, niet wederschold, en als Hij leed, niet dreigde; maar gaf het over aan Dien, Die rechtvaardiglijk oordeelt. Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout; opdat wij de zonden afgestorven zijnde, der gerechtigheid leven zouden; door Wiens striemen gij genezen zijt. Want gij waart als dwalende schapen; maar gij zijt nu bekeerd tot den Herder en Opziener uwer zielen.” - 1 Petrus 2 vers 22 t/m 25.
En dan raak je smoorverliefd op deze prachtige God. Een mens, die Christus kent, ervaart zijn verdere leven als een reikhalzend verlangen naar Zijn terugkomst en daarmee naar verlossing en bevrijding uit deze goddeloze wereld en het tegenstribbelend en zondig karkas, waarin hij woont en dat hij, dag in, dag uit, met zich meezeult. De bekeerde mens smacht naar hereniging met zijn eerste liefde, de bron van zijn bestaan, de drijfveer van zijn innerlijk streven, een heilig Mensenzoon, Die de aardse gelukzaligheid moeiteloos voorbij streeft: De onbegrensde liefde van een hemelse God. De ellende hoef je niet op te zoeken, die klopt vrijwel dagelijks ongevraagd bij je aan. Bij mij wel, ten minste. Iedere morgen bij het ontwaken. Want mijn hart is een moordkuil!
Hoofdstuk 16 : Een knipoog van de Vader Nadat ik huis en haard heb verlaten, of beter gezegd deze van mij zijn geweken door de omstandigheden, besluit ik de weg van de HEERE te volgen bij stichting Zout te Katwijk. Weg van Claire en Heemskerk. Maar dan pas blijkt hoe moeilijk het voor mij is om los te komen van Claire. De duivel kent de zwakheden van de mens tot in de finesse en stelt werkelijk alles in het werk om het leven van een gelovige zuur te maken, om de blijdschap in Christus te roven. Bij mij zijn die valkuilen Claire, mijn kindertjes en drank, als oplossing voor het gemis van hen, die ik liefheb. Plus een diep geworteld schuldgevoel over mijn mislukte en neerslachtige leven en vanwege de emotionele en fysieke schade, die ik anderen daarin heb berokkend. Ik ben een gevoelsmens, die niet met zijn gevoelens heeft leren omgaan en dan kom je onherroepelijk, vroeg of laat, in de problemen. De duivel greep mij, al heel jong, in zijn verwoestende vlerken, want gebeurtenissen thuis en de conflictueuze relatie met mijn ouders deden mij geloven dat iedereen mij haatte. Dat is een grove leugen, want ook mijn vader en moeder hielden van mij, maar ik was niet meer in staat dit waar te nemen. De beschrijvingen van mijn jeugdjaren zijn vooral gekleurd door mijn persoonlijke interpretatie van deze episode aan de hand van een aantal, voor mij, traumatische ervaringen, die werden versterkt door het dreigende spanningsveld dat er veelal in huis hing. De duivel maakte gretig gebruik van deze situatie en drong mijn wezen binnen als een dief in de nacht. Een sluipmoordenaar, die vanuit mijn kinderziel zijn vernietigende bolwerken van twijfel, haat, angst en verwarring zorgvuldig opbouwde en mijn verstand geheel verduisterde. Mijn vader sloeg er absoluut niet dagelijks op los, slechts bij vlagen schoot hij uit z’n slof, hij heeft mij misschien een keer of vijftien geslagen in zijn leven en, zoals eerder vermeld, hebben we als gezin heel veel leuke dingen gedaan: de veelvuldige bezoeken aan het strand en duin en bijvoorbeeld de schitterende vakanties gehouden in ons mooie Nederland staan als blijde herinneringen in mijn geheugen gegrift. Ook de Sinterklaasavonden staan mij nog bij als heuglijke afwisselingen in mijn verduisterde bestaan en gulheid en gastvrijheid sierden het vaandel van huize Van Wendel. Maar ik was, mede door dergelijke indringende aanvaringen met mijn ouders en de veelvuldige kritiek van mijn moeder, waarmee zij mijn ziel onbedoeld geselde, een zwaar verminkt kind, dat, gedreven door vrees en wantrouwen, een wereld ontwaarde, waarin ik weinig of geen oprechte liefde bespeurde. Deze waarneming durf ik achteraf te kwalificeren als uiterst correct, omdat ik door de Geest van Christus en Zijn Woord, het arglistig hart van de mens heb mogen aanschouwen, met name mijn eigen hart. En daarmee de onpeilbaar diepe duisternis van de menselijke natuur en de vervallen wereld erom heen, die van belangen aan elkaar hangt en elke vorm van pure en zuivere liefde mist. De afwezigheid van God in ons gezin, de diepe afwijzing, die ik bij mijn ouders heb ervaren en de leegte van de wereldse dingen, waarmee dit zwaar ontwrichtte huishouden zich voedde, deden mij afglijden naar een onmetelijke eenzaamheid en een bodemloze zwartgalligheid, die ik door drank, drugs en porno trachtte te ontvluchten, hetgeen onmogelijk is en de eenzaamheid en bitterheid slechts versterkt, evenals het negatieve zelfbeeld. Overigens is mijn negatieve zelfbeeld, in de kern, eveneens een bijzonder juiste observatie en conclusie over wie ik als mens ben, van wat in mij als mens leeft. Alleen is de zelfhaat, waarmee de duivel mij vervuilde en vervulde, een destructieve factor, die ik beter had kunnen negeren, indien ik daar de kracht en de kennis voor bezat. Maar die miste ik, want ik was maar een kind,
onbeschermd tegen de machten der duisternis, hoewel God mij in deze donkere dagen al reeds droeg, zo weet ik achteraf. Zijn genade heeft mij geholpen niet te zwichten voor de angel van de dood, Hij hield mij in leven. Het wemelt van de verwonde mensen op deze aardbol, de kroegen en drugsholen zitten er vol mee. En, last but not least, de werkvloeren van brallerige kantoorpanden volgepakt met geslaagde zakenlieden, de workaholics, die nooit tijd nemen om, in alle rust, over het leven na te denken. De poenscheppers, de joviale en snelle jongens, de mannetjesmakers van deze moderne tijd. En kijk eens naar de oergezellige huiskamers waar de televisie, vrijwel non-stop, haar zielloze en meestal volslagen onzinnige programma's de ether in slingert, kritiekloos geconsumeerd door volledig afgestompte individuen. Tijdens menige avondwandeling word ik vergast op zo'n verveeld gezinstafereeltje. Achter al deze façades gaat dikwijls een gebroken mens schuil, miskend, afgewezen, genegeerd, half hersendood van ellende, misschien seksueel misbruikt, of gewoonweg eenzaam. Want de leegte van ons bestaan vindt zijn oorsprong in de verwijdering van God omwille van de zondeval, waardoor de dood in het leven kwam en de duivel, die het geweld van de dood in handen had, de mens in angst gevangen houd. Dat is de hoofdoorzaak van de rampspoed en leegte in onze ziel, het onophoudelijk knagende, sluimerende gevoel van verlatenheid, de scheiding van onze God en Vader, de Bron van alle levensstroom. De dood als een onbekend en dreigend einde van een zinloos lijkend bestaan. In het welvarende Westen proberen we, met man en macht, dit gapende gat te dichten met nutteloze materie en volslagen idiote vrijetijdsbestedingen. De meeste mensen weten dit, maar houden liever de schone schijn op, want ja, anders moeten we in de spiegel kijken en luidkeels de hulp van God inroepen. De Enige, Die waarachtige liefde en verlossing teweegbrengt door het Evangelie en het bloed van Zijn Zoon, Jezus Christus. De eerste Mens en de Zoon van God, die de dood overwon als Borg voor velen, die in Zijn Naam en offer geloven. Bovenal zal onze levenswijze drastisch moeten veranderen als wij onze Schepper met hart en ziel willen behagen, Hem werkelijk willen toebehoren en zodoende kunnen accepteren dat we zonder God nergens toe in staat zijn. Menigeen heeft daar geen boodschap aan: “Flikker op met je gelul over God, die heb ik niet nodig, wat heeft die ooit voor mij gedaan?” is een veel gehoorde reactie bij de vraagstelling of iemand in God gelooft. Het antwoord is kinderlijk eenvoudig: Om te beginnen heeft Hij jou geschapen, je moeder heeft je gebaard, maar God heeft jou gemaakt, gevormd en geweven in de moederschoot. Lees de Bijbel en je vindt op vele vragen klare antwoorden, maar toch vooral en zeker dit Goddelijke en onweerlegbare weerwoord: ”Ik heb Mijn eigen Zoon geofferd voor jouw zonden om je van het Oordeel te redden en je te hulp te schieten bij werkelijk al je problemen.” Christus kwam namelijk niet om de wereld te oordelen, maar om deze te behouden - Joh 3:17. Hij is in alles beproefd geweest als mens, echter zonder te zondigen, om ons als Hogepriester met medelijden te kunnen bijstaan in onze zwakheden - Hebr 4:15. Door de hardnekkige afwijzing en ontkenning van Gods genadegift, ontsproten uit verdriet, kwaadheid, onverschilligheid, luiheid, hoogmoed of wat de oorzaak ook mag zijn, gaat een groot deel van de mensheid voor eeuwig verloren en dat is nu precies wat de duivel wil en God, via Christus, wenst te verhoeden, al vóór de grondlegging van deze wereld. Iedereen heeft Christus nodig om tot het Koninkrijk der hemelen te geraken, want geen mens is zonder zonde, besef dat goed. “Niemand komt tot de Vader dan door Mij” zegt de HEERE Jezus zelf in Johannes 14 vers 6. Je weet pas wat je altijd hebt gemist, zodra je Jezus echt leert kennen. Je leven zal nooit meer hetzelfde zijn. Dat bestaat gewoonweg niet.
Niets of niemand kan Hem vervangen, Hij is de enige zekerheid in mijn bestaan. Het rotsvaste anker van mijn, door de woelige wateren van het leven, heen en weer geslingerde arkje. Ik zal niet ontkennen dat het volgen van de Here Jezus soms een zeer stroeve en zware onderneming is, maar ik stel met zekerheid vast dat het de enige en juiste weg is, want Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven en zal je nooit bovenmatig beproeven of misleiden. Ik weet waarover ik schrijf, omdat ik uit ervaring spreek. Ik ben niet kerkelijk of godsdienstig opgevoed, maar leerde in mijn diepste nood Zijn genade kennen. Hij blaast met Zijn Geest telkens nieuwe kracht in mij tijdens de slopende, geestelijke strijd mij los te weken van Claire en mijn traumatische jeugdervaringen. Dit proces gaat met barensweeën gepaard, want de duivel teistert mij dag en nacht met gedachten en dromen over haar en over mijn verleden. Een bijkomend, maar niet onbelangrijk nadelig detail is dat ik met Claire tot geloof ben gekomen en mijn geloofsleven, met name het beluisteren en zingen van religieuze liederen en het bezoeken van samenkomsten, onlosmakelijk is verbonden met haar. Bovendien is zij de moeder van mijn kinderen. Zie ik mijn dochter en mijn zoontje, dan zie ik Claire. Deze kwellingen drijven mij, bij tijd en wijlen, tot waanzin. Overal en voortdurend neem ik haar waar, ik ben bezeten van haar, maar het lachen zal de duivel vergaan, want ik ben het, die door genade, als laatste zal lachen, uiteindelijk. Mijn klaagzang zal overgaan in een reidans. Mijn toekomst is een hemels koninkrijk in de nabijheid van mijn geliefde God. Nochtans kampt deze knaap met een zwaar liefdesverdriet, diepe afwijzingspijnen en een grote gebondenheid aan zijn ex. Maar op 19 september 2009 gloort Christus wederom op roemrijke wijze aan mijn horizon en versterkt en verrijkt mijn relatie met Hem op buitengewone wijze. Vrijdag 18 september vertrekt Rinus Kuyt, een liefdevolle broeder en mijn pastoraal werker bij stichting Zout, samen met zuster Corinne en mijn persoontje naar het plaatsje Rhenen, alwaar psalmist Ruth Vazal met zang en viool ons een weekend zal trakteren op een hemelse aanbidding in een pittoresk landhuis. We arriveren vroeg in de middag en checken in bij "Het Wapen van Rhenen", een leuk hotelletje met een idyllisch terrasje, enige kilometers verwijderd van de plaats van het concert. Na een sprankelende aanbiddingavond, waarbij de sluizen van de hemelpoorten wagenwijd opengaan, keren de twee Katukkers en de Heemskerker terug naar "Het Wapen" om een uiltje te knappen. De opwinding en het samen slapen op een kamer spelen mij parten en staan een uitgebreide nachtrust in de weg.
“Ik heb je altijd in Mijn gedachten gehad.” Rinus is een zachtaardige kerel, die tevens verrassend confronterend is en nergens omheen draait. What you see, is what you get. We lachen heel wat af vanwege de anekdotes uit ons beider verleden, die we elkaar beurtelings, als twee jongetjes op een schoolreisje, zo smeuïg mogelijk vertellen. Na een onrustige nacht wekt een weemoedige stemming mij in alle vroegte en ik besluit de hotelkamer te verlaten, zodat ik eventjes alleen kan zijn. Vandaag ben ik vijftig jaar geworden en ik weet niet wat ik precies van het leven had verwacht, maar dit niet. Het gemis van mijn vrouw en kinderen bekruipt mij op verstikkende wijze. Ik slenter naar de overkant en kom al ras voor een fraaie kerk te staan. Een mooie gelegenheid om eens
flink uit te huilen, in de beschutting van de dikke, geluiddempende kerkmuren. Heerlijk, een kapel voor mij alleen. Bij nadere inspectie blijkt de kerkdeur potdicht te zitten, maar mijn verdriet duwt als een knellende prop tegen mijn keel, dus ik besluit in de buitenlucht, aan de zijkant van het gebouw, op mijn knieën te vallen. Vluchtig en schichtig kijk ik om me heen en begin met gesloten ogen te bidden naar mijn hemelse Vader. De tranen rollen over mijn wangen en korte tijd later richt ik mij op en veeg het zilte nat van mijn verweerde gezicht. Binnen een mum van tijd bemerk ik dat ik 'half werk' heb verricht, het verdriet hangt nog als een sluier om me heen. Ik weet dat de HEERE mij iedere keer Zijn troost en vreugde schenkt, indien mijn hart zich geheel en oprecht tot Zijn lieflijkheid wendt. Vertrouwd geraakt met deze kennis en wonderbaarlijke zalving besluit ik opnieuw door de hurken te gaan, teneinde op mijn puntige knieën de HEERE nogmaals aan te roepen. Dit keer echter aan de voorzijde van de kerk. Zoals bekend en verwacht haalt mijn lieve Heer de etterende pijn naar boven en geeft er vreugde-olie voor in de plaats. Ik sta op, reinig blijmoedig mijn vochtige gezicht met de rug van mijn rimpelige handen, open mijn ogen en zie een wit bord, pal voor me, waar met zwarte letters op geschreven staat: 1959 - 2009 Gedachteniskerk. Dit gebouw en de verzamelplaats voor samenkomsten ter ere van Onze Koning is eveneens vijftig jaar oud! Mijn blik kan zich niet los maken van het woordje “Gedachtenis” en ineens komt de knipoog van de Vader, die mij influistert dat Hij mij vanaf de eerste dag van mijn geboorte tot aan deze dag altijd in gedachten heeft gehad. Ik was nog nooit op deze plek geweest, maar de HEERE heeft mij hierheen geleid om mij te troosten en te overtuigen van Zijn voorzienigheid. Terwijl ik dit schrijf, ontroert het me nog steeds. Tranen van troost en dankbaarheid stromen uit mijn eenzame hart. Wat zou ik zijn zonder mijn Pappa, die mij vanaf de grondlegging van de wereld al lief heeft? Deze God, deze onvolprezen Vader wacht, overlopend van een onmetelijke, onbegrijpelijke en onvoorwaardelijke liefde op u, die Hem nog niet kent. Zodat u ook mag genieten van Zijn aanrakingen van troost en liefde, om verlossing te ontvangen voor uw verdriet en uw zonden, opdat u uiteindelijk voor eeuwig bij Hem mag zijn. Vrolijk dender ik terug naar Rinus, deel hem het voorval mede en fris me haastig op, want ik wil van het concert geen noot missen. Tijdens deze vocale aanbidding, staan we waarlijk in onze goddelijke bestemming en mogen we met heel ons hart en ziel de HEERE loven en prijzen. Ik doe dit namelijk zonder verstand, want ik ga gewoonweg uit mijn dak. Dit voorrecht laat ik mij niet ontnemen en twee dagen na afloop van dit indrukwekkende muzikale samenzijn zweef ik met mijn malle kop nog steeds in de hemelse gewesten, niets of niemand kan mij momenteel beroeren. Ik ben onaantastbaar, ongenaakbaar en wentel mij genoeglijk in de warme, beschermende en helende ‘moederschoot’ van mijn hoog verheven, maar in Christus, zeer nabije Vader. Verkerend in een onwaarneembare wereld, die steeds zichtbaarder tot in mijn diepste wezen doordringt. In deze hoedanigheid is in mij geen kwaad te vinden, want Gods Geest heerst over mij: Ik ben de zonde gestorven en Gode levend gemaakt in Christus Jezus, Halleluja. In gedachten kus ik de heilige voeten van mijn Heiland en een vreugdetraan ontspringt aan mijn ziel en spat dankend uiteen in de overvloedige bron van levend water, Jezus, de Christus. Duizendmaal dank aan U, mijn God, mijn Vader en mijn HEERE.
Hoofdstuk 17 : Genade, zo oneindig groot Alles is genade, uit onszelf kunnen wij niets, van onszelf zijn wij niets, de heiligheid en de kracht van Gods Geest zorgen voor een innerlijke verandering, die uiterlijk waarneembaar is, en zich meestal zonder woorden manifesteert. Een christen heeft iets dat een niet-christen mist, maar wel degelijk zichtbaar is voor die ander. Iets dat jaloezie of nieuwsgierigheid teweegbrengt. Uitdrukkelijk wil ik vermelden dat een christen niet, per definitie, een beter mens is dan een ongelovig mens. Dat is vanzelfsprekend wel de wens en het streven van onze Heiland, maar ook gelovige mensen keren zich regelmatig uit verdriet, tegenslag, koppigheid, kwaadheid, zonde of gemakzucht van God af. Eigenlijk door de omstandigheden van het aardse bestaan of de eigen hartstochten te laten zegevieren boven het zicht op ons hemels erfgoed en de Goddelijke belofte van een vernieuwd denken en het verworden tot een nieuwe schepping in Christus Jezus. Door deze houding verliezen we, voor langere of kortere tijd, de innige band met Christus en vervallen tot zorgen en zonden. Als ik naar mezelf kijk, valt er ontzettend veel te verbeteren in dit opzicht, want ik loop regelmatig bij God weg. Het gaat er echter om dat je telkens weer bereid bent terug te keren, wetende dat je zonder Hem stuurloos bent. De kracht, die ons terug doet gaan, is de kracht van de Heilige Geest, de Geest van de Zoon en van de Vader. Zonder deze Geest en Zijn werkzaamheid ben ik tot niets anders in staat dan zondigen. Ik ben door mijzelf beperkt en uit mezelf machteloos, maar door Zijn Geest, die in mij woont te hulp te roepen, ben ik door genade machtig en krachtig in Hem, die mij liefheeft en mij kneedt en vormt naar Zijn beeld en gelijkenis. Gelukkig heeft God meer geduld met mij dan ik met Hem en ook dat is pure genade. De Bijbel spreekt, in dit geval, van Gods lankmoedigheid en goedertierenheid. Daar heb ik niets aan verdiend, dat is zelfs genade op genade. Elke dag weer, vierentwintig uur per etmaal. Gehoorzaamheid echter bevordert de werking van de Heilige Geest, maar meer nog, de erkentenis dat we zonder Hem niets kunnen en reddeloos verloren zijn. Toegeven dat je volkomen afhankelijk bent van het offer en de Geest van Jezus Christus en, ondanks je christelijkheid, elke dag weer worstelt en faalt vanwege jouw koppige menselijke natuur, dat heeft God het allerliefst, dat je inziet dat je een uiterst zwak wezen bent en beseft dat je werkelijk niets kunt zonder Hem. Als God Zijn genade van mij wegneemt, ben ik terstond overgeleverd aan de overste van deze wereld en zijn trawanten, de duivel, en verval ik hopeloos en hulpeloos terug in mijn oude levenswandel. Dan ben ik ten dode opgeschreven, zoals velen van u, die Zijn offer van genade afwijzen en wacht mij, evenals u als onbekeerd mens, een eeuwige verwijdering van God in de hel. Maar indien wij God alle eer en glorie geven voor Zijn majesteit, voor Zijn liefde en kracht in Christus getoond op Golgotha, ja, dan openen de hemelpoorten zich voor onze vernederde harten en komt Gods overvloedige genade als een fluwelen mantel van geneeskrachtige tederheid over onze verwonde zielen. "Vernedert u dan onder de krachtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te Zijner tijd. Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u" - 1 Petrus 5:6,7. Een eerlijk en oprecht hart dat erkent niet zonder zijn Verlosser te kunnen, geen dag, geen uur, geen minuut, geen enkele seconde. Volmondig bekennen dat het rampzalig met je gesteld is van nature, dat je verlangt naar verlossing uit dat ellendige, zondige lichaam en de HEERE dankt en looft voor de wedergeboorte in Hem, “want het geknakte riet verbreekt Hij niet“ - Jes 42:3. Zo'n hart zoekt God en Hij vindt het bij tallozen. Worden uw zonden en misdaden, uw negativisme, uw liefdeloosheid, uw
verslaving, uw zedenloosheid, uw zorgen, verdriet en pijn, kortweg uw zondige staat en de wereld waarin u leeft u teveel? Bekeert u tot Christus! En ja, het zij nogmaals gezegd, gehoorzaamheid bewerkstelligt en bevordert de heiliging, maar ook dat is genade. Is er dan niets waarin de mens iets in te brengen heeft, is er geen enkele invloed op de gang van zaken? Jawel en tevens, nee, indien we twee zaken duidelijk onderscheiden: Een 'heilige' wandel staat niet op zichzelf of komt vanzelf. God verlangt van Zijn kinderen dat zij Hem met hart en ziel zoeken, maar ook met verstand. Daarbij is de inzet van wezenlijk belang, indien we als mens aan het beeld van Christus willen beantwoorden, dat wil zeggen we uit pure liefde voor Zijn immense offer van genade Hem willen behagen door Christus te dienen, zodat we Hem werkelijk leren kennen. Geen huwelijk houdt levendig stand zonder een vurig verlangen om in vrede en liefde bij elkaar te zijn, de wil om dienstbaar te zijn aan de ander. Ook het liefdesverbond met de HEERE Jezus niet. Daar moet je energie en tijd insteken. En dat gaat dikwijls tegen onze egoïstische natuur in, daar heb je de Geest van God voor nodig, want wij kunnen onszelf niet veranderen, noch verbeteren. Uiterlijk wel, innerlijk niet. De wezenlijke verandering, het verworden tot een nieuwe schepping, gaat geheel en al van God uit, daarin heeft de mens niets in de melk te brokkelen, alle lof en glorie aan Hem, die alles schiep, want Hij geeft Zijn eer aan geen ander - Jes 42:8. Het is een samenwerkingsverband, waarbij God de bezielende leiding heeft en ons met Zijn liefdevolle hand steeds meer kneedt en vormt naar Zijn wonderbaarlijk licht, dat liefde is, naar het beeld van de Zoon en de Vader. Niettemin zijn er vele kinderen van God, die door talloze oorzaken, moeite hebben niet af te glijden naar discutabele praktijken, die een vernietigende uitwerking op hun leven hebben, maar waarvan ze zeer moeizaam los komen. Ik kan, uit ondervinding, melden dat het van essentieel belang is om juist in die omstandigheid Christus aan te roepen, niet van Hem weg te blijven, maar steeds naar Hem terug te keren door gebed, zang en het lezen van de Bijbel. Dat gaat niet vanzelf, daar moet je wat voor doen. Dat heet volharding. Volharden in een situatie waarin alles voor de wind gaat, is niet zo bijzonder. Juist als je er helemaal doorheen zit, wanneer je van je geloof dreigt te vallen, gil het dan maar uit naar je Bevrijder en Hij zal je tegemoet treden. Dat is namelijk volharden in het geloof dat 'Hij niet uit Zijn hand laat roven', te weten dat je onvoorwaardelijk bent vrijgekocht van de “slavernij der zonde” door het kostbare bloed van Christus. Juist op die momenten verschijnt de aanklager, de duivel, om je met zijn aantijgingen geestelijk te stenigen, zodat je gaat twijfelen over je behoudenis, over de liefde van God, of, erger nog, over het bestaan van God en het offer van Christus. Maar veel kwalijker is dat broeders en zusters gewoonweg concluderen dat je niet meer een kind van God bent en in verloren positie verkeert. Op zo'n moment hunker je naar steun en begrip, maar vaak vallen we ten prooi aan het oordeel van de medemens. Sinds wanneer is het oordeel en de behoudenis aan de zondige mens vergeven? Ook ik heb dikwijls zo over broeders en zusters gedacht of over mezelf. Dat is geen goede zaak. Broeders en zusters die jarenlang de Weg kwijt raakten, keerden, soms vlak voor hun dood, op wonderbaarlijke wijze terug naar de HEERE. Graag wil ik een illustratief voorbeeld geven van mijn geliefde broeder Piet van Duin, een Katwijkse oud-schipper, wiens broer een overtuigd christen was, maar door ziekte afgleed naar een niveau waarop hij alleen nog maar vuiligheid kon spuien. De man kwam in een verzorgingsinstituut terecht in erbarmelijke geestelijke toestand verkerend. Piet nam menigeen mee naar zijn broer om te laten zien wat een christen kon overkomen. "Dit is nou een christen" sprak Piet zijn tierende broer gelaten introducerend. Zijn mond getuigde
van zijn verdorven hart, maar Piet wist dat ook zijn bloedverwant onvoorwaardelijk gekocht en betaald was door het heilig bloed van het Lam. Een shockerende ervaring, die de bezoeker vaak van zijn stuk bracht. Zo niet broeder Piet. Deze wist heel goed dat de Heere niet uit Zijn hand laat roven en vertrouwde volledig op Gods belofte. De HEERE God zag zijn grote geloof zoals in Lukas 5 vers 17 t/m 26 waarbij enige mannen een ziek mens op zijn bed door het dak laten zakken en hem tot Christus brengen. De HEERE Jezus geneest de bedlegerige patiënt terstond, omdat Hij het geloof van de omstanders aanschouwde. Vijf dagen voor zijn dood stond Christus krachtig op in de geesteszieke broer van Piet. De man getuigde vijf etmalen enthousiast en volledig bij zinnen dat hij op weg ging naar een eeuwige hereniging met zijn Heiland en loofde en prees de HEERE uitbundig met heel zijn hart, zijn ziel en zijn verstand. En met al zijn kracht. Deze verbijsterende metamorfose bleef in het verzorgingstehuis niet onopgemerkt, want als God zich openbaart, laat Hij een onuitwisbare indruk achter. Deze gebeurtenis baart nog steeds opzien bij de bewoners en het personeel van de betreffende instelling. De HEERE ontfermt zich over dien Hij zich ontfermt - Rom 9:15. De behoudenis en het oordeel zijn aan Hem en aan niemand anders. Ook ik zal mij moeten vernederen “onder de krachtige hand Gods, opdat hij mij verhoge te Zijner tijd” - 1 Petr 5:6. Dat laatste duurt mij altijd te lang. Gevolg: Hans gaat zijn eigen oplossingen zoeken, op eigen kracht de wereld en de problemen tegemoet. Ten overvloede vermeld ik dat ik daardoor telkens keihard op mijn eigenwijze bek ben gegaan, dat behoeft verder geen betoog, want zonder God kan ik niets. Wanneer ik de HEERE veelvuldig zoek, is er in mij vrijwel geen leed te bekennen, dan kan ik, met Hem, alles aan. Maar, ja, ik wijk vaak gigantisch af vanwege mijn karakter of omwille van de omstandigheden en dat geeft verdrukking, hoe dan ook. Ik verbaas me telkens weer als ik broeders of zusters in de HEERE ontmoet, die in een chronische juichstemming door het leven schijnen te gaan. Alles loopt op rolletjes bij deze 'happy clappy' christenen. Nooit een vuiltje aan de lucht, een leven zonder obstakels of moeilijkheden. Een onophoudelijke polonaise van geestelijk verrukkingen. Ik begrijp daar geen bal van. Is mij iets ontgaan, misschien? De ellende van deze wereld is niet te overzien en dringt zich dagelijks aan je op, om maar te zwijgen van de moordkuil, die mijn eigen hart is. Of gaat dat allemaal aan hen voorbij, of zo? Maar goed, laat ik de HEERE prijzen voor hun gejubel en gejuich, hopen op betere tijden en mijn wellicht ‘lichtelijke’ jaloezie onder ogen zien en deze zonde belijden, want blijdschap is een vrucht van de Geest, nietwaar?
Hoofdstuk 18 : Een onbegrijpelijk Verzoenoffer en het verhoren van gebeden Het intrigeert, verbaast en frappeert mij enorm dat God de zondeval heeft gebruikt om geen definitieve afstand met de mens te bewaren, maar juist Zijn Zoon zond om een hechtere relatie met de mensheid aan te gaan. God werd mens en wij zien straks (na onze fysieke dood of met de wederkomst van Christus) de HEERE God als mens in Christus en zullen eeuwig omgang met Hem hebben zoals de discipelen dat voorrecht 2000 jaar geleden ten deel viel en dat is een regelrecht wonder van genade en liefde, waar ik mij immer over zal verbazen. Wij zullen een onverbrekelijk contact hebben met onze heilige God als van mens tot mens! De verheerlijkte Christus, die ons Zijn broeders noemt. Wat een mirakel. Adam en Eva waren, om het zo maar eens te zeggen, vrij onnozel. Adam en Eva “schaamden zich niet, hoewel zij beiden naakt waren” - Gen 2:25. Hun ogen waren bedekt voor het kwaad en werden door de verleiding van de satan, waarop de zondeval volgde, geopend. Ze waren als kinderen en liepen met ‘open ogen’ in de val van de slang, omdat ze zich letterlijk van geen kwaad bewust waren - Gen 3: 1 t/m 6. Pas na hun onnozele daad beseften zij dat ze naakt waren en schaamden zich - Gen 3:7. De zondeval bracht deze bewustwording teweeg, waardoor de mens daadwerkelijk kon kiezen tussen goed en kwaad, tussen God en de duivel. Aan deze keus stelt God door middel van de dood een tijdslimiet, want anders zou God tot in de eeuwigheid twisten met de mens - Gen 6:3. Daarom verbant God Adam en Eva linea recta na het eten van de verboden vrucht uit het paradijs, opdat ze niet van de boom des levens zouden eten, want dan zou de zondige mens, in eeuwigheid leven en strijden met God - Gen 3 vers 22, 23. Hieruit blijkt hoe trouw God is aan Zijn belofte, indien de mens deze kans wel had gegrepen, want God zondigt niet en gaat niet tegen Zijn geboden en wetten in, want Hij is getrouw en heilig. Let wel: de keuze voor de verleiding van de zonde is niet aan God te wijten, maar aan de mens, die niet gehoorzaamde, echter Gods volmaakte Geest van wijsheid en liefde weet deze desastreuse daad niettemin in te passen in Zijn plan om de schepping terug te brengen tot Zichzelf in de perfectie, waarmee Hij de wereld oorspronkelijk schiep. De ‘vrije wil’ van Adam verbond de mens zodoende aan het kwaad door de zondeval en de daaruit voortvloeiende zondige natuur. Vanzelfsprekend kende God deze gevolgen en beloofde onmiddellijk (Gen 3:15) de komst van de Verlosser, Christus, om ons te bevrijden, ‘verrijkt’ zijnde met deze kennis van goed en kwaad. En hiermee ontving de mens, uit genade, de kans om als volwassene opnieuw voor het goede én dus voor Christus te kiezen of voor het kwade en daarmee voor gebondenheid aan de zonde en de duivel. De ene keuze brengt ons vrede en eeuwig leven met God en de andere optie de toorn en verbolgenheid van God tot in de diepe duisternis van de plek van eeuwige onrust, wroeging en pijn, de hel. Tegelijkertijd zijn wij, die voor God kiezen, bevrijd van onze menselijke natuur en daarmee van alle zonden, pijn en verdriet en ons lichaam behoeft geen vleselijke bevrediging meer, want we zijn één in Hem, Die ons schiep en daarmee goddelijk gemaakt door God Zelf in hoogsteigen persoon, in en door Jezus Christus. Denk hier maar eens heel zorgvuldig over na: God, die heilig en almachtig is, verliet de hemelse gewesten, nam daarna Zijn intrek in een vernederd lichaam om ook nog eens op een
afschuwelijke wijze te sterven voor onze zonden om daarmee de verdorven en verloren mens tot Zichzelf terug brengen in een goddelijke staat. Heilig en volmaakt in de liefde en totaal geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, zoals in Genesis 1 vers 26 staat beschreven, doch thans vervult met de kennis van goed en kwaad en niettemin geheel in overeenstemming met Gods Heilige Geest en wil. Zoals onze Vader dit ook heeft bedoeld, zo’n 6000 jaar geleden, toen Hij Adam en Eva schiep. God, de Schepper van hemel en aarde en van alles wat daar op leeft, heeft zichzelf verlaagd tot gevangenschap in een sterfelijk lichaam en de, in zonden gevangen, mens uit de banden van de dood bevrijdt door het offer van Zijn Zoon Jezus Christus, die aan de Vader gelijk en één met Hem is. En dat is een onnoemelijk en groots wonder: door het offer van Christus verhoogt God de zondige mens tot een goddelijk en volmaakt wezen, ondanks de zondeval en de daarop volgende onvolkomenheid van diezelfde stijfkoppige mens. Wat een weergaloze genade! Door de komst van Christus op aarde openbaarde God zich in de volmaakte mens Jezus aan de afgedwaalde mensheid en laat daarmee tevens zien hoe Hij de mens oorspronkelijk heeft bedoeld, als een beeld, een gelijkenis van diezelfde Christus, Die ook God zelf is, aan Hem gelijk. Daarom draagt de Bijbel ons op om een navolger van Christus te zijn, want door de Zoon spreekt de Vader en Hij roept ons op tot bekering en gehoorzaamheid om navolgers van Jezus te mogen worden, de tweede Adam. Voor de zekerheid doet onze lieve Pappa er nog een gedetailleerde handleiding bij met waarschuwingen en beloften, zodat je absoluut de juiste Weg zult kiezen. Deze ’gebruiksaanwijzing’ is de Bijbel. En lukt het dan nog niet zo goed om een liefdevol en godvrezend mens te zijn, dan kun je kosteloos en urenlang bellen om wijze raad, steun en troost. Twentyfour/seven. Bidden noemen wij dat. Interkosmotaal, een draadloze verbinding zonder stoorzenders en nooit zul je de ‘in gesprektoon‘ horen. God is altijd bereikbaar. Maak je er onverhoopt evengoed een lichte of zwaardere puinhoop van, ondanks al deze hulpmiddelen, dan mag je met al je ellende bij Hem uithuilen en je spijt betuigen over wat je allemaal verkeerd doet, want Hij vergeeft je onmiddellijk en van harte, verwijt je zelfs niet, maar schenkt Zijn liefdevolle Trooster. Elke dag, elk moment strekt Hij Zijn verlossende hand naar je uit. Telkens weer, onophoudelijk. Het is evident dat je geen poot hebt om op te staan, indien je weigert dit Godsgeschenk te aanvaarden, dat is echt te gek voor woorden en onbegrijpelijk stom. Christus offer van genade ontkennen in deze tijd is liegen tegen jezelf, want zowel de geschiedschrijving als de Bijbel getuigen van Zijn bestaan en Zijn werken. De jaartelling bijvoorbeeld is wereldwijd gestart bij de geboorte van Gods Zoon, Jezus Christus. Máár ook de wonderen die Hij heden ten dage verricht aan miljoenen wanhopige zielen, waar ik er, gelukkigerwijs, één van ben, zijn het bewijs van de Levende God, die ruim 2000 jaar geleden stierf en uit de dood is opgestaan om u tot eeuwig leven te verwekken. U kunt natuurlijk uw hoofd in de wind gooien, uw neus ophalen voor dit heilige offer, u zelf wijsmaken dat u een goed mens bent, dat moet u allemaal zelf weten. Maar de gevolgen van het ontkennen dat u een zondaar bent, die vergeving nodig heeft van God en dit alleen kunt ontvangen door de Middelaar Jezus Christus, die voor uw zonden aan het kruis gestorven is, zijn rampzalig en nooit meer terug te draaien. Voor eeuwig zult u in tranen zijn, pijn en verdriet lijden en u zult zich voor altijd alleen voelen, hopeloos verloren. Bespaar u dit vreeslijk lot en keer naar Jezus, die ontvangt u van harte in genade, hoe groot of klein uw zonden ook zijn geweest. Op eigen kracht komt geen mens in de hemel, ook niet via Boeddha,
Allah of hoe al die andere afgoden ook mogen heten. De Bijbel zegt over elk ander geloof: “Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben” - Exodus 20:3. Er is maar één waarachtig God, één waarachtige Zoon en één waarachtige Helper, de Heilige Geest. Daar kun je als boeddhist, moslim of wat voor ander geloof je ook hebt, kwaad om worden, zelfs christenen hiervoor bedreigen of vermoorden, het helpt je allemaal niets. Dit is de waarheid en diep van binnen weten de moslims dit natuurlijk wel, want als je een moslim vraagt of hij zeker weet dat hij in de hemel komt, dan kan hij je daar geen overtuigend antwoord op geven op basis van de Koran. De Bijbel geeft deze zekerheid wel: “En het zal zijn dat een ieder, die de Naam des HEEREN zal aanroepen, zalig zal worden” – Handelingen 2:21. Dat betekent dat ieder mens, die zijn vertrouwen op de HEERE Jezus stelt en daarnaar ook leeft door liefdevol met andere mensen om te gaan, op grond van genade en het offer van Christus, het hemelse paradijs zal beërven. Dit staat in het Nieuwe Testament en deze belofte heeft Christus ondertekent met Zijn leven en Zijn bloed. Je kunt jezelf wel wijsmaken dat martelaarschap je een plaats in de hemel oplevert, maar je bent helemaal geen martelaar als je omwille van je geloof moordt, doodt of geweld pleegt. Je bent gewoon een moordenaar en geweldpleger, een heel slecht en verwerpelijk individu. Ik spreek uit ervaring, want ik ben ook een wraakzuchtig en gewelddadig mens geweest. Er is echter niets eerbaars in zo’n daad te vinden. En iedere goede moslim weet dat, want in de Koran staan eveneens de Tien geboden vermeld en het zesde gebod luidt: “Gij zult niet doden”. Een goede moslim doet deze dingen niet, want daarmee zondigt hij tegen God. Christus was een heuse martelaar, beste moslims. Hij stierf vrijwillig voor uw en mijn zonden uit liefde voor ons, ook voor de zonden van iedere moslim. En Jezus pleegde geen enkel verzet of geweld. Christus is de enige Mens, die zonder zonde was. Hij was niet alleen een profeet, Christus is meer dan dat, Hij is de Zoon van de levende God en offerde Zijn leven om de schuldenlast van de zondige mensheid aan God te betalen. Christus houdt van jullie, maar niet van het geweld dat je in naam van Allah over anderen uitstort. Met dergelijke laaghartige praktijken vergroot je de schuld aan God en zonder bekering tot Jezus ben je voor altijd verdoemd. Ik heb diep medelijden met mensen, die deze misdaden verrichten, het brengt hen namelijk niet bij God, maar in de hel, waar je eeuwig zult boeten voor deze gruwelijke daden. Overigens heb ik geen hekel aan moslims of aan mensen, die in andere goden geloven. Ik heb veel met moslims gewerkt in de sloop, met zowel Marokkanen als Turken. Met de meeste van hen heb ik heel prettig gewerkt, we hadden respect voor elkaar en praten vrij over het geloof. Maar op grond van de waarheid heb ik mijn moslimcollega’s ook verteld dat Christus de enige weg naar de hemel en naar de Vader is. Ik ga niet liegen, want ik hou van ieder mens en wil dat iedereen in de hemel komt en daarom spreek ik vrijuit over Christus en hetgeen Hij in mijn leven heeft gedaan. Ik bid regelmatig voor de moslims dat ook zij het geloof in Christus mogen ontdekken en de vreugde van dit prachtige Godsgeschenk zullen ervaren, want dat wens ik ieder mens van harte toe. Gelukkig zijn er ook moslims, die op een vredelievende wijze met christenen omgaan en laten wij, christenen, vooral deze weg bewandelen, want Christus is een God van vergeving, vrede, liefde en waarheid. Ik ben faliekant tegen acties van christenen, die bijvoorbeeld de Koran openlijk verbranden om de moslims iets te leren. Dit is een respectloze daad naar de medemens, want hiermee roep je kwaadheid op en breng je geen vrede. Zinloos en respectloos! Maar ik keur het tevens af dat er moslims zijn, die,
eveneens uit wraak en kwaadheid, mensen hiervoor doden. God is volmaakt in liefde en ieder mens, moslim, christen of hindoe hoort dit te weten en daarom ook zo te leven: “Behandel de mensen zoals u zelf door hen behandeld wilt worden” of: “Wat u niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet” – Matt. 7: 12 ( vrij vertaald ).
Stromen van levend water Mensen uit de moderne, westerse wereld hebben helemaal geen excuus. Iedereen kent Christus bij naam in het rijke, materialistische Westen. Christenen spreken, mag ik hopen, Zijn Naam met eerbied uit en ongelovigen spottend of ijdel. Boeddhisten, hindoes, moslims en atheïsten roepen om de haverklap Zijn heilige Naam in kwaadheid of uit onmacht aan, maar te allen tijde ijdel, goede uitzonderingen daargelaten. In de volksmond noemen we dit schelden. Dat is geen toeval, want je bent voor of tegen Hem en daar getuigt je hart en je mond van. Het voorrecht om deze heilige God te mogen kennen, is een zegen van genade, die je elke dag zult ervaren en waarbij God je in Christus voortdurend bijstaat en draagt, wanneer je zelf niet meer verder kunt. Hij laat Zijn bedoeling met jouw leven regelmatig zien, nadat je Hem in je hart hebt binnengelaten. Deze ‘ongelovige Thomas’ heeft tal van goddelijke beelden mogen ontvangen om gesterkt te blijven in het geloof, want God kent mijn zwakheid hierin als geen ander. Ik ben grotendeels een zwak kind van God, die regelmatig bijna bezwijkt onder de aanklachten en de aanvallen van de satan en daardoor veel bevestiging en Vaderlijke liefde behoeft en nauwelijks buiten Hem kan. God weet dat en houdt mijn hand voortdurend vast. Ik ruk me weleens los, wanneer ik in de zonde val, maar dan bezeer ik mezelf geheid, ren naar mijn Vader terug, bid om vergeving en grijp snel Zijn hand, die al die tijd nog steeds open en uitgestoken was, want ik blijf Zijn kind, ondanks al mijn fouten. Op de meest moeilijke momenten heb ik de mooiste beelden en de grootst mogelijke steun ontvangen. Zo liet God zien, aan het begin van mijn bekering, uit welke poel Hij mij had getrokken, toen ik zwaar worstelde om van mijn drugs- en drankverslaving af te komen. Ik zat in een soort zwembad, een vierkant geheel, op een kluitje gestouwd en omringd door talloze anderen, waardoor er nauwelijks bewegingsvrijheid was. We zaten allemaal onder de stinkende, zwarte modder, van top tot teen. Langs die riekende modderpoel liep een weg, blinkend in de zon. Deze weg was bij nader inzien van goud en ik werd uit de drek getrokken door een zeer krachtige hand, die naar mij reikte en die ik vliegensvlug beetpakte. De andere, met dik slijk, besmeurde wezens probeerden onder luid geschreeuw mij terug te trekken en ik kwam slechts moeizaam los van de graaiende kluwen handen, waarbij de grijpende vingers vleeskleurige sporen trokken in mijn met modder bevuilde kuiten. Toen ik op die gouden weg stond, de stinkende drab druipend van mijn vege lijf, leek het of ik daar in mijn eentje was. De menigte links van mij trachtte me onophoudelijk te lokken met geschreeuw en gebarentaal, hetgeen langzaam verstomde en eventjes was ik vertwijfeld, voelde me moederziel alleen en weifelde om terug te gaan. Totdat ik mijn blik naar voren richtte en Christus zag staan met wijd open gespreide armen en een liefdevolle lach, wachtend op mij, omstraald door een helder wit licht. Toen ik echter, kennelijk uit vrees, achterom keek, stond Hij ook daar in dezelfde uitnodigende houding en met dezelfde schitterende lach omgeven door hetzelfde, heilige licht. Christus liet mij zien dat Hij alom vertegenwoordigd is in mijn leven en ik mijn
ogen op Hem gericht moet houden om het smalle pad dat met goud bekleed is te blijven bewandelen, het pad dat naar eeuwig leven leidt. Twee jaar later, toen ik voortdurend tijdens de aanbidding werd getergd door de verschrikkelijkste gedachten van oneerbiedigheid en ik, in mijn benauwdheid, het bloed van Christus aanriep, kwam de HEERE mij opnieuw verlossend te hulp. Ik zag, in één beeld, Christus aan het kruis hangen, lijdend recht voor mij, gehuld in duisternis. Rechts van dit afschuwelijke en aangrijpende tafereel zag ik de opgestane Heer, het levende Woord, op een door zonovergoten, zomergroen grasveld blijmoedig prediken, Zijn armen wijd uiteen gespreid. De barmhartige en zachtmoedige openheid van een ontvankelijk God, die hunkert naar gemeenschap met Zijn schepsel, de mens. Toen ik naar Hem keek, zag ik het resultaat van Zijn gesproken Woord, als een tweesnijdend zwaard, in werking treden. Ik liet mijn ogen over mijn lichaam dwalen en ik was gehuld in een gitzwart, keverachtig pantser met opgerichte, afschrikwekkende stekels rondom, die lichtelijk aan de uiteinden overhelden en bij elke stap voorwaarts vervaarlijk en dreigend heen en weer deinden. Mijn borstplaat was glad en glanzend en flikkerde in het zonlicht, terwijl ik langzaam tot de HEERE toetrad. Een werkelijk walgelijk, weerzinwekkend en stinkend wezen, zo’n beestje dat je vol afschuw en schrik het liefst zo snel mogelijk doodtrapt om er van af te zijn en een vies krakend geluid voortbrengt, wanneer het onder je voeten wordt verpulverd, ware het niet dat dit verdorven beest zo groot was als een mens. En terwijl Christus liefdevol en nog steeds met open armen stilstaande tot mij sprak, spleet dit verderfelijke omhulsel door Zijn Woord, het tweesnijdend zwaard, precies middendoor in twee gelijke delen en viel op de grond uiteen als een opengebarsten, ruwe, stekelige kastanje. Als een loden ballast gleed het ruggelings van mij af. Ik keek en ik zag mezelf uit dit dode omhulsel bevrijd, omgesmolten tot een blinkende goudklomp, die Christus vol kracht tegemoet scheen. Ik blonk in de morgenstond, als klatergoud schitterde ik en liep blijmoedig op mijn Heer en Bevrijder af.
Een beeld van een diep en indrukwekkend lijden Eens slenterde ik, voor de zoveelste keer, gedeprimeerd langs het strand pratend met Henk over de HEERE Jezus, twee stukken verdriet op zoek naar hun hemelse Vader, toen mij plotseling een goddelijke beeld werd geopenbaard, waardoor ik verschrikkelijk moest huilen. Ik zag in gedachten het kruis van Christus in de lucht hangen, in horizontale positie strak tegen het blauwwitte wolkendek aangedrukt en uitgestrekt over de gehele aarde met de HEERE Jezus daaraan vastgespijkerd, het gelaat en lichaam naar beneden gericht en een doornenkroon op Zijn bebloede hoofd: een gezicht van afgrijselijk lijden vertonend en wonden zo diep en groot als de rivieren en oceanen van deze wereld. De goedheid straalde niettemin in volle glorie van Hem af. Buiten kijf, dit was Gods Zoon, die daar op afzichtelijke wijze levenloos hing. Toegetakeld als een verachtelijk en verwerpelijk beest, deze God van liefde, door mijn zonden! Het bloed van Christus stroomde onophoudelijk vanuit deze onmetelijk diepe wonden over de zondige aarde en haar bewoners. Zo’n beeld vergeet je nooit meer, het brengt, nu ik dit schrijf, mijn ziel in diepe droefenis en rouw. Geestelijk gezien vloeit het bloed van Christus vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week en
driehonderdvijfenzestig dagen per jaar over de zondige aarde en de mensheid. De keus is aan u: Laat u het bloed van Christus over u komen als Oordeel naar schuld of stroomt Zijn bloed over u ter reiniging van zonden als verlossing door Genade, want daarvoor vergoot de HEERE Jezus Zijn kostbare bloed en gaf Hij Zijn leven om u, een zondaar, de Goddelijke liefde en genade aan te bieden ter behoudenis. En hoewel het Oordeel aan God is, velt u welbeschouwd het Oordeel over uzelf door Christus af te wijzen als Zoon van God en als Degene, Die voor uw zonden stierf aan het kruis en drie dagen later uit de dood opstond om ook u tot eeuwig leven te verwekken, want in Christus spreekt God Zijn allerlaatste Woord tot de mensheid. Besef dat goed, begrijp de ernst van de zaak, voordat het te laat is. Iedereen zal ooit voor God verschijnen, maar stel u veilig en leer Hem kennen, in Christus, vóór uw dood. Dat is een goede zaak, die vreugde brengt in het hart, op de aarde en in de hemel.
De man in de rij Tijdens een gebed ontving ik een beeld, een metafoor over wat Christus voor mij heeft gedaan, dat er ongeveer zo uitzag: Ik liep over een stoffige zandweg, in een lange stoet van aaneen geketende misdadigers, met een ijzeren bal aan mijn voet op weg om ter dood te worden gebracht. Een uitzinnige menigte, die achter stalen dranghekken stond, joelde, spuugde en schreeuwde naar ons. Met gebogen hoofden vervolgden de veroordeelden hun weg naar de galg, we waren allemaal doordrongen van de gerechtigheid van het vonnis, voelden ons zwaar bedroefd en diep geminacht en strompelden bedaard voort. Ik keek rechts van mij en daar stond tussen het gepeupel een magere, onaanzienlijke man vol mededogen naar mij te kijken met betraande ogen. Plotseling klom hij rustig, maar kordaat over de ijzeren, grijze afrastering, trok zich van niets of niemand iets aan, verloste mij van de banden van de dood, ketende zichzelf daarna aan de bal vast en onderging vervolgens het kletterend gehoon en gespot van hatelijke woorden, dat even daarvoor nog op mij neerdaalde als een regen van zware hagelstenen. Dit deed hij met een ongelofelijke majestueuze nederigheid, met een onbegrijpelijke liefde en vrede. Alsof hij hiervoor was geboren. Wat een moed en berusting. Ik was verbaasd, verdwaasd en van slag door deze onverhoopte actie. Terwijl hij voortging, keek hij nog even naar mij om en sloot daarbij heel kort beide ogen, alsof hij me gerust wilde stellen: “Het is goed zo, maak je niet druk, ik neem graag jouw plaats in.” En met een laatste blik vol van onschuld als een pasgeboren baby en vervuld met de liefde van een blijde moeder, die de ogen van haar kindje voor het eerst ontmoet, volbracht hij het allerlaatste stuk, alwaar de beulen met een wellustig grijnzen hun prooien opwachtten gelijk hongerige wolven. Een volkomen onschuldig Lam op weg om geslacht te worden voor mijn misdaden. En dat is wat de HEERE Jezus voor u en voor mij heeft gedaan. “Heel Uw hart, waar liefde woont, heeft U aan het kruis getoond.” (Uit de bundel Geestelijke liederen, nummer 163)
“Want in Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk: en gij hebt de volheid verkregen in Hem, Die het hoofd is van alle overheid en macht” - NBG Colossenzen 2:9,10. Het is verdraaid moeilijk om met een erfenis aan angsten en wanen, waarmee mijn ziel besmet is geweest vanaf mijn prilste jeugd geloof te hechten aan een liefdevolle God en Vader en rotsvast te vertrouwen op de belofte van een eeuwige behoudenis in Hem, Die voor mij stierf. God weet en begrijpt dat en is mij daarin bovenmatig te hulp geschoten op een merkwaardige en wonderschone wijze. Tot tweemaal toe zelfs. Toen ik, na een prediking van mijn geliefde broeder en vriend Peter Guijt in onze Vergadering der gelovigen, met vriend Henk over het Katwijkse strand kuierde, nog geheel ontroerd en ontdaan door de kracht van Gods Woord, overkwam mij iets overweldigends. Ik stond een beetje beduusd naar het wisselende tij te staren en liet mijn voeten door het kabbelende water schoon spoelen, terwijl ik de zonsondergang traag in mij opnam. De kracht en macht van de deinende watermassa bonkte als het ware tegen mijn bange hart. Deze enorme natuurkrachten boezemden mij lichtelijke angst en een groot ontzag in. Alsof deze enorme spiegel van golvend water je dreigt te verzwelgen, terwijl de onophoudelijke herrie van dit natuurverschijnsel tegelijkertijd een rustgevend gevoel schenkt. Deze tegenstrijdige ervaringen van het strand en de bulderende zee zijn de meeste mensen niet onbekend, denk ik. Plotseling echter beving mij een totaal andere kracht, een ervaring, die ik nooit meer zal vergeten: Ineens voelde ik mij niet langer overrompeld door het ’natuurgeweld’, maar leek de zee, het strand en de horizon als een stroom van levend water uit mijn midden te ontspruiten. Het voelde alsof ik de bron van het bestaan vormde, alsof alles uit mij voortkwam. En dit nu was de volheid van de Geest van Christus, ik bestond op dat moment eenvoudigweg niet meer. Galaten 2 vers 20 zegt: “ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij.“ Zijn Geest had mij eventjes compleet in beslag genomen, ik leefde niet meer, maar Christus Jezus in mij. De Schepper van hemel en aarde toonde Zijn volle glorie als troost aan Zijn wankele en neerslachtige kind. Een dergelijke beleving viel mij maanden later op het IJmuidense strand toe in aanwezigheid van Claire, nadat ik mijn ogen bijkans uit m’n kop had gejankt uit verdriet om de teleurstellende relatie met mijn aardse vader. De Geest kwam in al zijn volheid over mij en het was alsof ik in het paradijs wandelde ten tijde van Adam en Eva, nog voor de zondeval. Ik voelde mij volledig één met God, puur en rein en ik zag de bevallige Claire zonder enige vorm van lust aan, zij voelde als mijn zuster in de volmaakte wereld van Gods hemelse koninkrijk. Alle zonde, pijn, begeerte en verdriet bestonden niet meer. Ik was een volmaakt wezen in een hemels lusthof omgeven door een vreemd paars-roze schijnsel, een andere dimensie van Licht bescheen mij. En ik weet wie dit was: De Eeuwige, de Eerste en de Laatste. Hij, Die was en is en komen zal, Jezus Christus, mijn God.
Humor God heeft ook humor. Toen ik aan de Breedweerlaan in mijn tuin bezig was, verzonken in diep gepeins over Gods voorzienigheid en de kracht van Zijn Geest en daar sterk aan twijfelde, zette de HEERE mij vrolijk op mijn nummer. Ik sprak deze twijfel hardop uit naar
iemand, ik weet niet meer of het Aad of Claire betrof, maar ik durfde te beweren dat je ook wel op eigen kracht en inzicht de Bijbel kon lezen, daar had dit meneertje Gods Geest niet voor nodig, suggereerde hij stoer. “O, nee, sprak mijn Vader tot mij, waarom heb je dan vijfentwintig jaar geleden de Bijbel naast je neergelegd, omdat je het verhaal van Kaïn en Abel niet snapte, terwijl je het nu wel begrijpt, omdat Ik het je heb geopenbaard. Jouw verstand kon het niet bevatten, daar heb je mijn Geest voor nodig.” En inderdaad, destijds kwam ik tot ‘geloof’ zo’n vijfentwintig jaar geleden inmiddels, en bezocht ik de Victory Outreach Kerk in Amsterdam samen met o.a. Henk en Aad. Ik begon de Bijbel te lezen en stuitte op het verhaal van Kaïn en Abel, waarin Kaïn na de moord op zijn broer in een land komt waar andere mensen leven en hij zijn vrouw ontmoet, die nadien zijn zoon Henoch baart. “Dat kan toch niet, zij waren de eerste kinderen van Adam en Eva” riep ik uit. Kwaad smeet ik de Bijbel in de hoek, las het nog een keer of wat, begreep het weer niet, schopte de Bijbel en God aan de kant en pakte mijn oude levenswandel, beladen met zonden, weer mismoedig op. God was in mijn optiek een onbetrouwbare macht, waaraan ik geen boodschap meer had. En dat kwam mij goed uit, want mijn populariteit was flink tanende, toen ik de HEERE vrijmoedig verkondigde. Verhalen over hoeren en criminaliteit gingen er in als koek bij het canaille, maar met God moest je niet aankomen, dan werd je gemeden als de pest of kon je “de tering krijgen met je vrome gelul.” Inmiddels weet ik dat het verhaal over Kaïn en Abel de broedermoord vertelt, maar het verder niets zegt over het tijdsbestek waarin dit geschiedde. Na en voor de geboorte van Kaïn en Abel kan Eva nog vele andere kinderen hebben gebaard, alvorens deze moord met voorbedachte rade plaatsvond. Ik ging beduusd verder met tuinieren en wilde een schommelbank aan de linkerkant van de tuin neerzetten, waar ik het jaar ervoor vier jonge boompjes en struiken had geplant, die allen in hun groei sterk waren gestagneerd. Het vreemde was dat ik aan de andere zijde van de tuin, recht tegenover deze plek op circa drie meter afstand in dezelfde grond, op dezelfde dag, een zelfde soort boompjes en struiken had gepoot, evenveel in aantal. Deze schoten echter de grond uit als paddenstoelen en bereikten een hoogte van zo’n anderhalve meter. En toen snapte ik het pas. God wist dat ik Zijn voorzienigheid ter discussie zou stellen, maar ook dat ik met mijn impulsieve en veranderlijke karakter op de plek waar ik de boompjes en struikjes had gezet later een schommelbank wilde plaatsen. Deze schommelbank nu paste precies op de plek waar het jong geplante flora verdorde en aan weerszijden van de houten schommelaar hield ik tien centimeter over, zowel aan de schuttingzijde als naast de gele rozenstruik aan de linkerzijde van de bank. Ik stond perplex van deze grote mate van voorzienigheid en met mijn mond vol tanden. Het leek me verstandig om voorlopig het zwijgen er toe te doen, hetgeen mij nooit zo heel lang wil lukken, jammer genoeg, want mijn hart is een schreeuwende moordkuil en slangenvenijn is af en toe onder mijn lippen - Rom 3:13. Maar Christus zal mij van alles verlossen. Gode zij dank. De voorzienigheid van God is uitermate exact en gedetailleerd, want zo’n twaalf honderd jaar vóór de geboorte van Christus, als de HEERE God het Israëlische volk met Zijn sterke hand uit de Egyptische slavernij bevrijdt, slacht elk gezin uit dit volk met Pesach het mooiste lammetje, dat staat voor het komende offer van de heilige Christus en dit onschuldige diertje wordt op precies dezelfde dag en exact op dezelfde tijd gedood en gegeten als het tijdstip waarop men Jezus twaalfhonderd jaar later kruisigt, namelijk op de veertiende Nisan (maart/april) tussen het derde en negende uur (9.00 - 15.00 uur) Lees Exodus 12 maar eens. Twaalfhonderd jaar! Hoe groot is Gods voorzienigheid. Het
bloed van dit lammetje smeerden de Israëlieten aan de houten zijposten en aan de bovendorpel van de deur, zoals ook het bloed van Jezus later aan het hout kleefde. De levenssappen van dit onschuldige diertje zorgde ervoor dat de verderver aan de huizen van het Joodse volk voorbij trok; alle eerstgeborene uit de Egyptenaren, zowel uit de mens als uit het vee, werden met de dood geslagen als straf voor hun zonden tegen God en Zijn oogappel. Christus is de Deur naar de Vader, de enige Weg, die leidt naar eeuwig, onvergankelijk en onverderfelijk leven. Het Lam Gods dat zonder zonde was en de zonden van de wereld vrijwillig op zich nam. Als u Zijn kruisoffer, Zijn bloed aanvaardt, gaat de verderver ook aan uw leven voorbij en ontvangt u eeuwig leven. De Hebreeuwse letter voor deur is de ‘daleth’ en dit teken heeft de vorm van twee deurposten en een bovendorpel. Toeval? Ik meen van niet. God laat niets aan het toeval over, daar is Hij te groot, te machtig en te liefdevol voor. En te heilig. Vrees geen mens, maar vrees de levende God, die zowel het lichaam als de ziel kan verderven tot in de hel - Matt 10:28. Hij heeft daar de macht en het recht toe, indien u Zijn Zoon en diens volmaakte offer afwijst, vergis u niet, acht uzelf niet wijzer dan God, het zal u voor eeuwig berouwen.
Het gebed Reeds eerder bracht ik te berde dat ik niet onder de indruk ben van mijn gebedsleven: mijn gebeden zijn kinderlijk van aard en aan de schaarse kant. Bij stichting Zout leerde ik de kracht van het gebed kennen en sedertdien bid ik vele malen per dag. God kent mijn hoogmoed als geen ander en het is frappant dat mijn gebeden klinken als een klok, wanneer ik in mijn eentje op mijn knietjes in het verborgene de HEERE smeek en aanbid. Ik laat me dan als het ware door de Geest bidden, de woorden ontspringen als een honingzoet lofgezang aan mijn lippen en vallen als een regen van klatergoud tot op de bodem van mijn ziel. Het mooiste is dat ik mij deze gebeden kort daarna al niet meer kan herinneren, zodat ik daar niet over kan pochen, want mijn hoogmoed en zucht naar aandacht zijn zo nu en dan van een schrikbarend en bedenkelijk gehalte.
“Bidt, en u zal gegeven worden” - Matt 7 :7. Het gebed van een rechtvaardige vermag veel, zo leert de Bijbel ons. Welnu, ik ben louter en alleen gerechtvaardigd uit mijn geloof in Christus, maar wat heb ik door dit onverdiende recht een ontluikende genade gekregen. Ik lieg er geen woord van als ik zeg dat het merendeel van mijn gebeden is verhoord. Enkele, zeer in het oog springende, gebedsverhoringen wil ik u niet onthouden vanwege de bemoediging, die het kan geven voor uw gebedsleven. Of als bevestiging van de belofte dat God Zijn kinderen in hun smekingen en gebeden altijd, naar Zijn raadsbesluit, beantwoordt, want alleen Hij kent alle omstandigheden uit het verleden, maar ook de toekomstige zaken zijn Hem volledig toevertrouwd, omdat Hij de Alpha en de Omega is, het Begin en het Eind. En voor degene die zich nog niet bekeerd heeft tot Christus: God maakt het onmogelijke mogelijk. Onze Vader laat u niet een roepende in de woestijn,
indien uw noodkreet een oprechte is om verlossing van pijn en schuld. Dat durf ik u te verzekeren, omdat God het in Zijn Woord beloofd en deze belofte in mijn leven bewijst. De volgende voorbeelden zijn totaal uiteenlopend, maar gaan over de essentie, de noodzaak en de zegen van het gebed. Toen ik net tot bekering was gekomen heb ik een gebed gepreveld, waarvan ik de zwaarte behoorlijk onderschatte. In de hunkering naar verlossing van zonden heb ik gesmeekt of God mij al mijn overtredingen wilde laten zien, zodat er niet één overeind zou blijven staan. Dit ongeveinsde verzoek vond vrijwel direct, zo’n dag later, gretig gehoor bij Onze Vader. Zo’n drie maanden achtereen belaagden allerlei herinneringen aan zondige daden mijn hart en ziel en spoelden de beerput van mijn bestaan nagenoeg schoon. Voor deze loutering ben ik de HEERE nog steeds dankbaar, want hierdoor leerde ik mijn arglistig hart op indringende wijze kennen en waste Hij me witter dan sneeuw met het bloed van de HEERE Jezus. Ik voelde mij hierdoor daadwerkelijk als herboren en met name de natuur en zijn pracht nam ik daarna in me op als een peuter, die deze schoonheid voor het eerst van z’n leven waarneemt en van de ene verbazing in de andere valt, vol van bewondering en ontzag voor de scheppingskracht. Ik keek met heel andere ogen de wereld in. Wekenlang heb ik als een blij kind deze schitterende plaatjes van een pril ontkiemende lente, met zijn scala aan kleurrijke, geurige fauna en flora, gulzig ingedronken en ze staan als een gedenksteen in mijn geheugen gegrift. Er is slechts één ‘stukje’ natuur dat ik haat, waar ik me absoluut niet meer in thuis voel en zeker niet graag in wandel. Dat is mijn zondige natuur, daar waar mijn arglistig hart woont en mijn zonde is genesteld als een ongeneeslijk kankergezwel en waaraan ik, Prijs God, ooit mag sterven om Zijn heerlijkheid en onverderfelijkheid voor eeuwig aan te nemen. Hallelujah!
‘Engel des satans’ Mijn hoogmoed zit me soms danig dwars en toen ik las dat Paulus een ‘doorn in het vlees’ had, omdat hij tot in de derde hemel was opgetrokken en God hem nederig wilde houden door middel van een engel des satans, heb ik de HEERE gebeden mij ook te helpen nederig te zijn door te verzoeken om lijfelijke tuchtiging, indien ik mij arrogant zou gedragen. Paulus kreeg harde slagen, naar ik dacht, in het gezicht. Dat ging mij net iets te ver en daarom vroeg ik de almachtige Vader mij stompen in de buik te geven, wanneer ik deze zonde van hoogmoed zou begaan. Drie of vier weken later bezocht ik een kerkdienst in Musselkanaal bij de Bijbelgelovigen alwaar broeder Wim Kremer het Woord bracht. Ik kwam daar met een zuster, die echter deze gemeente en haar volgers geringschatte. Zij nam naast mij plaats, gedroeg zich uiterst irritant en onbeschoft door voortdurend de prediking opvallend te verstoren met onterechte kritiek, die ze mij vervolgens, opzichtig hoofdschuddend en vol misprijzen, in het oor fluisterde. In plaats van kritisch de preek te beluisteren en haar commentaar te toetsen, deed ik net zo lomp en onbehoorlijk mee, hetgeen mij enkele minuten later een opeenvolging van furieuze steken in de buikstreek opleverde, die mij ineen deden krimpen van pijn. Ineens schoot het gebed mij te binnen. Ik bedankte de HEERE, beleed mijn zonde en de pijnscheuten verdwenen net zo plotseling als ze gekomen waren. Als je vloekt, verzoek je God eveneens: Met de GVD woorden vraag je God letterlijk om jou als mens te vervloeken, dus wees erop bedacht wat je uitspreekt.
Hoogmoed komt voor de val Toen ik zo’n drie maanden ‘clean and sober’ was, na ruim dertig jaar verslaving, begaf ik mij naar het Heemskerkse duingebied om aan mijn conditie te werken. Hardlopen is voor mij een prima manier om met mijn hemelse Vader te communiceren en tegelijkertijd de zorgen van de dag van me af te schudden. Mijn hart liep over van verlangen om andere mensen van hun gevangenschap te helpen bevrijden en Claire en ik wilden een stichting oprichten met het doel lotgenoten te brengen tot de HEERE Jezus, de ultieme bron van genezing van verslaving en jeugdtrauma’s, de allergrootste Geneesheer en Verlosser. Opdat ook zij kennis mochten nemen van Zijn helende Geest en vrijmakend Woord. De Bijbel zegt: “De Zoon maakt waarlijk vrij “ en “de Zoon is het vleesgeworden Woord.” En Johannes 1:1 verklaart: “In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God“, waarmee de Christus als Schepper en Zaligmaker wordt erkend. Niemand kan om de grootheid en majesteit van Christus heen.
Ons streven, zonder winstbejag en gefinancierd uit eigen inkomsten, was nobel, maar nogal prematuur en irreëel. Ik zocht naar mooie woorden en de strekking van mijn gebed was ongeveer als volgt: “Heer, als het U welgevallig is, wilt U Claire en mij dan zegenen in ons voornemen andere mensen met identieke problemen te mogen helpen middels stichting “De Belofte” (de naam hadden we al, Claire had deze in stichting de Hoop te Dordrecht bedacht). Verder dan het woordje ‘welgevallig’ kwam ik evenwel niet, sterker nog, op ‘gevallig’ gleed ik snoeihard onderuit, waarbij mijn enkel vervaarlijk kraakte en ik pardoes op mijn gat lag. Vrijwel onmiddellijk na deze hevige pijnscheut begon ik te schaterlachen, omdat ik de hand van God hierin waarnam, die me in mijn hoogmoed ‘ten val bracht’. “Zet eerst maar eens je eigen leven op poten, zo leek Hij me mede te delen, alvorens je anderen gaat helpen.” Ik voegde de daad bij het woord, maar betastte allereerst mijn gekwetste enkel, alvorens ik me oprichtte. “Oké, God, sprak ik vrijmoedig, als dit echt een teken van U is, dan ga ik nu rustig wandelend terug en reken ik erop dat ik morgen niets meer mankeer en gewoon weer kan hardlopen, want ik heb Uw boodschap begrepen.” Hoogmoed komt voor de val. Ik dankte Hem tevreden glimlachend en hinkepotend ging ik naar het parkeerterrein, waar mijn auto stond. Wonder boven wonder kon ik twee dagen later weer normaal trimmen, terwijl in het verleden dergelijke verstuikingen me wekenlang een pijnlijk opgezwollen voet en enkel bezorgden.
God voorziet Op een zeker ogenblik, nadat Claire me had verlaten, verzwolg de eenzaamheid mij en ik had zo’n vierhonderd euro in mijn portemonnee, net twee wijntjes bij een bevriende kennis gedronken en daarmee een valstrik voor mezelf gespannen om eens flink aan de verleiding van drugs ten prooi te vallen. Iedere verslaafde herkent deze ‘trigger’ bij zichzelf: “Ach, een of twee alcoholische versnaperingen nuttigen, dat kan toch geen kwaad?” Of: “Jezus dronk
toch ook wijn?” Op de fiets mompelde ik een schietgebedje, want ik wist dat ik voor de bijl zou gaan. “Heer, kom me te hulp, ik ben van plan coke te gebruiken en ik voel geen enkele kracht of weerstand hiertegen. Ik wil mezelf verdoven.” Mijn krachteloze noodkreet ging mijn ene oor in en mijn andere uit. Ik was ervan overtuigd dat ik geen verzet kon bieden, als ik eenmaal thuis zou komen in mijn kale, lege en troosteloze woning. Toen ik de hoek van de Breedweerlaan indraaide, zag ik een mij bekende, donkerblauwe Opel Saffira naderen en voor mijn huis tot stilstand komen. Vriend en broeder Aad stapte uit en ik vroeg hem wat hij kwam doen, omdat we elkaar een half jaar niet gesproken hadden vanwege een hoog opgelopen meningsverschil en de daaruit voortvloeiende liefdeloosheid. “Ja, zei Aad, ik kreeg net ineens een hele sterke aandrang om naar jou toe te gaan, ik weet ook niet waarom.” Ik wist het wel en vertelde Aad van mijn schietgebedje onderweg en heb die avond fijn met hem over onze Heiland gesproken, de ruzie bijgelegd en geen drugs gebruikt. Wat hebben wij, in Christus, een prachtige God, sneller dan de bliksem en vol van liefde en genade.
“Ik geloof, Heere, kom mijn ongelovigheid te hulp” - Markus 9:24,25. Het volgende voorbeeld is er een van ongeloof. Voor de zoveelste keer had ik mijn schamele inkomen onverstandig besteed, dit keer niet aan drank of drugs, maar door teveel aan anderen te schenken in de vorm van cadeautjes. Leuk, die vrijgevigheid, maar niet erg praktisch, indien je daarmee zelf op zwart zaad komt te zitten. De volgende morgen moest ik naar de tandheelkundige afdeling van de Jellinekkliniek te Amsterdam. Een retourtje Leiden Centraal/Amsterdam-Centraal kostte zo’n zestien euro en ik bezat geen rooie cent meer. Voor het slapen gaan, bad ik de HEERE of Hij in mijn nood wilde voorzien door te zorgen dat er voldoende geld op mijn rekening zou staan om deze treinreis te kunnen maken. De volgende morgen scheurde ik op mijn fiets richting station Leiden-Centraal, was aan de late kant, hechtte geen greintje geloof aan mijn gebed van de vorige avond, maar besloot toch een poging te wagen om een tientje te pinnen, het laagst mogelijke bedrag, zodat ik nog snel een bak koffie kon bestellen. Dat lukte verrassenderwijs en ik sprong juist op tijd in de Intercity richting Amsterdam om mijn afspraak bij de tandarts na te komen. Ik zocht de conducteur in de redelijk drukbezette 2de klas coupé op en deelde hem mede dat ik geen kaartje had, omdat mij het benodigde geld ontbrak. Tegenwoordig krijg je standaard een verhoging van 35 euro op de ritprijs, maar die nam ik voor lief. Later op de dag zag ik tot mijn stomme verbazing dat er, tot op de cent nauwkeurig, geld was gestort op mijn rekening, waardoor ik de treinreis wel had kunnen betalen, maar ja, ik had weer eens geen geloof, helaas. Het laatste voorbeeldje is een gebed van nederige hoogmoed. Met de broeders en zusters van stichting Zout gaan we wekelijks op pad om daklozen en verslaafden van een warme maaltijd te voorzien en deze, door de maatschappij uitgekotste en verachte, medemensen tegelijkertijd het Brood des levens te verkondigen, zogezegd met zachte dwang voor te schotelen, indien de gelegenheid zich voordoet. Veel verslaafden zijn alleen geïnteresseerd in de Zoon van God als er een voordeel te behalen valt, maar dat is voor iedere gelovige evenzo waar, want wij komen niet tot geloof uit eigen kracht, maar door miserabele leefomstandigheden, doodsangsten en andere wanhoop, of overlevering, want de Bijbel leert ons dat “er niemand
verstandig is en er niemand is, die God zoekt” - Rom 3:11. Indien de Vader niet aan ons trekt, komt niemand tot geloof. Maar dat laatste vergeet ik vaak, dagelijks wil mijn boze hart me overtuigen van mijn eigen goedheid en moet ik deze gedachte belijden en kruisigen, figuurlijk gesproken tot bloedens toe, want zo weerbarstig en ongehoorzaam is mijn menselijke geest, mijn zondige natuur. Dit eventjes terzijde. Tijdens een gesprek met een alcoholist, Nico genaamd, een gelovig, maar gebroken man van middelbare leeftijd stelde ik voor om samen te bidden, maar daar voelde hij helemaal niets voor. “Nee, bid jij maar voor mij“ sprak hij schuchter. Nadat ik dit had gedaan, bekroop mij een misselijkmakend gevoel van hoogmoed, doordat Nico mij een pluim gaf voor mijn wekelijks verschijnen aldaar en de fijne gesprekken met hem. Van binnen glunderde ik, maar zei quasi bedeesd en plichtmatig: “Ach, man, ik stel helemaal niks voor, Prijs de Heer.” Resoluter dan dat ik hem ooit had horen spreken, antwoordde Nico op een rustige toon: “Je stelt inderdaad helemaal niks voor.“ “Want zo iemand meent iets te zijn, daar hij niets is, die bedriege zichzelven in zijn gemoed” - Gal 6:3. De HEERE sprak vermanend door Nico heen en ik dankte Hem in stilte vanwege de terechte reprimande. God kan door een ieder tot je spreken. Door ezels (Numeri 22 t/m 24) en tot koppige ezels zoals deze Heemskerker ( Heemskerkers hebben, van oudsher, de dorpse bijnaam ‘ezel‘, vandaar ).
Een groot geloof O, ja, een prachtig gebed van groot geloof schiet mij ineens te binnen. Bij stichting Zout, waar we elke ochtend met muzikale aanbidding en gebed hartstochtelijk de HEERE zoeken, klonk uit de mond van broeder Dirk de Vreugd de volgende lofzang aan onze geweldige God. “Ja, Vader, zo sprak Dirk, in uw Woord staat geschreven dat Jona drie dagen in de buik van een walvis vertoefde, maar als het andersom had geweest, had ik het ook geloofd, omdat U het zegt, want Uw woorden spreken de waarheid en bij U is niets onmogelijk.” Deze aanbiddingmomenten bij stichting Zout zijn van onschatbare waarde geweest voor de vorming en groei van mijn geloof, evenals de samenkomsten in de kapel aan de Mientlaan en de opwekkingsfestijnen op donderdagavond onder het genot van een versgebakken ‘vissie en een gekoeld frissie’ aan de Haven. Hemelse ogenblikken op deze helse aarde. Ik dank God voor mijn vurige broeders en zusters bij deze stichting. Vera Rovers, bedankt voor de ontluisterende manier waarop jij mij de kracht van het gebed mededeelde, toen ik helemaal instortte, nadat ik door Gods Geest mocht ontdekken naar welke antichristelijke klerezooi ik mijn hele leven had geluisterd. Popmuziek. De muzikale verleider en verstrooier in dienst van de satan, een wereldse afgod met adorabele ruige of sexy dienstknechten, die vrije seks, menselijke adoratie ( liefdesliedjes ), drugs, drank en goddeloze vrijheid propagandeert onder het mom: “Je leeft maar één keer, dus doe waar je zin in hebt, denk vooral aan jezelf.” Popsterren heten deze aanlokkelijk zingende en swingende dienaars en dienaressen van de duisternis. Ik was diep onder de indruk van de manipulatieve werking van de machten en krachten achter deze verderfelijke stroming, die miljoenen tieners verleidt tot een zondige, destructieve levenshouding. Jonge kinderen plegen zelfmoord of verkrachten en doden anderen, doordat ze zich laten hersenspoelen door de ziekmakende gedachten, die in een aantrekkelijke rijmvorm en door middel van een dwingende ‘melodie’ aanhoudend en
inhoudelijk aan het beïnvloedbare verstand van deze jeugdige luisteraars peuteren. Het is werkelijk verschrikkelijk wat je te horen krijgt. Ik huilde van ellende, toen ik besefte waar ik mijn geest jarenlang mee had bevuild. Een overweldigende angst maakte zich van mij meester. “Maak deze gedachte tot krijgsgevangene en breng deze onder de autoriteit van Christus, je kunt de hele dag bidden” adviseerde Vera mij. Op dat ogenblik begreep ik daar geen ene sikkepit van en verklaarde haar stilletjes voor gek, maar ik deed het toch maar en het hielp ook nog. Popmuziek draai ik vanaf die tijd (ik was net drie maanden tot bekering gekomen) niet meer, ik heb voor honderden euro’s aan die misleidende troep met veel plezier weggesodemieterd.
Hoofdstuk 19 : Moordlust en drankzucht, hoopvolle en hopeloze hulpverlening Na een wanhopig smeekbede in de militaire kapel aan de Mientlijn te Katwijk om hereniging met mijn vrouw, kwam Claire een dag later weer in mijn leven. Ze nam contact met mij op, beleed haar zonden van hoererij zonder veel sporen van berouw en via stichting Zout kwamen we samen in een huis in Tweede Exloërmond, een gehucht, waarvan ik nooit eerder had gehoord. De hereniging had een kortstondig karakter: twee weken later kon ik zwaar aangeslagen mijn koffers pakken na een aanvaring met Claire en de begeleiders, waarbij ik mezelf geheel verloor en een moordlust in me voelde opwellen, die wekenlang aanhield, weliswaar met vlagen, maar niet minder angstaanjagend voor de inwoners van dit huis. Op oneerlijke en onrechtvaardige gronden werd mij op een zondagavond de wacht aangezegd en in mijn woede bedreigde ik het voltallige gezin en de medecliënten met geweld, indien iemand zich genoodzaakt voelde nog wat olie op het vuur te gooien. Ik was in alle staten en bereidwillig iedereen, die me in de weg stond, met mijn vuisten te slopen. Uiteindelijk koos ik voor de weg van de minste weerstand en vertrok een dag later in een totale reddeloze, geestelijke gebrokenheid naar mijn wedergeboortedorp, Katwijk. Godzijdank zat ik ruim tweehonderd kilometer van deze mensen af, want anders had dit finaal fout afgelopen, temeer daar Claire enkele dagen later met een bevriende broeder, een mede cliënt, een relatie aanging en van plan was met hem te trouwen. Ik was razend, nee, des duivels. Had ik haar daarom teruggenomen en vergeven om weer als een hond aan de kant te worden geschopt? Toch lag opnieuw mijn eigen gedrag ten grondslag aan de ontstane escalatie. Claire wilde pertinent geen geslachtsgemeenschap met mij hebben, omdat ze zich rein wilde houden voor het huwelijk, want wij waren immers gescheiden. Haar Bijbelse moraal veegde ik uit eigen belang van tafel, want ik eigende mij het recht toe tegen dit goddelijke gebod te zondigen uit kwaadheid en jaloezie over de minnaars met wie zij, eveneens ongetrouwd, het bed had gedeeld. “Lazer op met je hypocriete christelijkheid” dacht ik bij mezelf, terwijl ik wist dat ze uit oprechte motieven zich rein wilde houden, juist vanwege het schuldgevoel over haar hoererij van daarvoor, zowel naar mij als naar de HEERE. En hoewel ik me helemaal niet
prettig voelde, toen ik tegen dit gebod zondigde, bleef ik het niettemin doen. Maar ik zondigde tegen God en maakte in principe van mijn vrouw een hoer, omdat de mannelijke cliënten, waaronder de broeder met wie zij later een relatie aanging, op de hoogte waren van dit feit, doordat ik er met hen over sprak en soms niet zonder enige bravoure. Ik verviel na deze intense commotie in regelmatig alcoholgebruik en dientengevolge besloten Danny en Peter dat ik een klinische opname nodig had ter bescherming van mezelf en mijn omgeving. Ik stemde hiermee in en kwam in Wemeldinge terecht in stichting “In de Vrijheid”, waar ik circa vier maanden verbleef. Dit is een onvergetelijke ervaring voor mij geweest, een plek waaraan ik nu, een jaar later, vrij regelmatig met veel liefde aan terugdenk vanwege de geweldige zorg en aandacht, die mij daar ten deel viel. Remco Jorritsma en zijn vrouw Evelina, twee voormalige verslaafden, runnen deze stichting ruim 20 jaar met een benijdenswaardige bezieling. De liefde voor de HEERE en de aanwezigheid van Zijn Geest zijn daar voor mij voortdurend zichtbaar en voelbaar geweest en ik prijs God voor deze geweldige instelling en haar bijzondere medewerkers, maar ook voor de fijne broederschap, die ik daar had met vele lotgenoten. Het is voor mij als ex-verslaafde en christen, een stichting die ik een ieder vrij- en blijmoedig zal aan bevelen, omdat ik geheel achter de werkwijze van “In de Vrijheid” sta, vooral omdat er geen vermenging van vrouwelijke en mannelijke cliënten is. De Vrijheid richt zich uitsluitend op de verslaafde man. Daarbij benadruk ik met klem dat een instelling met een christelijke grondslag m.i. de enige weg is tot werkelijk herstel, omdat Christus de Weg, de Waarheid en het Leven is en daarmee de enige, Die daadwerkelijk kan genezen.
Christus boven alles Je kunt trouwens ook heel goed zonder professionele hulpverlening vrij komen van een verslaving door je eenvoudigweg, en vol vuur, op Christus en Zijn Woord te richten en je bij te laten staan door bijvoorbeeld zorgzame broeders en zusters of pastorale medewerkers van een christelijke gemeente, want tot dergelijke hulp in nood zou elke kerk bereid moeten zijn. In de praktijk gebeurt dit weliswaar, maar op relatief kleine schaal, jammer genoeg. Ik ben er heilig van overtuigd dat alleen de HEERE Jezus je werkelijk vrij kan maken, geen psychiater, geen psycholoog overtreft Zijn macht, autoriteit, kracht en wijsheid. In de verste verten niet. Ik heb zelf jarenlang verscheidene soorten medicatie geslikt zoals kalmeringsmiddelen, varianten van antidepressiva, angstremmers en slaapmiddelen. Nooit heeft het mij van mijn kwalen afgeholpen, integendeel, het euvel verslechterde meestal. Aanvankelijk onderdrukken deze ’geneesmiddelen’ de klachten, net als drank- en drugs dat in het begin doen. De kans op geestelijke en lichamelijke afhankelijkheid is echter schrikbarend groot, waardoor het leed niet meer is te overzien en het geneesmiddel (de drank, de drugs of het medicijn) uiteindelijk het hoofdprobleem vormt, omdat je eenvoudigweg verslaafd bent geraakt. Tevens is mij opgevallen dat al deze door medici aan de lopende band voorgeschreven en gehanteerde middelen, na verloop van tijd, of soms al zeer spoedig, als neveneffect de te bestrijden kwaal nota bene oproepen. Het staat onomwonden omschreven in de bijsluiters van dergelijke lapmiddelen. Slaappillen: Bij langdurig gebruik kan slapeloosheid ontstaan. Antidepressiva: Bij langdurig gebruik kan suïcidaliteit optreden.
De meeste mensen komen niet of nauwelijks van deze medicatie af en krijgen steeds hogere doseringen voorgeschreven. Crisisinterventie, kortstondige opnames en tijdelijke medicatie ter ondersteuning kan ik billijken, maar de psychiatrie puilt uit van zorgwekkende gevallen, die hospitaliseren en nooit genezen. En natuurlijk zijn er schrikbarende gevallen van psychisch-somatische aandoeningen, die een mens geheel doen verwarren of suïcidaal maken. Zo’n mens dient tegen zichzelf in bescherming genomen te worden, maar komt, zonder Christus, eveneens geen stap verder. Ik heb zowel als patiënt en als leerling-verpleegkundige ervaring met deze zorgsector. Persoonlijk moet ik ‘er niets meer van weten’ en beschouw deze instellingen als verschaffers van, door de overheid gelegaliseerde drugs, wat we in de volksmond medicatie noemen. Vrijwel al deze meelijwekkende ‘gevallen’ zijn bezeten door de machten der duisternis of verkeren onder sterke invloed daarvan. Demonen noemt de Bijbel deze geestelijke wezens en trawanten van de satan. Ik heb, tot op de dag van vandaag, nog last van psychische aanvallen en hoor soms onophoudelijk stemmen in mijn hoofd vervuld met haat, wrok en jaloezie. Ze ontstaan vrijwel altijd wanneer liefde zich in mijn leven aandient. De duivel haat liefde en heeft mij al heel jong bevuild met zijn vernietigende denkbeelden. Daarom ervaar ik bij mensen van wie ik hou de meest verschrikkelijke en gewelddadige gedachten, die mij menigmaal tot waanzin drijven en een innerlijke strijd van jewelste opleveren. Zoals ik al eerder vertelde, ging liefde er bij mij niet meer in. Met deze overtuiging sprak ik onbewust een vloek over mijn leven uit, want ik liet hiermee de satan binnen en daarmee God, die de volmaakte liefde is, buiten de deuren van mijn hart. Psychoses, stemmen in het hoofd, fobieën, waanbeelden, ik zat er vol mee. Geen drugs of medicijn hielp. Maar Christus wel en terwijl ik de laatste hand aan deze getuigenis leg, belaagt de tegenstander mij onophoudelijk. Maar Christus zal dit laatste bolwerk van de duivel, de zelfvernietiger in mij, geheel slopen. Hij zal mij genezen van dit, sedert jaar en dag, opgebouwde, verkeerde denken. Het bloed van de HEERE Jezus reinigt ons denken van dode werken en vernieuwt ons gedachtengoed. Daarom roep ik dagelijks het bloed van Christus aan, want er is wonderbare kracht in het bloed van het Lam. En ik genees zienderogen, hoewel niemand deze genezing, noch deze ziekte kan waarnemen dan Christus alleen, want “voor Hem is geen schepsel onzichtbaar, maar alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen Desgenen met wie wij te doen hebben“ - Hebr 4:13. Dit, lieve mensen, is de geestelijke strijd tussen het arglistig hart, de machten der duisternis en de Schepper van het heelal, het Licht van deze wereld, mijn Superheld, mijn onvolprezen God, Jezus, dé Christus, die deze machten op Golgotha glorierijk overwon. En Die hierdoor in mij leeft als overwinnaar. Kwade stemmen in je hoofd zijn het werk en de roepstem van de duivel, die jou aanspoort je boze overleggingen uit het hart te volgen en Christus is het enige medicijn hiertegen, dat daadwerkelijk genezend werkt! Opflikkeren met die langdurige en ziekmakende medicatie, wat geestelijk is, moet je geestelijk bestrijden onder leiding van de onverslaanbare aanvoerder, de Overste Leidsman en Voleinder des geloofs, mijn superieure Generaal, Jezus, dé Christus. Meldt je vandaag nog aan bij deze superieure strijdmacht, je wordt nooit geweigerd of afgekeurd, want mijn God maakt jou geschikt voor Zijn heilsleger door het prachtige offer van Christus, daar hoef je slechts voor te bidden, wat een mooie manier van solliciteren, hè? Ik ben zo’n beetje afgekeurd en afgedankt voor deze maatschappij, maar in genade aangenomen bij mijn Heer, die zei: “Kom in mijn leger, kleine, dwaze jongen en Ik zal je overwinning op overwinning geven en een hemels erfgoed, een Koninklijk Paradijs zal
je eeuwige bezoldiging zijn, Ik neem niets van Mijn woorden, noch van Mijn beloften terug, want Ik ben de Alfa en Omega, de Eerste en de Laatste, de Getrouwe Vredesvorst.” Meestal loop ik achteraan in dit leger, soms in de middenlinie en hoogst zelden in de frontlinie tijdens bijvoorbeeld evangelisatiemomenten bij de Bijbelstand der gelovigen onder de hoede van mijn HEERE en in samenwerking met en onder begeleiding van mijn lieve broeder Jaap Noorlander, wiens roeping en bediening dit is. Het maakt helemaal niets uit, want waar ik ook loop, ik houd altijd zicht op mijn Veldheer, die voor mij, naast mij en om mij heen is, elke dag. Daarom zie ik elke vorm van geestelijke hulpverlening, zonder dat de bron van het Leven, Christus, daaraan verbonden is als een verlengstuk van het werk van de duivel, hoe goed bedoeld het soms ook lijkt of mag zijn. Er bestaat namelijk geen grijs gebied: het is zwart of wit. De HEERE Jezus zegt: “Wie met Mij niet is, die is tegen Mij en wie met Mij niet vergadert, die verstrooit“ - Matt 12:30. Vanzelfsprekend doel ik niet op de fysieke medische hulpverlening, want soms heb je wel degelijk een dokter nodig en volstaat gebed alleen niet. Indien ik mijn been breek of bijvoorbeeld kanker krijg, zou ik de HEERE smekend bidden voor genezing, maar uiteraard tevens een bezoek aan het ziekenhuis afleggen. Dat lijkt mij een raadzaam besluit. Hoewel de genezing ‘an sich’ geheel afhankelijk is van Gods wil en genade, dat is buiten kijf. Geen medicus kan zich met Gods wonderbare kracht meten, in geen velden of wegen. Een gebed kan daarin wonderen doen, laat daar geen twijfel over bestaan, want de Bijbel is een aaneenrijging van wonderen en tekenen verricht door de kracht van de Heilige Geest, zowel door Christus zelf als door Zijn discipelen, tijdens Zijn leven en na Zijn indrukwekkende en onuitwisbare dood. Ook een psycholoog of psychiater kan zeker duidelijkheid bieden in hardnekkige en ondoorzichtige psychische problematiek, mits de Bijbel centraal staat als leidraad van de behandeling. Anders biedt je niets dan een wereldse oplossing, echter geen verlossing. Pappen en nathouden. Een zinloze, tijdrovende en kostbare inspanning, die nergens toe leidt dan een tijdelijke verlichting, in het meest gunstige geval. Verergering van de kwaal of terugkeer ervan is veel voorkomend, ja, zelfs onvermijdelijk, want alle menselijke kommer en kwel vindt zijn oorsprong in de scheiding van God door de desastreuze zondeval!! Daarom adviseert Christus Zijn Woord te gebruiken als handleiding voor ons leven. De enige betrouwbare instructie, want het leven is ontsproten aan Gods Heilige Geest, de inspiratiebron en oorsprong van het menselijk bestaan. De onuitputtelijke fontein van levend water. Neem de proef maar eens op de som. Adam en Eva werden een levende ziel, doordat God hen de adem des levens in de neusgaten blies. Heeft u het weleens benauwd? Zit u neus zo nu en dan dicht? Probeer het maar uit. Doe uw hand op de mond, adem vervolgens door de neus en herhaal dit maar dan geheel andersom. Wedden dat het afsluiten van het reukorgaan meer benauwdheid geeft dan het afsluiten van de orale luchtwegen, die trouwens veel groter zijn. Waarom? Omdat Gods Geest de eerste mens de levensadem via de neus verschafte! Lees Genesis 2 vers 7 maar. Dit Woord van God, de Bijbel klieft als een tweesnijdend zwaard onze zondige natuur en vormt een schild tegen de machten der duisternis, tegen de demonische machten en krachten, die ons voortdurend trachten te teisteren en verdeeldheid proberen te zaaien. De Bijbel zegt: “Alle rede Gods is doorlouterd; Hij is een Schild dengenen die op Hem betrouwen” - Spreuken 30:5. De kennis van het Woord van God is een onmiskenbaar belangrijk hulpmiddel voor de terugkeer, via Christus, naar een intense relatie met de Levende God. Het is werkelijk hemelschrijnend en zorgwekkend dat we in een tijd leven, waarin zo’n grote liefdeloosheid heerst dat we zelfs als
christenen steeds makkelijker naar een betaalde hulpverlener stappen, (vaak geeneens een christelijke, hoe gek moet het worden?) om onze huwelijksproblemen op te lossen, of strubbelingen met onze kinderen te klaren, omdat we als echtgenoten en ouders niet of nauwelijks bereid zijn elkanders lasten te dragen. Of daartoe niet in staat zijn, omdat de dubbele baan, het koophuis en het jachtige leven van deze tijd ons opslokt. “Vervloekt is de man die op een mens vertrouwt, en vlees tot zijn arm stelt wiens hart van de HEERE afwijkt” - Jer 17:5. Bidt en praat met elkaar, dank in de verdrukking, volhardt in de hoop, roep de hulp in van de Allerhoogste Heer en belijdt elkander de zonden. En wees vooral lief voor elkaar, want liefde werkt genezend voor iedere kwaal, met name Gods liefde, die in onze harten is uitgestort door de Heilige Geest, die in ons woont - Rom 5:5.
Echtscheiding Een veel gehoorde kreet bij een huwelijkscrisis in deze moderne tijd is: “Je bent elkaars therapeut niet.“ Maar zijn we elkander niet getrouwd om lief en leed te delen en in voor- en tegenspoed er voor de ander te zijn? “Welnee, zoek je heil maar ergens anders, daar ben ik niet voor in de wieg gelegd” lijkt de ingeslagen koers en houding te zijn, ook in christelijke relaties. Ik heb zelf een aantal van dit soort professionele deskundigen op mijn pad gehad en het heeft voornamelijk negatieve vruchten afgeworpen en tot tweespalt geleid in mijn huwelijk, want oprechte en objectieve huwelijkscounselors zijn schaars, ook onder de christenen. Het is ongelooflijk hoeveel er in christelijk Nederland wordt gescheiden en vooral hoe gemakkelijk men daar, in kerkelijke kringen en in de hulpverlening, mee instemt, nee, sterker nog, een scheiding adviseert. En dan spreek ik tevens over de voortschrijdende vanzelfsprekendheid, waarmee we daarna een andere partner kiezen, terwijl de afzondering, deze scheiding, een tijdelijke dient te zijn, een intermezzo om de pijnlijke wonden door God te laten helen, opdat je later elkander oprecht kunt vergeven, want “Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet”- Matt 19:6. De keuze van een nieuwe levensgezel of gezellin gaat regelrecht tegen Zijn Woord in, want God haat de echtscheiding (Mal 2:16) en wenst verzoening, dat symboliseert het diepste wezen van Christus, die kwam om het verlorene terug te brengen tot God, om ons met de Vader te verzoenen. God is een Verzoener, getuige de komst van Jezus op aarde. De apostel Paulus geeft in 1 Korinthe 7 vers 11 het goddelijk beeld van verzoening in het huwelijk duidelijk weer: “En indien zij ook scheidt, dat zij ongetrouwd blijve, of met de man verzoene; en de man de vrouw niet verlate.” Dit gebod geldt uiteraard ook voor de man. Treurige ontwikkelingen, die verregaande gevolgen kunnen hebben voor huwelijken en levens van mensen, want het zijn de kinderen die de tol betalen. Maar we blijven liever ziende blind dan ons te richten naar Gods Woord. Gelukkig is God er ook nog en die zal dit soort laakbare praktijken niet overeind laten staan. Bij niemand van ons. De kastijding op al deze moedwillige of onbewuste ongehoorzaamheid en zonden volgt vanzelf, daar kan ik over meepraten, want ik ben hierin eveneens gestruikeld, daarom zit ik er niet mee om hierin vrijmoedig te vermanen, want ik laat mij aan de hand van Gods Woord eveneens ‘gaarne’ corrigeren, zowel door God als door mijn broeders en zusters, hoewel ik flink tegensputter zo nu en dan, want ik ben een bokkig schaapje.
Hoofdstuk 20 : Mijn oogappeltjes, Kiara en Djermo De uithuisplaatsing van Kiara en Djermo vreet veelvuldig aan me, veelal in het achterhoofd, maar menigmaal pijnigt mijn schuldgevoel en het gemis van mijn kinderen me tot tranen toe. Ik vind het verschrikkelijk dat, met name mijn dochtertje, nog steeds lijdt onder de uithuisplaatsing. Haar wens om met haar ouders verenigd te zijn, duurt onverminderd voort. Kiara heeft anderhalf jaar lang gehuild bij het afscheid na de maandelijkse bezoeken en ik heb moeite om mezelf te vergeven over wat ik haar en Djermo heb aangedaan. Mijn hart verschrompelt bij de beelden en gedachten over de verschrikkingen die deze twee kleintjes in hun jonge leventje zijn overkomen door mijn toedoen. Ze ondervinden momenteel beiden problemen in hun prille bestaan, die ik ze graag had willen besparen. Vooral Kiara heeft last van diepe gevoelens van afwijzing en moeite met conflicten, hoe klein deze soms ook zijn. Djermo heeft last van driftbuien en overdreven clownesk gedrag, waardoor hij soms moeilijk te hanteren is. Ik heb geen enkel excuus aan te voeren dan de diepe spijt die ik voel over deze enorme deuk in hun leven door de scheiding van hun ouders, want ieder kind wil bij zijn eigen vader of moeder zijn. Maar ook hierin komt God mij tegemoet. Vrijwel dagelijks bid ik voor mijn kinderen en smeek vooral dat ze de HEERE Jezus leren kennen, het ware geluk in het menselijk bestaan, want een prettig en luxe leventje is niets waard, indien je de HEERE Jezus niet erkend als je Verlosser en Zaligmaker en God niet als je Vader. Je staat dan met lege handen en de hel is je zekere toekomst en dat wens ik werkelijk niemand toe, toch zeker niet mijn eigen kindertjes. Ik bemerkte trouwens tijdens een van deze visites aan mijn kleine schatjes de pijn die God zelf ervaart over de mens, die Hem niet als Vader erkent. Ik vroeg mij al een tijdje af wat dat nu eigenlijk uitmaakte. In feite dacht ik: “Wat zeurt God nou, wat maakt het uit of ik Hem Vader noem?” Nou, dat liet God mij indringend zien en ik ga het u vertellen. Mijn zoontje Djermo was zeven maanden oud toen hij bij ons werd weggehaald en dientengevolge wist hij na verloop van circa een maand of drie niet meer dat ik zijn vader was. In tegenstelling tot mijn dochtertje noemde hij mij dus ook niet zo. Nooit zei hij ‘papa’ tegen mij. Het deed ontzettend veel pijn dat dit kleine knulletje mij, onbedoeld en buiten zijn schuld om, niet als zijn vader zag, die ik niettemin wel ben. En zo is het ook voor God, uw hemelse Vader, een uiterst kwellende kwestie, indien zijn volwassen kinderen, die bovendien in staat zijn Hem te erkennen als Vader, halsstarrig Zijn vaderschap blijven ontkennen. Dat is een grove belediging waar je als volwassen kind volledig rekenschap van mag afleggen na je dood en dat is geen pretje, dat kan ik u met zekerheid vertellen. U bent namelijk niet onwetend en onschuldig zoals mijn kleine kereltje was en toch zeker niet als u deze getuigenis leest, hoewel God mij absoluut niet nodig heeft om van Zijn majesteit te getuigen, want Romeinen 1 vers 20 zegt: “Zijn onzienlijke dingen worden van de schepping der wereld aan uit de schepselen verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn”. In gewoon Nederlands betekent het dat ieder mens vanaf het begin van de schepping heeft kunnen zien dat God de grondlegger is van alles en niemand een gedegen excuus heeft om dit te ontkennen, gezien de schoonheid en perfectie van de natuur. Persoonlijk zou ik het er niet op wagen om de confrontatie met uw Schepper een dag langer uit te stellen, want de wederkomst van Christus zal spoedig zijn, vergis u niet, de tekenen des tijds zijn onweerlegbaar duidelijk: De HEERE Jezus maakt zich klaar om Zijn bruid, de gelovigen in Hem, van deze aarde weg te halen, zodat de mensheid nog één keer
opschrikt over Zijn grootheid en Hij komt daarna met de ban, die de Bijbel de Dag des Oordeels pleegt te noemen om tenslotte Zijn Koninkrijk van duizend jaar te vestigen op deze aarde (Het Duizendjarig Vrederijk – Openbaring 20 vers 1,2 3. Wees gewaarschuwd! De tijd van verdrukking is aanstaande, God komt met de roede, de rampen en plagen, die in Openbaring staan vermeld. Dit is de toorn van God, die over de goddeloze aarde en haar bewoners wordt uitgegoten. In die tijd zal de aarde tot een helse plek worden onder de plagen, die God over de ongelovigen uitstort. Deze tijd noemt men in de Bijbel, “de grote verdrukking” (Matt 24) en is tevens bedoeld om de afval te doen plaatsvinden onder de gelovigen. God toetst de christenen op hun waarachtigheid, op de volharding van het geloof in Zijn Zoon en het rotsvaste vertrouwen in de absolute waarheid van Zijn Woord. Velen, die thans beweren christen te zijn, zullen zich van Hem afkeren. Ik bid God om staande te blijven in Zijn kracht en liefde, wanneer deze periode aanbreekt. God zal de getrouwe christenen “bewaren uit de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal” - Openbaring 3:10. Er zijn ook theologen, die ervan overtuigd zijn dat Christus de gemeente, d.w.z. de gelovigen in Christus, vóór die tijd van grote verdrukking de hemelse gewesten intrekt, zodat hen dit lot bespaard blijft. Persoonlijk ben ik er nog niet uit welke visie de juiste is, maar ik houd liever rekening met beproevingen dan dat deze mij plotseling overvallen als een dief in de nacht. Verdrukking heeft mij trouwens altijd dichter bij God gebracht, zowel voor als na mijn bekering. De Bijbel overtuigt mij eerder van een opname na de verdrukking dan daarvoor, maar eigenlijk doet dit alles niets ter zake, want een christen maakt zich dagelijks op voor de verwachte wederkomst van de Messias, wanneer deze terugkeer ook plaats zal vinden. De tekenen die in de Bijbel staan over deze episode, zijn verbijsterend nauwkeurig terug te vinden in de huidige tijd. In Daniel, een Bijbelboek, dat circa 600 jaar voor Christus is geschreven, verwijst deze profeet van God naar de eindtijdtekenen, die zowel op politiek en religieus niveau, op dit ogenblik gaande zijn en die indirect duiden op de duistere praktijken van sommige stromingen in het christelijk geloof en de groeiende macht van de islam. Ze laten zich, deels uit onwetendheid, maar voornamelijk uit eigen belang gemakkelijk verwarren en misleiden door de satan en zijn trawanten (de onzichtbare machten achter de schermen) in het strijden voor de éénwording van Europa en de vorming van een Nieuwe Wereld Orde en dito religie. Geen van al deze, desastreuze, ontwikkelingen zal de wederkomst van Christus verhinderen of vertragen. The Lord Almighty is coming and nobody can stop Our Majesty, Christ Jesus. Een website, die het bestuderen meer dan waard is, raad ik u hierbij graag aan: www.zijnditeindtijdtekenswen.punt.nl Gelooft het Evangelie en bekeert u voor het te laat is, want de tijd is nabij. God wil u niet verloren laten gaan, want Hij is een liefdevol en genadig God, indien u Hem Zijn rechtmatige plek in uw leven vergunt, want “dit is het eeuwig leven, zo spreekt de HEERE Jezus in het hogepriesterlijk gebed, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt“ - Joh 17:3. Zijn overvloedige genade aan mij kwam tijdens een bezoekje aan Kiara en Djermo weer eens hartstochtelijk naar voren: in de angst dat mijn kleintjes, door mijn toedoen, verstoten zouden blijven van de liefde en kennis van de HEERE Jezus had ik een kindervideo meegenomen over het leven van Christus hier op aarde. Kiara was toen vijf jaar oud en Djermo derhalve een peuter van drie. De geschiedenis van de wonderbaarlijke visvangst ontvouwde zich nog maar net of mijn lieve Kiara sprak enthousiast: “He, papa, dit
verhaal ken ik al, het is de wonderbare visvangst.” Hier was ik niet op voorbereid en ik stelde een hele vreemde vraag, die mij door God werd ingegeven, want ik vroeg niet: “Heb je deze film dan al gezien?” Nee, ik stelde onbewust de hamvraag, die mijn grote bezorgdheid onverbloemd onthulde. Zonder na te denken flapte ik eruit: “Maar ken jij de HEERE Jezus dan, weet je dan wie dat is?” “Ja, papa, antwoordde ze stellig, Jezus is de Zoon van God en Jozef is niet zijn echte vader, maar God.” Vlees en bloed hebben haar dit niet geopenbaard, maar mijn Vader, Die in de hemel is, wat een ontwapende geruststelling. Ik complimenteerde Kiara voor deze getuigenis en de lieve, kleine Djermo liet eveneens van zich spreken. “Papa, ik zeg ook altijd Jezus en hij keek me apetrots en blij aan. Vervolgens riep hij spontaan en luidruchtig: Jezus Mina!” “Maar dat mag je niet zeggen”, verbeterde ik hem abrupt. Later heb ik met hem gebeden en uitgelegd (hij is nogal een driftkikkertje, slaat en scheldt regelmatig, van wie hij dat heeft, is mij een compleet raadsel) dat Jezus je vergeeft wanneer je iets stouts hebt gedaan en zegt dat je daar echt spijt van hebt. En dat je kunt vragen of Jezus je wil helpen om geen stoute dingen te doen. Ik sprak een gebedje en Djermo herhaalde braaf mijn woorden en de gezamenlijk ‘smeekbede’ eindigde als volgt: “Lieve HEERE Jezus, wilt u mij vergeven?” Nadat hij deze wens vanuit zijn hartje had uitgesproken, vertelde ik het goddelijk antwoord: “En weet je wat Jezus dan tegen je zegt, Djermo?” Hij zei niks en keek me met grote ogen vragend aan, dus maakte ik mijn zin af: “Djermo, ik vergeef je, want ik hou van je.” “Mooi, hè, papa” reageerde mijn kleine hummel vol ontzag. Een poosje daarna ontmoette ik mijn kindertjes in Hilversum, alwaar ik ze slechts twee keer per jaar inmiddels anderhalf uur mag bezoeken. Mijn geloof wankelt nog weleens en dan ben ik doodsbang dat mijn lieve Kiara en Djermo niet voor God zullen kiezen of eigenlijk niet willen of kunnen geloven dat God van hen houdt, want dat is bij mij “the main problem”, de twijfel over Gods Liefde voor mij. Maar kinderen kunnen heel ontwapenend zijn en doen het kleine geloof van de ouderen soms beschamen. Ik nam Djermo apart tijdens het spelen en fluisterde een paar keer paniekerig in zijn oor: “Djermo, Djermo, weet je dat Jezus heel veel van je houdt.” “Ja, natuurlijk, papa, zei hij nuchter en kalm, Hij heeft ons toch zelf gemaakt!” Ik stond perplex over deze doeltreffende opmerking, die de liefde van God en Christus in één zin verklaarde. Christus is de schepper van hemel en aarde en al wat daar op leeft en Hij houdt van u, omdat Jezus zelf u heeft geschapen. Deze knipoogjes van de Vader zijn onontbeerlijk voor mij en komen mijn ongeloof en gebrek aan vertrouwen in God te hulp, want God is getrouw, liefdevol en genadig voor Zijn kinderen. En daar ben ik er één van. God zij dank! Uitdrukkelijk wil ik vermelden dat de liefde van God voor Zijn schepping kinderlijk eenvoudig is te begrijpen, maar dat de oplossing voor het probleem van de zonden elk menselijk verstand te boven gaat, want Christus stierf voor ons, die Hem haatten. Laat ik dit eens uitgebreider schetsen: Stel dat uw God bent. U heeft een zoontje van wie u zielsveel houdt en dit kereltje is bereid al de liefde en rijkdom, die hij kent te verlaten om de mensheid te redden. Een mooi en nobel streven, ware het niet dat deze mensen uw zoon, die geen verkeerde daad heeft verricht, jarenlang mensen van de meest vreselijke ziekten en aandoeningen genas en zelfs doden uit het graf liet opstaan door diezelfde mensen, als weldoener, eerst zwaar wordt gemarteld, om vervolgens een beestachtige dood te sterven. Bespuugd, gehoond en veracht als een worm. Onschuldig als een pasgeboren lammetje en gestraft als de zwaarste misdadiger. Nochtans sprak deze lieve zoon geen onvertogen woord
en vergaf zijn moordenaars voor hij de kruisdood stierf. Niemand van ons zou dit kunnen opbrengen, niet als zoon en niet als vader. Ik zelf zou die laaghartige hufters stuk voor stuk de hersens ingeslagen hebben als ze op die wijze met mijn lieveling zouden zijn om gesprongen en de meesten van u, denk ik, zouden niet anders gehandeld hebben. En dit Heeft God in Christus, Zijn veelgeliefde Zoon, voor ons, laaghartige moordenaars en Gods haters, gedaan op Golgotha. Ja, daar wordt je eventjes stil van, hè ?
Hoofdstuk 21 : Nuna; de valkuil en de Redder Na mijn tussentijdse opname "In de Vrijheid" keer ik op mijn schreden terug naar stichting Zout in Katwijk. Langzaam begint er een verwijdering te ontstaan, door voornamelijk twee oorzaken: ik kan me niet losmaken van Claire en daarnaast zijn de verschillen in opvattingen omtrent het Woord van God, en de toepassing ervan, te uiteenlopend om langer deel uit te maken van het geheel. Er ontstaat frictie en dan is het beter op te stappen omwille van de liefde en de goede vrede. In de tijd dat ik nog bij Zout bivakkeer, laat de HEERE mij ontzettend veel zien van mijn eigen gedrag en vooral van de negatieve kanten hierin. Bij conflicten speelt mijn driftige aard, zoals ik eerder memoreerde, veelvuldig op en ga ik voor niemand opzij, als het vuurtje eenmaal aangestoken is. Ik buig of barst in zo’n geval, in eerste instantie niet, en moet me ontzettend beheersen om niemand te lijf te gaan. Meestal is deze reactie gefundeerd op zichtbaar onrecht en het teveel wegcijferen van mezelf, waarbij ik mijn eigen grenzen overschrijdt, omdat ik meer op me neem dan ik aankan. Ook spring ik in de bres voor anderen, omdat ik een groot gevoel van rechtvaardigheid in me draag, maar daar over het algemeen te heftig uiting aangeef vanuit oprechte verontwaardiging enerzijds, doch deels tevens om mijn opgekropte woede en cynisme, die ik al jaren als een ongeneeslijk kankergezwel met mij meedraag, ‘gerechtvaardigd’ te uiten. Een vervelende eigenschap, die diep geworteld is. Een aanvaring is hierdoor onvermijdelijk en de weerbarstige krijger in mij ontpopt zich, met alle gevolgen van dien. Maar God is mij ontstellend genadig, want ik mag mij elke keer in smekingen om vergeving weer vernederen voor Zijn aangezicht en handhaaf uiteindelijk mijn onbuigzaamheid bij ruzies niet langer en sluit vrede met degene, die deelgenoot was in de strijd, want bekvechten doe je zelden in je eentje. Prijs de HEERE voor deze ommekeer, die het begin vormt van een fundamentele verandering: van ruziezoeker en onruststoker tot vredestichter. Eerlijkheidshalve moet ik vermelden dat het gelijk regelmatig, op grond van het Woord of de omstandigheid in het conflict, aan mijn kant was, maar God laat me zien dat het daar helemaal niet om gaat. Het gaat niet om het gelijk, maar om de liefde, de zachtmoedigheid en de vrede, waarmee je de ander vermaant, niet om je gram te halen, niet om betweterig te beleren, niet om je kennis van het Woord ten toon te spreiden, maar om stichtend in de liefde te zijn - 1 Korinthe 13, de uitnemendheid der liefde. Daarin heb ik ontzettend veel te leren. Danny, bedankt voor de vele aanvaringen, want “ ijzer scherpt men met ijzer, alzo scherpt een man het aangezicht zijns naasten”, brother - Spr:27:17. Jij en ik zijn twee onwrikbare stukken staal af en toe, maar gelukkig verbindt de HEERE ons telkens met zijn onbegrensde barmhartigheid en liefde en smelt Hij ons in dit verzengende
vuur om tot twee zachtaardige, kleine broertjes, die weer vrede sluiten na het zinloze geruzie om het grootste stukje (L)ego. Uiteindelijk is menig dispuut nauwelijks de kool van het sop waard. Toch zat mijn tijd bij Zout erop, it’s time to move on. De tomeloze inzet van de begeleiding, de hartelijkheid en de vurigheid in Christus weken gelukkig niet terug, evenals het enthousiasme bij het uitdelen van kleding en voedsel aan de minderbedeelden. Ik prijs en dank de HEERE voor de ongetemperde geestdrift van mijn broeders en zusters bij stichting Zout en gedenk mijn broeders en zusters uit Katwijk vrij regelmatig in mijn gebeden. Ik heb een geweldige tijd gehad bij Zout. Don’t give up, lads, the Lord is our Guide and Shepherd.
Bezorgdheid De berichten, die mij over Claire ter ore komen, zijn verontrustend en schrikbarend, maar tevens kwetsend voor mij als trotse en jaloerse man. Maar in plaats van walging, afschuw en haat ontvang ik steeds meer liefde, begrip en compassie voor haar onheilzame wandel zonder God en ben ik tot tranen toe bewogen over haar levenslot. Veelvuldig zie ik haar huilende gezicht voor mijn ogen weerspiegeld wanneer ik, in gedachten, besluit haar niet meer terug te nemen als vrouw en zij mij smekend terugblikt in berouw en diepe pijn. Deze beeltenis kwelt mij in hoge mate. En alle begrijpelijke tegenwerpingen ten spijt van broeders en zusters, die mij zien lijden onder deze onheilstijdingen en daarom zeggen dat de duivel me met deze beelden en gedachten voedt, weet ik dat het God is, die aan mijn versteende hart sleutelt om mij een hart van vlees te schenken voor haar in het bijzonder en voor anderen in het algemeen. Ik weet dat ze het, stuk voor stuk, goed bedoelen en vanuit een oprecht hart met mij meeleven, maar ik heb een rotsvast vertrouwen dat God mij en Claire met elkaar zal verenigen, dat staat voor mij als een paal boven water. In deze overtuiging ben ik onverzettelijk, alleen omarm ik de vrucht van vergevingsgezindheid louter gedeeltelijk, want ik word verteerd door wraakgevoelens en haatgedachten, hoewel ik meerdere keren per dag bid om zowel haar als mijn broeder, die ik liefhad, te vergeven voor hun daden. De wrok zit dieper dan ik dacht of wens en doet mij vervolgens weer twijfelen aan de afkomst van de beelden en gedachten over haar, die ik zo innig liefheb. Hierdoor laat ik me meer dan een jaar lang heen en weer slingeren tussen hoopvolle gedachten van vergeving en verzoening én destructieve gevoelens van vergelding en haat. Vandaar dat ik me laat misleiden door mijn dwarse natuur. Ik besluit mijn ogen te richten op een nieuwe vrouw, terwijl ik dit eigenlijk helemaal niet wil of kan, want ik hou alleen van Claire, want zij is de vrouw, die God mij gaf en die het beste bij me past. Zij is voor mij, in haar ware scheppingsaard, de mooiste, leukste en liefste vrouw op aarde. Maar de valkuil glijdt zacht, als een vlijmscherp mes door de boter, in mijn denken, aangewakkerd door broeders en zusters, die mij het beste gunnen, maar daarmee, net als ik, "de dingen verzinnen die der mensen zijn en niet van God." Net zoals Petrus deed in Mattheus 16 vers 22 t/m 24, toen hij de aanstaande en door Christus zelf aangekondigde, voor het heil van de mensheid, noodzakelijke dood wilde verijdelen uit de wens en wil van zijn eigen hart. “Ga weg achter mij, satanas”, zo sprak de HEERE hem bestraffend toe. De apostel was overigens niet bezeten door een demon, maar sprak vanuit zijn vleselijke aard, waarin wij mensen bijna een erfgenaam van de satan lijken, want ons hart is niet in staat iets oprecht goeds voort te brengen. Het is arglistig en tegen de wil van God
gericht. Satanas betekent hier dan ook tegenstander. De wil van God is verzoening en verzoening is een daad van genade van God voor de vergevingsgezinde en berouwvolle mens, wiens vergevingsgezindheid wederom ingeleid wordt door, jawel, de genade van God, want uiteindelijk is alles genade, want “wat hebt gij, dat gij niet hebt ontvangen? En zo gij het ontvangen hebt, wat roemt gij, alsof gij het niet ontvangen hadt” - 1 Kor 4:7. Ik liet mij vooralsnog misleiden door mijn boos, angstig en arglistig hart, voor oprechte vergeving had ik nog te weinig ruimte.
“You’ve got mail!” Een half jaar na onze breuk mailt Claire mij met de volgende woorden: "Prijs de Heer, Hans, ik hou alleen van jou! Ik woon op een schitterende locatie met uitzicht op de duinen en dichtbij strand en zee." Geen woord, zelfs nog geen letter van spijt of berouw. Het bericht raakt mij, maakt me van slag, maar ik ben niet van plan om me langer als een voetveeg te laten behandelen en wijs haar weloverwogen af. Met een zakelijke correcte tekst weersta ik de toenadering. Maar van binnen ontplof ik en denk: "Opgesodemieterd, harteloos mormel, ik hou van je, maar zo goedkoop kom je hier niet mee weg. Lijdt maar flink, voor mijn part sterf je ter plekke, ongevoelige trut, die je bent.” Na dit staaltje fijngevoeligheid van mijn kant, stuif ik woedend de deur uit om stoom af te blazen. Waar haalt dat kreng de euvele moed vandaan? Ik laat me meevoeren naar de avond dat ik haar en die fijne broeder in de kroeg tegen het vege lijf liep in mijn geboortedorp Heemskerk. Op oudejaarsavond 2010. Een korte, maar hevige ontmoeting, die op een handgemeen uitliep. Mijn broeder, die ik als een vriend beschouwde, was zo achterbaks geweest om Claire te melden dat ik ‘vreemd’ was gegaan tijdens onze relatie. Zij geloofde hem en hij reikte haar zijn troostende arm aan, de laaghartige, leugenachtige gluiperd. Dit gebeurde in mijn afwezigheid, nadat ik in Tweede Exloërmond het veld moest ruimen. Ik bood hem, die avond in het café, ter plekke de gelegenheid deze klinkklare leugen in te trekken, want anders zou ik ‘m neerslaan, zo verzekerde ik mijn broeder in de Heere. Belofte maakt schuld. Ik beloonde zijn valse koppigheid met twee korte, goedgeplaatste, deels ingehouden rechtse 'hoeken' op z’n linkerkaak, want hij is niet bepaald een geweldenaar en ondanks deze gemene streek, hield ik van hem en wilde 'm niet zwaar beschadigen, op dat ogenblik. Maar momenteel ben ik zo kwaad dat het me spijt dat ik hem niet half dood heb geslagen, destijds. Wat een etterbak. En dan te bedenken dat meneertje zelf zes jaar op straat heeft gezworven, hopeloos ten gronde ging aan alcoholmisbruik vanwege het feit dat zijn vrouw met zijn beste vriend een relatie aanknoopte en hem de bons gaf. Mijn bloed kookt, mijn hart schreeuwt om wraak. Ik kom in botsing met mijn Schepper, die in mij leeft en krijs het uit van onmacht, woede en verdriet. Waarom overkomt mij dit in deze fase van mijn leven? Ik ben verdorie bekeerd en lijk klap op klap te krijgen, meestentijds van broeders en zusters. Woest ben ik op God en wanneer ik stikverdrietig de kroegen heb afgeschuimd en me laveloos op de vloer van de douchecabine stort en vertroosting zoek in de warmte van het water, kraam ik op een nacht een aantal maal luidkeels huilend uit: "Ik haat U." De volgende dag lig ik trillend als een rietje te wachten op de welverdiende toorn van God, op het doodvonnis dat ik zelf tekende, maar niets van dit alles overkomt mij. De dood, noch het verderf genaken mij. In deze periode heb ik ten diepste
ervaren wat Paulus bedoeld met het roemen in de verdrukkingen - Rom 5: 3 t/m 5. Dit is Gods genade over mijn leven, een geschenk uit de hemel, hoe waanzinnig het ook moge klinken. Kastijding en geestelijke verdrukking zijn liefdevolle ingrepen van God in ons erbarmelijke bestaan, bewerkstelligt, by the way, door onze eigen zonden, "want niemand als hij verzocht wordt, zegge: ik word van God verzocht, want God kan niet verzocht worden met het kwade, en Hij Zelf verzoekt niemand" - Jak 1:13. In diezelfde brief pleit de apostel Jakobus voor een geestelijke acrobatentoer op het gebied van volharding, wanneer hij zelfs schrijft: "Acht het voor grote vreugde, mijne broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen valt, wetende, dat de beproeving uws geloofs lijdzaamheid werkt" - Jak 1:2. Ik kan nu echter alleen maar janken. De vreugde is verre van mij, maar ligt in het verschiet, zo niet altijd in dit leven, maar toch wis en zeker na mijn dood. Ik zoek God wanhopig en steeds meer, want ik kan geen dag, zelfs geen uur buiten Zijn aanwezigheid vertoeven, dat voelt als een marteling, een kwelling, een doods bestaan. Ik schatgraaf naarstig in Zijn Woord, praat dag en nacht met Hem en weet inmiddels dat de “offeranden Gods een verbroken geest, een verbroken en verbrijzeld hart zijn” (Psalm 51:19) en ik ben de ‘blije en dankbare’ eigenaar ervan. “Halleluja, prijs de HEERE“, mompel ik sarcastisch, want het berouw over mijn zonden drukt me menigmaal zwaar neer.
Eenzaamheid Mijn eenzaamheid en begeerte naar vleselijk contact maken mij afhankelijk van het verlangen naar een vrouw en ik begin te bezwijken voor deze geneugten, hoewel ik voornamelijk masturberend fantaseer en mij niet lichamelijk inlaat met een vrouw, zelfs niet als ik een invitatie in de kroeg ontvang om met een ‘oude verovering’ de nacht door te brengen, want met een vrouw vleselijke gemeenschap hebben zonder dat je met haar bent getrouwd, is hoererij volgens de Bijbel, een zeer grote zonde en een gruwel in Gods ogen. Ik sla de seksueel getinte uitnodiging af en zeg dat ik wel met haar mee wil om te praten, want ik zou haar graag over de HEERE Jezus vertellen. Ze kijkt me aan alsof ik een geestverschijning ben en bedankt vriendelijk voor de eer. Ik was in deze Bijbelse waarheid niet altijd even standvastig, want ik ben door de HEERE een aantal keer behoed voor de zonde van hoererij, omdat ik zelf door Zijn genade, dat weet ik zeker, de afgewezen initiator van een dergelijk verzoek werd. Mijn kroegbezoeken zijn doordrenkt met evangelisatiedrang en ik vloei over van Zijn liefde en spreek woorden van de Heilige Geest, maar wat een blamage om zo de HEERE te vertegenwoordigen. Elk gesprek resulteert in een sprankelende getuigenis en de dubbele kater de dag erna. Van de drank en over de wijze waarop ik van het onbevlekte Lam heb getuigd. Hoe haal ik het in mijn hoofd om onder invloed van alcohol Zijn majesteit en heiligheid te roemen? Ik kan echter nergens anders warm voor lopen of over praten, Hij beheerst mijn bestaan, mijn denken, mijn voelen, mijn weten. Het is Christus en Claire. Iedere mogelijke, christelijke huwelijks kandidaat, die ik ontmoet, vergelijk ik met Claire. Niemand voldoet aan mijn geliefde vrouw, in geen enkel opzicht. Zij en ik zijn één: ik ruik, proef, voel en ben haar zelfs af en toe. We zijn een geestelijke en lichamelijke eenheid en het lijkt alsof mijn hart uit het lijf is gerukt. Daarbij is het gemis van mijn kinderen een voortdurend zeurende pijn, die ik alleen maar kan dragen, omdat Christus mij draagt. Zijn liefde en kracht
houden mij op de been, want hoewel de HEERE in mij groeit, kan ik de laatste tijd geen blijdschap ervaren over mijn aardse leven. Het liefst sterf ik vandaag nog om voor eeuwig bij Hem te zijn. Ik haat deze wereld en alles wat ik in mezelf ontdek. Dagelijks wend ik mij tot mijn Heiland, eet gulzig van Zijn Woord, mijn dagelijkse Brood des Levens, en drink uit Zijn hand de stromen van levend water, die Hij mij schenkt door me telkens uit de put te trekken met overweldigende beelden van Zijn grootheid en genade. Zijn liefde overspoelt mij, maar ik zucht naar bevrijding uit dit ellendige lichaam en de martelingen van de satan duren onverminderd voort. Dag in, dag uit. Overdag en ’s nachts. De meest gruwelijke antichristelijke gedachten en beelden gieren door mijn hoofd. Ik vecht, ik worstel, maar stort wekelijks meerdere malen zwaar in en vlucht steeds vaker in de drank. Ben ik wel een christen, mijn gedachten slaan op hol, heeft de duivel mij niet gekocht in plaats van Christus? Ik schaam me dood voor alles wat zich in mijn zieke brein afspeelt en lig regelmatig, in foetushouding, te stuiptrekken van angst en de vrees voor de hel en voor God lijken opnieuw hun intrede te doen in mijn leven. “Help me, O HEERE, ik red het niet meer, ik ga kapot, doe mij niet van U weg, doe Uw Geest niet van mij wijken, wees mij genadig, lieve Jezus en verlos me uit deze ontzaglijke duisternis. Kom mij te hulp, want de strijd is mij te machtig, ik sterf duizend doden, strek Uw hand uit naar mij, want de pijn in mijn ziel drukt me neer, ik stik bijkans in mijn ellende. Hoe lang nog HEERE, ik hou het niet meer uit. Roep mij tot U of verdelg mij, want ik kan werkelijk niet meer.” En keer op keer is Hij mij genadig en trekt mij uit de onmetelijke afgrond en klaar ik zienderogen op door dit Wonder van genade en trouw.
Duivelse verwarring of beproeving? Op een zonovergoten zaterdagmiddag vier ik rustig en tevreden de sabbat op Zouthaven, luierend in de zon en keuvelend met broeder en vriend Kees-Jan Cecchi. Ik vertel hem terloops van de vreemde stem, die een jaar geleden zeven of acht keer overduidelijk de naam Nuna riep en begrijp nog steeds niet wat ik daarmee moet. “Nou, zegt Kees-Jan, dan kijken we toch even op internet wat de betekenis is van Nuna.” We sjokken nieuwsgierig het kantoor binnen, starten een van de computers op en beginnen ons onderzoekje. Nuna is de naam van een auto op zonne-energie en onder andere een merknaam voor baby-artikelen. Daar word ik niet veel wijzer van. Kees-Jan oppert het idee om de naam Noona, net iets anders gespeld, te onderzoeken en de betekenis daarvan doet mij van de weeromstuit bijna van mijn stoel lazeren, want Noona is een Koreaanse term voor een oudere zuster, die je, als man, zeer waardeert. Wonderbaarlijk, deze betekenis, want wat is het geval: sedert een week of vier heb ik een vrouw leren kennen, waarmee ik ontzettend goed kan praten en die mij bij staat met raad betreffende mijn kinderen en mijn verbroken relatie. Zij is een oudere zuster in het geloof, weliswaar tien jaar jonger dan ik, maar langer op weg met de HEERE dan dit dwarse kind van God. Maar het meest bizarre is dat zij van Koreaanse komaf is en ik nooit eerder in mijn leven contact heb gehad met een Koreaanse vrouw en deze uitdrukking uit datzelfde Aziatische land stamt. Deze toevalligheid is te groot om te negeren, ook Kees-Jan en Henk, die inmiddels vanuit Heemskerk is gearriveerd om samen van de sabbat te genieten, zijn deze mening toegedaan. Toch zit het mij niet lekker, want de vrouw in kwestie is gescheiden en heeft twee jonge kindertjes, een dochtertje van zes en een zoontje van vier, net als ik. Uit haar
verhalen kan ik opmaken dat haar ex-man zwaar lijdt onder de scheiding, een initiatief van haar zijde. Ik voel me verrast door het geheel, een tikkeltje nerveus en onrustig, omdat ik niet weet wat ik ermee aan moet. Ik sla later die avond Gods Woord er op na en 1 Korinthe 7 vers 11 spreekt klare taal: “Een gescheiden vrouw dient alleen te blijven of zich met haar man te verzoenen.“ Punt uit, geen toevoeging, geen uitzondering. Basta, daar kan ik het mee doen. Maar ik ben dwars en kwaad op Claire. Ik besluit te bidden naar mijn HEERE, maar ben hierin behoorlijk dwingend en verwacht clementie, hoewel de hele situatie mij tegelijkertijd ernstig tegenstaat. Wat ben ik dan beter dan mijn broeder, die mij een kunstje heeft geflikt met Claire? Deze vrouw is ruim anderhalf jaar gescheiden, maar maakt dat enig verschil in Gods ogen? Verschaft mij dat het recht om een verzoening tussen deze twee echtelieden in de weg te staan? In de Voorstraat aangekomen, vervoeg ik mij onmiddellijk tot mijn eenpersoonskamer om in gebed te gaan. Vluchtig kniel ik neer en vraag de HEERE ongedurig om drie tekenen van bevestiging, indien deze vrouw mijn echtgenote mag worden en refereer daarbij aan mijn grote ongeduld over deze kwestie en mijn dringende nood aan een eega, in alle opzichten waarin een mens zichzelf in geestelijke en vleselijke nood waant of weet, in dit geval. Ik sta vervolgens op, zoek mijn Statenbijbel, maar kan deze nergens vinden en pak de kinderbijbel geschreven door D.A. Cramer-Schaap, die ik ooit in een kringloopwinkel te Uitgeest op de kop had getikt. Eigenlijk kijk ik deze Bijbel voor het eerst goed in, want ik heb er nooit eerder acht op geslagen. Waarom ik er nu in ga lezen, is mij een volslagen raadsel, toch doe ik het. Ik sla de Bijbelse verhalen voor jonge kinderen, ampel geïllustreerd met pueriele, maar fraaie tekeningen open op de eerste pagina, direct na de kaft. Tot mijn verwondering zie ik een donkergroen stickertje, omkaderd met een goudrandje, in de rechterbovenhoek prijken, waarop met gouden letters de naam van de boekhandel staat vermeld: boekhandel Laan, Bruna, Castricum. Ik ken deze boekhandel van de tijd dat ik met Natassja in die plaats woonde en daar regelmatig uitging. Op bladzijde zeven ontvouwt zich het scheppingsverhaal in woord en beeld en op pagina tien ontvang ik het eerste teken van God, want midden op deze bladzijde spreekt de schrijver over rode rozen. Vlak voor Natassja’s dood had ik, in een romantische bui, haar naam laten vereeuwigen op mijn rechterarm, waarboven een donkerrode roos siert (** zie foto 2 op pagina 134 ). Dit valt mij op, terwijl ik onder de douche sta en vormt het tweede Goddelijke teken in mijn vertroebelde ogen. “Heer, bad ik in gedachten verder, indien Roos, zo heet deze geadopteerde vrouw uit Korea namelijk, mijn echtgenote mag worden, laat mij dan deze nacht drie keer dromen dat ik bij haar op visite ga, maar zonder een seksueel getinte bespiegeling. Puur en rein.” Die nacht droom ik drie keer over een bezoek aan de flat van Roos, waar ik zo’n drie weken had geklust om haar uit de spreekwoordelijke brand te helpen. Ik ben ervan overtuigd dat Christus mij heeft gezalfd met deze merkwaardige tekenen, maar vind toch geen rust in deze overtuiging. Ik voel me een verrader naar Claire en naar de man van Roos als ik mij door deze bovennatuurlijke ‘gezichten’ laat inspireren om liefde voor haar op te vatten als potentiële partner. Dominee Ten Hove en Peter Guijt wijzen mij er nadrukkelijk op dat dit een beproeving van de HEERE is en dat de duivel met mij speelt om mijn geloof te testen en mijn trouw aan God en Zijn Woord. Maar, ja, ik haalde het reeds eerder aan, ik ben koppig en kwaad. Ik kies voor de gulden middenweg, speel zogezegd op zeker, en trakteer Roos een aantal maal op een cd’tje vergezeld van licht amoureuze teksten en ik ontvang lieve berichten terug via de telefoon of een zelfgemaakte kaart. Wanneer ik haar vraag of zij in mij
geïnteresseerd is, geeft ze onduidelijke seintjes en berichten, die ja noch nee inhouden. Uiteindelijk wijst ze me af en vertelt me dat ze een vriend heeft. Ik feliciteer haar met de situatie en kies eieren voor mijn geld, dank de HEERE voor de uitredding en prijs Hem voor Zijn Woord van Waarheid. God gaat nooit of te nimmer tegen Zijn Woord in en tekenen geeft Hij niet, denk ik, door middel van ‘tatoeages‘, want dit zijn verboden inkepingen of insnijdingen zoals genoemd in Leviticus 19 vers 28: “Gij zult geen insnijding voor een dode in uw lichaam maken en geen tekens in uw huid laten prikken.” “Een gescheiden vrouw dient alleen te blijven of zich te verzoenen met haar man.” Zal Claire gezegend zijn met deze wijsheid? Uit alles wat ik over haar hoor, spreekt het tegendeel. Maar ik kom niet los van mijn liefde voor Claire, die mijn twee ‘poepies’ en oogappeltjes baarde alsof haar een scheet dwars zat, zo snel en krachtig. “O, HEERE, breng het verlorene terug, want ik voel me hopeloos, ontredderd, geamputeerd en eenzaam, ondanks dat ik gered ben. Of schenk mij een vrouw die U ernstiger zoekt dan ik, dat is mijn grootste wens, een vrouw, die U dag en nacht zoekt, net als ik.” Mijn gebed zal op miraculeuze en spectaculaire wijze worden verhoord en opnieuw bevroedde ik niets van Gods heilzame weg met mij. Ik ben ziende blind en horende doof. En Nuna betekent iets totaal anders en heeft absoluut niets met een vrouwspersoon te maken, maar dat ontdek ik geruime tijd later pas.
Hoofdstuk 22 : Hereniging met Claire Na een abrupt vertrek bij stichting Zout verblijf ik een paar maanden bij vriend en broeder Henk, want gedeelde smart is halve smart en gedeelde vreugde in de HEERE is dubbele vreugde. Henk en ik verkeren in hetzelfde schuitje, een gestrande huwelijksboot. Maar Heemskerk is ‘linke soep’ voor mij, daar liggen mijn jaren van verslaving en ellende en dat drukt op mijn tere zieltje. Het gemis van Claire en mijn kindertjes groeit en ik schiet alle kanten op, behalve de goede. Ik besluit het erop te wagen en mail Claire dat ik nog steeds van haar hou, haar en mijn kinderen verschrikkelijk mis en hoop op een verzoening, want deze situatie is ondragelijk voor mij. Ze reageert op mijn mail zoals verwacht: enthousiast, vol blijdschap, vervolgens wantrouwend en afwijzend, tenslotte zelfs vijandig en aanmatigend. Precies de verwarde vrouw, die ik ken en waarvan ik zielsveel hou. Uiteindelijk spreken we op 8 december af bij haar thuis, allebei bloednerveus en geestelijk flink in de prak. Ik schrik van haar verschijning: ze ziet er hopeloos en zwaar vermagerd uit en even later verteld ze me haar lijdensweg. Ze is totaal losgeslagen na onze breuk, stortte zich van de ene in de andere kortstondige en druggerelateerde relatie om tenslotte geheel in de goot te geraken. Van God los. Ze heeft de bodem van de put gezien en de rekening gekregen voor haar losbandige wandel. Onder invloed is ze misbruikt en uiteindelijk besloot ze met een doodswens in haar hart heroïne te gaan spuiten, hetgeen ze nooit eerder had gedaan. Ze miste mij en haar kinderen verschrikkelijk en kreeg uiteindelijk van een ‘bevriende’ kennis per abuis een te hoge dosis “brown sugar” toegediend, waaraan ze door Gods genade niet bezweek. De eerste twee maanden van ons samenzijn kenmerkten zich door oud gedrag van verwijten en ruziemaken, maar hoe zwaar dit ook was, we zijn niet meer gezwicht voor de drank en de drugs. Telkens weer zochten we de hulp van de HEERE en gilden het uit naar Hem. Peter en Danny toonden zich diep bezorgd over de afloop van deze affaire, boden hulp aan, maar wij vertrouwen niet meer op de mens, maar op Onze Heiland, Jezus Christus. Alles hebben we uitgeschreeuwd, uitgepraat, uitgehuild, maar vooral biddend gesmeekt en God stond ons hierbij nadrukkelijk ter zijde. Ik zag het kleine verwonde meisje achter haar façade van vrijgevochten vrouw van deze wereld, een tot in het diepst van haar ziel gekwetst wezentje, omdat ze altijd maar voor één ding aandacht kreeg van jongs af aan en tenslotte uit frustratie, onmacht en wraak besloot dit destructieve ‘wapen‘, haar prachtige uiterlijk, flink uit te buiten. Meer als vlees voelde ze zich namelijk niet. Maar God pikt dat niet, want Hij heeft de mens geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis (Genesis 1:26) om ter ere van Hem te leven en niet om zichzelf te vernietigen in zondige gedragingen, waarmee de pracht en heiligheid van Zijn schepping op de helling komt te staan. Hij dwingt echter niet en als Claire zich niet had bekeerd, was zij zeker gestorven in haar zonden en ik zeer waarschijnlijk ook in de mijne. Maar God zag mijn en haar hunkerend hart, stuurde mij vervolgens op d’r pad, opdat ik mijn zonden aan haar persoonlijk kon belijden en recht zetten om vervolgens tezamen met Hem ons huwelijk te mogen herstellen. Het is mij namelijk, door Gods genade, overduidelijk dat ik Claire als een hoer heb behandeld, hoewel ik dat in een later stadium poogde te veranderen. Ook ik zag haar voornamelijk als een lustobject, een pronkstuk, mijn vleselijk bezit. Het kwaad was echter al geschied en Claire walgde vooral van mijn perversiteiten en seksuele ongeremdheid, want daarin spande ik de kroon boven alle andere vernederende ervaringen met mannen, die ze had meegemaakt. Ze hield werkelijk van me, maar ontdekte in mij, als
christen, niet veel beters dan wat ze in de wereld waarnam. Ik werd vierentwintig uur per dag gedreven door seksuele obsessie en perversie, bezat een libido waaraan niet te voldoen was en werd woest als ze mij seksueel afwees. Ze was zwaar teleurgesteld in mij, maar gaf tevens toe dat zij eveneens niet naar God wilde luisteren en zich naar Zijn ordinantie absoluut niet wenste te schikken. Ze voerde een dubbele agenda, deels gedreven door mijn wankel en waardeloos priesterschap (God ziet de man als hoofd en priester van het gezin) en tevens door het verkeerde voorbeeld dat zij thuis had waargenomen en meegekregen. Ook bij haar ouders bleek het huwelijk niet heilig, want haar vader ging vreemd met de vrouw van zijn beste vriend en verwekte tijdens de relatie met haar moeder twee kinderen bij andere vrouwen. Bovendien is zij ook verknipt door incest, verkrachting en andere seksuele ellende, alsmede door haar eigen zonden van hoererij.
Claire, de vrouw van mijn leven Gaandeweg zijn we naar de HEERE en daardoor naar elkaar toegegroeid en leiden we nu, na drie maanden hereniging, een op Christus gericht leven. Onze lieve God bracht ons samen op het moment dat zij mij dringend nodig had, want ze was ten einde raad, suïcidaal en tegelijkertijd aan het afkicken van de heroïne, het middel dat ik haar voor het eerst gaf met het oogmerk haar seksueel uit te buiten, zo’n twintig jaar geleden. Ik ben geen haar beter geweest dan al die andere klootzakken die een vrouw slechts als lustobject zien en behandelen en daarvoor ook alles uit de kast en in huis halen om deze obsessie te bevredigen zoals bijvoorbeeld drank en drugs. Alles moest wijken voor mijn seksuele driften, waar ik tegelijkertijd van walgde, knettergek van raakte, maar totaal geen macht over had. Deze wortel van banale onrust vernietigde grotendeels mijn leven en mijn gezin. Maar Christus bood mij de gelegenheid mijn fouten te herstellen, opdat ik zou inzien dat ik vooral tegen Hem gezondigd had zoals David vermeldt in psalm 51 vers 6: “Tegen U, U alleen heb ik gezondigd, en gedaan wat kwaad is in uw ogen, opdat Gij rechtvaardig blijkt in uw uitspraak, zuiver in uw gericht.” Dat is verreweg de belangrijkste les, waarmee een ander krachtig Schriftwoord, voor zowel Claire als mij, in ons bestaan impliciet van toepassing werd, waardoor wij weer blijmoedig naar onze Verlosser terugkeerden om ons in Gods ordinantie te mogen uitstrekken naar de barmhartige en lankmoedige Bevrijder, Jezus Christus. Dit Schriftwoord luidt als volgt: “Want zo zegt de HEERE: dodelijk is uw breuk, ongeneeslijk uw wond, niemand is er, die het voor u opneemt; voor een gezwel zijn er nog geneesmiddelen, voor u is er geen genezing. Al uw minnaars (vrienden) hebben u vergeten, zij vragen naar u niet. Want Ik heb u geslagen zoals een vijand slaat, zoals een meedogenloze tuchtigt, om de grootte van uw ongerechtigheid, omdat uw zonden geweldig zijn. Wat schreeuwt gij om uw breuk, omdat uw pijn dodelijk is? Om de grootte van uw ongerechtigheid, omdat uw zonden geweldig zijn, heb Ik u dit aangedaan.” En vanwege deze verzen ( Jer 30:12 t/m 15) uit het boek Jeremia, dat ik toen nog niet kende, heb ik indertijd gezegd dat het geheel terecht is geweest dat ik alles ben kwijt geraakt dat ik ‘lief’ had. Bedankt, broeder Peter van Breemen voor de oogopener, want die ontbeerde ik gedeeltelijk. Maar Jeremia vervolgt in vers 17 aldus: “Want Ik zal u genezing schenken, u van uw wonden genezen, luidt het woord des Heren.” En dat is precies hetgeen er is geschied. Mijn vrouw is vaak gedrevener in de
HEERE dan dat ik ben en voor een dergelijke echtgenote had ik gebeden. Zij is een geheel nieuwe vrouw, totaal bekeerd van haar oude wandel en zonden. Ze is een liefdevolle, zachtmoedige, verzorgende, hartelijke en goedlachse christen aan het worden, die niet meer met de wereld dweept en samen met mij een afgeschermd leven in de Heer leidt. De bitch (volgens haar eigen zeggen de afkorting van ‘being in total control, honey‘) is veranderd in een hele lieve, kwetsbare meid, een nieuw mens in kinderschoenen, die de wereld vanuit Christus leert te bezien, vervuld met de kennis van wie zij was zonder Gods Geest en Genade. Al haar opgekropte verdriet komt met golfbewegingen uit haar gekwelde ziel en zij is zienderogen aan het opknappen. Eindelijk ben ik ook voor haar de man aan het worden, die zij in mij zag, maar nooit echt ‘uit de verf kwam‘. Ik was in vele opzichten een egoïstische ploert, die nauwelijks oog had voor haar werkelijke behoeften en noden. Ik luisterde wel met mijn oren naar haar, maar niet met mijn hart. In plaats van troost te schenken, kwam ik met een diep psychologische analyse of een ’goddelijk’ oordeel, wanneer zij zich emotioneel blootgaf, want Hansje kende de Waarheid inmiddels en dat zou zij weten ook! Bij zo’n vriend voel je je als onder je vijanden: geobserveerd, bespied, veroordeeld en gevangen. Ik was een botte lulhannes met een messcherpe tong, het kleinste lid van het lichaam dat de meeste schade aanricht ( “Maar de tong kan geen mens temmen, zij is een onbedwingelijk kwaad, vol van dodelijk venijn” - Jak 3:8 ). Allebei hebben we ontdekt dat de psychische wonden vanuit onze prilste levensjaren gaandeweg aan het helen zijn door de waanzinnig grote liefde van onze Heiland. Dit is fysiek ook werkelijk voelbaar: Vroeger trok de wond onmiddellijk open bij elke vorm van afwijzing en dat resulteerde in een opgejaagd gevoel in de onderbuik, een zuigende onrust, een alles verterende pijn, die om verdoving schreeuwde. Nu merken we dat bij dezelfde omstandigheden de buikwand als het ware sluit, het is alsof de wond letterlijk dichttrekt. Daardoor heeft er nauwelijks nog enig verbaal wapengekletter plaats. Of in ieder geval slechts voor korte tijd. Prijs de HEERE voor Zijn helend werk. Ook de achterdocht is langzaam naar de achtergrond aan het verdwijnen. We zijn niet langer gebonden aan elkaar door angstbanden, maar verbonden met elkaar door Gods Geest. Wel moet ik alert blijven om het Woord van God niet te gebruiken om er anderen mee om de oren te slaan of het Bijbelse principe af te willen dwingen, zodat zaken die mij niet bevallen op mijn tijd veranderen. Niets is zo dwingend en genezend als een gebed in stilte, geleid door Gods Geest. Bidden is de beste weg om een ander tot inzicht en verandering te laten komen. En een liefdevolle benadering, want daaraan ontbreekt het mij nog regelmatig, helaas. Zachtmoedigheid is niet een van mijn sterkst ontwikkelde eigenschappen.
Tempel Ons huis is een tempel van gebed, aanbidding, lofprijs en Bijbelstudie en ademt de Geest van Christus uit. Wij leven voor, door en tot Hem, die voor ons stierf en zien reikhalzend uit naar de verlossing uit dit lichaam en de definitieve verzoening met God door het huwelijk met onze bruidegom, Jezus Christus. We leven niet langer in hoererij, want we zijn op 14 maart 2011 burgerlijk getrouwd en laten dit huwelijk op 24 april kerkelijk inzegenen. Claire, die
zwaar lijdt onder het gemis van haar kindertjes, heeft zich als boetedoening voor haar slechte moederschap drie jaar geleden laten steriliseren, tegen mijn advies en wens in. Ze besloot, na lang wikken en wegen, een definitieve, niet terug te draaien sterilisatie uit te laten voeren en maakte dit de opererend arts in een persoonlijk gesprek duidelijk. Op deze beslissing wilde zij absoluut niet terugkomen, terwijl ik wist dat mij een derde kind en tweede zoon door de HEERE geschonken zou worden, althans in die overtuiging geloofde ik en daartoe ontving ik tekenen alsmede een naam, die betekent “door Yeshua verhoogd.” Ook hierin is Gods weg en genade wonderlijk groot, want Claire’s operatie blijkt ‘verkeerd’ te zijn uitgevoerd, het betreft namelijk een tijdelijke en dus herstelbare sterilisatie, zo blijkt achteraf. Maar terwijl deze actie van haar logischerwijs door mij als een anti-christelijke daad werd ingeschat toentertijd, zag ik vele jaren later pas Gods hand in deze ingreep. Na de scheiding en operatie, die tijdsmatig zo’n beetje parallel liepen, is Claire zeer losbandig geweest en zonder deze ingreep was zij vrijwel zeker zwanger geraakt, want veilig ‘vrijen’ deed ze niet. En God wist dat ik haar nooit en te nimmer terug zou nemen, indien zij een kind van een andere man zou dragen. Dat zou voor mij onaanvaardbaar zijn geweest. Ik prijs de HEERE voor dit mirakel! Alleen Hij doorgrondt de harten en Hij Zelf is nederig en zachtmoedig van aard. Wij wachten biddend af op de vervulling van onze kinderwens. Ik weet zeker dat Kiara en Djermo bij ons terug zullen keren. Ze zijn ondergebracht bij geweldige pleegouders, eveneens gelovig in Christus. Ik dank onze God en Vader, door de HEERE Jezus Christus, voor deze liefdevolle verzorgers, Jenny en Aart-Jan Klijn, want het is verschrikkelijk om je kinderen dagelijks te moeten missen, maar een Gods geschenk dat ze zulke fijne en gelovige pleegouders hebben. Toch zullen Kiara en Djermo naar hun rechtmatige ouders terugkeren, dat staat vast en daar bidden we dikwijls voor. De hunkering van de kinderen naar een hereniging met hun biologische ouders zal een niet te stuiten wens zijn, omdat God dit in de harten van de kinderen legt, van nature. De HEERE zal alles, op Zijn tijd, medewerkend ten goede keren en een oplossing bieden, die voor alle partijen aanvaardbaar en werkbaar is, dus ook voor deze lieve pleegouders die met hart en ziel onze kindertjes ruim vier jaar onder hun hoede hebben genomen en altijd een deel van hun leven zullen blijven vormen, want het zou onmenselijk zijn om deze liefdesbanden af te kappen. Zowel naar onze kinderen toe als naar deze voorbeeldige christenen. Maar God zal deze liefdevolle mensen tonen dat “Hij het hart der vaderen terugvoert tot de kinderen en het hart der kinderen tot hun vaderen (vrij vertaald: ouders)“ - Maleachi 4:6. En God heeft mij tot hun vader en Claire tot hun moeder gesteld. Mijn broeder, die met Claire aanpapte, heb ik niet meer geslagen, maar ik heb hem door Gods genade met een broederlijke kus mogen vergeven, een actie die ik mezelf nooit had kunnen inbeelden, gezien mijn driftige karakter. De duivel kon ook mijn liefde voor deze jongen niet breken, want Christus is onze verbindende factor. Deze “amazing en awesome God” liet onmiskenbaar zien wie ik zelf ben geweest, een doortrapte ploert waar geen vrouw veilig voor was. En dan verstomt alle gemurmureer, laster, haat en oordeel, want geen mens is beter dan de ander in aanleg. Alle mensen zijn zondaars (Romeinen 3). Het milieu waarin je opgroeit en de daaraan gekoppelde normen en waarden bepalen veelal de manier waarop mensen met zichzelf en anderen omgaan, uiteraard mede beïnvloedt door de aard van het ’beestje’, maar in Romeinen 3 verklaart God dat wij allen zijn afgeweken en hebben gezondigd en dat niemand goed doet in Zijn ogen. De Romeinenbrief en 1 Korinthe 13, die spreekt over de Goddelijke
liefde, zijn voor mij een baken geweest in de zee van verdriet en woede, waarin ik mij, na de scheiding van mijn vrouw, geworpen voelde. Net als Jona, moet ook ik betalen, wat ik beloofd heb. God houdt mij gelukkig aan mijn woord en Zijn Woord biedt immer troost en verlossing. Mijn belangrijkste les is vooral een ieder lief te leren hebben zoals hij/zij is, want ik sta snel klaar met mijn oordeel en ben van mezelf volstrekt liefdeloos, althans in verhouding tot de liefde die Jezus Christus en God de Vader zijn. Menselijkerwijs kan ik wel liefhebben, maar deze vorm van liefde is onbetrouwbaar en voorwaardelijk, dat is in geen enkel opzicht te vergelijken met de liefde die God voor Zijn schepping heeft, want geen mens is goed dan Een, namelijk God. En die volmaakte Mens en God heet Jezus, De Christus.
Hoofdstuk 23 : De blijdschap in Christus en de dankbaarheid voor het leven Mijn ouders ben ik dankbaar voor hun enorme inzet om wat van dit leven te maken, voor de huiselijke gezelligheid en voor de normen en waarden, die ze mij meegaven. En voor hun liefde, waar ik tijdenlang blind voor was door gebruik van drank, drugs en vanwege de verbittering, waarin ik mijn hart doopte door de langdurige consumptie van deze middelen en het onvermijdelijke zelfbeklag dat daaruit voortvloeit. Drank en drugs maken een mens wrokkig, haatdragend en onverdraagzaam ( “De wijn is een spotter, de sterke drank is woelachtig; al wie daarin dwaalt zal niet wijs zijn” - Spreuken 20:1 ). Ik kon mezelf nauwelijks verdragen, laat staan een ander. Uiteindelijk wordt alles je teveel en verdwijnt alle vreugde als sneeuw voor de zon. Ik kan weer terugblikken op fijne ervaringen uit mijn jeugd, want de drank en drugs hebben mijn zienswijze zwaar vertroebeld en het beeld van mijn jeugd misvormd en vertekend. Regelmatig dwalen mijn gedachten af naar mijn kinderjaren en zie ik gezellige gezinssituaties voor me in huize van Wendel. Ik denk terug aan de tijd dat wij als kinderen stonden te trappelen om s’ochtends rond zes uur naar beneden te mogen. We moesten logischerwijs wachten tot mijn vader op zijn fiets naar de Hoogovens vertrok en zwaaiden hem vrolijk uit. Ik mis mijn vader, vrijwel dagelijks denk ik aan hem en ben dankbaar en blij dat mijn lieve moedertje nog leeft. Regelmatig ontvang ik prettige jeugdherinneringen en denk met liefde terug aan mijn opa en oma, mijn broertjes Pieter, Evert en mijn tweelingzusje Annelies en een aantal vrienden en kennissen. Maar ik bid vooral dat ze de HEERE Jezus daadwerkelijk leren kennen en dat dit gebroken gezin zich laat lijmen door de wonderbaarlijke liefde van Christus. Ik hoop dat we ooit samen zullen zijn als een oprecht hecht gezin, dat we elkaar van harte vergeven en liefdevol omarmen, want bijna niemand heeft meer contact met elkaar. Ons gezin is uit elkaar gevallen, door incest, onvergevingsgezindheid, bitterheid en kwaadsprekerij. Sommige gezinsleden groeten elkaar geeneens meer, en mijn broer en zus komen niet bij hun moeder, alsof ze niet meer bestaat, wat een treurige en schandalige kwestie. Het vijfde gebod van de Tien geboden zegt: “Eert uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat u de HEERE uw God geeft.” - EX 20:12. Mijn moedertje, die bakken ellende en verdriet heeft verdragen door mijn toedoen, omhels ik vrijwel dagelijks in mijn gebeden en ik
bezoek haar regelmatig. Zij is nog steeds een mens, die voor de zwakkere in de samenleving klaarstaat vanuit een oprechte bewogenheid, maar ook zij moet weten dat goede werken ons niet in de hemel brengen, maar uitsluitend de aanvaarding van het kruisoffer en het bloed van de HEERE Jezus Christus en dat ook zij, in d’r menselijke aard, niets oprecht goeds zal kunnen vinden, maar de genade van God nodig heeft, die Jezus Christus is. En niet allerlei occulte en kwalijke zaken als waarzeggerij, helderziendheid, islam en homofilie goedkeurend accepteert als zijnde de vrije wil van de mens, dat wil zeggen als een keus waar niets mis mee is. Nee, seksuele liefde tussen twee leden van hetzelfde geslacht is een gruwel in Gods ogen (“want ook hun vrouwen hebben het natuurlijk gebruik veranderd in het gebruik tegen nature; En evenzo ook de mannen nalatende het natuurlijk gebruik van de vrouw, zijn verhit geworden in hun lust tegen elkander, mannen met mannen schandelijkheid bedrijvende” Romeinen 1:26, 27). Of de Bijbel als Gods feilloze Woord afwijst en dit slechts ziet als een door mensen geïnspireerd boekwerk. Nee, dit alles is zonde in de ogen van God, maar daarom dienen wij deze mensen niet te veroordelen, maar te bidden dat ze tot inkeer, bekering en geloof in Christus komen, want God haat de zonde, maar heeft de zondaar, die zich wil bekeren, van harte lief. Inmiddels kijk ik met hele andere ogen naar mijn jeugdjaren en heb vooral ontzettend veel spijt van de pijn en het verdriet, dat ik mijn ouders en anderen heb bezorgd. Mijn verstand was zwaar verduisterd en de drugs en drank deden het laatste lichtpuntje verdwijnen. Ondanks reeds genoemde en hernieuwde jeugdherinneringen, die mij bij vlagen te binnen schieten en blijheid schenken, moet ik bekennen dat ik alles voor de komst van Christus in mijn bestaan in principe als drek acht - Fil 3:8. Alles vóór de openbaring van Christus in mijn leven is vrijwel niets waard, behalve de geboorte van mijn twee kleintjes, natuurlijk. Dat wil niet zeggen dat ik nooit heb genoten in het verleden, voordat ik door mijn verslavingen geheel het spoor bijster raakte, maar deze memoires zijn vergankelijk en grotendeels verderfelijk. Dat vormt een schril contrast met de eeuwigheid en onverderfelijkheid, die Christus is. In Christus heb ik de liefde gevonden, waarnaar ik mijn hele leven wanhopig op zoek was. Een volkomen liefde, die door geen mens te evenaren is. Ik ben van mening dat ik een stel goede ouders heb gehad, die er werkelijk alles aan hebben gedaan om hun kinderen een fijne en gedegen toekomst te bieden. Daar steek in mijn handen voor in het vuur. Zij hebben zich hier met hart en ziel voor ingezet en cijferden zichzelf veelvuldig weg ten behoeve van hun kroost. Eenvoudige mensen met eenvoudige wensen. Geen poespas of dikdoenerij, maar hard werken en je plicht vervullen zonder al te veel morren. Altijd klaar staan voor de ander, ook al ontbreekt je de zin soms. Ik neem mijn petje af voor ze, want hun levensinstelling was oprecht en zuiver. Hun inzet hartstochtelijk. Met dezelfde hartstocht waarmee ze mij hebben opgevoed, bid ik tegenwoordig voor hun heil en dat van mijn broertjes, mijn zus en hun nazaten. Echter de angst en leegte destijds van een bestaan zonder de liefde en ware kennis van God overschaduwde mijn levensvreugde en ondermijnde de bekwaamheid van hun ouderschap. Zij hebben mij diep gekwetst in hun onwetendheid zoals ik, op mijn beurt, vele anderen nog zwaarder beschadigde vanuit mijn frustraties en zo rolt de mensheid van generatie op generatie van de ene verschrikkelijke zonde naar de andere. De drank en drugs deden hun
katalyserende werking, waardoor ik verbitterd raakte en alleen nog maar mijn gal kon spuwen. Liefde ging er bij mij niet meer in, ik haatte de wereld en mezelf. Het leeuwendeel van mijn herinneringen is daardoor gekoppeld aan een zwaar zondig, leeg en goddeloos leven en daar wil ik niets meer mee te maken hebben. Maar ik dank God regelmatig voor de ouders, die Hij mij schonk en voor de ontelbare goede dingen, die mijn papa en mama mij hebben gegeven, want deze mensen streefden het goede na zonder het goede werkelijk te kennen en dan vallen er spaanders, want niemand is goed dan Eén, namelijk God. Zijn afwezigheid in ons gezin ervaar ik als een diep gemis. Want alle mensen zijn zondaars en kunnen door Christus alleen verzoening ontvangen met God en deze verzoening geeft rust en vrede. Iedereen die Christus niet kent en niet belijdt als HEERE is een doodgeborene en zal ook zo sterven. Ik echter niet meer, want hoewel ik vanzelfsprekend eveneens geestelijk dood geboren ben, ben ik door mijn geloof in Christus ten leven gestorven in Hem, Die voor mij stierf en na drie dagen opstond uit de dood. Door het aannemen van Gods genadeoffer is mijn ‘oude’ mens gekruisigd, gedood en begraven met Jezus Christus en ben ik met Hem opgewekt tot eeuwig leven in en door Zijn opstandingkracht. “En het zal gebeuren dat ieder die de Naam van de Heer aanroept, behouden zal worden” - Hand 2:21. Ik zal in alle eeuwigheid verkeren met de opgestane HEERE, de Messias, de Koning, de Almachtige, de Oneindige, de Waarachtige, de allerhoogste Naam, de enige en ware God. Er is er maar Eén, die deze eer en titels toekomt en dat is Christus Jezus, voor velen hooguit een “levende” legende, maar voor mij een sprookje dat op wonderbaarlijke wijze uitkwam en, God zij dank, geheel uit waarheid bestaat en op waarheid berust, want Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven (Joh 14:6) en sleepte mij vlak voor de hellepoorten vandaan. Hij is mijn Prins op het witte paard en ik wrijf regelmatig mijn ogen uit van ongeloof als ik wakker word, want het is bijna te mooi om waar te zijn. Wat een geweldig grote genade is mij ten deel gevallen. Ik ben bevrijd van de slavernij van drank, drugs en seks, van zelfhaat, gedeeltelijk van zelfbevrediging, gedeeltelijk van overmatige zelfgerichtheid, van slapeloosheid, van kwellende bezorgdheid, van zelfverheerlijking, van moordlust, van twist en strijd, grotendeels van hoogmoed, ijdelheid, van verachting, minachting, hoererij, zelfmedelijden, depressiviteit, zelfmoordgedachten, onrust en onmatigheid, onzekerheid, gedeeltelijk van liftvrees en andere fobieën, van de meeste wanen, van stelselmatige gevoelloosheid en liefdeloosheid, van wanhoop en moordende doodsangsten - Hebr 2:15. O, ja en wat de wreedheid van de natuur betreft (Zie hfst. 3): vóór de zondeval at dier noch mens vlees, de leeuw en het bokje lagen naast elkaar en aten o.a. gras getuige Genesis 1 vers 29 en 30: En God zeide: “Ziet ik heb ulieden al het zaadzaaiende kruid gegeven, dat op de ganse aarde is, en alle geboomte, in hetwelk zaadzaaiende boomvrucht is: het zij u tot spijze! Maar aan al het gedierte der aarde, en aan al het gevogelte des hemels, en aan al het kruipend gedierte op de aarde, waarin een levende ziel is, heb Ik al het groene kruid tot spijze gegeven.” En het was alzo. De bijbel is van kaft tot kaft ontegenzeggelijk waar. Van deze onweerlegbare Waarheid getuigt mijn bekering en mijn leven, maar vooral Gods schitterend en getrouw Woord. Niettemin steken mijn onvolkomenheden nog regelmatig de kop op, maar ik ben er niet langer de slaaf van, het zijn slechts plaagstootjes van mijn oude natuur, de ene keer heviger dan de andere keer, echter van voorbijgaande aard en relatief van korte duur.
Eventjes nog iets over de liefde, de grootheid en voorzienigheid van Christus, waarmee Hij als Herder de verdwaalde schapen tot Zichzelf terugbrengt, ondanks hun zonden: mijn broeder, die zijn vrouw en ex-vriend niet kon vergeven en vol wrok en verachting op beiden neerkeek, is geweldig op zijn snufferd gegaan in een vergelijkbare situatie met mijn vrouw, Claire. God opende ons alle drie, onafhankelijk van elkaar, de ogen voor onze hoogmoed, oordeel en zonden. We moesten alle drie leren dat geen enkel mens deugdelijk is voor God, maar dat we allen verdoemelijk voor Hem zijn, niemand uitgezonderd - Rom 3:19. Iedereen heeft het bloed van Christus nodig om vergeving van zonden te ontvangen. Iedere christen heeft de Geest van God nodig om in een christen te kunnen veranderen en de ander te kunnen vergeven, want “zonder Mij kunt gij niets doen“ - Joh 15:5, zo luiden de ware woorden van de Schepper van hemel en aarde en al wat daar op leeft. Uit onszelf zijn we niets en kunnen wij niets, maar in Hem zijn we meer dan overwinnaar. Gods weelderige genade komt zelfs over je leven, indien een relatie is afgebroken door de dood en herstel daardoor niet meer plaats kan vinden met de desbetreffende persoon. Ik mis mijn vader zeer, die binnen zes weken uit mijn leven verdween door terminale kanker, en denk regelmatig aan hem. Maar ik kreeg een vader terug in mijn broeder en vriend Peter Guijt, die opvallend veel op mijn lieve papa lijkt met bepaalde gezichtsuitdrukkingen en karaktereigenschappen. Hij is een humoristisch, geduldig en zachtmoedig mens en deze kenmerken sierden mijn vader ook, zeker op latere leeftijd, toen ik hem beter leerde kennen en niet meer thuis woonde. Dit herstelt mijn relatie met mijn overleden vader voor wie ik steeds meer liefde en respect krijg. Mijn moedertje heeft mij, ondanks alle heftige aanvaringen en mijn destructieve levensstijl nooit of te nimmer laten vallen. Een gekwetst kind is af en toe een meedogenloze etter, die van het schuldgevoel van de ouders schandalig misbruik maakt om zijn zin te krijgen, omdat er nog wrok in zijn hart is door de zielsmatige kwetsuren uit z’n jeugd, die dikwijls moeizaam genezen. Ook ik heb dat gedaan, bijvoorbeeld door met smoesjes geld te lenen dat bestemd was om mezelf onder te dompelen in druggerelateerd zelfmedelijden. Niettemin stond mijn moeder altijd voor mij klaar en ik ben God dankbaar voor haar trouw. Mijn verdriet over mijn jeugdjaren geneest en dat heb ik aan Gods genade te danken. Elke dag ben ik God dankbaar voor de ouders, die ik kreeg en er schieten mij voortdurend weer blijde herinneringen te binnen en in gedachten zie ik het gezin van Wendel in voltalligheid gezellig aan de ontbijttafel zitten op, zomaar, een zondagmorgen. Maar we bezaten niets, elke levende hoop ontbrak, want Christus speelde geen enkele rol van betekenis in ons bestaan.
Mijn vurige hoop is dat wij straks met zijn allen zo mogen aanzitten aan de tafel des HEEREN tijdens het bruidsmaal met de HEERE Jezus, sterker nog met allen, die ik gekend heb en nog zal leren kennen. Want ik wens, net als mijn hemelse Vader, dat iedereen de genade en liefde van God leert kennen door de HEERE Jezus aan te nemen als persoonlijk Verlosser en Bevrijder. Erken dat u een zondaar bent en smeek om Gods liefdevolle genade. Bekeert u van uw huidige goddeloze wandel en gelooft het Evangelie. Ik zelf leer voornamelijk het volgende gebed in praktijk te brengen: “Heer, u zegt in Uw Woord dat we eerst de balk uit het eigen oog moeten verwijderen, alvorens we de splinter uit het oog van onze broeder trachten te peuteren. Maar ik smeek U, Heer, haal alstublieft mijn oog uít de balk, want ik ben dikwijls ziende blind.” Tot voor kort verlangde ik te sterven, tegenwoordig dank ik dagelijks voor het leven dat mij geschonken is, ofschoon ik verlangend uitzie “naar de verlossing uit het lichaam dezes doods”, en getuig ik vrijmoedig van de werken van de HEERE, want daartoe ben ik geroepen en geboren. Voor het eerst van mijn leven begin ik van mezelf te houden, omdat de Allerhoogste Heer van mij houdt. “Halleluja, Hosanna in den Hoge, glorie aan God” jubelt een blijmoedig kind van de hemelse Vader, Gods Zegen voor een ieder, Hans van Wendel
Afsluiting Dit is een liefdesbrief aan de God, Die voor mij stierf, aan de moeder, die mij baarde en jarenlang, prijs God, voor mij heeft gebeden, aan mijn overleden vader, die mij opvoedde en die ik dikwijls mis. Aan de vrouw, die mijn kinderen ter wereld bracht en aan mijn kinderen, die mij vreugde schenken en die ik zo graag bij me zou willen hebben. Aan mijn broertjes en zusje voor wie ik vrijwel dagelijks bid dat zij tot geloof komen. Mijn lijden stelt niets voor als ik zie hoe velen, om Zijn Naams wil, worden vervolgd, verkracht en vermoord. Ik leed voornamelijk onder mijn vele zonden en door mijn eigen zwakte, maar toch moet ik getuigen over mijn Verlosser omwille van mijn geloof. Ik kan niet anders, het is een onbedwingbare behoefte en het kennen van Christus is een zegening, die ik niemand zou willen onthouden. Ook dank ik het Joodse volk van wie wij de Thora mochten ontvangen én de Messias, want “zo zijn zij wel vijanden aangaande het Evangelie, om uwentwil, maar aangaande de verkiezing zijn zij beminden, om der vaderen wil” - Rom 11:28. Laten we daarom bidden voor dit verdrukte en uitverkoren volk van God. HEERE Jezus, ik dank U voor en boven alles, want zonder U bestond ik niet en zonder U kende ik de liefde Gods niet, waardoor ik niet in staat zou zijn geweest U, noch mijzelf, noch mijn naaste oprecht lief te hebben, want “Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst lief heeft gehad” - 1 Joh 4:19. Voormalige vrienden en kornuiten in het kwaad, drank- en drugsverslaafden, ongelovigen en niet-christenen, gebrokenen van hart en ziel, ik bid en hoop dat een ieder tot geloof en dus tot erkentenis der waarheid zal komen dat Christus het Licht van deze wereld is, de Zoon van God, Die voor uw zonden stierf. Hij, Die is opgewekt uit de dood tot heerlijkheid van de Vader en gezeten is op de troon aan de rechterhand Gods. Christus is God, Hij is de allerhoogste Heer en ik ben, door genade op genade, Zijn kind geworden en hoop dat deze getuigenis u aanspoort om naar de winkel te sprinten om het mooiste boek dat er bestaat, de Bijbel, gretig uit de schappen te grissen, teneinde dit Godsgeschenk vervolgens gulzig en eerbiedig te verslinden, dag in, dag uit, opdat u nooit meer zult hongeren dan naar dit Woord van Waarheid, dat ons gegeven is ter eeuwige behoudenis en om het kompas van uw aardse leven te zijn, want Christus is God en het Brood des Levens. Zijn Woord, de Bijbel, is het levende Woord. Houdt uw roer recht met behulp van dit ware Woord, want ten derde male roep ik krachtig uit: Ja, Christus is God!!! Ik ben getekend door het leven dat ik leidde, maar Christus heeft mij bevrijd uit de banden van zonde en dood en hierdoor ben ik niet langer geketend. De HEERE Jezus is op aarde gekomen om de gevangenen vrij te maken van deze verschrikkelijke slavernij. Bevrijdt u zelf en kniel voor uw heilige Verlosser. Wees niet langer hoogmoedig, trots of eigenwijs, maar wordt wijs door Gods Zoon aan te nemen als uw Heer en Meester. Buig voor Hem en kom tot waarachtig leven, want het eeuwig leven is alleen in Christus te vinden. “En dit is het eeuwig leven, dat zij U kennen, den enigen waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt” ( Het hogepriesterlijk gebed uit Joh 17:3). Allen die mij kennen en die ik heb gekwetst tijdens mijn leven vraag ik vergeving voor mijn misdaden en ongerechtigheden, die ik aan hen heb gedaan, met name jou, mijn lieve moedertje, op wie ik zoveel lijk. Tevens dank ik God voor de gezonde kinderen, die Claire en ik mochten ontvangen en voor de fijne band, die ik heden ten dage met mijn moeder en haar
vriend Joop heb, die een hele lieve oma en opa voor Djermo en Kiara zijn.
Waarom? In Gods naam! Ik heb gemeend deze getuigenis te moeten schrijven, deels ter verwerking van mijn eigen leed, maar ook om mij te herinneren waar ik vandaan kom, in elk denkbaar opzicht, zodat mijn dankbaarheid in tijden van tegenspoed niet versagen zal. Indien ik weer eens met mezelf ingenomen ben en mijn hoogmoed mij prijst, dan spreekt de HEERE liefdevol, maar bestraffend tot mij: “Wat hebt gij, dat gij niet hebt ontvangen” of zoals zo prachtig en nog treffender in Jeremia 9 vers 24 staat: “Maar die zich roemt, beroeme zich hierin, dat hij verstaat en Mij kent dat Ik de HEERE ben, doende weldadigheid, recht en gerechtigheid op de aarde, want in die dingen heb Ik lust, spreekt de HEERE.” Mijn getuigenis zal mij altijd doen beseffen wie ik was zonder Christus. Tevens is dit relaas mij ingegeven door de Heilige Geest, want zonder Zijn werking kan ik überhaupt niets uitrichten als dienstknecht van mijn Heer. Zijn Geest leidt mij, want ik heb alles biddend geschreven, de onvolkomenheden zijn voor mijn rekening, want naast kind van God ben ik natuurlijk een gewoon mens van vlees en bloed met alle denkbare onhebbelijkheden. Ik ben dikwijls een kleingelovige en acht mezelf, diep in mijn hart, als discipel niet veel waard voor Gods Koninkrijk, terwijl ik de HEERE dolgraag zou willen dienen, maar ik weet niet hoe en voel in mezelf geen kracht. De autoriteit en kracht van Christus om “duivelen uit te werpen” (Markus 16:17) voel ik zelden of nooit in mij aanwezig, voor gebedsgenezing moet je zeker niet bij mij aankloppen, je gaat wellicht nog beroerder weg dan dat je kwam, en tongentaal zal ik wel nooit spreken. Maar dat alles interesseert mij ook niet. Ik vind het prachtig en geweldig dat broeders en zusters deze gaven wel hebben en geloof er ook zeker in, maar ik ben gewoon blij dat ik gered ben van de eeuwige dood en van mijn verschrikkelijke goddeloze levenswandel van vroeger en voel geen enkele kracht, in dit opzicht, dan op spaarzame momenten. Deze speciale ogenblikken waarin de Geest mij beetgrijpt, benut ik om in stilte en in het verborgene de HEERE te dienen vanuit Zijn grote kracht, die Hij mij op zo’n moment schenkt. Dit doe ik op een wijze die Hem nagenoeg alleen bekend is en dat wil ik graag zo houden. Daarna ben ik volkomen uitgeput, terwijl zo’n geestvervoering misschien hooguit een half uurtje in beslag neemt. Mij is deze onnoemelijk grote kracht dus zeer bekend, maar Hij overvalt mij op de meest vreemde tijdstippen en ik heb daar totaal geen invloed of zeggenschap over. Het overkomt mij en dat vind ik prima zo. Voor de rest wil ik zo dicht mogelijk bij de HEERE Jezus zijn, want alleen bij Hem voel ik me veilig en geborgen. En bij mijn vrouw en kinderen. Ik hou mijn wereld graag klein en heb geen groot verlangen naar omgang met anderen dan om de Heer te loven en te prijzen, om Zijn Evangelie te verkondigen, of om samen te bidden of de Bijbel te lezen, zodat ik goed voorbereid ben op Zijn wederkomst, want ik hunker naar het eeuwige samenzijn met deze wonderbaarlijke, ontzagwekkende en alles vervullende God en naar verlossing uit mijn zondige lichaam. Ik wil Christus aan iedereen mededelen, van Zijn immense liefde, genade en kracht dolgraag vertellen, maar wil Hem tevens met niemand delen, want Hij is mijn persoonlijk God. Maar dat is Hij ook voor mijn vrouw, voor mijn kinderen, voor mijn moeder, voor mijn broeders en zusters en ook voor jou, indien je Zijn hand grijpt. God is groot genoeg om Zijn liefde en genade rijkelijk aan een ieder uit te delen, die in Hem gelooft.
Mijn geloof en de uitdraging van het majestueuze Evangelie van Christus is deze getuigenis, waaraan ik ongeveer een jaartje, met tussenpozen en meestal met blijdschap, heb gewerkt. Ik zou me kapot schamen als ik mijn gegeven talent in de grond stop en daarom getuig ik op papier van mijn Majesteit en mijn grote Liefde, de HEERE Jezus, want hiertoe ben ik geroepen en deze getuigenis is het huwelijksgeschenk aan mijn lieve Jezus, opdat ik niet met lege handen kom bij Hem, die Zijn leven gaf voor mij. Het is het minste dat ik terug kan doen. Hoewel ik heb ontdekt dat deze getuigenis eigenlijk een geschenk van God aan mij is, want ik heb er zelf het meeste baat bij. Daarbij moet ik vermelden dat ik blij ben dat dit schrijven ‘erop zit’, want hoewel ik met een oprecht hart, voor zover het menselijk hart enige oprechtheid in zich kan dragen, aan dit werkje ben begonnen, draaide op een gegeven ogenblik mijn hele bestaan om mijn getuigenis. Aanvallen van ijdelheid, hoogmoed en zucht naar roem doemden met grote regelmaat in mijn arglistig hart op en nu kan ik mij gelukkig weer richten op het lezen van het allermooiste boek dat er bestaat: de Bijbel. Ik ben een zeer wankele christen en gedraag me vaak erg opstandig naar God. Ik vecht niet meer, maar de driftkikker in mij blaast zichzelf nog weleens op en is dan herhaaldelijk zelfs boos op zijn Schepper. Zo maakten de televisiebeelden en verslagen over de tsunami in Japan mij verbolgen naar God. Mijn boze hart ging flink tekeer en dat veroorzaakte angst voor God en vanuit die angst besloot ik te bidden om vergeving, terwijl ik nog kwaadheid in mij voelde: mijn gebed was derhalve hypocriet en uit vrees geboren. Christus liet me rustig en kalm inzien dat Zijn wil geschiedt, dat Zijn Woord al eeuwen getuigt van Zijn waarheid en van de verschrikkelijke dingen, die staan te gebeuren, omdat de oerkoppige mensheid haar knie niet wil buigen voor Zijn Majesteit en Kracht. Hij is de aarde aan het schudden, maar het bouwen van kerncentrales, met alle risico’s van dien, behoort geenszins tot Zijn wil. Het is de mens zelf die er telkens voor kiest om God af te wijzen en de wereld te vernietigen in zijn materialistische hebzucht en egoïsme. In plaats van alleen maar medelijden te hebben met degenen die verloren gaan tot in de hel, is het tevens gepast, als goed christen, om medeleven te betonen aan Degene die onschuldig leed voor al die vuile zonden, die wij elke dag begaan, Jezus De Christus. Gods tranen vloeien dag en nacht vanwege de misdaden, die de mensheid voortdurend tegenover Hem begaat. De aarde en al wat daar op leeft, is het prachtige geschenk van God aan de mensheid en is ons geschonken om hierover te mogen heersen (Psalm 115:16) als goede, liefdevolle, heilige vertegenwoordigers van de Schepper, die in nauw contact met Hem staan. God is niet verantwoordelijk voor de puinhoop op aarde, maar de mens, die het beheer erover heeft, faalt jammerlijk, voornamelijk omdat de beheerders God aan de kant hebben geschoven zoals in de vergelijking van de boze wijngaardeniers staat geschreven - Matt 21: 33 t/m 40. We zijn ons aan God gelijk gaan scharen en maken onze eigen regels. Ik belde dominee ten Hove op en legde hem mijn gevoelens van ongenoegen voor en vroeg me hardop af wat voor christen ik eigenlijk ben met mijn gezever en geklaag. “Geen al te beste, net als ik, sprak mijn broeder en vriend bevestigend, maar ook deze zonde kun je bij Hem neerleggen, want ook die heeft Hij aan het kruis voor jou gedragen, Hans”. Dominee ten Hove herkende veel van mijn onlustgevoelens en strijd en dat werkt tenslotte altijd bemoedigend. Ik ben inderdaad geen toonbeeld van christelijkheid, in weinig ben ik beproefd geweest, in vrijwel niets staande gebleven, maar mijn lieve Jezus zal zich over mij blijven ontfermen, want Hij zet mij niet,
zoals de mens dat doet, mijn zonden en fouten betaald. Nee, integendeel, Hij heeft Zelf betaald voor deze schuldenlast aan het kruis op Golgotha tot de dood erop volgde. Dit offer schenkt mij rust en vrede met God. En dankbaarheid, want ik was reddeloos verloren, ten dode opgeschreven. De God, die me vroeger angst inboezemde en die ik jarenlang vervloekt, bespot en gehaat heb, is de liefde van mijn leven geworden, het doel van mijn bestaan. Ik prijs en dank God voor de liefde, die Hij toonde in de HEERE Jezus aan het kruis, want ik kon mezelf, noch anderen oprecht vergeven, daar had ik de macht, kracht en liefde niet voor. Hij, Godzijdank, wel en ik buig met diep respect voor dit offer van oneindige Liefde en Genade en wens dit een ieder toe. Zonder Jezus Christus heb je geen deel van leven, toch zeker na je dood niet en feitelijk daarvoor ook niet, want zonder Zijn aanwezigheid is je leven doods en moet je jezelf telkens vullen met de onmetelijke leegte en duisternis van het vlees en de wereld. In deze lege duisternis zul je ook sterven, mits je Hem leert kennen, Die voor jouw ongerechtigheden vrijwillig en vol van genade stierf en daarmee de dood het zwijgen oplegde. En daarvoor prijs ik mijn God dag en nacht tot in de eeuwigheid, Amen. N.B. Nuna is een indiaans woord voor vaderland en het is de roep van mijn hemelse Vader geweest naar mij, het verloren schaap, dat moest leren luisteren naar de stem van de Herder om alleen Hem te gehoorzamen, Het levende Woord, dat mij schiep. Om net als de verloren zoon (Lukas 15 vers 11 t/m 32) huiswaarts te keren. Ik was dwalende en het spoor bijster en Hij riep mij om terug te komen in Zijn directe nabijheid: aan Zijn voeten. Dit is de hoogste plaats, want Hij zet Zijn leven voor de schapen en ontfermt zich vol liefde en genade over hen, want Hij is de Goede Herder en uit Hem ben ik geboren. Uit God! - 1 Joh 5:1 “Een ieder die gelooft dat Jezus is de Christus, die is uit God geboren: en een ieder, die liefheeft Dengene, Die geboren heeft, die heeft ook lief dengene, die uit Hem geboren is.”
NAWOORD Bij de aanvang van dit relaas heb ik enige dingen gezegd over het katholieke geloof van toen, de oorsprong van mijn christelijk bestaan. Dat wil niet zeggen dat ik de katholieken geen warm hart toedraag, maar bepaalde zaken heb ik als zeer kwellend en lastig ervaren. Een geloof dat voornamelijk angst inboezemt, levert geen liefdevolle relatie met God op, integendeel. Het schept een sfeer van goede werken tegen wil en dank, van een ongelijke strijd, die niet te winnen valt, want je moet volmaakt zijn om vrede met God te verdienen en daarin kun je als mens nimmer slagen. Een knagende onzekerheid, die je kwelt tot je laatste ademtocht. Omwille van de onvolmaaktheid van de mens na de zondeval en de daaruit ontstane zorg, onze dagelijkse kommer en kwel, zond God de Vader ons Zijn Zoon, de Enige die het volmaakte offer kon brengen om ons definitief met Hem te verzoenen. Daarom kan niemand gerechtvaardigd worden uit goede werken, maar slechts uit geloof. Omwille van dit offer bidt je daarom niet tot Maria, maar tot degene die zonder zonde was en dit offer volbracht: de HEERE Jezus. Dit verwijt treft eveneens de moslims, die een God aanbidden, die uit goede werken de behoudenis filtert en bovendien tot haat en vergelding oproept. Ook Allah is niet voor jullie zonden gestorven, beste moslimbroeders, maar Christus. Gelooft u werkelijk dat het doden van Christenen en Joden u dichter bij God brengen? Elke moslim kent de Tien geboden en een van deze luidt: “Gij zult niet doden”. De hel is de zekere eindbestemming voor mensen, die omwille van welk geloof dan ook, verkrachten, onderdrukken, moorden en slachten. En deze en andere zonden werk je echt niet weg met goede daden, want daarmee rechtvaardig je indirect de zonde. De zonde wast God weg met het bloed van de HEERE Jezus, die zich hiervoor opofferde op Golgotha. Niet het doen van goede werken brengt je bij God, nee, het enige en volmaakte werk aan het kruis leidt naar God, het volbrachte werk van genade gedaan door Jezus Christus. De goede werken, die de katholieken verrichten zijn dus geenszins zaligmakend, zoals zij veelal denken, maar wel een aanbeveling voor andere christenen, indien liefde de basis is en niet plichtmatigheid of uiterlijk vertoon - 1 Kor 13. Ik beschouw overigens allen, die beweren in Christus te geloven als mijn broeder of zuster, totdat het tegendeel blijkt uit hun wandel, want dat is het enige waaraan ik als mens mijn broeder of zuster kan toetsen, want alleen God doorgrondt de harten. Ik heb een beperkte omgang met broeders en zusters in mijn dagelijks leven, omdat ik wel degelijk voorkeuren heb, maar ik heb iedere broeder en zuster in de HEERE lief, zij het soms met veel moeite en door bidden en smeken, want ik ben maar een mens. Maar ook de levenswandel van de mens zegt niet alles over zijn innerlijk beleving en zijn geloofsleven. Voorzichtigheid in de beoordeling of iemand werkelijk een christen is, lijkt mij raadzaam en een zaak van God en niet van de mens. Je kunt daar maar beter geen uitspraken over doen, maar afstand houden bij twijfel is een goede houding. Bekend is het verhaal van een zware alcoholist, die tot geloof kwam, maar er niet in slaagde zijn verslaving te overwinnen. De ouderlingen van zijn gemeente verweten hem deze hardnekkige zonde en oordeelden dat hij kennelijk zelden de hulp van Zijn Verlosser inriep, waardoor er geen genezing volgde. Bedroefd en verslagen over deze aanklacht rolde hij vermoeid de pijpen van zijn gehavende broek op en toonde hen twee pijnlijk beurse knieën, de enige tastbare vrucht van zijn aanhoudend smeken om verlossing uit zijn lijden. Slechts de
HEERE kent zijn wegen en de oorzaak van deze strijd. Jarenlang heb ik geleden onder zware waanbeelden en agressiegedachten, totdat ik er bijna aan bezweek. Geen medicijn of psycholoog bracht verlossing. Niets of niemand bleek in staat mij te helpen. Maar mijn lieve Jezus is van mijn hart, die een moordkuil was, een liefdesvennetje aan het maken. Sloten verdriet en emmers vol bittere gal stonden deze genezing nog in de weg, maar Hij heeft mij herschapen en is mij aan het veranderen in een zachtmoedig en blij kind, verzadigd met de diepe kennis dat God onvoorwaardelijk van mij houdt en daarom krijg ik langzamerhand een oase van rust en vrede in mijn hart. Ik fluit regelmatig een deuntje van blijdschap zoals ik in mijn kinderjaren ook deed, waardoor ik van mijn oma de bijnaam “flierefluiter” kreeg. Alle angsten ebben weg, want “de volmaakte liefde drijft de vrees buiten” - 1 Joh 4:18. Ik kan daar zelf niets aan doen dan te geloven in het Woord van God, Christus dus, en te bidden en te smeken, tot meer ben ik niet in staat en u ook niet, maak u geen ijdele illusies. En mijn geloof werpt vruchten af door de genade, die Christus mij dag en nacht schenkt. Onophoudelijk zoekt Zijn Geest mij, want Hij is een ijverig God, “die barmhartigheid doet aan duizenden dergenen die Mij liefhebben en Mijn geboden onderhouden“ - Exodus 20 vers 6. Daarom spreekt deze voormalige bangerik, die ruim dertig jaar verslaafd was aan drank, drugs en seks en God tegelijkertijd vreesde en haatte, tot besluit stoutmoedig de volgende dankbare woorden met een diepbetraand hart van opperste blijdschap en emotie: “Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn” - Rom 8:31. “Laat ons dan elkander liefhebben zoals Christus ons heeft liefgehad, opdat wij in Hem blijven en Hij in ons blijft.”
Dankwoord: Ik dank u, HEERE dat ik van U mag getuigen, dat U mij deze genade, dit prachtige voorrecht schenkt. Dank aan mijn lieve vrouw, die tot vervelens toe mijn gezanik over deze getuigenis moest aanhoren, want ijdelheid, zelfgerichtheid en hoogmoed spelen nog dikwijls op bij deze betweterige dweper, die nog vaak zijn eigen eer zoekt. Dank ook aan mijn broeders, zusters en vrienden met name Peter Guijt, Henk Veld en Aad Verschoor voor hun luisterend en, door mijn niet te stuiten woordenstroom, soms lam geslagen oor (Bidden helpt!). Dank aan Stichting “Zout” uit mijn beminde Katwijk aan Zee en stichting “De Brug” uit dezelfde plaats. En aan stichting “In de Vrijheid” te Wemeldinge. Dank aan Fred & Kelly Snel voor de gulle geste, eigenaars van het romantische en idyllische Zaanse Koopmanshuis, alwaar wij prinsheerlijk mochten vertoeven tijdens onze huwelijksnacht. Tenslotte dank aan Kees-Jan Cecchi, mijn vriend en broeder, die de creatie van de vooren achterzijde van dit boekje voor zijn rekening nam, de website ontwierp en door wiens gulle gift ik de eerste honderd exemplaren kon laten drukken.
CHRISTENEN LEES VOORAL VERDER !!!!!! Dramatische apotheose na een veelbelovende start Oftewel: Met de ”vijand” op één kussen.
Na mijn bekering heb ik ontzettend veel last van nodeloze strijd gehad, omdat ik me, als fris kind van God, ontstellend gemakkelijk liet beïnvloeden door broeders en zusters, die de Waarheid en de Weg al vele jaren kenden en bewandelden. Toets adviezen van broeders en zusters altijd aan het Woord van God, want alleen Hij beschikt over de volmaakte kennis! Het volgende relaas zal dit strenge advies verduidelijken: Ik hecht geen geloof aan de aanwezigheid van demonen bij christenen. Voor onze wedergeboorte in Christus waren wij allen slaven van de zonde : “Een ieder die de zonde doet, is een dienstknecht der zonde” - Joh 8:34, maar “indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn” - Joh 8 : 36, zo gaat de Bijbel verder. Een wedergeboren christen is waarlijk vrij en dus ook van demonen. Niettemin dienen wij, als christen, ons dagelijks te bekeren van de zonde, die we begaan. Dat gaat niet vanzelf, daar moet je actie in ondernemen, vurig en aanhoudend voor bidden, en soms zelfs voor vasten om los te komen van deze oude gewoonte, maar door de Geest van God bezitten wij die kracht. Tegelijkertijd is het verworden tot een nieuwe schepping een proces, waarbij God je tevens verlost van trauma’s en pijn uit het verleden. God dienen is een dagelijkse aangelegenheid, waarin we de goede dingen van het leven nastreven zoals het behouden van vrede met een ieder, het doen van goede werken naar een ieder en het liefhebben en zegenen van een ieder, hoe moeilijk dit soms ook is. Romeinen 8 handelt uitvoerig over de heiliging van het leven door de werking van de Heilige Geest. Kortweg komt het hier op neer: Wij zijn voor de zonde gestorven, omdat we gedoopt zijn in de dood van Christus. Daarbij is onze oude mens gekruisigd en zijn wij voor God levend gemaakt in Christus Jezus. Ik leef niet meer, maar Christus Jezus leeft in mij, de zonde woont wel in mijn zondig en sterfelijk lichaam, maar heerst niet langer over mij, want de Geest van Christus bestuurt mijn wezen en mijn bestaan. Een christen is een vrijgemaakte door de aanvaarding van het kruisoffer en de erkentenis dat Jezus voor zijn/haar zonden is gestorven en uit de dood is opgewekt door de Vader. Een christen heeft
berouw van deze zonden door de werking van de Heilige Geest, die hem is geschonken op grond van eerdergenoemde geloofsbelijdenis en Die de werkingen van het lichaam doodt Rom 8: 13 t/m 17, indien wij niet naar het vlees leven, maar bereid zijn ons ook daadwerkelijk te laten leiden door de Heilige Geest, want anders ben je geen wedergeboren christen en komt je de Geest van Christus niet toe - Rom 8:9. Een christen belijdt zodoende zijn zonden aan God en aan degene, die door deze zonde gekwetst is. Dat is alles. Je bent vrij! Hemeltje lief, wat een ongekende weelde, wat een genade. Misschien ben je getekend, maar je bent niet langer geketend door de slavernij van de zonde. Prijs de HEERE der heerscharen, luidkeels en volmondig, jubel het uit en schreeuw het van de daken: Ik ben vrij! Christus is gekomen om de, aan zonde gebonden, mens vrij te maken, “Om de gevangenen te prediken loslating en de blinden het gezicht, om de verslagenen heen te zenden in vrijheid; om te prediken het aangename jaar des Heeren“ - Luk 4:19, maar dat is alleen mogelijk in samenwerking met Hem. Dat vergt inspanning, gebed, zelfbeheersing, geduld en vertrouwen in God, want je hebt een vrijgemaakte geest, maar woont nog steeds in een zondig lichaam, waarin de jarenlang opgeslagen gewoonten en gedachten genesteld zijn, om precies te zijn: in het lichaam ( noemt de Bijbel : het vlees ) en in het oude denken. Langzamerhand zal het bloed van Christus deze bolwerken van het oude denken en handelen afbreken en dit leidt tot een vernieuwd denken, dit is het verworden tot een nieuwe schepping., zodat u de levende God kunt dienen - Hebr. 9:13,14. Het gevecht tegen het vlees, tegen de lichamelijke begeerten en de strijd tegen de zonde is, zoals gezegd, een dagelijkse aangelegenheid en de duivel is er alles aangelegen om je te verleiden of te beschuldigen. Deze strijd eindigt pas na je dood of bij de terugkomst van de HEERE Jezus, maar je bent niet demonisch bezet als christen, de duivel valt je gewoonweg lastig en je vlees kan niets anders dienen dan de zonde, indien je leven niet ingericht is op het verstaan en volgen van de stem van God, van de Heilige Geest. Een christen zoekt God in al zijn wegen en kent Hem hierin ook. Paulus vergelijkt het volgen van Christus met het beoefenen van topsport, het houden van een wedloop. Jij bent je eigen tegenstander vanwege jouw zondige natuur en de satan stelt werkelijk alles in het werk om je voor het bereiken van de finish te vloeren. Maar Christus beschermt jou. De duivel is een verslagen vijand voor hen, die in Christus Jezus zijn en niet naar het vlees, maar naar de Geest wandelen, zegt de Bijbel. Dat wil niet zeggen dat je nooit meer zondigt of geen hinder ondervindt van de tegenstander. De overwonnen vijand zal, bij zwakte, altijd pogen toe te slaan, je in de val trachten te lokken en je proberen te kwellen met aanklachten over je zondige verleden, ten einde terrein terug te winnen, omdat hij razend is over zijn verlies en naar wraak zoekt. Daarom gaat de satan rond als een briesende leeuw (1 Petr 5:8), maar in Christus Jezus bent u meer dan overwinnaar. Het grootste gevecht is die met onze zondige natuur en niet met de satan, want indien gij hem wederstaat, zegt Christus, zal hij van u vlieden! - Jak 4:7. Ook mijn zonden komen bijvoorbeeld niet voort uit de verdrukking in mijn jeugd, al lijkt dat misschien af en toe zo. Welnee, ik ben een geboren zondaar, maar misschien had ik iets minder gezondigd als ik meer liefde voor mezelf had gehad, hoewel ik persoonlijk van mening ben dat de zware geestelijke strijd in mijn jeugdjaren mij juist tot
inzicht in mijn nietige en verloren status heeft gebracht en ik daardoor tot geloof kon komen, want ik ben een ontzettend koppig en hoogmoedig wezen, de neiging om aan verantwoordelijkheden te ontkomen zat mij al jong in het bloed, evenals obstinaat gedrag. Alles wat mij overkomen is, en hetgeen ik allemaal zelf heb uitgevreten, heeft mij uiteindelijk in mijn wanhoop tot Christus gevoerd. Beter gezegd, mijn gevoel van totale reddeloosheid en het intens verlangen naar ontsnapping uit de verslaving door de dood, deed Christus tot mij snellen om mij vergeving en eeuwig leven te bieden. Al mijn zonden zijn voor eigen rekening en Christus heeft die openstaande schuld bij God voor mij vereffend op Golgotha. Hij zag naar mij om in mijn bittere nood. Ruim tweeduizend jaar geleden droeg Hij mij aan Zijn borst op het kruis. Daar ben ik toen gestorven, hoewel ik het levenslicht nog niet had aanschouwd en ontving tegelijkertijd een nieuw en eeuwig leven. Gekocht en betaald door het dierbaar bloed van het Lam. Met zekerheid kan ik zeggen dat ik bij de kruisdood, in de geest, aanwezig ben geweest, het is een onverklaarbare wetenschap, die niemand mij afneemt. Ik weet: ik leef dankzij Hem. Maar de worsteling tegen de zonde is een onmiskenbaar kwaad dat mij, in dit leven, heen en weer slingert tussen Jezus, de Bron van eeuwig leven, en de dood. Gevoelsmatig, wel te verstaan, want voor de eeuwigheid voel ik mij verzegeld dóór en verzekerd ván Hem, voor wie alle dingen naakt zijn. Hij wakkert elke dag mijn verlangen naar Zijn nabijheid aan. Christus heeft mijn hart ‘gestolen’ van de vijand, die duivel heet. Dit deed Hij op legitieme en onbegrijpelijke wijze, want God rooft en steelt niet. Nee, Hij gaf Zijn Zoon in ruil voor mij! Hij kocht mij terug met Zijn kostbare leven. Met het bloed van Zijn Zoon. En uit dankbaarheid zal ik de strijd aangaan, die Hij mij heeft gegeven om te overwinnen in Hem, elke dag weer. Totdat Jezus komt! Ook heden ten dage vecht ik voornamelijk tegen mijzelf en kan een simpel voorbeeld daarover geven. Bij conflicten kan ik onnoemelijk kwaad worden, vooral bij vermeend onrecht en in het verleden raakte ik op een gegeven moment bijna buiten mijn zinnen van woede. Hoe ontstaat zoiets nu ? Vrij eenvoudig. Door mijn verwonde en niet geheel herstelde ziel ben ik erg gevoelig voor afwijzing, kritiek en onrecht, dus wanneer een dergelijke situatie zich voordoet of, beter gezegd, ik dat zo ervaar, reageer ik gekrenkt. Mijn achterdochtige aard zit mij daarin eveneens dwars. Blijft de ander mij hierin kwellen, of neem ik dit zo waar vanuit mijn oude denken en voelen, dan groeit mijn drift en ben ik in staat deze mens te lijf te gaan, omdat ik naar mijn boze en verwonde hart heb geluisterd en niet naar de stem en het Woord van God heb gehoord. Daarbij versterkt mijn driftige natuur deze reactie en is het lontje vliegensvlug ontstoken. Vroeger ontaardde zo’n aanvaring negen van de tien keer in woordelijk of zelfs in fysiek geweld (of bedreiging daarmee) en tegenwoordig is mijn verontwaardiging van kortere duur, zelden belast met grove taal en gaat de kwaadheid zeker niet meer met lichamelijke bruutheid gepaard. Spoedig na zo’n conflict overweldigt de roep om vrede mij. Waarom? Omdat Gods Geest in mij werkzaam is. Na zo’n uitbarsting klimmen er, in allerijl, ettelijke kwaadaardige gedachten in mijn ziel en hoofd op, naast gedachten van vergeving en liefde, overigens. Het is chaos en oorlog in mij op zo’n ogenblik. Maar dat is eenvoudig te verklaren: Het eerste (de kwaadheid) is te wijten aan mijn zondige natuur en
de duivel, die op mijn boze hart inspringt en mij gretig voert met diverse gewelddadige verwensingen of handelingen, waarvan ik mij vroeger placht te bedienen, in de hoop mij tot nog grotere zonden te verleiden. En de tweede reactie (een kwellend berouw, daarna een brandend verlangen naar vrede en liefde) is de stem van mijn Bevrijder en Zaligmaker, Christus Jezus, in mijn diepe binnenste. Het is aan mij wie ik gehoorzaam zoals blijkt uit Romeinen 6 vers 16: “Weet gij niet dat wien gij uzelven stelt tot dienstknechten ter gehoorzaamheid, gij dienstknechten zijt desgenen dien gij gehoorzaamt, of der zonde tot den dood, of der gehoorzaamheid tot gerechtigheid?” Vrij vertaald betekent dit dat je ofwel aan je boze hart toegeeft of je luistert en doet wat God in de Bijbel tot je spreekt en van je verlangt. Ik moet mij bekeren van dergelijk gedrag en gehoorzamen aan de Vredesvorst. Geestelijk vindt het volgende proces plaats: Wij zijn door het bloed van Christus, ik spreek over de wedergeborenen in Hem, vrijgemaakt van de vloek van de wet en van de heerschappij van de zonde, want Gods Geest regeert nu in en over ons. Je bent immers geestelijk dood voor de zonde, doordat God de Geest van Christus aan jou schonk en jij daardoor levend werd voor God. Daarvoor was je geestelijk dood voor God, levend in de zonde. Maar de gevolgen van de zonden, die ons zijn aangedaan en de zonden, die wij hebben begaan, hebben schade aan de ziel veroorzaakt, die ons denken en voelen sterk beïnvloeden, waardoor we als christen vaak vanuit de oude mens denken en reageren, vanuit onze menselijke emoties. Die emoties zijn in onze fysieke mens opgeslagen. In ons denken en voelen. Maar gehoorzaamheid en overgave aan Gods Geest, versterkt door het lezen van de Bijbel, het bidden tot Onze Vader en het aanbidden van Christus voor Zijn immense offer zet deze reinigende werking van Zijn bloed in een stroomversnelling, waardoor we vrij kunnen komen van de oude mens in ons, van ons vlees, en waarlijk een nieuwe schepping kunnen zijn, een geestelijk vernieuwd en verlicht mens. “Want het bloed van de HEERE Jezus reinigt het geweten van dode werken om de levende God te dienen” - Hebr 9:14. God slecht deze ‘bolwerken en schansen’ van ons oude denkpatroon en vult deze ontstane ruimte met Zijn Geest van liefde, waardoor de Christus in ons voor een ieder zichtbaar wordt op den duur. Daarmee is de wond genezen en bent u een waarneembare getuigenis van de Levende God geworden. Prijs de HEERE voor Zijn helend werk aan u gedaan. Voor alle duidelijkheid: De genezing van de ziel kan in een oogwenk plaatshebben, want God is een God van wonderen, maar het kan ook jaren vergen. Dat doet Hij naar Zijn volmaakte inzicht en naar de rijkdom van Zijn genade. Bovendien kunt u zelf mee of tegenwerken, daar bent u vrij in. Dat is een individuele kwestie en zodoende per persoon verschillend. God kastijd, Die Hij liefheeft om ons tot zonen en dochters te maken en niet tot bastaards: ” Zo wie Ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik; wees dan ijverig en bekeer u.” - Openbaring 3:19. Alles wat wij doen of denken, activeert de machten in de lucht of bindt ze juist. Zowel de engelen van de Heere als de trawanten van de satan. In Mattheus 16 vers 19 zegt de HEERE Jezus: “En ik zal u geven de sleutelen van het Koninkrijk der hemelen; en zo wat gij zult binden op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en zo wat gij ontbinden zult op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn.” Indien ik aan mijn boze hart toegeef, duiken de machten en de overheden in de lucht op mij neer met hun boosaardige verleidingen en stemmen. Bind ik mijzelf in en beheers me in de kwade zinnen, die uit mijn boze hart opstijgen, dan blijven de duistere machten
tevens gebonden in de hemelse gewesten, want vergis u niet, de satan is ondergeschikt aan Christus en heeft slechts beperkte en toegestane macht. En verricht ik goede werken van liefde en vrede, dan zullen de engelen mij bliksemsnel omringen, en mij bijstaan “als een vlam des vuurs “– Hebr. 1 : 7. De liefde en de kracht van Christus vallen mij toe vanuit de hemel. God is niet gekomen om het ons, na de wedergeboorte, te bemoeilijken met demonische bezettingen, ben je gek geworden. Hij zet en houdt ons vrij, opdat we overwinnen in Hem. Ik vertel dit niet zomaar! Maandenlang heb ik uren per dag smekend biddend en de machten krampachtig bestraffend als een dwaas rond gelopen, meestal op het strand, daarbij nog eens vloeken van het voorgeslacht verbrekend in de naam van Christus. Ik was een zenuweninzinking nabij en kon niet meer genieten van Gods liefde, want ik was meer bezig met de duivel en de zogenaamde demonen in mij dan met Christus. Ik deed dit op aanraden van lieve geloofsbroeders of zusters vanwege mijn aanhoudende worstelingen met drank en verdriet. De satan heeft zich hoogstwaarschijnlijk rot gelachen om deze onzinnige tactiek, want ik was daarna volkomen uitgeblust en een makkelijke prooi voor al zijn aanklachten en bovendien zwak in het vlees. Nooit meer doen, indien je dit herkent, want het is volslagen nonsens. Bestrijdt de duivel met het Woord van God en negeer vooral zijn aanklachten. Er zijn geen vloeken van het voorgeslacht in een christen werkzaam, want Christus heeft de vloek van de Wet verbroken aan het kruis op Golgotha. U valt, als wedergeborene in Christus, immers onder de genade. Hij is destijds een vloek geworden om ons tot zegen te zijn, die in Hem geloven. En Hij, de Zoon van God, heeft geen half werk verricht, het is zelfs smadelijk en het kruisoffer onwaardig om er zo tegen aan te kijken. In Hem ben je vrij, echter niet van je zondige natuur en bepaalde, verkeerd ontwikkelde, sinds jaar en dag ingesleten karaktertrekken en gewoonten, die ontstaan zijn vanuit een verkeerd en werelds denken. Deze incorrecte eigenschappen moet je willen kruisigen, elke dag weer en deze werkpunten breng je in gebed bij de HEERE en Hij zal je geleidelijk aan meer tot een beeld van Christus vormen, want zonder Hem kun je, op geestelijks gebied, niets uitrichten dat je tot zaligheid zal brengen, want Hij is de Zaligmaker : “Zonder Mij kunt gij niets doen” - Joh 15:5. De zonde zal daarmee steeds minder een rol van betekenis gaan spelen in jouw leven, want het bloed van de HEERE Jezus reinigt ons geweten (het oude denken) immers van dode werken. Voor zowel vloeken van het voorgeslacht als voor demonische bezetting bij wedergeboren christenen is geen enkele duidelijke Bijbelse grondslag te vinden. Nergens wordt er in het Nieuwe Testament door Christus gesproken of gemaand om vloeken van het voorgeslacht te verbreken. In onder andere 1Petrus 1 vers 18 staat het goddelijke antwoord op deze misvatting:” Wetende dat gij niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uw ijdele wandeling, die u van de vaderen overgeleverd is. Maar door het dierbaar bloed van Christus als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam”. Wat wij van onze ouders en van de wereld, waarin wij leefden voor onze bekering, gezien, geleerd en vervolgens zelf gedaan hebben, vormt de grondslag van onze gebondenheden, niet een vloek van het voorgeslacht. En wat de demonische bezetting van christenen betreft: er is geen enkel voorbeeld te vinden van een wedergeboren christen, die demonisch bezet is. Pluis het gehele Nieuwe Testament maar uit, u zult over deze materie niets vinden! Tegenwoordig bestaan er boeken van zes- tot achthonderd pagina’s dik, geschreven over
demonische bezetting bij christenen, door broeders in de HEERE. Ik trek deze literatuur in twijfel op grond van Gods Woord. Indien de HEERE der Heerscharen slechts de volgende woorden sprak om demonen uit te drijven (Let wel, dit waren geen wedergeboren christenen, want de HEERE Jezus was nog niet gestorven en Zijn Geest dus derhalve nog niet “over alle vlees” uitgestort): “Zwijg stil en ga uit van hem” (Markus 1:25), waarom heb ik dan zo’n dik boek van bijna zestig euro nodig om hetzelfde te doen uit Zijn Naam en kracht? Nota bene bij broeders en zusters, die dezelfde God liefhebben als ik, dezelfde Vader eren, “vrijgekochten” door het heilig bloed van Christus, maar kennelijk toch bezet zijn door de verslagen en overwonnen vijand. Nou, dat soort nonsens gaat er bij mij niet in. Koop maar liever een goede Bijbel voor dat geld of besteed het aan de armen. De enige christen die een demon had, een engel des satans in het vlees, was Paulus. Deze demon was echter niet uit te drijven. God gaf hem deze doorn in het vlees, opdat Paulus niet hoogmoedig zou worden vanwege het feit dat de apostel tot in de derde hemel was opgetrokken. Soms zend God ons een geest van bedekking voor Zijn Woord, maar dat komt altijd voort uit bewuste hardnekkigheid (zie het Joodse volk) en opzettelijk ongeloof, zoals de heidenen eveneens verblind zijn voor Gods Woord door de onbuigzame houding naar hun Schepper. Door bekering van deze verkeerde instelling en weg verdwijnt deze macht, want anders zou God Zijn eigen volk het bijna onmogelijk maken om in het geloof te volharden, toch zeker indien wij als christenen, een demonische bezetting ontvangen na het begaan van zonden. Daarmee zou God Zijn eigen heilsplan moedwillig bemoeilijken, kortom Zichzelf tegenwerken. Nee, als christen ben je vrij van demonen, maar niet van je zondige natuur. Ook onder de Joden zijn christenen te vinden, dus de bedekking, die over dit gehele volk is gekomen, weerhoudt toch een groot aantal Israëlieten niet van een wedergeboorte. Hoe kan dit dan? Simpel, de bedekking heeft, zoals eerder gezegd, te maken met de eigen hartsgesteldheid, de hardnekkigheid om Christus niet als Zaligmaker, Verlosser en Zoon van God te willen erkennen. Nogmaals, ook de heidenen zijn met deze blindheid, van nature, geslagen en eveneens door hun hardnekkige koppigheid, die zondige natuur heet. Toch komt ook uit deze verloren ‘volkeren’ een enorm groot aantal christenen bovendrijven. God heeft u namelijk niet machteloos gelaten, het ingeschapen Gods beeld is bij een ieder van ons ingeprent. Lees de Bijbel maar: “Christus, het waarachtige Licht, verlicht een ieder mens, komende in de wereld” – Joh 1:9. Dat betekent dat elk mens een deel van het Godsbeeld in zich draagt, anders kun je helemaal niet weten dat God überhaupt bestaat. Mijn voormalige blindheid was niet anders, ik leefde zeer bewust in zonde en wist echt wel dat God geen fictie, maar realiteit is. U gelooft toch zeker niet dat God de ene mens liever heeft dan de ander? God houdt van al Zijn scheppingen, maar houden al Zijn schepsels wel van Hem, dat is de vraag, die God ons stelt. Er is geen aanziens des persoons bij God. Onze lieve HEERE wil dat een ieder mens wordt gered. Als het Gods wens zou zijn dat één mens ter verderve zou gaan, dan kun je toch nooit of te nimmer meer spreken van een liefdevolle God? Denk je nu echt dat je God tegen het kwade licht van deze zondige hersenspinsel kunt houden. Hij die goed, heilig en volmaakt is. Een Licht waar geen spoortje van duisternis in te vinden is. En hoe krijg je dan zo’n demonische bezetting, na drie, vier of vijf keer zondigen of als ik twee of drie keer vergeet te
belijden? Acht u Gods Geest en liefde zo klein en bekrompen? Pas als de Geest volledig uitgedoofd is, kan de satan deze voormalige tempel van God binnentreden: “En wanneer de onreine geest van den mens uitgegaan is, zo gaat hij door dorre plaatsen, zoekende rust, en vindt ze niet. Dan zegt hij: Ik zal wederkeren in mijn huis vanwaar ik uitgegaan ben; en komende vindt hij het ledig, met bezemen gekeerd, en versierd. Dan gaat hij heen en neemt met zich zeven andere geesten, bozer dan hij zelf, en ingegaan zijnde wonen zij aldaar; en het laatste van dezelve mens wordt erger dan het eerste.” – Matt. 12 vers 43 t/m 45. Ik heb een speciale gave van God ontvangen, die Hij mij uit genade heeft geschonken en waardoor ik Zijn Woord naar waarheid mag leren verstaan, als een Leviet. Over deze vervelende en netelige kwestie heb ik de HEERE op mijn knieën om een duidelijk antwoord gesmeekt, omdat ik het Woord van God heilig acht en niet zomaar iets wil beweren, daarmee kun je namelijk God oneer aandoen en mensen beschadigen. Ik kreeg direct een antwoord uit Zijn prachtige Woord op de specifieke vraag of een wedergeboren christen demonisch bezet kan zijn. Zo luidde het wonderschone antwoord van mijn Meester: “Want Gij zijt geen God Die lust heeft aan goddeloosheid; de boze zal bij U niet verkeren” – Psalm 6 vers 5. Niettemin valt de boze u wis en zeker lastig, vooral met dit soort aanklachten en bedenkingen, zodat je dag en nacht bezorgd bent over je behoudenis en je afvraagt of je niet demonisch bezet bent door vloeken uit het voorgeslacht of door zonden, die je hebt begaan. Is het leven u nog niet zwaar genoeg of zo. Hallo, wordt wakker en sta op, je bent vrij, leef als zodanig! O, ja en vergis u niet, de Geest kan zich wel, tijdelijk en in bepaalde mate, terugtrekken of wijken door een zware zonde. Ik heb dat persoonlijk meegemaakt en dat wens in niemand toe. Met zekerheid durf ik daarentegen te stellen dat een heiden wel degelijk bezet kan zijn door demonen, vooral bij het aangaan en het volharden in zware zonden zoals bijvoorbeeld occultisme, geweldpleging, drankmisbruik, afgoderij, pornografie en hoererij. Uiteraard getuigt de Bijbel van deze schrikbarende gevallen en is mijn zekerheid voornamelijk op deze waarheid gestoeld. Maar de praktijk heeft mij dit ook geleerd. Ik kom uit een gezin waar incest is voorgevallen. Dat is geen vloek van het voorgeslacht, ondanks dat de incestpleger, mijn stiefvader, zelf in zijn jeugd seksueel is misbruikt. Nee, dit is een individuele keus om deze zware psychische verwonding te vergelden of niet. Dat overkomt je niet, dat doe je of je doet het niet. Noch mijn tweelingzusje, noch ik hebben kinderen seksueel misbruikt of daar de neiging toe gehad. Sterker nog, als ik berichten hierover hoor, kookt mijn bloed en zint mijn gemoed op wraak ten aanzien van deze walgelijke misdadigers. Onderlaatst kwam zo’n geval zeer dichtbij. Iemand die ik mijn hele leven ken, een nabij familielid, stond voor de rechtbank en ik hoorde alle gorigheid aan, die hij op kinderpornografisch gebied bekeek; ik werd kotsmisselijk van verdriet en wilde hem bijna te lijf gaan in de rechtbank. Hij had inmiddels een kind van een vriend betast tijdens het klussen en zijn eigen dochter had hij, ‘per ongeluk’, aangeraakt op een plek waar het niet hoort, zo’n acht jaar geleden. Veel van deze walgelijke praktijken voerde hij onder invloed van drank uit. “Dronkaards en hoereerders zullen het koninkrijk der hemelen niet beërven”. Deze potentiele kinderverkrachter bleef liegen alsof het gedrukt stond voor de rechter. Ik had hem enige malen in de gevangenis bezocht en getracht hem tot Christus te leiden. Hij vertoonde meer zelfmedelijden dan berouw en spotte met God en het recht en
had een zeer zelfingenomen houding, daarbij bewerende dat híj deze daden niet deed, maar iemand anders. God liet mij zien dat hij demonisch bezet was, omdat hij zich niet wilde bekeren van deze misdaden. Toen ik er niet langer tegen kon om met hem maar over koetjes en kalfjes te praten tijdens het bezoek in het huis van bewaring, besloot ik God om een woord te vragen over zijn situatie. Een paar weken voor de rechtszaak kreeg ik de volgende woorden van God over zijn toestand: ”De mens des wensen is zijn weldadigheid; maar de arme is beter dan een leugenachtig man. Wie de vader verwoest of de moeder verjaagt, is een zoon die beschaamd maakt en schande aandoet. Een Beliasgetuige bespot het recht en de mond der goddelozen slokt de ongerechtigheid in” – Spreuken 19 : 22, 26, 28. In deze drie zinnen gaf de HEERE Jezus exact de man’s omstandigheid en zonden aan. Deze jongen, van wie ik zeer veel hou, stond bekend als een weldoener, zette zich voor tal van weldadigheidacties in, trad daarmee op de voorgrond en naar buiten, maar hield zich al die jaren bezig met de verwerpelijke zaken, die ik hiervoor beschreef, een leugenachtig man dus. Zijn moeder heeft zelfs haar woonplaats verlaten voor de schande, die hij zijn familie heeft aangedaan. En tenslotte beloog hij de rechter en praatte zijn daden goed door te beweren dat het door de drank kwam en bagatelliseerde hiermee al zijn misdaden, zoals een dronkaard dat doet vanwege zijn drankgebruik en de ellende, die daaruit voortvloeit. Wat een geweldig God hebben wij, in Christus, en wat een ongelofelijke genade schonk hij mij in deze penibele en precaire affaire. Ik besloot dit familielid los te laten en voor hem te blijven bidden, maar het contact definitief te verbreken. Overigens ligt aan deze verschrikkelijke teloorgang een gebod uit de Bijbel, dat in dit heidense huwelijk flink geschonden werd, ten grondslag: “De man zal aan de vrouw de schuldige goedwilligheid betalen, en evenzo de vrouw aan de man. De vrouw heeft de macht niet over haar eigen lichaam, maar de man; en evenzo heeft ook de man de macht niet over zijn eigen lichaam, maar de vrouw. Onttrekt u elkander niet….., opdat de satan u niet verzoeke” – 1 Kor 7 : 3,4,5. In de huidige huwelijken bepaalt de vrouw dikwijls de seksuele omgang en wordt de vleselijke gemeenschap als een soort machts- of ruilmiddel gebruikt. Juist dit soort gedrag, dat helaas ook in christelijke huwelijken zich voordoet, veroorzaakt excessen in de seksualiteit. Vandaar dat er staat geschreven: “Onthoudt of onttrekt elkander niet, opdat de satan u niet verzoeke.” Dit is bij deze jongen het geval geweest, want zijn vrouw ging na de geboorte van hun eerste dochter zelden of nooit meer de huwelijksdaad aan. Dat neemt niet weg dat deze ziekelijke en satanische ontucht voor de man zijn eigen verantwoording is. De duivel is een smerige verleider, maar de mens kiest zelf om aan de verleiding toe te geven of niet. Maar zijn vrouw heeft hierin eveneens een verkeerde rol gespeeld. Het schenden van Gods geboden bezorgt de mens ten alle tijden narigheid en onheil, in vroeger of later stadium. Deze gevolgen dragen soms zeer ver, zoals u kunt bemerken. Laatst vermelde informatie heb ik overigens niet van zijn vrouw, maar van de man in kwestie zelf vernomen. De waarheid hierover kent God, maar ik weet uit ondervinding dat deze machtsstrijd zich in veel huwelijken voltrekt. Omdat deze man gevangen zat en daardoor geen inkomsten meer vergaarde, werd mij zijn auto aangeboden door onze moeder, want zo liepen de kosten voor hem niet buiten de perken in deze tijd van detentie. Ik bad God om raad hierin, want mijn eigen autootje beviel mij goed en ik moest nog enkele
kleine reparaties verrichten om dit oude brikje door de keuring te krijgen. Dat zou mij hooguit tweehonderd euro kosten. De HEERE gaf mij een woord, waarin Hij adviseerde van deze ‘ruil’ af te zien. Mijn moeder bleef echter sterk aandringen en zei dat het beter was voor mij, omdat er niets aan dit wagentje van mijn broer mankeerde. Ik besloot het advies van God in de wind te slaan en mijn moeder een plezier te doen. Bij de keuring in mei kwamen enige gebreken aan het licht en de ‘schade’ bleek bijna zevenhonderd euro te zijn, een geweldige uitgave voor een armoedzaaier als ik. En tevens mijn eigen schuld, want ik heb niet naar God geluisterd, terwijl ik Hem niettemin raadpleegde. Ik hoop dat de overvloedige genade van God over mijn leven zeer tot de verbeelding zal spreken in deze getuigenis en hopelijk leidt tot jaloezie of interesse in mijn lieve Jezus, het doel en de vreugde van mijn bestaan. Laat je niets wijsmaken door de duivel, door goedgelovige en bezorgde broeders of zusters of door allerlei sites op internet over het verbreken van vloeken van het voorgeslacht of het uitwerpen van demonen bij christenen. Een christen is vrij van demonen! Punt Uit. 1 Johannes 4 vers 4 zegt “Want Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is.” U bent een overwinnaar in Christus! Mits de geboren zondaar natuurlijk doelbewust en zonder enig berouw in de zonde blijft volharden, maar, ja, dan is Romeinen 8 vers 9 op deze mens klaarblijkelijk van toepassing en dient de ware bekering kennelijk nog plaats te vinden. Nergens, maar dan ook helemaal nergens valt een letter of jota te ontdekken in het Nieuwe Testament over demonische bezetting bij wedergeboren christenen, die getrouw en gehoorzaam De HEERE Jezus trachten te volgen, ondanks al hun tekortkomingen en dagelijkse zonden. Wees daarom niet bevreesd. Uw zonden zijn betaald aan het kruis, ook die zonden welke u nog zult begaan. U zondigt echter niet meer tegen God, maar u bent ongehoorzaam aan uw hemelse Vader, die daar verdriet van heeft, omdat Hij van u houdt en het beste met u voorheeft. Geen enkele inspanning voor de tijd van uw bekering kon u tot behoudenis zijn, maar ook geen enkele inspanning na uw bekering zal u kunnen behouden. Het offer en bloed van Christus hebben de behoudenis bewerkstelligd en uit liefde voor de Allerhoogste Heer weert u de zonden uit uw leven en dat gaat eigenlijk een beetje vanzelf door de werking van de Heilige Geest. Laat je alsjeblieft niet opnieuw knechten tot slavernij van de angst, want aldus spreekt Christus in Romeinen 8 vers 15: “Want gij hebt niet ontvangen den Geest tot dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen de geest der aanneming tot kinderen door Welken wij roepen: Abba, Vader! Dezelve Geest getuigt met onze geest, gaat de apostel Paulus hier verder, dat wij kinderen Gods zijn.” Medeerfgenamen in Christus van de allerhoogste God, een heilig priesterdom, een Koninklijke zoon of dochter. Laten wij daarom wandelen als zodanig in heiliging en gehoorzaamheid, beretrots op Onze Vader en vol van respect en innige dankbaarheid aan de Zoon, die het volbracht. Heilig, heilig, heilig, is de HEERE God Almachtig en het Lam gezeten op de troon. Verlaat je alleen op het Woord van God, trek de geestelijke wapenrusting aan - Efeze 6:10 t/m 20, bidt de Vader om kracht en vergeving, de Zoon om Zijn reinigend en verlossend bloed in de strijd tegen het vlees, weersta de aanvallen van de satan en de verleidingen van deze wereld. Richt je ogen alleen op Christus, die vol ontferming en genade met open armen wacht om je te omhelzen, te vertroosten en van je te houden zoals
niemand dat kan. Houdt je met Hem bezig, niet met de begeerten van het vlees en van de wereld, en toch zeker niet met de duivel. Streef gehoorzaamheid na vanwege de liefde voor de ultieme Liefde van jouw aardse leven. Luister simpelweg naar de oneindig rijke Geest van de Zoon, Die door de Bijbel tot je spreekt en beantwoordt vreugdevol aan de uitverkoren status als kind van God. Sta weer op als je valt, belijdt je zonden, vraag vergeving en vervolg stante pede de weg van Christus door veelvuldig in Zijn Woord te lezen. “Weest in geen ding bezorgd, maar laat uw begeerten in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God” - Fil 4:6. Draal niet en zie niet om, gelijk de vrouw van Lot. En dank, dank, dank en dank! Vanzelfsprekend schept de zonde afstand tussen u en uw Schepper en beïnvloedt een zondig leven de relatie met Christus, want in elk gezond huwelijk streef je naar eerlijkheid, openheid, eerbied, rechtvaardigheid en onvoorwaardelijke liefde en trouw, omdat dit een zegen is voor een hartverwarmende en vruchtbare verbintenis. De afstand, die ontstaat door de zonde brengt geestelijke of lichamelijke verdrukking. Ik weet er alles van, want ik heb zelf nog een korte tijd een bewuste zonde in mijn leven gehad, die mij geestelijk beklemde en waar ik, door omstandigheden gedreven en te weinig vertrouwen in God, nog een maand of wat aan vastzat destijds, mits God mij onverwachts zou uitredden. Voor dat laatste heb ik gebeden en ook hierin is God mij genadig geweest. “Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen zijn niet oorbaar; alle dingen zijn mij geoorloofd, maar ik zal onder de macht van geen mij laten brengen.” zegt Paulus in 1 Kor 6:12. De macht waaronder u zich laat brengen, kan zelfs tot de dood leiden. Depressiviteit gevolgd door zelfmoord komt ook bij christenen voor. De satan kent al onze zwakheden en indien wij niet in de autoriteit van Christus blijven staan door gehoorzaamheid en het aantrekken van de wapenrusting, zijn we een gemakkelijk doelwit voor zijn giftige pijlen. En let wel, Paulus doet deze uitspraak naar aanleiding van de Joodse spijswetten, want de apostel bedoelt absoluut niet met deze zinsnede dat de zonde geoorloofd is. Leef daarom in deze vrijheid als een heilige offerande voor God, stel u veilig onder het bloed van de HEERE Jezus en proclameer dit ook krachtig bij momenten van zwakte, want er is wonderbare kracht in het bloed van het Lam. En een ieder die u ontmoet, zal een beeld van Christus in u waarnemen. Wees blij, want God houdt zielsveel van u, daarom gaf Hij Zijn eniggeboren Zoon en schonk u daarmee een vaste grond van hoop op eeuwige rust en vrede in de nabijheid van onze heilige God, Verlosser, Zaligmaker, HEERE en Koning, Jezus Christus. Wat een ongekende genade. Wat een onverdiende weelde. Tenslotte wil ik nadrukkelijk een kanttekening plaatsen bij het voorafgaande betoog: ik denk dat heel veel christenen last van demonen hebben, doordat ze de aanklager in hun leven laten door leugens en zonden. Ze zijn echter niet demonisch bezet, maar lijden onder de eigen zonden, die ze begaan of doordat ze in de leugen geloven dat ze een onwaardig kind van God zijn. Door te denken dat je demonen in je draagt als christen ten gevolge van zonde of vloeken van het voorgeslacht, zul je nooit heuse vrijheid ervaren, want reken maar dat de satan deze leugen zwaar aanzwengelt en uitbuit. De strijd begint in je denken, daar versla je de vijand, daar begint de ware vrijheid of ontstaat de gebondenheid. Daarom zou ik bijna willen zeggen dat het wonderbaarlijker is, wanneer een christen nooit last van
demonische aanvallen heeft, want de satan grijpt elke kans aan, die u hem verschaft. Deze aanvallen komen echter van buitenaf (“Want wij hebben niet de strijd tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht.“ - Efeze 6:12 en meestal door eigen toedoen, dat wil zeggen door ongehoorzaamheid, ongeloof of een klein geloof, want Gods Geest woont immers in u en het Licht van de wereld heeft geen gemeenschap met de duisternis. (“ dat God een Licht is, en gans geen duisternis in Hem is“ - 1 Joh 1:5). In verreweg de meeste brieven van het Nieuwe Testament (17 van de 21), na de uitstorting van de Heilige Geest in Handelingen 2, bieden de schrijvers de genade en vrede van God, onze Vader, en de HEERE Jezus Christus aan. In de Hebreeënbrief (hoofdstuk 4) hamert de schrijver op de rust van God, waarin wij dienen te gaan. Het is zelfs een gebod. Rust en vrede in Christus zijn de pijlers, die Hij ons schenkt om in geloof en volharding verder te kunnen in dit leven. En in Openbaringen schrijft Christus door middel van Johannes de zeven gemeentes aan, die tevens een beeld zijn van de huidige kerk, om zich te bekeren van de verkeerde werken. Van de zeven gemeenten, die Christus noemt, ontvangen er vijf een reprimande vanwege deze verkeerde werken oftewel zonden. Onze wandel als christen draait dus niet om demonen, maar om bekering van de ongerechtigheden, die wij begaan, dat is de hoofdzaak van ons streven als christen: een oprecht heilig leven, vol van liefde en waarheid, want hoewel je de behoudenis niet kunt verdienen, kun je wel degelijk de Geest van Christus uitdoven door in de zonde te blijven volharden. Daar kan ik over meepraten uit eigen ervaring. Het brengt bovendien angst en schaamte teweeg. Ik ben namelijk, nadat ik samen met Claire ruim 10 maanden clean was, elf maanden lang met een wekelijkse regelmaat teruggevallen in de oude zonde van drank- en drugs: “De hond is wedergekeerd tot zijn eigen uitbraaksel en de gewassen zeug tot de wenteling in het slijk “ – 2 Petrus 2:22. De enige aanwijsbare reden was zwakte van het vlees en dat dien ik te kruisigen. Maar, en dat kan geen toeval zijn, rond de dag van het bezorgen van deze getuigenis viel ik voor het eerst terug in deze oude zonden en langzamerhand sloop de verslaving naar binnen, alsmede de depressies en aanklachten. Daarnaast was ik ‘zwart’ aan het werk om een operatie voor mijn vrouw te kunnen vergoeden, hetgeen eveneens een zonde is. De duivel had redenen genoeg om mij aan te klagen. Ik zonk mijlendiep in een put van verschrikkelijke doodsangsten en moest de HEERE tenslotte uren achtereen vele malen smekend aanroepen voor bevrijding van de machten der duisternis, die mij omringden. Overigens verliet ik mij in deze aardedonkere teloorgang van maanden, die als jaren duurden, doelbewust en tegen de kennis van Gods Woord in, op adviezen van een ‘zwakke’ broeder en vriend, die me aanraadde om gewoonweg toe te geven aan deze middelen. God zou mij wel bevrijden, dat kon ik zelf niet. Ik nam deze leugen voor waarheid aan, willens en wetens, en dat leverde me een helse strijd op met de dienaars van de duisternis. Deze machten nam ik ook wezenlijk waar en met de kracht van Gods Geest kon ik, godzijdank, het tij keren, want in Christus ben ik meer dan overwinnaar. Maar God liet opnieuw zien, waarin mijn geestelijk groei achterbleef en om welke reden dit geschiedde. Ik kreeg het verhaal van Simson te lezen, waarin zijn vrouw Delila hem “alle dagen met haar woorden perste en zijn ziel verdrietig werd tot stervens toe.” – Richteren 16 vers 16 t/m 31. De zwakte voor zijn vrouw zou Simson fataal worden en tot zijn dood leiden.
Ook Claire bestookte mij veelvuldig met krenkingen van overspel uit het verleden en andere vernederingen om mij geestelijk te verdrukken en zodoende haar behoefte aan drank en drugs bevredigd te krijgen. Nadat zij een hersteloperatie in Gent had ondergaan, waardoor ze weer vruchtbaar werd en dus zwanger kon raken, hetgeen ik met het bewuste zwarte geld betaald had, vertelde ze mij drie weken later dat ze absoluut geen kinderen meer wilde. Deze gevoelens werden sterker door de terugval in de zonde van verslaving. Ik verzekerde haar dat God ons wilde zegenen met een nieuw kind om ons zodoende de kans op herstel en hereniging met onze andere lieve schatjes, Kiara en Djermo te bieden, want God is een God van wonderen en herstel. Claire raakte twee keer zwanger, maar een miskraam volgde in vroeg stadium in beide gevallen, omdat wij regelmatig weer drank en drugs gebruikten. Zij wilde daar absoluut niet mee stoppen. Ik zei haar dat de zwangerschap dan nooit voltooid zou worden en onze kinderen nooit meer bij ons terug zouden keren, hetgeen voor mij ondragelijk is. Ik mis mijn kinderen vrijwel elke dag. Drugs en drank waren haar evenwel liever dan een nieuw leven met God en haar gezin. Ze wilde alleen met mij verder als ik haar toestond om af en toe te drinken en drugs te gebruiken. Mijn wereld stortte volledig in. Had ik me hier met heel mijn hart en ziel ingestort om als eindresultaat weer van God los te raken en daarbij de herenigingskans met mijn kinderen mis te lopen? Ja, dus! Claire tergde mij tot het uiterste om haar zin te krijgen. De misdaden, die zij tegen mij heeft begaan, doen een ieder die dit zou horen, de haren ter berge rijzen. Maar omdat zij de moeder van mijn kinderen is en ik heel veel van haar heb gehouden, zwijg ik hier liever over. God is mijn getuige dat ik niet overdrijf, alsmede enkele broeders en zusters. Ik heb zwaar geleden onder haar haatbetuigingen, vernederingen en grofheden. Uiteindelijk bleek zij in werkelijkheid geen spatje veranderd en keerde alle verschrikkingen van jaren daarvoor in grote hevigheid terug, inclusief overspel, nu zelfs tijdens het huwelijk. Ik bleef haar vergeving schenken, maar mijn hart kraakte van ellende en verdriet. Ze maalde er nauwelijks om en zette haar hoererij, haat en nijd lustig en doelbewust voort. Uiteindelijk brak ze mijn hart voor de zoveelste keer en nu voorgoed. Toen ik tijdens een bezoek aan de kinderen door de maandenlange stress en vanwege het regelmatige drank- en drugsgebruik met een ambulance werd afgevoerd om tenslotte op de hartbewaking te belanden, gingen mijn ogen pas goed open. Op een moment dat ik vreesde deze voorgoed te sluiten, aards gezien, wel te verstaan. Claire heeft vrijwel nooit de intentie gehad iets van dit huwelijk te maken, maar ik putte hoop uit elke kleine aanraking van liefde. Ze liet mij weten dat ze in een later stadium ook met andere mannen ging om te onderzoeken hoe vergevingsgezind ik werkelijk zou zijn. Wat een sadisme. Terugkijkend kan ik concluderen dat zij er alles aandeed om de getuigenis over Gods grootheid in mijn nietige bestaan om zeep te helpen. Dat sprak zij ook veelvuldig uit, want zij achtte zichzelf tekort gedaan in deze vertelling, terwijl ik haar in vele opzichten juist heb gespaard. “Zo was ze helemaal niet, integendeel, ze was een lief meisje dat door mij zo geworden was” luidde haar verweer. Nou, de tijd heeft geleerd dat dit een grove leugen is, zoals ze er vele had tijdens onze relatie. Mijn wantrouwen in haar is altijd gegrond geweest, achteraf bekeken. Ze is terug bij af, aan de drank, aan de drugs en volop in hoererij verkerend zowel met mannen als vrouwen en van God wil ze niets meer horen of weten. Toen ik ontsteld vroeg naar deze diepe val in het duister en haar memoreerde aan
het offer dat Christus voor haar bracht, antwoordde ze doodleuk: “Ja, ik hou ook wel van Hem, net als van jou en de kinderen, maar ik heb er niks voor over.” Ik trachtte haar enigszins schrik aan te jagen door te stellen dat deze manier van leven haar, in Gods ogen, tot een ongelovige maakt. Dit sorteerde geen enkel effect, ze vreest God, noch hel.Ik viel bijna om van verbazing en hoewel ik met haar te doen heb, wil ik niets meer met haar te maken hebben. Vergeven doe ik haar alles, maar vergeten kan ik dit momenteel niet. Omwille van het zoveelste overspel ben ik gaan scheiden, want ik heb met de duivel op één kussen geslapen, althans zo voelde dat voor mij. En van een verslaving kom je nooit af, indien de ander constant bezig is je op alle fronten te ondermijnen. Is mijn God mij nu een leugenachtig God geworden? Nee, natuurlijk niet, God kan namelijk niet liegen en Zijn diepste wens is verzoening, maar de uitkomst wist Hij natuurlijk al. Maar ik had zelf mijn GBV ( Gezonde Boeren Verstand) moeten gebruiken, want Claire heeft bijna geen enkele zonde uit eigen beweging beleden en een vrouw, die van God houdt zoekt ook in haar eentje Zijn nabijheid in plaats van het aardse vertier en verderf. Zij heeft zichzelf en de wereld echter liever dan God of wie dan ook. Een hartelozer, gevoellozer en valser mens als mijn eigen vrouw heb ik niet eerder in mijn leven ontmoet, eerlijkgezegd, maar dat is simpelweg een afspiegeling van elk ander niet wedergeboren mens, want in de menselijke natuur is werkelijk niets oprecht goeds te vinden. Toch zal ik altijd van haar blijven houden, want van liefde heb ik nooit spijt gehad, wel vreselijk veel pijn. Bovendien heb ik haar diepe zielensmart over de verschrikkingen die zij in haar leven heeft meegemaakt, van heel dichtbij gezien en gevoeld en daarmee het lieve, eenzame, zachtmoedige, tedere, hulpeloze, kleine meisje ontmoet dat smacht naar oprechte liefde. Toch zullen de hoogmoed, het egoïsme, haar ijdelheid en trots zich te Zijner tijd in haar leven uitbetalen en ik hoop van harte dat God haar genadig zal zijn. Ik heb echter geen zin meer om hier getuige van te zijn, want daarvoor hou ik te veel van haar en trek ik me haar lot te zwaar aan. Ik ga er zelf aan kapot, want ik ben één vlees en één geest met haar geweest. Al deze onderhuidse zaken waren mij bekend, maar ik was verblind door mijn wens om mijn gezin te herenigen onder Gods bezielende leiding. Ik ben twee jaar verder, wederom alleen, lik opnieuw mijn zwerende wonden en keer vol hunker en honger naar Gods liefde terug, want Hij wankelt niet en is getrouw! Claire zal nooit meer mijn vrouw worden, ik keer mij definitief van haar af en hopelijk ontmoet ik haar in de hemel, want ik weet zeker dat ze een kind van God is geweest , althans dat geloof ik van harte, maar haar begeerte naar de zonde, haar immense boosheid en verbittering overstijgen nochtans de liefde van God. Ze is, geheel uit vrije wil, een speelbal van de satan, want ze is niet langer onwetend, omdat haar het Evangelie uitvoerig is verkondigd. Ze zondigt willens en wetens en zonder bekering wacht haar het oordeel, de hel: “Want zo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden. Maar een schrikkelijke verwachting des oordeels, en hitte des vuurs dat de tegenstanders zal verslinden” - Hebr. 10 vers 26,27. De laatste tekst, die ik van God over haar kreeg, was de volgende: “Ik heb haar de tijd gegeven, opdat zij zich zou bekeren van haar hoererij, en zij heeft zich niet bekeerd” - Openbaring 2 vers 21. En dat zijn de harde feiten, Claire leeft en gedraagt zich als een hoer. En hoereerders zullen, zonder bekering, het Koninkrijk der hemelen niet beërven getuige 1 Korinthe 6 vers 10. Ook de mannen niet die met haar het bed delen!
Was Claire nu demonisch bezet? Nee, hoor zij gaf toe aan haar boze hart en haar vleselijke begeerten. In de rust ontmoet zij een innerlijke strijd, haar verdorven natuur afgezet tegen het Licht van God. En deze worsteling is haar te machtig, want dan moet ze erkennen dat er niets goeds in haarzelf te ontdekken is en die beerput van de menselijke natuur bedekt ze liever met een deksel van uiterlijke schijn en leugens. Ze heeft zichzelf en de wereld liever dan God. Volharden in het geloof door middel van gehoorzaamheid en heiliging, daar had ze geen zin. “Waarom kun je als christen geen drank en drugs gebruiken of niet eens lekker naar de kermis gaan” vroeg ze zich vaak af. Nou, daar komt ze van zelf achter, want daarmee dooft de Geest van God allengs uit en neemt de zondige, menselijke natuur opnieuw de overhand. En stoom je jezelf klaar voor het eeuwig verderf, een lijden zonder enig uitzicht op verlossing, een eeuwig leven zonder de schitterende schoonheid van Christus. Ze vertelde mij aanvankelijk, tijdens deze afdaling in de duisternis, dat ze sporadisch de HEERE Jezus nog weleens dankte voor Zijn offer op Golgotha, maar geen zin heeft zich voor het geloof of wat dan ook in te zetten. Twee of drie weken daarna was er geen spoortje geloof meer in haar te ontdekken en van geen enkele dankbetuiging meer sprake. De weg van werelds plezier, de begeerte van de zonde alsmede het verdoven van haar pijn en het uiten van haar haat winnen het van de wil om Christus te volgen, treurig genoeg. Vanzelfsprekend springen de machten der duisternis hier gretig op in, maar je zet zelf de deur wagenwijd open en een inbreker heeft maar een kiertje nodig om zijn breekijzer te plaatsen. Door berouwvol te belijden en te vechten tegen de zonde houdt God te allen tijde de wacht aan de deur en kan de rover nooit binnendringen. Een zeer nabije vriend en broeder speelde een bedenkelijke rol in het geheel. Zijn zwakte school eveneens in drank en seks. Naast zijn adviezen om gewoonweg drugs en drank te gebruiken, “want het gaat tenslotte niet om de middelen, maar om de liefde, en God moet je daarvan bevrijden, dat kun je zelf toch niet” zo beweerde deze broeder, kwam uiteindelijk naar buiten wat er werkelijk in zijn hart zat. Bevrijding van oude gewoontes is inderdaad een kracht, die van God uitgaat, maar ik moet wel de wil tonen om mij te bekeren en daarvoor ook bidden, want anders verandert er helemaal niets. God dwingt namelijk niet. Ik begon gaandeweg te twijfelen aan zijn oprechtheid. Nadat de hoerige escapades van Claire, en de scheiding, die daaruit volgde, mij tot op de rand van waanzin, wanhoop en zelfmoord hadden gedreven, bleef hij haar steeds maar bij mij aanbevelen. Zij was volgens hem nog steeds zijn zuster in de HEERE en hij vertoonde een buitensporige gevoeligheid voor haar, die mij mijn wenkbrauwen deed fronzen. Als het over Claire ging, was hij in een mum van tijd in tranen en bewogenheid, terwijl hij voor zijn eigen gezinsleden niet eens een gebed kon opbrengen, noch voor zijn vrouw, noch voor zijn kinderen. Daarbij had hij naar mij toe een overdreven zorgzaamheid, maar wilde mij tevens van elke vorm van een nieuwe relatie afpraten en weerhouden. Ik liet aan de discutabele huisvriend meer en meer blijken dat ik de gehele beker, die God mij geeft te drinken, wil ledigen vanuit de kracht van Christus en vanwege de liefde die Jezus op het kruis van Golgotha voor mij toonde. Veelal richtte ik mijn relaas tegen hem, omdat hij alles behalve een christelijk leven leidde en mij steeds probeerde af te remmen in de zaken van de HEERE. Zijn mond was vol van de HEERE, zijn wandel vrijwel geheel ontdaan van christelijke voeding. Deze man vulde zijn leven voornamelijk met drank, vraatzuchtigheid, roken, het urenlang kijken van zeer omstreden en gewelddadige films en hij zocht steeds minder de wegen van de God.
Veelvuldig ontsproot aan hem een diepe haat naar mij, zichtbaar in zijn ogen, indien ik sprak over het volgen van Christus, desnoods tot in de dood. Terwijl hij al meer dan vijfentwintig jaar bekeerd was, vroeg hij zich nog steeds af of hij wel echt voor Jezus zou willen gaan. Dit twijfelachtige getuigenis tekende zich gaandeweg meer af in zijn leven. Drank en luiheid maakten steeds meer bij hem kapot. Zijn bemoeienis met mij leek op dat van een huwelijkspartner, waarbij hij mij probeerde te domineren en te kleineren. Uiteindelijk kreeg ik steeds vaker ruzie met hem als het over het Woord van God ging en verdraaide hij alle geboden met oneliners uit de Bijbel. Hele dagen lag hij op zijn bed, dit werd afgedaan met de slogan “Hij geeft het Zijn beminden immers in hun slaap”. Overmatig en dagelijks drankgebruik praatte hij goed met: “Een weinig wijn is goed voor de maag”. Een gebedloos leven was eveneens Bijbels: “Gij weet immers niet wat gij bidden zult en God bidt vierentwintig uur per dag voor ons”. Contact onderhouden met je kinderen is ook niet nodig, “want God zoekt het verlorene en brengt dat terug”, daar hoef je zelf niets voor te doen. Uiteindelijk vroeg ik aan God een woord over hem, mij en Claire en kreeg ik Hooglied en de Bijbeltekst “Elke boom, die geen vrucht draagt, wordt uitgeworpen”. Het laatste nam ik vooral zelf ter harte. Ik confronteerde hem met deze zaken door te vragen of hij zich enigszins in die teksten kon vinden. Dat beaamde hij, maar hij was niet verliefd op Claire, doch had slechts begeerte naar haar. Een paar dagen daarna liet God mij zien dat de tekst van Hooglied op de relatie tussen mij en hem sloeg. Al lang voelde ik mij ongemakkelijk in zijn nabijheid en had ik ook soms nachtmerries, waarin hij mij fysiek benaderde. Ik confronteerde hem met deze openbaringen en vertelde dat ik op grond van de onreinheid van zijn kant en de haat, die hij naar mij etaleerde, besloot deze vriendschappelijke relatie te beëindigen. Ik nam in pijn, liefde en vrede afscheid van iemand, die ik liefheb, maar mijn weg met Christus zwaar verstoorde. Overigens weersprak hij de gevoelens van homofilie niet en dat zegt mij voldoende. Toch is dat niet de oorzaak van deze vriendschapsbreuk. Toen Claire een maand of acht geleden mij aan het lijntje hield en op woensdag naar de kermis in mijn geboortedorp Heemskerk ging, wist ik dat zij zich zou overgeven aan hoererij. Ik kon haar telefonisch niet bereiken en de enige mogelijkheid was om daar polshoogte te gaan nemen, want wij waren nog getrouwd. Maar dit leed wilde ik niet aangaan, want ik zou haar en een eventuele minnaar zonder enige twijfel naar het leven hebben gestaan. Ik was het meer dan zat en in alle staten. Twaalf keer heb ik mij verenigd met die rotgriet en niets is er ten goede veranderd, sterker nog het werd slechter dan ooit tevoren. De huisvriend, die zelden of nooit uit zichzelf mij bezocht, stond op die bewuste kermisavond aan mijn deur en zei dat hij me op kwam halen om te biljarten, iets wat ik nog nooit met hem had gedaan. Biljarten doe je in de kroeg en daar wordt drank geschonken en dat maakt van mij, in zo’n situatie, een psychopaat en een potentiele moordenaar. Eén slok drank en de remmingen zouden weg zijn. Ik zou me laveloos zuipen, coke halen, haar gaan zoeken op de kermis en me door niets of niemand laten weerhouden. De grens was bereikt, tijd om wraak te nemen. Hij was van alle details op de hoogte en ik vroeg of hij niet goed bij zijn hoofd was. Hij zei : “Dan gaan we gewoon een stukje rijden en zien wel waar we belanden”. Meneer reed toch gewoonweg naar een kroeg in Bergen aan Zee. Ik had het gevoel alsof de duivel hem gezonden had en ervaarde
veel aandrang om te drinken en hem snoeihard op zijn bek te slaan, maar gaf daaraan niet toe door Gods kracht. Met zulke vrienden en broeders heb je geen vijanden nodig. Ik was verbouwereerd en geïrriteerd, maar besloot, vanwege de vriendschap, om water bij de wijn te doen. Biljarten, prima, maar drank nam ik niet. Die avond overwon Christus in mij. En ik werd door God verzocht vanwege de wraakzucht, die nog in mijn hart heerste. De HEERE wil mij daarin beteugelen, want Hem komt de wrake toe, niet mij. De wijze waarop hij later de vriendschap, op mijn verzoek, beëindigde, sprak boekdelen en toonde Gods waarheid over hem en zijn duistere wegen: Letterlijk alles dat ik hem uit vriendschap had geschonken, gaf hij mij een paar dagen later anoniem en stiekem terug door de spullen in een vuilniszak in mijn schuur te zetten, tot zelfs een schrijfschrift, dat ik had meegenomen voor het bijhouden van de score bij het darten, aan toe. Als een versmade vrouw. Ik ben verdrietig, maar ook blij dat ik zowel van hem als Claire ben verlost, want vijanden, die zich als vrienden voordoen, zijn het meest achterbaks en daardoor moeizamer te doorgronden dan een openlijke tegenstander. De waarheid van het hart openbaart zich vroeg of laat en daarmee ook de zonde, die hiermee gepaard gaat. Ik bid dat ik in de kracht, de liefde en de waarheid van Christus staande blijf en ik hoop van harte dat deze ‘vriend’ naar de waarheid in Christus terugkeert, maar net als Claire, voor wie ik hetzelfde hoop, komt hij nooit meer in mijn leven. Vergeving, prima, graag zelfs. Omgang echter niet meer, ik ga zelf geen vijanden terughalen, waar God mij in Zijn liefdevolle en genadige advies van heeft verlost. Een excuus of spijtbetuiging over dit uiterst vreemde gedrag heb ik nooit gekregen, wel kwaadheid en verbolgenheid over het feit dat ik deze vriend op bovengenoemde zaken aansprak. En dat zegt mij genoeg. Ik bid nog regelmatig voor hem, dat wel. Overigens hoor ik als christen een ieder mens te vergeven op grond van het feit dat God mij als zondaar vele malen meer heeft vergeven dan dat iemand tegen mij persoonlijk kan zondigen in een mensenleven. De zonden die we tegenover God begaan zijn ontelbaar en onbetaalbaar. Daar moest Christus voor sterven, geen enkel mens is in staat deze schuldenlast te betalen, omdat niemand vrij van zonde is. Dus wie ben ik om een ander niet van harte te vergeven als mij, door God, zo veel meer vergeven is? Daarmee verplicht ik mezelf evenwel niet om met iedereen omgang te hebben, want indien iemand van zijn fouten niets leert, ik daar steeds tegen aanloop en niet bij machte ben dit leed of euvel te dragen, dan is een tijdelijke verwijdering beter, zodat beide ‘srtijders’ kunnen groeien in de liefde en in verdraagzaamheid. Meestal ligt onverwerkte pijn nog ten grondslag aan dit onvermogen om contact te hebben. Het is dan verstandig om de daadwerkelijke verzoening af te wachten tot een later stadium, want anders bots je voortdurend met elkaar en daar is niemand mee gebaat. Maar het is ook goed mogelijk dat de pijn zo groot is voor een mens, dat iedere vorm van contact niet meer wenselijk is. Niettemin behoor je de ander toch te vergeven. Ben ik niet bereid mijn medemens vergiffenis te schenken, dan zal God mij ook niet genadig zijn: “Maar indien gij niet vergeeft, zo zal uw Vader, Die in de hemelen is, ook uw misdaden niet vergeven.” - Markus 11:26. Toen ik uit IJmuiden weg wilde om naar mijn geliefde Katwijk terug te keren, omdat de situatie mij teveel werd, maar ik tegelijkertijd geen enkele mogelijkheid zag om dit te realiseren, kwam een klein wonder tot mij. Peter deelde mij mede dat tante Marie Corsel
een bescheiden woonark ter beschikking had, die ik kon huren. Een week daarvoor had ik, wanhopig en geknakt, de HEERE gebeden om naar Katwijk terug te mogen gaan. Wat een miraculeuze en snelle gebedsverhoring. Niettemin toets ik tegenwoordig elk gebed aan Gods Woord en Zijn bezielende leiding daarin, inmiddels. Ik antwoordde Peter op zijn aantrekkelijke voorstel dat ik toch eerst de HEERE zou raadplegen om te horen of dit aanbod wel naar Zijn wil was. Zo gezegd, zo gedaan. Ik kreeg een tekst over de schepen van Tarsis, een aanwijzing voor de woonboot wellicht, want dat is ook een scheepje. De term “de schepen van Tarsis” komt slechts zo’n vijfmaal voor in de Bijbel. Ik wilde daarentegen meer zekerheid en bad God opnieuw om een teken. Ik ontving een tekst over de Ark des verbonds en wist onmiddellijk dat deze keus mij tot zegen zou zijn. Dit teken van God was overduidelijk: het sloeg op de woonark en eveneens liet de HEERE mij zien: “ Keer terug naar de plaats waar Ik met jou het verbond in Christus sloot” en dat is Katwijk, mijn wedergeboortedorp. Wat een genade en zegen dat wij, christenen, kunnen bidden tot onze hemelse Vader in de naam van Christus en uit liefde onze gebeden verhoort. Voor anderen, maar ook voor jezelf, soms. Alles wat mij overkwam in mijn persoonlijke relatie met mijn ex-vrouw Claire en de toestand in de gemeente waar ik jarenlang te gast was, heeft God gebruikt om mij inzicht te verschaffen in de aardedonkere duisternis van het menselijk hart en de hypocrisie, die er in de kerken kan heersen, want het lichaam van Christus moet gezuiverd worden van de naamchristenen. God weet precies, wie dit zijn, van deze materie of kennis dienen wij, mensen, af te blijven. Het oordeel is aan Hem, voor wie wij alle dingen naakt zijn. Er is vrijwel geen christen te vinden in wie de Farizeeër geheel gestorven is. Een ieder van ons is op zijn tijd een naamchristen, iemand die met de lippen belijdt, maar het hart verre van de HEERE houdt. Al is het maar enkele luttele seconden soms, of slechts in een gedachtenflits. Niemand van ons is volmaakt oprecht in Christus. Wel zullen wij gestadig tot een getrouwer beeld van en door onze lieve Jezus gevormd worden. Dat gaat evenwel niet vanzelf. In de tijd, waarin het afval onder Gods volk groot is, komt het aan op volharding door geloof, inzicht, heiliging, trouw en gebed dankzij de immense kracht van Gods Geest, Die in u werkzaam is. Deze bron dien je aan te boren. Een gasbel in de aarde komt ook niet vanzelf in uw gasleiding, zodat u kunt koken en douchen. De Geest van de HEERE laat zich gaarne aanbidden, loven en bezoeken door gebed en in de wijsheid van Zijn levend makend Woord. Om een goede voetballer te worden, moet ik hard trainen. De voetballer is in aanleg aanwezig, maar ontpopt zich door oefening. Een christen praktiseert de dingen die van boven zijn en zoekt dientengevolge in alles het aangezicht van God. Ik moet daarbij niet kijken wat anderen goed of fout doen, ik moet aan mezelf willen sleutelen en me onderwerpen aan de wil van God en me niet laten leiden door het behagen van mensen. Velen, die we in de hemel tegenkomen, hebben misschien nooit een voet in de kerk gezet, want God woont niet in een gebouw, maar in het hart van de mens. In hen, die in het verborgene de HEERE oprecht aanbidden en smeken en niet nalaten het goede te doen: “Maar gij, wanneer gij bidt, gaat in uw binnenkamer, en uw deur gesloten hebbende, bidt uw Vader, Die in het verborgene is; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u in het
openbaar vergelden” – Matt 6 : 6. Toch kom ik graag in Zijn huis, want het is goed om de samenkomsten niet te verzaken. Maar volg vooral en bovendien elke dag de weg van de HEERE door de Bijbel te lezen, te bidden en Hem met liederen te loven, want dat is de weg naar totale vrijheid. Lees in Zijn bevrijdend Woord! Dien Hem, Die geheel vrijwillig verkoos om Zijn rug te geven en de slagen te incasseren, die wij verdienen. Hij, Die de moed, de kracht en de liefde had om Gods wil te doen, Jezus De Gekruisigde, die de dood inging en hieruit verrees om u en mij eeuwig leven met Hem te schenken : “Ik geef Mijn rug aan hen, die Mij slaan, en Mijn wangen aan hen, die Mij het haar uitplukken; Mijn aangezicht verberg Ik niet voor smaadheden en speeksel” – Jesaja 50:6. Er is niets mooiers dan Zijn juk op je te nemen, proef Zijn liefde en ervaar Zijn wonderlijke kracht. De Vergadering der gelovigen heb ik grotendeels verlaten omwille van de dwaalleer van Darby ( opname van Gods gemeente vóór de grote verdrukking en Once saved, always saved ). Sporadisch bezoek ik mijn ‘verblinde’ broeders en zusters nog weleens, want ik hou van hen. Ik mis de samenkomsten van mijn beminde Vergadering gedeeltelijk, hoewel de prediking aan kracht zwaar heeft ingeboet door de genoemde dwaalleer, maar weet tevens dat Gods weg de beste is. Met Hem kan ik alles aan, ook betrekkelijke eenzaamheid. Dominee Ten Hove hoor ik graag in aan zijn kerk en op internet. Mijn lieve broeder en vriend is gezegend met een vurige liefde voor de HEERE Jezus en een Spurgeon-achtige puurheid, die ik gaarne aanschouw en beluister. Gods liefde hunkert net zo naar u, die Hem nog niet kent. Voel u niet te groot of te klein voor de Almachtige, want Hij ontfermt zich over “de gebrokenen van hart, en Hij behoudt de verslagenen van geest” – ( Ps. 34: 19) van deze wereld. Hij buigt zich over hen die vol berouw zijn over hun misdaden en gebukt gaan onder deze emotionele en vleselijke verdrukking van hun zonden. Denk vooral niet dat u een beter mens bent, in de aard, dan mijn ex-vrouw en ik bijvoorbeeld zijn. Neen, alle mensen zijn zondaars! U ook. Niets dan het offer van Christus kan u in de hemel brengen, geen enkele menselijke daad gaat hier boven uit en ook niet talloze weldaden. U hebt allicht één zonde in u leven begaan, en indien u werkelijk denkt dat het er niet veel meer zijn, dan kan ik u verzekeren van nog twee zonden: hoogmoed en gebrek aan zelfkennis. Ik heb alles gedaan wat God verboden heeft en al zou de hel een plek zijn waar je volop kunt zuipen, drugs gebruiken en de mooiste vrouwen kunt neuken ( vergeef mijn platvloerse taalgebruik, maar ik wil het plastisch schetsen in de goorheid van de zonde ) dan zou ik daar niettemin nimmer willen zijn. Voor geen goud. Maar stel nu dat deze plaats van eeuwige verdoemenis ‘slechts’ de beste staat van het aardse leven zou vertegenwoordigen: een mooie natuur, betrekkelijke rust en vrede, een redelijke welvaart en over het algemeen schitterend weer. Mijn kindertjes dicht bij me en getrouwd met een vrouw, die God waarlijk lief heeft. Dan zou ik daar nog niet voor eeuwig willen zijn, want de worsteling tegen de zonde, de verschrikkelijke gedachten en gevoelens, die de menselijke natuur voortbrengt, het dagelijks opstaan met die moordkuil van je hart, waarin niets goed te vinden is, vind ik al een hel op zich. Ik ben blij als ik verlost ben uit de dwangbuis van mijn zondige lijf, ik voel me een vrijgelatene in Christus, maar een
gevangene van mijn lichaam. Wat zal dat een bevrijding zijn als onze aardse tent is opgedoekt. Elke dag heb ik te maken met de Godshater en spotter in mij, want mijn menselijk hart stroomt over van zonde en verderf. Er gaat geen dag voorbij zonder dat mijn zondige natuur me kwelt: “Ik, ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?” Ik dank mijn God en Vader door de HEERE Jezus Christus. Innig verlang ik naar de schoonheid van mijn Schepper, naar Zijn eeuwig Licht zonder een greintje duisternis, naar een godzalig geluk, waar nooit een traan geplengd wordt, geen druppeltje bloed meer zal worden vergoten, van mens, noch dier. Daar waar geen onvertogen woord meer valt. Waar geen enkel wezen meer ziek wordt, sterft of doodongelukkig is, waar geen pijn en verdriet meer bestaan, en geen zorgen je ook maar één minuut uit de slaap houden, daar waar geen enkele vermoeidheid heerst. Of lust en begeerte je kwelt. Waar een oase van rust en vrede mij toelacht, waar Jezus mijn eeuwige sabbat zal zijn en Zijn liefde mij voor altijd omringt. Daar alleen wil ik zijn, in Zijn majestueuze en hartverwarmende nabijheid. Christus heeft mij dan op die heugelijke dag (die komen zal, God zij geprezen) in staat gesteld te zijn zoals Hij is: zonder zonde, puur en rein en volmaakt in liefde. Voor altijd en eeuwig. Een voortschrijdend licht dat nimmer dooft. Wat een bevrijding en wat een genade! Kom, Jezus, Kom! Maranatha, kom spoedig. Israël, sta massaal op en buig voor uw Messias, de Zoon van Abraham, Jakob en David, de Verlosser, Die uit Bethlehem kwam. Hij, Die de wereld, de zonde en de dood overwon. Het Manna dat uit de hemel neerdaalde om u en mij alsnog het Paradijs te schenken. Het Brood van eeuwig leven, de Bron van onuitputtelijke waterstromen: Jezus Christus, de Zoon van God.
Foto 1 ( behorend bij pagina 54 )
Foto 2 ( behorend bij pagina 98 )